REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
VERSLAG (BRUGEL-VERSLAG-20231205-125)
betreffende de raadplegingsprocedure met betrekking tot het voorstel van Xxxxxxx voor het technisch reglement van het gasnet
Vastgesteld op basis van artikel 9 van de "gas" ordonnantie
05/12/2023
Xxxxxxxxx 00 - X-0000 Xxxxxxx / Xxxxxxx
T: 02/563.02.00 - xxxx@xxxxxx.xxxxxxxx - xxx.xxxxxx.xxxxxxxx
Inhoudsopgave
3 Standpunt van BRUGEL ten opzichte van de opmerkingen van Leefmilieu Brussel (BE) 4
3.1 Verbruik niet gefactureerd door een houder van toegang 4
4 Standpunt van BRUGEL ten opzichte van de opmerkingen van de Raad van elektriciteits- en gasverbruikers (CDU) 8
4.3 Voor verbruik dat niet door een toegangshouder in rekening is gebracht 9
5 Standpunt van BRUGEL over de opmerkingen van de IGE 14
5.2 Met betrekking tot de taken en verplichtingen van de DNB 14
5.3 Voor verbruik dat niet door een toegangshouder in rekening is gebracht 16
5.4 Schattingen in het algemeen 20
5.5 Met betrekking tot de uitwisseling van informatie 21
5.6 Met betrekking tot de publicatie van informatie 22
5.7 Met betrekking tot de verplichting van de URD om gegevens te verifiëren 22
1 Wettelijke basis
Artikel 9 van de ordonnantie van 1er april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de gastarieven voor het wegvervoer en tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna de "gasordonnantie") bepaalt het volgende:
"De netbeheerder stelt een voorstel van technisch reglement op voor het beheer van en de toegang tot zijn net en legt dit ter goedkeuring voor aan Brugel.
Xxxxxx legt het voorstel van technisch reglement voor aan de betrokken administraties, de reële of potentiële netgebruikers en de Raad voor advies. Deze adviezen worden binnen dertig dagen ingediend.
Xxxxxx deelt dit voorstel ter informatie mee aan de Regering. Na onderzoek van het voorstel en van de resultaten van het overleg (...) keurt de Regering het technisch reglement goed".
De Raad van Bestuur van BRUGEL heeft dit raadplegingsverslag en de aanpassingen van de methodologieën goedgekeurd op 19 december 2023.
2 Context
Op 31 oktober 2023 publiceerde XXXXXX het voorstel van Xxxxxxx voor het technisch reglement van het gasnet op haar website voor openbare raadpleging. De marktspelers en het publiek werden uitgenodigd om hun opmerkingen per e-mail in te dienen. De raadpleging werd bekendgemaakt via (i) een nieuwsbericht op de website van BRUGEL, (ii) een nieuwsbrief en
(iii) een publicatie op het professionele netwerk LinkedIn.
Deze openbare raadpleging eindigde op 28 november 2023. Er werden 3 bijdragen ontvangen tijdens de geplande periode. Lijst van ontvangen aankondigingen :
1 | Brussel Leefmilieu (BE) |
2 | Gebruikersraad (CDU) |
3 | InforGazElec (IGE) |
Dit verslag heeft tot doel te antwoorden op alle opmerkingen die tijdens deze openbare raadpleging werden ontvangen en geeft ook de aanpassingen aan die de DNB moet invoeren in het herziene voorstel voor het technisch reglement. Over het algemeen antwoordt BRUGEL op alle deelnemers door de structuur te volgen die door hen in elk antwoord wordt voorgesteld.
3 Standpunt van BRUGEL over de opmerkingen van e Leefmilieu Brussel (BE)
BE merkt op dat de voorgestelde wijzigingen in de RB voor gas betrekking hebben op de raming en facturering van niet-gemeten gas dat uit de markt wordt genomen. Aangezien deze bepalingen vergelijkbaar zijn met de voorstellen in de Electricity RT, zijn de opmerkingen van BE in haar advies over de openbare raadpleging over de Electricity RT ook in dit geval van toepassing.
3.1 Verbruik dat niet gefactureerd is door een houder van toegang
BE heeft een aantal opmerkingen over deze regeling: 1° De voorwaarden van het pakket
BE heeft XXXXXX gevraagd of het opportuun zou zijn in het voorstel voor RB een forfaitaire vergoeding op te nemen om de technische en administratieve kosten te dekken in geval van verbruik dat niet door een leverancier wordt gefactureerd als gevolg van schade aan de meter/aansluiting. BE wijst er ook op dat deze tariefmethode niet voorkomt voor verbruik buiten het contract.
BRUGEL wenst er in de eerste plaats op te wijzen dat de precieze voorwaarden van deze forfaitaire bedragen ter raadpleging zullen worden voorgelegd wanneer de tariefstructuur ter raadpleging wordt voorgelegd. XXXXXX is en blijft aandachtig voor de bedragen die worden gefactureerd en wenst dat deze redelijk zijn en in overeenstemming met de operaties die de distributienetbeheerder daadwerkelijk uitvoert.
Op voorwaarde dat ze voldoende worden gecontroleerd, is BRUGEL van mening dat een forfaitaire facturering niet onredelijk is: een raming laten opmaken voor elke inbreuk zou een bijkomende mobilisatie van het personeel van Sibelga betekenen, met herstellingskosten die in sommige gevallen het bedrag van het forfait zouden kunnen overschrijden.
XXXXXX is het echter met BE eens dat het de voorkeur verdient om de harmonisatie tussen de bepalingen van de technische reglementen te verzekeren, en gezien de bepalingen over het niet-contractueel verbruik, die geen forfaitaire tarieven vermelden, vraagt XXXXXX aan de DNB om de verwijzing naar de forfaitaire tarieven in artikel 9, §1er van het ontwerpTR te schrappen.
2° Het tegenstrijdige rapport
BE steunt de mogelijkheid die aan de distributienetbeheerder wordt geboden om een tegenstrijdig rapport te laten opstellen over de integriteit van de aansluiting of de meter. BE beveelt echter aan dat de procedure die van toepassing is wanneer de DNB en het bedrijf dat in opdracht van de DNB werkt tegenstrijdige vaststellingen doen, wordt gespecificeerd, evenals de gevolgen van een dergelijke situatie.
BRUGEL dankt BE voor deze opmerking. Op basis van het systeem dat in het ontwerp van RB wordt uiteengezet, wordt bepaald dat de verklaringen van de DNB authentiek zijn tot het tegendeel wordt bewezen. XXXXXX is van mening dat een tegenstrijdig verslag een dergelijk bewijs van het tegendeel zou vormen. In dit stadium is het moeilijk om één enkele gedragslijn vast te leggen voor de procedure die vervolgens moet worden gevolgd, want afhankelijk van de inhoud van de verschillende verslagen en de feitelijke omstandigheden zouden verschillende dingen kunnen gebeuren: zo zou het bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn om de meter als defect
te beschouwen, met facturatie tegen het commerciële tarief via de leverancier, op voorwaarde dat de termijnen voor rechtzetting dit nog toelaten, of het zou mogelijk kunnen zijn om het verbruik te laten factureren door Xxxxxxx, maar tegen een tarief dat rekening houdt met de goede trouw en zonder toepassing van het forfait voor herstelling.
BRUGEL is waakzaam en hoopt dat de rechten van verdediging ten gunste van de DNB doeltreffend kunnen worden uitgeoefend. Naar aanleiding van de besprekingen met de DNB over het voorgestelde technisch reglement elektriciteit, begrijpt BRUGEL ook dat deze beperking vanuit technisch en organisatorisch oogpunt zeer moeilijk te implementeren is, aangezien er in dit stadium nog niet kan worden verwezen naar een onafhankelijk controleorgaan. XXXXXX zal dit punt verder analyseren bij de volgende wijziging van het RT. Bijgevolg moet dit punt niet worden gewijzigd.
BE wijst er ook op dat het ontwerpTR bepaalt dat de DNB de afrekening van de DNB pas ontvangt wanneer de DNB de DNB factureert voor de kosten verbonden aan het verbruik zonder meting. BE benadrukt dat het noodzakelijk lijkt om de afrekening naar de DNB te sturen zodra deze beschikbaar is, en ten laatste wanneer de factuur wordt opgemaakt.
XXXXXX is ook van mening dat hoe sneller het URD het verslag ontvangt, hoe sneller het de nodige maatregelen kan nemen om de situatie eventueel aan te vechten.
BRUGEL is van mening dat, gezien het feit dat er alternatieve schattingsmethoden bestaan voor de schattingsmethode die bestaat uit het nemen van een referentieperiode van één jaar die begint op het moment van de herstelling/vervanging van de meter, het onevenredig lijkt om de verklaring niet naar de DNB te sturen om de enkele reden dat de DNB, die op de hoogte is van de situatie, zijn gedrag zou aanpassen om minder te verbruiken tijdens het volgende jaar, met als doel zijn factuur te verlagen.
BRUGEL is dan ook van mening dat het redelijk is om aan de DNB te vragen om de afrekening drie maanden voor de facturatie te versturen. Om te vermijden dat deze aanpak contraproductief zou zijn, zou het nodig zijn dat deze afrekening vergezeld gaat van een brief waarin het systeem wordt uitgelegd.
BE vestigt de aandacht op het feit dat de door de DNB opgestelde verklaring kan worden beschouwd als een eenzijdige administratieve handeling met een individuele draagwijdte. Bijgevolg moet de DNB zich schikken naar artikel 8, § 2 van het gemeenschappelijk decreet en de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie van 6 mei 2019 betreffende de openbaarheid van bestuur in de Brusselse instellingen.
3° De familierelatie
BE wijst erop dat het overdreven is ervan uit te gaan dat een familieband tussen twee opeenvolgende DSU's volstaat om aan te nemen dat de tweede DSU ervan op de hoogte was dat de meetapparatuur of de aansluiting door de eerste was gemanipuleerd. BE wijst erop dat dit des te meer het geval is omdat de familieband in het ontwerp TR zeer ruim wordt opgevat.
XXXXXX merkt op dat dit een aandachtspunt is dat ook door IGE werd aangehaald.
BRUGEL wenst de aandacht te vestigen op het feit dat de bepaling over opeenvolgende DSU's moet worden beschouwd als gevallen waarin goede trouw zal worden bewezen. Dit sluit niet uit dat er andere gevallen van goede trouw kunnen bestaan. Dit is essentieel voor de naleving door de RB van de bepalingen van het besluit dat voorziet in de mogelijkheid om rekening te
houden met de feitelijke en juridische omstandigheden waarin het verbruik heeft plaatsgevonden. BRUGEL vindt het dan ook niet onevenredig om in deze cumulatieve voorwaarden te voorzien, zolang ze andere gevallen van goede trouw niet uitsluiten.
Om het door Xxxxxxxxxx Brussel en IGE gemelde aandachtspunt te formaliseren, vraagt XXXXXX echter aan de DNB om de bepaling aan te vullen door aan te geven dat artikel 9bis verwijst naar gevallen waarin de goede trouw zal worden vermoed.
4° Beperkingen op het vermoeden van goede trouw
BE is van mening dat in het ontwerp van RB op uiterst restrictieve en nauwkeurige wijze de twee gevallen worden opgesomd waarin kan worden aangenomen dat de DNB niet had kunnen weten dat zijn meter het verbruik niet correct meette. BE vindt de lijst bijzonder restrictief, om niet te zeggen willekeurig, en is van mening dat er andere situaties zijn waarin een DNB niet op de hoogte kan zijn van het falen van zijn meter zonder nalatig te zijn geweest of te kwader trouw te hebben gehandeld.
XXXXXX is het eens met BE, maar aangezien het alleen zou gaan om gevallen waarin goede trouw wordt vermoed, zonder andere gevallen van goede trouw uit te sluiten, lijkt dit lid niet onevenredig. Voor dit punt wordt verwezen naar de vorige opmerking van BE. Het verzoek aan Xxxxxxx is hetzelfde: BRUGEL vraagt de DNB om de bepaling aan te vullen door aan te geven dat artikel 9bis verwijst naar gevallen waarin de goede trouw wordt vermoed.
BE wijst erop dat de 70-percentielmethode niet in overeenstemming is met de gasverordening. BE wijst erop dat de gasverordening vanaf 2022 uitdrukkelijk bepaalt dat bij gebrek aan concrete, betrouwbare en voldoende bewijzen die specifiek zijn voor de netgebruiker, de schattingsmethoden die door de distributienetbeheerder worden toegepast, gebaseerd moeten zijn op het profiel van de distributienetbeheerder. Bovendien wordt in de voorbereidende werkzaamheden gespecificeerd: "Wanneer geen specifieke bewijzen voor de netgebruiker beschikbaar zijn, mag niet langer worden uitgegaan van berekeningsregels die neigen naar een hoog verbruik (...)". BE is van mening dat dit element van de RB moet worden herzien.
XXXXXX is het eens met Xxxxxxxxxx Brussel en merkt op dat dit punt ook werd aangehaald door IGE.
XXXXXX vraagt de DNB dan ook om het ontwerp van RT te herzien door een percentiel op te nemen dat niet geneigd is om een hoog verbruik te veronderstellen.
5° De regularisatieperiode
BE is van mening dat, in het geval van niet-contractueel verbruik, de periode van 4 weken vanaf de ontvangst van de brief aan het DSU dat zonder contract verbruikte om zijn situatie te regulariseren, erg kort is voor een DSU om binnen deze periode daadwerkelijk over een contract te beschikken, vooral als het een DSU betreft die hulp nodig heeft om dit contract op te stellen. BE stelt daarom voor deze periode tot minimaal 6 weken te verlengen.
XXXXXX is het eens met BE en is van mening dat een verlenging van deze termijn zeker een groter aantal DSU's in staat zou stellen om hun situatie te regulariseren, zonder dat dit nadelig zou zijn voor de DSO.
XXXXXX vraagt de DNB dan ook om het RT-project aan te passen door de regularisatieperiode vast te leggen op 6 weken.
6° Andere factureringsmethoden dan pro rata temporis
BE merkt op dat de DNB krachtens artikel 9quinquies, § 8, het recht heeft om het gemeten maar niet gefactureerde verbruik tussen opeenvolgende DNB's niet pro rata temporis te factureren. Hoewel de bepaling stelt dat uitzonderingen gerechtvaardigd zullen worden door de DNB, worden er geen details gegeven over deze uitzonderingen. BE is van mening dat dit gebrek aan precisie de mogelijkheid van uitzonderingen ondoorzichtig en potentieel arbitrair maakt.
BRUGEL is van mening dat de bepaling duidelijker zou zijn als de DNB de redenen zou toelichten die aan de basis kunnen liggen van een andere verdeling dan pro rata temporis.
BRUGEL beveelt de DNB aan om de bepaling dienovereenkomstig aan te passen.
7° Verplichte verklaring op de factuur
BE wijst erop dat het passend zou zijn dat op facturen voor niet-contractueel verbruik ook de mogelijkheid van betwisting wordt vermeld, zoals het geval is voor verbruik zonder meter.
BRUGEL is het eens met BE en vraagt de DNB om op de facturen of in een bijgevoegde brief de mogelijkheid tot betwisting toe te voegen, zowel bij de specifieke dienst als bij de Geschillendienst van BRUGEL.
4 Standpunt van BRUGEL over de opmerkingen van de Raad van elektriciteits- en gasverbruikers (CDU)
4.1 Algemene overwegingen
De CDU is van mening dat :
1° De verplichtingen van de distributiesysteembeheerder om middelen en resultaten te verstrekken, moeten verder worden gespecificeerd en versterkt.
XXXXXX deelt ook deze visie. Het is in deze geest dat BRUGEL bij de DNB heeft aangedrongen op de noodzaak om de procedures en termijnen die momenteel in de MIG zijn voorzien, te integreren in zijn RT-voorstel. Niettemin merkt BRUGEL op dat er bijkomende inspanningen kunnen worden geleverd door SIBELGA met betrekking tot de duidelijkheid van de procedures en termijnen die aan de DNB worden opgelegd.
XXXXXX vraagt XXXXXXX dan ook om bepaalde bepalingen waarop de CDU zich beroept, te versterken in overeenstemming met de richtlijnen die BRUGEL heeft vastgelegd in haar standpuntnota die ze naar de DNB heeft gestuurd.
2° Het verband tussen de RB-bepalingen betreffende niet door de houder van de toegang gefactureerd verbruik en de tarieven
De CDU benadrukt dat het moeilijk is zich over dit onderwerp uit te spreken wanneer de hoogte van de tarieven niet bekend is. De Raad verzoekt derhalve om een gelijktijdige openbare raadpleging over de bepalingen van de RB en over tariefkwesties.
XXXXXX begrijpt de behoefte van de Raad aan een transversale visie op deze kwestie. De regulator kan echter niet garanderen dat het tijdschema voor de goedkeuring van de RT precies overeenstemt met het tijdschema voor de goedkeuring van de tariefmethodologie (tariefstructuur). XXXXXX meent ook dat een afzonderlijk onderzoek van de verschillende aspecten van deze kwestie even nuttig zou kunnen zijn, aangezien het RT-voorstel tot doel heeft de principes te regelen. De tariefmethodologie zal echter de percentages kunnen specificeren. Het is duidelijk dat de Raad van Bestuur ook zal worden geraadpleegd over de tariefstructuur van de methodologie.
4.2 Speciale overwegingen
De Raad is van mening dat een expliciete definitie van de verschillende termen die in de technische voorschriften worden gebruikt, indien nodig aan de hand van de definities in de gasverordening, het gemakkelijker zou maken om de tekst in zijn geheel te begrijpen en te interpreteren.
De DNB en BRUGEL hebben ervoor gekozen om naar de ordonnantie te verwijzen voor de daarin gedefinieerde termen om niet verplicht te zijn om het technisch reglement te wijzigen in geval van een wijziging van de ordonnantie.
De Raad stelt voor om het begrip "eerste gebruiker van het distributienet" te definiëren. Volgens BRUGEL hoeft dit begrip niet te worden gedefinieerd, aangezien het gaat om de eerste gebruiker van het distributienet die getroffen wordt door een niet-bevoorraad verbruik, in vergelijking met de daaropvolgende gebruikers.
Tot slot vraagt de Raad zich af of de weigering van de gebruiker van bepaalde acties van Sibelga kan worden gebruikt om de ILC-procedure uit te breiden. BRUGEL wijst erop dat een dergelijke weigering in geen geval kan worden gebruikt om het toepassingsgebied van de ILC- procedure uit te breiden.
Op deze punten vraagt BRUGEL geen enkele wijziging van het voorstel van de RB.
4.3 Voor verbruik dat niet in rekening wordt gebracht door een houder van toegang
De CDU heeft een aantal opmerkingen: 1° Tarieven
De CDU wijst erop dat het ontwerp voor RB slechts voorziet in één mogelijk tarief in geval van geknoei met de meter, en dat deze situatie in strijd is met het besluit.
De CDU haalt ook het voorbereidende werk voor de wijzigingsverordening van 17 april 2022 aan, waarin staat dat tarieven "moeten voldoen aan het evenredigheidsbeginsel: ze moeten zijn aangepast aan de situatie van de eindafnemer die de elektriciteit heeft afgenomen. Bovendien kan er niet van worden uitgegaan dat het verbruik in kwestie met medeweten van de netgebruiker heeft plaatsgevonden. Bijgevolg is het tarief dat standaard wordt toegepast evenredig en redelijk en discrimineert het niet tussen de eindafnemer en een andere eindafnemer in een vergelijkbare verbruikssituatie. Door een redelijk tarief toe te passen op situaties waarin de eindafnemer "te goeder trouw" handelt, wordt vermeden dat hij onevenredig wordt gestraft door een hoger tarief toe te passen en vermijdbare schuldsituaties worden gecreëerd".
XXXXXX sluit zich aan bij de CDU. XXX had dit punt ook naar voren gebracht.
XXXXXX vraagt Xxxxxxx dan ook om in artikel 9, lid 1, van de RB te voorzien in de toepassing van een standaardtarief wanneer op grond van de omstandigheden kan worden vastgesteld dat het verbruik te goeder trouw heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot de toegepaste tarieven en pakketten herhaalt de CDU dat deze moeten overeenkomen met de verbruiksperiode en niet met het factureringsjaar.
Dit punt werd ook aangehaald door IGE. XXXXXX is het eens met dit standpunt en vraagt XXXXXXX om deze verduidelijking toe te voegen aan de RT.
2° Objectieve aansprakelijkheid
De CDU is van mening dat het ontwerp TR geen objectieve aansprakelijkheid kan vaststellen. Bovendien is de CDU van mening dat de methoden die de DNB heeft gebruikt om het rapport op te stellen in strijd zijn met het bewijsrecht, waarbij bepaalde rechterlijke uitspraken verwijzen naar een illegale afwijking van de algemene bewijsregels in het Burgerlijk Wetboek.
Vooreerst wenst BRUGEL erop te wijzen dat de gasordonnantie, na haar wijziging door de wijzigingsordonnantie van 17 april 2022, onder de taken van de distributienetbeheerder voorziet in "de recuperatie, onder de voorwaarden bepaald door het technisch reglement, bij de distributienetgebruiker van de kosten van gasverbruik zonder contractuele basis, buiten een wettelijke of reglementaire verplichting, of met een contractuele basis maar zonder het verbruik te meten, evenals de bijbehorende technische en administratieve kosten".
De toelichting bij de wijzigingsverordening stelt: "De lijst van taken van de distributienetbeheerder wordt eveneens gewijzigd door het voorontwerp van ordonnantie om een duidelijke rechtsgrond te creëren voor de recuperatie door de distributienetbeheerder van kosten met betrekking tot niet- gemeten verbruik of verbruik zonder wettelijke of contractuele basis. Dit is bedoeld voor gevallen waarin de netgebruiker elektriciteit heeft afgenomen zonder dit te kunnen rechtvaardigen door een recht waarover hij beschikt (hetzij op contractuele of reglementaire basis) of waarin de contractuele of reglementaire basis geen rekening heeft gehouden met de afgenomen elektriciteit (bijvoorbeeld door manipulatie van een meter). Deze taak viel al onder de verantwoordelijkheid van de DNB krachtens de technische voorschriften, maar de rechtsgrondslag werd niet expliciet opgenomen in de verordening. De DNB moet echter de bedragen met betrekking tot dit verbruik kunnen recupereren aangezien, gezien de manier waarop de markt is georganiseerd, alle verbruik dat niet door een leverancier wordt gefactureerd, aan de DNB wordt aangerekend en dus wordt weerspiegeld in de distributietarieven die aan de gemeenschap worden aangerekend.
De DNB moet daarom over de juridische instrumenten beschikken om de gevolgen van dergelijke situaties te beperken. Dit is nu gebeurd, aangezien de bevoegdheid van de DNB op dit gebied expliciet wordt bevestigd in het voorontwerp van besluit. De terugwinning moet echter worden georganiseerd met inachtneming van de voorwaarden die zijn vastgelegd in de technische reglementen, opgesteld overeenkomstig artikel 9 ter, 16°, en met inachtneming van de tarieven die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 9quinquies, 17°".
XXXXXX leidt hieruit af dat het de bedoeling van de wetgever was om een rechtsgrondslag te voorzien voor de recuperatie van kosten verbonden aan een verbruik dat niet werd gefactureerd door een leverancier, en dat de primaire doelstelling van het systeem moet zijn om te vermijden dat deze kosten worden doorgerekend aan de gemeenschap. De omstandigheden waarin het verbruik plaatsvond, zullen worden beoordeeld om het tarief te bepalen dat van toepassing is op het verbruik.
Het is waar dat in het vorige systeem de automatische toepassing van het 200%-tarief afhankelijk was van de vaststelling van een bijzondere waardevermindering.
Dit zal in de toekomst niet langer het geval zijn:
- Ten eerste beoogt de ontwerpwijziging van het TR de DNB in staat te stellen een tegensprekelijk verslag te laten opstellen. Op basis van het systeem dat in het ontwerp van TR wordt uiteengezet, wordt bepaald dat de verklaringen van de DNB authentiek zijn tot het tegendeel wordt bewezen. XXXXXX is van mening dat een tegensprekelijk verslag een dergelijk bewijs van het tegendeel zou vormen. In dit stadium is het moeilijk om één enkele gedragslijn vast te leggen voor de procedure die vervolgens moet worden gevolgd, want afhankelijk van de inhoud van de verschillende verslagen en de feitelijke omstandigheden, zouden verschillende dingen kunnen gebeuren: het zou bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn om de meter als defect te beschouwen, met facturatie tegen het commerciële tarief via de leverancier, op voorwaarde dat de termijnen voor rechtzetting dit nog toelaten, of het zou mogelijk kunnen zijn dat het verbruik door Sibelga wordt gefactureerd, maar tegen een tarief dat rekening houdt met de goede trouw en zonder toepassing van de forfaitaire herstellingsvergoeding.
XXXXXX zal deze situaties op de voet volgen en met name nagaan of de invoering van een meer geformaliseerde procedure aangewezen is. Het lijkt in dit stadium nog te vroeg om hierover uitspraken te doen.
- Ten tweede zal Xxxxxxx een gedifferentieerd tarief voor niet-gemeten verbruik moeten invoeren om te voldoen aan de Ordonnantie. Op dit punt zullen de goedgekeurde tarieven ter openbare raadpleging worden voorgelegd via de openbare raadpleging
van de tariefmethodologie - tariefstructuur. Dit gedifferentieerd tarief zal het mogelijk maken rekening te houden met omstandigheden die aantonen dat het niet gemeten verbruik te goeder trouw heeft plaatsgevonden.
Om deze redenen zullen de verklaringen van de DNB niet langer zulke verstrekkende gevolgen hebben als in het verleden: waar ze vroeger automatisch leidden tot de toepassing van een sanctieregeling, zullen ze nu enkel dienen om de staat van de meter vast te stellen, om de DNB in staat te stellen a priori het correcte verbruik te recupereren dat eventueel niet correct werd gemeten ten gevolge van een inbreuk (want het moet ook benadrukt worden dat, wat de gebruikte schattingsmethoden betreft, het niet langer mogelijk zal zijn om methoden te gebruiken die neigen naar het veronderstellen van een hoog verbruik), tegen een tempo dat toelaat rekening te houden met de omstandigheden waarin het verbruik heeft plaatsgevonden.
3° Recht van URD om geïnformeerd te worden
De CDU stelt voor dat gebruikers van het distributienet duidelijk en snel worden geïnformeerd wanneer hun meter wordt vervangen, aangezien ze er vaak pas maanden later achter komen wanneer ze hun rekening ontvangen.
XXXXXX merkt op dat dit punt ook door BE aan de orde is gesteld.
XXXXXX is van mening dat het redelijk is aan de DNB te vragen om aan de RT toe te voegen dat de afrekening drie maanden voor de facturatie naar de DNB wordt gestuurd. Om te vermijden dat deze aanpak contraproductief zou zijn, zou het nodig zijn dat deze afrekening vergezeld gaat van een brief waarin het systeem wordt uitgelegd.
4° Het criterium van goede trouw
De CDU neemt ook nota van de beoordeling van het criterium dat de gebruiker van het distributienet niet kon hebben beseft dat de meetapparatuur de situatie niet correct mat (art. 9bis, §2). De CDU is van mening dat het gebruikte beoordelingscriterium problematisch en onevenredig kan blijken.
BRUGEL wenst de aandacht te vestigen op het feit dat de bepaling over opeenvolgende DSU's (art. 9bis) moet worden beschouwd als gevallen waarin goede trouw zal worden bewezen. Dit sluit niet uit dat er andere gevallen van goede trouw kunnen zijn. Dit is van essentieel belang voor de naleving door de RB van de bepalingen van het besluit waarin wordt bepaald dat rekening kan worden gehouden met de feitelijke en juridische omstandigheden waarin het verbruik heeft plaatsgevonden. BRUGEL vindt het dan ook niet onevenredig om te voorzien in deze cumulatieve voorwaarden, en met name het door de CDU aangehaalde beoordelingscriterium, voor zover zij andere gevallen van goede trouw niet uitsluiten.
Om echter het aandachtspunt te formaliseren dat zowel door Leefmilieu Brussel als door IGE en nu door de CDU werd gemeld, vraagt XXXXXX aan de DNB om de bepaling aan te vullen door aan te geven dat artikel 9bis verwijst naar gevallen waarin de goede trouw zal worden vermoed.
5° De verjaringstermijn
De CDU merkt op dat voor zowel niet-gemeten als niet-gecontracteerd verbruik wordt verwezen naar de toepassing van een verjaringstermijn van 10 jaar. De CDU herinnert eraan dat er in de rechtspraak van verschillende hoven en rechtbanken onenigheid bestaat over de verjaringstermijn (5 jaar of 10 jaar). De Raad merkt op dat de vaststelling van deze termijn op 10 jaar de interpretatie is die het gunstigst is voor Xxxxxxx en trekt de geldigheid en de relevantie van deze beslissing in twijfel.
XXXXXX is het eens met het standpunt van de CDU. Bovendien benadrukt BRUGEL dat de verjaringsregels van openbare orde zijn en dat de DNB de RB niet kan gebruiken als instrument om op eigen initiatief de termijn vast te leggen die hij wenst te begunstigen. Dit is een zaak voor de rechtbanken.
XXXXXX vraagt de DNB dan ook om de formulering van de bepalingen in kwestie te herzien door in plaats daarvan de volgende formulering te gebruiken: "binnen de wettelijke verjaringstermijnen".
6° De verbruiksperiode definiëren
De CDU wijst er ook op dat de periode van niet-contractueel of niet-gemeten verbruik die Sibelga kan factureren in het voorstel van de RT wordt vastgesteld op één periode van 5 jaar en dat de mogelijkheid om deze periode te beperken tot 2 jaar wordt geschrapt. De CDU plaatst vraagtekens bij de rechtvaardiging en de relevantie van deze beslissing.
XXXXXX vestigt de aandacht van de CDU op het feit dat het inderdaad gaat om één enkele periode voor niet-contractueel en niet-gemeten verbruik, maar dat het gaat om een maximumperiode van 60 maanden, wat heel wat verschilt van een periode van 60 maanden überhaupt. In werkelijkheid varieert de periode die de DNB zal kunnen factureren van 1 maand verbruik tot 60 maanden. De omstandigheden van de situatie, die met name blijken uit de afrekening en het verbruiksverleden, moeten de distributienetbeheerder in staat stellen om de verbruiksperiode te bepalen die hij zal factureren, zodat deze "zo goed mogelijk" overeenstemt met het verbruik dat hij krachtens de voorwaarden van de Bestelling mag terugvorderen.
XXXXXX zal echter bijzondere aandacht besteden aan situaties van niet-contractueel verbruik, om te voorkomen dat de DNB vermijdbare situaties van niet-contractueel verbruik laat voortbestaan.
7° Overname met terugwerkende kracht door een leverancier
Met betrekking tot niet-contractueel verbruik vraagt de CDU zich af of het in overeenstemming met het rechtskader zou zijn als een gebruiker zijn situatie zou regulariseren door een contract met terugwerkende kracht af te sluiten, en of dit de URD zou kunnen schaden.
XXXXXX herinnert eraan dat de MIG nu toelaat om contracten met terugwerkende kracht af te sluiten, dus de mogelijkheid bestaat. Het is echter duidelijk dat bepaalde elementen, zoals de mededeling van contractuele informatie vóór de datum van het contract, noodzakelijkerwijs flexibel moeten worden beoordeeld. Niets belet de DNB echter om deze informatie op te vragen voordat hij de leverancier kiest met wie hij zijn situatie wenst te regulariseren. Er moet ook aan worden herinnerd dat het doel van deze procedure is om DNB's die verplicht waren een leveringscontract te ondertekenen en deze verplichting niet nakomen, in staat te stellen hun situatie te regulariseren zonder bijkomende kosten. In dit stadium heeft BRUGEL geen enkel element geïdentificeerd dat nadelig zou kunnen zijn voor de DSU.
8° De stroomonderbreker
De CDU plaatst vraagtekens bij de invoering van de procedure waarbij de technicus in bepaalde omstandigheden de kraan dichtdraait wanneer hij langskomt, zonder deze te lezen (art. 9quinquies, §5), in die zin dat de gebruiker hierdoor beter geïnformeerd wordt. De CDU wijst erop dat deze procedure ongemak zal veroorzaken voor de gebruiker en wil Sibelga aanmoedigen om alternatieve informatieoplossingen te vinden.
BRUGEL benadrukt in de eerste plaats dat het doel van deze procedure precies is om ongemak te creëren voor de DSU, om zo nodig een discussie met Sibelga uit te lokken.
BRUGEL beveelt SIBELGA echter aan om de bepaling te verduidelijken door te preciseren dat de technicus verplicht is om de kraan opnieuw te openen alvorens de lokalen te verlaten.
9° Van percentiel
De CDU betwist het gebruik van de 70-percentielmethode en eist op zijn minst de toepassing van het 60-percentiel. Deze opmerking werd ook gemaakt door IGE en BE.
XXXXXX vraagt de DNB dan ook om het ontwerp van RT te herzien door een percentiel op te nemen dat niet geneigd is om een hoog verbruik te veronderstellen.
De CDU benadrukt dat Xxxxxxx bijzonder zorgvuldig moet zijn bij het kiezen van de gedefinieerde periode en het verantwoorden van de relevant geachte periode. De CDU wenst er ook op te wijzen dat ramingen eerder uitzondering dan regel moeten blijven.
XXXXXX is het op deze punten eens met de CDU. Sibelga zal zich met name moeten baseren op de gedane vaststellingen en op de variaties in de verbruikshistoriek. Wat het niet- contractueel verbruik betreft, zal BRUGEL er in het bijzonder op toezien dat de distributienetbeheerder geen vermijdbare situaties van niet-contractueel verbruik laat voortbestaan.
10° Commentaar op het verschil tussen de voorstellen voor elektriciteits- en gas-RT
De Raad merkt op dat, in tegenstelling tot het recente voorstel van Xxxxxxx voor technische reglementen voor elektriciteitsnetten (zie advies nr. 2023-11-09/47 van de Raad), dit voorstel tot wijziging van de technische reglementen voor gas niet de verplichting voor de toegangshouder bevat waarbij "de toegangshouder beschikt over een termijn van 30 dagen om met alle middelen waarover hij beschikt te trachten elke nieuwe gebruiker van het distributienet te identificeren", noch de verplichting voor de toegangshouder om de distributienetbeheerder in kennis te stellen van de automatische toekenning van de status van beschermde klant, met alle middelen waarover hij beschikt, een potentiële nieuwe gebruiker van het distributienet", alsook de verplichting voor de toegangshouder om de distributienetbeheerder in kennis te stellen van de automatische toekenning van de status van beschermde afnemer door een van zijn afnemers. De Raad acht het nuttig deze twee verplichtingen in dit voorstel op te nemen, zodat zij ook van toepassing zijn op de levering van gas.
XXXXXX vraagt XXXXXXX om de coherentie tussen de twee RT's te verzekeren.
11° Opmerkingen over het formulier
Wat ten slotte de vorm betreft, neemt de Raad nota van de volgende bewering op p. 9 van het voor advies voorgelegde voorstel: "de meetapparatuur kan niet op afstand worden uitgelezen en de distributienetgebruiker reageert niet op het verzoek van de distributienetbeheerder". De Raad gaat ervan uit dat dit een redactiefout is, aangezien slimme meters momenteel niet gebruikt worden voor gas.
BRUGEL is ook van mening dat dit een vormfout is. XXXXXX vraagt de DNB om deze vormfout te corrigeren.
5 Standpunt van BRUGEL over de opmerkingen van de IGE
5.1 Met betrekking tot algemene overwegingen
IGE heeft een aantal algemene overwegingen met betrekking tot het RT-voorstel:
1° IGE benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat de RB de verordening en andere wetgeving naleeft.
BRUGEL deelt deze visie volledig. De RT is een belangrijk reguleringsinstrument voor de DNB en moet in overeenstemming zijn met de geldende wetgeving. De hervorming van de RT die door de regulator werd opgestart en door de DNB wordt gesteund, is echter van onbeduidende omvang. Het onderzoek van de wettelijkheid van het voorstel werd uitgevoerd in zijn geheel en niet op elke bepaling afzonderlijk. Niettemin kan BRUGEL, als garantie voor de conformiteit van de RT met het wettelijke kader, een meer specifiek onderzoek van de afzonderlijke bepalingen overwegen, mocht dit nodig blijken. Dat is de oefening die BRUGEL in het kader van dit raadplegingsverslag uitvoert met betrekking tot de opmerkingen van de deelnemers aan de openbare raadpleging.
2° Bovendien betreurt IGE dat er geen bepalingen zijn om in geval van een contractaanvraag te eisen dat de leverancier het leveringspunt overneemt vóór de afsluitingsdatum [in geval van het einde van een contract, een beslissing van de vrederechter of het einde van de winterperiode].
Brugel is ook van mening dat deze kwestie in het belang van de consument in de technische verordening moet worden behandeld. Dit punt was reeds gevraagd door Xxxxxx tijdens de besprekingen voorafgaand aan de indiening van de ontwerptekst. De rechtspraak van de Geschillendienst [beslissing 20170113-165 van 13 juli 2021 ] leert dat de werkelijke datum van indienststelling, zoals gevraagd door de DSU, zoveel mogelijk moet worden gerespecteerd in het geval van een DSU die een contract vraagt:
- zonder energie zit op de dag van de contractaanvraag
- beëindigd na een beslissing van de vrederechter
- aan het einde van de winterperiode
Xxxxxx vraagt Xxxxxxx dan ook om in het technisch reglement een bepaling op te nemen die bepaalt dat in dergelijke gevallen de energielevering begint op de door de distributienetgebruiker gevraagde datum.
3° Volgens IGE zou het raadzaam zijn om de delen van het RT die de gebruikers aangaan, populair te maken.
XXXXXX steunt dit verzoek, vooral omdat het een verplichting is die wordt opgelegd door artikel 9, laatste lid van de gasordonnantie. XXXXXX vraagt XXXXXXX om begin volgend jaar in deze richting aan de slag te gaan.
5.2 Met betrekking tot de taken en verplichtingen van de DNB
De ESV vraagt dat de verplichtingen van de DNB worden versterkt, met name in de volgende gevallen:
1° Verplichting om over voldoende en bekwaam personeel te beschikken om de meetgegevens (DC) te lezen, te verwerken en te controleren (weten hoe een abnormale daling van het verbruik te analyseren en een controle te sturen, om te voorkomen dat situaties van niet-gemeten verbruik in de loop van de tijd blijven bestaan of verbruik zonder contract).
XXXXXX is ook van mening dat de distributienetbeheerder over voldoende personeel moet beschikken om zijn taken op een nuttige manier uit te voeren. Bovendien is deze verplichting vastgelegd in artikel 7, §1er , 4° van de gasordonnantie. Niettemin moet de distributienetbeheerder ook redelijke kosten maken voor de uitvoering van zijn taken, in het algemeen belang van de gemeenschap als geheel.
Wat de door IGE aangehaalde specifieke situaties betreft, is BRUGEL van mening dat het voorstel van de RT verschillende verbeteringen inhoudt. Wat de abnormale daling van het verbruik betreft, lijkt de DNB te willen zeggen dat de complexiteit van de verschillende situaties in het Brussels Gewest deze oefening bemoeilijkt.
Er zijn geen wijzigingen nodig in dit item. 2° Verplichting tot jaarlijkse fysieke metingen
De RB vereist dat de DNB elk jaar de meterstanden fysiek opneemt. Er zijn echter situaties waarin de DNB geen toegang heeft tot de meter. Daarom is het belangrijk dat de regulator een mechanisme invoert dat enerzijds de DNB ertoe aanzet om de DNB voldoende te informeren en informatie te vragen over het verbruik en anderzijds dat de DNB ook zijn verantwoordelijkheid neemt, hetzij door XXXXXXX toegang te geven tot zijn meter, hetzij door zelf de index mee te delen. Indien deze verplichtingen niet worden nagekomen, riskeren zowel de DNB als de DNB een boete, met name wat betreft de uitvoering van de rectificatieregels.
Er hoeven op dit punt geen wijzigingen te worden aangebracht in het voorstel voor RB.
3° Het gebruik van geschatte meterstanden opnemen als uitzondering voor gevallen waarin het onmogelijk is om een fysieke meterstand op te nemen, wat de DNB moet bewijzen.
Het voorgestelde technische reglement (artikel 208) bepaalt dat SIBELGA in verschillende omstandigheden een schatting moet maken, met name wanneer het onmogelijk is om een fysieke meterstand op te nemen. De schatting van de meterstanden beperken tot dit geval zou betekenen dat de werkelijke meterstanden gevalideerd worden, omdat Xxxxxxx toegang heeft gehad tot de meter, maar dat de meterstanden onbetrouwbaar zijn, omdat de fysieke integriteit van de meter aangetast is of omdat de meter defect is. Bovendien, als Sibelga een schatting zou moeten maken telkens er geen fysieke meterstand is, zou dit betekenen dat de DNB zijn werkelijke meterstanden niet zou kunnen doorsturen en, de facto, een sterke stijging van de facturen op basis van geschatte meterstanden, wat Xxxxxx niet wil.
Xxxxxx vraagt geen wijzigingen op dit punt.
4° Versterking van de primaire verantwoordelijkheid van de DNB voor het lezen, verwerken en beheren van meetgegevens en niet van de URD.
XXXXXX steunt duidelijk het principe dat de distributienetbeheerder de volledige verantwoordelijkheid draagt voor het lezen, verwerken en beheren van de
meetgegevens. De DNB kan de meterstanden echter alleen verkrijgen als de DNB's meewerken en hem toegang verlenen tot de meter.
Er hoeven op dit punt geen wijzigingen te worden aangebracht in het voorstel voor RB.
5° Verplichting om de Urd correct te informeren over :
- de rechten en plichten voor het gebruik van het netwerk.
- hun recht op compensatie en de omstandigheden waarin dit recht ontstaat.
BRUGEL is ook van mening dat de DNB de distributienetbeheerders naar behoren moet informeren. In het kader van het voorontwerp van het voorstel van RT werd bijzondere aandacht besteed aan dit aspect voor elk proces (bijvoorbeeld voor aansluiting of meterafsluiting). De regulator wijst er ook op dat deze algemene informatieplicht aan de distributienetbeheerder wordt opgelegd door de toepassing van artikel 5, §1er , 10° van de gasverordening. Bijgevolg is het in de ogen van de regulator niet aangewezen om deze algemene informatieplicht, die al in een hogere norm is vastgelegd, te herhalen. Anderzijds nodigt BRUGEL SIBELGA uit om ervoor te zorgen dat dit principe wordt nageleefd bij toekomstige herzieningen van de RT.
5.3 Voor verbruik dat niet in rekening wordt gebracht door een houder van toegang
IGE heeft verschillende opmerkingen: 1° Objectieve aansprakelijkheid
XXX is van mening dat de regeling waarbij de objectieve aansprakelijkheid ten laste van de URD of de eigenaar komt, onwettig is omdat de wet noch het besluit daarin voorziet. Volgens IGE kan de RB derhalve niet in een dergelijke objectieve aansprakelijkheid voorzien.
BRUGEL kan het niet eens zijn met het standpunt van IGE op dit punt. Inderdaad, de gasordonnantie, na haar wijziging door de wijzigingsordonnantie van 17 april 2022, voorziet, onder de taken van de DNB, "de recuperatie, onder de voorwaarden bepaald door het technisch reglement, bij de gebruiker van het distributienet van de kosten van elektriciteit verbruikt zonder contractuele basis, buiten een wettelijke of reglementaire verplichting, of met een contractuele basis maar zonder meting van het verbruik, evenals de bijbehorende technische en administratieve kosten".
De toelichting bij de wijzigingsverordening stelt: "De lijst van taken van de distributienetbeheerder wordt eveneens gewijzigd door het voorontwerp van ordonnantie om een duidelijke rechtsgrond te creëren voor de recuperatie door de distributienetbeheerder van kosten met betrekking tot niet- gemeten verbruik of verbruik zonder wettelijke of contractuele basis. Dit is bedoeld voor gevallen waarin de netgebruiker elektriciteit heeft afgenomen zonder dit te kunnen rechtvaardigen door een recht waarover hij beschikt (hetzij op contractuele of reglementaire basis) of waarin de contractuele of reglementaire basis geen rekening heeft gehouden met de afgenomen elektriciteit (bijvoorbeeld door geknoei met een meter). Deze taak viel al onder de verantwoordelijkheid van de DNB krachtens de technische voorschriften, maar de rechtsgrondslag werd niet expliciet opgenomen in de verordening. De DNB moet echter de bedragen met betrekking tot dit verbruik kunnen recupereren aangezien, gezien de manier waarop de markt is georganiseerd, alle verbruik dat niet door een leverancier wordt gefactureerd, aan de DNB wordt aangerekend en dus wordt weerspiegeld in de distributietarieven die aan de gemeenschap worden aangerekend.
De DNB moet daarom over de juridische instrumenten beschikken om de gevolgen van dergelijke situaties te beperken. Dit is nu gebeurd, aangezien de bevoegdheid van de DNB op dit gebied expliciet wordt bevestigd in het voorontwerp van besluit. De terugwinning moet echter worden georganiseerd met inachtneming van de voorwaarden die zijn vastgelegd in de technische reglementen, opgesteld overeenkomstig artikel 9 ter, 16°, en met inachtneming van de tarieven die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 9quinquies, 17°".
BRUGEL leidt hieruit af dat het de bedoeling van de wetgever was om een rechtsgrondslag te voorzien voor de recuperatie van kosten verbonden aan verbruik dat niet werd gefactureerd door een leverancier, en dat de primaire doelstelling van het systeem moet zijn om te vermijden dat deze kosten worden doorgerekend aan de gemeenschap. De omstandigheden waarin het verbruik plaatsvond, zullen worden beoordeeld om het tarief te bepalen dat van toepassing is op het verbruik.
2° Het bedrag van de schadevergoeding van XXXXXXX
IGE is van mening dat de geëiste compensatie niet hoger mag zijn dan de werkelijke schade en dat de DNB het algemene principe van het vermoeden van onschuld moet respecteren.
IGE is van mening dat om verbruik te kunnen factureren dat niet door een leverancier werd gefactureerd, moet worden aangetoond dat er fraude is gepleegd en dat dit bewezen is, zoals bepaald in artikel 10ter, 17° van de gasordonnantie en de memorie van toelichting.
XXXXXX verwijst naar haar vorige opmerking en herinnert eraan dat sinds de wijzigingsbeschikking van 17 april 2022 de Gasordonnantie een rechtsgrondslag biedt voor de recuperatie door de distributienetbeheerder van het verbruik dat niet door een leverancier werd gefactureerd.
Het primaire doel van de regeling is om te voorkomen dat de kosten van dergelijk verbruik worden doorberekend aan de gemeenschap.
Artikel 10ter, 17°, van de ordonnantie heeft tot doel ervoor te zorgen dat de tarieven die voor dit verbruik worden toegepast, rekening houden met de omstandigheden waarin het verbruik heeft plaatsgevonden. BRUGEL is bijzonder waakzaam in dit opzicht en deze tarieven zullen voor openbare raadpleging worden voorgelegd via de openbare raadpleging van de tariefmethodologie.
XXXXXX zal het probleem onderzoeken van de door Sibelga gefactureerde bedragen waarvoor het deel dat overeenstemt met de tarieftoeslag voor niet-gefactureerd verbruik door een leverancier gelijk is aan bedragen die overeenstemmen met een strafrechtelijke boete. Het is mogelijk dat voor deze gevallen een strafrechtelijke procedure voor energiediefstal meer aangewezen zou zijn. BRUGEL moet deze kwestie nader bestuderen, in samenwerking met het parket.
3° Tarieven
IGE wijst erop dat het ontwerp van RT enkel een hoger tarief oplegt voor verbruik dat niet gefactureerd wordt door een leverancier na beschadiging van de meter. Volgens IGE legt de ordonnantie echter een tariefrichtlijn op voor verbruik zonder contract (CSC) en verbruik zonder meter (CNM), die Sibelga moet volgen in haar nieuwe RT.
De gasverordening bepaalt dat :
"De tarieven hebben tot doel een billijk evenwicht te vinden tussen de kwaliteit van de geleverde diensten en de prijzen die de eindafnemers moeten betalen. Wanneer deze diensten worden geleverd
zonder contractuele basis, buiten een wettelijke of regelgevende verplichting om, of met een contractuele basis maar zonder het verbruik te meten, worden de tarieven voor de eindafnemers aangepast aan het geval in kwestie. De geschiktheid van het tarief wordt geval per geval beoordeeld, rekening houdend met de feitelijke en juridische factoren die aanleiding gaven tot de levering van deze diensten. Standaard is het toegepaste tarief evenredig, redelijk en niet-discriminerend ten opzichte van gebruikers met hetzelfde profiel. Wanneer echter uit de feitelijke en juridische omstandigheden die tot de levering van deze diensten hebben geleid, duidelijk blijkt dat de eindgebruiker er opzettelijk of op oneerlijke wijze van heeft geprofiteerd, kan voor deze diensten een hoger tarief worden toegepast";
In de toelichting staat dat :
"Deze tarieven moeten het evenredigheidsbeginsel respecteren: ze moeten aangepast zijn aan de situatie van de eindafnemer die de elektriciteit heeft afgenomen. Bovendien mag niet worden verondersteld dat het verbruik in kwestie met medeweten van de netgebruiker heeft plaatsgevonden. Bijgevolg is het tarief dat standaard wordt toegepast evenredig en redelijk en discrimineert het niet tussen de eindafnemer en een andere eindafnemer in een vergelijkbare verbruikssituatie. Door een redelijk tarief toe te passen op situaties waarin de eindafnemer "te goeder trouw" handelt, wordt vermeden dat hij onevenredig wordt gestraft door een hoger tarief toe te passen en vermijdbare schuldsituaties worden gecreëerd.
Anderzijds, in het geval van bewezen opzettelijk of oneerlijk verbruik, betekent de naleving van het evenredigheidsbeginsel dat een hogere prijs moet worden toegepast op de afgenomen elektriciteit, als gevolg van de extra kosten die worden opgelegd aan de DNB (expertise van meters en verzegelingen, zoeken naar bewijs, enz.)
XXXXXX is het eens met het IGE en de CDU, die ook dit punt hebben aangekaart, en eist daarom dat Xxxxxxx in artikel 9, lid 1, van de RT voorziet in de toepassing van een standaardtarief wanneer op grond van de omstandigheden kan worden vastgesteld dat het verbruik te goeder trouw heeft plaatsgevonden.
IGE wijst er ook op dat de toegepaste tarieven en pakketten moeten overeenstemmen met de verbruiksperiode en niet met het factureringsjaar.
XXXXXX is het eens met XXX en vraagt XXXXXXX om deze verduidelijking toe te voegen aan de RT.
4° Het verschil in verbruik tussen twee meters
XXX vraagt zich af hoe het verbruik wordt gefactureerd als er geen verschil in verbruik is tussen de meter waarmee is geknoeid en het verbruik dat het jaar daarop door de vervangende meter wordt geregistreerd.
BRUGEL wenst te verduidelijken dat er in een dergelijk geval geen facturatie van het verbruik zal zijn, aangezien al het verbruik al door een leverancier werd gefactureerd. Artikel 9quater van de RT heeft tot doel de facturatie van technische en administratieve kosten in dergelijke gevallen uit te sluiten.
5° Opeenvolgende URD's
De ESV merkt op dat de cumulatieve voorwaarden erg streng zijn en in de praktijk moeilijk uitvoerbaar, vooral wat betreft de vereiste familierelatie.
BRUGEL wenst de aandacht van IGE en de DNB te vestigen op het feit dat de bepaling over opeenvolgende DSU's moet worden beschouwd als gevallen waarin de goede trouw zal worden bewezen. Dit sluit niet uit dat er andere gevallen van goede trouw kunnen bestaan.
Dit is essentieel voor de naleving door de RB van de bepalingen van het besluit dat voorziet in de mogelijkheid om rekening te houden met de feitelijke en juridische omstandigheden waarin het verbruik heeft plaatsgevonden. BRUGEL vindt het dan ook niet onevenredig om in deze cumulatieve voorwaarden te voorzien, zolang ze andere gevallen van goede trouw niet uitsluiten.
Aangezien deze bezorgdheid ook werd gemeld door Leefmilieu Brussel, wordt voorgesteld om dit punt expliciet te formaliseren. XXXXXX vraagt de DNB dan ook om de bepaling aan te vullen door aan te geven dat artikel 9bis verwijst naar gevallen waarin de goede trouw zal worden vermoed.
6° Van percentiel
IGE wijst erop dat het gebruik van de 70-percentielmethode onbevredigend is en niet in overeenstemming met de belangen van de consument. XXX vraagt zich af waarom in plaats daarvan niet het 50- of 60-percentiel wordt gebruikt.
BRUGEL wenst duidelijk te maken dat een percentiel alleen zal worden gebruikt als het verbruik over een referentieperiode van één jaar na de vervanging of herstelling van de meter niet representatief blijkt te zijn.
In antwoord op IGE herinnert BRUGEL eraan dat in de toelichting bij de wijzigingsordonnantie van 17 april 2022 staat dat "het niet langer mogelijk is om gebruik te maken van een vermoeden dat gebruik zou maken van berekeningsregels die neigen naar het veronderstellen van een hoog verbruik".
XXXXXX vraagt de DNB dan ook om het ontwerp van RT te herzien door een percentiel op te nemen dat niet geneigd is om een hoog verbruik te veronderstellen.
7° Overname met terugwerkende kracht door de leverancier
XXX is van mening dat terugvordering met terugwerkende kracht van de DSU in het geval van niet-contractueel verbruik een verplichting voor leveranciers moet zijn en geen optie.
BRUGEL is van mening dat bij de uitvoering van de reglementaire bepalingen een globaal evenwicht moet worden bewaard en tegelijkertijd de belangen van de DSU moeten worden behartigd. De terugkeer naar de markt voor de volledige retroactieve periode is een ideale oplossing voor de DSU. Naargelang het type klant (groot/klein verbruik) kan de impact van de retroactieve terugkeer op de leverancier echter aanzienlijk zijn (met name wat de toewijzingen betreft). XXXXXX is dan ook van mening dat het beter zou zijn dat de leverancier de mogelijkheid heeft om de elektriciteit terug te nemen. Dit punt hoeft niet te worden gewijzigd. Wat het verschil in behandeling betreft tussen de URD's die met terugwerkende kracht zijn teruggenomen en deze die dat niet hebben gedaan, XXXXXX zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de tariefmethodologie.
8° Het premietarief voor verbruik buiten het contract
IGE benadrukt dat de toepassing van een hoger tarief moet worden voorafgegaan door bewijs van de intentie om buiten het contract om te consumeren, en dat dit niet gekoppeld is aan het begrip recidive.
Hoewel BRUGEL het met IGE eens is dat recidive een strafrechtelijk begrip is, is zij van mening dat dit begrip op het gebied van de RB in zijn gebruikelijke betekenis moet worden opgevat,
d.w.z. iemand die deze daad al in het verleden heeft gepleegd. Dit element wordt hier beschouwd als een aanwijzing dat de consumptie buiten het contract om opzettelijk kan zijn geweest.
5.4 Met betrekking tot schattingen in het algemeen
IGE brengt 3 punten naar voren:
1. In de voorschriften moet worden vermeld dat de schatting een uitzondering is en dat deze alleen kan worden gemaakt voor maximaal 2 jaarperioden.
Volgens Xxxxxx zijn de bepalingen van het technisch reglement duidelijk over het feit dat de schatting een uitzondering is, aangezien ze niet kan plaatsvinden in bepaalde specifieke omstandigheden. Bovendien is de schatting de enige mogelijkheid voor de distributienetbeheerder om te factureren bij gebrek aan een fysieke meting of een betrouwbare index: de beperking van de schatting tot 2 jaarlijkse periodes impliceert dat na deze 2 jaar, als de distributienetbeheerder geen fysieke meting heeft kunnen uitvoeren, geen enkele facturatie kan worden vastgesteld. Anderzijds bepaalt het technisch reglement nu dat de DNB bijkomende stappen moet ondernemen om toegang te krijgen tot de meters na 2 geschatte jaarlijkse periodes en vervolgens na 3 geschatte jaarlijkse periodes.
Xxxxxx vraagt geen wijzigingen op dit punt.
2. Een schatting na 2 jaarlijkse periodes mag alleen worden toegestaan als de DNB het bewijs levert dat de meter niet toegankelijk is, na het versturen van een aangetekende brief naar de DNB.
Het technisch reglement bepaalt dat de distributienetbeheerder na twee opeenvolgende schattingen de distributienetbeheerder op de hoogte moet brengen van de gevolgen van een derde opeenvolgende schatting door middel van een bericht, een brief, een oproep of een telefoonbericht, en dat de distributienetbeheerder na drie opeenvolgende schattingen specifieke maatregelen moet nemen. Het technisch reglement bepaalt dat de DNB het bewijs van deze stappen moet bewaren, met de bedoeling dit bewijs te kunnen leveren in geval van betwisting.
Aangezien het technisch reglement bepaalt dat de DNB na 2 opeenvolgende jaren moet waarschuwen voor de gevolgen van het niet hebben van toegang tot de meters wanneer de meterstanden van het jaar 3ème worden opgenomen, moet de DNB in feite aantonen dat hij geen toegang had tot de meters.
Volgens XXXXXX is het versturen van een aangetekende brief een effectievere manier om de DSU te bereiken dan een telefoontje of een bericht, op voorwaarde natuurlijk dat de contactgegevens van Sibelga correct zijn.
Xxxxxx vraagt geen wijzigingen op dit punt.
3. De schatting moet zo dicht mogelijk bij het typische verbruiksprofiel liggen, of hoger, om onderschatting te vermijden, wat het verlies zou verergeren in geval van een correctie.
Het technisch reglement voorziet in schattingsregels volgens een rangorde, waarbij het verbruiksprofiel van een verbruiker van hetzelfde type het 3de gebruikte criterium is. Volgens Xxxxxx zou het opleggen van een overschatting van het verbruiksprofiel van een consument van hetzelfde type betekenen dat dit profiel niet precies wordt gebruikt. Anderzijds zou in het kader van een komende herziening van het technisch reglement een discussie kunnen worden gevoerd om een hogere schatting te voorzien
wanneer de DNB geen toegang geeft tot zijn meters en zijn wettelijke verplichtingen niet nakomt.
5.5 Met betrekking tot de uitwisseling van informatie
1° Met betrekking tot de status van de dozen die Sibelga heeft achtergelaten tijdens een indexlezing
IGE vroeg naar de status van de dozen die Sibelga achterliet ter attentie van de urd bij het opnemen van de meterstanden, en of het mogelijk was om te controleren of de meter daadwerkelijk was opgenomen voordat er een brief werd verstuurd bij het opnemen van de meterstanden.
BRUGEL herinnert eraan dat de procedure ingeval de distributienetbeheerder geen toegang heeft tot een conventionele meter voor indexuitlezing, is voorzien in artikel 181, §4, van het ontwerp van wijziging van de RT.
Het bepaalt dat als de distributienetbeheerder geen toegang heeft tot een punt, hij een brief, e-mail of sms verstuurt waarin hij de distributienetgebruiker uitnodigt om hem zijn meterstanden te bezorgen binnen de door de distributienetbeheerder vastgestelde termijn. In de brief, e-mail of sms wordt gepreciseerd dat als de gebruiker zijn meterstanden niet binnen deze termijn doorstuurt, zijn afnamen en, in voorkomend geval, zijn injectiegegevens zullen worden geschat.
Deze bepaling laat verschillende contactmethodes toe om de DNB te verzoeken zijn meterstanden mee te delen. De voorwaarde is dat de DNB geen fysieke toegang heeft tot de meter. Alleen als de DNB geen toegang heeft tot de meter, zal hij de mededeling versturen.
BRUGEL is van mening dat, gezien de formulering van de bepaling, de distributienetbeheerder goed op de hoogte is van zijn verplichting om ter plaatse te gaan om toegang te krijgen tot de meter alvorens een mededeling naar de distributienetbeheerder te kunnen sturen. Als BRUGEL informatie ontvangt, gestaafd door bewijzen, waaruit blijkt dat deze verplichting niet wordt nageleefd, zal zij haar verschillende bevoegdheden kunnen gebruiken om deze verplichting te controleren en de eventueel uit te voeren acties te beoordelen.
2° Met betrekking tot verzoeken om een meter af te sluiten op initiatief van de DSU
IGE wijst erop dat in het geval van een Aanvraag tot afsluiting van meetapparatuur op initiatief van de distributienetgebruiker, de aanvraag voor onbepaalde duur open kan blijven staan als er geen afspraak wordt gemaakt door de DNB. In dat geval moet Xxxxxxx bij de leverancier nagaan of de aanvraag nog geldig is, en als de leverancier ze niet annuleert, blijft ze actief. De bepaling laat niet alleen toe dat de situatie voor onbepaalde duur blijft voortbestaan, maar vermeldt ook geen termijn waarbinnen Sibelga bij de leverancier moet controleren.
XXXXXX is het op dit punt eens met IGE en vraagt Xxxxxxx om enerzijds een termijn vast te leggen waarna Xxxxxxx verplicht zou zijn om bij de leverancier na te gaan of de aanvraag nog steeds geldig is, en anderzijds te voorzien in de afsluiting van het punt, bijvoorbeeld door te overwegen dat de aanvraag na een bepaalde periode zal worden behandeld als een niet- aangemelde verhuizing.
In het algemeen vraagt BRUGEL dat deze bepalingen worden opgenomen in het voorstel van RTgaz.
3° Met betrekking tot de resultaatsverplichting bij het uitschakelen van de slimme meter
XXX vraagt zich af of de resultaatsverplichting betekent dat de toestemming van de DNB voor de activering van de communicerende functionaliteit van de meter niet langer vereist is.
In dit stadium is XXXXXXX niet van plan om een slimme meter voor gas te installeren, dus deze bepaling is niet relevant in RTgaz.
4° Met betrekking tot de procedure voor het wijzigen van ongerechtvaardigde toegangshouders
IGE merkt op dat in de procedure voor de wijziging van ongerechtvaardigde toegangshouders de rectificatie in het toegangsregister afhankelijk is van de instemming van de onrechtmatig verkregen toegangshouder. IGE is van mening dat het risico van weigering door de onrechtmatige aanbieder te groot is in het geval van een DSU die slecht betaalt.
XXXXXX is van mening dat ervoor moet worden gezorgd dat de contractuele relatie die werd verstoord door een ongerechtvaardigde wijziging, absoluut moet worden hersteld in overeenstemming met het contract dat de partijen bindt. Een fout die leidt tot een verandering van leverancier waarom de DSU niet heeft gevraagd, kan niet tot gevolg hebben dat haar contract wordt opgezegd wanneer zij nergens om heeft gevraagd. BRUGEL merkt niettemin op dat de opmerkingen van IGE betrekking hebben op de RTélectricité, soortgelijke bepalingen lijken niet te zijn opgenomen in de RTgaz.
BRUGEL eist dus dat de DNB de nodige wijzigingen of aanvullingen aanbrengt.
5.6 informatie
XXX zou graag zien dat XXXXXXX in de lijst van te publiceren informatie het aantal onderbrekingen opneemt - vrederechter, einde contract, professionele daling, ILC. IGE maakt een opmerking over een bepaling van de RTelectricity die niet is overgenomen in de RTgaz.
Het antwoord van BRUGEL is dus identiek. XXXXXX merkt op dat deze informatie al wordt gepubliceerd door de regulator. De toegang tot deze informatie is dus gewaarborgd. Het lijkt niet opportuun om de lijst uit te breiden met de door IGE gevraagde informatie.
5.7 Met betrekking tot de verplichting om gegevens te verifiëren via
, heeft de URD
IGE is van mening dat het opleggen van een dergelijke verplichting aan de DNB onevenredig is, aangezien de DNB niet op de hoogte is van een dergelijke verplichting en niet over de middelen beschikt om de meterstand te controleren (gebrek aan toegang tot de meter).
XXXXXX merkt op dat de opmerkingen van IGE betrekking hebben op de RTélectricité, gelijkaardige bepalingen lijken niet te zijn opgenomen in de RTgaz. Bijgevolg geeft de regulator een identiek antwoord zonder wijzigingen of toevoegingen op dit punt in het nieuwe voorstel voor de RT.
XXXXXX begrijpt dat het belangrijk is om de evenredigheid te behouden bij het opleggen van een dergelijke verplichting aan de URD. Het is in deze geest dat nuances zijn aangebracht in dit artikel:
- De DNB moet controleren of de facturering ongeveer overeenstemt met dit historische verbruik of een gelijkaardig verbruik:
- hij moet alleen op de fout wijzen als deze significant is.
URD's moeten zich bijvoorbeeld vragen stellen wanneer ze een rekening ontvangen van 100 euro in plaats van de 500 euro die in voorgaande jaren werd gefactureerd.
Er hoeven op dit punt dus geen wijzigingen te worden aangebracht.
* *
*