Versie 24 januari 2017
Beoordeling Belastingdienst nr. 9061636420-B | 26 – 04 – 2016
Versie 24 januari 2017
Op 12 februari 2016 legde u aan de Belastingdienst twee voorbeeldovereenkomsten van opdracht voor praktijkwaarneming en –medewerking voor, met het verzoek te beoordelen of er een verplichting is tot het afdragen of voldoen van loonheffingen als er conform deze overeenkomst wordt gewerkt. U legde de overeenkomst voor mede namens diverse beroepsverenigingen van paramedici. Naar aanleiding van uw verzoek hebben wij diverse malen contact gehad en heeft u op 20 april 2016 de definitieve tekst van de overeenkomsten voorgelegd.
Op 28 april 2016 heb ik u middels een brief bevestigd dat het werken volgens de overeenkomsten niet leidt tot de verplichting om loonheffingen af te dragen of te voldoen, omdat werken overeenkomstig de overeenkomsten niet leidt tot een (fictieve) dienstbetrekking. De motivering van mijn standpunt heb ik in mijn brief van 28 april 2016 opgenomen en kortheidshalve verwijs ik daar naar. Beide overeenkomsten zijn tevens voorzien van een toelichting en (als voorbeeldovereenkomst) gepubliceerd op de website van de Belastingdienst.
De nummers waaronder de overeenkomsten positief zijn beoordeeld en zijn gepubliceerd zijn:
- Voorbeeldovereenkomst praktijkwaarneming: 9061636420-A
- Voorbeeldovereenkomst praktijkmedewerking: 9061636420-B
Mede in verband met de (volledige) inwerkingtreding van de Wkkgz per 1 januari 2017, heeft u de overeenkomsten aangepast en op 13 december 2016 aan mij voorgelegd. Naar aanleiding van deze nieuwe teksten hebben wij diverse malen contact gehad en heeft u op 25 januari 2017 de definitieve tekst van de aangepaste overeenkomsten voorgelegd.
Xxxxxxx deze brief bevestig ik u dat de aanpassingen in de overeenkomst niet leiden tot een ander standpunt dan zoals opgenomen in mijn brief van 28 april 2016. Ik ben van mening dat (ook) het werken volgens de aangepaste overeenkomsten niet leidt tot de verplichting om loonheffingen af te dragen of te voldoen, omdat werken overeenkomstig de aangepaste overeenkomsten niet leidt tot een (fictieve) dienstbetrekking.
Door de aanpassingen in de overeenkomsten is de nummering van enkele artikelen uit de overeenkomst gewijzigd. Tevens zijn er bepalingen aan de overeenkomst toegevoegd die voor de fiscale beoordeling of er sprake is van een dienstbetrekking, van belang zijn. Ik heb derhalve de toelichting op de overeenkomsten aan moeten passen. Ik heb de nieuwe toelichtingen met daarachter de aangepaste overeenkomsten, als bijlage bij deze brief gevoegd.
De nummers waaronder beide overeenkomsten zijn geregistreerd bij de Belastingdienst (en zoals hiervoor opgenomen in deze brief), blijven gelijk. De aangepaste overeenkomsten zijn echter voorzien van en te herkennen aan de versie datum 24 januari 2017.
Beoordeling op basis van uw verzoek
Ik ben van mening dat werken volgens de bijgevoegde overeenkomst niet leidt tot de verplichting loonheffingen af te dragen of te voldoen, omdat werken overeenkomstig de door u voorgelegde overeenkomst niet leidt tot een (fictieve) dienstbetrekking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Bij mijn beoordeling ga ik uit van de op dit moment geldende regelgeving.
Beoordeling Belastingdienst nr. 9061636420-B | 26 – 04 – 2016
Versie 24 januari 2017
Hierna geef ik een toelichting op mijn beoordeling. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
1. De privaatrechtelijke dienstbetrekking.
(Ik concludeer dat bij werken op basis van de door u voorgelegde overeenkomst geen sprake is van een dienstbetrekking vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding en het ontbreken van een verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten.)
2. De fictieve dienstbetrekkingen.
(Voor specifieke arbeidsrelaties gelden ‘fictieve dienstbetrekkingen’. Ik maak op dit punt een voorbehoud bij mijn beoordeling.)
3. De reikwijdte van deze beoordeling.
(Mijn standpunt geldt onder de voorwaarde dat opdrachtgever en opdrachtnemer in de praktijk ook conform de voorgelegde overeenkomst handelen. Ik heb de overeenkomst uitsluitend beoordeeld voor de loonheffingen.)
4. Het gebruik van de beoordeelde overeenkomst.
(Kenmerknummer Belastingdienst; geldigheidsduur en gevolgen van aanvullingen en wijzigingen.)
Toelichting bij deze beoordeling
1. Geen privaatrechtelijke dienstbetrekking
Ik ben van mening dat het werken volgens de bijgevoegde overeenkomst niet leidt tot een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Uit de beoordeling komt naar voren dat op basis van de overeenkomst geen sprake is van een gezagsverhouding en tevens geen sprake is van een verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten. Hierna zal ik ingaan op de algemene vereisten die gelden voor een arbeidsovereenkomst. Ik zal ook aangeven welke onderdelen van de overeenkomst het meest bepalend zijn voor mijn beoordeling.
Arbeidsovereenkomst
Een echte dienstbetrekking is gebaseerd op de arbeidsovereenkomst (artikel 7:610 BW). Een arbeidsovereenkomst is aanwezig als aan drie voorwaarden is voldaan:
1. De werknemer moet persoonlijk arbeid verrichten.
2. De werkgever moet de werknemer een beloning betalen voor de verrichte arbeid.
3. De werkgever kan de werknemer bindende aanwijzingen en instructies geven over het verrichten van de arbeid op zodanige wijze dat sprake is van een ‘gezagsverhouding’.
Als tenminste één van de drie elementen ontbreekt is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Mogelijk is dan nog wel sprake van een fictieve dienstbetrekking. Aan de hand van voorgelegde overeenkomsten beoordeelt de Belastingdienst of de daarin opgenomen bepalingen al dan niet bijdragen aan de aanwezigheid van elk van de hiervoor genoemde elementen van een arbeidsovereenkomst.
Geen gezagsverhouding
Ik kom tot het oordeel dat op basis van de voorgelegde overeenkomst geen sprake is van een gezagsverhouding. Hiervoor is van belang in hoeverre de opdrachtgever het recht heeft om opdrachten en aanwijzingen te geven voor het werk dat moet worden gedaan. Uit afspraken over instructie, leiding,
Beoordeling Belastingdienst nr. 9061636420-B | 26 – 04 – 2016
Versie 24 januari 2017
toezicht en verantwoordingsplicht, die betrekking hebben op de directe werkzaamheden of andere elementen van de arbeidsrelatie, leidt de Belastingdienst af of sprake kan zijn van werkgeversgezag. Ook afspraken die betrekking hebben op het al dan niet mogen werken voor derden, regeling van klachten, e.d. kunnen hiervoor van belang zijn.
Op basis van de verschillende elementen van de overeenkomst, in samenhang bezien, heb ik geoordeeld dat geen sprake is van een gezagsverhouding. Het meest duidelijk komt dit naar voren in de overwegingen (punt 3, 4, 5 en 6) en de artikelen 1.1, 1.3, 1.5, 1.6, 2, 3.4, 4, 5.1, 5.3 en 5.7 van de overeenkomst, waarin de instructiebevoegdheid van de opdrachtgever nadrukkelijk wordt beperkt.
Geen verplichting de arbeid persoonlijk te verrichten
lk kom op basis van de tekst van de voorgelegde overeenkomst tot het oordeel dat voor de opdrachtnemer geen sprake is van een verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten. Voor de beoordeling hiervan is van belang in hoeverre de opdrachtnemer het recht heeft:
- zich vrij en willekeurig te laten vervangen door een derde; of
- zich vrij te laten vervangen door een derde die voldoet aan objectieve en voor de
uitvoering van de opdracht noodzakelijke criteria die vooraf zijn vastgelegd in de beoordeelde overeenkomst.
Let op!
Veel situaties die in de praktijk voorkomen, worden volgens het Burgerlijk Wetboek niet aangemerkt als vrije vervanging. In die gevallen kunt u aan deze overeenkomst geen zekerheid ontlenen. Er is bijvoorbeeld geen sprake van vrije vervanging:
• als de opdrachtnemer zich slechts met toestemming van de opdrachtgever door een derde mag laat vervangen (art.7:659 BW);
• als de opdrachtgever de vervanging zelf regelt;
• als de opdrachtnemer zich mag laten vervangen door een derde, die deel uitmaakt van een aan de opdrachtgever bekende of gesloten 'pool' van personen.
Bij een recht op vrije vervanging beslist de opdrachtnemer zelfstandig of hij of zij zich laat vervangen en door welke persoon. Een eventuele meldingsplicht bij de opdrachtgever hoeft niet aan deze vrijheid af te doen, mits de opdrachtgever geen enkele zeggenschap heeft over de keuze van de vervanger. Ook het moeten voldoen aan een objectief en noodzakelijk criterium (zoals bijvoorbeeld het door de vervanger beschikken over een rijbewijs als dit voor de werkzaamheden noodzakelijk is) doet niet af aan de beslissingsvrijheid van de opdrachtnemer.
Het recht om zich vrij te laten vervangen moet passen bij de opdracht en moet stroken met de werkelijke verhoudingen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Het is niet voldoende als het recht op vrije vervanging alleen op papier bestaat. Als persoonlijke kwaliteiten van de opdrachtnemer belangrijk zijn voor de uitvoering van een opdracht of als de opdrachtgever specifieke eisen stelt aan de wijze van uitvoering van de opdracht, dan kan een contractueel recht op 'vrije vervanging' realiteitsgehalte missen. Bij een beoordeling achteraf kan, in twijfelgevallen, het feit dat vervanging op initiatief van de opdrachtnemer niet of nauwelijks daadwerkelijk is voorgekomen, een licht werpen op de werkelijke tussen opdrachtgever en opdrachtnemer bestaande verhoudingen.
Op basis van de verschillende elementen van de overeenkomst, in samenhang bezien, heb ik geoordeeld dat geen sprake is van een verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten. Het meest duidelijk komt dit naar voren in artikel 1.2 van de overeenkomst.
Beoordeling Belastingdienst nr. 9061636420-B | 26 – 04 – 2016
Versie 24 januari 2017
2. Voorbehoud toepasselijkheid enkele fictieve dienstbetrekkingen
In gevallen waarin geen sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking kennen de loonheffingen voor een aantal situaties ‘fictieve dienstbetrekkingen’ (gelijkstellingen).
Sinds 1 mei 2016 kunnen de opdrachtgever en de opdrachtnemer er samen voor kiezen om de fictieve dienstbetrekkingen voor thuiswerkers en/of gelijkgestelden niet op hun arbeidsrelatie van toepassing te laten zijn. Die gezamenlijke keuze moet blijken uit de afspraken die de opdrachtgever en de opdrachtnemer vóór de eerste betaling hebben vastgelegd. In de onderstaande overeenkomst is opgenomen dat de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden niet van toepassing is. (Zie artikel 6.1 van de bijgevoegde overeenkomst.)
Let op!
Bij mijn beoordeling, maak ik een voorbehoud voor de situaties waarin andere fictieve dienstbetrekkingen van toepassing zijn, omdat ik dit niet kan beoordelen op basis van de door u voorgelegde overeenkomst. Xxxx de bijlage voor meer informatie over fictieve dienstbetrekkingen.
3. Zekerheid onder voorwaarde conforme feitelijke uitvoering
De opdrachtgever hoeft geen loonheffingen af te dragen of te voldoen als partijen in de praktijk handelen conform hetgeen zij overeen zijn gekomen in de door de Belastingdienst beoordeelde overeenkomst op grond waarvan geen sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking.
Ik heb mijn standpunt gegeven naar aanleiding van het door u ingediende verzoek om vooroverleg. Ik heb mijn oordeel uitsluitend gebaseerd op de tekst van de door u voorgelegde (model)overeenkomst. Op mogelijk in uw situatie eerder ingenomen standpunten wordt niet teruggekomen.
Uitsluitend oordeel loonheffingen
Een overeenkomst is de vastlegging van afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De Belastingdienst beoordeelt overeenkomsten alleen op de elementen die van belang zijn om de vraag te kunnen beantwoorden of sprake is van de plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen. De Belastingdienst kan op basis van een voorgelegde overeenkomst geen oordeel geven over de fiscale kwalificatie van de inkomsten van de opdrachtnemer in de inkomstenbelasting. Het standpunt voor de loonheffingen heeft evenmin betekenis voor de omzetbelasting.
Ook als deze overeenkomst gebruikt wordt door een opdrachtnemer die een niet-natuurlijk persoon is (zoals een besloten vennootschap), houdt het oordeel slechts in dat de opdrachtgever geen loonheffingen verschuldigd is. Dit oordeel heeft geen betekenis voor de vennootschapsbelasting. Ook ten aanzien van overige specifieke (niet fiscale) wet- en regelgeving, kan de Belastingdienst geen oordeel geven.
4. Kenmerknummer beoordeling
Deze beoordeling van de overeenkomst is bij de Belastingdienst geregistreerd onder nummer 9061636420-B.
Verwijzing naar de beoordeling
Als opdrachtgever en opdrachtnemer ervoor kiezen om te werken volgens een door de Belastingdienst beoordeelde overeenkomst, is het belangrijk dat dit duidelijk wordt vastgelegd. Daarvoor kan
Beoordeling Belastingdienst nr. 9061636420-B | 26 – 04 – 2016
Versie 24 januari 2017
bijvoorbeeld in de overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer de volgende tekst worden opgenomen:
‘Deze overeenkomst is gebaseerd op de door de Belastingdienst op 26 april 2016 onder nummer 9061636420-B, versie 24 januari 2017, beoordeelde overeenkomst.’
Geldigheidsduur beoordeling
Deze beoordeling van de voorgelegde (model)overeenkomst heeft een geldigheidsduur van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de goedkeuring, onder voorbehoud van wijzigingen in relevante wet- of regelgeving gedurende die vijf jaar. Ook jurisprudentie kan aanleiding zijn deze beoordeling van de (voorbeeld)overeenkomst voor de toekomst in te trekken. Daarbij zal de Belastingdienst de beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen.
Aanvullingen en wijzigingen beoordeelde overeenkomst
Indien in de daadwerkelijk gebruikte (ingevulde) overeenkomst bepalingen worden toegevoegd of worden gewijzigd, kan dit gevolgen hebben voor mijn oordeel. Hetzelfde geldt ten aanzien van niet bij het verzoek aan de Belastingdienst voorgelegde relevante bepalingen, overeenkomsten (met derden), bijlagen, voorschriften, etc., zoals bijvoorbeeld voorschriften van derden.
Aanvullingen en/of wijzigingen zijn wel mogelijk, voor zover deze geen afbreuk doen aan het karakter van de overeenkomst. Hiervoor verwijs ik naar de bovenstaande uitleg over de wijze van beoordelen van deze overeenkomst. Over de voorgelegde overeenkomst is op basis van het verzoek en de daarin opgenomen afspraken geoordeeld dat geen sprake is van een gezagsverhouding. Ingeval van aanvullingen of wijzigingen die afbreuk doen aan dit onderdeel kan aan de overeenkomst na wijziging in elk geval niet meer de zekerheid worden ontleend dat opdrachtgever geen loonheffingen hoeft af te dragen of te voldoen. Wijzigingen of aanvulling op ondergeschikte punten zijn dus mogelijk en hebben geen gevolgen voor de uitkomst van de beoordeling.
Geen aansprakelijkheid voor schade
De Belastingdienst heeft de overeenkomst uitsluitend beoordeeld met het oog op het geven van zekerheid voor het werken buiten dienstbetrekking in het kader van de loonheffingen. De Belastingdienst is niet aansprakelijk voor gevolgen, van welke aard dan ook, van het gebruik van de overeenkomst.
Beoordeling Belastingdienst nr. 9061636420-B | 26 – 04 – 2016
Versie 24 januari 2017
Bijlage
Algemene informatie over fictieve dienstbetrekkingen en de gageregeling voor bepaalde artiesten
Voorbehoud toepasselijkheid enkele fictievedienstbetrekkingen
In gevallen waarin geen sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking kennen de loonheffingen voor een aantal situaties ‘fictieve dienstbetrekkingen’ (gelijkstellingen).
Mocht een van deze situaties zich voordoen, dan kan de opdrachtgever aan deze beoordeling niet de zekerheid ontlenen dat hij geen loonheffingen is verschuldigd.
De onderstaande algemene informatie heb ik volledigheidshalve opgenomen.
Fictieve dienstbetrekkingen
Overzicht arbeidsrelaties die onder voorwaarden worden aangemerkt als fictieve dienstbetrekkingen
− Aanneming van werk
− Tussenpersonen, agenten
− Stagiaires
− Meewerkende kinderen
− (Statutaire) bestuurders van lichamen
− Sekswerkers
− Topsporters
− Werken door tussenkomst van een derde (intermediair)
− Thuiswerkers
− Gelijkgestelden (als niet-ondernemer met een bepaalde regelmaat een periode werken voor dezelfde opdrachtgever)
− Opting-in (kiezen voor dienstbetrekking)
− (Partners van) houders van een aanmerkelijk belang, die arbeid verrichten voor het desbetreffende lichaam
− Artiesten en beroepssporters die werken op basis van een overeenkomst van korte duur
− Bemanning van vissersvaartuigen (deelvissers)
Meer informatie over de hierboven genoemde regelingen kunt u vinden op de website van de belastingdienst en in het Handboek loonheffingen.
Let op!
Sinds 1 mei 2016 kunnen de opdrachtgever en de opdrachtnemer er samen voor kiezen om de fictieve dienstbetrekkingen voor thuiswerkers en gelijkgestelden niet op hun arbeidsrelatie van toepassing te laten zijn. Dat geldt ook voor bepaalde artiesten die optreden op basis van een overeenkomst van korte duur. Die gezamenlijke keuze moet blijken uit de afspraken die de opdrachtgever en de opdrachtnemer vóór de eerste betaling hebben vastgelegd.
Met ingang van 1 januari 2017 is de fictieve dienstbetrekking van commissarissen vervallen. Vooruitlopend daarop had de Staatssecretaris van Financiën bij besluit van 14 maart 2016, Stcrt. 2016, nr. 14756 al goedgekeurd dat de arbeidsverhouding van een commissaris met ingang van 1 mei 2016 niet aangemerkt hoefde te worden als fictieve dienstbetrekking.