Beroep ingesteld op 25 augustus 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Italiaanse Republiek
2) Indien moet worden uitgegaan van een overeenkomst inzake koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken: is de plaats waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden, in geval van een verzendingskoop de plaats van de materiële overdracht aan de koper dan wel de plaats waar de zaken aan de eerste vervoerder worden afgegeven met het oog op verzending aan de koper?
(1) PB L 12, blz. 1.
Beroep ingesteld op 25 augustus 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Italiaanse Republiek
(Zaak C-383/08)
(2008/C 301/30)
van oorsprong te vermelden, in strijd is met artikel 3, lid 1, sub 8, en artikel 18, lid 2, van richtlijn 2000/13, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 3, sub e, en artikel 5, lid 4, van verordening nr. 1906/90 tot 30 juni 2008, en vanaf 1 juli 2008
artikel 5, lid 4, sub e, en artikel 5, lid 5, van verordening nr. 543/2008. Deze verplichting is volgens de Italiaanse regering ingevoerd, nadat zich in derde landen gevallen van besmetting met vogelgriep hadden voorgedaan, als maatregel om de traceer- baarheid van vlees te garanderen.
De Commissie houdt staande dat genoemde verplichting in strijd is met artikel 3, lid 1, sub 8, van richtlijn 2000/13. Daarin wordt immers duidelijk bepaald dat voor levensmiddelen in het algemeen de plaats van oorsprong of herkomst alleen dan op het etiket moet worden vermeld wanneer de consument, wanneer dit niet werd vermeld, ten onrechte zou kunnen menen dat het product een bepaalde oorsprong of herkomst heeft. De gemeenschapswetgever is dus niet van mening dat de vermel- ding van de oorsprong voor de consument in algemene en abso- lute zin noodzakelijk is, maar alleen wanneer hij door het weglaten daarvan zou kunnen worden misleid.
Partijen
Procestaal: Italiaans
De Italiaanse regering dient aan te tonen dat de in de in geding zijnde beschikking neergelegde verplichting om de oorsprong van uit andere lidstaten afkomstig pluimvee te vermelden, voor pluimveevlees werkelijk belangrijk is en dat het ontbreken daarvan een risico van vergissing door de consument
Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordiger: X. Xxxxxxxxx, gemachtigde)
Verwerende partij: Italiaanse Republiek
Conclusies
— vaststelling dat de Italiaanse Republiek, door de aanneming van de bepalingen van de ministeriële beschikking van 26 augustus 2005, zoals laatstelijk gewijzigd bij beschikking van 17 december 2007, waarbij voor in artikel 3, lid 1, van die beschikking genoemd vlees van pluimvee vermelding van het land van oorsprong verplicht wordt gesteld, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krach- tens artikel 3, lid 1, sub 8, en artikel 18, lid 2, van richtlijn 2000/13/EG (1) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 3, sub e, en artikel 5, lid 4, van verordening (EEG) nr. 1906/90 (2) tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee tot 30 juni 2008, en vanaf 1 juli 2008 artikel 5, lid 4, sub e, en artikel 5, lid 5, van verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie (3);
— verwijzing van de Italiaanse Republiek in de kosten.
Middelen en voornaamste argumenten
De Commissie is van mening dat de verplichting die is neerge- legd in de ministeriële beschikking van 26 augustus 2005, zoals laatstelijk gewijzigd bij beschikking van 17 december 2007, om voor uit derde landen ingevoerd vlees van pluimvee het land
meebrengt. In werkelijkheid, zo stelt de Commissie, heeft de Italiaanse regering niets aangevoerd waarmee kan worden aange- toond dat de Italiaanse consument aangaande de oorsprong of de herkomst van pluimveevlees zal worden misleid wanneer er geen oorsprong is vermeld.
De omstandigheid verband houdend met de vogelgriepcrisis verklaart niet om welke redenen het ontbreken van de oorsprongsvermelding de consument zou kunnen misleiden en hem doen geloven dat het pluimveevlees van bepaalde oorsprong is. Het enkele feit dat de gemiddelde consument belang hecht aan de oorsprong van het product, betekent niet dat hij, wanneer dienaangaande niets wordt vermeld, wordt misleid ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product. Dit zou immers veronderstellen dat de consument automatisch een bepaalde oorsprong aan pluimveevlees verbindt, hetgeen echter niet door de Italiaanse regering is aangetoond. Voorts moet erop worden gewezen dat vraag- stukken van dierengezondheid niet kunnen worden beoordeeld door de consument, die niet beschikt over de noodzakelijke kennis om het risico te kunnen beoordelen op basis van de oorsprongsvermelding.
Voorts worden eerdergenoemde bepalingen van de beschikking niet gerechtvaardigd om redenen van volksgezondheid in de zin van artikel 18, lid 2, van de richtlijn, waarop de Italiaanse rege- ring zich ter rechtvaardiging van de bijkomende etiketteringsver- plichting heeft beroepen. De Gemeenschap heeft immers in het kader van de vogelgriepbestrijding een breed scala aan veteri- naire bepalingen aangenomen om te garanderen dat nu en in de toekomst alleen veilig pluimveevlees de Gemeenschap kan binnenkomen en in de handel worden gebracht.
Het argument van de Italiaanse regering dat bovengenoemde communautaire maatregelen niet de traceerbaarheid garanderen, is volgens de Commissie niet relevant, daar de genoemde communautaire maatregelen juist zijn bedoeld om te voor- komen dat vlees uit derde landen waar vogelgriep is aange- troffen, de Gemeenschap binnenkomt. Die maatregelen sorteren dus effect in een eerder stadium dan de verkoop, waarop de Italiaanse maatregel is gericht, juist doordat zij tot doel hebben, te voorkomen dat vlees uit derde landen waar zich een geval van vogelgriep heeft voorgedaan, in de Gemeenschap kan worden ingevoerd. Anderzijds heeft de Gemeenschap tevens maatregelen genomen die garant staan voor het isoleren van gevallen van vogelgriep die zich eventueel hebben voorgedaan binnen de Gemeenschap, om elk risico van besmetting te voor- komen. Binnen de Gemeenschap is vervolgens een serie maatre- gelen getroffen ter voorkoming van de overbrenging van het virus van wilde vogels op pluimvee in streken waar besmette
Commissie niettemin staande dat de ter rechtvaardiging van de in geding zijnde beschikking gekozen toepassing van het voor- zorgsbeginsel excessief is en dus niet in verhouding staat tot het doel van bescherming van de gezondheid van dieren, gezien het feit dat in communautair verband een aantal maatregelen zijn getroffen met hetzelfde doel.
Ten slotte stellen artikel 5, lid 3, sub e, en artikel 5, lid 4, van verordening nr. 1906/90 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee tot 30 juni 2008, en vanaf 1 juli 2008
artikel 5, lid 4, sub e, en artikel 5, lid 5, van verordening nr. 543/2008 van de Commissie, de vermelding van de oorsprong van pluimveevlees alleen verplicht met betrekking tot pluimvee afkomstig uit derde landen. De Italiaanse regering heeft op dit punt geen tegenargumenten naar voren gebracht.
vogels zijn aangetroffen en om eventuele epidemische verschijn-
selen bij pluimvee in te dammen.
De Italiaanse regering beroept zich voorts op verordening nr. 1760/2000 (4), waarin een stelsel van traceerbaarheid van rundvlees is ingevoerd met een verplichting tot oorsprongseti- kettering, om de bij de in geding zijnde beschikking ingevoerde verplichting te rechtvaardigen.
De Commissie betoogt echter dat deze maatregel, anders dan de onderhavige beschikking, een communautaire maatregel is en geen nationale en dus eenzijdige bepaling die belemmerend werkt voor de handel tussen de lidstaten. Voorts is de effectivi- teit van de bij verordening nr. 1790/2000 ingevoerde maatregel niet uitsluitend gebaseerd op een stelsel waarbij enkel de oorsprong van het product wordt vermeld, zoals in de Italiaanse regeling voor pluimveevlees, maar op een combinatie van een aantal factoren, waaronder de identificatie en registratie van dieren.
(1) PB L 109, blz. 29.
(2) PB L 173, blz. 1. (3) PB L 157, blz. 46.
(4) Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie‑ en regis- tratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204, blz. 1).
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale del Lazio (Italië) op 3 juli 2008 — Attanasio Group Srl/Comune di Carbognano
(Zaak C-384/08)
Wat betreft het argument van de Italiaanse regering dat de maat- regel wordt gerechtvaardigd doordat deze is ingegeven door het voorzorgsbeginsel, daar de Commissie niet zou hebben aange- toond dat er geen wetenschappelijke onzekerheid bestaat ten aanzien van de wijze van overbrenging van het virus op de mens, merkt de Commissie conform vaste rechtspraak van de gemeenschapsrechters op dat de wetenschappelijke gegevens waarop de Italiaanse regering zich in het antwoord op het met redenen omkleed advies beroept, niet aantonen dat er werkelijk onzekerheid bestaat over de wijze van overbrenging van het virus op de mens. Op basis van de rechtspraak van de gemeen- schapsrechters is het immers aan de Italiaanse autoriteiten om de wetenschappelijke onzekerheid aan te tonen die rechtvaardigt dat nationale maatregelen worden genomen op grond van het
Verwijzende rechter
(2008/C 301/31)
Procestaal: Italiaans
voorzorgsbeginsel, en niet aan de Commissie om aan te tonen dat er geen wetenschappelijke onzekerheid bestaat, zoals de Itali- aanse regering in het antwoord op het met redenen omkleed advies lijkt te suggereren.
Gesteld al dat de Italiaanse regering, met betrekking tot het beperkte geval van overbrenging van het virus van besmet pluimvee op huisdieren in het algemeen en op katten in het bijzonder, zou hebben aangetoond dat er reële wetenschappe- lijke onzekerheid bestaat op basis van de documenten van de WHO en de voedselautoriteit waarop zij zich in het antwoord op het met redenen omkleed advies beroept, houdt de
Tribunale Amministrativo Regionale del Lazio
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Attanasio Group Srl
Verwerende partij: Comune di Carbognano