Oostenrijk (Overeenkomst van 29.12.1971) Oostenrijk (Overeenkomst van 29.12.1971)
Oostenrijk (Overeenkomst van 29.12.1971)
Oostenrijk (Overeenkomst van 29.12.1971)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met inbegrip van de ondernemingsbelasting en de grondbelastingen.
Goedkeuringswet: 10.08.1998 Overeenkomst ondertekend op 29.12.1971
In werking getreden op 28.06.1973
Verschenen in Belgisch Staatsblad 11.07.1973
Toepassing vanaf : - Bronbelasting : 01.01.1974 - Andere belastingen : 01.01.1974
Bull. 796
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
I. Reikwijdte van de overeenkomst.
Artikel 1. Personen op wie de overeenkomst van toepassing is.
Deze overeenkomst is van toepassing op personen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2. Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is.
§ 1. Deze overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
§ 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
§ 3. De bestaande belastingen, waarop de overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
1* met betrekking tot België :
a) de personenbelasting;
b) de vennootschapsbelasting;
c) de rechtspersonenbelasting;
d) de belasting der nietverblijfhouders, met inbegrip van de voorheffingen en aanvullende voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op de hierboven vermelde belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting;
2* met betrekking tot Oostenrijk :
a) die Einkommensteuer (de inkomstenbelasting);
b) die Körperschaftsteuer (de vennootschapsbelasting);
c) die Vermögensteuer (de vermogensbelasting);
d) der Beitrag vom Einkommen zur Förderung der Wohnbaues und für Zwecke des Familienlastenausgleiches (de belasting op het inkomen ter bevordering van de woningbouw en ter verevening van de gezinslasten);
e) die Aufsichtsratsabgabe (de belasting op de tantièmes);
f) die Gewerbesteuer (de ondernemingsbelasting), met inbegrip van het belastinggedeelte geheven naar het loonbedrag (Lohnsummensteuer);
g) die Grundsteuer (de grondbelasting);
h) die Abgabe von land und forstwirtschaftlichen Betrieben (de heffing van land en bosbouwondernemingen);
i) die Abgabe vom Bodenwert bei unbebauten Grundstücken (de heffing op de waarde van onbebouwde grondeigendommen);
j) die Abgabe von Vermögen, die der Erbschaftssteuer entzogen sind (de heffing van aan successiebelasting onttrokken vermogen);
k) die Beitrage von land und forstwirtschaftlichen Betrieben zum Ausgleichsfonds für Familienbeihilfen (de bijdragen van land- en bosbouwbedrijven ten behoeve van het vereveningsfonds voor gezinshulp);
l) die Sonderabgabe vom Einkommen (de speciale belasting op het inkomen);
m) die Sonderabgabe vom Vermögen (de speciale belasting op het vermogen);
n) der Katastrophenfondsbeitrag vom Einkommen (de heffing op het inkomen ten behoeve van het rampenfonds);
o) der Katastrophenfondsbeitrag vom Vermögen (de heffing op het vermogen ten behoeve van het rampenfonds),
ongeacht de wijze waarop die belastingen worden geheven.
§ 4. De bepalingen van de overeenkomst betreffende de belastingheffing van winsten van ondernemingen zijn op analoge wijze van toepassing op de ondernemingsbelasting die naar een andere grondslag dan de winst of het vermogen wordt geheven.
§ 5. De overeenkomst zal ook van toepassing zijn op elke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting, die in de toekomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen wordt geheven. Aan het einde van elk jaar zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten elkaar de wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mededelen.
II. Begripsbepalingen
Artikel 3. Algemene bepalingen.
§1. Indeze overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
1* a) betekent het woord "België", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grongebied van het Koninkrijk België; het omvat elk grondgebied buiten de nationale soevereiniteit van België dat, volgens de Belgische wetgeving betreffende het continentaal plat en overeenkomstig het internationaal recht is of zal worden aangeduid als een gebied waarin de rechten van België met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan kunnen worden uitgeoefend;
b) betekent het woord "Oostenrijk", in hetzelfde verband gebruikt, het grondgebied van de Republiek Oostenrijk;
2* betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", België of Oostenrijk, al naar het zinsverband vereist;
3* omvat het woord "persoon" elke natuurlijke persoon en elke vennootschap;
4* betekent het woord "vennootschap" elke rechtspersoon of elk ander lichaam dat als zodanig in de Staat waarvan het een verblijfhouder is, belastbaar is ter zake van zijn inkomen of van zijn vermogen;
5* betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende staat", onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
6* betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
a) in België, de autoriteit die volgens de nationale wetgeving bevoegd is en
b) in Oostenrijk, de Bondsminister van Financiën.
§ 2. Voor de toepassing van de overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van de overeenkomst uitmaken.
Artikel 4. Fiscale woonplaats.
§ 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst betekent de uitdrukking "verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid; zij omvat ook de vennootschappen naar Belgisch rechtniet zijnde vennootschappen op aandelen die de aanslag van hun winsten in de personenbelasting hebben gekozen.
§ 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van § 1, verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, gelden de volgende regels :
1* hij wordt geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwste zijn (middelpunt van de levensbelangen);
2* indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;
3* indien hij in heide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;
4* indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende Staten of van geen van beide, zullen de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 25 overleg plegen.
§ 3. Indien een vennootschap ingevolge de bepaling van § 1 verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van haar werkelijke leiding is gelegen
Artikel 5. Vaste inrichting.
§ 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.
§ 2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
1* een plaats waar leiding wordt gegeven;
2* een filiaal;
3* een kantoor;
4* een fabriek:
5* een werkplaats:
6* een mijn, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden geëxploiteerd;
7* de uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt,
§ 3. Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht indien :
1* gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
2* een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
3* een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
4* een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
5* een vaste bedrijfsinrichting ten behoeve van de onderneming wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
§ 4. Een persoon niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van § 5 die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting van de onderneming beschouwd, indien hij in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming.
§ 5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
§ 6. Een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt beschouwd in de andere Staat een vaste inrichting te hebben zodra zij op het grondgebied van de andere Staat premies int of op dat grondgebied gelegen risico's verzekert door bemiddeling van een in § 4 bedoelde vertegenwoordiger of van een onafhankelijke vertegenwoordiger die een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht gewoonlijk uitoefent.
§ 7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat een vennootschap beheerst, die verblijfhouder is van de andere Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
III. Belastingheffing naar het inkomen.
Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen.
§ 1. Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
§ 2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waarin de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw en bosbouwbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijk-dommen.
§ 3. De bepaling van § 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreeks genot, uit de verhuring of verpachting, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
§ 4. De bepalingen van de §§ 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7. Winsten van ondernemingen.
§ 1. winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de winsten van de onderneming in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
§ 2. Onverminderd de toepassing van § 3 worden, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij zouden kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
§ 3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden als aftrek toegelaten kosten die zijn gemaakt ten behoeve van die vaste inrichting, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, aldus gemaakt hetzij in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
§ 4. Bij gebrek aan een regelmatige boekhouding of andere afdoende gegevens die het mogelijk maken het bedrag te bepalen van de winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, dat aan haar vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat kan worden toegerekend, mag de belasting in die andere Staat volgens diens wetgeving worden gevestigd, onder meer met inachtneming van de normale winsten van soortgelijke ondernemingen van die Staat, die dezelfde of gelijksoortige werkzaamheden onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden uitoefenen.
In gevallen als in vorig lid bedoeld zijn, mag de winst die aan de vaste inrichting is toe te rekenen ook worden bepaald op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, voor zover het aldus bekomen resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
§ 5. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de winsten die aan de vaste inrichting kunnen worden toegerekend, ieder jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en een genoegzame reden bestaat om anders te handelen.
§ 6. De bepalingen van dit artikel zijn ook van toepassing op de winsten van een vennoot in een "stille Gesellschaft" naar Oostenrijks recht.
§ 7. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen, die afzonderlijk in andere artikelen van de overeenkomst worden behandeld, beletten de bepalingen van dit artikel geenszins de toepassing van die andere artikelen voor de belastingheffing van die inkomstenbestanddelen.
Artikel 8. Winsten van zee en luchtscheepvaartondernemingen.
§1. Inafwijking van artikel 7, §§ 1 tot 6, zijn winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de enige of voornaamste exploitant verblijfhoudcr is.
Artikel 9. Onderling afhankelijke ondernemingen.
Indien :
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handels- of financiële betrekkingen, voorwaarden zijn aanvaard of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen winsten, welke zonder deze voorwaarden door een van de ondernemingen zouden zijn behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10. Dividenden.
§ 1. Dividenden toegekend door een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Die dividenden mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat, waarin de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast; maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 pct. van het brutobedrag van die dividenden.
De bepalingen van deze paragraaf stellen geen beperking aan de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
§ 3. Het woord "dividenden" betekent in dit artikel inkomsten uit aandelen, genotsaandelen of -rechten, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere winstaandelen met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten van andere maatschappelijke delen, die volgens de belastingwetgeving van de Staat, waarvan de uitkerende vennootschap verblijfhouder is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen worden belast. Het omvat de inkomsten zelfs toegekend in de vorm van interesten die belastbaar zijn als inkomens van belegde kapitalen van vennoten in andere vennootschappen dan op aandelen, die verblijfhouder van België zijn.
§ 4. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de dividenden, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt verblijfhouder is, een vaste inrichting heeft waarmede de participatie die de dividenden oplevert wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing, met dien verstande dat die dividenden, hetzij afzonderlijk, hetzij als winsten mogen worden belast volgens de wetgeving van die andere overeenkomstsluitende Staat.
§ 5. Indien een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden, door die vennootschap betaald aan personen die geen verblijfhouder van die andere Staat zijn, noch de niet uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een bijkomende belasting zelfs indien de uitgekeerde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten afkomstig uit die andere Staat. De voorgaande bepaling belet die andere Staat niet de dividenden te belasten die verband houden met een deelneming die wezenlijk verbonden is met een door een verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat in die andere Staat aangehouden vaste inrichting.
Artikel 11. Interest.
§ 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Die interest mag echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast; maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 pct. van het bedrag van de interest.
§ 3. Het woord "interest" betekent in dit artikel inkomsten van overheidsfondsen, van leningobligaties met of zonder hypothecaire waarborg of recht van deelneming in de winsten en, onder voorbehoud van § 4 hierna, van schuldvorderingen of deposito's van allerlei aard, alsmede loten van leningen en alle andere opbrengsten die overeenkomstig de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, op dezelfde wijze worden belast als inkomsten van geleende of gedeponeerde gelden.
§ 4. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op :
1* interest die als dividend wordt beschouwd ingevolge artikel 10, § 3, tweede zin;
2* interest van handelsschuldvorderingen -met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier- wegens termijnbetaling van leveringen van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
3* interest van rekeningen-courant of van voorschotten tussen bankondernemingen van elk van de twee Staten;
4* interest van niet in effecten aan toonder verdeelde gelddeposito's bij bankondernemingen, daaronder begrepen openbare kredietinstellingen.
De in 2* tot 4* van vorige lid bedoelde interest is onderworpen aan de regeling van artikel 7 of van artikel 21, naar het geval.
§ 5. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de interest, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een vaste inrichting heeft waarmede de lening, de schuldvordering of het deposito, die de interest opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
§ 6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de lening die de interest voortbrengt werd aangegaan en die de last van die intcrcst als zodanig draagt, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of deponent of tussen hen beiden en derden, het bedrag van de toegekende interest, gelet op de schuldvordering of het deposito waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser of deponent zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van de §§ 1 en 2 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval blijft het daarboven uitgaande deel van de interest belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van overeenkomst die van toepassing zijn op de inkomsten waarmede dat deel kan worden gelijkgesteld.
Artikel 12. Royalty's.
§ 1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Xxxxxxx'x door een vennootschap die verblijfhouder is van een van de overeenkomstsluitende Staten betaald aan een persoon die verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is en die meer dan 50 pct. bezit van het kapitaal van de vennootschap die de royalty's betaalt, mogen in de eerste Staat worden belast, maar het tarief van die belasting mag niet hoger zijn dan 10 pct. van het brutobedrag van die royalty's.
§ 3. Het woord "rovalty's" betekent in dit artikel betalingen van elke aard als vergoeding voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of opnamen voor radio en televisie, van een octrooi, van een fabrieks of handelsmerk, van een ontwerp of model, van een plan, van een geheim recept of werkwijze, dan wel voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een nijverheids, handels, of wetenschappelijke uitrusting die geen onroerend goed is als bedoeld in artikel 6, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
§ 4. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de royalty's verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een vaste inrichting heeft waarmede het recht of het goed, die de royalty's opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
§ 5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, en staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de overeenkomst welke tot de betaling van de royalty's aanleiding geeft werd aangegaan en die de last van de royalty's als zodanig draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 6. Indien ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de genieter of tussen hen beiden en derden het bedrag van de toegekende royalty's, gelet op de prestatie waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het normale bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de genieter zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van de §§ 1 en 2 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval blijft het daarboven uitgaande deel van de royalty's belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van de overeenkomst die van toepassing zijn op de inkomsten waarmede dat deel kan worden gelijkgesteld.
Artikel 13. Vermogenswinsten.
§ 1. Winsten verkregen uit
de vervreemding van onroerende goederen als omschreven in artikel 6, § 2, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
§ 2. Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende goederen, deel uitmakende van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of van roerende goederen behorende tot een vaste basis die een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat voor de uitoefening van een vrij beroep tot zijn beschikking heeft, daaronder begrepen winsten verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van de vaste basis, zijn in die andere Staat belastbaar. De regels van artikel 7, §§ 2 en 3, zijn van toepassing bij het bepalen van het bedrag van die winsten.
Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende goederen als bedoeld in artikel 22, § 3, zijn echter slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zelf volgens dat artikel belastbaar zijn.
§ 3. Winsten verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen, daaronder begrepen een participatie -welke geen deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting als bedoeld in § 2- in een vennootschap op aandelen of een andere kapitaalvennootschap, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder verblijfhouder is.
Artikel 14. Vrije beroepen.
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16 en 17, zijn inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard slechts in die Staat belastbaar, tenzij die verblijfhouder in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, zijn de inkomsten in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij kunnen worden toegerekend aan de werkzaamheden welke met behulp van die vaste basis worden uitgeoefend.
§ 2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding, of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15. Niet zelfstandige beroepen.
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 17, 18, 19 en 20, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, zijn de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat belastbaar.
§2. Inafwijking van § 1 en onder het aldaar vermelde voorbehoud zijn beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
1* de beloningen werkzaamheden vergelden, die in de andere Staat werden uitgeoefend tijdens een tijdvak of tijdvakken welke met inbegrip van de normale arbeidsonderbrekingen gedurende het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
2* de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen verblijfhouder van de andere Staat is, en
3* de last van de beloningen als zodanig niet wordt gedragen door een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
§3. Inafwijking van de §§ 1 en 2 en onder het in § 1 gemaakte voorbehoud, worden beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer geacht betrekking te hebben op werkzaamheden uitgeoefend in de overeenkomstsluitende Staat, waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen, en zijn zij in die Staat belastbaar.
Artikel 16. Beheerders en commissarissen van vennootschappen op aandelen of van kapitaalvennootschappen.
§ 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke uitkeringen, door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht, of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap op aandelen of van een andere kapitaalvennootschap, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar. Dit geldt ook voor de beloningen van een gecommanditeerde vennoot van een vennootschap bij wijze van geldschieting op aandelen, verblijfhouder van België.
§ 2. De beloningen die aan een persoon als bedoeld in § 1 worden toegekend voor de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden in een vaste inrichting, gelegen in de andere overeenkomstsluitende Staat dan die waarvan de vennootschap verblijfhouder is, zijn in die andere Staat belastbaar indien zij als zodanig door die vaste inrichting worden gedragen.
Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars
Inkomsten die beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film, radio, of televisieartiesten en musici, alsmede sportbeoefenaars, als zodanig verkrijgen uit hun persoonlijke werkzaamheden, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die werkzaamheden worden verricht.
Artikel 18. Pensioenen.
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19 zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
§ 2. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat betaald door die Staat, door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of door een rechtspersoon naar het publiek recht van die Staat, zijn echter in die Staat belastbaar.
Artikel 19. Openbare beloningen en pensioenen.
§ 1. Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan of door een rechtspersoon naar publiek recht van die Staat, of wel rechtstreeks of wel uit door hen in het leven geroepen fondsen betaald ter zake van diensten bewezen aan die Staat, aan een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of aan een rechtspersoon naar het publiek recht van die Staat, zijn in die Staat belastbaar.
Deze bepaling is niet van toepassing indien de genieter van die inkomsten onderdaan is van de andere Staat zonder terzelfder tijd onderdaan te zijn van de eerstbedoelde Staat.
§ 2. De bepaling van § 1 is niet van toepassing op beloningen of pensioenen ter zake van diensten verricht in verband met enig handels- of nijverheidsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat, door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of door een rechtspersoon naar het publiek recht van die Staat.
Artikel 20. Studenten, leerlingen en stagiairs.
§ 1. Sommen ten behoeve van zijn onderhoud, onderwijs of opleiding ontvangen door een student, een leerling of een voor een beroep of bedrijf opgeleid wordende persoon, die verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of vroeger was en uitsluitend voor zijn onderwijs of opleiding in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft, zijn in die andere Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die sommen afkomstig zijn uit bronnen buiten die andere Staat.
§ 2. Beloningen die de in § 1 bedoelde personen ontvangen ter zake van een dienstbetrekking die zij in de andere Staat, tijdens een tijdvak dat in het kalenderjaar 183 dagen niet te boven gaat, uitoefenen uitsluitend om beroepservaring op te doen, zijn in die Staat niet belastbaar.
Artikel 21. Niet uitdrukkelijk vermelde inkomsten.
Een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is in de andere overeenkomstsluitende Staat niet belastbaar ter zake van bestanddelen van zijn inkomen die niet uitdrukkelijk in de voorgaande artikelen zijn vermeld, tenzij die bestanddelen van het inkomen begrepen zijn in inkomsten die kunnen worden toegerekend aan een vaste inrichting of een vaste basis welke die verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat in de andere Staat exploiteert.
IV. Belastingheffing naar het vermogen.
Artikel 22.
§ 1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen, als omschreven in artikel 6, § 2, is belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van § 3, is vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting van een onderneming, of uit roerende zaken die behoren tot een vaste basis gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting of de vaste basis is gelegen.
§3. Ininternationaal verkeer geëxploiteerde schepen en luchtvaartuigen, zomede roerende zaken die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 4. Alle andere vermogensbestanddelen van een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, daaronder begrepen een deelneming geen deel uitmakend van het bedrijfsvermogen van een in § 2 bedoelde vaste inrichting in een vennootschap op aandelen of een andere kapitaalvennootschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
V. Bepalingen tot voorkoming van dubbele belasting.
Artikel 23.
§ 1. Met betrekking tot verblijfhouders van Oostenrijk wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen :
1* inkomsten afkomstig uit België met uitzondering van inkomsten als bedoeld in 2* en in België gelegen vermogensbestanddelen, die op grond van de voorgaande artikelen in die Staat belastbaar zijn, zijn in Oostenrijk vrijgesteld van belastingen. Deze vrijstelling beperkt niet het recht van Oostenrijk om met de aldus vrijgestelde inkomsten en vermogensbestanddelen rekening te houden bij het bepalen van het tarief van zijn belastingen;
2* de in België volgens deze overeenkomst geheven belasting :
a) op dividenden, onderworpen aan de regeling van artikel 10, § 2 en niet bedoeld in 3* hierna;
b) op interest die volgens artikel 11, § 2 belastbaar is, en
c) op royalty's die volgens artikel 12, § 2 belastbaar zijn, wordt verrekend met de belasting die op dezelfde inkomsten betrekking heeft en in Oostenrijk wordt geheven. Het in mindering te brengen bedrag mag echter het deel van de belasting, berekend zonder de vermindering, dat evenredig betrekking heeft op die in België belastbare inkomsten, niet te boven gaan;
3* indien de verblijfhouder van Oostenrijk een vennoot is van een vennootschap onder gemeenschappelijk- naam of van een vennootschap bij wijze van eenvoudige geldschieting, verblijfhouder van België, zijn de bepalingen van 1* van toepassing op zijn aandeel in de maatschappelijke winsten en op zijn deelneming in het vermogen van de vennootschap; dezelfde regeling is van toepassing op de andere inkomsten dan inkomsten van belegde kapitalen, door een verblijfhouder van Oostenrijk verkregen in zijn hoedanigheid van vennoot in een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verblijfhouder van België.
§ 2. Met betrekking tot verblijfhouders van België wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen:
1* inkomsten afkomstig uit Oostenrijk met uitzondering van inkomsten als bedoeld in 2* en 3* en in Oostenrijk gelegen vermogensbestanddelen, die volgens de voorgaande artikelen in die Staat belastbaar zijn, zijn in België vrijgesteld van belastingen. Deze vrijstelling beperkt niet het recht van België om met de aldus vrijgestelde inkomsten en vermogensbestanddelen rekening te houden bij het bepalen van het tarief van zijn belastingen.
2* met betrekking tot dividenden onderworpen aan de in artikel 10, § 2, bedoelde regeling, interest belastbaar volgens artikel 11, §§ 2 of 7, en royalty's belastbaar volgens artikel 12, §§ 2 of 6, wordt het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting, waarin de Belgische wetgeving voorziet, onder de voorwaarden en volgens het tarief van die wetgeving verrekend, hetzij met de personenbelasting in verband met die dividenden, interesten en royalty's, hetzij met de vennootschapsbelasting in verband met die interesten en royalty's.
3* a) indien een vennootschap, verblijfhouder van België, aandelen of delen in eigendom bezit van een kapitaalvennootschap, verblijfhouder van Oostenrijk worden de dividenden die haar door deze laatste vennootschap worden toegekend en die aan de regeling van artikel 10, § 2, werden onderworpen, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting voor zover vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen verblijfhouder van België waren geweest; deze bepaling belet niet dat van die dividenden de roerende voorheffing wordt geheven welke volgens de Belgische wetgeving verschuldigd is;
b) indien een vennootschap, verblijfhouder van België, gedurende het volledige boekjaar van een kapitaalvennootschap, die verblijfhouder is van Oostenrijk en aldaar aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, aandelen of delen van deze laatste vennootschap in uitsluitende eigendom heeft bezeten, kan zij eveneens worden vrijgesteld van de roerende voorheffing welke volgens de Belgische wetgeving op de dividenden van die aandelen of delen is verschuldigd, op voorwaarde dat zij zulks schriftelijk aanvraagt binnen de termijn waarin haar jaarlijkse aangifte moet worden ingediend; bij de wederuitkering van de aldus vrijgestelde dividenden aan haar eigen aandeelhouders, mogen deze dividenden niet in mindering worden gebracht van de aan de roerende voorheffing te onderwerpen uitgekeerde dividenden. Deze bepaling is niet van toepassing als de eerste vennootschap op geldige wijze de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen.
Ingeval de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de vrijstelling van vennootschapsbelasting tot het nettobedrag van de dividenden die een vennootschap, verblijfhouder van België, ontvangt van een andere vennootschap, verblijfhouder van België, zodanig worden gewijzigd dat de vrijstelling wordt beperkt tot dividenden in verband met deelnemingen van een bepaalde belangrijkheid in het kapitaal van de tweede vennootschap, zal de bepaling van vorig lid slechts van toepassing zijn op door vennootschappen, verblijfhouders van Oostenrijk, toegekende dividenden voor zover deze verband houden met deelnemingen van dezelfde belangrijkheid in het kapitaal van zulke vennootschappen.
4* indien de verblijfhouder een andere vennootschap is dan een vennootschap op aandelen :
a) is de in 1* bedoelde vrijstelling ook van toepassing op de vennoten van die vennootschap, ongeacht of zij verblijfhouders van België zijn of niet, voor zover de inkomsten of de vermogensbestanddelen van die vennootschap, die volgens de overeenkomst in Oostenrijk belastbaar zijn, ook in België volgens de Belgische wetgeving ten name van de vennoten belastbaar zijn op een andere wijze dan als inkomsten van belegde kapitalen;
b) is de in 2* bedoelde vermindering in dezelfde mate van toepassing op de vennoten van de vennootschap indien zij de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen.
5* de in 1* bedoelde vrijstelling is niet van toepassing op de inkomsten van een verblijfhouder van België, vennoot van een vennootschap onder gemeenschappelijke naam of van een vennootschap bij wijze van eenvoudige geldschieting of van een burgerlijke vennootschap, naar Oostenrijks recht, waarvan de plaats van de werkelijke leiding in Oostenrijk is gelegen, indien die inkomsten in deze laatste Staat volgens diens wetgeving geen belastbare inkomsten zijn.
§ 3. Indien volgens de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat, verliezen welke een onderneming van die Staat in een in de andere Staat gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastinghcffing van die onderneming werkelijk in mindering worden gebracht van haar in de eerstbedoelde Staat belastbare winsten, is de in §§ 1, 1*, en 2, 1*, neergelegde vrijstelling in die eerstbedoelde Staat niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting zijn toe te rekenen, in de mate dat die winsten ook in de andere Staat van belasting werden vrijgesteld wegens hun compensatie met dezelfde verliezen.
VI. Bijzondere bepalingen.
Artikel 24. Nondiscriminatie.
§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 2. De uitdrukking "onderdanen" betekent :
1* natuurlijke personen, die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
2* vennootschappen opgericht overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in een overeenkomstsluitende Staat.
§ 3. De belastingheffing van een vaste inrichting, die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Deze bepaling mag niet dusdanig worden uitgelegd :
1* dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting oplegt aan verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat de persoonlijke verminderingen, aftrekken en belastingverlagingen uit hoofde van de gezinstoestand of de gezinslasten te verlenen, die hij aan zijn eigen verblijfhouders verleent;
2* dat zij België belet de totale winst die kan worden toegerekend aan de in die Staat gelegen vaste inrichting van een vennootschap, verblijfhouder van Oostenrijk, of van elke andere vereniging van personen of personenvennootschap, waarvan de plaats van de werkelijke leiding in Oostenrijk is gelegen gezamenlijk aan belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door zijn wetgeving is bepaald, op voorwaarde dat dit laatste in hoofdsom niet hoger is dan het hoogste tarief dat van toepassing is ter zake van het geheel of enig deel van de winsten van vennootschappen, verblijfhouders van België;
3* dat zij België belet onderdanen van Oostenrijk, die geen verblijfhouder van België zijn maar aldaar over een woning beschikken te belasten op het minimuminkomstenbedrag dat door zijn wetgeving bepaald is met betrekking tot nietverblijfhouders van België die al dan niet onderdanen van België zijn en aldaar over een woning beschikken.
§ 4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele onmiddellijk of middellijk in het bezit is van, of wordt beheerst door een of meer verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
§5. Indit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 25. Regeling voor onderling overleg.
§ 1. Indien een verblijfhouder van een Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende of van beide Staten voor hen leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet schriftelijk een verzoek om herziening van die belastingheffing richten aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat. waarvan hij verblijfhouder is. Om ontvankelijk te zijn moet dat verzoek worden ingediend binnen een termijn van twee jaren vanaf de betekening of de inhouding bij de bron van de belastingheffing.
§ 2. De in § 1 bedoelde bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de overeenkomst, te vermijden.
§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van de overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.
§ 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de met hun wetgevingen verenigbare administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijzen die de verblijfhouders van elke Staat moeten voorleggen om in de andere Staat de bij deze overeenkomst vastgestelde belastingvrijstellingen of verminderingen te genieten.
Artikel 26. Uitwisseling van inlichtingen.
§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitendc Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de overeenkomst en aan die van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is, voor zover de belastingheffing waarin deze voorzien in overeenstemming is met de overeenkomst.
Elke aldus bekomen inlichting moet geheim worden gehouden en mag, buiten de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde, slechts worden medegedeeld aan personen of autoriteiten die belast zijn met de vestiging of de invordering van de in de overeenkomst bedoelde belastingen en met de desbetreffende bezwaarschriften en andere rechtsmiddelen.
§ 2. In geen geval mogen de bepalingen van § 1 aldus worden uitgelegd dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen :
1* administratieve maatregelen te nemen welke afwijken van zijn eigen wetgeving of van zijn administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
2* bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zouden zijn volgens zijn eigen wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
3* inlichtingen te verstrekken die een handels, bedrijfs, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27. Varia.
§ 1. De bepalingen van de overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere akkoorden.
§ 2. Voor de toepassing van de overeenkomst worden de leden van een diplomatieke of consulaire zending van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de zendstaat bezitten geacht verblijfhouder van de zendstaat te zijn indien zij aldaar op het stuk van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen aan dezelfde verplichtingen onderworpen zijn als de verblijfhouders van die Staat.
§ 3. De overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren noch op leden van een diplomatieke zending of een consulaire post van een derde Staat, wanneer deze zich op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat bevinden en op het stuk van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen in de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat niet als verblijfhouders worden behandeld.
§ 4. Geen enkele bepaling van de overeenkomst mag dusdanig worden uitgelegd :
1* dat zij een overeenkomstsluitende Staat belet de bepalingen van zijn nationale wetgeving ter vermijding van belastingevasie en belastingontduiking toe te passen;
2* dat zij de belastingheffing van een vennootschap, verblijfhouder van België, beperkt in geval van inkoop van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen.
§ 5. De Minister van Financiën van België of zijn daartoe bevoegde lasthebbers en de Bondsminister van Financiën van Oostenrijk stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van de overeenkomst.
VII. Slotbepaling.
Artikel 28. Inwerkingtreding.
§ 1. De overeenkomst zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk te Brussel worden uitgewisseld.
§ 2. De overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van te bekrachtigingsoorkonden en zij zal van toepassing zijn :
1* in België :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke normaal zijn toegekend of belastbaar gesteld na 31 december van het jaar waarin de bekrachtigingsoorkonden zijn uitgewisseld;
b) op de andere belastingen geheven naar de inkomsten van belastbare tijdperken normaal eindigend na 31 december van hetzelfde jaar;
2* in Oostenrijk :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke aan de genieters zijn toegekend na 31 december van het jaar waarin de bekrachtigingsoorkonden zijn uitgewisseld;
b) op de andere belastingen geheven voor jaren die volgen op hetzelfde jaar.
Artikel 29. Opzegging.
De overeenkomst zal voor onbepaalde tijd in werking blijven; maar elke overeenkomstsluitende Staat kan tot de 30e juni van elk kalenderjaar met ingang van het vijfde jaar volgend op het jaar van de bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging, zal de overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :
1* in België :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke normaal zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar waarin de opzegging is gedaan;
b) op de andere belastingen geheven naar de inkomsten van belastbare tijdperken die normaal ten laatste op 31 december van hetzelfde jaar eindigen;
2* in Oostenrijk :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke aan de genieters zijn toegekend ten laatste op 31 december van het jaar waarin de opzegging is gedaan;
b) op de andere belastingen geheven voor hetzelfde jaar.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden van beide Staten deze overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
Gedaan te Wenen, op 29 december1971 intweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Duitse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor het Koninkrijk België :
G.C. Puttevils.
Voor de Republiek Oostenrijk :
X. Xxxxxxxxxxxxx.
De bekrachtigingsoorkonden werden uitgewisseld te Brussel, op 13 juni 1973.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 28, § 2 van de Overeenkomst, is ze in werking getreden op 28 juni 1973.