DE WND. VOORZITTER VAN DE IXde KAMER,
nr. 287 330 van 7 april 2023 in de zaak RvV X / IX | ||
In zake: | X | |
Gekozen woonplaats: | ten kantore van advocaat P. VAN ASSCHE Xxxxxx Xxxxxxxxxx 000 0000 XXXX | |
tegen: de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie. | ||
DE WND. VOORZITTER VAN DE IXde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Keniaanse nationaliteit te zijn, op 3 november 2022 heeft ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissing van de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 9 mei 2022 tot weigering van de afgifte van een visum.
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 7 november 2022 met refertenummer X.
Gezien het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 9 januari 2023, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 1 februari 2023. Xxxxxxx het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. MILOJKOWIC.
Gehoord de opmerkingen van advocaat X. XXXXX, die loco advocaat P. XXX XXXXXX verschijnt voor de verzoekende partij, en van attaché X. XXXXXXXX, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Op 9 mei 2022 weigert de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie de afgifte van een visum:
“Motivatie
Wettelijke referenties:
Het visum wordt geweigerd op basis van artikel 32 van verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke code
* (2) Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf zijn onvoldoende aangetoond
* Band met de invitant wordt niet aangetoond.
* (13) Er bestaat redelijke twijfel over uw voornemen het grondgebied van de lidstaten voor het verstrijken van het visum te verlaten
Betrokkene toont niet afdoend aan te beschikken over resterende familiale banden in het land van origine.
Xxxxxxxxxx verklaart werknemer te zijn maar toont niet aan de hand van een bankhistoriek aan dat hij beschikt over een voldoende en regelmatig inkomen uit zijn professionele activiteit. Hierdoor is de beroepsactiviteit en de financiële band met het land van origine onvoldoende bewezen.
Betrokkene reisde niet eerder binnen Schengen.
Betrokkene heeft een voorgaande weigering tot afgifte van een visum kort verblijf ontvangen van de Belgische diplomatieke post. Deze weigering werd onder andere gemotiveerd op basis van het ontbreken van voldoende terugkeergarantie. In deze context worden er bij de huidige visumaanvraag geen betekenisvolle of doorslaggevende nieuwe bewijsstukken voorgelegd die deze negatieve beoordeling zou kunnen weerleggen. Omwille van bovenstaande redenen wordt geoordeeld dat betrokkene onvoldoende garantie biedt op terugkeer naar het land van origine.”
2. Onderzoek van het beroep
2.1. Verzoeker voert een enig middel aan:
“Schending van artikel 32 van verordening nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode; Schending van de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991; Schending van het zorgyuldigheids- redelijkheids-, evenredigheids- en motiveringsbeginsel;
(1) Geschonden bepalingen en beginselen
De bestreden beslissing stelt in eerste instantie dat verzoeker onvoldoende het doel en de omstandigheden van de voorgenomen reis heeft aangetoond, met name omdat het niet duidelijk is wat de band met de invitant is. Ten tweede stelt de bestreden beslissing dat er een redelijke twijfel is dat verzoeker het Schengengrondgebied zal verlaten voor het verstrijken van het visum, nu hij onvoldoende terugkeergaranties zou geboden hebben.
De bestreden beslissing schendt bijgevolg artikel 32 van verordening nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode, juncto het zorgvuldigheidsbeginsel, redelijkheids-, evenredigheids- en motiveringsbeginsel (de materiële motiveringsverplichting), nu niet alle elementen in overweging zijn genomen, de beslissing kennelijk onredelijk is, en deze aan verzoeker niet toelaat dé werkelijke redenen te kennen die aanleiding hebben gegeven tot de bestreden beslissing.
Het redelijkheidsbeginsel, ontwikkeld in de rechtspraak van de Raad van State en later erkend en bevestigd door uw Raad, houdt in dat de overheid bij het nemen van een beslissing alle betrokken belangen vooraf op redelijke wij ze moet afwegen. Uit deze belangenafweging moet een juist evenwicht volgen tussen de draagwijdte van de administratieve handeling en het feit dat geleid heeft tot het stellen van de administratieve handeling. Het redelijkheidsbeginsel begrenst de uitoefening van de discretionaire beslissingsbevoegdheid van de overheid.
De redelijkheid vereist volgens de rechtspraak van de Raad dat de overheid de bestreden beslissing heeft afgewogen aan de hand van werkelijk bestaande feiten, waarvan zij zich een duidelijke voorstelling heeft kunnen vormen en die van zulke aard zijn dat zij de genomen beslissing naar recht en redelijkheid kunnen dragen.
Het redelijkheidsbeginsel is niet van toepassing indien de overheid een gebonden bevoegdheid heeft, 3 quod non in casu. De overheid heeft in dit kader een duidelijke discretionaire bevoegdheid.
Een schending veronderstelt dat de overheid bij nemen van haar beslissing kennelijk onredelijk heeft gehandeld, met andere woorden dat zij op evidente wijze een onjuist gebruik van haar beleidsvrijheid heeft gemaakt (Rvst., Verwimp, nr. 82.011, 9 augustus 1999).
Het beginsel kan niet verantwoorden dat dwingende wettelijke of decretale bepalingen terzijde worden geschoven (Schaeverbeke, nr. 204.496 28 mei 2010; Vanderauwera, nr. 193 ,926 van 8 juni 2009; nv
Xxxxxx Xxxxxx nr. 130.722 van 27 april 2004).
Het evenredigheidsbeginsel, ook wel proportionaliteitsbeginsel genoemd, is een verdere invulling van het redelijkheidsbeginsel. Dit impliceert dat elk overheidshandelen evenwichtig moet zijn, dat daarin geen wanverhoudingen mogen bestaan en dat er door zo een handelingen aanvaardbare relaties tot stand moeten worden gebracht. Een wanverhouding herleidt een dergelijk optreden tot een onredelijke handeling.
Het evenredigheidsbeginsel geldt tussen de bestuurlijke overheden onderling of tussen de bestuurlijke overheden en hun ambtenaren of rechtsonderhorigen.
De bestuurlijke overheid mag aan de rechtsonderhorigen geen onevenredige lasten of beperkingen opleggen. In redelijkheid aanvaardbare lasten of beperkingen kunnen wel worden opgelegd.
Het zorgvuldigheidsbeginsel kan omschreven worden als een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat de overheid verplicht zorgvuldig te werk te gaan bij de voorbereiding van de beslissing en ervoor te zorgen dat de feitelijke en juridische aspecten van het dossier deugdelijk geïnventariseerd en gecontroleerd worden, zodat de overheid met kennis van zaken kan beslissen en de betrokken belangen zorgvuldig inschat en afweegt, derwijze dat particuliere belangen niet nodeloos worden geschaad. Zie:
'Waar de verzoeker de schending aanvoert van het zorgvuldigheidsbeginsel, wijst de Raad erop dat dit beginsel de overheid de verplichting oplegt haar beslissingen op een zorgvuldige wijze voor te bereiden en te stoelen op een correcte feitenvinding (RvS 2 februari 2007, nr. 167.411; RvS 14 februari 2006, nr. 154.954). Het respect voor het zorgvuldigheidsbeginsel houdt in dat de administratie bij het nemen van een beslissing moet steunen op alle gegevens van het dossier en op alle daarin vervatte dienstige stukken. " (RvV nr. 243 234 van 28 oktober 2020)
Het zorgvuldigheidsbeginsel dringt zich op zowel aan de burger als aan de bevoegde overheid.
1. procedurele zorgvuldigheid (voorbereiding beslissing)
• Zorgvuldige voorbereiding van een bestuurshandeling
• Beslissing moet stoelen op correcte feitenvinding (bv. via naleven hoorplicht, bv. advies deskundigen ter informering om met kennis van zaken een beslissing te nemen — onvolledig dossier schending zorgvuldigheidsbeginsel, zie RvS. nr. 119.444 van 15 mei 2003)
2. Materiële zorgvuldigheid (besluitvorming)
• Alg: Bestuur moet zich bij het uitoefenen van haar taak onthouden om de belangen van de bij de beslissing betrokken partijen niet onnodig en op een onredelijke wijze te schaden door onzorgvuldig te handelen. (DUK. W., Inleiding tot het bestuursrecht, 1988, p. 93)
• Nauwgezette belangenafweging ten grondslag (RvS. nr. 188.987 van 18 december 2008)
• Afdoend en volledig onderzoek van het concrete geval voeren om tot beslissing te komen. Een zeer snelle, louter routineuze en administratieve afwikkeling van zaken kan in het licht van het zorgvuldigheidsbeginsel problematisch zijn (RvS. nr. 101.544 van 6 december 2011) juncto
• Het onderzoek van het bestuur dient zonder vooringenomenheid te geschieden (RvS. nr. 93745 6 maart 2001)
• De voormelde beginselen juncto de materiële motiveringsverplichting die rust op de verwerende partij worden op schromelijke wijze geschonden in de bestreden beslissing.
(2) Toepassing in concreto
2.1 Betreffende het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf
De bestreden beslissing poneert in eerste instantie dat verzoeker het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijfonvoldoende heeft aangetoond.
Xxxxxxxxx zou namelijk niet aangetoond hebben wat zijn precieze band met mevrouw V. T. (…) is.
Xxxxxxxxx heeft in casu een visum kort verblijf aangevraagd met oog op een vriendenbezoek, Om dit te staven heeft verzoeker een uitnodigingsbrief vanwege mevrouw V. T. (…) voorgelegd.
Bijlage II bij de verordening nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (hierna: de Visumcode) vermeldt uitdrukkelijk dat een uitnodigingsbrief kan dienen als bewijsstuk waaruit het doel van de reis, zijnde een vriendenbezoek, kan blijken. Er worden geen specifieke vereisten gesteld wat betreft de vorm en inhoud van een uitnodigingsbrief.
Het zorgvuldigheidsbeginsel dringt zich op zowel aan de burger als aan de bevoegde overheid.
1. procedurele zorgvuldigheid (voorbereiding beslissing)
• Zorgvuldige voorbereiding van een bestuurshandeling
• Beslissing moet stoelen op correcte feitenvinding (bv. via naleven hoorplicht, bv. advies deskundigen ter informering om met kennis van zaken een beslissing te nemen — onvolledig dossier — schending zorgvuldigheidsbeginsel, zie RvS. nr. 119.444 van 15 mei 2003)
2. Materiële zorgvuldigheid (besluitvorming)
• Alg: Bestuur moet zich bij het uitoefenen van haar taak onthouden om de belangen van de bij de beslissing betrokken partijen niet onnodig en op een onredelijke wijze te schaden door onzorgxn.lldig te handelen. (DUK. W., Inleiding tot het bestuursrecht, 1988, p. 93)
• Nauwgezette belangenafweging ten grondslag (RvS. nr. 188.987 van 18 december 2008)
• Afdoend en volledig onderzoek van het concrete geval voeren om tot beslissing te komen. Een zeer snelle, louter routineuze en administratieve afwikkeling van zaken kan in het licht van het zorgvuldigheidsbeginsel problematisch zijn (RvS. nr. 101.544 van 6 december 2011) juncto
• Het onderzoek van het bestuur dient zonder vooringenomenheid te geschieden (RvS. nr. 93745 6 maart 2001)
De voormelde beginselen juncto de materiële motiveringsverplichting die rust op de verwerende partij worden op schromelijke wijze geschonden in de bestreden beslissing.
(2) Toepassing in concreto
2.1 Betreffende het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf
De bestreden beslissing poneert in eerste instantie dat verzoeker het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond.
Xxxxxxxxx zou namelijk niet aangetoond hebben wat zijn precieze band met mevrouw V. T. (…) is.
Xxxxxxxxx heeft in casu een visum kort verblijf aangevraagd met oog op een vriendenbezoek. Om dit te staven heeft verzoeker een uitnodigingsbrief vanwege mevrouw V. T. (…) voorgelegd.
Bijlage II bij de verordening nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (hierna: de Visumcode) vermeldt uitdrukkelijk dat een uitnodigingsbrief kan dienen als bewijsstuk waaruit het doel van de reis, zijnde een vriendenbezoek, kan blijken. Er worden geen specifieke vereisten gesteld wat betreft de vorm en inhoud van een uitnodigingsbrief.
Uit de motivatie van de bestreden beslissing blijkt niet dat de verwerende partij deze uitnodigingsbrief op afdoende wijze in overweging heeft genomen. Er wordt eenvoudigweg gesteld dat de band met mevrouw V. T. (…) onvoldoende zou zijn aangetoond.
Dergelijke motivering laat niet toe te achterhalen waarom precies de band met mevrouw V. T. (…) onvoldoende zou zijn aangetoond. Er wordt niet toegelicht waarom de uitnodigingsbrief vanwege mevrouw V. T. (…) niet volstaat om het doel van de reis te kaderen. Nochtans werd in deze uitnodigingsbrief het doel van de reis en de omstandigheden voldoende uiteengezet. Bijgevolg maakt de verwerende partij zich schuldig aan een schending van de materiële motiveringsplicht en het zorgvuldigheidsbeginsel.
Naast de uitnodigingsbrief van mevrouw V. T. (…) werd er een begeleidende brief vanwege de raadsman van mevrouw V. T. (…) bijgevoegd bij de aanvraag. In deze brief werd eveneens de band tussen verzoeker en mevrouw X. X. (…) toegelicht, waaronder hun ontmoeting en de mate waarin en manier waarop zij in contact staan met elkaar.
Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat deze begeleidende brief in overweging werd genomen.
Ondanks deze twee stukken waarmee verzoeker het doel en omstandigheden van de reis heeft aangetoond, beweert de verwerende partij dat de band tussen verzoeker en mevrouw V. T. (...) onvoldoende is aangetoond. Het is absoluut niet duidelijk waarom deze band onvoldoende zou zijn aangetoond, waardoor er sprake is van een schending van de materiële motiveringsplicht. Deze uiterst beperkte motivatie laat niet toe de redenen te kennen waarom het visum op deze grond geweigerd is.
Gezien de verwerende partij meent dat de band tussen verzoeker en mevrouw V. T. (...) onvoldoende werd aangetoond, kan er bovendien geconcludeerd worden tot een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel, nu niet alle feitelijke elementen in overweging werden genomen door de verwerende partij bij het nemen van de bestreden beslissing. Er werd geen rekening gehouden met de gegeven motivatie en stukken vanwege verzoeker.
Daarenboven blijkt uit de stukken toch alleszins dat zowel verzoeker als mevrouw V. T. (...) tewerk gesteld zijn bij IFAW. Er kan dan ook toch vermoed worden dat verzoeker en mevrouw V. T. (...) elkaar kennen, minstens een professionele relatie hebben. Waarom dit niet zou volstaan als achterliggende reden voor de reis, is niet duidelijk.
Bovendien kwalificeert het gegeven dat verzoeker en mevrouw V. T. (...) beiden werkzaam zijn bij dezelfde organisatie als een feitelijke overweging die mee in de beoordeling van het visum had moeten worden genomen, waardoor het zorgvuldigheidsbeginsel opnieuw in het gedrang komt.
Uit de voorgelegde stukken alsook vermoedens blijkt overduidelijk dat het doel van de reis een vriendenbezoek betreft, waarbij verzoeker bij mevrouw V. T. (...) zou verblijven. Het is dan ook onredelijk dat de verwerende partij het visum van verzoeker weigert op deze grond. Bijgevolg maakt de verwerende partij naast bovenvermelde beginselen zich eveneens schuldig aan een schending van het redelijkheidsbeginsel.
Gelet op het voorgaande, is er dan ook sprake van een schending van artikel 32, lid l , a), ii) van de Visumcode, het redelijkheids- en zorgvuldigheidsbeginsel en de materiële motiveringsplicht.
2.2 Betreffende de garanties omtrent het voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van het visum
Ten tweede stelt de bestreden beslissing dat er een redelijke twijfel bestaat over het voornemen van verzoeker om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van het visum te verlaten,
Xxxxxxxxx zou namelijk onvoldoende garanties hebben geboden dat hij zou terugkeren naar zijn land van herkomst.
Bijlage II bij de Visumcode bevat een lijst met stukken aan de hand waarvan het voornemen om het grondgebied te verlaten kan worden beoordeeld.
In casu heeft verzoeker 3 van de 5 opgelijste documenten voorgelegd, met name:
1. Een kopie van zijn retour vliegticket met Lufthansa;
2. Bewijzen van dienstverband aan de hand van rekeningsuittreksels;
3. Bewijs van integratie in het land van verblijf aan de hand van zijn arbeidscontract bij IFAW.
Daar verzoeker inderdaad geen bewijs heeft voorgelegd dat hij beschikt over een echtgenote en drie minderjarige kinderen, heeft hij wel degelijk meerdere andere bewijzen voorgelegd ter staving van zijn voornemen om terug te keren naar Kenia.
Uit het feit dat verzoeker een terugkeerticket voorlegt en dat hij al jarenlang een vaste tewerkstelling geniet bij IFAW en hieruit een stabiel inkomen genereert, volgt dan ook de redelijke veronderstelling dat verzoeker terug zal keren naar zijn land van herkomst.
De bestreden beslissing stelt evenwel dat verzoeker geen bankhistoriek heeft voorgelegd om aan te tonen dat hij beschikt over een regelmatig inkomen. Xxxxxxxxx heeft dit echter wel gedaan. Waarom de door hem voorgelegde rekeninguittreksels niet in overweging genomen worden en waarom zij niet zouden volstaan, wordt door de verwerende partij niet toegelicht, waardoor de materiële motiveringsplicht wordt geschonden.
Het is dan ook volledig onjuist van de verwerende partij om te stellen dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij beschikt over een voldoende en regelmatig inkomen in zijn land van herkomst. Bovendien heeft verzoeker ook zijn arbeidsovereenkomst voorgelegd, waaruit het logische vermoeden volgt dat hij dan ook over een vast inkomen beschikt. Bijgevolg wordt dan ook het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden,
Het is niet duidelijk waarom zijn tewerkstelling bij IFAW geen voldoende garantie op terugkeer is. Er wordt niet uiteengezet waarom zijn tewerkstelling niet in overweging genomen wordt.
Uit het administratief dossier blijkt bovendien dat de verwerende partij contact heeft opgenomen met de werkgever van verzoeker. Deze heeft per mail bevestigd dat verzoeker werkzaam is bij IFAW, en dat hij de toelating heeft gekregen om een maand verlof te nemen om naar België te reizen (stuk De verwerende partij heeft dus uitdrukkelijk de bevestiging gekregen dat verzoeker werkzaam is bij IFAW, en dat hij maar gedurende 1 maand verlof zou krijgen. Waarom dit niet volstaat als een terugkeergarantie wordt niet toegelicht.
Daarenboven werden er, in tegenstelling tot wat de verwerende partij beweert, wel nieuwe betekenisvolle bewijsstukken voorgelegd ten opzichte van de vorige visumaanvraag. Zo heeft verzoeker ten opzichte van zijn vorige visumaanvraag zijn arbeidscontract bij IFAW voorgelegd, alsook bankrekeninguittreksels waaruit blijkt dat hij een inkomen ontvangt. Deze stukken werden niet voorgelegd bij de vorige aanvraag.
Uit deze stukken blijkt overduidelijk dat verzoeker economische banden heeft met zijn land van herkomst. Middels deze documenten toont verzoeker aan dat hij een vaste tewerkstelling bij IFAW geniet, en hieruit een vast inkomen genereert. Gezien de vorige visumaanvraag geschiedde in het kader van zijn tewerkstelling bij IFAW, kan er eveneens geconcludeerd worden dat hij al meerdere jaren deze tewerkstelling geniet, en dat deze bijgevolg voldoende stabiel is.
Het is dan ook onduidelijk waarom de verwerende partij meent dat er geen nieuwe betekenisvolle stukken werden voorgelegd ten opzichte van de vorige visumaanvraag.
Xxxxxxxxx heeft dit klaarblijkelijk wel gedaan. Er anders over oordelen schendt het redelijkheidsbeginsel.
Xxxxxxxxx heeft bijgevolg voldoende aangetoond dat hij voornemens was het grondgebied te verlaten voor het verstrijken van het visum. Het feit dat hij daarenboven niet aangetoond heeft te beschikken over familiale banden in zijn land van herkomst doet er niet toe, nu hij al economische redenen terug moet keren naar Kenia.
Ondanks de voorgelegde stukken en feitelijke omstandigheden en vermoedens, concludeert de verwerende partij zonder meer dat er redelijke twijfel bestaat dat verzoeker het grondgebied van de lidstaten zal verlaten voor het verstrijken van het visum. Zodoende schendt de verwerende partij artikel
32 van de Visumcode, het redelijkheids- en zorgvuldigheidsbeginsel en ten slotte de materiële motiveringsplicht. Het middel is gegrond.”
2.2. Voorafgaande opmerking:
Het administratieve dossier bevat niet meer dan de bestreden beslissing en een inlichtingenblad van een visumaanvraag van 29 juli 2021 en van een aanvraag van 7 mei 2022. Het dossier bevat geen enkel stuk dat is neergelegd naar aanleiding van de twee visumaanvragen. De Raad acht het in dit geval aangewezen het principe te hanteren dat de door verzoeker vermelde feiten als bewezen worden
geacht, tenzij deze feiten kennelijk onjuist zijn (artikel 39/59 van de Vreemdelingenwet). Bovendien wordt vastgesteld dat de verwerende partij geen nota heeft neergelegd.
Het inlichtingenblad van een visumaanvraag van 7 mei 2022 geeft een opsomming van de neergelegde documenten:
“Documents:
Applicant
- C Visa form
- TLS fom 10.480kes Passport + copy
- Copy ID KE
- Bank Statement NCBA from applicant, 17/01/22 - 11/04/2022, in = 982.867kes (7.502C), out = 920.834kes (7.029C), bal = 171.161 kes (1.306C)
- Copy Independant contractor Agreement I FAW
- Copy Old Mutual
- Copy Flight booking Lufthansa 01/05/2022 - 30/05/2022
- Copy Covid Vaccination Certificate Host in BE :
- Annex 3 bis + copy. S. V. T. (...), 11/02/2022 stamp Oostende
- Copy Passport XX 000000
- Uitreksel uit het bevolkingsregister met gezinssamensteliing, alleenstaande, 11/02/2022
- Copies Payslips 11-12/21, 01/22, net = 6.400€/month
- Copy Invitation letter of S. V. T. (...), will support all costs, 16/03/2022 Remarks:
- Maybe applicant will stay in Belgium, email sent to employer IFAW Mail received from Ifaw:
I confirm that Mr. E. K. M. (…)m works for IFAW. Yes, we will allow him to travel for one month.”
De bestreden beslissing steunt op twee weigeringsgronden: het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf zijn onvoldoende aangetoond en er bestaat redelijke twijfel over verzoekers voornemen het grondgebied van de lidstaten voor het verstrijken van het visum te verlaten.
De eerste weigeringsgrond heeft als motief: “Band met de invitant wordt niet aangetoond.”
Verzoeker betoogt dat hij een visum kort verblijf heeft aangevraagd met oog op een vriendenbezoek en dat hij een uitnodigingsbrief van de gastvrouw heeft voorgelegd. Verzoeker verwijst naar bijlage II bij de verordening nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (hierna: de Visumcode). Hij stelt dat deze bijlage uitdrukkelijk vermeldt dat een uitnodigingsbrief kan dienen als bewijsstuk waaruit het doel van de reis, zijnde een vriendenbezoek, kan blijken.
Uit het inlichtingenblad blijkt dat verzoeker een uitnodigingsbrief van S.V.T. heeft voorgelegd. Er staat letterlijk: “Copy Invitation letter of S.V.T. (…), will support all costs, 16/03/2022.”
Het zorgvuldigheidsbeginsel verplicht de overheid haar beslissingen op een zorgvuldige wijze voor te bereiden en te stoelen op een correcte feitenvinding (RvS 2 februari 2007, nr. 167.411; RvS 14 februari 2006, nr. 154.954). Het respect voor het zorgvuldigheidsbeginsel houdt in dat de administratie bij het nemen van een beslissing moet steunen op alle gegevens van het dossier en op alle daarin vervatte dienstige stukken.
Xxxxxxxxx maakt met zijn betoog dat de verwerende partij geen rekening heeft gehouden met de uitnodigingsbrief een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel aannemelijk.
De tweede weigeringsgrond heeft als motief: “Betrokkene toont niet afdoend aan te beschikken over resterende familiale banden in het land van origine. Xxxxxxxxxx verklaart werknemer te zijn maar toont niet aan de hand van een bankhistoriek aan dat hij beschikt over een voldoende en regelmatig inkomen uit zijn professionele activiteit. Hierdoor is de beroepsactiviteit en de financiële band met het land van origine onvoldoende bewezen. Betrokkene reisde niet eerder binnen Schengen.
Betrokkene heeft een voorgaande weigering tot afgifte van een visum kort verblijf ontvangen van de Belgische diplomatieke post. Deze weigering werd onder andere gemotiveerd op basis van het ontbreken van voldoende terugkeergarantie. In deze context worden er bij de huidige visumaanvraag geen betekenisvolle of doorslaggevende nieuwe bewijsstukken voorgelegd die deze negatieve beoordeling zou kunnen weerleggen. Omwille van bovenstaande redenen wordt geoordeeld dat betrokkene onvoldoende garantie biedt op terugkeer naar het land van origine.”
Verzoeker betoogt dat hij voldoende garanties heeft geboden dat hij zou terugkeren naar zijn land van herkomst. Hij heeft bij de aanvraag volgende stukken bijgebracht: een kopie van zijn retour vliegticket met Lufthansa, bewijzen van dienstverband aan de hand van rekeninguittreksels en bewijs van integratie in het land van verblijf aan de hand van zijn arbeidscontract bij IFAW.
Xxxxxxxxx geeft toe dat hij “inderdaad geen bewijs heeft voorgelegd dat hij beschikt over een echtgenote en drie minderjarige kinderen”. Hij betoogt daarentegen dat hij wel degelijk meerdere andere bewijzen heeft voorgelegd ter staving van zijn voornemen om terug te keren naar Kenia. Xxxxxxxxx stelt dat hij wel een bankhistoriek heeft voorgelegd. Het inlichtingenblad vermeldt letterlijk: “Bank Statement NCBA from applicant“.
Xxxxxxxxx stelt dat de verwerende partij contact heeft opgenomen met zijn werkgever. Hij betoogt: “Deze heeft per mail bevestigd dat verzoeker werkzaam is bij IFAW, en dat hij de toelating heeft gekregen om een maand verlof te nemen om naar België te reizen (stuk De verwerende partij heeft dus uitdrukkelijk de bevestiging gekregen dat verzoeker werkzaam is bij IFAW, en dat hij maar gedurende 1 maand verlof zou krijgen. Xxxxxx dit niet volstaat als een terugkeergarantie wordt niet toegelicht.” Ook dit blijkt uit het inlichtingenblad.
Tot slot stelt verzoeker dat er, in tegenstelling tot wat de verwerende partij beweert, wel nieuwe betekenisvolle bewijsstukken werden voorgelegd ten opzichte van de vorige visumaanvraag. Hij vervolgt: “Zo heeft verzoeker ten opzichte van zijn vorige visumaanvraag zijn arbeidscontract bij IFAW voorgelegd, alsook bankrekeninguittreksels waaruit blijkt dat hij een inkomen ontvangt. Deze stukken werden niet voorgelegd bij de vorige aanvraag.”
Verzoeker kan worden gevolgd in zijn betoog dat uit het feit dat hij een terugkeerticket voorlegt en dat hij al jarenlang een vaste tewerkstelling geniet bij IFAW en hieruit een stabiel inkomen genereert, de redelijke veronderstelling volgt dat verzoeker voor het verstrijken van het visum zal terugkeren naar zijn land van herkomst en dat het feit dat hij niet aangetoond heeft te beschikken over familiale banden in zijn land van herkomst niet doorslaggevend is, aangezien hij heeft aangetoond om economische redenen terug te zullen keren naar Kenia.
Het zorgvuldigheidsbeginsel verplicht de overheid haar beslissingen op een zorgvuldige wijze voor te bereiden en te stoelen op een correcte feitenvinding (RvS 2 februari 2007, nr. 167.411; RvS 14 februari 2006, nr. 154.954). Het respect voor het zorgvuldigheidsbeginsel houdt in dat de administratie bij het nemen van een beslissing moet steunen op alle gegevens van het dossier en op alle daarin vervatte dienstige stukken.
Xxxxxxxxx maakt met zijn betoog dat de verwerende partij geen rekening heeft gehouden met de neergelegde bewijsstukken een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel aannemelijk. Het enig middel is gegrond.
3. Kosten
Gelet op het voorgaande past het de kosten van het beroep ten laste te leggen van de verwerende partij.
OM DIE REDENEN BESLUIT DE RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN:
Artikel 1
De beslissing van de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 9 mei 2022 tot weigering van de afgifte van een visum, wordt vernietigd.
Artikel 2
De kosten van het beroep, begroot op 186 euro, komen ten laste van de verwerende partij.
Aldus te Brussel uitgesproken in openbare terechtzitting op zeven april tweeduizend drieëntwintig door: xxx. X. XXXXXXXXXX, wnd. voorzitter, rechter in vreemdelingenzaken,
mevr. X. XXXXXXXXX, xxxxxxxx.
De griffier, De voorzitter,
X. XXXXXXXXX X. MILOJKOWIC