nr. 19.099270
nr. 19.099270
Inhoudelijke wijzigingen gemeenschappelijke regeling Inkoopbureau H10
OUD | NIEUW |
Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze regeling wordt verstaan onder: | Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze regeling wordt verstaan onder: |
g. dienstverleningsovereenkomst: overeenkomst tussen het Inkoopbureau H-10 en gemeente(n) waarbij de inkoop door de gemeenten nader worden ingekaderd; | g. dienstverleningsovereenkomst: overeenkomst tussen het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden en gemeente(n) waarbij de contractering van jeugdhulp door de gemeenten nader wordt ingekaderd; |
f. uitvoeringsorganisatie: de organisatie die de taken als bedoeld in artikel 4, uitvoert; | |
h. uitvoeringsprogramma: een samenhangend en gestructureerd meerjarig financieel overzicht van de in te kopen zorg(soorten) inclusief eisen/bestekken van de uit te voeren aanbestedingen dan wel subsidiëringen. | i. uitvoeringsprogramma: een samenhangend en gestructureerd financieel overzicht van de door deelnemende gemeenten opgedragen uitvoeringstaken dat jaarlijks, na goedkeuring door de colleges van de gemeenten, wordt vastgesteld door het bestuur van het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden. |
Artikel 3. Belangen De regeling behartigt de belangen van de gemeenten op het terrein van uitvoering van inkooptaken op taakonderdelen binnen het sociaal domein. | Artikel 3. Belangen De regeling behartigt de belangen van de gemeenten op het terrein van uitvoering van gemeentelijke contractering in het kader van de Jeugdwet. |
Artikel 4. Taken en bevoegdheden 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen is het Inkoopbureau H-10 belast met de volgende taken: | Artikel 4. Taken en bevoegdheden 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen is het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden belast met uitvoering van de volgende taken in het kader van de Jeugdwet: |
a. uitvoering van de gezamenlijke inkoop en contractering – dat wil zeggen het bepalen van de wijze van inkoop, de inkoopprocedure en het contract- en leveranciers- management; | a. ondersteuning bij regionaal te contracteren jeugdhulp; b. coördineren van regionale berichtgeving inzake de jeugdhulp; c. leveren van een bijdrage aan de optimalisering van de opgedragen uitvoeringsprocessen; d. contractbeheer en contractmanagement; e. afwikkelen van het opgedragen declaratie- en betalingsverkeer; f. leveren van een bijdrage en advies bij de verantwoordingscyclus waaronder het genereren van adequate managementinformatie en informatie voor de planning en controlcyclus; |
b. het op verzoek namens gemeenten optreden richting leveranciers om de voorwaarden en eisen, waaronder de overeenkomsten worden afgesloten te harmoniseren (gecombineerde inkoop); | g. het op verzoek namens gemeenten optreden richting leveranciers om de voorwaarden en eisen, waaronder de overeenkomsten worden afgesloten te harmoniseren. |
c. het op verzoek van een individuele (of cluster van) gemeente(n) contracteren met leveranciers (individuele inkoop en contractering). | |
2. In de dienstverleningsovereenkomst worden | 2. In de dienstverleningsovereenkomst worden |
samenwerkingsafspraken vastgelegd met betrekking tot de financiering en af te nemen diensten van het Inkoopbureau H-10. De uit te voeren diensten zien toe op het aangaan en beëindigen van inkoopcontracten en contractmanagement met derden ter uitvoering van de taken in de Jeugdwet en voor een deel van de taken op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. | samenwerkingsafspraken vastgelegd met betrekking tot de financiering en af te nemen diensten van het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden. |
3. De colleges: a. dragen geen bevoegdheden over aan het bestuur; b. kunnen bevoegdheden voor de uitvoering van taken aan het bestuur en de directeur in mandaat opdragen. | |
Artikel 12. Benoeming en rechtspositie 1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur en het overige personeel van het Inkoopbureau H-10. | Artikel 12. Uitvoeringsorganisatie 1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur van het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden. 2. Het bestuur stelt de bevoegdheden van de directeur vast, waaronder de voorwaarden voor het in dienst nemen van het personeel en het aangaan van overeenkomsten met derden in verband met de uitvoering van taken van het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden. 3. Bij het in dienst nemen van personeel dat namens een opdrachtgevende gemeente het contractmanagement verzorgt in relatie met gecontracteerde jeugdhulpaanbieders, maakt de directeur vooraf afspraken met de betrokken gemeenten over het profiel en selectieproces. 4. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden en is voor de uitvoering van zijn taak verantwoording verschuldigd aan het bestuur. 5. Met uitzondering van de directietaken kan het bestuur besluiten om de taken van de uitvoeringsorganisatie door middel van een overeenkomst onder te brengen bij een overheidswerkgever, voor zover deze valt binnen de werkingssfeer van de Xxxxxxxxxxxxx 0000. 6. Het besluit tot het aangaan van de in het vijfde lid bedoelde overeenkomst kan slechts bij unanimiteit worden genomen. |
2. Op het personeel zijn de arbeidsvoorwaardenregelingen voor gemeenteambtenaren van overeenkomstige gemeenten van toepassing, tenzij in overleg met de centrales voor overheidspersoneel een specifieke arbeidsvoorwaardenregeling voor de personeelsleden van de bedrijfsvoeringsorganisatie is overeengekomen. 3. | 7. Het bestuur stelt de arbeidsvoorwaardenregeling vast voor personeel in dienst van het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden. |
Artikel 13. Xxxxx, bevoegdheden en vervanging directeur 4. Het bestuur stelt in een instructie nadere regels vast over de taken en bevoegdheden van de secretaris. | Artikel 13. Xxxxx, bevoegdheden en vervanging directeur 3. Het bestuur stelt in een directiestatuut nadere regels vast over de taken en bevoegdheden en de positie van de directeur als secretaris van het bestuur. |
Artikel 15. Begroting | Artikel 15. Kadernota en begroting |
1. Het bestuur zendt, met in achtneming van het bepaalde in artikel 34b van de wet, jaarlijks de algemene financiële en |
beleidsmatige kaders aan de raden. | |
5. Nadat deze is vastgesteld, zendt het bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten. | 6. Nadat deze zijn vastgesteld, zendt het bestuur de nota van beantwoording van de door de gemeenteraden ingediende zienswijzen en, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten. |
6. Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en aan Gedeputeerde Staten. | 7. Het bestuur zendt de begroting, met inachtneming van artikel 34, tweede lid, van de wet, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en aan Gedeputeerde Staten. |
Artikel 16. Bijdragen van de gemeenten | Artikel 16. Bijdragen van de gemeenten 2. De uitgaven in verband met de uitvoering van door individuele gemeenten afzonderlijk opgedragen aanvullende taken, worden gedragen door de opdrachtgevende gemeente op basis van tussen het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden en deze gemeenten vastgelegde budgetafspraken. |
Artikel 17. Jaarrekening 3. Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus, aan de gemeenten en aan Gedeputeerde Staten. | Artikel 17. Jaarrekening 3. Het bestuur zendt de jaarrekening, met inachtneming van artikel 34, vierde lid, van de wet, aan de gemeenten en aan Gedeputeerde Staten. |
Artikel 19. Evaluatie 1. Het bestuur draagt zorg voor een evaluatie van de regeling. De eerste evaluatie vindt plaats voor 31 december 2016. | Artikel 19. Evaluatie 1. Het bestuur draagt minimaal een keer in de vier jaar zorg voor een evaluatie van de regeling. |
2. De eerste evaluatie vindt plaats voor 31 december 2022. | |
2. De in het eerste lid bedoelde evaluatie heeft onder meer, doch niet uitsluitend, tot doel na te gaan: a. of, en zo ja in welke mate de in deze regeling geformuleerde doelstellingen zijn behaald; b. of, en zo ja in welke mate de in deze regeling vastgelegde overdracht van taken en bevoegdheden, in het licht van de doelstelling van deze regeling, aanpassing behoeft. | 3. De evaluatie heeft onder meer, doch niet uitsluitend, tot doel na te gaan: a. of, en zo ja in welke mate de met deze regeling beoogde samenwerking is gerealiseerd; b. of, en zo ja in welke mate de bij deze regeling opgedragen taken, in het licht van de beoogde samenwerking, aanpassing behoeven. |
Artikel 20. Toetreding en uittreding 1. Toetreding van een andere gemeente tot de regeling of uittreding van een gemeente uit de regeling, is mogelijk vanaf 1 januari 2021. | Artikel 20. Toetreding en uittreding 1. Toetreding geschiedt per 1 januari van enig jaar en uittreding op 31 december van enig jaar. |
2. Toetreding en uittreding dient te geschieden per 1 januari van enig jaar, waarbij in het geval van uittreding een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen. | |
3. Het bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding. | 2. Voor toetreding is instemming benodigd van de reeds aan de GR deelnemende colleges. 3. Een deelnemende gemeente kan zelfstandig besluiten tot uittreding door toezending aan het bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen, die op grond van wettelijke bepalingen hiertoe bevoegd zijn. 4. Het bestuur zendt het besluit tot uittreding van een gemeente ter kennisneming aan de colleges van de overige deelnemende gemeenten. 5. Uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van |
het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het bestuur van het besluit tot uittreden in kennis is gesteld. 6. Het financiële nadeel dat voor de andere deelnemende gemeenten ontstaat door het beëindigen van de deelname door de uittredende gemeente aan het uitvoeringsprogramma, wordt over een periode van drie jaar vanaf datum uittreding zichtbaar gemaakt en door de uittredende gemeente ter compensatie aan het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden vergoed. 7. De berekening van het financiële nadeel geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten: a. het aandeel van de uittredende gemeente in de overhead (de zogenaamde niet vermijdbare desintegratiekosten) gedurende drie jaar; b. drie keer het aandeel van de uittredende gemeente in de jaarkosten fte ten behoeve van de vorming van een voorziening voor verplichtingen die volgen uit de afvloeiing van personeel, herplaatsingskosten (werk naar werkbegeleiding) en transitievergoedingen die rechtstreeks voortvloeien uit de beëindiging van taken als gevolg van voornoemde uittreding. 8. Indien de uittredende gemeente haar fte-aandeel met ingang van de datum van uittreding overneemt, wordt het financiële nadeel verminderd met drie keer haar aandeel in de jaarkosten fte. 9. Naast de in het achtste lid beschreven mogelijkheden ter compensatie kan bij de berekening van het financiële nadeel rekening worden gehouden met andere voorstellen van de uittredende gemeente waarmee de kostenrisico’s voor de andere deelnemende gemeenten worden verlaagd. 10. Het op basis van het zevende tot en met negende lid berekende financiële nadeel wordt door de uittredende gemeente aan de gemeenschappelijke regeling jaarlijks vergoed gedurende drie jaar of tegen contante waarde afgekocht door middel van een afkoopsom. 11. Bij het ontbreken van overeenstemming over de hoogte van het berekende financiële nadeel als bedoeld in het tiende lid, vragen het bestuur van de GR en het college van de uittredende gemeente gezamenlijk advies aan een onafhankelijke externe deskundige voor de vaststelling van het financiële nadeel als bedoeld in het zesde lid. 12. Het advies van de in het elfde lid bedoelde deskundige is voor partijen bindend, onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de wet en de kosten voor het inschakelen van de deskundige worden in gelijke mate over beide partijen verdeeld. 13. Het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden en de uittredende gemeente gaan, met inachtneming van artikel 3, een overeenkomst aan voor de uitvoering van de taken die het Servicebureau, in het kader van het in het achtste lid bedoelde compenserende maatregelen, gedurende een periode van maximaal drie jaar na de datum van uittreding nog voor de uittredende gemeente blijft verrichten. | |
Artikel 24. Inwerkingtreding en duur | Artikel 24. Inwerkingtreding en duur |
1. De regeling wordt aangegaan tot en met 31 december 2020. | 1. De regeling wordt voor onbepaalde tijd aangegaan. |