Overeenkomst inzake een joint venture voor de exploitatie van een goederentransportdienst in de sector intermodaal overlandververvoer
BEKENDMAKING OP GROND VAN ARTIKEL 12, LID 2, VAN VERORDENING (EEG) Nr. 1017/68 VAN DE RAAD; BETREFFENDE ZAAK Nr. IV/36.215
Overeenkomst inzake een joint venture voor de exploitatie van een goederentransportdienst in de sector intermodaal overlandververvoer
(98/C 179/03)
(Voor de EER relevante tekst)
I. Her verzoek
1. De Commissie heeft op 27 september 1996 het ver- zoek op grond van artikel 12, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad (¹) ontvangen, aan de hand waarvan onderstaande partijen (hierna: ,,de partijen’’ genoemd) de vrijstelling bedoeld in artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag proberen te krijgen met betrekking tot een overeenkomst waarbij een joint venture wordt opgezet (hierna: ,,de overeen- komst’’ genoemd) voor de exploitatie van een goede- rentransportdienst in de sector intermodaal over- landvervoer. De partijen hebben, na overleg met de Commissie, haar op 25 augustus 1997 medegedeeld dat aan hun verzoek kan worden voldaan met een vrijstelling voor een aanvankelijke periode van drie jaar, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1017/68.
II. De partijen
2. Partijen bij de overeenkomst zijn:
CSX Europe Inc. (,,CSX’’), volle dochtermaatschap- pij van CSX Corporation. CSX Corporation is de Amerikaanse moedermaatschappij van een concern met als belangrijkste activiteiten het goederenvervoer per spoor, het maritiem containtertransport, het in- termodaal vervoer, distributie en de daarmee ver- band houdende dienstverlening. Het concern omvat eveneens de volle dochtermaatschappijen CSX Inter- modal, een grote onderneming die intermodaal ver- voer verricht in de Verenigde Staten en over geavan- ceerde know-how beschikt op het gebied van het railvervoer en het intermodaal transport, en Sea- Land Services Inc., gespecialiseerd in maritiem con- tainervervoer naar Europese havens.
Deutsche Bahn AG (,,DB’’), moedermaatschappij van het concern DB, de Duitse nationale spoorweg- maatschappij. DB heeft een aantal dochtermaat- schappijen die zich met goedervervoer bezighouden. De enige dochtermaatschappij evenwel welke als ex- ploitant containervervoerdiensten verricht is Trans- fracht, waarvan DB voor 100 % eigenaar is. De omzet van DB in de vrachtvervoersector heeft in hoofdzaak betrekking op gewoon binnenlands
(¹) PB L 175 van 23.7.1968, blz. 1.
goederenvervoer, d.w.z. het transport binnen de Duitse grenzen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van gesloten laadeenheden zoals maritieme contai- ners, aanhangwagens en wissellaadbakken.
DB had vroeger 20,5 % van het kapitaal van Kombi- verkehr GmbH in handen. Die participatie werd ge- reduceerd tot 0,87 %. Kombiverkehr houdt zich be- zig met het kopen en doorverkopen van railvervoer- diensten en met de overslagverrichten in terminals. Haar actiegebied strekt zich uit tot aan de spoor- wegterminals maar niet verder.
NS Cargo NV (,,NS Cargo’’), een dochteronderne- ming van de NV Nederlandse Spoorwegen (,,NS’’) waarbij alle vrachtvervoersactiviteiten van de NS zijn ondergebracht.
III. De overeenkomst
a) Algemeen
3. De overeenkomst werd door de partijen op 9 sep- tember 1996 voor onbepaalde tijd aangegaan. De joint venture werd opgezet in de vorm van een be- sloten vennootschap naar Nederlands recht waarvan de maatschappelijke zetel zich in Amsterdam en de belangrijkste bedrijfskantoren zich in de omgeving van Rotterdam bevinden. De onderneming kreeg de naam ,,NDX Intermodal BV’’ (,,NDX’’).
4. Doel van de overeenkomst is het opzetten van een joint venture waarin de partijen hun know-how in- zake goederenvervoer bijeenbrengen met de bedoe- ling een kwalitatief goede en concurrerende, grens- overschrijdende huis-huis-vervoerdienst op te zetten en te exploiteren.
b) Structuur en beheer van de onderneming
5. DB heeft 50 %, en CSX en NS Cargo hebben ieder 25 % van de aandelen van NDX in handen. NDX staat onder de gezamenlijke controle van CSX, DB en NS Cargo.
6. NDX wordt beheerd en bestuurd door een directeur onder het toezicht van een raad van commissarissen.
De directeur, op dit ogenblik een voormalig kaderlid van CSX, wordt met eenparigheid aangesteld door de vergadering van aandeelhouders. De raad van co- missarissen bestaat uit zes leden, van wie er twee door elke aandeelhouder worden benoemd, en neemt beslissingen bij eenvoudige meerderheid van stemmen, behalve voor bepaalde soorten besluiten zoals bijvoorbeeld de goedkeuring van een bedrijfs- plan, waarvoor eenparigheid is vereist.
c) Inhoud
7. De overeenkomst is gericht op de exploitatie van een huis-huisdienst voor indermodaal overlandgoederen- vervoer, met name voor het vervoer van maritieme containers en van in het overlandvervoer gebruikte laadeenheden. Voor de exploitatie van die dienst wordt gebruik gemaakt van gesloten treinen en pen- deldiensten die kunnen worden gecombineerd met andere vervoermethoden zoals wegvervoer. Van wegvervoer zou hoofdzakelik gebruik worden ge- maakt voor het traject tussen verzender en terminal enerzijds, en tussen de eindterminal en de eindbe- stemming anderzijds. Volgens de overeenkomst voorziet de joint venture met name in de volgende diensten:
— huis-huisservice,
— terminal-terminalservices,
— gesloten treinen en pendeltreinen in een netwerk- structuur,
— ondersteunende dienstverlening voor depots, op- slag en reparaties,
— wegvervoerdiensten,
— overslagdiensten in de terminals, en
— telematische ondersteuning met inbegrip van tracking en tracing.
8. De diensten worden rechtstreeks aan de verladers en zeevervoeders verkocht. NDX koopt van haar kant vervoerdiensten hoofdzakelijk bij spoorwegonderne- mingen en eventueel ook bij wegvervoerondernemin- gen en zo nodig bij binnenvaartbedrijven.
9. NDX concentreert zich aanvankelijk op overland- vervoer naar belangrijke bestemmingen vanuit de Noordzeehavens in België, Nederland en Duitsland, alsook tussen andere plaatsen in de EG-lidstaten en de EVA-staten. Op dit ogenblik voorziet NDX in diensten op de verbindingen Rotterdam–Antwerpen, Rotterdam–München, Hamburg–Milaan en (sedert 30 september 1997) Rotterdam–Barcelona. De acti- viteiten worden in de afzienbare toekomst tot andere
geografische zones (²) uitgebreid, aangezien NDX het voornemen heeft een ,,Europees net’’ voor ge- combineerd overlandvervoer met bestemmingen in geheel Europa tot stand te brengen. In het aanvan- kelijke bedrijfsplan voor vijf jaar zijn 42 mogelijke routes opgenomen. De door NDX beoogde routes worden nu reeds gekenmerkt door een vrij omvang- rijk intermodaal containerverkeer, waarvoor slechts in geringe mate gebruik wordt gemaakt van de spoorgwegen. Het beheer en de controle van het NDX-net wordt gecentraliseerd, hetgeen volgens de partijen NDX zal in staat stellen commerciële voor- delen toe te kennen aan verladers die bereid zijn al- ternatieve routes te gebruiken.
10. De partijen beweren dat NDX als een onafhanke- lijke vervoeronderneming, los van de ondernemingen die het als joint venture opzetten, zal functioneren, hetgeen betekent dat NDX met laatstgenoemde on- dernemingen zal kunnen concurreren en vice versa, hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks via andere ondernemingen. NDX kan zelf, op grond van de marktbehoeften, de terminals voor haar net selecte- ren.
11. In de oorspronkelijk bij de Commissie ingediende overeenkomst was een clausule opgenomen waarbij aan DB en NS Cago het recht op het eerste aanbod van trekkend materieel (maar dan uitsluitend voor het vervoer in Duitsland en Nederland en met dien verstande dat bedoelde voorrang geen voorwaarden omvatte met een discriminerend karakter ten op- zichte van het aanbod van andere exploitanten van intermodaal railvervoer) werd verleend. Genoemde moedermaatschappijen kregen daardoor het recht als eerste een offerte voor het leveren van tractie in te dienen en die tractie ook te leveren indien hun prijs- opgave de beste was. NDX behield niettemin de vrij- heid de tractiediensten te kopen waar haar het gun- stigste aanbod werd gedaan.
De oorspronkelijke overeenkomst voorziet evenwel niet in een gelijksoortig recht op voorrang met be- trekking tot treinwagons. NDX kan bijgevolg in vol- ledige vrijheid de wagontypes kiezen die zij geschikt acht en deze contractueel betrekken.
Naar aanleiding van de gesprekken met de Commis- sie waarin werd gewezen op het gevaar voor uitslui- ting dat een dergelijke clausule betreffende het be- schikbaar maken van trekkend materieel of wagons kon inhouden — omdat zij de toegang kon blokke- ren voor de eventueel nieuwe exploitanten in de rail- transportmarkt — zijn de partijen overeengekomen
(²) NDX wenst niet alleen routes tussen de Noordzeehavens en bestemmingen in geheel Europa maar ook volledig buiten de landen van de aandeelhouders gelegen routes te exploiteren.
om bedoelde clausule uit hun overeenkomst te schrappen. De partijen heben niettemin de mening te kennen gegeven dat in het huidige stadium van de marktliberalisering dit recht op een eerste aanbod geen praktische consequenties kan hebben en als het uitvloeisel van een gewone zakenrelatie tussen NDX en haar moedermaatschappijen DB et NS Cargo kan worden beschouwd.
12. DB en NS Cargo kunnen vrij blijven participeren in concurrerende ondernemingen zoals Transfracht (voor 100 % in handen van DB), Trailstar (voor 10 % in handen van NS Cargo), Intercontainer (voor 15,15 % van DB en voor 8,4 % van NS Cargo en European Rail Shuttle BV (,,ERS’’) (³) (voor 7,6 % van NS Cargo en voor 23,1 % van Sea-Land, dochteronderneming van CSX-Corporation). Vol- gens de partijen zal DB rechtstreeks met NDX con- curreren via haar dochtermaatschappij Transfracht, aangezien zij het voornemen heeft haar internatio- nale maritieme activiteiten en overlandsverrichtingen uit te breiden (ª). Sommige van bovengenoemde on- dernemingen concurreren rechtstreeks met NDX op de verbindingen Rotterdam–Antwerpen en Rotter- dam–München. De partijen wijzen erop dat in het vervoer per spoor Kombiverkehr een directe concur- rent van NDX zal zijn op de verbinding Ham- burg–Milaan en op talrijke andere verbindingen naargelang het net van NDX zich zal uitbreiden.
13. De overeenkomst bevat geen bepalingen betreffende eventueel tegen participerende ondernemingen te treffen sancties, zoals boetebedingen, uitsluitingen, enz.
IV. De markt
14. Volgens de partijen is de betrokken marktsector die van het internationaal vervoer van goederen welke voor de volledige reis tussen de plaatsen van verzen- ding en bestemming in hetzelfde wegvoertuig
(³) Er werd op gewezen dat de activiteiten van ERS aanzienlijk verschillen van die van NDX in die zin dat ERS niet voor- ziet in huis-huisdiensten en zich beperkt tot transport van en naar de haven van Rotterdam. ERS wordt omschreven als de gezamenlijke-aankoopagentuur van een aantal zeescheep- vaartondernemingen die geen onafhankelijke activiteiten ontplooit maar zich in hoofdzaak concentreert op het vol- doen aan de interne behoeften van haar aandeelhouders. NDX is daarentegen een onderneming met eigen onafhan- kelijke activiteiten bestaande uit hoofdzakelijk de exploitatie van diensten in het gecombineerd vervoer, die voor haar ontwikkeling afhankelijk is van de toenemende mate waarin zij aan de marktbehoeften op dat gebied zal kunnen vol- doen, en niet van de transportbehoeften van haar aandeel- houders.
(ª) Op dit ogenblik exploiteert Transfracht Neu evenwel geen enkele verbinding waarop NDX in diensten voorziet, die onderneming heeft bovendien aan de Commissie medege- deeld dat zij haar activiteiten hoofdzakelijk concentreert op verbindingen waarop nog geen diensten van andere vervoer- ondernemingen beschikbaar zijn maar waartoe wel alle ver- voerondernemingen, met inbegrip van NDX, toegang heb- ben.
dan wel dezelfde container of wissellaadbak opgesla- gen blijven.
15. De partijen voeren aan dat, op basis van het in het bedrijfsplan van NDX opgenomen voornemen om de activiteiten tot een aanzienlijk aantal bestem- mingsplaatsen in West- en Centraal-Europa uit te breiden, dat gehele geografische gebied dus als af- zetgebied in aanmerking dient te worden genomen. Naar het oordeel van de partijen hoeft de geografi- sche afbakening van het marktgebied echter niet te worden ingevuld, omdat in de nabije toekomst het marktaandeel van NDX toch nog onbeduidend blijft.
V. Vrijstelling op grond van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1017/68
16. De partijen zijn van mening dat de overeenkomst niet in strijd is met artikel 85, lid 1, van het EG-Ver- drag en in ieder geval voldoet aan de criteria voor vrijstelling omschreven in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1017/68 om de hierna uiteengezette rede- nen.
a) Bijdrage tot de verbetering van de dienstverlening of tot een bevordering van de economische en tech- nische vooruitgang
17. De partijen zijn van mening dat de oprichting van NDX zal bijdragen tot een verbetering van de kwali- teit van de vervoerdiensten, een verhoging van de productiviteit van de participerende ondernemingen en de bevordering van de economische en technische vooruitgang zoals hierna omschreven.
i) De overeenkomst is gericht op een verbetering van de flexibiliteit, de betrouwbaarheid en de snelheid van de vervoerdiensten binnen de Euro- pese Gemeenschap tegen op een redelijk niveau gehandhaafde prijzen.
ii) De overeenkomst stelt de partijen in staat te vol- doen aan de vraag naar vervoerders met een ge- heel Europa omvattend netwerk waarvoor laatst- genoemden via een one-stop shop kunnen voor- zien in sneller multimodaal overlandvervoer dan het geval zou zijn indien de partijen zulks ieder voor zich zouden proberen te doen.
iii) De overeenkomst voorziet in de pooling van de complementaire know-how en van de voordelen van de verschillende marktposities van CSX, DB en NS Cargo (’). Zij stelt NDX in staat
(’) NS Cargo brengt commerciële en logistieke know-how aan met betrekking tot Rotterdam, terwijl DB over vergelijkbare know-how niet betrekking tot de grote Duitse havens be- schikt. CSX, een nieuwkomer op de Europese markt, be- schikt over geavanceerde, in de Europese markt nog niet be- schikbare know-how op het gebied van de informatietechno- logie (IT), de marketing en de vervoerslogistiek.
geavanceerde diensten, zoals tracking en tracing en huis-huisvervoer, aan te bieden welke tot dus- ver geen enkele van de aanwezige railexploitan- ten heeft kunnen opzetten. Het voorzien in een dergelijke dienstverlening kan bijdragen tot de totstandbrenging van het geschikte klimaat voor de spoorwegen om nieuwe kansen aan te grijpen en door een verruiming van hun dienstenassorti- ment tot betere resultaten te komen, hetgeen een door de Commissie aangemoedigde doelstelling is.
iv) De overeenkomst zal een meer flexibele exploita- tie van vervoerdiensten mogelijk maken, aange- zien NDX niet afhankelijk zal zijn van leveran- ciers.
v) De overeenkomst zal tot gevolg hebben dat gea- vanceerde tracking- en tracingtechnologie wordt gebruikt, hetgeen de klant rechtstreeks, in de zijn van een kwalitatief betere dienstverlening, maar ook onrechtstreeks, in de vorm van een be- tere kostenverdeling en kostenbesparingen voor NDX, ten goede zal komen.
b) Aandeel van de gebruikers in de uit de overeen- komst voortvloeiende voordelen
18. Volgens de partijen is in het kader van de overeen- komst naar behoren rekening gehouden met de be- langen van de gebruikers van vervoerdiensten, omdat de oprichting van NDX een gevolg is van de vastbe- radenheid van de spoorwegondernemingen om meer klantgericht te gaan functioneren en aldus het con- currentievermogen van het railvervoer ten opzichte van de andere vervoertakken te vergroten.
c) Eventueel aan de betrokken vervoerondernemingen opgelegde beperkingen welke voor het bereiken van bovenomschreven doelstellingen niet onmisbaar zijn
19. De partijen zijn van mening dat hun in het kader van de overeenkomst geen enkele beperking wordt opgelegd die niet onmisbaar is voor het bereiken van de doelstellingen.
20. De partijen zijn eveneens de mening toegedaan dat de overeenkomst voor hen beantwoordt aan een es- sentiële voorwaarde voor het opzetten van een net- werk dat geheel Europa omvat, aangezien zij afzon- derlijk niet in staat zouden zijn een dergelijk net- werk in de komende jaren tot stand te brengen.
21. De partijen wijzen erop dat de overeenkomst hen in staat stelt geavanceerde diensten zoals tracking, tra- cing en huis-huivervoer aan te bieden en dat de par- ticiperende spoorwegondernemingen tot dusver niet in staat zijn geweest om dergelijke diensten zelf op te zetten.
22. De partijen voeren bovendien aan dat de participatie van NS Cargo en DB onontbeerlijk is. Men het oog op de levensvatbaarheid kan NDX zijn diensten niet geleidelijk op de markt brengen, want de markt wordt gedomineerd door grote, reeds lang geves- tigde ondernemingen welke in staat zijn hun prijzen te verlagen. NDX heeft bijgevolg behoefte aan de complementaire know-how, ervaring en marktposi- ties van de twee spoorwegondernemingen om on- middellijk haar diensten op voldoende plaatsen te kunnen aanbieden en zich in de markt de nodige be- wegingsruimte te garanderen.
23. Zij leggen eveneens de nadruk erop dat de deelne- ming van beide spoorwegondernemingen ertoe zal bijdragen dat de aanwezigheid in de markt van NDX als autonome ondernemding gemakkelijker wordt aanvaard, en dat de deelneming van NS Cargo praktisch uitsluit dat NDX en Transfracht hun gedragingen met betrekking tot de concurrentie kunnen coördineren, en aldus garandeert dat het op- treden van NDX als totaal onafhankelijk van dat van Transfracht wordt waargenomen.
d) Mogelijkheid voor de partijen om, voor een wezen- lijk deel van de betrokken vervoermarkt, de mede- dinging uit te schakelen
24. De partijen voeren aan dat de overeenkomst geen uitschakeling van de concurrentie voor een wezenlijk deel van de betrokken vervoermarkt tot gevolg heeft om de hierna omschreven redenen.
i) Volgens de ramingen zal het marktaandeel van NDX voor het eerste jaar slechts 0,5 % en na vijf jaar niet meer dan 1 tot 1,5 % bedragen. In de betrokken sector heeft het wegvervoer nog steeds veruit het grootste marktaandeel, aange- zien in Europa de overgrote meerderheid van de containers per vrachtwagen wordt vervoerd.
ii) NDX zal in de toekomst eveneens concurrentie ondervinden van een aanzienlijk en toenemend aantal exploitanten van railvervoer in een zich li- beraliserende markt, ofschoon van de aanwezige exploitanten de belangrijkste, te weten Intercon- tainer ('), tot dusver ook de enige is met een uit- gebreid en geheel West-Europa — inclusief de belangrijkste door NDX reeds geëxploiteerde routes — bestrijkend net.
(') De partijen wijzen erop dat noch DB noch NS over enige controle beschikken over het commercieel beleid van Inter- container, dat een joint venture van een groot aantal spoor- wegondernemingen is, waarvan zij beide een zeer gering ge- deelte van de aandelen in hun bezit hebben, en dat NDX de eerste echte concurrent wordt van Intercontainer, die tot dusver de enige exploitant is van een werkelijk pan-Europees net voor gecombineerd vervoer.
iii) Ten slotte hebben de partijen bij de overeen- komst de vrijheid hun met NDX concurrerende activiteiten voort te zetten en nieuwe met NDX concurrerende activiteiten op gang te brengen.
BEKENDMAKING
25. Dit bericht wordt gepubliceerd in overeenstemming met de procedure van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1017/68. De Commissie heeft tot dusver geen standpunt ingenomen met betrekking tot de toepasselijkheid van artikel 85 en nodigt, in overeen- stemming met artikel 12, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1017/68 alle belanghebbenden derden uit, haar binnen 30 dagen na de datum van publicatie van dit bericht hun opmerkingen kenbaar te maken, met verwijzing naar Zaak IV/36.215, op het vol- gende adres:
Europese Commissie
Directoraat-generaal Concurrentie Diensten
Vervoer en vervoersinfrastructuur Xxxxxxxxx 000,
B-1049 Brussel
Fax: (000) 000 00 00
X.400: G=Xxxx; S=VANGINDERACHTER; O=DG4; P=CEC; A=RTT; C=BE
Internet: Xxxx.Xxxxxxxxxxxxxxx@xx0.xxx.xx of
X.400: G=Joaquin; S=XXXXXXXXX XXXXXX; O=DG4; P=CEC; A=RTT; C=BE
Internet: Xxxxxxx.XxxxxxxxxXxxxxx@xx0.xxx.xx
Aanmelding van een gemeenschappelijke onderneming (Zaak nr. IV/F-1/37.018 — Tamrock/Caterpillar)
(98/C 179/04)
(Voor de EER relevante tekst)
1. Op 21 april 1998 ontving de Commissie een aanmelding als bedoeld in artikel 4 van Verordening nr. 17 van de Raad (¹), van een gemeenschappelijke onderneming die is aange- gaan tussen Caterpillar Inc. (USA) en Tamrock Corp. (Finland). De gemeenschappelijke on- derneming zal hydraulische hamers voor Caterpillar graafmachines en scheplaadmaschines ont- werpen, assembleren, produceren en op de markt brengen.
2. Na een eerste onderzoek is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de aangemelde overeenkomsten binnen de werkingssfeer van Verordening nr. 17 kunnen vallen.
3. De Commissie nodigt belanghebbende derden uit opmerkingen inzake de voorgenomen transactie aan de Commissie mede te delen.
Deze opmerkingen dienen uiterlijk binnen tien dagen na de datum van deze publicatie bij de Commissie te zijn ingediend. De opmerkingen kunnen per fax ((00-0) 000 00 00) of per post, onder vermelding van referentienummer IV/F-1/37.018 aan de Commissie worden toegezon- den op het volgende adres:
Europese Commissie
Directoraat-generaal Xxxxxxxxxxx (DG IV) Directoraat F
Xxxxxxxxxxxxxx 000 X-0000 Xxxxxxx.
(¹) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62.