TUCHTCOLLEGE
TUCHTCOLLEGE
NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN
Bij afkorting aangeduid als NOAB
Nr. TC 11/2009
Beslissing in de zaak van:
A v.o.f., gevestigd te Y, hierna ook te noemen: klager,
tegen B B.V., gevestigd te Z, NOAB-lid, hierna te noemen: betrokkene.
1. Procedureverloop.
Etc.
2. De feiten.
2.1. Betrokkene verzorgt voor klager sinds 1999 de boekhouding en dergelijke. Te dier zake hebben partijen met elkaar vooraf afspraken gemaakt zoals deze zijn opgenomen in de ter zitting door klager met toestemming van betrokkene overgelegde offerte/overeenkomst d.d. 5 januari 1999.
2.2. In deze offerte is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen: “ Onder verwijzing naar het onderhoud hetwelk wij enkele weken geleden met u te onzen kantore mochten hebben, komen wij middels dit schrijven op het een en ander gaarne terug.
ADMINISTRATIE.
Hieronder wordt door ons verstaan:De volledige verzorging van de financiële administratie (…..)
Wij zijn bereid deze werkzaamheden te verrichten op basis van een vast tarief van fl. 540,00 per kwartaal exclusief omzetbelasting
ACCOUNTANCYWERKZAAMHEDEN:
Hieronder wordt door ons verstaan:(……) De verzorging van twee aangiften IB/XXX.Xx controle van alle aanslagen IB/PVV.Het eventueel indienen van bezwaarschriften tegen zakelijke- en persoonlijke belastingaanslagen.(….) Wij zijn bereid deze werkzaamheden te verrichten op basis van een vast tarief van fl. 1.500,00 per jaar exclusief omzetbelasting.
DOSSIER-SAMENSTELLING: (…..)
Wij hebben u reeds laten weten dat wij binnen onze organisatie een afzonderlijk administratiekantoor hebben voor de verzorging van de (dagelijkse-) financiële administraties. Dit kantoor ressorteert rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van ons kantoor, zodat wij voor u het aanspreekpunt blijven. (….) De kosten voor de financiële administratie zullen per kwartaal aan u in rekening worden gebracht door Administratiekantoor C. De accountancykosten zullen door ons kantoor aan u in rekening worden gebracht. Gaarne vertrouwen wij u hiermede een passende aanbieding te hebben gedaan en zien met belangstelling uw opdrachten tegemoet.”.
2.3. Administratiekantoor C heeft op 3 juni 2007 aan klager in rekening gebracht over het eerste
kwartaal 2007 een bedrag van (11 uren maal € 42,50 = inclusief BTW) € 556,33 wegens, kort gezegd, gevoerde besprekingen en briefwisselingen met de belastingdienst inzake de aangiften IB/PVV over de jaren 2004 en 2005. Nadat klager had gevraagd om een toelichting op deze factuur, heeft Administratiekantoor C bij brief van 10 augustus 2007, p/o ondertekend door D, het volgende aan klager bericht: “Recentelijk heeft u gevraagd naar een toelichting op in aanhef genoemde factuur. Daarbij heeft u onder meer gezinspeeld op de “vaste prijsafspraken” welke wij eerder met u hebben gemaakt en het feit dat u zich daarbij zo prettig en zeker voelt. Wij zijn het dan ook die gemaakte afspraken respecteren en daarvan niet afwijken. Dat is in het verleden zo geweest en dat zal in de toekomst ook zo blijven. Hier hebben wij echter te maken met een bijzonderheid! Verwijzende naar de aanbieding van 05 januari 1999 van B B.V. (….) stellen wij vast dat de met in aanhef genoemde factuur in rekening gebrachte werkzaamheden, geen onderdeel uitmaken van onze genoemde totaalaanbieding. Derhalve is de onderhavige factuur dan ook correct en terecht opgemaakt. Kijkende naar de toekomst….
en uw uitdrukkelijke wens tot het maken en hebben van alleen maar “vaste” afspraken…
.zijn wij voor de toekomst bereid ook déze werkzaamheden te laten vallen onder de huidige vaste afspraken welke er met u reeds sedert 1999 bestaan. Gaarne vertrouwen wij hiermede voldoende duidelijk het een en ander te hebben verklaard, en vertrouwen u thans akkoord met de in geding zijnde factuur. Betaling daarvan zien wij dan ook met belangstelling tegemoet.”.
2.4. Klager heeft hierop aan betrokkene bericht dat zij een aantal door haar van betrokkene ontvangen facturen niet van plan is te betalen aangezien zij van mening is dat de aan de daarop betrekking hebbende werkzaamheden verbonden kosten geheel vallen onder de in 1999 gemaakte prijsafspraken. Xxxxxxxxxx heeft nadien om haar moverende redenen (zie hierna onder 2.6) een drietal facturen gecrediteerd.
2.5. Op 24 oktober 2008 heeft klager per e-mail het volgende aan betrokkene bericht, voor zover hier van belang, “bij controle van de boekhouding kwam ik tot de constatering dat de bedragen voor IB/PVV etc. niet alleen de laatste 2 jaren ten onrechte zijn gedeclareerd, maar ook al enkele jaren daarvoor, nl.
2006 € 190,--,
2005 € 190,--
2004 € 190,--
2002 € 125,--,
samen € 695,--. Met de € 390,-- die wij reeds gecrediteerd kregen is dit € 1085,--. Aangezien bij ons nog een rekening van u openstaat voor € 825,-- resteert er een nog door u te betalen bedrag van € 260,-- excl. BTW.”.
Ter zitting heeft klager verklaard dat laatstgemeld bedrag als gevolg van een door hem gemaakte rekenfout nader bedraagt € 224,32 (inclusief BTW).
2.6. Xxxxxxxxxx heeft daarop bij brief van 29 november 2008 aan klager geantwoord, voor zover hier van belang: “Het mag u duidelijk zijn, en zo hebben wij dat ook gepresenteerd tijdens de bespreking op woensdag 01 oktober 2008, dat onze crediteringen met de facturen 111111
–0000 en 0001, hebben plaatsgevonden uit coulance. Een coulance waaraan u echter geen enkel recht kunt verbinden!
U mag daaruit dan ook concluderen dat verdere crediteringen niet zullen plaatsvinden. Op de eerste plaats kunt u zich niet aan uw verantwoordelijkheid onttrekken om aan u aangeboden facturen op juistheid te controleren. U betaalt, dus heeft deze controle uwerzijds plaatsgevonden en blijkt uw goedkeuring uit de betaling. Op de tweede plaats vindt steeds bespreking van de aan te bieden facturen plaats tijdens aanbieding en bespreking van de jaarrekening. Op de inhoud van uw E-mail schrijven van 24 oktober j.l. komen wij dan ook niet verder terug en zullen wij geen verdere toevoegingen doen behoudens dan de bovenstaande. In uw E-mail schrijven gaat u over tot vereffening van over-en-weer openstaande facturen. Met vereffening gaat u kennelijk dan ook akkoord. Wij kunnen ons daarmede dan ook eveneens akkoord verklaren. Aangehecht treft u ons rekening-overzicht aan. Hieruit blijkt dat door u nog verschuldigd is een bedrag van € 139,23.(…..)”.
2.7. Bij brief aan betrokkene van 3 december 2008 heeft klager aangevoerd, voor zover hier van belang: “U zult wel begrijpen dat ik niet nog eens extra ga betalen, terwijl ik al teveel aan jullie betaald heb. Wij hebben destijds afspraken gemaakt en er staat duidelijk zwart op wit met handtekeningen, welke zaken door jullie voor het afgesproken bedrag zouden worden uitgevoerd. Als jullie dan nog extra faktureren, betekent dit, dat jullie het geld op onrechtmatige wijze hebben verkregen. (…..) Door deze fakturen te crediteren geeft u zelf aan, dat die (net als de door mij bij controle later ontdekte) ten onrechte betaald zijn.(…..) Ik blijf dus uiteraard bij
mijn standpunt dat jullie mij de mij toekomende € 260,-- excl. BTW moeten betalen.”.
2.8. Xxxxxxxxxx heeft bij brief van 9 december 2008 aan klager laten weten - zakelijk weergegeven – dat zij persisteert bij de inhoud van haar (hiervoor onder 2.6 vermelde) brief van 29 november 2008.
2.9. Vervolgens heeft klager per email van 16 december 2008 de onderhavige klacht ingediend bij het NOAB.
3. De klacht, standpunten en conclusies van partijen.
3.1. Naar het Tuchtcollege verstaat, houdt de klacht – zakelijk weergegeven – in dat betrokkene als NOAB-lid haar zorgplicht heeft geschonden door in strijd met de tussen partijen in 1999 gemaakte prijsafspraak ten aanzien van werkzaamheden die volgens klager volledig onder die overeenkomst vielen en op grond daarvan in de vaste prijs waren begrepen aan klager desondanks extra kosten in rekening te brengen.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden zoals door hen aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij daaraan, deels ter herhaling en mede in antwoord op door het Tuchtcollege aan haar gestelde vragen, nog het een en ander toegevoegd.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. De klacht zoals hiervoor weergegeven, betreft het optreden van betrokkene in haar hoedanigheid van administratie-en belastingdeskundige, lid van NOAB. Als zodanig is zij onderworpen aan het voor de NOAB leden geldende tuchtrecht. Bij de beoordeling van de klacht is dit het uitgangspunt van het Tuchtcollege.
4.2.1. De aard van de door betrokkene ten behoeve van klagers te verrichten werkzaamheden,
voor zover in casu van belang, is voldoende duidelijk voor het Tuchtcollege komen vast te staan.
Het standpunt van klager komt hierop neer dat de aan de desbetreffende werkzaamheden verbonden kosten door betrokkene niet extra in rekening kunnen worden gebracht aangezien die kosten zijn begrepen in de vaste prijsafspraak tussen partijen zoals die gold vanaf 1999. Betrokkene weerspreekt niet – sterker nog: erkent herhaaldelijk - dat bedoelde werkzaamheden (en dus ook de daaraan verbonden kosten) aanvankelijk inderdaad onder die overeenkomst vielen, maar betrekt de stelling dat de overeenkomst nadien – naar haar bijstaat met ingang van het jaar 2002 en in overleg met dan wel met stilzwijgende instemming van klager - is gewijzigd in die zin, dat met betrekking tot die werkzaamheden voortaan wel extra kosten aan klager in rekening konden worden gebracht.
4.2.2. Voor wat betreft deze laatste door betrokkene opgeworpen stelling, die overigens door klager wordt betwist, stelt het Tuchtcollege voorop dat deze civielrechtelijk van aard is. Het is aan de civiele rechter om te beoordelen of klager uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend heeft ingestemd met de wijziging van de in 1999 overeengekomen prijsafspraken. Het Tuchtcollege is derhalve niet bevoegd om hierover te oordelen.
4.3.1. Het Tuchtcollege is vervolgens van oordeel dat een NOAB administratie-en belastingdeskundige moet zorgen dat tussen hem en zijn cliënt duidelijkheid bestaat met betrekking tot hun financiële relatie. Het behoort derhalve tot de zorgplicht van een NOAB administratie-en belastingdeskundige dat hij de met zijn cliënt overeengekomen prijsafspraken en/of de wijzigingen daarvan op een duidelijke manier schriftelijk vastlegt. De ratio van deze regel is dat de NOAB administratie-en belastingdeskundige dient te voorkomen dat er onzekerheid, misverstanden of geschillen ontstaan over de gemaakte prijsafspraken en/of de wijzigingen daarvan. Het NOAB tuchtrecht is van toepassing op de vraag of een NOAB administratie-en belastingdeskundige al dan niet aan deze zorgplicht heeft voldaan.
4.3.2. Nu betrokkene omtrent de wijzigingen van de in 1999 overeengekomen prijsafspraken niets schriftelijk heeft vastgelegd, is zij tegenover klager tekortgeschoten in haar hiervoor omschreven zorgplicht. Daarmee heeft betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is derhalve gegrond.
4.4. Het Tuchtcollege is niet bevoegd om zich uit te laten over de vraag of klager als gevolg hiervan op enigerlei wijze schade heeft geleden. Deze (eventuele)vordering staat ter
beoordeling van de (civiele) rechter.
4.5. Ter zake van de op te leggen maatregel overweegt het Tuchtcollege het volgende. Zij acht het van groot belang dat de prijsafspraken en de wijzigingen daarvan op een duidelijk manier schriftelijk door een NOAB administratie-en belastingdeskundige worden vastgelegd. Het Tuchtcollege neemt vervolgens in aanmerking dat zij zich nog niet eerder op deze wijze uitdrukkelijk over het onderhavige onderwerp heeft uitgesproken. Het Tuchtcollege acht derhalve de lichtste maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.
5. De beslissing
Het Tuchtcollege:
Verklaart de klacht gegrond en legt betrokkene de maatregel van enkele waarschuwing op;
Bepaalt dat een samenvatting van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm openbaar wordt gemaakt door publicatie in “Activa”, het periodiek van NOAB.
Xxxxx beslist op 15 september 2009 door xx. X. Xxxxxxx, voorzitter, xx. X. Xxxxxxx en
P.G.H.H. Xxxxx RA, leden, in aanwezigheid van X.X.X.X. xx Xxxxx, griffier.
Afschriften van deze uitspraak zijn aangetekend aan partijen verzonden op: 15 september 2009
Tegen deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 15 van het Reglement van Tuchtrechtspraak NOAB in beroep worden gekomen bij het College van Beroep binnen twee maanden na verzending van het afschrift van deze uitspraak conform het bepaalde in artikel 14 van laatstgenoemd Reglement.