TOEKOMST LANDELIJK GEBIED GRONINGEN
TOEKOMST LANDELIJK GEBIED GRONINGEN
DEELGEBIEDSPLAN VEENKOLONIËN
met gebiedsgroep afgestemde versie, 22 oktober 2024
Vooraf
Met behulp van specialistische kennis maar vooral ook meerdere informatie- en discussiebijeenkomsten met ondernemers uit de agro-sector, bewoners, overheidsinstanties en belangengroeperingen en individuele gesprekken met verschillende partijen is dit deelgebiedsplan tot stand gekomen. De provincie en het gebiedsduo zijn alle deelnemers erg dankbaar voor de inbreng van al hun kennis en kunde. De groep deelnemers van de bijeenkomsten heeft ook gereflecteerd op een conceptversie van het deelgebiedsplan.
Desondanks was het aantal deelnemers ten opzichte van het aantal ondernemers en inwoners in het gebied beperkt, wat betekent dat er nog een vervolgproces nodig is om te komen tot een breed gedragen gebiedsplan. In dit deelgebiedsplan is zoveel mogelijk kennis van de deelnemers, provincie medewerkers en de ondersteunende bureaus samengevoegd. Hiermee is een volgende stap in de transitie van het landelijk gebied gezet, waarin de kracht van de Veenkoloniën als uitgangspunt dient.
Aanleiding
In de zomer van 2022 presenteerde het Rijk de opgaven voor het landelijk gebied in haar Startnotitie voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), met daarin doelen voor natuurherstel (met als onderliggende opgave de reductie van stikstof), water en klimaat. Hiervoor is de provincie Groningen het programma Transitie Landelijk Gebied (TLG) gestart, waarvoor in gebiedsprocessen de opgaven en oplossingsrichtingen worden verkend en ingevuld. De gebiedsprocessen zijn van groot belang om samen met de gebieden toe
te werken naar het gevraagde provinciale gebiedsprogramma. In het gebiedsproces is toegewerkt naar dit deelgebiedsplan met maatregelopties op gebied van natuurherstel, water en klimaat in combinatie met perspectief voor de landbouw. Het doel van dit deelgebiedsplan voor deelgebied Veenkoloniën is om de uitkomsten van het gebiedsproces in de Veenkoloniën inzichtelijk te maken, tezamen met inzicht in het doorlopen proces en de opgaven vanuit het TLG die betrekking hebben op de Veenkoloniën.
Het gebied Veenkoloniën
De Veenkoloniën is een jong en rationeel landschap van rechte lijnen, dat eigenlijk pas in de zeventiende en achttiende eeuw is ontstaan. Daarvóór was het een bijna onbegaanbaar moeras. Nagenoeg al het
hoogveen dat hier te vinden was is afgegraven waardoor langs de gegraven hoofdkanalen de karakteristieke lintdorpen en het huidige landschap zijn ontstaan. In Figuur 1 op de volgende pagina is te zien hoe het gebied zich heeft ontwikkeld. De Herinrichting Veenkoloniën tussen 1983 en 2017 is bepalend geweest voor de landbouwkundige en landschappelijke inrichting van het gebied zoals dat nu is. Het gebied kenmerkt zich nu door grootschalige openheid en de landschappelijke identiteit bevat een duidelijke mix van oude industrielandschappen en agrarisch grondgebruik, waarin kanalen en wijken als zeer kenmerkend worden ervaren. Er is een duidelijk contrast zichtbaar tussen de besloten delen van het gebied, bestaande uit kanaaldorpen en het achterliggende cultuurlandschap. In zijn geheel bestaat de Veenkoloniën zowel uit een Gronings als een Drents deel, zie Figuur 2 op de volgende pagina 1.
In het TLG-proces, waar voorliggend plan voor is opgesteld, ligt de focus op het Groningse deel van de Veenkoloniën. Wanneer in dit plan wordt gesproken over Veenkoloniën gaat het dus om het gebied dat binnen de provincie Groningen ligt.
1 voor meer informatie over het gebied Veenkoloniën (erfgoed, ruimtelijke kwaliteit en landschap) wordt verwezen naar de kwaliteitsgids provincie Groningen: xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx
Figuur 1: Ontwikkeling van de Veenkoloniën (bron: Topotijdreis)
Het tweede hoofdstuk bevat een beschrijving van het proces waarmee we zijn gekomen tot een gebiedsplan voor deelgebied Veenkoloniën. Vervolgens geeft hoofdstuk drie een doorkijk naar de toekomst in de Veenkoloniën. Dit toekomstbeeld, dat bestaat uit richtinggevende uitspraken en oplossingsrichtingen,
is gevormd aan de hand van input verkregen bij de georganiseerde sessies. In het vierde hoofdstuk wordt de vertaling van de nationale en provinciale opgaven naar de opgaven voor de Veenkoloniën gemaakt. In het hoofdstuk daarna worden maatregelopties benoemd. Dit is de belangrijkste input voor het provinciale gebiedsplan. De laatste twee hoofdstukken bestaan uit de koppelkansen en het vervolg van het gebiedsproces in de Veenkoloniën.
Figuur 2: De gehele streek Veenkoloniën (bron: Beunen et al., 2010)
2. HET GEBIEDSPROCES IN DEELGEBIED VEENKOLONIËN
In de Veenkoloniën gebeurt al veel los van het TLG-proces; zo is het een pilot-gebied voor verschillende projecten, wordt er veel samengewerkt tussen agrariërs en verwerkende (keten)partijen en zijn de in het gebied aanwezige partijen gewend om samen op te trekken. Eén van de uitgangspunten van het gebiedsproces was om aan te sluiten bij de al bestaande structuren en initiatieven. Daarom is bij het
gebiedsproces Veenkoloniën onder andere samengewerkt met Stichting Innovatie Veenkoloniën en de daarbij aangesloten partners.
Stichting Innovatie Veenkoloniën:
is een samenwerkingsverband dat in 2012 is opgericht als onderdeel van Agenda voor de Veenkoloniën. In 2022 is het een zelfstandige stichting geworden met als (huidige) doel het bevorderen van innovatie in de Veenkoloniale landbouw en samen te werken aan een sterk, divers, toekomstbestendig Veenkoloniaal bouwplan met een duurzaam verdienvermogen.
Voor meer informatie: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Vanaf het begin van het TLG-gebiedsproces is de samenwerking aangegaan, weliswaar zowel de provincie als Stichting Innovatie Veenkoloniën vanuit hun eigen verantwoordelijkheid. Zo doorloopt Stichting Innovatie Veenkoloniën een eigen proces en levert zij in juli 2024 een eigen gebiedsplan op. Waar mogelijk is aangesloten bij elkaars proces om te zorgen voor een optimale uitwisseling van kennis en ervaring. De
maatregelen uit het eerste conceptrapport van de Stichting Innovatie Veenkoloniën zijn bijvoorbeeld gebruikt in de tweede toekomstsessie van het TLG-gebiedsproces. Beide gebiedsplannen kunnen gebruikt worden
om het vervolgproces vorm te geven en ook daarin de samenwerking voort te zetten. In het kader van het TLG-gebiedsproces zijn, net als in de andere deelgebieden in de provincie, verschillende bijeenkomsten met een brede vertegenwoordiging uit het gebied georganiseerd. In Tabel 1 is een overzicht van de bijeenkomsten weergegeven.
Bij twee bijeenkomsten (januari en februari 2024) stond kennis over het water- en bodemsysteem, klimaat, landbouw en natuur centraal. Tijdens de bijeenkomsten is vooral gesproken over waar het gebied nu staat en de relatie tot de opgaven. Ook werd uitleg gegeven over de NPLG-doelen en ervaringen/inzichten vanuit het gebied gedeeld. De verslagen van deze bijeenkomsten zijn terug te vinden online op de website van de provincie. Na deze kennissessies is een inloopavond georganiseerd waar deze kennis breder is gedeeld en waar de aanwezige belangstellenden reacties konden achterlaten.
Figuur 3: Foto’s gemaakt tijdens de kennissessies
Vanaf februari 2024 zijn vier zogenoemde toekomstsessies georganiseerd. Om de kwaliteiten van het gebied goed in beeld te krijgen en te houden is de eerste bijeenkomst gewijd aan de ontstaansgeschiedenis en cultuurhistorie van het landschap om van daaruit richting te geven voor de toekomst van het gebied; wat waarderen wij in het gebied, welke kernkwaliteiten zien wij en hoe dragen die bij aan het beeld van het gebied in 2050. De kernkwaliteiten richtten zich niet alleen op de opgave die op het landelijk gebied ahomen vanuit het NPLG maar waren breder. Denk bijvoorbeeld aan de leefbaarheid van het gebied. Het doel was om te begrijpen wat dit gebied voor haar inwoners, ondernemers en bezoekers uniek maakt en wat zij belangrijk vinden. Dit was de basis om te praten over wat het gebied wil behouden en versterken en wat er mogelijk kan/moet veranderen. Dit is vertaald naar ‘richtinggevende uitspraken’ voor het gebied, en daarmee is gekeken naar welke oplossingsrichtingen in het gebied passen en hoe deze oplossingen kunnen bijdragen aan het gewenste beeld van 2050.
Figuur 4: Voorbeeld van ‘kansenkaart’ voor de toekomst zoals geschetst aan één van de tafels in toekomstsessie 1
Voorafgaand aan de tweede toekomstsessie zijn er rondleidingen geweest over een akkerbouwbedrijf en een veehouderij. Hier hebben de eigenaren een toelichting gegeven op verschillende stappen die al genomen worden/zijn met oog op de NPLG-doelen. Ook vertelden zij over uitdagingen waar zij tegenaan lopen en hoe zij hier mee om gaan. Het was leerzaam en inspirerend om vervolgens in de tweede toekomstsessie de richtinggevende uitspraken verder aan te scherpen (zie Hoofdstuk 3). Daarna presenteerde Stichting Innovatie Veenkoloniën de opzet en maatregelen uit hun concept gebiedsplan en zijn de circa 30 deelnemers met elkaar in gesprek gegaan over mogelijke maatregelen waarmee de doelen (zie voor NPLG-doelen Hoofdstuk 4) naar hun inzichten behaald zouden kunnen worden. De maatregelen zijn onder andere opgesteld door de ondersteunende bureaus om het gesprek met elkaar te kunnen voeren. Gaande het gebiedsproces zijn deze aangevuld met maatregelen uit het gebied en voor de Veenkoloniën ook met maatregelen uit het conceptgebiedsplan Veenkoloniën van de Stichting Innovatie Veenkoloniën. In de sessie is er een verdeling gemaakt in maatregelen die (eventueel onder voorwaarden) passend zijn en die ongeschikt zijn voor dit gebied. De derde toekomstsessie is met de groep verder gesproken over randvoorwaarden van de maatregelen. De vierde toekomstsessie is gewijd aan de sociaaleconomische impact van de maatregelen en een aantal dilemma’s waar het gebied voor staat en heeft de groep gereflecteerd op het concept van dit gebiedsplan.
Figuur 5: Foto’s gemaakt tijdens de toekomstsessies
Figuur 6: Foto’s gemaakt tijdens twee bedrijfsbezoeken
Naast de genoemde vanuit het TLG-gebiedsproces georganiseerde bijeenkomsten zijn door de verkenner en de gebiedsregisseur verschillende gesprekken gevoerd en hebben zij verschillende bijeenkomsten bijgewoond. Zo zijn er individuele gesprekken gevoerd over het proces en de opgaven binnen TLG met gemeente Stadskanaal en Pekela, waterschap Hunze en Aa’s, drinkwaterbedrijf Groningen, Nedmag, LTO, Agrarische Jongeren Veenkoloniën, Hempflax, Avebe, Agricycling en de Stichting Innovatie Veenkoloniën. Ook hebben de verkenner en gebiedsregisseur deelgenomen aan de stakeholdersbijeenkomst voor het gebiedsplan van de Stichting Innovatie Veenkoloniën, aan de bijeenkomst Kansen voor de Veenkoloniën (Rabobank als initiatiefnemer) en aan de twee door de provincie georganiseerde landbouwsymposia. Verder is een presentatie gegeven aan de landbouwvereniging Kiel-Compagnie.
De sessies en de gesprekken hebben de verschillende gebiedspartners kennis en inzicht geboden in elkaars vraagstukken en uitdagingen. Er is een waardevol fundament gelegd om in gezamenlijkheid verder te werken aan de gebiedsopgaven.
Datum | Sessie | Beoogd resultaat |
Januari 2023 | Startnotitie | Vastgesteld door Provinciale Staten |
Juni 2023 | Stand-van-zaken document Groningen | Vastgesteld door Provinciale Staten |
13-06-2023 | Brede inloopbijeenkomst | Delen informatie over Stand-van-zaken document en het te doorlopen gebiedsproces |
29-11-2023 | Kennissessie Stichting Innovatie Veenkoloniën | In het gebied aanwezige kennis op tafel brengen |
25-01-2024 | Kennissessie water en bodem/ klimaat | Vormen breed gedeeld gebiedsbeeld |
21-02-2024 | Kennissessie landbouw en natuur | Vormen breed gedeeld gebiedsbeeld |
26-02-2024 | Brede inloopbijeenkomst | Delen en aanvullen breed gedeeld gebiedsbeeld |
29-02-2024 | Toekomstsessie 1 | Komen tot kernkwaliteiten van het gebied (in 2050) |
09-03-2024 | Toekomstsessie 2 (inclusief twee bedrijfsbezoeken) | Opstellen van richtinggevende uitspraken en bijpassende mogelijke maatregelen |
07-05-2024 | Toekomstsessie 3 | Komen tot verwachtte doelbereik en randvoorwaarden van maatregelen |
04-06-2024 | Toekomstsessie 4 | Analyse van sociaaleconomische impact analyseren en reacties op concept deelgebiedsplan |
Tabel 1: Overzicht gebiedsbijeenkomsten
3. TOEKOMSTBEELD VAN DE VEENKOLONIËN
Bestaande (landbouwkundige) kernkwaliteiten van de Veenkoloniën
Het is prettig wonen in het gebied Veenkoloniën; het sluit aan bij de wensen van haar bewoners namelijk rust en ruimte maar is met het door openbaar vervoer en auto(snel)wegen en provinciale wegen ook goed ontsloten. De weidsheid van het landschap en de leefbaarheid worden erg gewaardeerd. Toch zijn er ook zorgen over het behoud van de leefbaarheid want voorzieningen staan onder druk en jongeren zijn moeilijk vast te houden op het platteland.
Tijdens de bijeenkomsten beschrijven deelnemers deelgebied de Veenkoloniën met name als “ideaal ingericht voor de landbouw”. Meerdere keren wordt benoemd dat het huidige systeem optimaal is ingericht voor de aanwezige bedrijven. Tijdens bijeenkomsten in het gebied wordt door aanwezige ondernemers benoemd
dat er voldoende water beschikbaar is en de aanwezigheid van moerige gronden in kwalitatief goede producten resulteert. Het besef lijkt nog onvoldoende aanwezig dat de beschikbaarheid van zoetwater door de klimaatverandering onder druk staat en de moerige gronden door oxidatie en bodemdaling niet beter worden.
Daarnaast is de verkavelingsstructuur als gevolg van de vroegere veenontginning en de Herinrichting optimaal (grote en rechte percelen), en zijn er veel wijken en kanalen wat wateraanvoer nagenoeg overal mogelijk maakt. Dit maakt samen dat het karakteristieke landschap een efficiënt gebied is voor de landbouwsector. Wat ook kenmerkend wordt genoemd voor de Veenkoloniën zijn de korte ketens binnen de industrie in het gebied: veel producten worden lokaal verwerkt door coöperaties. Daarnaast is hier veel aandacht voor innovatie en er wordt gedacht in kansen. Zo is de Veenkoloniën een proefgebied binnen de Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw en binnen Blue Transition en ook voor de inzet van robotisering en precisielandbouw. Ook dat maakt de Veenkoloniën uniek.
De natuur in de Veenkoloniën heeft zich vooral ontwikkeld langs de wijken, in het gebied is weinig bos. Het open Veenkoloniale landschap in combinatie met de landbouw is waardevol voor de akkervogels.
Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw
Vanuit de ambitie om als Noord-Nederland koploper te worden van een vitaal platteland werken landbouw, natuur en onderwijs sinds eind 2019 samen in de Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw, met als doel de omslag naar een landbouwvorm die zowel voedsel produceert als de omgeving versterkt. In acht proefgebieden in Groningen, Fryslân en Drenthe wordt gewerkt aan de verbetering van de biodiversiteit, bodemkwaliteit, leefbaarheid en het landschap.
Blue Transition
In dit project wordt onderzocht wat effectieve manieren zijn om de Veenkoloniën klimaatrobuust te maken door integraal water- en bodembeheer. Hierin wordt gebruik gemaakt van het ‘Bedrijfsbodemwaterplan’ om te bepalen welke maatregelen het meest nodig zijn.
De Veenkoloniën in 2050, vergezicht
Eén van de doelen van het gebiedsproces was om de kernkwaliteiten van het gebied voor de toekomst in beeld te krijgen en te begrijpen. Hieruit volgden een aantal richtinggevende uitspraken; niet bedoeld als vaste stip op de horizon maar wel richtinggevend voor het beleid en daarmee de toekomst. De richtinggevende uitspraken zijn weergegeven op de volgende pagina. Deze richtinggevende uitspraken zijn onder andere gebruikt als kader voor het gesprek over de inpasbaarheid van mogelijke maatregelen in het deelgebied.
Het beeld dat geschetst is in de eerste toekomstsessie van de Veenkoloniën bouwt onder andere voort op
de korte ketens (onder andere Avebe en Cosun), bijvoorbeeld met korte keten voedselpakketten. Het hebben van een gezonde en lokale agro-industrie in 2050 sluit daarop aan. Ook robotisering en veredeling, waarin de kracht van innovatie wordt gebruikt, is onderdeel van het toekomstbeeld van het gebied. Hiermee willen ondernemers in de Veenkoloniën bereiken dat het gebied ook in 2050 nog een goede concurrentiepositie heeft en een duurzaam verdienmodel voor boeren kan bieden. In gesprekken met bewoners is er ook behoefte aan een goede recreatieve ontsluiting van het landelijk gebied van de Veenkoloniën, bijvoorbeeld het toevoegen van dorpsommetjes die weer gecombineerd kunnen worden met landbouw en natuur.
Groenblauwe dooradering kan hier op een ecologisch goed gekozen ligging aan bijdragen door aan te sluiten op de grote ecologische eenheden in onder andere Drenthe en Westerwolde.
Een belangrijk uitgangspunt is verder dat ook de overheden bijdragen aan de oplossingsrichtingen, bijvoorbeeld door de aanleg van bufferstroken op grond van de provincie, gemeenten en/of waterschap. Andere veel genoemde randvoorwaarden zijn: uitvoerbare, eerlijkere en heldere regelgeving; basisniveau voorzieningen; concretisering kringlooplandbouw; behoud van het goede watersysteem; in gesprek blijven; ondernemers zelf aan het stuur en regels moeten het gebied stimuleren, niet tegenhouden.
Algemene richtinggevende uitspraken
1. De Veenkoloniën zijn & blijven zeer geschikt voor (precisie) landbouw; met name gericht op voedsel & bouwmaterialen (hennepvezels). Het verdienvermogen is hierin een belangrijk uitgangspunt (alle sessies)
2. In de Veenkoloniën is er een divers bouwplan (dat steeds diverser wordt) waarin bodemgezondheid centraal staat en zijn en blijven er korte ketens tussen agrariër en coöperaties (productie en verwerking) (kennissessie landbouw & natuur).
3. Innovatie en samenwerking zijn en blijven kenmerkend voor de landbouw en aangrenzende (kennis)organisaties wat een bijdrage levert aan de opgaven en innovaties in het landelijk gebied (kennissessie in Valthermond en kennissessie landbouw & natuur).
4. De Veenkoloniën levert in 2050 een bijdrage aan bio-based bouwmaterialen (marktgedreven) (kennissessie landbouw & natuur).
5. Zo nodig wordt een snelle kavelruil ingezet om een bijdrage te leveren aan het toekomstbestendiger maken van de landbouw (en bijvoorbeeld groenblauwe dooradering en leefbaarheid) in relatie tot de opgaven die spelen.
6. Er is in 2050 een korte, gesloten nutriënten kringloop omdat akkerbouw en veehouderij optimaal samenwerken.
7. De verhouding tussen grasland en akkerland is bepalend voor de CO2-uitstoot: grasland legt CO2 vast, bij het scheuren van grasland komt dit weer vrij (toekomstsessie 2).
Richtinggevende uitspraken natuur
1. Natuur vinden wij belangrijk en bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van de leefomgeving in de Veenkoloniën (inloopavond en toekomstsessie 1).
2. Er zijn (fysieke) combinaties en verbindingen benut waardoor de natuur in de Veenkoloniën optimaler functioneert (inloopavond).
3. Bufferstroken worden meervoudig ingezet voor verschillende opgaven (verbeteren waterkwaliteit, groenblauwe dooradering, oogst laten staan als voeding voor akkervogels en bevorderen biodiversiteit door in het voorjaar bloemen te zaaien) (toekomstsessie 1). Ook langs wegen en in dorpen zijn combinaties voor vergroening benut (toekomstsessie 2).
4. Het bestaande wijkensysteem in de Veenkoloniën is ingezet om de verbinding van natuurgebieden te versterken (kennissessie landbouw & natuur).
5. Het karakteristieke landschap, de natuur en de vergezichten bepalen mede de kwaliteit van het landelijk gebied (toekomstsessie 2).
6. Maatregelen voor natuur en water zijn waar mogelijk ingepast middels het ANLb (toekomstsessie 3).
Richtinggevende uitspraken water
Waterkwaliteit
1. De mogelijkheden voor het aanleggen en duurzaam beheren van natuurvriendelijk ingerichte oevers langs bestaande waterstructuren zijn in 2050 in kaart gebracht en benut, zowel op overheidsgronden als private gronden (kennissessie landbouw & natuur). Hiermee wordt invulling gegeven aan het doel voor groenblauwe dooradering en bijgedragen aan waterkwaliteit in het gebied.
2. In de bouwplannen wordt gebruik gemaakt van duurzame rassen en wordt voldoende rekening gehouden met de mestgift en gewasbeschermingsmiddelen om uitspoeling te voorkomen (waterkwaliteit verbeteren) en met de waterbehoefte van de gewassen (waterkwantiteit), ook de mogelijke drinkwaterwinning en bodemgezondheid staat hierin centraal.
3. Er is een eenduidige koers in provincies Groningen en Drenthe met betrekking tot het watersysteem en de doelen van Veenkoloniën, inclusief zoetwaterbeschikbaarheid.
Waterkwantiteit
1. In deelgebied Veenkoloniën is er in 2050 balans tussen de vraag en aanbod van water: er wordt efficiënt met water omgegaan zodat het huidige wateraanbod vanuit het IJsselmeer ook in de toekomst voldoende blijft. Daarin wordt ook onderzocht wat het kan betekenen en wat de effecten zijn van het groeien van 5 naar 10% natste gebieden.
2. Het gebruik van verschillende waterbronnen (grond- en oppervlakte) is in 2050 in balans, alertheid voor ASV’s is hierin cruciaal (kennissessie water & bodem/klimaat).
Richtinggevende uitspraken klimaat
1. De gevolgen van bodemdaling door de oxidatie van veen en de winning van gas en zout zijn en blijven bepalend voor de inrichting van een deel van de Veenkoloniën (op verschillende momenten in sessies genoemd).
2. De goede condities van de bodem worden in stand gehouden (daarin is de Veenkoloniën andere gebieden van dienst door mest te importeren) (kennissessie water & bodem/klimaat).
3. Het huidige organische stofgehalte in de bodem van het gebied blijft behouden, wij handhaven de balans. Het verhogen van het percentage blijft een enorme uitdaging & punt van aandacht (kennissessie water & bodem/klimaat).
Gedurende het proces is een aantal punten en dilemma’s ter sprake gekomen die van belang zijn in het toewerken naar maatregelen. Ook de impact van autonome ontwikkelingen leidden tijdens de bijeenkomsten verschillende keren tot vragen. Er is op dit moment nog onduidelijk wat deze punten betekenen voor de invulling van de opgaven, dit zijn punten die in het vervolg van het gebiedsproces nader besproken moeten worden:
1. Tekort aan dierlijke mest in de Veenkoloniën en daarmee veehouders in de provincie helpen Ieder deelgebied in de provincie Groningen moet (bij de bron) de stikstofuitstoot reduceren. De Veenkoloniën is met name een akkerbouwgebied en heeft daarmee een tekort aan dierlijke mest: er moet juist mest geïmporteerd worden. Akkerbouwers in het gebied kunnen daarmee andere
veehouders in het gebied of de provincie helpen. Wel is het van belang om ook in de Veenkoloniën stikstofuitstoot te reduceren.
2. Inzet op monomestvergisting versus het tekort aan mest in de Veenkoloniën
Dit gebied is met name een akkerbouwgebied en heeft daarmee een tekort aan dierlijke mest (nutriënten), wel bestaat veel samenwerking tussen akkerbouw en melkveehouderij met rechtstreekse mestafzet. Een tussenstap in dagontmesting, monovergisting en strippen is niet noodzakelijk maar kan wel het verdienmodel (afhankelijk van de casus) verbeteren, bijdragen aan doelbereik van de opgaven en tevens om de gewassen op maat te bemesten. Er is een verlies in de snel afbreekbare koolstof. De vraag is of ondernemers deze stap binnen de Veenkoloniën omarmen. Het meer sturen op nutriënten en een provinciale kringloop vanuit andere deelgebieden is een tussenstap met monovergisting wellicht beter passend.
3. Groeien van 5 naar 10 procent natste gebieden ten behoeve van zoetwaterbeschikbaarheid
Het zodanig aanpassen van het waterpeil om te groeien van 5% te nat (voor de landbouw) naar 10% kan een oplossingsrichting zijn voor meer zekerheid over zoetwaterbeschikbaarheid in de toekomst omdat in droge perioden langer zoetwater beschikbaar zal zijn. Een snelle berekening van het waterschap komt er op uit dat hiermee het areaal dat geschikt is voor de landbouw vergroot wordt (gezien ‘te droge’ hogere delen daarmee geschikter worden). In het gebiedsproces ziet men problemen met te natte percelen en het niet meer kunnen bereiken van de bepaalde delen van percelen door
het micro reliëf. Er zal nader onderzocht moeten worden of deze maatregel in de praktijk uitvoerbaar is en bijdraagt aan de zoetwaterbeschikbaarheid en wat de effecten zijn voor de landbouw. Gedacht kan worden aan een beperkte kavelruil voor het verkrijgen van een toekomstige klimaatrobuuste inrichting.
4. Korte en lange termijn verdienmodel voor de akkerbouw
Het kiezen voor andere en beter renderende gewassen zoals bijvoorbeeld uien of bollen in plaats van aardappelen, bieten en hennep lijkt op korte termijn een goed verdienmodel voor de akkerbouw maar kan op de lange termijn consequenties hebben voor de ketenpartijen. Door de verandering van bouwplannen en ook regelgeving (7e nitraatrichtlijn) worden minder producten bij de verwerkende industrie aangeleverd. Het is belangrijk hier nu bij stil te staan en scenario’s en impact op
gebiedsniveau te onderzoeken. Aan de hand van de scenario’s kunnen besluiten in het gebied voor de toekomst worden gemaakt. Het is van belang om meer duidelijkheid te krijgen over of de akkerbouw bereid zou zijn meer lange termijn beslissingen te nemen.
5. Vooruitkijken beschikbaarheid IJsselmeer-water en invloed op waterkwaliteit
De waterkwaliteit in het gebied is met name goed vanwege de beschikbaarheid en aanvoer van voldoende (schoon) IJsselmeerwater. Deze aanvoer van IJsselmeerwater naar de verschillende gebieden in Nederland zal door de klimaatveranderingen onder druk komen te staan. Daarnaast is de verwachting dat in jaren dat er veel regen valt er weinig doorspoeling met IJsselmeerwater is wat negatieve gevolgen zal hebben voor de waterkwaliteit. Een openstaand dilemma is of de
landbouwsector er zich voldoende van bewust is dat dit naar de nabije toekomst een knelpunt kan gaan worden en daarmee bereid is daar nu al voldoende maatregelen voor te nemen.
Wat betreft de zoetwaterbeschikbaarheid: door klimaatverandering gaan er langere perioden van droogte optreden waardoor veel gebieden afhankelijk worden voor aanvoer vanuit het IJsselmeer. Om hiermee om te gaan is de verdringingsreeks bij watertekort opgesteld. Dit kan inhouden dat de wateraanvoer naar bepaalde gebieden in Nederland fors wordt verlaagd of zelfs stopt om een groter algemeen maatschappelijk belang te dienen.
6. Bijdrage innovaties/eco-robotics voor behoud 1:2 teelt van aardappelen
Mogelijk mag er minder vaak teelt van aardappelen plaats vinden op percelen door een verandering van Europese regelgeving; momenteel is dit 1 keer per 2 jaar. Dit om aardappelmoeheid te voorkomen en om bij te dragen aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water. In het gebied Veenkoloniën
bevinden zich korte ketens: veel producten worden lokaal verwerkt, veelal door coöperaties. Het is nog onduidelijk wat de invloed van deze verminderde aardappelteelt in het bouwplan zal zijn op
verwerkende partijen zoals Avebe en wat dit vervolgens betekent voor het gebied. Tegelijkertijd is er in het gebied veel aandacht voor innovatie, een openstaande vraag is of innovatie een bijdrage kan leveren aan het behouden van een 1:2 teelt van aardappelen.
4. NPLG OPGAVEN IN DIT DEELGEBIED
In de zomer van 2022 presenteerde het Rijk de opgave voor het landelijk gebied in haar Startnotitie voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), met daarin doelen voor natuurherstel (met als onderliggende opgave de reductie van stikstof), water en klimaat. Deze opgaven op provinciaal niveau verder uitgewerkt.
Vertaling van de provinciale opgave naar de deelgebieden heeft plaatsgevonden om een indruk te krijgen welke bijdrage vanuit het gebied verwacht gaat worden, dit staat weergegeven in onderstaande tabel. Deze rekenkundige verdeling is geen beleid (geen voor het gebied vaststaand getal voor de opgave) maar is in de toekomstsessies gebruikt ter indicatie om het gesprek met elkaar te kunnen voeren. Uit het gebiedsproces zal blijken wat haalbaar is. Opgemerkt, een deel van de opgaven heeft nadrukkelijk een indicatief karakter omdat geschoven kan worden tussen de deelgebieden. Voor de NNN-opgave geldt dit niet: deze is specifiek aan de Veenkoloniën gekoppeld.
Opgaven | Indicatieve bijdrage deelgebied |
Natuur | |
N1. Natuurherstel Natura 2000 gebieden (Vogel en Habitatrichtlijn VHR) in 2030: aangewezen gebiedsdoelen N2. Natuurherstel Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) soorten & habitats in 2030 : regionale doelen aanvullend op N2000- gebieden | Heide hogere gronden 5 ha Natuurvriendelijke oever 5 km Struweel 1 km Groeiplaatsen drijvend waterweegbree Akkervogel leefgebied 33 ha |
N3. Hydrologische doelen N2000-gebieden in 2027 | Geen concrete opgave voor Veenkoloniën |
N4. Ammoniakreductie (generiek) voor alle stikstofgevoelige N2000- gebieden in Nederland: 1.447 ton (=25% reductie van huidige uitstoot) in 2030 | Reductie van 106 ton (=7,3% van de provinciale opgave) |
N5. Stikstofreductie voor specifieke N2000-gebieden | Geen concrete opgave voor Veenkoloniën |
N6. Realisatie restopgave Natuur Netwerk Nederland (NNN) (o.b.v. gegevens 2023, getallen deelgebieden afgerond op hele getallen) | 0 ha |
Natuur | ||||||
N7. Realisatie nieuw bos en houtige beplanting | Bos buiten NNN maar niet aansluitend op NNN: Zoekgebieden bos bij steden: • Veendam-West • Pekela-Heeresmeer • Hoogezand-Veendam-Muntendam-Wildervank • Pagedal aansluitend op Vledderbos Overige zoekgebieden: • Zonnepark Ceresweg • Xxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx Lint Zuidbroek • Vergroting Winschoterbos | |||||
N8. Groenblauwe dooradering | Eerste verkenning o.b.v. kaartlagen | |||||
Type elementen | Resultaat eerste verkenning | Opgave 2050 | Restopgave 2050 | Opgave 2030 | ||
Houtige elementen | 299 ha = 1,37% | 5,00% | 3,63% | 1,82% = 396 ha | ||
Niet-houtige natte elementen | 62 ha = 0,28% | 2,50% | 2,22% | 1,11% = 245 ha | ||
Niet-houtige droge elementen | 66 ha = 0,30% | 2,50% | 2,20% | 1,10% = 243 ha | ||
Totaal | 427 ha = 1,95% | 10,00% | 8,05% | 4,03% = 881 ha | ||
Nakomende informatie over stroken landbouwgrond in dit deelgebied waarop agrarisch natuurbeheer plaatsvindt die kan kwalificeren als groenblauwe dooradering: 122 ha niet-houtige droge elementen en 9 ha niet-houtige natte elementen. Voor de niet-houtige droge elementen blijft er voor 2030 nog een opgave van (243 ha - 122 ha =) 121 ha over. Voor de niet-houtige natte elementen blijft er voor 2030 nog een opgave van (245 ha - 9 ha =) 236 ha over. |
Water | |
W1. Waterkwaliteit | KRW-Waterlichamen in deelgebied moeten voldoen aan KRW |
W2. Grondwater | Geen deelgebied-indeling, gaat om watersysteem |
W3. Zoetwaterbeschikbaarheid | In dit stadium nog geen verdeling te maken |
W4. Wateroverlast | In dit stadium nog geen verdeling te maken |
Klimaat | |
K1. Emissiereductieopgave broeikasgassen veehouderij en akkerbouw* | 0,011 - 0,018 Mton (6,0%)* Gebaseerd op referentiesituatie vee aantallen 2021 |
K2. Koolstof vastleggen in landbouwbodems* | 0,0048 Mton (11,1%)* Gebaseerd op referentiesituatie vee aantallen 2021 |
K3. Reductie van uitstoot broeikasgassen veenweidegebieden en overig veen* | 0,002 - 0,002 (3%) Rekenkundige verdeling provincie |
K4. Koolstof vastleggen in bomen/bos/natuur | Opgave wordt ingevuld via N7 |
Tabel 2: Indicatieve bijdrage Veenkoloniën
Voor wat betreft het thema water zal nog rekening moeten worden gehouden met de reservering van Aanvullende Strategische Voorraden om voldoende drinkwater voor de toekomst veilig te stellen. Momenteel zijn zoekgebieden in de provincie aangewezen waar onderzoek plaatsvindt om de kansrijkheid te beoordelen, in de Veenkoloniën ligt een zoekgebied bij Veendam.
Naast bovenstaande opgaven waar aandacht aan wordt gegeven in het proces van de transitie van het landelijk gebied is er nog een aantal (overkoepelende) opgaven. Aangezien deze van invloed zijn op de haalbaarheid van de opgaven en toekomstmogelijkheden van de landbouw zijn die ook relevant in het gebiedsproces. Dat gaat over de effecten van intrekking derogatieregeling voor mest, de effecten van de 7e Nitraatrichtlijn op het bouwplan, de ontwikkeling van de grondmobiliteit.
Belangrijke resultaten uit het gebiedsproces zijn de maatregelopties en de randvoorwaarden die daarbij van toepassing zijn. Ter voorbereiding op de gebiedsbijeenkomsten is een set van maatregelen opgesteld die is aangevuld met maatregelen uit het conceptgebiedsplan van de Stichting Innovatie Veenkoloniën. Tijdens de tweede toekomstsessie zijn deze maatregelen doorgenomen, aangevuld, gescoord op inpasbaarheid, zijn randvoorwaarden doorgesproken en is een eerste inschatting gemaakt van het doelbereik van de opgaven middels de maatregelen. In verband met beperkte tijd zijn niet alle maatregelen aan de orde geweest. In dit hoofdstuk wordt beschreven dat wat is besproken en opgehaald en is daarmee dus niet volledig. Hier zal opnieuw aandacht voor moeten zijn in het vervolgproces.
Hieronder staan per thema enkele voorbeelden en randvoorwaarden weergegeven. Landbouw is binnen de transitie landelijk gebied geen afzonderlijke opgave, maar verwerkt in de thema’s natuur, water en klimaat. De grote innovatiekracht van de Veenkoloniën biedt perspectief voor de landbouw, dat vertaalt zich op dit moment in zowel maatregelen rondom gewaskeuze, rassen en productontwikkeling, technische innovatie (precisie-landbouw) en bedrijfshygiëne.
Voor het halen van de doelen voor groenblauwe dooradering (GBDA) is gesproken over het vooral inzetten van gronden die in het bezit zijn van gemeenten, waterschap en provincie. Voor de realisatie zou goed aangesloten kunnen worden bij het bestaande wijkensysteem in combinatie met bufferstroken, hiervoor zal uitgezocht moeten worden wat nodig is om aan de voorwaarden van groenblauwe dooradering te voldoen. Het is van belang dat de GBDA op (eco)logische plekken komen te liggen. Bij de uitwerking van GBDA zal het voorwerk dat door de Agenda voor de Veenkoloniën is gedaan beschreven in het rapport ‘Ontwikkelkaders voor groenblauwe dooradering in de Veenkoloniën’ (29 november 2022) betrokken worden. Ook het systeemdenken is hierin nodig, zodat in bijvoorbeeld ecologisch berm-/sloot-/NNN-beheer de grondeigenaar niet alleen aan de lat staat maar meer een gedeelde verantwoordelijkheid wordt. Daarin zou een (organisatie overstijgende) trekker/aanjager een belangrijke rol kunnen spelen, ook een langjarige vergoeding voor
het stimuleren van natuurvriendelijk slootbeheer en ondersteuning op het gebied van schouwplicht en
-maatregelen is een voorwaarde. Er zal voor ecologisch bermbeheer ook gekeken worden naar voorbeelden die het gebied al kent. Aan het realiseren van niet-houtige natte elementen (zoals natuurvriendelijke oevers) zou de aanleg van meer flauwe taluds vanuit het waterschap kunnen bijdragen. Daarnaast zou het verlengen van de Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw kunnen bijdragen aan de invulling van de opgaven. Hier wordt binnen het Veenkoloniale bouwplan ook rekening mee gehouden. Andere doelen op het gebied
van natuur, zoals de uitbreiding van het leefgebied van VHR-soorten en de realisatie van nieuw bos zijn gescoord als inpasbaar maar behoeven nog verdere uitwerking op het gebied van locatie en het voorkomen van ongewenste neveneffecten (zoals wellicht op akkervogelgebieden). Aangesloten kan worden bij het Actieplan Groninger Akkervogels 2022-2030 waarin het verbeteren van de leefomgeving voor akkervogels in is omschreven. Akkervogels reageren sterker op het landschap als geheel dan op losse beheermaatregelen.
De beoordeling van de waterkwaliteit is wisselend en afhankelijk van het moment in het jaar en van toevoer van IJsselmeerwater. Voor verbetering van de waterkwaliteit kunnen maatregelen genomen worden
gericht op het bouwplan, rasveredeling, innovatieve technologie (eco-robotics) en bedrijfshygiëne. Zo zijn keuzes die in de bouwplannen worden gemaakt van invloed op het halen van waterkwaliteitsdoelen. Wat betreft het stimuleren van minder uitspoeling gevoelige rassen is het belangrijkste punt om de hele keten hierin te betrekken. Er moet immers wel (genoeg) vraag zijn (bijvoorbeeld vanuit de bouw) om bepaalde gewassen te verbouwen (zoals lisdodde, riet, hennep of olifantengras). Daarnaast is er ook nog winst te behalen met centrale wasplaatsen. De verwachting is dat met precisielandbouw (zoals ook genoemd door de Stichting Innovatie Veenkoloniën) en de daarmee gepaard gaande afname van de hoeveelheid gebruikte gewasbeschermingsmiddelen de waterkwaliteit verder zal verbeteren. Vergelijkbare gedachten kunnen worden gehanteerd voor gerichte bemesting van planten. Stimulering van precisielandbouw met subsidies is een belangrijke randvoorwaarde om deze ontwikkeling te versnellen en resultaten in de verbetering van waterkwaliteit te boeken.
In de gebiedssessies is gesproken over dat door klimaatverandering er langere perioden van droogte gaan optreden waardoor veel gebieden afhankelijk worden voor aanvoer vanuit het IJsselmeer. Om hiermee om te gaan is de verdringingsreeks bij watertekort opgesteld. Dit kan inhouden dat de wateraanvoer naar
bepaalde gebieden in Nederland fors wordt verlaagd of zelfs stopt. Daarom is een efficiënte manier van het zoetwatergebruik nodig. De urgentie van zoetwaterbeschikbaarheid wordt op dit moment in de Veenkoloniën door een deel van de partijen nog niet zo beleefd. Dit komt mede doordat het gebied optimaal is ingericht op het gebied van water. Op dit moment is het waterschap nog in staat voldoende water beschikbaar te stellen, maar dat zit nu wel op de grens van het haalbare. Voorgesteld wordt een zoetwaterstrategie te ontwikkelen met als doel een efficiënt gebruik van zoetwater.
Voor wat betreft de zoetwaterbeschikbaarheid richt het waterschap zich op een combinatie van verschillende maatregelen van efficiënter en effectiever watergebruik en het in balans brengen van de beschikbare zoetwaterbronnen (hemelwater, grondwater en aanvoer van oppervlaktewater). Zeker is dat het gebied afhankelijk blijft van de aanvoer van oppervlaktewater van buiten het gebied (met name IJsselmeerwater).
Daarom is het ook van belang om als Noordelijke provincies met het Rijk in gesprek te blijven over de beschikbaarheid van het IJsselmeerwater voor wateraanvoer (verdringingsreeks).
Een denkrichting is het waterpeil adaptief te gaan sturen. In de bovenstaande Figuur zijn drie scenario’s van peilbeheer weergegeven. Door het percentage ‘te nat’ te verhogen, neemt het gebied ‘profiterend’ in periode van lange droogte toe. Hiermee zou het gebied klimaatbestendiger kunnen worden. Uit nadere studie zal blijken of dit in de praktijk realiseerbaar is en welke bijdrage hiermee concreet geleverd kan worden.
Om het waterverbruik te verminderen zou een subsidieregeling het gebruik van druppelirrigatie kunnen vergroten, met als kanttekening dat deze systemen (nog) niet geschikt zijn voor hergebruik en dit ook niet voor alle teelten geschikt is. Daarnaast maakt de agrariër al kosten voor de aanleg van het systeem terwijl het niet zeker is of het systeem dat seizoen ook daadwerkelijk nodig is. Bij beregeningsinstallaties is dat niet het geval, maar wanneer in droge perioden alle landbouwers gebruik zouden maken van beregeningsinstallaties wordt de druk op het oppervlaktewatersysteem naar verwachting te groot. Momenteel wordt er binnen Blue Transition onderzoek gedaan naar de balans tussen grond- en oppervlaktewater onttrekkingen ten behoeve van beregening. In het onderzoek zal voldoende rekening gehouden moeten worden met de Aanvullende Strategische Voorraden (ASV, voor drinkwater) zoals geïntroduceerd onder Hoofdstuk 4. In het gebiedsproces is ook gesproken over het verkleinen van peilgebieden met als beoogd doel daarin een afgestemd (hoger) peilbeheer. Het waterschap geeft aan dat dit geen juiste oplossing is en dit niet bijdraagt aan efficiënt gebruik van watervoorraden.
Figuur 7: Scenario’s peilbeheer (bron: waterschap Hunze en Aa’s)
Onder het thema klimaat is er met name gesproken over de emissiereductieopgave broeikasgassen (K1) en koolstofvastlegging in landbouwbodems (K2). De overige NPLG-opgaven2 spelen deels niet in dit deelgebied of worden bij het thema natuur behandeld. De thema’s droogte en wateroverlast zijn meegenomen
onder ‘zoetwaterbeschikbaarheid’. In het algemeen kan worden opgemerkt dat er al veel gebeurt in de landbouwsector en in dit kader wordt tijd en ruimte voor innovatie gevraagd. Verder is aangegeven dat de landbouwsector wil innoveren en verduurzamen, maar zij vraagt om voldoende keuzevrijheid voor wat betreft het werken aan de TLG-opgaven.
Er lijkt te weinig aandacht te zijn voor de invloed die bedrijven verder in de keten kunnen hebben op het behalen van de doelen. Daarbij wordt gekeken naar bijvoorbeeld het positieve resultaat dat is behaald in het kader van dierenwelzijn met het invoeren van het beter leven keurmerk voor kippenvlees. Als afnemers in de agro-industrie en supermarktketens bereid zouden zijn iets meer te betalen voor de producten die zij afnemen kan duurzamer worden geteeld en kan worden bijgedragen aan de NPLG-doelen. Voorbeeld is het gebruik van BOVAER waarmee methaanuitstoot van koeien verder kan worden verminderd.
De opgave emissiereductie (K1) speelt voor het belangrijkste deel binnen de veehouderij. De maatregelen
die betrekking hebben op stallen, mestopslag, mestbewerking-, mestverwerking en voermanagement worden als realistisch en haalbaar beschouwd. Het extensiever maken van de veehouderijen wordt niet als realistisch beschouwd, ook in de wetenschap dat juist in de Veenkoloniën vraag is naar mest waarvoor aanvoer uit andere delen van Groningen dan wel ander provincies plaatsvindt. In dit kader kan de samenwerking tussen akkerbouw een veehouderij nog optimaler worden georganiseerd waardoor de nutriëntenkringloop verder wordt verbeterd (op regionaal en provinciaal niveau). Voermanagement waardoor minder uitstoot plaats zal vinden, is een andere maatregel die als haalbaar wordt beschouwd.
Voor de akkerbouw worden de mogelijkheden vooral gezien in efficiëntere en ook nieuwe rassen met een lagere nutriëntenbehoefte/mestgift. Voor nieuwe gewassen moet de opbrengst per hectare of de afzet nog verbeteren. Ook de robotisering en precisielandbouw kunnen hier een rol gaan spelen door gericht nutriënten aan planten toe te dienen.
De opgave koolstof-vastlegging in landbouwbodems (K2) is complex in het gebied. Deels is dit te verklaren doordat de bodem in de Veenkoloniën grotendeels uit zand bestaat. Maar ook in andere gebieden worstelt men hiermee. In de Veenkoloniën worden/zijn al veel inspanningen verricht om het percentage organische stof te verhogen maar blijft het percentage min of meer gelijk. Het gebied staat open om hier extra inspanningen op te verrichten maar specialistische kennis en begeleiding is vereist, bijvoorbeeld door het opzetten van pilots om ervaring op te doen met ‘wat wel en niet werkt’. De bereidheid om hieraan te werken in het gebied is groot.
2 opgave ‘Reductie van uitstaat broeikasgassen (klassiek) veenweidegebied’ (K3) en de opgaven ‘Koolstofvastlegging in bomen/bos/natuur’ (K4)
1. Stichting Innovatie Veenkoloniën: Een energieke en creatieve organisatie die werkt aan een toekomstbestendige sector. Een samenwerking tussen de overheid en de sector aan de opgaven in het gebied geeft een plus;
2. Het wijkensysteem in het gebied kan naar verwachting goed ingezet worden voor het aanleggen van groenblauwe dooradering. Onder aanvoering van Agenda voor de Veenkoloniën is hier een eerste aanzet toe gegeven, in het vervolg van het gebiedsproces zou hier goed verder invulling aan kunnen worden gegeven;
3. Met een verbeterde samenwerking tussen akkerbouw en veeteelt zouden stappen ten aanzien van de opgaven (bijvoorbeeld nutriënten kringloop) gemaakt kunnen worden;
4. Op provincieschaal kunnen deelgebieden elkaar helpen wat betreft de mestkringloop. Een interessante ontwikkeling daarbij is bijvoorbeeld het initiatief Agricycling. Daarbij worden alle reststromen van organisch materiaal in een gebied verwerkt tot een organische meststof;
5. Gebruik maken van te verwachte grondmobiliteit door stoppen van landbouwbedrijven is een kans om ruimtelijke inrichting op orde te krijgen. In samenwerking met het gebied zal gekeken worden hoe de vrijkomende grond het beste ingezet kan worden om vraagstukken binnen de TLG-opgaven te realiseren.
6. Met bestuurlijke samenwerking tussen provincie Drenthe, provincie Friesland en met bestuurlijke partners die betrokken zijn bij de verdeling van het zoetwater van het IJsselmeer, kan het belang van goede zoetwaterbeschikbaarheid in Noord-Nederland benadrukt worden;
7. Gebruik maken van bestaande initiatieven zoals de Landschapswerkplaats. Voorbeeld is het initiatief Bermen komen tot leven;
8. Agenda voor de Veenkoloniën, deze samenwerking in het gebied ook inzetten om te werken aan de TLG-opgaven. In het verleden zijn interessante projecten geïnitieerd en uitgevoerd.
7. VERVOLG GEBIEDSPROCES IN DIT DEELGEBIED
Door dit gebiedsproces is een waardevol fundament gelegd om in gezamenlijkheid verder te werken aan de integrale aanpak. Het verdient daarom aanbeveling om na oplevering van het gebiedsplan de samenwerking en het opgebouwde netwerk te koesteren en te onderhouden. Het is van groot belang te zorgen voor een borging en voortzetting van het gebiedsproces. In het gebied zit veel kracht en energie op innovatie in de bedrijfsvoering, waarmee naar verwachting stappen te zetten zijn in het bijdragen aan de doelen van het gebied. Ook de samenwerking tussen verschillende partijen is al heel waardevol in de Veenkoloniën. Daarom is het van belang dat naast het uitwerken van lopende en nieuwe processen er regie wordt gevoerd in de samenhang van deze processen bij voorkeur in de gehele Veenkoloniën. Dit schept inzicht en borgt de gezamenlijke energie.
Er moet voldoende aandacht zijn voor het betrekken van bewoners in het vervolg van het gebiedsproces. Bewonersinitiatieven kunnen landen in de afzonderlijke thema’s maar ook waardevol zijn in de recreatieve ontwikkeling van het gebied. Bijvoorbeeld met dorpsommetjes in combinatie met landbouw en natuurontwikkeling.
BIJLAGE | SAMENVATTING INLOOPBIJEENKOMST
Algemene indruk / sfeer
Op 9 september 2024 is in Veendam een inloopbijeenkomst georganiseerd waar belangstellenden tussen 16:00 en 22:00 uur kennis konden nemen van het conceptdeelgebiedsplan voor de Veenkoloniën en daarop konden praten en reageren. Naar schatting komen er in de middag 50 en in de avond 60 belangstellenden. Er zijn weinig landbouwers aanwezig. De leeftijdsgroep betreft vooral 30-60 jaar.
Namens de provincie zijn er specialisten, leden van het kernteam, de gebiedsregisseur, de verkenner en ondersteuners aanwezig. Op informatieborden worden per thema de opgaven, richtinggevende uitspraken, oplossingsrichtingen en dillema’s getoond en op een TV-scherm werd een video afgespeeld over het proces van het programma. Om 16 uur zijn de eerste belangstellenden binnen en ze worden opgevangen met uitleg over informatiemogelijkheden in de zaal. Alle borden worden bezocht. Gesprekken en argumenten verlopen in een goede en gemoedelijke sfeer.
Thema’s
Algemeen
• Volgens enkele aanwezigen is de bureaucratische druk groot en de snelle wisselingen van beleid zijn lastig door te voeren. Landbouwers hebben het gevoel dat er te veel een beroep op hen wordt gedaan om de knelpunten op te lossen; er moet ook worden gekeken naar burgers, overheid en industrie;
• Enkele aanwezigen hadden gehoopt dat het gebiedsplan al veel concreter zou zijn. Waar is de echte verbetering van biodiversiteit, leefbaarheid en toekomstige landbouw in relatie met klimaat?
• Initiatiefnemers met integrale plannen maken mee dat zij van het kastje naar de
muur worden gestuurd. Hun voorstel: Hou per deelgebied een aanspreekpunt op het provinciehuis die integrale plannen van ondernemers, groepen verder kan brengen en tegelijk contactpersoon is.
• Een bio-boer uit de Veenkoloniën vindt de inloopkans interessant. Bio-boeren voelen zich niet altijd gehoord/gezien. Zo wordt gesproken over een tekort van mest in de Veenkoloniën. Deze bio-boer heeft de mestput vol, maar kan de mest alleen tegen de hoofdprijs afzetten. De bio-boeren verdienen een plekje, stelt ze. Zeker gezien de opgave van landbouw, natuur en recreatie zou er extra aandacht moeten zijn voor de bio-boer.
• Daarnaast is het goed om niet eenzijdig het perspectief van boeren te belichten/volgen maar ook (in het klein) de particuliere initiatieven: voedselcoöperaties, voedselbossen en -tuinen. Dat als netwerk in de provincie in kaart brengen levert verrassend veel natuur op!
• Maak gebruik van de innovatiekracht in het gebied en initiatieven als de
landschapswerkplaats.
• Een aantal bezoekers hebben hun zorgen geuit over de bodemdaling als gevolg van de zoutwinning door Xxxxxx. Zij hebben aangegeven dat ze dit hebben gemist, terwijl vanuit de provincie eerder is aangegeven dat dit ook onderdeel van gesprek zou zijn in het gebiedsproces. Ze willen graag op de hoogte gehouden worden van de vervolgstappen en hierin actief betrokken worden.
Natuur
• Er waren veel vragen over bermbeheer. Ecologisch ja, maar jacobskruid en distel nee. Van de overheid mag verwacht worden dat zij het goede voorbeeld geven;
• Het wijkensysteem moet weer in oorspronkelijke vorm worden gebracht conform Herinrichting Gronings Drentse Veenkoloniën. Wijken hebben positieve invloed op waterberging, maar ook op natuurwaarden;
• In het verleden was er veel bosbouw in de provincie, gunstige subsidie voor het verbouwen van bijvoorbeeld populieren en/of dennenbomen voor de houtindustrie voor een bepaalde periode van 20-30 jaar. Nu is alles gekapt en is de wildstand minimaal. Het zou interessant zijn als er weer zoiets opgezet kan worden, Kan eventueelbijdragen aan de EHS en biodiversiteit.
Water
• De meeste mensen waren het eens met wat er staat en dat er iets moet gebeuren.
• Jammer dat de stekker uit het NPLG is getrokken. Bewoners vinden dat het proces sneller mag want zij hebben zorgen over 2050 en doen het beroep op de overheid om door te pakken.
• Tot nu toe heeft de landbouw nog voldoende water beschikbaar. Bewustwording is belangrijk dat dit niet automatisch in in de toekomst het geval is ;
• Voor wat betreft zoetwaterbeschikbaarheid moet niet alleen naar de landbouw worden gekeken, maar ook naar burgers en andere bedrijven;
• Pak de bronvervuiling aan. Meer voorlichting aan particulieren over
bestrijdingsmiddelen.
Klimaat
• Er zijn maar weinig landbouwers aanwezig en degenen die er zijn herkennen de getoonde informatie;
• Voor het in stand houden van het klimaat is een beheersbaar waterpeil van belang
Wat opviel
• Aanwezigen reageren overwegend positief over de manier waarop de provincie dit proces aanpakt en het besluit dat de provincie het gebiedsplan afmaakt ondanks het besluit uit Den Haag dat er een streep door het NPLG is gezet.
• Er komen ook mensen op deze bijeenkomst af die andere vragen of zorgen hebben en deze inloopbijeenkomst zien als een mogelijkheid om in contact te komen met de
provincie. Het is belangrijk dat deze mensen wel hun vragen/zorgen kwijt kunnen en dat er zo nodig ook opvolging aan wordt gegeven;
• Er zijn zorgen over het beheer van hetgeen gerealiseerd is en gaat worden. Straks zijn er miljoenen geïnvesteerd om de doelen te behalen, maar de overheid vergeet vaak ook geld te reserveren voor het langjarige beheer.
• Het proces draait met name over de opgaven op het gebied van klimaat, natuur en water. Verschillende aanwezigen merken op dat niet vergeten moert worden dat ook van invloed is op aspecten als leefbaarheid, toerisme/recreatie, wonen en erfgoed (en andersom). Dat zijn grote koppelkansen!
Colofon
Uitgave provincie Groningen, oktober 2024 xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx