Contract
16 (1997) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 1997 Nr. 251
A. TITEL
Brussel, 19 juni 1997
B. TEKST1)
Tweede Protocol, opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
De Hoge Verdragsluitende Partijen bij dit protocol, lidstaten van de Europese Unie,
Onder verwijzing naar de akte van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 1997,
Wensend ervoor te zorgen dat hun strafwetgeving doeltreffend bij- draagt tot de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,
Erkennend het belang dat de Overeenkomst van 26 juli 1995 aan- gaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen heeft met het oog op de bestrijding van fraude met betrekking tot de communautaire ontvangsten en uitgaven,
Erkennend het belang dat het protocol van 27 september 1996 bij die overeenkomst heeft bij de bestrijding van corruptie waardoor de finan- ciële belangen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden geschaad,
1) De Engelse en de Franse tekst zijn afgedrukt op blz. 12 e.v. van dit Tracta- tenblad.
De Deense, de Duitse, de Finse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Portu- gese, de Spaanse en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.
Zich ervan bewust dat de financiële belangen van de Europese Ge- meenschappen geschaad of bedreigd kunnen worden door feiten die namens rechtspersonen worden begaan en door feiten die verband hou- den met witwasoperaties,
Ervan overtuigd dat het nationale recht waar nodig moet worden aan- gepast in die zin dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden ge- steld in gevallen van fraude of actieve corruptie en witwassen van geld die hun tot voordeel strekken en waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden geschaad,
Ervan overtuigd dat het nationale recht waar nodig moet worden aan- gepast om het witwassen van opbrengsten van fraude of corruptie waar- door de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden geschaad, strafbaar te stellen en de confiscatie van zulke opbrengsten mogelijk te maken,
Ervan overtuigd dat het nationale recht waar nodig moet worden aan- gepast om te verhinderen dat wederzijdse rechtshulp wordt geweigerd louter omdat de delicten die onder dit protocol vallen delicten inzake heffingen of douanerechten betreffen of als zodanig worden beschouwd;
Vaststellend dat de samenwerking tussen de lidstaten al geregeld is in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, maar dat er, onverminderd de verplichtingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht, daarnaast behoefte is aan een passende regeling voor de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, waaronder medebegrepen de uit- wisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie, om ervoor te zorgen dat er doeltreffend wordt opgetreden tegen fraude, actieve en passieve corruptie en het daarmee verband houdende witwassen van geld waardoor de belangen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden geschaad;
Overwegende dat er, om de uitwisseling van informatie te bevorderen en te vergemakkelijken, gezorgd moet worden voor een adequate be- scherming van persoonsgegevens;
Overwegende dat de uitwisseling van gegevens lopende onderzoeken niet mag belemmeren en dat derhalve moet worden gezorgd voor de bescherming van de geheimhouding van het onderzoek;
Overwegende dat er passende bepalingen moeten worden vastgesteld inzake de bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen;
Overwegende ten slotte dat de desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de finan- ciële belangen van de Europese Gemeenschappen toepasselijk moeten worden gemaakt op sommige in dit protocol bedoelde handelingen,
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:
Artikel 1
Definities
In dit protocol wordt verstaan onder:
a. ,,overeenkomst’’: de Overeenkomst opgesteld op grond van arti- kel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap- pen van 26 juli 19951);
b. ,,fraude’’: de gedragingen, bedoeld in artikel 1 van de overeen- komst;
c. – ,,passieve corruptie’’: de gedragingen bedoeld in artikel 2 van het protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betref- fende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescher- ming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen van 27 september 19962),
– ,,actieve corruptie’’: de gedragingen bedoeld in artikel 3 van hetzelfde protocol;
d. ,,rechtspersoon’’: ieder lichaam dat deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke nationale recht bezit, met uitzondering van de staten of andere overheidslichamen in de uitoefening van hun openbare macht en van de publiekrechtelijke internationale organisaties;
e. ,,witwassen van geld’’: de gedraging, als omschreven in artikel 1, derde streepje, van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het wit- wassen van geld3), met betrekking tot de opbrengsten van fraude, ten minste in ernstige gevallen, en van actieve en passieve corruptie.
Artikel 2
Witwassen van geld
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat witwassen van geld strafbaar wordt gesteld.
Artikel 3
Aansprakelijkheid van rechtspersonen
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld voor fraude, actieve corruptie en het witwassen van geld, te zijnen voordele gepleegd door elke persoon die individueel of als deel van een orgaan van de rechts-
1) PB nr. C 316 van 27.11.1995, blz. 49.
2) PB nr. C 313 van 23.10.1996, blz. 2.
3) PB nr. L 166 van 28.06.1991, blz. 77.
xxxxxxx optreedt en bij de rechtspersoon een leidende positie heeft die gebaseerd is op
– de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of
– de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te ne- men, of
– de bevoegdheid tot controle bij de rechtspersoon,
en dat hij aansprakelijk kan worden gesteld voor medeplichtigheid aan of het uitlokken van fraude, actieve corruptie of het witwassen van geld of voor pogingen tot fraude.
2. Naast de in lid 1 bedoelde gevallen, neemt elke lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer als gevolg van gebrekkig toezicht of ge- brekkige controle van de kant van een in lid 1 bedoelde persoon fraude, actieve corruptie of het witwassen van geld kon worden gepleegd ten voordele van die rechtspersoon door een persoon die onder diens gezag staat.
3. De aansprakelijkheid van de rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging tegen natuurlijke personen die daders of uitlok- kers van, dan wel medeplichtigen aan de fraude, de actieve corruptie of het witwassen van geld zijn, niet uit.
Artikel 4
Sancties tegen rechtspersonen
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om tegen een rechtsper- soon die volgens artikel 3, lid 1, aansprakelijk is verklaard, sancties te kunnen treffen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn; deze sancties omvatten al dan niet strafrechtelijke geldboetes en kunnen andere maatregelen omvatten, zoals:
a. de uitsluiting van het voordeel van een gunstige regeling van de overheid of van overheidssteun;
b. het tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commer- ciële activiteiten;
c. plaatsing onder toezicht van de rechter;
d. een gerechtelijke maatregel tot liquidatie.
2. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om tegen een rechtsper- soon die volgens artikel 3, lid 2, aansprakelijk is verklaard, sancties of maatregelen te kunnen treffen die doeltreffend, evenredig en afschrik- kend zijn.
Artikel 5
Confiscatie
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om inbeslagneming en, onverminderd de rechten van derden te goeder trouw, confiscatie of ont-
trekking mogelijk te maken van instrumenten en opbrengsten van fraude, actieve en passieve corruptie en het witwassen van geld, of van bezit- tingen waarvan de waarde overeenkomt met die opbrengsten. Inbeslag- genomen of geconfisqueerde instrumenten, opbrengsten of andere bezit- tingen worden door de lidstaat behandeld overeenkomstig zijn nationale wetgeving.
Artikel 6
Delicten inzake heffıngen en douanerechten
Een lidstaat mag niet weigeren wederzijds rechtshulp met betrekking tot fraude, actieve en passieve corruptie en het witwassen van geld te verlenen louter omdat het een delict inzake heffingen of douanerechten betreft of als zodanig wordt beschouwd.
Artikel 7
Samenwerking met de Commissie van de Europese Gemeenschappen
1. De lidstaten en de Commissie werken samen bij de bestrijding van fraude, actieve en passieve corruptie en het witwassen van geld.
Te dien einde verleent de Commissie de technische en operationele bijstand die de bevoegde nationale autoriteiten nodig kunnen hebben om coördinatie van het door hen ingestelde onderzoek te vergemakkelijken.
2. Ten einde de constatering van de feiten te vergemakkelijken en te zorgen voor een daadwerkelijke bestrijding van fraude, actieve en pas- sieve corruptie en het witwassen van geld kunnen de bevoegde autori- teiten van de lidstaten gegevens uitwisselen met de Commissie. De Commissie en de bevoegde nationale autoriteiten houden in elk bijzon- der geval rekening met de eisen inzake geheimhouding van het onder- zoek en gegevensbescherming. Te dien einde kan een lidstaat bij het ver- strekken van informatie aan de Commissie bijzondere voorwaarden stellen aan het gebruik van die informatie door de Commissie dan wel door een andere lidstaat waaraan die informatie kan worden doorgege- ven.
Artikel 8
Verantwoordelijkheid van de Commissie voor gegevensbescherming
De Commissie zorgt ervoor dat zij in het kader van de uitwisseling van gegevens uit hoofde van artikel 7, lid 2, bij de verwerking van persoonsgegevens een beschermingsniveau in acht neemt dat gelijkwaar- dig is aan het beschermingsniveau in Richtlijn 95/46/EG van het Euro- pees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescher-
ming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.1)
Artikel 9
Bekendmaking van voorschriften inzake gegevensbescherming
De voorschriften die zijn vastgesteld betreffende de verplichtingen uit hoofde van artikel 8 worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 10
Verstrekking van gegevens aan andere lidstaten en derde landen
1. Onverminderd de in artikel 7, lid 2, bedoelde voorwaarden kan de Commissie persoonsgegevens die zij in de uitoefening van haar functies uit hoofde van artikel 7 van een lidstaat heeft verkregen, overdragen aan iedere andere lidstaat. De Commissie stelt de lidstaat die de informatie heeft verstrekt in kennis van haar voornemen die gegevens over te dra- gen.
2. De Commissie kan onder dezelfde voorwaarden persoonsgegevens die zij in de uitoefening van haar functies uit hoofde van artikel 7 van een lidstaat heeft gekregen, overdragen aan ieder derde land mits de lid- staat die de informatie heeft verstrekt, met die overdracht heeft inge- stemd.
Artikel 11
Toezichthoudende instantie
Iedere instantie die wordt aangewezen of ingesteld met het oog op het uitoefenen van onafhankelijk toezicht inzake gegevensbescherming met betrekking tot persoonsgegevens die de Commissie ingevolge haar func- ties uit hoofde van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap in haar bezit heeft, is bevoegd tot het uitoefenen van datzelfde toe- zicht met betrekking tot persoonsgegevens die krachtens dit protocol in het bezit zijn van de Commissie.
Artikel 12
Verhouding tot de overeenkomst
1. Het bepaalde in de artikelen 3, 5 en 6 van de overeenkomst is tevens van toepassing op de in artikel 2 van dit protocol bedoelde gedra- gingen.
1) PB nr. L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
2. De volgende bepalingen van de overeenkomst zijn tevens van toe- passing op dit protocol:
– Artikel 4, met dien verstande dat tenzij anders vermeld bij de in artikel 16, lid 2, van dit protocol bedoelde kennisgeving, elke verklaring in de zin van artikel 4, lid 2, van de overeenkomst, eveneens van toe- passing is op dit protocol;
– Artikel 7, met dien verstande dat het ,,ne bis in idem’’-beginsel ook van toepassing is op rechtspersonen, en dat, tenzij anders vermeld bij de in artikel 16, lid 2, van dit protocol bedoelde kennisgeving, elke verkla- ring in de zin van artikel 7, lid 2, van de overeenkomst eveneens van toepassing is op dit protocol;
– Artikel 9;
– Artikel 10.
Artikel 13
Hof van Justitie
1. Geschillen tussen de lidstaten over de uitlegging of de toepassing van dit protocol worden, met het oog op een oplossing, in een eerste fase in de Raad besproken volgens de procedure van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Indien binnen zes maanden geen oplossing is gevonden, kan de zaak door een bij het geschil betrokken partij aan het Hof van Justitie wor- den voorgelegd.
2. Ieder geschil tussen een of meer lidstaten en de Commissie betref- fende de toepassing van artikel 2 in samenhang met artikel 1, onder e), en de artikelen 7, 8, 10 en 12, lid 2, vierde streepje, van dit protocol, dat niet door onderhandeling kon worden opgelost, kan aan het Hof van Jus- titie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd, na het ver- strijken van een periode van zes maanden na de datum waarop een van de partijen de andere partij van het bestaan van een geschil in kennis heeft gesteld.
3. Het protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen van 29 november 19961) is van toe- passing op het onderhavige protocol, met dien verstande dat een door een lidstaat ingevolge artikel 2 van dat protocol afgelegde verklaring ook geldt voor het onderhavige protocol, tenzij de betrokken lidstaat een tegengestelde verklaring aflegt bij de in artikel 16, lid 2, van het onder- havige protocol bedoelde kennisgeving.
1) PB nr. C 151 van 20.05.1997, blz. 1.
Artikel 14
Niet-contractuele aansprakelijkheid
Voor de toepassing van dit protocol wordt de niet-contractuele aan- sprakelijkheid van de Gemeenschap beheerst door artikel 215, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Artikel 178 van hetzelfde Verdrag is van toepassing.
Artikel 15
Rechterlijke toetsing
1. Het Hof van Justitie is bevoegd met betrekking tot beroepen die door een natuurlijke of rechtspersoon worden ingesteld tegen een besluit van de Commissie dat tot die persoon is gericht of dat hem of haar recht- streeks en individueel raakt, op grond van een schending van artikel 8 of enig ingevolge daarvan vastgesteld voorschrift, of van misbruik van bevoegdheden.
2. De artikelen 168 A, leden 1 en 2, 173, vijfde alinea, 174, eerste alinea, 176, eerste en tweede alinea, 185 en 186 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, alsmede het statuut van het Hof van Justitie (van de Europese Gemeenschap), zijn mutatis mutandis van toepassing.
Artikel 16
Inwerkingtreding
1. Dit protocol wordt de lidstaten volgens hun onderscheiden grond- wettelijke bepalingen ter aanneming voorgelegd.
2. De lidstaten stellen de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen voor de aanneming van dit protocol vereiste procedures.
3. Dit protocol treedt in werking negentig dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving door de staat die, op de datum van aanneming van de akte tot vaststelling van het protocol lid zijnde van de Europese Unie, als laatste daartoe overgaat. Indien de overeenkomst evenwel op die datum nog niet in werking is getreden, treedt dit protocol in werking op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.
4. De toepassing van artikel 7, lid 2, wordt evenwel opgeschort indien en zolang de terzake bevoegde instelling van de Europese Gemeen- schappen niet heeft voldaan aan haar verplichting de voorschriften inzake gegevensbescherming uit hoofde van artikel 9 bekend te maken, of niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 11 betreffende de toezicht- houdende instantie.
Artikel 17
Toetreding van nieuwe lidstaten
1. Elke staat die lid wordt van de Europese Unie, kan tot dit protocol toetreden.
2. De door de Raad van de Europese Unie vastgestelde tekst van dit protocol in de taal van de toetredende staat, is authentiek.
3. De akten van toetreding worden neergelegd bij de depositaris.
4. Dit protocol treedt ten aanzien van elke toetredende staat in wer- king negentig dagen nadat diens akte van toetreding is neergelegd, of op de datum van zijn inwerkingtreding indien dit protocol bij het verstrij- ken van de genoemde periode van negentig dagen nog niet in werking is getreden.
Artikel 18
Voorbehouden
1. Elke lidstaat kan zich het recht voorbehouden om het witwassen van geld met betrekking tot de opbrengsten van actieve en passieve cor- ruptie alleen strafbaar te stellen in ernstige gevallen van actieve of pas- sieve corruptie. Een lidstaat die een dergelijk voorbehoud maakt, dient de depositaris daarvan in kennis te stellen, en bij de in artikel 16, lid 2, bedoelde kennisgeving bijzonderheden te verschaffen betreffende de reikwijdte van het voorbehoud. Een dergelijk voorbehoud geldt voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van genoemde kennisgeving, en kan eenmaal voor nogmaals vijf jaar worden verlengd.
2. De Republiek Oostenrijk kan, bij de in artikel 16, lid 2, bedoelde kennisgeving, verklaren dat zij niet gebonden is door de artikelen 3 en
4. De geldigheid van deze verklaring eindigt vijf jaar na de datum van aanneming van de akte waarbij het onderhavige protocol is vastgesteld.
3. Er kunnen geen andere voorbehouden worden gemaakt, met uit- zondering van die bedoeld in artikel 12, lid 2, eerste en tweede streepje.
Artikel 19
Depositaris
1. De Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie is depo- sitaris van dit protocol.
2. De depositaris maakt in het Publicatieblad van de Europese Ge- meenschappen de stand van de aannemingen en toetredingen, alsmede de verklaringen, voorbehouden en andere kennisgevingen met betrek- king tot dit protocol bekend.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.
GEDAAN te Brussel, de negentiende juni negentienhonderd zeven- ennegentig, opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, dat wordt nedergelegd in het archief van het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie.
Het Protocol is op 19 juni 1997 ondertekend voor de volgende Sta- ten:
België Denemarken Duitsland Finland Frankrijk Griekenland Ierland Italië
het Koninkrijk der Nederlanden
Luxemburg Oostenrijk Portugal Spanje
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland Zweden
Gezamenlijke Verklaring over artikel 13, lid 2
De lidstaten verklaren dat de verwijzing in artikel 13, lid 2, naar arti- kel 7 van het Protocol uitsluitend betrekking heeft op samenwerking tus- sen enerzijds de Commissie en anderzijds de lidstaten; de vrijheid van handelen van de lidstaten bij het verstrekken van informatie in de loop van een strafrechtelijk onderzoek, blijft onverlet.
Second Protocol, drawn up on the basis of Article K.3 of the Treaty on European Union, to the Convention on the protection of the European Communities’ financial interests
The High Contracting Parties to this Protocol, Member States of the European Union,
Referring to the Act of the Council of the European Union of 19 June 1997 ;
Desiring to ensure that their criminal laws contribute effectively to the protection of the financial interests of the European Communities;
Recognizing the importance of the Convention on the protection of the European Communities’ financial interests of 26 July 1995 in com- bating fraud affecting Community revenue and expenditure;
Recognizing the importance of the Protocol of 27 September 1996 to the said Convention in the fight against corruption damaging or likely to damage the European Communities’ financial interests;
Aware that the financial interests of the European Communities may be damaged or threatened by acts committed on behalf of legal persons and acts involving money laundering;
Convinced of the need for national law to be adapted, where neces- sary, to provide that legal persons can be held liable in cases of fraud or active corruption and money laundering committed for their benefit that damage or are likely to damage the European Communities’ financial interests;
Convinced of the need for national law to be adapted, where neces- sary, to penalize acts of laundering of proceeds of fraud or corruption that damage or are likely to damage the European Communities’ finan- cial interests and to make it possible to confiscate proceeds of such fraud and corruption;
Convinced of the need for national law to be adapted, where neces- sary, in order to prevent the refusal of mutual assistance solely because offences covered by this Protocol concern or are considered as tax or customs duty offences;
Noting that cooperation between Member States is already covered by the Convention on the protection of the European Communities’ finan- cial interests of 26 July 1995, but that there is a need, without prejudice to obligations under Community law, for appropriate provision also to
Deuxième Protocole établi sur la base de l’Article K.3 du Traité sur l’Union européenne, à la Convention relative à la protection des intérêts financiers des Communautés européennes
Les Hautes Parties Contractantes au présent protocole, Etats membres de l’Union européenne;
Se référant à l’acte du Conseil de l’Union européenne du 19 juin 1997;
Désireuses de faire en sorte que leurs législations pénales contribuent de manière efficace à la protection des intérêts financiers des Commu- nautés européennes;
Reconnaissant l’importance de la convention relative à la protection des intérêts financiers des Communautés européennes, du 26 juillet 1995, pour la lutte contre la fraude touchant les recettes et les dépenses communautaires;
Reconnaissant l’importance du protocole du 27 septembre 1996 à ladite convention pour la lutte contre la corruption portant atteinte ou risquant de porter atteinte aux intérêts financiers des Communautés euro- péennes;
Conscientes du fait que les intérêts financiers des Communautés euro- péennes peuvent être lésés ou menacés par des actes commis au nom de personnes morales et des actes visant au blanchiment de capitaux;
Convaincues de la nécessité d’adapter, le cas échéant, les législations nationales, de telle sorte qu’elles prévoient que les personnes morales puissent être tenues pour responsables d’actes de fraude ou de corrup- tion active et de blanchiment de capitaux commis pour leur compte, qui portent atteinte ou risquent de porter atteinte aux intérêts financiers des Communautés européennes;
Convaincues de la nécessité d’adapter les législations nationales, le cas échéant, de manière à incriminer les actes visant au blanchiment du produit de la fraude ou de la corruption, qui portent atteinte ou risquent de porter atteinte aux intérêts financiers des Communautés européennes, et à rendre possible la confiscation du produit de cette fraude et de cette corruption;
Convaincues de la nécessité d’adapter, le cas échéant, les législations nationales, afin d’empêcher que l’entraide soit refusée uniquement parce que les infractions visées par le présent protocole concernent ou sont considérées comme des infractions en matière de taxes ou de droits de douane;
Constatant que la coopération entre les Etats membres est déjà cou- verte par la convention relative à la protection des intérêts financiers des Communautés européennes, du 26 juillet 1995, mais qu’il est nécessaire, sans préjudice des obligations qui découlent du droit communautaire, de
be made for cooperation between Member States and the Commission to ensure effective action against fraud, active and passive corruption and related money laundering damaging or likely to damage the Euro- pean Communities’ financial interests, including exchange of informa- tion between the Member States and the Commission;
Considering that, in order to encourage and facilitate the exchange of information, it is necessary to ensure adequate protection of personal data;
Considering that the exchange of information should not hinder ongo- ing investigations and that it is therefore necessary to provide for the protection of investigation secrecy;
Considering that appropriate provisions have to be drawn up on the competence of the Court of Justice of the European Communities;
Considering finally that the relevant provisions of the Convention on the protection of the European Communities’ financial interests of 26 July 1995 should be made applicable to certain acts covered by this Protocol,
Have agreed on the following provisions:
Article 1
Definitions
For the purposes of this Protocol:
a) ‘‘Convention’’ shall mean the Convention drawn up on the basis of Article K.3 of the Treaty on European Union on the protection of the European Communities’ financial interests, of 26 July 19951);
b) ‘‘fraud’’ shall mean the conduct referred to in Article 1 of the Con- vention;
c) – ‘‘passive corruption’’ shall mean the conduct referred to in Arti- cle 2 of the Protocol drawn up on the basis of Article K.3 of the Treaty on European Union to the Convention on the protection of the European Communities’ financial interests, of 27 September 19962);
– ‘‘active corruption’’ shall mean the conduct referred to in Arti- cle 3 of the same Protocol;
d) ‘‘legal person’’ shall mean any entity having such status under the applicable national law, except for States or other public bodies in the exercise of State authority and for public international organizations;
1) OJ No C 316, 27.11.1995, p. 49.
2) OJ No C 313, 23.10.1996, p. 2.
prévoir dans une disposition appropriée la coopération entre les Etats membres et la Commission dans le but de garantir une action efficace contre la fraude, la corruption active et passive, et le blanchiment de capitaux qui leur est lié, portant atteinte ou susceptibles de porter atteinte aux intérêts financiers des Communautés européennes, y compris les échanges d’informations entre les Etats membres et la Commission;
Considérant qu’il est nécessaire, pour encourager et faciliter les échan- ges d’informations, de veiller à une protection adéquate des données à caractère personnel;
Considérant que les échanges d’informations ne doivent pas entraver les investigations en cours et qu’il est donc nécessaire de prévoir la pro- tection du secret de l’instruction;
Considérant qu’il y a lieu d’établir des dispositions appropriées concernant la compétence de la Cour de justice des Communautés euro- péennes;
Considérant enfin qu’il convient de rendre les dispositions pertinentes de la convention relative à la protection des intérêts financiers des Com- munautés européennes, du 26 juillet 1995, applicables à certains actes visés par le présent protocole,
Conviennent des dispositions qui suivent:
Article 1
Définitions
Aux fins du présent protocole, on entend par:
a) «convention», la convention établie sur la base de l’article K.3 du traité sur l’Union européenne, relative à la protection des intérêts finan- ciers des Communautés européennes, du 26 juillet 19951);
b) «fraude», les comportements visés à l’article 1er de la convention;
c) – «corruption passive», les comportements visés à l’article 2 du protocole établi sur la base de l’article K.3 du traité sur l’Union euro- péenne, à la convention relative à la protection des intérêts financiers des Communautés européennes, du 27 septembre 19962);
– «corruption active», les comportements visés à l’article 3 du même protocole;
d) «personne morale», toute entité ayant ce statut en vertu du droit national applicable, exception faite des Etats ou des autres entités publi- ques dans l’exercice de leurs prérogatives de puissance publique et des organisations internationales publiques;
1) JO n° C 316 du 27.11.1995, p. 49.
2) JO n° C 313 du 23.10.1996, p. 2.
e) ‘‘money laundering’’ shall mean the conduct as defined in the third indent of Article 1 of Council Directive 91/308/EEC of 10 June 1991 on the prevention of the use of the financial system for the purpose of money laundering1), related to the proceeds of fraud, at least in serious cases, and of active and passive corruption.
Article 2
Money laundering
Each Member State shall take the necessary measures to establish money laundering as a criminal offence.
Article 3
Liability of legal persons
1. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that legal persons can be held liable for fraud, active corruption and money laundering committed for their benefit by any person, acting either individually or as part of an organ of the legal person, who has a leading position within the legal person, based on
– a power of representation of the legal person, or
– an authority to take decisions on behalf of the legal person, or
– an authority to exercise control within the legal person,
as well as for involvement as accessories or instigators in such fraud, active corruption or money laundering or the attempted commission of such fraud.
2. Apart from the cases already provided for in paragraph 1, each Member State shall take the necessary measures to ensure that a legal person can be held liable where the lack of supervision or control by a person referred to in paragraph 1 has made possible the commission of a fraud or an act of active corruption or money laundering for the ben- efit of that legal person by a person under its authority.
3. Liability of a legal person under paragraphs 1 and 2 shall not exclude criminal proceedings against natural persons who are perpetra- tors, instigators or accessories in the fraud, active corruption or money laundering.
Article 4
Sanctions for legal persons
1. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that a legal person held liable pursuant to Article 3(1) is punishable by
1) OJ No L 166, 28.6.1991, p. 77.
e) «blanchiment de capitaux», les comportements tels qu’ils sont définis à l’article 1er, troisième tiret, de la directive 91/308/CEE du Conseil du 10 juin 1991 relative à la prévention de l’utilisation du sys- tème financier aux fins du blanchiment de capitaux1) liés au produit de la fraude, du moins dans les cas graves, et de la corruption active et pas- sive.
Article 2
Blanchiment de capitaux
Chaque Etat membre prend les mesures nécessaires pour que le blan- chiment de capitaux soit érigé en infraction pénale.
Article 3
Responsabilité des personnes morales
1. Chaque Etat membre prend les mesures nécessaires pour assurer que les personnes morales puissent être tenues pour responsables d’un fait de fraude, de corruption active et de blanchiment de capitaux com- mis pour leur compte par toute personne, agissant soit individuellement, soit en tant que membre d’un organe de la personne morale, qui exerce un pouvoir de direction en son sein, sur les bases suivantes:
– un pouvoir de représentation de la personne morale, ou
– une autorité pour prendre des décisions au nom de la personne morale, ou
– une autorité pour exercer un contrôle au sein de la personne morale, ainsi que de la participation à la commission de ce fait de fraude, de corruption active ou de blanchiment de capitaux en qualité de complice ou d’instigateur, ou de la tentative de commission de ce fait de fraude.
2. Abstraction faite des cas déjà prévus au paragraphe 1, chaque Etat membre prend les mesures nécessaires pour assurer qu’une personne morale puisse être tenue pour responsable lorsque le défaut de sur- veillance ou de contrôle de la part d’une personne visée au paragraphe 1 a rendu possible la commission d’un fait de fraude, de corruption active ou de blanchiment de capitaux pour le compte de ladite personne morale par une personne soumise à son autorité.
3. La responsabilité de la personne morale en vertu des paragraphes 1 et 2 n’exclut pas les poursuites pénales contre les personnes physiques auteurs, instigateurs ou complices du fait de fraude, de corruption active ou de blanchiment de capitaux.
Article 4
Sanctions à l’encontre des personnes morales
1. Chaque Etat membre prend les mesures nécessaires pour assurer qu’une personne morale déclarée responsable au sens de l’article 3, para-
1) JO n° L 166 du 28.6.1991, p. 77.
effective, proportionate and dissuasive sanctions, which shall include criminal or non-criminal fines and may include other sanctions such as:
a) exclusion from entitlement to public benefits or aid;
b) temporary or permanent disqualification from the practice of com- mercial activities;
c) placing under judicial supervision;
d) a judicial winding-up order.
2. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that a legal person held liable pursuant to Article 3(2) is punishable by effective, proportionate and dissuasive sanctions or measures.
Article 5
Confiscation
Each Member State shall take the necessary measures to enable the seizure and, without prejudice to the rights of bona fide third parties, the confiscation or removal of the instruments and proceeds of fraud, active and passive corruption and money laundering, or property the value of which corresponds to such proceeds. Any instruments, proceeds or other property seized or confiscated shall be dealt with by the Member State in accordance with its national law.
Article 6
Tax and customs duty offences
A Member State may not refuse to provide mutual assistance in respect of fraud, active and passive corruption and money laundering for the sole reason that it concerns or is considered as a tax or customs duty offence.
Article 7
Cooperation with the Commission of the European Communities
1. The Member States and the Commission shall cooperate with each other in the fight against fraud, active and passive corruption and money laundering.
To that end, the Commission shall lend such technical and operational assistance as the competent national authorities may need to facilitate coordination of their investigations.
2. The competent authorities in the Member States may exchange information with the Commission so as to make it easier to establish the facts and to ensure effective action against fraud, active and passive cor-
graphe 1, soit passible de sanctions effectives, proportionnées et dissua- sives, qui incluent des amendes pénales ou non pénales et éventuelle- ment d’autres sanctions, notamment:
a) des mesures d’exclusion du bénéfice d’un avantage ou d’une aide publique;
b) des mesures d’interdiction temporaire ou permanente d’exercer une activité commerciale;
c) un placement sous surveillance judiciaire;
d) une mesure judiciaire de dissolution.
2. Chaque Etat membre prend les mesures nécessaires pour assurer qu’une personne morale déclarée responsable au sens de l’article 3, para- graphe 2, soit passible de sanctions ou mesures effectives, proportion- nées et dissuasives.
Article 5
Confiscation
Chaque Etat membre prend les mesures nécessaires pour permettre la saisie et, sans préjudice des droits des tiers de bonne foi, la confiscation ou le retrait des instruments et du produit de la fraude, de la corruption active et passive et du blanchiment de capitaux, ou des biens dont la valeur correspond à ce produit. Les instruments, produits ou biens saisis ou confisqués sont traités par l’Etat membre conformément à son droit national.
Article 6
Infractions en matière de taxes et de droits de douane
Un Etat membre ne peut refuser l’entraide judiciaire en cas de fraude, de corruption active et passive et de blanchiment de capitaux au seul motif qu’il s’agit d’une infraction en matière de taxes et de droits de douane ou de faits considérés comme tels.
Article 7
Coopération avec la Commission des Communautés européennes
1. Les Etats membres collaborent mutuellement avec la Commission dans le domaine de la lutte contre la fraude, la corruption active et pas- sive et le blanchiment de capitaux.
A cette fin, la Commission prête toute l’assistance technique et opé- rationnelle nécessaire afin de faciliter la coordination des investigations engagées par les autorités nationales compétentes.
2. Les autorités compétentes des Etats membres peuvent échanger des éléments d’information avec la Commission aux fins de faciliter l’éta- blissement des faits et d’assurer une action efficace contre la fraude, la
ruption and money laundering. The Commission and the competent national authorities shall take account, in each specific case, of the requirements of investigation secrecy and data protection. To that end, a Member State, when supplying information to the Commission, may set specific conditions covering the use of information, whether by the Commission or by another Member State to which that information may be passed.
Article 8
Data protection responsibility for the Commission
The Commission shall ensure that, in the context of the exchange of information under Article 7(2), it shall observe, as regards the process- ing of personal data, a level of protection equivalent to the level of pro- tection set out in Directive 95/46/EC of the European Parliament and of the Council of 24 October 1995 on the protection of individuals with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data1).
Article 9
Publication of data protection rules
The rules adopted concerning the obligations under Article 8 shall be published in the Official Journal of the European Communities.
Article 10
Transfer of data to other Member States and third countries
1. Subject to any conditions referred to in Article 7(2), the Commis- sion may transfer personal data obtained from a Member State in the performance of its functions under Article 7 to any other Member State. The Commission shall inform the Member State which supplied the information of its intention to make such a transfer.
2. The Commission may, under the same conditions, transfer personal data obtained from a Member State in the performance of its functions under Article 7 to any third country provided that the Member State which supplied the information has agreed to such transfer.
Article 11
Supervisory authority
Any authority designated or created for the purpose of exercising the function of independent data protection supervision over personal data
1) OJ No L 281, 23.11.1995, p. 31.
corruption active et passive et le blanchiment de capitaux. La Commis- sion et les autorités nationales compétentes tiennent compte, pour cha- que cas spécifique, des exigences du secret de l’instruction et de la pro- tection des données. A cette fin, lorsqu’un Etat membre fournit des informations à la Commission, il est en droit de fixer des conditions spé- cifiques régissant l’utilisation de ces informations par la Commission comme par tout autre Etat membre auquel ces informations pourraient être transmises.
Article 8
Responsabilité de la Commission en matière de protection de données
La Commission veille à assurer, dans le cadre de l’échange d’éléments d’information conformément à l’article 7, paragraphe 2, et pour ce qui est du traitement des données à caractère personnel, un niveau de pro- tection équivalent au niveau de protection prévu par la directive 95/46/ CE du Parlement européen et du Conseil du 24 octobre 1995 relative à la protection des personnes physiques à l’égard du traitement des don- nées à caractère personnel et à la libre circulation de ces données1).
Article 9
Publication des règles en matière de protection des données
Les règles adoptées en vertu des obligations visées à l’article 8 sont publiées au Journal officiel des Communautés européennes.
Article 10
Communication de données à d’autres Etats membres et à des pays tiers
1. Sous réserve de conditions prévues à l’article 7, paragraphe 2, la Commission peut communiquer à tout autre Etat membre des données à caractère personnel qu’elle a obtenues d’un Etat membre dans l’exercice de ses fonctions conformément à l’article 7. La Commission informe l’Etat membre qui a fourni ces informations de cette communication.
2. La Commission peut, dans les mêmes conditions, communiquer à tout pays tiers des données à caractère personnel qu’elle a obtenues d’un Etat membre dans l’exercice de ses fonctions conformément à l’article 7, pour autant que l’Etat membre qui a fourni les informations ait auto- risé cette communication.
Article 11
Autorité de contrôle
Toute autorité désignée ou créée aux fins d’exercer la fonction du contrôle indépendant de la protection des données à l’égard de données
1) JO n° L 281 du 23.11.1995, p. 31.
held by the Commission pursuant to its functions under the Treaty estab- lishing the European Community, shall be competent to exercise the same function with respect to personal data held by the Commission by virtue of this Protocol.
Article 12
Relation to the Convention
1. The provisions of Articles 3, 5 and 6 of the Convention shall also apply to the conduct referred to in Article 2 of this Protocol.
2. The following provisions of the Convention shall also apply to this Protocol:
– Article 4, on the understanding that, unless otherwise indicated at the time of the notification provided for in Article 16(2) of this Proto- col, any declaration within the meaning of Article 4(2) of the Conven- tion, shall also apply to this Protocol;
– Article 7, on the understanding that the ‘‘ne bis in idem’’ principle also applies to legal persons, and that, unless otherwise indicated at the time the notification provided for in Article 16(2) of this Protocol is being given, any declaration within the meaning of Article 7(2) of the Convention shall also apply to this Protocol;
– Article 9;
– Article 10.
Article 13
Court of Justice
1. Any dispute between Member States on the interpretation or appli- cation of this Protocol must in an initial stage be examined by the Coun- cil in accordance with the procedure set out in Title VI of the Treaty on European Union with a view to reaching a solution.
If no solution is found within six months, the matter may be referred to the Court of Justice by a party to the dispute.
2. Any dispute between one or more Member States and the Com- mission concerning the application of Article 2 in relation to Article 1(e), and Articles 7, 8, 10 and 12(2), fourth indent of this Protocol which it has proved impossible to settle through negotiation may be submitted to the Court of Justice, after the expiry of a period of six months from the date on which one of the parties has notified the other of the existence of a dispute.
3. The Protocol drawn up on the basis of Article K.3 of the Treaty on European Union, on the interpretation, by way of preliminary rulings, by the Court of Justice of the European Communities of the Convention on
à caractère personnel détenues par la Commission, conformément à ses fonctions en vertu du traité instituant la Communauté européenne, est compétente pour exercer la même fonction à l’égard des données à caractère personnel détenues par la Commission en vertu du présent pro- tocole.
Article 12
Relation avec la convention
1. Les dispositions des articles 3, 5 et 6 de la convention s’appliquent aussi aux comportements visés à l’article 2 du présent protocole.
2. Les dispositions ci-après de la convention s’appliquent aussi au présent protocole:
– l’article 4, étant entendu que, sauf indication contraire fournie lors de la notification prévue à l’article 16, paragraphe 2, du présent proto- cole, toute déclaration au sens de l’article 4, paragraphe 2, de la conven- tion vaut également pour le présent protocole;
– l’article 7, étant entendu que le principe «ne bis in idem» s’appli- que également aux personnes morales et que, sauf indication contraire fournie lors de la notification prévue à l’article 16, paragraphe 2, du pré- sent protocole, toute déclaration au sens de l’article 7, paragraphe 2, de la convention vaut également pour le présent protocole;
– l’article 9;
– l’article 10.
Article 13
Cour de justice
1. Tout différend entre Etats membres relatif à l’interprétation ou à l’application du présent protocole doit, dans une première étape, être examiné au sein du Conseil selon la procédure prévue au titre VI du traité sur l’Union européenne, en vue d’une solution.
A l’expiration d’un délai de six mois, si aucune solution n’a pu être trouvée, la Cour de justice peut être saisie par une partie au différend.
2. Tout différend entre un ou plusieurs Etats membres et la Commis- sion, relatif à l’application de l’article 2 en liaison avec l’article 1er sous e), ainsi que des articles 7, 8, et 10 et de l’article 12, paragraphe 2, qua- trième tiret, du présent protocole, qui n’a pu être réglé par voie de négo- ciation, peut être soumis à la Cour de justice à l’expiration d’une période de six mois à partir de la date à laquelle l’une des parties a notifié à l’autre l’existence d’un litige.
3. Le protocole établi sur la base de l’article K.3 du traité sur l’Union européenne, concernant l’interprétation, à titre préjudiciel, par la Cour de justice des Communautés européennes, de la convention relative à la
the protection of the European Communities’ financial interests, of 29 November 19961), shall apply to this Protocol, on the understanding that a declaration made by a Member State pursuant to Article 2 of that Pro- tocol is also valid regarding this Protocol unless the Member State con- cerned makes a declaration to the contrary when giving the notification provided for in Article 16(2) of this Protocol.
Article 14
Non-contractual liability
For the purposes of this Protocol, the non-contractual liability of the Community shall be governed by the second paragraph of Article 215 of the Treaty establishing the European Community. Article 178 of the same Treaty shall apply.
Article 15
Judicial control
1. The Court of Justice shall have jurisdiction in proceedings insti- tuted by any natural or legal person against a decision of the Commis- sion addressed to that person or which is of direct and individual con- cern to that person, on grounds of infringement of Article 8 or any rule adopted pursuant thereto, or misuse of powers.
2. Articles 168a(1) and (2), 173, fifth paragraph, 174, first paragraph, 176, first and second paragraphs, 185 and 186 of the Treaty establishing the European Community, as well as the Statute of the Court of Justice of the European Community, shall apply, mutatis mutandis.
Article 16
Entry into force
1. This Protocol shall be subject to adoption by the Member States in accordance with their respective constitutional requirements.
2. Member States shall notify the Secretary-General of the Council of the European Union of the completion of the procedures required under their respective constitutional rules for adopting this Protocol.
3. This Protocol shall enter into force ninety days after the notifica- tion provided for in paragraph 2, by the State which, being a member of the European Union on the date of the adoption by the Council of the
1) OJ No C 151, 20.5.1997, p. 1.
protection des intérêts financiers des Communautés européennes, du 29 novembre 19961), s’applique au présent protocole, étant entendu qu’une déclaration faite par un Etat membre conformément à l’article 2 de ce protocole vaut aussi à l’égard du présent protocole sauf si l’Etat mem- bre concerné fait une déclaration en sens contraire lors de la notification visée à l’article 16 paragraphe 2 du présent protocole.
Article 14
Responsabilité non-contractuelle
Aux fins du présent protocole, la responsabilité non contractuelle de la Communauté est régie par l’article 215, deuxième alinéa, du traité ins- tituant la Communauté européenne. L’article 178 dudit traité est appli- cable.
Article 15
Contrôle juridictionnel
1. La Cour de justice est compétente pour se prononcer sur les recours formés par toute personne physique ou morale contre une déci- sion de la Commission qui lui est adressée ou qui la concerne directe- ment et individuellement, pour violation de l’article 8 ou de toute règle adoptée en application dudit article, ou détournement de pouvoir.
2. L’article 168 A, paragraphes 1 et 2, l’article 173, cinquième alinéa, l’article 174, premier alinéa, l’article 176, premier et deuxième alinéas, les articles 185 et 186 du traité instituant la Communauté européenne, ainsi que le statut de la Cour de justice de la Communauté européenne, sont applicables, mutatis mutandis.
Article 16
Entrée en vigueur
1. Le présent protocole est soumis à l’adoption des Etats membres selon leurs règles constitutionnelles respectives.
2. Les Etats membres notifient au Secrétaire général du Conseil de l’Union européenne l’accomplissement des procédures requises par leurs règles constitutionnelles respectives pour l’adoption du présent proto- cole.
3. Le présent protocole entre en vigueur quatre-vingt-dix jours après la notification prévue au paragraphe 2 par l’Etat, membre de l’Union européenne à la date de l’adoption par le Conseil de l’acte établissant le
1) JO n° C 151 du 20.5.1997, p. 1.
act drawing up this Protocol, is the last to fulfil that formality. If, how- ever, the Convention has not entered into force on that date, this Proto- col shall enter into force on the date on which the Convention enters into force.
4. However, the application of Article 7(2) shall be suspended if, and for so long as, the relevant institution of the European Communities has not complied with its obligation to publish the data protection rules pur- suant to Article 9 or the terms of Article 11 concerning the supervisory authority have not been complied with.
Article 17
Accession of new Member States
1. This Protocol shall be open to accession by any State that becomes a member of the European Union.
2. The text of this Protocol in the language of the acceding State, drawn up by the Council of the European Union, shall be authentic.
3. Instruments of accession shall be deposited with the depositary.
4. This Protocol shall enter into force with respect to any State that accedes to it ninety days after the deposit of its instrument of accession or on the date of entry into force of this Protocol if it has not yet entered into force at the time of expiry of the said period of ninety days.
Article 18
Reservations
1. Each Member State may reserve the right to establish the money laundering related to the proceeds of active and passive corruption as a criminal offence only in serious cases of active and passive corruption. Any Member State making such a reservation shall inform the deposi- tary, giving details of the scope of the reservation, when giving the noti- fication provided for in Article 16(2). Such a reservation shall be valid for a period of five years after the said notification. It may be renewed once for a further period of five years.
2. The Republic of Austria may, when giving its notification referred to in Article 16(2), declare that it will not be bound by Articles 3 and 4. Such a declaration shall cease to have effect 5 years after the date of the adoption of the act drawing up this Protocol.
3. No other reservations shall be authorized, with the exception of those provided for in Article 12(2), first and second indent.
présent protocole, qui procède le dernier à cette formalité. Toutefois, si la convention n’est pas entrée en vigueur à cette date, le protocole entre en vigueur à la date d’entrée en vigueur de la convention.
4. Cependant, l’application de l’article 7, paragraphe 2, est suspendue si, et aussi longtemps que, l’institution compétente des Communautés européennes ne remplit pas l’obligation de publier les règles relatives à la protection des données qui lui incombent en vertu de l’article 9, ou que les termes de l’article 11 concernant l’autorité de contrôle n’ont pas été respectés.
Article 17
Adhésion de nouveaux Etats membres
1. Le présent protocole est ouvert à l’adhésion de tout Etat qui devient membre de l’Union européenne.
2. Le texte du présent protocole dans la langue de l’Etat adhérent, éta- bli par le Conseil de l’Union européenne, fait foi.
3. Les instruments d’adhésion sont déposés auprès du dépositaire.
4. Le présent protocole entre en vigueur à l’égard de tout Etat qui y adhère quatre-vingt-dix jours après le dépôt de son instrument d’adhé- sion ou à la date d’entrée en vigueur de ce protocole, si celui-ci n’est pas encore entré en vigueur au moment de l’expiration de ladite période de quatre-vingt-dix jours.
Article 18
Réserves
1. Chaque Etat membre peut se réserver le droit d’ériger en infraction pénale le blanchiment de capitaux liés au produit de la corruption active et passive, uniquement dans les cas graves de corruption active et pas- sive. Tout Etat membre qui fait usage de cette faculté en informe le dépositaire en précisant la portée de sa réserve, au moment où il procède à la notification visée à l’article 16, paragraphe 2. Cette réserve est vala- ble pendant une période de cinq ans à compter de ladite notification. Elle peut être prorogée une seule fois pour une période de cinq ans.
2. La République d’Autriche peut, lorsqu’elle procède à la notifica- tion prévue à l’article 16, paragraphe 2, déclarer qu’elle ne sera pas liée par les articles 3 et 4. Cette déclaration cessera d’avoir des effets cinq ans après la date d’adoption de l’acte établissant le présent protocole.
3. Aucune autre réserve n’est admise, à l’exception de celles prévues à l’article 12, paragraphe 2, premier et deuxième tirets.
Article 19
Depositary
1. The Secretary-General of the Council of the European Union shall act as depositary of this Protocol.
2. The depositary shall publish in the Official Journal of the European Communities information on the progress of adoptions and accessions, declarations and reservations and any other notification concerning this Protocol.
IN WITNESS WHEREOF the undersigned Plenipotentiaries have hereunto set their hands.
DONE at Brussels, this nineteenth day of June in the year one thou- sand nine hundred and ninety-seven, in a single original, in the Danish, Dutch, English, Finnish, French, German, Greek, Irish, Italian, Portu- guese, Spanish and Swedish languages, each text being equally authen- tic, such original remaining deposited in the archives of the General Sec- retariat of the Council of the European Union.
(Voor de ondertekeningen zie blz. 10 van dit Tractatenblad)
Joint declaration on Article 13(2)
The Member States declare that the reference in Article 13(2) to Arti- cle 7 of the Protocol shall apply only to cooperation between the Com- mission on the one hand and the Member States on the other and is with- out prejudice to Member States’ discretion in supplying information in the course of criminal investigations.
Article 19
Dépositaire
1. Le Secrétaire général du Conseil de l’Union européenne est dépo- sitaire du présent protocole.
2. Le dépositaire publie au Journal officiel des Communautés euro- péennes l’état des adoptions et adhésions, les déclarations et les réser- ves, ainsi que toute autre notification relative au présent protocole.
EN FOI DE QUOI, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas du présent protocole.
FAIT à Bruxelles, le dix-neuf juin mil neuf cent quatre-vingt-dix-sept en un exemplaire unique, en langues allemande, anglaise, danoise, espa- gnole, finnoise, franc¸aise, grecque, irlandaise, italienne, néerlandaise, portugaise et suédoise, chacun de ces textes faisant également foi, exem- plaire qui est déposé dans les archives du Secrétariat général du Conseil de l’Union européenne.
(Voor de ondertekeningen zie blz. 10 van dit Tractatenblad)
Déclaration conjointe au sujet de l’article 13, paragraphe 2
Les Etats membres déclarent que la référence à l’article 7 du proto- cole, qui figure à l’article 13, paragraphe 2, s’applique uniquement à la coopération entre la Commission, d’une part, et les Etats membres, d’autre part, et n’affecte pas la marge d’appréciation dont disposent les Etats membres pour ce qui est de fournir des informations au cours d’enquêtes criminelles.
D. PARLEMENT
Het Protocol behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goed- keuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Proto- col kan worden gebonden.
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel 16, derde lid, in werking treden negentig dagen na de laatste kennisgeving van de vol- tooiing van de overeenkomstig de grondwettelijke bepalingen van de Lid-Staten voor de aanvaarding van dit Protocol vereiste procedures.
J. GEGEVENS
Van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie, naar welk Verdrag in de titel van het onderhavige Protocol wordt verwezen, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1992, 74; zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 74.
Van de op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, naar welke Overeenkomst onder meer in de pream- bule tot het onderhavige Protocol wordt verwezen, zijn de Nederlandse, de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1995, 289.
Van het op 26 september 1996 bij bovengenoemde Overeenkomst van 26 juli 1995 tot stand gekomen Protocol, naar welk Protocol onder meer in de preambule tot het onderhavige Protocol wordt verwezen, zijn de Nederlandse, de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1996, 330.
Uitgegeven de elfde september 1997.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. VAN MIERLO
TRB1700
ISSN 0920 - 2218
Sdu Uitgevers
’s-Gravenhage 1997