Contract
DOORLOPENDE TEKST van de statuten van Stichting Pensioenfonds British American Tobacco, statutair gevestigd te Amstelveen, na akte houdende partiële statutenwijziging op 16 oktober 2017 verleden voor mr. A.J. Wiggers, notaris te Amsterdam.
STATUTEN:
Artikel 1 Definities
In deze statuten wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde: Degene, die begunstigde is van een nog niet ingegaan
pensioen;
Bestuur: Het Bestuur van het Pensioenfonds;
Deelnemer: De Werknemer of gewezen Werknemer, die op grond van de
voor hem of haar geldende Pensioenovereenkomst Pensioenaanspraken verwerft jegens het Pensioenfonds;
Directie: De Directie van British American Tobacco Nederland B.V.;
Ex-partner: De Ex-partner van een Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Pensioengerechtigde overeenkomstig de definitie van het geldende Pensioenreglement;
Gewezen Deelnemer: De Werknemer of gewezen Werknemer door wie op grond
van een Pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven jegens het Pensioenfonds en die bij beëindiging van de deelneming een Pensioenaanspraak heeft behouden jegens het Pensioenfonds;
Intern toezicht: De door het Bestuur ingestelde visitatiecommissie;
Pensioenaanspraak: Het recht op een niet nog niet ingegaan pensioen uitgezonderd
overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds British American Tobacco, gevestigd
in de gemeente Amstelveen;
Pensioenovereenkomst: De overeenkomst tussen Werkgever en Werknemer betreffende pensioen;
Pensioengerechtigde: Degene, voor wie op grond van een Pensioenovereenkomst en
het geldende Pensioenreglement van het Pensioenfonds het pensioen is ingegaan;
Pensioenrecht: Het recht op ouderdomspensioen en voor zover van
toepassing partnerpensioen en wezenpensioen;
Pensioenreglementen : De Pensioenreglementen van het Pensioenfonds; Pensioenregeling: De pensioenregeling op grond van de Pensioenovereenkomst;
Pensioenwet: De Pensioenwet van zeven december tweeduizend zes en
latere wijzigingen
Statuten: De statuten van het Pensioenfonds;
Toezichthouder: De verschillende toezichthouders ingevolge de Pensioenwet;
Uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst tussen de Werkgever en het Pensioenfonds
over de uitvoering van de pensioenregeling;
Uitvoeringsreglement: Het door het Pensioenfonds in hoedanigheid van werkgever
opgestelde uitvoeringsreglement; Verantwoordingsorgaan: Het verantwoordingsorgaan van het Pensioenfonds;
Werkgever: British American Tobacco Nederland B.V., alsmede de (overige) ondernemingen die overeenkomstig de bepalingen uit de statuten een Uitvoeringsovereenkomst met het Pensioenfonds hebben gesloten;
Werknemer: Xxxxxx die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is bij
een Werkgever of bij het Pensioenfonds .
Artikel 2
Naam, zetel, doel
1. Het Pensioenfonds is genaamd: Stichting Pensioenfonds British American Tobacco en is gevestigd in de gemeente Amstelveen.
2. Het Pensioenfonds heeft ten doel het verlenen van pensioenaanspraken en het doen van pensioenuitkeringen aan Deelnemers en Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden, alsmede aan hun nabestaanden. Een en ander overeenkomstig de Pensioenreglementen, die voldoen aan de voorwaarden van de Pensioenwet respectievelijk de wettelijke bepalingen betreffende de loonbelasting.
Artikel 3
Inkomsten, uitgaven en vermogen
1. De inkomsten van het Pensioenfonds worden gevormd door:
a. het stichtingskapitaal bedragende éénduizend euro (EUR 1.000,00);
b. bijdragen van de Werkgever op basis van een met de Werkgever gesloten Uitvoeringsovereenkomst of bestaand Uitvoeringsreglement, die voor de Deelnemers bij het Pensioenfonds ter inzage liggen dan wel opvraagbaar zijn;
c. uitkeringen van verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, zulks voor zover het Pensioenfonds de door haar verzekerde risico’s bij zodanige verzekeraars heeft herverzekerd;
d. uitkeringen van verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, zulks voor zover het Pensioenfonds de Pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk bij
zodanige verzekeraar heeft herverzekerd en met de verzekeraar is overeengekomen dat het Pensioenfonds de uitkeringen uitvoert;
e. inkomsten uit beleggingen;
f. verkrijgingen bij erfenis, legaat of schenking, met dien verstande, dat erfenissen door het Bestuur niet worden aanvaard dan onder xxxxxxxxx van boedelbeschrijving;
g. eventuele bijdragen van de Deelnemers;
h. andere inkomsten.
2. De uitgaven van het Pensioenfonds worden gevormd door:
a. uitkeringen overeenkomstig de Pensioenreglementen;
b. premies aan verzekeraars, bedoeld in lid 1, letter c en letter d;
c. kosten verbonden aan de uitvoering van de in de Pensioenreglementen neergelegde pensioenregelingen;
d. andere uitgaven, die het Bestuur wenselijk of nodig acht in verband met het doel van het Pensioenfonds.
3. Het Pensioenfonds voert indien van toepassing een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de “prudent person”-regel, waarbij de waarden worden belegd in het belang van de Aanspraak- en Pensioengerechtigden. De beleggingen worden voor zover mogelijk gewaardeerd op basis van marktwaardering. In alle andere gevallen stelt het Bestuur een adequate alternatieve waarderingsmethode vast. Op grond van artikel 136 van de Pensioenwet is het voor het Pensioenfonds verboden leningen aan te gaan of namens derde partijen als garant op te treden, tenzij de lening tijdelijk wordt aangegaan voor liquiditeitsdoelstellingen.
4. Indien van toepassing worden de beleggingen in de bijdragende Werkgever beperkt tot ten hoogste vijf procent (5%) van de portefeuille als geheel. Beleggingen in de via concernverband aan de Werkgever verbonden ondernemingen, worden beperkt tot ten hoogste tien procent (10%) van de portefeuille. Wanneer een groep van Werkgevers aan het Pensioenfonds premie betaalt, geschieden beleggingen in deze bijdragende Werkgevers prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie.
5. De vereisten opgenomen in lid 3 zijn niet van toepassing op beleggingen in staatsobligaties.
Artikel 4
Beheer van het Pensioenfonds
1. Het Pensioenfonds wordt beheerd door het Bestuur. Het Bestuur is een paritair samengesteld Bestuur. De Toezichthouder kan het Pensioenfonds de verplichting opleggen om binnen een door de Toezichthouder te stellen termijn over te gaan tot herverzekering, overdracht of onderbrenging indien dit naar het oordeel van de
Toezichthouder noodzakelijk is in verband met de actuariële en bedrijfstechnische opzet van het Pensioenfonds of met de deskundigheid en betrouwbaarheid van het Bestuur.
2. Het Bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
3. Het dagelijks beleid van het Pensioenfonds wordt bepaald door ten minste twee personen onder verantwoordelijkheid van het Bestuur onverminderd het bepaalde hieromtrent in artikel 6 van deze statuten.
4. Het Bestuur is bevoegd om mee te werken aan waardeoverdrachten als bedoeld in de artikelen 71 tot en met 92 van de Pensioenwet. Het Bestuur kan nadere voorwaarden verbinden aan dergelijke waardeoverdrachten.
Artikel 5
Samenstelling van het Bestuur
1. Het Bestuur bestaat uit vier leden, te weten twee Werkgeversvertegenwoordigers en twee Werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van Pensioengerechtigden tezamen. Aan het Bestuur kunnen aanvullend maximaal twee Bestuursleden worden toegevoegd die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het Pensioenfonds; in dat geval bestaat het Bestuur uit maximaal zes Bestuursleden.
2. De Werkgeversvertegenwoordigers worden voorgedragen door de Directie. De voordracht van de Werknemersvertegenwoordiger vindt plaats na verkiezing van de vertegenwoordiger door en uit de Deelnemers. Indien en voor zover er door en uit de Deelnemers geen kandidaat wordt voorgedragen kan het Bestuur kiezen voor een andere wijze van benoeming, mits de ondernemingsraad van British American Tobacco Nederland B.V. heeft ingestemd met de voorgestelde benoemingswijze.
De voordracht van de vertegenwoordiger van Pensioengerechtigden vindt plaats na verkiezing door en uit de Pensioengerechtigden. Deze vertegenwoordiger dientzelf Pensioengerechtigde te zijn.
3. De Werknemersvertegenwoordiger en vertegenwoordiger van Pensioengerechtigden bezetten ieder een zetel. Van deze verdeling kan worden afgeweken indien de betrokken partijen daarmee akkoord zijn.
4. De Werkgeversvertegenwoordigers kunnen door de Directie te allen tijde als zodanig worden ontslagen waarbij een voordracht tot vervanging wordt gedaan, met dien verstande, dat onder deze Bestuursleden ten hoogste één vacature mag bestaan. Vervanging van een Werkgeversvertegenwoordiger door het Bestuur kan slechts plaatsvinden na een voordracht voor een nieuwe Werkgeversvertegenwoordiger overeenkomstig lid 2 van dit artikel.
5. De Werknemersvertegenwoordiger en de vertegenwoordiger uit Pensioengerechtigden
die voor benoeming aan het Bestuur worden voorgedragen worden gekozen bij meerderheid van het aantal uitgebrachte schriftelijke stemmen van de Deelnemers/Pensioengerechtigden. Voor zover sprake is van één kandidaatstelling vindt de voordracht zonder schriftelijke stemming van de Deelnemers/Pensioengerechtigden plaats, met dien verstande dat de Deelnemers dan wel Pensioengerechtigden hier schriftelijk over worden geïnformeerd. Indien op twee of meer kandidaten een gelijk aantal schriftelijke stemmen is uitgebracht, vindt met betrekking tot deze kandidaten een schriftelijke herstemming plaats. De kandidaat op wie de meeste schriftelijke stemmen zijn uitgebracht, wordt xxxxxx als gekozen aangemerkt. De stemming als bedoeld in dit lid is anoniem.
6. Na voordracht van kandidaat-Bestuursleden overeenkomstig dit artikel neemt het Bestuur een besluit tot benoeming. Het Bestuur behoudt zich het recht voor om de voordracht af te wijzen en niet over te gaan op benoeming indien en voor zover de kwalificaties van de voorgedragen persoon naar oordeel van het Bestuur niet of niet voldoende in overeenstemming zijn met het door het Bestuur opgestelde functieprofiel en geschiktheidsregels voor de vacature. Het Bestuur behoudt zich te allen tijde het recht voor om het functieprofiel te wijzigen met inachtneming van het in lid 18 bepaalde.
7. In afwijking van lid 6 worden de Bestuursleden die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden benoemd door het Bestuur zonder voordracht.
8. Bestuursleden worden benoemd voor een termijn van maximaal vier jaar en zijn niet meer dan tweemaal voor telkens maximaal vier jaar herbenoembaar.
9. Het Bestuurslidmaatschap van de Werknemersvertegenwoordiger en de vertegenwoordiger van Pensioengerechtigden vervalt, naast het bepaalde in lid 13, door overlijden, opzegging, de beëindiging van het Deelnemerschap voor de Werknemersvertegenwoordiger of doordat het Bestuurslid in een toestand van surseance van betaling of in staat van faillissement komt te verkeren.
10. Naast het vervallen van het Bestuurslidmaatschap van de Werkgeversvertegenwoordigers conform het bepaalde in lid 4 en naast het bepaalde in lid 13, vervalt het Bestuurslidmaatschap van Werkgeversvertegenwoordigers door overlijden, opzegging of doordat het Bestuurslid in een toestand van surseance van betaling of in staat van faillissement komt te verkeren.
11. Het Bestuurslidmaatschap van de Bestuursleden die niet directe vertegenwoordigers zijn van belanghebbenden vervalt door overlijden, opzegging, ontslag door het Bestuur (krachtens het bepaalde in lid 13) of doordat het Bestuurslid in een toestand van surseance van betaling of in staat van faillissement komt te verkeren.
12. Het Bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het Bestuur als geheel en van de individuele Bestuursleden.
13. Indien naar het oordeel van het Bestuur sprake is van zwaarwegende redenen, is het Bestuur bevoegd over te gaan tot schorsing en/of ontslag van dit Bestuurslid, bij besluit genomen met unanimiteit van alle overige Bestuursleden.
14. Indien het Bestuur een Bestuurslid heeft geschorst, dient het Bestuur, binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten hetzij tot ontslag, hetzij tot handhaving van de schorsing; bij gebreke daarvan vervalt de schorsing. Een besluit tot handhaving van de schorsing kan slechts eenmaal worden genomen en de schorsing kan daarbij ten hoogste worden gehandhaafd voor drie maanden, ingaande op de dag het Bestuur het besluit tot handhaving heeft genomen. Indien het Bestuur niet binnen de voor de handhaving bepaalde termijn tot ontslag of tot opheffing van de schorsing heeft besloten, vervalt de schorsing. Een geschorst Bestuurslid wordt in de gelegenheid gesteld zich in de Bestuursvergadering te verantwoorden en zich daarbij voor rekening van het Pensioenfonds en binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid, door een raadsman te doen bijstaan.
15. Na ontslag van een Bestuurslid als bedoeld in lid 13, verzoekt het Bestuur aan de desbetreffende geleding een ander Bestuurslid voor te dragen, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, dan wel benoemt het Bestuur een nieuw bestuurslid indien lid 7 van toepassing is.
16. In geval van een vacature in het Bestuur kan het Bestuur niettemin rechtsgeldig besluiten nemen met inachtneming van het overige in deze statuten bepaalde.
17. Het Bestuur benoemt een (plaatsvervangend) voorzitter en een (plaatsvervangend) secretaris uit haar midden.
18. Voor alle kandidaatstellingen en benoeming van (toekomstige) Bestuursleden geldt verder het volgende. Het Bestuur stelt functieprofielen en geschiktheidsregels op waar (toekomstige) Bestuursleden aan dienen te voldoen. Een voorgedragen Bestuurslid zal niet worden benoemd indien het Bestuur de persoon niet geschikt acht, onverminderd het overige in deze statuten bepaalde over beoordeling van de geschiktheid door De Nederlandsche Bank. Het Bestuur zal zo veel als mogelijk is het oordeel over de geschiktheid van een kandidaat-Bestuurslid voorafgaande aan te houden verkiezingen als bedoeld in dit artikel mededelen.
Artikel 6
Bestuursvergaderingen en vertegenwoordiging
1. Het Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of twee leden zulks wenselijk achten, maar ten minste éénmaal per jaar ter behandeling van de jaarstukken.
De vergaderingen van het Bestuur worden door de secretaris of diens plaatsvervanger bijeengeroepen door middel van een schriftelijke convocatie, met vermelding van tijd en plaats van de vergadering en de te behandelen onderwerpen. De convocatie zal ten minste drie dagen vóór het houden van de vergadering ter kennis van alle
Bestuursleden worden gebracht. In afwijking hiervan wordt een vergadering geacht op geldige wijze te zijn bijeengeroepen, indien het gehele Bestuur ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
2. De voorzitter van het Bestuur heeft de leiding van alle Bestuurswerkzaamheden. Hij zit de Bestuursvergadering voor. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid. De secretaris van het Bestuur is verantwoordelijk voor het houden van de notulen van de Bestuursvergaderingen. Hij voert de correspondentie namens het Bestuur.
3. Onverminderd het overige in deze statuten bepaalde, kunnen geldige besluiten worden genomen in een vergadering, waarin ten minste twee derden van het aantal bestuursleden aanwezig is. Besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen kan het voorstel in een volgende Bestuursvergadering opnieuw in stemming worden gebracht. Indien geen herstemming plaatsvindt, dan wel bij herstemming de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ieder Bestuurslid kan een ander Bestuurslid schriftelijk machtigen hem ter vergadering te vertegenwoordigen en voor hem zijn stem uit te brengen.
4. Met inachtneming van de overige bepalingen uit lid 3 van dit artikel kan het Bestuur buiten een vergadering per conference call dan wel per e-mail een geldig besluit nemen, met dien verstande dat het besluit in de eerstvolgende vergadering in de notulen wordt opgenomen. Een eventueel afwijkend nieuw besluit of het achterwege blijven van bekrachtiging heeft slechts gevolgen voor de toekomst en laat de inmiddels ingetreden rechtsgevolgen van het buiten vergadering genomen besluit, waaronder de reeds verrichte uitvoeringshandelingen en aangegane overeenkomsten met derden, in stand.
5. Een Bestuursbesluit kan eveneens worden genomen door middel van ondertekening door alle Bestuursleden van een stuk waarin zodanig besluit is vervat.
6. Van de bestuursvergaderingen worden notulen gehouden, die in een volgende vergadering ten blijke van de goedkeuring door de voorzitter en de secretaris namens het Bestuur worden ondertekend.
7. Het Pensioenfonds wordt vertegenwoordigd door het Bestuur, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Het Pensioenfonds kan bovendien worden vertegenwoordigd door twee Bestuursleden gezamenlijk handelende, mits deze ieder een andere geleding binnen het Bestuur vertegenwoordigen ((i) Werkgeversvertegenwoordiger, (ii) Werknemersvertegenwoordiger dan wel vertegenwoordiger van Pensioengerechtigden, of (iii) een niet directe vertegenwoordiger van de belanghebbenden van het Pensioenfonds).
Het Bestuur kan aan personen, al dan niet in dienst van het Pensioenfonds, volmacht verlenen tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen en/of bepaalde taken
opdragen rekeninghoudend met de bepalingen betreffende artikel 12 Besluit uitvoering Pensioenwet en Verplichte beroepspensioenregeling. De omvang van deze taken en/of bevoegdheden wordt door het Bestuur schriftelijk vastgelegd.
8. Stukken en bescheiden, uitgaande van het Bestuur, worden namens het Bestuur door twee Bestuursleden ondertekend, uitgezonderd communicatie-uitingen die bedoeld zijn voor massaverzending.
9. Ieder Bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een Bestuursbesluit, waarbij ten minste twee van de aanwezige Bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan. De hieraan verbonden kosten komen voor rekening van het betreffende Bestuurslid, tenzij het Bestuur anders beslist.
10. De Bestuursleden en andere personen die het beleid van het Pensioenfonds bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het Pensioenfonds betrokken Deelnemers, Pensioengerechtigden, Gewezen Deelnemers, Ex-partners met Pensioenaanspraken jegens het Pensioenfonds, andere Aanspraakgerechtigden en de Werkgever, en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
11. De deskundigheid van de personen die het beleid van het Pensioenfonds bepalen of medebepalen dient in lijn te zijn met de deskundigheidseisen volgend uit de Pensioenwet en de daaraan gerelateerde wetgeving en voor zover van toepassing aangevuld met richtlijnen die De Nederlandsche Bank stelt.
12. De voornemens, de handelingen of antecedenten van de personen die het beleid van het Pensioenfonds bepalen, mogen De Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het tiende lid, de betrouwbaarheid van deze personen in twijfel wordt getrokken.
13. Voor het vaststellen van de geschiktheid en betrouwbaarheid van de Bestuursleden en andere personen die het beleid van het Pensioenfonds bepalen of mede bepalen, zal door het Bestuur voldaan worden aan het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet en de beleidsregels van De Nederlandsche Bank. Het Bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van het Pensioenfonds bepalen of medebepalen vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank.
14. Een wijziging als bedoeld onder het dertiende lid wordt, indien het een benoeming betreft, niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien De Nederlandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het Bestuur van het fonds bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt. Gedurende het bestaan van een vacature blijft het Bestuur wettig samengesteld en behoudt het zijn volledige bevoegdheid.
15. Indien zich een wijziging van de antecedenten, bedoeld in het twaalfde lid, voordoet stelt het Bestuur De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld in kennis.
16. Het Pensioenfonds beschikt over een gedragscode die voor het Bestuur en indien van toepassing de medewerkers bij het Pensioenfonds of indien van toepassing de medewerkers van de uitbesteedde bestuursondersteunende partij voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie.
Artikel 7 Verantwoordingsorgaan
1. Het Pensioenfonds heeft een Verantwoordingsorgaan.
2. Aan het Verantwoordingsorgaan legt het Bestuur verantwoording af over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
3. Het Verantwoordingsorgaan heeft ten minste twee leden, van wie één vertegenwoordiger van de Deelnemers en één vertegenwoordiger van de Pensioengerechtigden. De Deelnemers en de Pensioengerechtigden zijn in geval van meer leden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd in het Verantwoordingsorgaan met een maximum van twee leden per geleding. De Werkgever kan met één lid vertegenwoordigd zijn in het Verantwoordingsorgaan, indien de Werkgever of de Deelnemers en Pensioengerechtigden dit wensen.
4. Het Bestuur controleert eens in de vier jaar of de verdeling van de vertegenwoordigers namens de Deelnemers en de Pensioengerechtigden nog voldoet aan de onderlinge getalsverhouding met in achtneming van het bepaalde onder lid 3 van dit artikel. Indien dit niet het geval blijkt, verzoekt het Bestuur de zittende leden van de betreffende geleding één of meerdere van de leden terug te trekken, respectievelijk verzoekt het Bestuur de betreffende geleding één of meerdere extra leden via verkiezingen voor te dragen.
5. In geval van een tussentijdse vacature van de vertegenwoordiger namens de Deelnemers, de Pensioengerechtigden respectievelijk de vertegenwoordiger namens de Werkgever, draagt de geleding respectievelijk de Werkgever, die het te vervangen lid heeft voorgedragen alvorens dit lid door het Bestuur werd benoemd, de beoogde opvolger van het te vervangen lid voor, waarna deze al dan niet door het Bestuur wordt benoemd met in achtneming van lid 10 van dit artikel. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het Verantwoordingsorgaan zijn volledige bevoegdheden.
6. Indien en voor zover alle partijen vertegenwoordigd zijn en niet alle eventueel overige vacatures ingevuld zijn, zal het Bestuur na twee op elkaar volgende verzoeken, jaarlijks een verzoek voor invulling van de openstaande vacature(s) doen. In alle andere gevallen zal het Bestuur zich blijvend inspannen om de vacature ingevuld te krijgen totdat de vacature is ingevuld.
7. De leden van het Verantwoordingsorgaan kunnen niet tevens deel uitmaken van andere organen van het Pensioenfonds zoals het Bestuur en/of de visitatiecommissie of in dienst zijn van het fonds. Het vervullen van een dergelijke functie is onverenigbaar met het lidmaatschap van het Verantwoordingsorgaan en staat benoeming in de weg.
8. Benoeming van de Werkgeversvertegenwoordiger geschiedt door het Bestuur op voordracht van de Werkgever.
9. Benoeming van de Werknemersvertegenwoordiger(s) respectievelijk de Pensioengerechtigdenvertegenwoordiger(s) geschiedt door het Bestuur op voordracht van de betreffende geleding. De voordracht van de Werknemersvertegenwoordiger(s) en de Pensioengerechtigdenvertegenwoordiger(s) wordt bepaald op basis van verkiezingen onder werking van het verkiezingsreglement.
10. Overeenkomstig lid 9 voorgedragen vertegenwoordigers worden door het Bestuur benoemd in het Verantwoordingsorgaan voor een periode van maximaal vier jaar met in achtneming van het bepaalde in lid 3. Een lid van het Verantwoordingsorgaan is voor niet meer dan twee maal voor telkens maximaal vier jaar herbenoembaar.
11. Het lidmaatschap van het Verantwoordingsorgaan eindigt door ontslag door het Bestuur en door overlijden, opzegging, de beëindiging van het Deelnemerschap voor de vertegenwoordiger van de Deelnemers of doordat het lid in een toestand van surseance van betaling of in staat van faillissement komt te verkeren. Ontslag kan slechts op grond van zwaarwegende redenen geschieden door het Bestuur, bij unaniem besluit. Een besluit van het Bestuur tot ontslag geschiedt schriftelijk door het Bestuur met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht.
12. In aanvulling op dit artikel en de toepasselijke wet- en regelgeving zijn bepalingen omtrent het Verantwoordingsorgaan vastgelegd in het Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds British American Tobacco.
Artikel 8 Intern toezicht
1. Het functioneren van het Bestuur wordt periodiek getoetst door onafhankelijke externe deskundigen. Het intern toezicht vindt plaats door een visitatiecommissie die eenmaal per jaar het functioneren van (het Bestuur van) het Pensioenfonds zal beoordelen.
2. Bij ingrijpende wijzigingen, zoals geheel of gedeeltelijke herverzekering van pensioenrechten bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet of liquidatie van het Pensioenfonds, zal een visitatie plaatsvinden.
3. De leden van de visitatiecommissie worden benoemd en ontslagen door het Bestuur. Het fonds kan er voor kiezen de voordracht voor de leden te laten doen door een partij die geen orgaan is van het Fonds. Benoeming van de leden geschiedt voor een periode
van een jaar. Ontslag is slechts mogelijk bij zwaarwegende redenen die duiden op een ernstig verzuim van de taken van een lid van de visitatiecommissie. Het lidmaatschap van de visitatiecommissie eindigt tevens door opzegging door het lid of bij zijn overlijden of doordat het lid in een toestand van surseance van betaling of in staat van faillissement komt te verkeren.
4. De taken, bevoegdheden en werkwijze van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds.
Artikel 9
Wijziging en vaststelling van statuten, Pensioenreglementen en informatieverstrekking
1. Deze statuten kunnen bij Bestuursbesluit worden gewijzigd.
2. Wijziging van de doelstelling van het Pensioenfonds, als bedoeld in artikel 2 van de statuten is uitgesloten.
3. Het Bestuur stelt één of meerdere Pensioenreglementen vast in overeenstemming met de desbetreffende Pensioenovereenkomst en de Uitvoeringsovereenkomst. Wijziging van de Pensioenreglementen geschiedt eveneens bij Bestuursbesluit. De Pensioenreglementen mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
4. De Directie kan aan het Pensioenfonds voorstellen doen tot wijziging van de Pensioenreglementen. Het Bestuur keurt de voorgestelde wijziging goed, tenzij het Bestuur tegen die wijziging overwegende bezwaren heeft. De Werkgever zal de middelen benodigd voor de eventueel uit de wijziging voortvloeiende financiële lasten aan het Pensioenfonds beschikbaar stellen, tenzij het Bestuur besluit deze lasten geheel of gedeeltelijk uit de eigen middelen van het Pensioenfonds te bekostigen.
5. Het Bestuur verstrekt de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Ex-partner met Pensioenaanspraken jegens het Pensioenfonds, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden op verzoek de statuten en overige relevante fondsdocumentatie, overeenkomstig de informatie welke krachtens de Pensioenwet en de daarbij behorende regelgeving op verzoek verstrekt dient te worden.
Artikel 10
Administratie, verslag en boekjaar
1. Het Bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van het Pensioenfonds en van alles betreffende de werkzaamheden van het Pensioenfonds naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daarbij behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde inzicht bestaat in de rechten en verplichtingen van het Pensioenfonds. Het Bestuur is gehouden de desbetreffende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, alsmede de jaarverslagen ten minste zeven jaren te bewaren.
2. Het Bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een
balans en een staat van baten en lasten van het Pensioenfonds te maken en op papier te stellen. Het Bestuur brengt jaarlijks aan de Directie en aan het Verantwoordingsorgaan verslag uit over de gang van zaken in het afgelopen boekjaar, en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar.
Het verslag bevat in elk geval een balans, een rekening van baten en lasten, het verslag van de accountant en eventueel dat van de actuaris als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel. Dit verslag wordt aan De Nederlandsche Bank toegezonden.
3. Het boekjaar van het Pensioenfonds is gelijk aan het kalenderjaar.
4. Uit het in lid 2 genoemde jaarverslag dient ten genoegen van De Nederlandsche Bank te blijken, dat aan het bij of krachtens de Pensioenwet gestelde wordt voldaan en dat de belangen van de bij het Pensioenfonds betrokken Deelnemers, Pensioengerechtigden, Gewezen Deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd kunnen worden geacht.
5. Het Bestuur legt binnen zes maanden na afloop van elk boekjaar aan De Nederlandsche Bank de verslagstaten inclusief een actuarieel verslag betreffende het Pensioenfonds over. Het actuarieel verslag moet zijn voorzien van een verklaring van een waarmerkend actuaris, die onafhankelijk is van het Pensioenfonds en die geen andere werkzaamheden verricht voor het Pensioenfonds. In afwijking van artikel 148 van de Pensioenwet, mag deze waarmerkend actuaris wel onderdeel van een concern uitmaken die ook andere activiteiten voor het Pensioenfonds verricht, voor zover en zolang de waarmerkend actuaris beschikt over een door De Nederlandsche Bank goedgekeurde gedragscode over de onafhankelijkheid van de waarmerkend actuaris.
6. Het samenstellen en overleggen aan De Nederlandsche Bank van de onder lid 2 en lid 5 bedoelde bescheiden zal geschieden met inachtneming van ter zake door De Nederlandsche Bank gegeven aanwijzingen en door De Nederlandsche Bank gestelde regels.
7. De accountant en de actuaris worden door het Bestuur, in overleg met de Directie, benoemd. De kosten van de accountant en van de actuaris en alle overige kosten die door of namens het Pensioenfonds worden gemaakt, komen ten laste van het Pensioenfonds.
8. Het Pensioenfonds werkt op basis van een door het Bestuur vastgestelde actuariële en bedrijfstechnische nota. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt de basis voor het verzekeringstechnische en financiële beleid en de organisatie van het Pensioenfonds beschreven. De regels op grond van de Pensioenwet en de ter zake door De Nederlandsche Bank op te stellen regels zullen bij de opstelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota in acht worden genomen. De actuariële en bedrijfstechnische nota alsmede wijzigingen daarvan worden door het Bestuur onverwijld aan De Nederlandsche Bank overgelegd. De Nederlandsche Bank kan
regels stellen met betrekking tot de tijdstippen en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige volzin bepaalde.
9. Het Bestuur kan besluiten om risico’s geheel of gedeeltelijk te herverzekeren, met inachtneming van de voorwaarden van de Pensioenwet.
10. Het Bestuur heeft de bevoegdheid om de pensioenrechten geheel of gedeeltelijk te herverzekeren bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
11. De jaarrekening als bedoeld in lid 2 moet zijn voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, lid 5, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
12. In de Pensioenreglementen en de Uitvoeringsovereenkomst tussen de Werkgever en het Pensioenfonds is bepaald op welke wijze de jaarlijkse bijdrage van de Werkgever voor de in de Pensioenreglementen vastgelegde pensioenregelingen wordt vastgesteld en op welke wijze deze bijdrage verschuldigd is.
Artikel 11 Financieel evenwicht
1. Wanneer de beleidsdekkingsgraad per einde van een kalenderkwartaal onder het vereist eigen vermogen is komen te liggen, meldt het Pensioenfonds dit onverwijld aan De Nederlandsche Bank en zover De Nederlandsche Bank dit noodzakelijk acht wordt er binnen drie maanden of bij nadere bepaling door De Nederlandsche Bank ter instemming bij De Nederlandsche Bank een haalbaar herstelplan ingediend. In dit plan wordt op evenwichtige manier rekening gehouden met variabelen als: de kostendekkende premie, bijstortingen (opslag voor herstel), het verwachte fondsrendement en het al dan niet geheel of gedeeltelijk toekennen van eventuele toekomstige toeslagen. Het herstelplan is erop gericht om binnen een periode van tien jaar of binnen de door De Nederlandsche Bank nader bepaalde periode geen tekort meer te hebben. Een en ander op basis van de uitgangspunten welke zijn opgenomen in de regelgeving krachtens de Pensioenwet.
2. Indien de beleidsdekkingsgraad vanaf het onder lid 1 van dit artikel gestelde moment vijf jaar opeenvolgend onder het minimaal vereist vermogen ligt, en de laatste vaststelling van de actuele dekkingsgraad ook onder dat niveau ligt, neemt het pensioenfonds binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad weer voldoet aan het minimaal vereist vermogen. Een en ander op basis van de uitgangspunten welke zijn opgenomen in de regelgeving krachtens de Pensioenwet.
3. De Werkgever behoudt zich het recht voor de premiebetaling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de Werkgever, te verminderen of beëindigen in geval van een zodanig zwaarwichtig belang van de Werkgever dat het belang van de Werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
4. Indien op enig tijdstip de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen
vermogen niet meer volledig door de waarden zijn gedekt en het Pensioenfonds niet in staat is binnen redelijke termijn dit door waarden te dekken zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere Aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid zijn ingezet om binnen vijf jaar of binnen de door De Nederlandsche Bank nader bepaalde periode te beschikken over een minimaal vereist eigen vermogen, zoals bedoeld in artikel 131 en artikel 140 van de Pensioenwet, kan het Pensioenfonds verworven pensioenrechten en pensioenaanspraken korten. De Pensioenreglementen als bedoeld in artikel 9 zullen dan worden aangepast.
Artikel 12
Klachten en geschillen
1. In alle gevallen, waarin deze statuten en de Pensioenreglementen niet voorzien, of waarin omtrent de uitleg van statuten en/of Pensioenreglementen geschillen ontstaan, beslist het Bestuur, in overeenstemming met de relevante bepalingen uit hoofde van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en andere relevante wetgeving.
2. Het Pensioenfonds kent een klachten- en geschillenprocedure welke nader is vastgelegd in het ‘Reglement Klachten en Geschillen’.
Artikel 13
Ontbinding van het Pensioenfonds
1. Ontbinding van het Pensioenfonds vindt plaats op grond van een Bestuursbesluit. Een besluit tot ontbinding kan enkel worden genomen in een speciaal daartoe bijeen geroepen bestuursvergadering, indien ter vergadering het voltallige Bestuur aanwezig, of bij volmacht vertegenwoordigd, is. Het besluit tot ontbinding vereist een gekwalificeerde meerderheid van ten minste twee derden van het aantal stemmen.
2. Het Pensioenfonds blijft na de ontbinding voortbestaan, voor zover dit voor vereffening van het vermogen van het Pensioenfonds nodig is. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moet aan haar naam worden toegevoegd: “in liquidatie”.
3. Het ten tijde van de ontbinding zittende Bestuur treedt op als vereffenaar. Ingeval er ten tijde van de ontbinding vacatures voor Bestuursleden ontstaan, zal het Bestuur daarin zelf voorzien.
4. Het Bestuur zal bij ontbinding de pensioenen en de aanspraken op pensioen zoveel mogelijk op het reglementaire peil garanderen. Een eventueel batig saldo wordt uitsluitend aangewend conform de doelstelling van het Pensioenfonds, één en ander met inachtneming van artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971. Het Bestuur stelt een rekening en verantwoording op van de vereffening,
waaruit de omvang en samenstelling van het liquidatieoverschot blijkt.
5. Het Bestuur is na ontbinding van het Pensioenfonds verplicht om de pensioenverplichtingen over te dragen aan een ander Pensioenfonds, een levensverzekeringsmaatschappij of aan een andere pensioeninstelling, voorzover deze instellingen krachtens de Pensioenwet bevoegd zijn Pensioenovereenkomsten in de zin van die wet uit te voeren en met dien verstande dat een dergelijke overdracht op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 is toegestaan.