REPARTITIECONVENANT
REPARTITIECONVENANT
ONDERGETEKENDEN:
1. Stichting Reprorecht (hierna te noemen: ‘Reprorecht’), en
2. Stichting LIRA (hierna te noemen: ‘Lira’),
3. Stichting PRO (hierna te noemen: ‘PRO’),
4. Stichting Pictoright (hierna te noemen: ‘Pictoright’)
5. Nederlands Uitgeversverbond (hierna te noemen: het ‘NUV’), hierna gezamenlijk te noemen: ‘Partijen’;
OVERWEGINGEN
1. Reprorecht is meest recentelijk bij besluit van 8 januari 2003 door de Minister van Justitie aangewezen en belast met de inning en verdeling van de vergoeding voor het reprografisch verveelvoudigen als bedoeld in artikel 16h Auteurswet, welk artikel de Nederlandse implementatie vormt van art. 5(2)a van de Richtlijn 2001/29/EC, hierna te noemen ‘de Wettelijke Reprorechtvergoeding(en)’.
2. Reprorecht incasseert de Wettelijke Reprorechtvergoedingen bij bepaalde groepen gebruikers zoals instellingen van overheid, bibliotheken, onderwijsinstellingen en andere in het algemeen belang werkzame instellingen, en sinds 2003 ook bij het bedrijfsleven ten behoeve waarvan Reprorecht met VNO-NCW en MKB-Nederland de Introductieregeling Reprorecht Bedrijfsleven en Addendum bij Introductieregeling Reprorecht Bedrijfsleven is overeengekomen.
3. Reprorecht verdeelt tot op heden de Wettelijke Reprorechtvergoedingen per categorie van geschriften (te weten: vak- en wetenschappelijke boeken, vak- en wetenschappelijke tijdschriften, educatieve geschriften, kranten, publiekstijdschriften, algemene boeken en visuele werken) op basis van het Reglement Uitkeringen zoals meest recent vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van Reprorecht van 1 december 2004, nader vastgesteld op 1 maart 2005 en goedgekeurd door het College van Toezicht in maart 2005 (hierna: ‘het Reglement Uitkeringen 2005’), waarbij, zoals opgenomen in art. 4.12 daarvan, uitgangspunt voor de verdeling tussen maker en uitgever een 50-50-verhouding is, waarvan niet ten nadele van de maker mag worden afgeweken, zelfs niet nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen.
4. In de categorieën vak- en wetenschappelijke boeken en tijdschriften en educatieve geschriften verloopt de verdeling van het tekstaandeel via de uitgevers, waarbij de uitgevers zijn gehouden om van de door hen ter verdeling ontvangen gelden tenminste 50% door te betalen aan de makers, zoals opgenomen in art. 5.3 e.v. van het Reglement Uitkeringen 2005.
5. Auteurs wier uitgever niet deelneemt aan de repartitie kunnen voor het verkrijgen van hun billijke vergoeding een beroep doen op het in art. 5.4, 5.6 en 5.10 van het Reglement Uitkeringen 2005 genoemde Auteursfonds.
6. De Wettelijke Reprorechtvergoedingen zien niet op bepaalde vormen van digitaal hergebruik van (gedeeltes van) auteursrechtelijk beschermde werken; om daar vergoedingen voor te kunnen incasseren (hierna: ‘de Niet-wettelijke Reprorechtvergoeding(en)’) heeft Reprorecht het mandaat nodig van de auteursrechthebbenden.
7. Reprorecht is met VNO-NCW, MKB-Nederland, LIRA, Pictoright en het NUV het Convenant inzake de Regeling Reprorecht Bedrijfsleven vanaf 2013 overeengekomen, waarin de Reprorechtregeling vanaf 2013 is uitgebreid met digitaal hergebruik.
8. LIRA, Pictoright, PRO en NUV hebben een mandaatovereenkomst met Reprorecht getekend ten behoeve van de Regeling Reprorecht Bedrijfsleven vanaf 2013. Op 29 april 2014 is de mandaatovereenkomst voor de periode 2013-2014 getekend en op 7 april 2015 is de mandaatovereenkomst voor de periode 2015-2016 getekend.
9. Reprorecht voert voorts in het primair en voortgezet onderwijs, mede op verzoek van Xxxx, Pictoright en PRO, en op grond van art. 16 Auteurswet (onderwijsexceptie) regelingen uit ten aanzien van (digitaal) (her)gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal.
10. Reprorecht heeft met diverse buitenlandse zusterorganisaties wederkerigheidsovereenkomsten gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de uitwisseling van repertoire en het doorbetalen van gelden. Hierbij worden 2 typen overeenkomsten onderscheiden: zogenaamde A-overeenkomsten (waarbij partijen repertoire uitwisselen en de voor elkaars repertoire geïncasseerde gelden aan elkaar doorbetalen) en zogenaamde B-overeenkomsten (waarbij partijen repertoire uitwisselen, maar de voor elkaars repertoire geïncasseerde gelden onder zich houden).
11. De gelden die Reprorecht onder zich houdt uit hoofde van B-overeenkomsten worden door Reprorecht jaarlijks toegevoegd aan een aparte uitkeringsrubriek, genaamd “Compensatie Nederlandse Rechthebbenden”, en eens in de vier jaar uitgekeerd.
12. Op 27 juni 2013 heeft het Europees Hof van Justitie uitspraak gedaan in de zaak VG Wort/Kyocera, C-457/11-C-460/11. Hierin is bepaald dat wat het medium betreft waarmee een reproductie op papier of op een soortgelijke drager kan worden gemaakt, uit de bewoordingen van richtlijn 2001/29/EC volgt dat daarmee niet alleen wordt gedoeld op fotografische techniek, maar tevens op „een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert”. Het aantal handelingen of de aard van de gebruikte techniek of technieken in het betrokken reproductieproces doen daarbij niet ter zake, mits evenwel de verschillende elementen of de verschillende niet-autonome fasen van die één geheel vormende werkwijze onder toezicht van dezelfde persoon plaatsvinden of verlopen en er allemaal op zijn gericht het werk of ander beschermd materiaal op papier of een soortgelijke drager te reproduceren.
13. In maart 2015 hebben LIRA enerzijds en PRO en NUV anderzijds een vaststellingsovereenkomst getekend waarin zij afspraken hebben gemaakt ten aanzien
van het laten beslechten door middel van een bindend advies van een tussen hen ontstaan geschil over de verdeelsleutel ten aanzien van de op basis van het Convenant inzake de Regeling Reprorecht Bedrijfsleven vanaf 2013 geïncasseerde gelden (bedoeld wordt: voor wat betreft het tekstaandeel) en de verdeelsystematiek in de categorieën vak- en wetenschappelijke boeken en tijdschriften en educatieve geschriften welke inhoudt dat de gelden in deze categorieën worden uitbetaald aan de uitgevers met een verplichting om minimaal 50% door te betalen aan de tekstauteurs. Reprorecht heeft deze overeenkomst mede ondertekend voor akkoord met de gemaakte afspraken.
Xxxxxxxxxx was geen partij bij deze overeenkomst, omdat het geschil zich niet uitstrekte tot de verdeling van gelden ten aanzien van visuele werken.
14. Op 12 november 2015 heeft het Europees Hof van Justitie uitspraak gedaan in de zaak HP/Reprobel, X-000/00 (xxxxxx: ‘het HP/Reprobel arrest’). Hierin is bepaald dat artikel 5 lid 2 onder a) en b) van richtlijn 2001/29/EC zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling die de lidstaat toestaat om een gedeelte van de aan de rechthebbenden toekomende billijke compensatie toe te kennen aan de uitgevers van de door de auteurs gecreëerde werken, terwijl deze uitgevers niet verplicht zijn om de auteurs, zelfs maar indirect, aanspraak te laten maken op het gedeelte van de compensatie dat hun is ontzegd. Het Europees Hof van Justitie laat zich in dit arrest niet uit over de situatie waarin de uitgever volgens nationale wetgeving als auteur wordt aangemerkt.
15. In verband met het HP/Reprobel arrest en de lopende discussie tussen auteurs en uitgevers heeft het algemeen bestuur van Reprorecht in haar vergadering van
2 december 2015 besloten om de repartitie 2015 te beperken tot 50% van de voor uitkering beschikbare bedragen en te verdelen op basis van het op dat moment geldende Reglement Uitkeringen 2005. Deze uitkering betreft een niet terugvorderbaar voorschot, maar is verrekenbaar met toekomstige uitkeringen.
16. Op 9 februari 2016 is het in overweging 13 bedoelde bindend advies verstrekt. Het
Bindend Advies College (hierna: ‘het BAC’) oordeelt dat het repartitiestelsel in ieder geval dient te voldoen aan eisen van betrouwbaarheid en aan het gelijkheidsbeginsel. Auteurs moeten er op kunnen rekenen dat het auteursaandeel daadwerkelijk- zij het eventueel deels indirect – en op niet-discriminatoire wijze wordt uitgekeerd. Het BAC oordeelt vervolgens dat repartitie via het bestaande stelsel, via de uitgevers, de voorkeur geniet uit oogpunt van efficiency. Volgens het BAC hoeft er voor wat betreft de verdelingssystematiek geen onderscheid te worden gemaakt voor wat betreft de verdeling van de Wettelijke Reprorechtvergoedingen enerzijds en de Niet-wettelijke Reprorechtvergoedingen anderzijds.
17. Zoals opgenomen in art. 4.7 van het Reglement Uitkeringen 2005 werden door Reprorecht in het verleden geen nakomende claims erkend. In de categorieën vak- en wetenschappelijke boeken en tijdschriften en educatieve geschriften werden de vergoedingen volledig verdeeld aan de uitgevers die zich voor de verdeling hadden aangemeld. Het BAC is van oordeel dat de uitkeringen ter verdeling moeten corresponderen met de mate van deelname van uitgevers en adviseert om het resterende percentage via het Auteursfonds te doen verdelen. Het BAC zegt verder dat, voor zover nodig, daarbij tevens rekening dient te worden gehouden met de door Lira vermelde situatie dat een uitgever slechts voor een deel van de door hem uitgegeven
titels een claim indient.
18. Het BAC oordeelt dat de huidige 50/50-verdeling zoals die is opgenomen in het Reglement Uitkeringen 2005 in strijd is met de Auteursrechtrichtlijn zoals uitgelegd in het HP/Reprobel arrest. De door Reprorecht geïncasseerde Wettelijke Reprorechtvergoedingen dienen volledig toe te komen aan de rechthebbenden, zijnde volgens het HP/Reprobel arrest de auteurs.
19. Het BAC oordeelt voorts dat gedeeltelijke afstand en/of overdracht door auteurs aan uitgevers evenzeer in strijd zijn met de jurisprudentie van het HvJEU en dat bij de verdeling door Reprorecht dus geen rekening dient te worden gehouden met dergelijke individuele afspraken.
20. In bepaalde gevallen wordt de uitgever door de artikelen 7 en/of 8 van de Auteurswet als originaire auteursrechthebbende aangemerkt (hierna: ‘Fictief Maker(s)’). Het BAC oordeelt dat Fictief Makers in voorkomend geval aanspraak hebben op een deel van de Wettelijke Reprorechtvergoeding.
21. Het HP/Reprobel arrest heeft geen invloed op de verdeling van de Niet-wettelijke Reprorechtvergoedingen. Het BAC zegt hierover: “Bij gebreke aan een heldere in de wet of rechtspraak xxxxxxx ontwikkelde maatstaf zoekt het BAC hier aansluiting bij de in de uitgeverij gebruikelijke verdeling van inkomsten uit ‘nevenrechten’: 50/50%, zoals die bijvoorbeeld is opgenomen in de toelichting bij het Modelcontract voor de uitgave van oorspronkelijk Nederlands literair werk, en, naar het BAC bekend is, ook bij educatieve en wetenschappelijke boeken wel gehanteerd wordt.” Het BAC adviseert daarom een verdeling van 50% voor de auteursrechthebbenden (met inbegrip van de uitgevers in hun hoedanigheid als Fictief Makers) en 50% voor uitgevers als zodanig.
22. Formeel ziet het bindend advies als bedoeld in overweging 13 op de gelden die op grond van het Convenant door Reprorecht worden geïncasseerd in het bedrijfsleven met betrekking tot de licentieperiode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016. In de vaststellingsovereenkomst tussen Lira, PRO en NUV is bepaald dat het bindend advies ook voor 2017 en 2018 van toepassing zal zijn zolang zich geen relevante ontwikkelingen in de wet- en regelgeving of (Europese) rechtspraak voordoen. Ook is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat partijen een structurele regeling beogen die zo mogelijk ook toepasbaar zal zijn voor onderwijs en overheid. De Partijen bij dit convenant hebben uit praktische overwegingen besloten om het bindend advies voor bepaalde aspecten over te nemen voor categorieën en sectoren waartoe het advies zich formeel niet uitstrekte, en de afspraken voor de periode van dit convenant te hanteren.
23. Het College van Toezicht Auteursrechten heeft in het jaarrapport over 2014 met betrekking tot ketenkosten aangegeven dat de ketenkosten net als de kosten van
individuele CBO’s dienen te voldoen aan het normeringscriterium van maximaal 15% van gereparteerde bedragen. Indien de totale beheerskosten van de collectieve beheersorganisaties in de keten meer bedragen dan 15% van de gereparteerde bedragen, dient uitleg over de overschrijding te worden gegeven in het jaarverslag (overeenkomstig Wet toezicht artikel 2, lid 2, onderdeel h). De verplichting wordt opgelegd aan de eerste collectieve beheersorganisatie in de keten, omdat deze verantwoordelijk is voor
inschakeling van verder reparterende CBO’s.
24. Op 26 februari 2014 is de EU richtlijn betreffende het collectieve beheer van auteursrechten aangenomen met als uiterste implementatiedatum 10 april 2016.
In deze richtlijn is een doorbetalingstermijn opgenomen van negen maanden na afloop van het boekjaar waarin de rechteninkomsten zijn geïnd. Deze richtlijn wordt in Nederland naar verwachting per 1 januari 2017 geïmplementeerd in de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
25. Om te kunnen voldoen aan de in voorgaande overwegingen genoemde kostennorm en doorbetalingstermijn is een efficiënt repartitiesysteem van groot belang. Partijen streven naar een optimale balans tussen efficiëntie enerzijds en nauwkeurigheid ten aanzien van de vaststelling van individuele aanspraken anderzijds. Met het oog hierop voert Reprorecht regelmatig onderzoek uit ten behoeve van de verdeling. Ook het BAC geeft aan dat bepaalde percentages – voor zover niet bindend geadviseerd – in de loop van de tijd kunnen variëren en zo nodig door middel van onderzoek moeten worden vastgesteld. Gezien de met onderzoek gemoeide kosten heeft het BAC partijen daarbij in overweging gegeven om bepaalde percentages forfaitair vast te stellen, teneinde te voorkomen dat naar hun aard voor repartitie onder de rechthebbenden bestemde gelden aan een veelheid van onderzoeken, waarvan sommige wellicht steeds weer moeten worden herhaald, worden besteed.
26. Partijen stellen de continuïteit van Reprorecht en het belang van samenwerking bij de ontwikkeling en uitvoering van collectieve regelingen voorop en zijn met het oog daarop met elkaar in overleg getreden ten aanzien van de gevolgen van de omstandigheden als genoemd in overwegingen 12, 14 en 18 ten aanzien van de verdeling van de Wettelijke en Niet-wettelijke Reprorechtvergoedingen door Reprorecht en, waar van toepassing, door uitgevers in het verleden en in de toekomst. In dit overleg zijn de contouren van een meerjaren oplossing besproken, zoals hieronder nader uitgewerkt, ten aanzien van alle in de voorgaande overwegingen genoemde ontwikkelingen.
OVEREENKOMST
Artikel 1. Duur
1. Deze overeenkomst treedt in werking na ondertekening door alle Partijen en uitsluitend na voorafgaande schriftelijke instemming door het College van Toezicht Auteursrechten, indien dit volgens het College van Toezicht Auteursrechten vereist is op basis van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
2. Deze overeenkomst loopt af op de dag dat een eventuele overeenkomst ter vervanging van deze overeenkomst in werking treedt en in ieder geval uiterlijk op 31 december 2020, met dien verstande dat de afspraken ten aanzien van de verdeling van vergoedingen zoals opgenomen in artikel 2 van kracht blijven ten aanzien van de vergoedingen als bedoeld in lid 3 van dit artikel en de vergoedingen die met betrekking tot de periode zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van de Mandaatverlening 2017-2020 door Reprorecht na beëindiging van deze overeenkomst worden verdeeld.
3. De afspraken ten aanzien van de verdeling van vergoedingen zoals opgenomen in artikel 2 worden met terugwerkende kracht toegepast op de vanaf 1 januari 2014 door Reprorecht
geïncasseerde gelden, door middel van verrekening van de voorlopige gedeeltelijke uitkering die Reprorecht eind 2015 heeft gedaan (zoals uiteengezet in Overweging 15) met de nog door Reprorecht uit te keren vergoedingen.
4. Indien nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en/of in kracht van gewijsde gegane rechtspraak (incl. uitspraken van het Europese Hof van Justitie) daartoe aanleiding geven zullen Partijen met elkaar in overleg treden teneinde deze overeenkomst tussentijds te herzien. Partijen behouden zich ten deze alle rechten voor.
5. Na afloop van deze overeenkomst kunnen hier, behoudens het in art. 1.2 en art. 2.10 t/m
2.12 bepaalde, geen rechten meer aan worden ontleend.
Artikel 2. Verdeling van vergoedingen aan Nederlandse begunstigden
1. In Nederland door Reprorecht geïncasseerde vergoedingen worden uitgekeerd conform het Reglement Uitkeringen 2016.
2. De onderlinge verhouding tussen Wettelijke en Niet-wettelijke Reprorechtvergoedingen ten opzichte van de in totaal door Reprorecht in Nederland geïncasseerde vergoedingen wordt in het kader van deze regeling vastgesteld op 50/50.
3. De Wettelijke Reprorechtvergoedingen worden uitgekeerd aan de originaire auteursrechthebbenden (alsmede hun rechtsopvolgers onder algemene titel), met inbegrip van Fictief Makers.
4. De Niet-Wettelijke Reprorechtvergoedingen worden in het kader van deze regeling voor 50% uitgekeerd aan de originaire auteursrechthebbenden (alsmede hun rechtsopvolgers onder algemene titel), met inbegrip van Fictief Makers, en voor 50% aan de uitgevers als zodanig.
5. In de categorieën vaktijdschriften, wetenschappelijke tijdschriften, vakboeken, wetenschappelijke boeken, studieboeken en schoolboeken vindt de verdeling van het tekstaandeel van de Wettelijke en Niet-wettelijke Reprorechtvergoeding plaats via de uitgever, die daarbij een doorbetalingsverplichting heeft aan de makers (alsmede hun rechtsopvolgers onder algemene titel) van de door hem uitgegeven geschriften, zoals nader uitgewerkt in artikel 5.2 van het Reglement Uitkeringen 2016, de Doorbetalingsinstructie en het Controle Protocol.
6. Per categorie geschriften worden bij de verdeling voor wat betreft het aandeel voor Fictief Makers de in Tabel 1 genoemde standaardpercentages als uitgangspunt genomen. Het is niet uitgesloten dat deze percentages bij de verdeling via uitgevers in individuele gevallen anders kunnen zijn. Partijen hebben echter besloten om voor de looptijd van dit Convenant de percentages op basis van onderzoek en onderlinge afspraken conform Tabel 1 forfaitair vast te stellen. Deze percentages moeten derhalve gezien worden als een redelijke verdeling, ook indien de werkelijke verhoudingen op onderdelen afwijken. Bij de verdeling via uitgevers kan er alleen in het geval dat er niet of nauwelijks (0% tot 7%) sprake is van een tekstvolume geschreven door freelancers, reden zijn om te beoordelen of van de standaard percentages kan worden afgeweken, in welk geval een dergelijke afwijking in ieder geval niet ten laste van het Percentage Freelance Tekst Makers zal komen.
TEKST | BEELD | |||
Percentage Fictief Makers | Percentage Freelance Makers | Percentage Fictief Makers | Percentage Freelance Makers | |
Vaktijdschriften | 10% | 90% | 10% | 90% |
Wetenschappelijke tijdschriften | 5% | 95% | 5% | 95% |
Vakboeken | 7,5% | 92,5% | 10% | 90% |
Wetenschappelijke boeken | 5% | 95% | 10% | 90% |
Studieboeken | 3,75% | 96,25% | 5% | 95% |
Schoolboeken | 3,75% | 96,25% | 5% | 95% |
Algemene boeken | 0% | 100% | 1,25% | 98,75% |
Kranten | 62,5% | 37,5% | 12,5% | 87,5% |
Publiekstijdschriften | 28% | 72% | 8% | 92% |
Tabel 1. Deze tabel geeft de percentages weer van de in totaal per categorie in Nederland uitgegeven geschriften dat is gemaakt door freelance makers enerzijds en door fictief makers anderzijds, gespecificeerd naar tekst en beeld.
7. a. Ten aanzien van het aandeel beeld in de categorie publiekstijdschriften komen Partijen overeen dat overleg plaats zal vinden met Bureau Xxxxxxxx teneinde tot een door Partijen goed te keuren onderzoeksopzet te komen op basis waarvan onafhankelijk onderzoek kan worden gedaan door Bureau Xxxxxxxx naar de verhoudingspercentages als bedoeld in Tabel 1. Tenzij Partijen voorafgaand aan het onderzoek alsnog onderling tot afspraken komen over de toe te passen verhoudingspercentages zal Bureau Xxxxxxxx het onafhankelijk onderzoek uitvoeren, waarna de uitkomsten, met terugwerkende kracht door middel van verrekening, door Reprorecht zullen worden toegepast voor de repartities 2015-2021.
b. In afwachting van de resultaten van het onderzoek zal Reprorecht voor de repartitie 2015-2016 de gelden in deze categorieën verdelen met toepassing van het volgende:
i. Publiekstijdschriften, beeld: Reprorecht zal uitgaan van een percentage van 80% voor freelance beeldmakers.
8. De in dit artikel opgenomen verdelingsafspraken zijn van toepassing op de in totaal door Reprorecht in de sectoren bedrijfsleven, overheid en onderwijs in Nederland geïncasseerde vergoedingen.
9. Bij de jaarlijkse repartities van 2015 t/m 2021 zal Reprorecht in de categorieën vaktijdschriften, wetenschappelijke tijdschriften, vakboeken, wetenschappelijke boeken, studieboeken en schoolboeken 8% aan de totaal in deze categorieën met betrekking tot het tekstaandeel voor verdeling beschikbare bedragen onttrekken ten bate van het Auteursfonds, ter verdeling op de wijze als bedoeld in artikel 5.5 van het Reglement Uitkeringen 2016, in verband met auteurs die een bijdrage hebben geleverd aan uitgaven van niet (volledig) deelnemende uitgevers, zoals bedoeld in Overweging 17.
10. Reprorecht zal met ingang van de repartitie 2016 een bedrag ter hoogte van vier miljoen vijfhonderdduizend Euro, waaronder een onttrekking aan het eigen vermogen, in vijf jaar in gelijke delen toerekenen aan de originaire auteursrechthebbenden (alsmede hun
rechtsopvolgers onder algemene titel), met inbegrip van Fictief Makers en verdelen overeenkomstig het in artikel 2.1, 2.3 en 2.5 t/m 2.8 bepaalde.
11. Tevens wordt bij de repartities 2015-2021, na de initiële verdeling conform het in artikel
2.1 t/m 2.9 bepaalde, een bedrag ter hoogte van in totaal vijf miljoen vijfhonderdduizend Euro in zeven jaar in gelijke delen uit het uitgeversaandeel genomen en aanvullend toegerekend aan de originaire auteursrechthebbenden (alsmede hun rechtsopvolgers onder algemene titel), met inbegrip van Fictief Makers.
12. Gegeven de achtergrond, strekking en reikwijdte van deze wijzigingen ineens van het bestaande repartitiebeleid kan Reprorecht, indien zij dat vanwege mogelijke vorderingen noodzakelijk acht, na overleg met de overige Partijen de uitkering van de beschikbare bedragen zoals opgenomen in artikel 2.10 en 2.11 geheel of gedeeltelijk opschorten en als voorziening bestemmen. Partijen zullen zich inspannen om het instellen van dergelijke vorderingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Artikel 3. Verdeling van gelden ontvangen uit het buitenland
1. Reprorecht zal de vergoedingen die zij uit hoofde van wederkerigheidsovereenkomsten type A met buitenlandse zusterorganisaties ontvangt verdelen overeenkomstig het in artikel 2.1 t/m 2.7 bepaalde.
2. Reprorecht zal de vergoedingen die zij uit hoofde van wederkerigheidsovereenkomsten type B met buitenlandse zusterorganisaties onder zich houdt verdelen overeenkomstig het in artikel 2.1 t/m 2.7 bepaalde.
Artikel 4. Mandaatverlening
1. Lira, PRO, Pictoright en NUV ondertekenen de Mandaatverlening 2017-2020, waarmee het mandaat ten behoeve van de Regeling Reprorecht Bedrijfsleven wordt verlengd. Hiermee wordt tevens mandaat verleend voor specifieke regelingen in de sectoren onderwijs en overheid.
Artikel 5. Slotbepalingen
1. Deze overeenkomst vervangt alle bestaande afspraken, regelingen en bestuursbesluiten ten aanzien van de verdeling van vergoedingen aan Nederlandse begunstigden voor wat betreft de gelden geïncasseerd in Nederland en ontvangen vanuit het buitenland vanaf 2014.
2. Voor zover de bepalingen in deze overeenkomst af zouden wijken van het Reglement Uitkeringen hebben de bepalingen in deze overeenkomst voorrang.
3. Partijen committeren zich aan deze overeenkomst en spannen zich ervoor in om de afspraken zoals overeengekomen in deze overeenkomst op positieve wijze uit te leggen aan hun achterban.
4. Indien er tussen Partijen verschil van mening bestaat over de uitleg van de bepalingen zoals opgenomen in deze overeenkomst, dan zullen Partijen daarover met elkaar in overleg treden.
5. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Geschillen met betrekking tot deze overeenkomst worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank Den Haag.
Aldus overeengekomen, en goedgekeurd door het College van Toezicht Auteursrechten op 25 oktober 2016, en ondertekend op 24 november 2016:
Namens Lira: Namens Lira:
Dhr. drs. C.P.A. Holierhoek Xxx. xxx. X. Xxxxxxx
Namens PRO: Namens PRO:
Dhr. X. xxx xxx Xxxxx Xxx. X. Xxxxxxxx
Namens Pictoright: Namens Pictoright:
Dhr. mr. drs. G.J. Wolffensperger Mw. Xx. X. Xxxxxxxxx
Namens NUV: Namens NUV:
Dhr. drs. P.A. Stadhouders drs. H.T.A.J.M. Rimmelzwaan
Namens Reprorecht: Namens Reprorecht:
Mw. drs. M.J. Sanders-ten Holte Xxx. xxx. X. Xxxxxxx