LIBERCAS
Xxx xxx Xxxxxxxx
XXXXXXXX
0 - 0000
XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX OVEREENKOMST
BIJZONDERE AANSPRAKELIJKHEID
Bijzondere aansprakelijkheid - Burenhinder - Abnormale vatbaarheid van het pand van de naburige eigenaar - Weerslag op de vergoeding
De abnormale vatbaarheid van het pand van de naburige eigenaar heeft slechts een weerslag op de rechtmatige en passende vergoeding, wanneer de rechter vaststelt dat zonder de daad, het verzuim of het gedrag van de veroorzaker van de hinder die de gewone ongemakken van het nabuurschap overtreft, die hinder zich niet zou hebben voorgedaan zoals hij in concreto is ontstaan (1). (1) Cass. 15 november 2013, AR C.11.0656.F, AC 2013, nr. 605.
- Art. 544 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0308.N AC nr. ...
Bijzondere aansprakelijkheid - Burenhinder - Compensatie tot herstel van het verstoorde evenwicht
De eigenaar van een onroerend goed die door een daad, een verzuim of eender welke gedraging het evenwicht tussen de eigendommen verbreekt door aan de naburige eigenaar een stoornis op te leggen die de normale lasten uit het nabuurschap overschrijdt, is hem een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd, tot herstel van het verstoorde evenwicht; in zoverre het middel ervan uitgaat dat de rechter de compensatie slechts naar billijkheid kan ramen, op voorwaarde dat hij vaststelt dat hij in de onmogelijkheid verkeert om de compensatie op een andere wijze te ramen, faalt het naar recht.
- Art. 544 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0308.N AC nr. ...
Bijzondere aansprakelijkheid - Burenhinder - Burenhinder
De eigenaar van het pand die door een daad, een verzuim of eender welke gedraging het evenwicht tussen de eigendommen verbreekt door aan een naburige eigenaar hinder op te leggen die de gewone ongemakken van het nabuurschap overtreft, es een rechtmatige en passende vergoeding tot herstel van het verstoorde evenwicht verschuldigd (1). (1) Cass. 15 november 2013, AR C.11.0656.F, AC 2013, nr. 605.
- Art. 544 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0308.N AC nr. ...
DAAD
Daad - Fout - Buitencontractuele aansprakelijkheid uitvoeringsagent
Een uitvoeringsagent is een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die door de schuldenaar van een contractuele verbintenis belast wordt met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van deze verbintenis, ongeacht of hij deze verbintenis uitvoert voor eigen rekening en in eigen naam, dan wel voor rekening en in naam van de schuldenaar; hij kan door de medecontractant van de schuldenaar van de contractuele verbintenis slechts buitencontractueel aansprakelijk worden gesteld indien het hem ten laste gelegde feit een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan een contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsnorm en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering te wijten schade heeft veroorzaakt (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1382 en 1984 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2014.0329.N AC nr. ...
Daad - Fout - Buitencontractuele aansprakelijkheid uitvoeringsagent
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
24 maart 2016
24 maart 0000
XXXXXXXXXXXXX
C.2014.0329.N AC nr. ...
Herstelplicht - Verscheidene daders - Hoofdelijkheid - Medeaansprakelijken - Veroordeling in solidum - Objectieve aansprakelijkheid - Regres
De in solidum veroordeling van medeaansprakelijken sluit niet uit dat diegene op wie een objectieve aansprakelijkheid rust, integraal verhaal neemt op de medeaansprakelijke door wiens fout de schade is ontstaan.
- Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2013.0279.N AC nr. ...
Herstelplicht - Staat - Overheid - Staatsorgaan - Aangestelde van de Staat - Geldend juridisch stelsel
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Herstelplicht - Staat - Overheid - Staatsorgaan - Aangestelde van de Staat
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Herstelplicht - Medeaansprakelijkheid van getroffene - Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - "Fraus omnia corrumpit" - Draagwijdte - Schade geleden door het slachtoffer - Schade voortvloeiend uit een opzettelijke fout van het slachtoffer die gemeenschappelijk is met de fout begaan door de dader van h
Het beginsel fraus omnia corrumpit staat eraan in de weg dat het bedrog de dader voordeel oplevert; voormeld beginsel verzet zich ertegen dat het slachtoffer van een misdrijf wordt vergoed voor de schade voortvloeiend uit een opzettelijk door hem begane fout die gemeenschappelijk is met de fout begaan door de dader van het misdrijf dat aan de schade ten grondslag ligt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Herstelplicht - Medeaansprakelijkheid van getroffene - Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - "Fraus omnia corrumpit" - Draagwijdte - Schade geleden door het slachtoffer - Schade voortvloeiend uit een opzettelijke fout van het slachtoffer die gemeenschappelijk is met de fout begaan door de dader van h
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Herstelplicht - Staat - Overheid - Staatsorgaan - Aangestelde van de Staat - Geldend juridisch stelsel
Artikel 3 van de wet van 10 februari 2003 betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen, bepaalt dat openbare rechtspersonen aansprakelijk zijn voor de schade die hun personeelsleden aan derden berokkenen bij de uitoefening van hun dienst, op de wijze waarop aanstellers aansprakelijk zijn voor de schade aangericht door hun aangestelden, en dit ook wanneer de toestand van deze personeelsleden statutair is geregeld of zij gehandeld hebben in de uitoefening van de openbare macht; door het stelsel van de aansprakelijkheid als bepaald in artikel 1384, derde lid, Burgerlijk Wetboek te veralgemenen, werkt die wet het onderscheid weg tussen het bestaande stelsel naargelang de veroorzaker van de schade als een orgaan dan wel als een aangestelde wordt beschouwd (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr.
……
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Herstelplicht - Staat - Overheid - Staatsorgaan - Aangestelde van de Staat
De organen van de Staat zijn die welke, krachtens de wet of op grond van in het kader van de wet genomen beslissingen of verleende machtigingen, over een deel, hoe miniem ook, van de door de Staat uitgeoefende openbare macht beschikken dan wel bevoegd zijn om de Staat ten aanzien van derden te verbinden; de appelrechters, die oordelen dat belastingambtenaren, aangesteld om toezicht te houden op het casino en wier taak beperkt was tot een toezichthoudende rol, aangestelden van de Staat waren, hebben het wetsbegrip staatsambtenaar niet miskend (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
2 maart 2016
2 maart 2016
OORZAAK
P.2015.0929.F AC nr. ...
Oorzaak - (On)middellijke oorzaak - Belastingmisdrijven - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade - Oorzakelijk verband met het misdrijf
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Oorzaak - Begrip - Beoordeling door de rechter - Verlies van een kans - Vergoeding
De rechter kan vergoeding toekennen voor het verlies van een kans op het verwerven van een voordeel of het vermijden van een nadeel indien het verlies van deze kans te wijten is aan een fout; het verlies van een kans komt voor vergoeding in aanmerking indien tussen de fout en het verlies
van deze kans een conditio sine qua non verband bestaat en het om een reële kans gaat (1). (1) Cass. 21 oktober 2013, AR C.13.0124.N, AC 2013, nr. 537; zie ook Cass. 1 april 2004, Verenigde Kamers, AR C.01.0211.F – C.01.0217.F, AC 2004, nr. 174, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx.
- Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek
21 april 2016
21 april 2016
C.2015.0286.N AC nr. ...
Oorzaak - (On)middellijke oorzaak - Belastingmisdrijven - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade - Oorzakelijk verband met het misdrijf
De belastingschuld ontstaat uit de belastbare handeling die men met fraude heeft willen verhullen zodat ze niet de oorzaak, in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek, kan zijn van schade gelijk aan het bedrag van de ontdoken belasting; de schade die is ontstaan uit het feit dat de Staat op basis van de belastingwetgeving, de verschuldigde en ontdoken belasting slechts kan innen bij de vennootschapsbelastingplichtige personen dan wel de personen die als daders van of medeplichtigen aan een belastingmisdrijf hoofdelijk tot betaling van de ontdoken belasting zijn gehouden, is niet het gevolg van een gemeenrechtelijk misdrijf maar heeft een buitenliggende
oorzaak, met name de belastingwetgeving (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Artt. 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
OVEREENKOMSTEN. REGRES
Overeenkomsten en regres - Regres - Medeaansprakelijken - Veroordeling in solidum - Objectieve aansprakelijkheid
De in solidum veroordeling van medeaansprakelijken sluit niet uit dat diegene op wie een objectieve aansprakelijkheid rust, integraal verhaal neemt op de medeaansprakelijke door wiens fout de schade is ontstaan.
- Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2013.0279.N AC nr. ...
SCHADE
Schade - Beoordelingsbevoegdheid - Raming - Peildatum - Burenhinder - Compensatie tot herstel van het verstoorde evenwicht
De eigenaar van een onroerend goed die door een daad, een verzuim of eender welke gedraging het evenwicht tussen de eigendommen verbreekt door aan de naburige eigenaar een stoornis op te leggen die de normale lasten uit het nabuurschap overschrijdt, is hem een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd, tot herstel van het verstoorde evenwicht; in zoverre het middel ervan uitgaat dat de rechter de compensatie slechts naar billijkheid kan ramen, op voorwaarde dat hij vaststelt dat hij in de onmogelijkheid verkeert om de compensatie op een andere wijze te ramen, faalt het naar recht.
- Art. 544 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0308.N AC nr. ...
Schade - Begrip - Vormen - Begrip - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Schade - Begrip - Vormen - Begrip - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven
Hoewel de administratie der directe belastingen het recht heeft op grond van belastingmisdrijven een burgerlijke rechtsvordering in te stellen, kan ze dat enkel in zoverre ze het herstel vordert van schade waarvoor de wetgeving in geen eigen mogelijkheid tot herstel voorziet, met andere woorden, voor specifieke schade (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek
P.2015.0929.F
AC nr. ...
2 maart 2016
Schade - Beoordelingsbevoegdheid - Raming - Peildatum - Raming - Forfaitaire raming - Afwijzing van de voorgestelde berekeningswijze - Rechtvaardiging
De rechter beoordeelt in feite het bestaan van de door een onrechtmatige daad veroorzaakte schade alsook het bedrag dat nodig is om die schade volledig te herstellen; hij mag de schade ex aequo et bono ramen, mits hij de reden aangeeft waarom hij de door het slachtoffer voorgestelde berekeningswijze niet kan aannemen en tevens vaststelt dat de door hem omschreven schade onmogelijk anders kan worden bepaald (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Artt. 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Schade - Beoordelingsbevoegdheid - Raming - Peildatum - Raming - Forfaitaire raming - Afwijzing van de voorgestelde berekeningswijze - Rechtvaardiging
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
ADVOCAAT
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Strafzaken - Bijstand van de advocaat - Verhoor van een verdachte tijdens vrijheidsberoving - Onregelmatig verhoor wegens afwezigheid van de advocaat - Gevolg - Inaanmerkingneming van het verhoor als bewijs
Krachtens artikel 47bis, § 6, Wetboek van Strafvordering kan tegen een persoon geen veroordeling worden uitgesproken die gegrond is op verklaringen die hij heeft afgelegd in strijd met het recht op bijstand van een advocaat tijdens zijn verhoor door de politie of door de onderzoeksrechter; daaruit volgt dat de rechter geen bewijs voor misdrijven mag zoeken in verhoren die onregelmatig buiten de aanwezigheid van een advocaat zijn afgenomen (1). (1) Cass. 5 september 2012, AR P.12.0418.F, AC 2012, nr. 447, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2012, nr. 447.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 47bis, § 6 Wetboek van Strafvordering
6 april 2016
6 april 2016
P.2015.1670.F AC nr. ...
- Tussenkomst voor een rechtscollege van de rechterlijke orde - Gevolmachtigde van de partij - Vermoeden van regelmatige lastgeving
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
- Art. 440, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
6 april 2016
6 april 2016
P.2016.0299.F AC nr. ...
- Strafzaken - Ontkentenis van proceshandelingen - Bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek - Toepassing
De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de ontkentenis van proceshandelingen zijn niet van toepassing voor de strafgerechten (1). (1) Cass. 24 september 2014, AR P.14.0022.F, AC 2014, nr. 550.
- Artt. 848 en 849 Gerechtelijk Wetboek
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1662.F AC nr. ...
- Tussenkomst voor een rechtscollege van de rechterlijke orde - Gevolmachtigde van de partij - Vermoeden van regelmatige lastgeving
Behalve indien de wet een bijzondere lastgeving vereist, verschijnt de advocaat als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken, behoudens bewijs van het tegendeel door de partij die de regelmatigheid daarvan betwist (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. …
- Art. 440, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
6 april 2016
6 april 2016
P.2016.0299.F AC nr. ...
- Tuchtvordering - Tuchtrechter - Strafvordering - Strafrechter - Tuchtrechtscollege - Uitspraak
De omstandigheid dat de tuchtrechter gebonden is door hetgeen de stafrechter zeker en noodzakelijk heeft beslist (1), houdt niet in dat het tuchtrechtscollege verplicht is zijn uitspraak uit te stellen tot na de uitspraak van de strafrechter (2). (1) Zie Cass. 24 januari 1997, XX X.00.0000.X, AC 1997, nr. 45. (2) Cass. 21 maart 1986, AR nr. 4720, AC 1985-86, nr. 459; Cass. 15 oktober 1987, AR
nr. 7907, AC 0000-00, xx. 93.
- Art. 415, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
- Art. 4, eerste lid Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
18 februari 2016
18 februari 2016
D.2014.0016.N AC nr. ...
- Rechtscollege van de rechterlijke orde - Akte van rechtspleging - Vordering in naam van een rechtpersoon - Gevolmachtigde - Wettelijk vermoeden - Weerlegbaar - Bewijslast - Medewerking van de rechtspersoon
Dat vermoeden van volmacht, ingesteld door artikel 440, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, ten aanzien van de advocaat is niet onweerlegbaar; het is een partij toegestaan om te betogen dat de beslissing om een akte van rechtspleging te verrichten, niet is goedgekeurd door de organen van een rechtspersoon en niet van hem uitgaat, maar de bewijslast rust op de partij die die betwisting opwerpt; het vermoeden van artikel 440, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek blijft van toepassing wanneer de rechtspersoon meewerkt aan de bewijslast.
- Art. 440, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
12 februari 2016
12 februari 2016
F.2014.0223.F AC nr. ...
- Begroting ereloon - Raad van de Orde - Functie en beoordeling
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0196.N AC nr. ...
- Begroting ereloon - Raad van de Orde - Functie en beoordeling
De raad van de Orde vervult een functie van algemeen belang en beoordeelt of het ereloon is vastgesteld met billijke gematigdheid, zodat hij geen rekening dient te houden noch met de eenzijdige beslissing van de advocaat, noch met eventuele afspraken of overeenkomsten tussen de advocaat en zijn cliënt, ongeacht het tijdstip waarop deze eenzijdige beslissing werd genomen, deze afspraken werden gemaakt of deze overeenkomsten werden gesloten en uitgevoerd, onverminderd het recht van de partij om zich tot het gerecht of een scheidsrechter te richten (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 446ter, eerste en tweede lid Gerechtelijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0196.N AC nr. ...
- Rechtscollege van de rechterlijke orde - Akte van rechtspleging - Vordering in naam van een
rechtpersoon - Regelmatige lastgeving - Wettelijk vermoeden
Behalve indien de wet, luidens artikel 440, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, een bijzondere lastgeving vereist, wordt de advocaat die voor een rechtscollege van de rechterlijke orde een akte van rechtspleging verricht en zich ertoe beperkt in die akte te verklaren dat hij optreedt in naam van een rechtspersoon die genoegzaam geïdentificeerd is door de opgave van zijn benaming, zijn rechtskarakter en zijn hoofdzetel, wettelijk vermoed daartoe een regelmatige lastgeving van een bevoegd orgaan van die rechtspersoon te hebben verkregen.
- Art. 440, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
12 februari 2016
12 februari 2016
F.2014.0223.F AC nr. ...
ARBEID
ALGEMEEN
Algemeen - Terbeschikkingstelling van werknemers ten behoeve van gebruikers - Niet-naleving van de wettelijke regels - Volstrekte nietigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2014.0448.F AC nr. ...
Algemeen - Terbeschikkingstelling van werknemers ten behoeve van gebruikers - Niet-naleving van de wettelijke regels - Volstrekte nietigheid
Artikel 31, §1, eerste lid van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers bepaalt dat de activiteit die buiten de in de hoofdstukken I en II voorgeschreven regels, door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt uitgeoefend om door hen in dienst genomen werknemers ter beschikking te stellen van derden die deze werknemers gebruiken en over hen enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt, verboden is; uit die bepaling die van openbare orde is, volgt dat de overeenkomst waarbij de werkgever werknemers ter beschikking van derden stelt, met miskenning van dat verbod, volstrekt nietig is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr.
...
- Art. 31, § 1, eerste lid Wet 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2014.0448.F AC nr. ...
ARBEIDSONGEVAL
OVERHEIDSPERSONEEL. BIJZONDERE REGELS
Overheidspersoneel - Bijzondere regels - Personeelsleden - Provincies-gemeenten - Schadevergoeding - Geneeskundig onderzoek - Blijvende invaliditeit - Percentage - Geneeskundige dienst - Oordeel - Administratief onderzoek - Overheid - Beslissing
Uit de artikelen 4, §2, derde lid en 19, eerste lid, Arbeidsongevallenwet Overheidspersoneel en de artikelen 3, 3°, 8 en 9, eerste lid van het koninklijk besluit 13 juli 1970 betreffende de schadevergoeding ten gunste van sommige personeelsleden van provincies, gemeenten, agglomeraties en federaties van gemeenten, verenigingen van gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, diensten, instellingen en verenigingen voor maatschappelijk welzijn, diensten van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en openbare kassen van lening, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, volgt dat er van een bindende beslissing van de geneeskundige dienst slechts sprake kan zijn in zoverre die dienst een percentage van blijvende invaliditeit vaststelt, welk percentage door de overheid kan worden verhoogd; het arrest dat oordeelt dat de beslissing van de geneeskundige dienst over de datum van de consolidatie bindend is voor de overheid, schendt de in het middel vermelde wetsbepalingen (1) (2) (3). (1) Zie concl. OM. (2) Cass 7 februari 2000, XX X.00.0000.X, AC 2000, nr. 96 en Cass. 19 december 1994, JTT, 1995, 238.
(3) Artikelen 8 en 9 van het koninklijk besluit van 13 juli 1970 voor de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 26 november 2012.
7 maart 2016
7 maart 2016
S.2015.0053.N AC nr. ...
Overheidspersoneel - Bijzondere regels - Personeelsleden - Provincies-gemeenten - Schadevergoeding - Geneeskundig onderzoek - Blijvende invaliditeit - Percentage - Geneeskundige dienst - Oordeel - Administratief onderzoek - Overheid - Beslissing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
7 maart 2016
7 maart 2016
S.2015.0053.N AC nr. ...
Overheidspersoneel - Bijzondere regels - Personeelsleden - Provincies-gemeenten - Schadevergoeding - Geneeskundig onderzoek - Blijvende invaliditeit - Consolidatiedatum - Geneeskundige dienst - Oordeel - Administratief onderzoek - Overheid - Beslissing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
7 maart 2016
7 maart 2016
S.2015.0053.N AC nr. ...
Overheidspersoneel - Bijzondere regels - Personeelsleden - Provincies-gemeenten - Schadevergoeding - Geneeskundig onderzoek - Blijvende invaliditeit - Consolidatiedatum - Geneeskundige dienst - Oordeel - Administratief onderzoek - Overheid - Beslissing
Uit de artikelen 4, §2, derde lid en 19, eerste lid, Arbeidsongevallenwet Overheidspersoneel en de artikelen 3, 3°, 8 en 9, eerste lid van het koninklijk besluit 13 juli 1970 betreffende de schadevergoeding ten gunste van sommige personeelsleden van provincies, gemeenten, agglomeraties en federaties van gemeenten, verenigingen van gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, diensten, instellingen en verenigingen voor maatschappelijk welzijn, diensten van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en openbare kassen van lening, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, volgt dat er van een bindende beslissing van de geneeskundige dienst slechts sprake kan zijn in zoverre die dienst een percentage van blijvende invaliditeit vaststelt, welk percentage door de overheid kan worden verhoogd; het arrest dat oordeelt dat de beslissing van de geneeskundige dienst over de datum van de consolidatie bindend is voor de overheid, schendt de in het middel vermelde wetsbepalingen (1) (2) (3). (1) Zie concl. OM. (2) Cass 7 februari 2000, XX X.00.0000.X, AC 2000, nr. 96 en Cass. 19 december 1994, JTT, 1995, 238.
(3) Artikelen 8 en 9 van het koninklijk besluit van 13 juli 1970 voor de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 26 november 2012.
7 maart 2016
7 maart 2016
S.2015.0053.N AC nr. ...
VERZEKERING
Verzekering - Cumulatie van de prestaties - Niet-cumuleerbare bedragen die aan het Fonds voor arbeidsongevallen zijn gestort - Indeplaatsstelling van de arbeidsongevallenverzekeraar
De arbeidsongevallenverzekeraar wordt slechts in de rechten van de getroffene gesubrogeerd tot beloop van de cumuleerbare bedragen die aan laatstgenoemde zijn gestort, met uitsluiting van de niet-cumuleerbare bedragen die op grond van artikel 42bis van de wet van 10 april 1971 aan het Fonds voor arbeidsongevallen zijn gestort.
- Artt. 42bis, eerste, tweede, derde en vierde lid, en 47 Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2015.0083.F AC nr. ...
ARBEIDSOVEREENKOMST
ALLERLEI
Allerlei - Deeltijdse arbeid - Openbaarmaking - Sociale inspectie - Toezicht - Sanctie - Vermoeden van voltijdse arbeid - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
29 februari 2016
29 februari 2016
S.2015.0052.F AC nr. ...
Allerlei - Deeltijdse arbeid - Openbaarmaking - Sociale inspectie - Toezicht - Sanctie - Vermoeden van voltijdse arbeid - Draagwijdte
In tegenstelling tot artikel 11bis, van de wet van 3 juli 1978, waarnaar de bepalingen van de programmawet van 22 december 1989 verwijzen, betreffen die bepalingen niet de overeenkomst gesloten tussen de werkgever en de deeltijdse werknemer; zij strekken tot een beter toezicht op de deeltijdse arbeid om clandestiene arbeid te voorkomen en te beteugelen; het vermoeden van artikel 171, tweede lid, werd ingevoerd ten voordele van de bevoegde instellingen en bevoegde beambten; noch uit de tekst, noch uit de parlementaire voorbereiding van artikel 45, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, tot wijziging van artikel 171, tweede lid, van de programmawet van 22 december 1989, kan worden afgeleid dat de wetgever een andere bedoeling had dan het vermoeden van artikel 171, tweede lid, niet langer onweerlegbaar te maken, zoals bepaald bij artikel 112, wet 20 juli 1991 (1) (2). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2016, nr. (2) Artikel 171, tweede lid, van
de wet van 22 december 1989, zoals van toepassing op het geschil na de wijziging ervan bij artikel 45 van de wet van 26 juli 1996.
29 februari 2016
29 februari 2016
ARTS
S.2015.0052.F AC nr. ...
- Tucht - Artikel 25, Artsenwet - Grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel - Prejudiciële vraag
Artikel 25 van het KB nr. 79 van 10 november 1967 betreft een norm die, ingevolge artikel 26, §1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof niet onderworpen is aan de
grondwettelijk toetsing door het Grondwettelijk Hof; een prejudiciële vraag dient niet te worden gesteld (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
- Art. 26, § 1 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989
- Art. 25 KB nr. 79 van 10 nov. 1967 betreffende de Orde der Geneesheren
18 februari 2016
18 februari 2016
D.2015.0001.N AC nr. ...
- Tucht - Artikel 25, Artsenwet - Grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel - Prejudiciële vraag
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 februari 2016
18 februari 2016
D.2015.0001.N AC nr. ...
BANKWEZEN - KREDIETWEZEN - SPAARWEZEN
ALLERLEI
Allerlei - Beursgenoteerde vennootschap - Verkrijging, door een rechtspersoon, van effecten anderszins dan door een openbaar overnameaanbod - Wijziging van de controle van de vennootschap - Verplichting om de andere aandeelhouders de mogelijkheid te bieden hun effecten onder bepaalde voorwaarden over te dragen - Bevoegdheid van de Commissie voor het bank- en financiewezen - Wijze van uitoefening van de bevoegdheid om afwijkingen toe te staan
Uit artikel 15, § 3, van de wet van 2 maart 1989 volgt niet dat de Commissie voor het bank- en financiewezen, in de uitoefening van haar bevoegdheid om afwijkingen toe te staan van de
koninklijke besluiten ter uitvoering van artikel 15, § 1 en 2, van de wet, de drie algemene
doelstellingen van artikel 15, § 1, van die wet dient te eerbiedigen (1). (1) Wet 2 maart 1989, vóór de wijziging ervan bij de Wet 16 juni 1989; KB 8 november 1989, vóór de wijziging ervan bij KB 11 juni 1997.
- Art. 15, §§ 1, 2 en 3 Wet 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen
8 april 2016
8 april 2016
C.2015.0327.F AC nr. ...
Allerlei - Beursgenoteerde vennootschap - Verkrijging, door een rechtspersoon, van effecten anderszins dan door een openbaar overnameaanbod - Wijziging van de controle van de vennootschap - Verplichting om de andere aandeelhouders de mogelijkheid te bieden hun effecten onder bepaalde voorwaarden over te dragen - Bevoegdheid van de Commissie voor het bank- en financiewezen - Voorwerp
De bevoegdheid van de Commissie voor het bank- en financiewezen om afwijkingen toe te staan van de koninklijke besluiten ter uitvoering van artikel 15, § 1 en 2, van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen, behelst ook die waarbij die Commissie afwijkingen kan toestaan van de verplichting opgelegd bij artikel 41, § 1, van het koninklijk besluit
van 8 november 1989 (1). (1) Wet 2 maart 1989, vóór de wijziging ervan bij de Wet 16 juni 1989; KB
8 november 1989, vóór de wijziging ervan bij KB 11 juni 1997.
- Art. 41, § 1 KB 8 nov. 1989 op de openbare overnameaanbiedingen en de wijzigingen in de controle op vennootschappen
- Art. 15, §§ 1, 2 en 3 Wet 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen
8 april 2016
8 april 2016
C.2015.0327.F AC nr. ...
BANKVERRICHTINGEN
Bankverrichtingen - Overschrijving - Uitvoering - Uitvoeringsagent
De overschrijving is een rechtsfiguur sui generis waarbij een financiële instelling de opdracht uitvoert gegeven door een rekeninghouder om diens rekening te debiteren tot beloop van een bepaald bedrag ten einde de rekening te crediteren van een aangewezen begunstigde; indien de
opdrachtgever en de begunstigde rekeningen aanhouden bij onderscheiden financiële instellingen, dan geldt de financiële instelling van de begunstigde ter zake van de uitvoering van deze opdracht als een uitvoeringsagent van de financiële instelling van de opdrachtgever (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1382 en 1984 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2014.0329.N AC nr. ...
Bankverrichtingen - Overschrijving
De overschrijving is een rechtsfiguur sui generis waarbij een financiële instelling de opdracht uitvoert gegeven door een rekeninghouder om diens rekening te debiteren tot beloop van een bepaald bedrag ten einde de rekening te crediteren van een aangewezen begunstigde; indien de
opdrachtgever en de begunstigde rekeningen aanhouden bij onderscheiden financiële instellingen, dan geldt de financiële instelling van de begunstigde ter zake van de uitvoering van deze opdracht als een uitvoeringsagent van de financiële instelling van de opdrachtgever (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1382 en 1984 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2014.0329.N AC nr. ...
Bankverrichtingen - Overschrijving - Uitvoering - Uitvoeringsagent
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2014.0329.N AC nr. ...
Bankverrichtingen - Overschrijving
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
24 maart 2016
24 maart 2016
BELAGING
C.2014.0329.N AC nr. ...
- Bestanddelen - Materieel bestanddeel - Objectief storend gedrag - Beoordelingscriterium
Artikel 442bis, eerste lid, Strafwetboek, bestraft hij die, door niet-aflatende of steeds terugkerende gedragingen, iemands persoonlijke levenssfeer ernstig aantast door hem op irritante wijze lastig te vallen, daar waar hij dat gevolg van zijn gedrag kende of moest kennen; daartoe is vereist dat de aan de klager berokkende overlast objectief als zwaar storend kan worden ervaren, wegens totaal onverantwoord; de rechter mag bijgevolg zijn beoordeling niet louter gronden op de gevolgen van het gedrag van de dader, zoals die subjectief door het slachtoffer worden ervaren, maar moet de ernst van de verstoring van de rust afwegen tegen de gevolgen die, in de algemene opinie, dergelijk onverantwoord, irritant en herhaald gedrag op de bevolking of het betrokken sociaal milieu kan hebben (1). (1) Zie Cass. 8 september 2010, AR P.10.0523.F, AC 2010, nr. 503; Cass. 20 februari 2013,
AR P.12.1629.F, AC 2013, nr. 119.
- Art. 442bis, eerste lid Strafwetboek
P.2015.1536.F
AC nr. ...
10 februari 2016
- Bestanddelen - Beoordeling door de feitenrechter - Toetsing door het Hof
Het staat aan de rechter die uitspraak doet over de vervolging wegens belaging om in feite te oordelen of de verstoring van de rust van het slachtoffer, de ernst van die verstoring, het oorzakelijk verband tussen het gedrag van de dader en die verstoring, alsook het besef dat de dader moest hebben van de gevolgen van zijn gedrag, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden; het staat aan het Hof om na te gaan of de rechter uit de door hem vastgestelde feiten heeft kunnen afleiden dat de herhaling van het aan de dader ten laste gelegde gedrag al dan niet de oorzaak was van de verstoring van de rust waarover het slachtoffer zich beklaagt (1). (1) Zie Cass. 25 april 2012, AR P.11.1339.F, AC 2012, nr. 253.
- Art. 442bis, eerste lid Strafwetboek
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1536.F AC nr. ...
BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE
- Niet-betaling - Vennootschap - Gerechtelijke reorganisatie, faillissement, gerechtelijke ontbinding - Oorzaak - Financiële moeilijkheden - Bewijslast
Het bewijs dat de niet-betaling van de belasting over de toegevoegde waarde het gevolg is van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, van faillissement of van gerechtelijke ontbinding, moet worden geleverd door de bestuurder van de betrokken vennootschap.
- Art. 93undecies C, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, en § 3 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
11 maart 2016
11 maart 2016
F.2015.0118.F AC nr. ...
- Belastbare handelingen - Handelingen onder bezwarende titel
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0209.N AC nr. ...
- Belastbare handelingen - Handelingen onder bezwarende titel
Een handeling onder bezwarende titel onderstelt een rechtstreeks verband tussen de verrichte handeling en de ontvangen tegenwaarde; de vraag of er een rechtstreeks verband bestaat in de zin van artikel 2, eerste lid, Btw-wetboek tussen een handeling en een ontvangen tegenprestatie betreft geen feitenkwestie maar een rechtskwestie aangezien het antwoord op die vraag bepalend is voor de belastbaarheid van die handeling (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 2, eerste lid, en 4, § 1 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0209.N AC nr. ...
- Dienst - Tussenpersoon - Evenementenbureau - Organisator van een evenement - Artiest - Factuur uitgegeven door het evenementenbureau - Bezoldiging - Vermoeden
- Artt. 13, § 2, en 20, § 1 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
25 maart 2016
25 maart 2016
F.2014.0194.F AC nr. ...
- Niet-betaling - Vennootschap, rechtspersoon - Bestuurder - Hoofdelijke aansprakelijkheid - Beheersfout - Bijdrage aan de niet-betaling - Vermoeden
Uit artikel 93undecies C, § 1, Btw-wetboek volgt dat de bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de verschuldigde belasting over de toegevoegde waarde wanneer hij een fout heeft begaan bij het besturen van de vennootschap of van de rechtspersoon die heeft bijgedragen tot de tekortkoming aan de verplichting tot betaling door de vennootschap of de rechtspersoon; het
vermoeden van artikel 93undecies C, § 2, Btw-wetboek heeft niet enkel betrekking op het bestaan van een fout door de bestuurder van de vennootschap maar geldt ook als bewijs van een beheersfout die in oorzakelijk verband staat met de niet-betaling van de belasting.
- Art. 93undecies C, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, en § 3 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
11 maart 2016
11 maart 2016
F.2015.0118.F AC nr. ...
- Dienst - Tussenpersoon - Evenementenbureau - Organisator van een evenement - Artiest - Factuur uitgegeven door het evenementenbureau - Bezoldiging - Vermoeden
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
25 maart 2016
25 maart 2016
F.2014.0194.F AC nr. ...
- Onroerende leasingovereenkomst - Vrijstelling - Voorwaarde - Leasingnemer - Mogelijkheid om de zakelijke rechten van de leasinggever over te nemen - Verlies - Omstandigheid
De leasingnemer die, t.g.v. een optie op een koopoptie, aan een derde het recht toekent om de koopoptie betreffende de goederen van een onroerende leasingovereenkomst te lichten, verliest de mogelijkheid om, bij het einde van die overeenkomst, naar eigen goeddunken de zakelijke rechten van de leasinggever betreffende de goederen die het voorwerp zijn van die overeenkomst over te nemen, zodat hij niet langer voldoet aan de voorwaarde opgelegd door artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit nr. 30 van 29 december 1992 met betrekking tot de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde op de onroerende financieringshuur.
22 april 2016
22 april 2016
BEROEPSZIEKTE
F.2015.0046.F AC nr. ...
- Overheidssector - Brandweerman in dienst van een intercommunale - Vergoeding - Voorwaarden - Blootstelling aan het beroepsrisico
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
4 april 2016
4 april 2016
S.2014.0039.F AC nr. ...
- Overheidssector - Brandweerman in dienst van een intercommunale - Vergoeding - Voorwaarden - Blootstelling aan het beroepsrisico
Hoewel inzake als zodanig erkende beroepsziekten, zowel het koninklijk besluit van 21 januari 1993 als de wet van 3 juli 1967 naar de artikelen 30 en 30bis van de gecoördineerde wet van 3 juni 1970 verwijzen, sluit artikel 5 van dat besluit, dat schadevergoeding afhankelijk stelt van de voorwaarde van blootstelling aan het beroepsrisico, de toepassing uit van artikel 32 van de voornoemde
gecoördineerde wet, waarnaar het evenmin verwijst als de wet van 3 juli 1967; het bestreden arrest, dat artikel 32, tweede lid, van de gecoördineerde wet van 3 juni 1970 in welke versie dan ook, toepasselijk acht op het geschil betreffende de schadevergoeding van de beroepsziekte waaraan de rechtsvoorganger van de eiseressen, brandweerman in dienst van een intercommunale brandweer, zou hebben geleden, schendt aldus de voornoemde wettelijke bepalingen (1). (1) Zie concl. OM in
Pas. 2016, nr. …
- Art. 30, 30bis en 32 Wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970
- Artt. 2, 1°, 4 en 5 KB 21 januari 1993 beroepsziekten provinciale en plaatselijke overheidsdiensten
- Artt. 1, eerste lid, 9°, en 2, zesde lid Wet van 3 juli 1967 betreffende (de preventie van of) de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector
4 april 2016
4 april 2016
S.2014.0039.F AC nr. ...
BERUSTING
- Briefwisseling van advocaat - Geldigheidsvereisten - Bijzondere volmacht
Berusting van een partij in een rechterlijke beslissing kan niet afgeleid worden uit briefwisseling van de advocaat van de partij, wanneer deze aan haar raadsman geen bijzondere volmacht heeft gegeven om in die beslissing te berusten; de appelrechter die uit de brief van de advocaat diens berusting in het bestreden vonnis afleidt, zonder na te gaan of de advocaat over een bijzondere volmacht beschikt, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 440, tweede lid, 1044, eerste lid, en 1045, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0070.N AC nr. ...
- Briefwisseling van advocaat - Geldigheidsvereisten - Bijzondere volmacht
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0070.N AC nr. ...
- Burgerlijke zaken - Rechterlijke beslissing - Bestreden arrest - Xxxxxxxxxxxxx berusting - Begrip
Berusting in het bestreden arrest valt af te leiden uit de vrijwillige betaling van de eiser in cassatie, zonder voorbehoud, van een bedrag waartoe hij niet was veroordeeld maar dat was vastgesteld op grond van een later opgemaakt minnelijk deskundigenverslag; het cassatieberoep is derhalve niet ontvankelijk.
- Artt. 1044 en 1045 Gerechtelijk Wetboek
15 april 2016
15 april 2016
C.2014.0460.F AC nr. ...
BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ
INTERNERING
Internering - Aard van de maatregel - Rechtspleging in hoger beroep - Veroordeling tot gevangenisstraf en geldboete in hoger beroep hervormd in internering - Geen strafverzwaring -
Geen eenparigheid vereist
Artikel 211bis Wetboek van Strafvordering bepaalt onder meer dat eenstemmigheid vereist is voor het gerecht in hoger beroep om de tegen de beklaagde uitgesproken straffen te verzwaren; de internering van personen met een geestesstoornis is geen straf, maar een veiligheidsmaatregel die er tegelijkertijd toe strekt de maatschappij te beschermen en ervoor te zorgen dat aan de geïnterneerde persoon de zorg wordt verstrekt die zijn toestand vereist met het oog op zijn re- integratie in de maatschappij zodat het arrest dat het beroepen vonnis, dat de eiser tot een gevangenisstraf en een geldboete veroordeelt, hervormt en zijn internering gelast, geen strafverzwaring uitspreekt die eenstemmigheid vereist en er evenmin eenstemmigheid is vereist omdat het vervolgens het bedrag van de bijzondere verbeurdverklaring verhoogt (1). (1) Cass. 28 januari 2004, JLMB 2004, p. 1360.
19 april 2016
19 april 2016
P.2016.0132.N AC nr. ...
Internering - Rechtsherstel bij overschrijding van de redelijke termijn - Artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Draagwijdte - Beklaagde die niet-toerekeningsvatbaar wordt verklaard
Artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering regelt de mogelijke gevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn en dit wetsartikel, dat andere mogelijke vormen van rechtsherstel door de overheid, zoals een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijk termijn, niet uitsluit, houdt in dat de beklaagde schuldig wordt verklaard aan de hem telastgelegde feiten; aangezien deze schuldigverklaring onverenigbaar is met de niet-toerekeningsvatbaarheid van geestesgestoorden kan die wetsbepaling geen toepassing vinden wanneer de rechter vaststelt dat de beklaagde op het ogenblik van de feiten in één van de bij artikel 1 van de Wet Bescherming Maatschappij bepaalde staten verkeerde en op het ogenblik van de uitspraak nog steeds in die staat verkeert (1). (1) J. XXXXX, ‘Het nieuwe artikel 21ter van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering: de rechtsgevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn’,X.Xxxxxx. 2001, (3-7), nr. 8 p. 7.
19 april 2016
19 april 2016
BESLAG
ALGEMEEN
P.2016.0132.N AC nr. ...
Algemeen - Ambtshalve terugvordering - Artikel 1410, §4, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek - Aard
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
7 maart 2016
7 maart 2016
S.2014.0073.N AC nr. ...
Algemeen - Ambtshalve terugvordering - Artikel 1410, §4, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek - Aard
De ambtshalve terugvordering van ten onrechte uitbetaalde prestaties in toepassing van artikel
1410, § 4, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, door inhouding van 10 pct. van iedere latere prestatie die aan de debiteur van het onverschuldigd uitbetaalde bedrag wordt uitgekeerd, is een betaling ten voordele van de terugvorderende schuldeiser alleen bij wijze van wettelijke compensatie; deze daad tot terugvordering maakt geen beslag uit (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
7 maart 2016
7 maart 2016
S.2014.0073.N AC nr. ...
BEWAREND BESLAG
Bewarend beslag - Vereiste van hoogdringendheid
Krachtens artikel 1413 Gerechtelijk Wetboek kan een bewarend beslag slechts worden gelegd wanneer er sprake is van hoogdringendheid; aan dit vereiste is voldaan wanneer de solvabiliteit van de schuldenaar in het gedrang komt, zodat de latere uitwinning gevaar loopt (1). (1) Zie concl. OM
- Art. 1413 Gerechtelijk Wetboek
18 februari 2016
18 februari 2016
C.2015.0168.N AC nr. ...
Bewarend beslag - Vereiste van hoogdringendheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 februari 2016
18 februari 2016
C.2015.0168.N AC nr. ...
Bewarend beslag - Machtiging tot bewarend beslag - Schuldvordering
Uit de bepalingen van artikel 1415, eerste lid, en 1423 Gerechtelijk Wetboek volgt dat slechts machtiging tot bewarend beslag kan worden verleend voor een schuldvordering die zeker en opeisbaar is tot beloop van een bepaald bedrag of vatbaar is voor een voorlopige raming; wanneer de rechter vaststelt dat de schuldvordering voor een gedeelte niet opeisbaar is, kan hij voor dat deel geen toelating verlenen tot beslag (1). (1) Zie concl. OM
- Artt. 1415, eerste lid, en 1423 Gerechtelijk Wetboek
18 februari 2016
18 februari 2016
C.2015.0168.N AC nr. ...
Bewarend beslag - Machtiging tot bewarend beslag - Schuldvordering
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 februari 2016
18 februari 2016
C.2015.0168.N AC nr. ...
BETEKENINGEN EN KENNISGEVINGEN
EXPLOOT
Exploot - Strafzaken - Verstekbeslissing - Betekening - Vormvereiste - Informatie omtrent de nadere regels om rechtsmiddelen in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2015.1679.F AC nr. ...
Exploot - Strafzaken - Verstekbeslissing - Betekening - Vormvereiste - Informatie omtrent de nadere regels om rechtsmiddelen in te stellen
Artikel 6.1 EVRM legt op dat de betekening van een verstekbeslissing het recht moet vermelden om in verzet te komen alsook de termijn om dat recht uit te oefenen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2015.1679.F AC nr. ...
BEVOEGDHEID EN AANLEG
STRAFZAKEN
Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels) - Strafrechter - Bevoegdheid - Mogelijkheid tot burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter
De burgerlijke rechtsvordering die volgens de wet tegelijkertijd en voor dezelfde rechters kan vervolgd worden als de strafvordering is, behoudens de bij wet bepaalde uitzonderingen, die welke tot vergoeding strekt van door een misdrijf veroorzaakte schade; de rechtsvordering voortvloeiend uit een misdrijf die niet tot vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade strekt, kan niet voor de strafgerechten worden gebracht (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Art. 4 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels) - Strafrechter - Bevoegdheid - Mogelijkheid tot burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
BEWIJS
BURGERLIJKE ZAKEN
P.2015.0929.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Geschriften - Bewijswaarde - Sociale zekerheid - Werknemers - Bijdragen - Deeltijdse arbeid - Vermoeden voltijdse arbeidsovereenkomst - Overtreding - Vaststelling - Proces- verbaal
De bijzondere bewijswaarde van de processen-verbaal van de sociale inspecteurs geldt enkel in het belang van de strafvordering en de rechtsvordering tot vergoeding van de schade ten gevolge van de overtredingen die erin zijn vastgesteld; het gezag dat artikel 9, tweede lid, Arbeidsinspectiewet aan die processen-verbaal toekent, kan door de Rijksdienst voor sociale zekerheid niet worden aangevoerd tot bewijs van de ontstentenis van openbaarmaking van de normale werkroosters bij de invordering van socialezekerheidsbijdragen op grond van het in artikel 22ter RSZ-wet bepaalde vermoeden (1) (2) (3). (1) Zie andersluidende concl. OM. (2) Cass 19 juni 1995, AR S.94.0156.F, AC 1995, nr. 311. (3) Artikel 9, tweede lid, Arbeidsinspectiewet voor de opheffing van deze wet door artikel 109, 28° van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek.
7 maart 2016
7 maart 2016
S.2014.0102.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Geschriften - Bewijskracht - Motivering door verwijzing naar een andere beslissing - Arrest van het Hof van Cassatie - Beslissing bij wege van algemene en als regel geldende beschikking
Het middel, dat zich niet ertoe beperkt het bestreden vonnis te verwijten dat het aan een brief een andere uitlegging geeft dan die welke de eiser voorstelde maar aanvoert dat de uitlegging waarop het middel kritiek uitoefent, niet verenigbaar is met de bewoordingen van die brief, zou volstaan, indien ze gegrond is, om een miskenning van de bewijskracht van de akten op te leveren (1). (1)
Cass. 19 november 2007, AR C.06.0150.F, AC 2007, nr. 562; Xxxxxxxxxxx en Xxxxxxx, Le contrôle de
l’interprétation des conventions par la Cour de cassation et les cas dans lesquels une convention doit être considérée comme une ‘loi’ au sens de l’article 608 du Code judiciaire, in Mélanges Xxxxxxxx
Xxxxxx, 2002, p. 411, nr. 5.
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2015.0181.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bewijsvoering - Overeenkomst - Bestaan
Les dispositions de l’article 000 xx xx xxx xxx xx xxxxxxxxxxxx xx x’Xxxx, coordonnées le 17 juillet 1991, qui, fixant la prescription des actions en paiement des créances contre l’État, intéressent l’ordre public, n’excluent pas l’application, lorsque les conditions en sont réunies, de la règle, également d’ordre public, de l’article 26 de la loi du 17 avril 1878 contenant le titre préliminaire du Code de procédure pénale en vertu de laquelle l’action civile résultant d’une infraction ne peut se prescrire avant l’action publique (1). (1) Voir les concl. du MP.
14 april 2016
14 april 2016
C.2015.0111.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vermoedens - Consumentenverkoop - Gebrek aan overeenstemming - Toepassingsgebied - Verkoop van dieren - Verenigbaarheid met de aard van het verkochte goed
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0234.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bewijsvoering - Overeenkomst - Geleverde prestaties
Het bewijs van de krachtens een overeenkomst geleverde prestaties betreft het bewijs van feiten en kan geleverd worden met alle middelen rechtens, vermoedens inbegrepen (1). (1) Het OM concludeerde tot vernietiging. Het was van oordeel dat beide onderdelen van het cassatiemiddel gegrond waren.
Met betrekking tot het eerste onderdeel was het OM van mening dat de appelrechters, die vaststelden dat de werken werden uitgevoerd in regie en dat de desbetreffende factuur van de verweerster werd betwist, en die oordeelden dat de eiseres bezwaarlijk nog de uitgevoerde hoeveelheid kan betwisten gelet op de door de eiseres uitgevoerde controle ter plaatse, en dat de door de eiseres voorgelegde berekening van het grondverzet uitgevoerd door de aanbestedende overheid aan de verweerster niet tegenstelbaar is, aldus de bewijslast inzake de door verweerder aangerekende hoeveelheden op de eiseres lieten rusten en daarmee hun beslissing niet naar recht verantwoordden.
Met betrekking tot het tweede onderdeel was het OM van mening dat de appelrechters, die oordeelden dat de verweerster de werken heeft uitgevoerd die aan haar mondeling werden opgedragen door de eiseres, dat dit niet wordt betwist door de eiseres en dat om die reden geen rekening kan worden gehouden met het protest van de eiseres, een uitlegging gaven van de appelconclusie van de eiseres die met de bewoordingen ervan niet verenigbaar is en derhalve de bewijskracht ervan miskenden, nu hierin op uitdrukkelijke wijze was aangevoerd dat de posten 6, 7, 133 en 134 door de verweerster werden gefactureerd doch door haar niet werden uitgevoerd.
14 april 2016
14 april 2016
C.2015.0111.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vermoedens - Consumentenverkoop - Gebrek aan overeenstemming - Toepassingsgebied - Verkoop van dieren - Verenigbaarheid met de aard van het verkochte goed
Het vermoeden van gebrek aan overeenstemming is in beginsel, bij een verkoop van dieren, niet onverenigbaar met de aard van het verkochte goed (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1649quater, §§ 1 en 4 Burgerlijk Wetboek
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0234.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Geschriften - Bewijswaarde - Sociale zekerheid - Werknemers - Bijdragen - Deeltijdse arbeid - Vermoeden voltijdse arbeidsovereenkomst - Overtreding - Vaststelling - Proces- verbaal
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
7 maart 2016
7 maart 2016
S.2014.0102.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vermoedens - Beroepstermijn - Verlenging - Voorwaarde - Onmogelijkheid om te handelen t.g.v. overmacht
Vermoedens zijn een bewijsmiddel van een onbekend feit; de artikelen 1349 tot 1353 van het Burgerlijk Wetboek, die dat bewijsmiddel regelen, houden geen verband met de beoordeling van de bewijswaarde van de aan de rechter voorgelegde feitelijke gegevens (1). (1) Cass. 23 oktober 2014, AR C.14.0207.F, AC 2014, nr. 634 en noot Th. W.; Cass. 25 juni 2015, AR C.14.0395.F, AC 2015, nr. …;
Cass. 16 oktober 2015, AR C.14.0387.F, AC 2015, nr. …, met concl.van advocaat-generaal Xxxxxxxx in Pas. 2015.
- Art. 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
- Art. 1349 Burgerlijk Wetboek
19 februari 2016
19 februari 2016
D.2015.0017.F AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig verkregen bewijselementen - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Miskenning van artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Artikel 32 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bepaalt dat tot nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement enkel wordt besloten indien ofwel de nalevering van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid, ofwel de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast, ofwel het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces; krachtens die bepaling worden onregelmatigheden waardoor geen op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorwaarde wordt overtreden en die evenmin voldoen aan de andere erin ver- melde voorwaarden, niet nietig verklaard of uit het debat geweerd en deze regel geldt voor alle onregelmatigheden, ongeacht of zij een inbreuk inhouden op een verdragsrechtelijk of grondwettelijk gewaarborgd recht (1). (1) Zie concl. OM
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig verkregen bewijselementen - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Miskenning van artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Winants.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig verkregen bewijselementen - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op bescherming van persoonsgegevens - Miskenning van artikel 8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Winants.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Gegevens verkregen door een technisch hulpmiddel waarover een derde beschikt - Derde - Begrip - Administratieve overheid gemachtigd om bewakingsapparatuur te installeren
Artikel 47sexies, §1, Wetboek van Strafvordering heeft betrekking op de stelselmatige observatie door een politieambtenaar en regelt de wijze waarop het technisch hulpmiddel door hem wordt aangewend; in de zin van die bepaling wordt de bestuurlijke overheid die kan worden gemachtigd om met toepassing van de Camerawet een bewakingssysteem te plaatsen, ten opzichte van de politiediensten als een derde beschouwd.
- Art. 47sexies, § 1 Wetboek van Strafvordering
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1602.F AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Begrip - Gegevens verkregen door een technisch hulpmiddel waarover een derde beschikt - Informatie door de derde ter beschikking gesteld van de opsporingsdiensten
Het gebruik van de informatie die door een technisch hulpmiddel is verkregen waarover een derde beschikt, ook al is dat een openbaar bestuur, en waarvan die derde de gegevens die hij verzamelt ter beschikking stelt van de opsporingsdiensten, is geen observatie in de loop waarvan een politieambtenaar technische hulmiddelen aanwendt waarvoor een machtiging is vereist (1). (1) Zie Cass. 19 juni 2012, AR P.12.0362.N, AC 2012, nr. 400.
- Art. 47sexies Wetboek van Strafvordering
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1602.F AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig bewijs - Opsporen en lokaliseren van telecommunicatie - Afluisteren van telecommunicatie - Beschikking van de onderzoeksrechter - Motiveringsgebrek - Sanctie - Bewijsuitsluiting
De sanctie van het motiveringsgebrek van een beschikking gewezen met toepassing van zowel artikel 88bis als artikel 90ter van het Wetboek van Strafvordering dient enkel beoordeeld te worden volgens de in artikel 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering opgesomde criteria (1). (1) Cass. 28 mei 2014, AR P.14.0424.F, AC 2014, nr. 386 met concl. van advocaat-
generaal XXXXXXXXXXXXX, Rev. dr. xxx. crim., 2014, p. 959, R.A.G.B., 2015, p. 36 en de noot van X. XXXXXXXX, “Artikel 32 X.X.Xx. regelt de procedurele nietigheid”.
- Artt. 88bis en 90ter Wetboek van Strafvordering
- Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
20 april 2016
20 april 2016
P.2016.0214.F AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Eerlijk proces - Vonnisgerecht - Verwijderde stukken - Gevolg - Samenstelling van de zetel
De loyaliteit van de rechter wordt vermoed tot bewijs van het tegendeel; de rechter die een stuk uit het debat weert wordt aldus vermoed te weigeren dat stuk in aanmerking te nemen om tot zijn overtuiging te komen, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks; daaruit volgt dat noch artikel 6.1 EVRM noch enige andere bepaling verbiedt dat de rechter, die heeft beslist stukken uit het debat te weren, het onderzoek van de zaak voortzet (1). (1) Zie Cass. 21 april 2004, AR P.04.0124.F, AC 2004, nr. 211.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1505.F AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig bewijs - Bewijsuitsluiting - Voorwaarden van artikel 32 van de voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering - Alternatieve criteria
Luidens artikel 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering kan slechts tot nietigheid van een bewijselement besloten worden in een van de drie gevallen die in dat artikel op alternatieve wijze worden opgesomd; wanneer de rechter geoordeeld heeft dat door de onregelmatigheid van het telefonie-onderzoek de beklaagden het recht op een eerlijk proces werd ontnomen, dient hij de toepassing van de andere wettelijke criteria in die bepaling niet te onderzoeken.
- Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
20 april 2016
20 april 2016
P.2016.0214.F AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onwettig of onregelmatig bevonden bewijsmateriaal - Uit het debat geweerd bewijsmateriaal - Andere bewijselementen - Strafvordering - Ontvankelijkheid
De regels betreffende de bewijsvoering vereisen dat het onwettig of onregelmatig bevonden bewijsmateriaal uit het debat wordt geweerd maar laten toe dat de rechter uitspraak doet op grond van andere bewijselementen die de partijen, mits ze niet door een gebrek zijn aangetast, vrij hebben kunnen tegenspreken; ze kunnen slechts tot niet-ontvankelijkheid van de strafvordering leiden wanneer de vervolging op grond van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal werd ingesteld (1). (1) Zie Cass. 30 maart 2010, XX X.00.0000.X, AC 2010, nr. 231, met concl. advocaat-generaal Xxxxxxxxxxx; Cass. 3 januari 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 2.
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1505.F AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig verkregen bewijselementen - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op bescherming van persoonsgegevens - Miskenning van artikel 8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Artikel 32 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bepaalt dat tot nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement enkel wordt besloten indien ofwel de nalevering van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid, ofwel de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast, ofwel het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces; krachtens die bepaling worden onregelmatigheden waardoor geen op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorwaarde wordt overtreden en die evenmin voldoen aan de andere erin ver- melde voorwaarden, niet nietig verklaard of uit het debat geweerd en deze regel geldt voor alle onregelmatigheden, ongeacht of zij een inbreuk inhouden op een verdragsrechtelijk of grondwettelijk gewaarborgd recht (1). (1) Zie concl. OM
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Begrip - Onderzoek door de
politie, na het plegen van de feiten, van beelden opgenomen met een bewakingscamera - Invloed
Als bijzondere opsporingsmethode heeft de stelselmatige observatie betrekking op een geplande opsporingsoperatie, uitgevoerd door de politie, en niet op het onderzoek door de politie, nadat de feiten zijn gepleegd, van beelden die met een bewakingscamera zijn opgenomen (1). (1) M.-X.
XXXXXXXXX, X. XXXXXXXXXXXXX en H.-D. BOSLY, Droit de la procédure pénale, 7de uitg., Die Keure 2014, p. 547.
- Art. 47sexies Wetboek van Strafvordering
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1602.F AC nr. ...
Strafzaken - Bekentenis - Verhoor van een verdachte tijdens vrijheidsberoving - Bijstand van de advocaat - Onregelmatig verhoor wegens afwezigheid van de advocaat - Gevolg - Inaanmerkingneming van het verhoor als bewijs
Krachtens artikel 47bis, § 6, Wetboek van Strafvordering kan tegen een persoon geen veroordeling worden uitgesproken die gegrond is op verklaringen die hij heeft afgelegd in strijd met het recht op bijstand van een advocaat tijdens zijn verhoor door de politie of door de onderzoeksrechter; daaruit volgt dat de rechter geen bewijs voor misdrijven mag zoeken in verhoren die onregelmatig buiten de aanwezigheid van een advocaat zijn afgenomen (1). (1) Cass. 5 september 2012, AR P.12.0418.F, AC 2012, nr. 447, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2012, nr. 447.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 47bis, § 6 Wetboek van Strafvordering
6 april 2016
6 april 2016
P.2015.1670.F AC nr. ...
BURGERLIJKE RECHTEN - POLITIEKE RECHTEN
- Burgerlijke rechten - Vreemdelingen - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechten - Vreemdelingen - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
De artikelen 39/1, §1, tweede lid, 39/2, §2, 39/82, §1, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid, Vreemdelingenwet, krachtens welke de raad voor vreemdelingenbetwistingen bevoegd is om, in het kader van een administratief kort geding en onder de in artikel 39/82, §2, eerste lid, bepaalde voorwaarden, de schorsing te bevelen van de tenuitvoerlegging van de individuele beslissingen die hij kan vernietigen en, bij voorraad, alle nodige maatregelen te bevelen om de belangen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak veilig te stellen, wijken niet af van de rechtsmacht van de hoven en rechtbanken betreffende de geschillen over burgerlijke rechten (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. … .
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, 39/84, Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechten - Vreemdelingen - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Schorsing van de beslissingen tot weigering van visa - Veroordeling tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een vastgestelde termijn - Geen beslissingen - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort
geding - Recht op visa - Eerbiediging van de fysieke integriteit - Verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen - Bevoegdheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechten - Vreemdelingen - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Schorsing van de beslissingen tot weigering van visa - Veroordeling tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een vastgestelde termijn - Geen beslissingen - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Recht op visa - Eerbiediging van de fysieke integriteit - Verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen - Bevoegdheid
De rechter in kort geding en het hof van beroep verantwoorden niet naar recht hun beslissing dat zij zonder rechtsmacht zijn om uitspraak te doen over de vordering tot veroordeling van de Staat tot het uitreiken van visa, die gegrond is op het burgerlijk recht op eerbiediging van de fysieke integriteit en op het verbod van onmenselijke of vernederende behandelingen, zonder te onderzoeken of de fysieke integriteit van de eisers werd bedreigd omdat de Staat had verzuimd het arrest van de raad
voor vreemdelingenbetwistingen ten uitvoer te leggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. … .
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, 39/84, Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
BURGERLIJKE RECHTSVORDERING
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade - Oorzakelijk verband met het misdrijf
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - "Fraus omnia corrumpit" - Draagwijdte - Schade geleden door het slachtoffer - Schade voortvloeiend uit een opzettelijke fout van het slachtoffer die gemeenschappelijk is met de fout begaan door de dader van h
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Strafrechter - Bevoegdheid - Mogelijkheid tot burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - "Fraus omnia corrumpit" - Draagwijdte - Schade geleden door het slachtoffer - Schade voortvloeiend uit een opzettelijke fout van het slachtoffer die gemeenschappelijk is met de fout begaan door de dader van h
Het beginsel fraus omnia corrumpit staat eraan in de weg dat het bedrog de dader voordeel oplevert; voormeld beginsel verzet zich ertegen dat het slachtoffer van een misdrijf wordt vergoed voor de schade voortvloeiend uit een opzettelijk door hem begane fout die gemeenschappelijk is met de fout begaan door de dader van het misdrijf dat aan de schade ten grondslag ligt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Ontvankelijkheid - Voorwaarde - Actuele en vaststaande schade
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Aanhangigmaking bij de strafrechter - Verjaring van de strafvordering
Wanneer blijkt dat de strafvordering op de dag van de beschikking tot verwijzing van het onderzoeksgerecht was vervallen door verjaring, is het vonnisgerecht niet bevoegd om uitspraak te doen over de burgerlijke rechtsvordering die daarvan bijzaak is, ook al dateert de burgerlijke
partijstelling van vóór die verjaring (1). (1) Zie Cass. 28 september 2010, XX X.00.0000.X, AC 2010,
nr. 553.
- Art. 4, eerste lid Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
23 maart 2016
23 maart 2016
P.2015.1445.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade - Oorzakelijk verband met het misdrijf
De belastingschuld ontstaat uit de belastbare handeling die men met fraude heeft willen verhullen zodat ze niet de oorzaak, in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek, kan zijn van schade gelijk aan het bedrag van de ontdoken belasting; de schade die is ontstaan uit het feit dat de Staat op basis van de belastingwetgeving, de verschuldigde en ontdoken belasting slechts kan innen bij de vennootschapsbelastingplichtige personen dan wel de personen die als daders van of medeplichtigen aan een belastingmisdrijf hoofdelijk tot betaling van de ontdoken belasting zijn gehouden, is niet het gevolg van een gemeenrechtelijk misdrijf maar heeft een buitenliggende
oorzaak, met name de belastingwetgeving (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Artt. 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Actuele en vaststaande schade - Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Ontvankelijkheid - Voorwaarde
De door een misdrijf veroorzaakte schade waarvan de vergoeding voor de strafrechter wordt gevorderd, moet actueel en vaststaand zijn; als het aangevoerde nadeel toekomstig en onzeker is, kan de partij die een dergelijk nadeel aanvoert geen ontvankelijke rechtsvordering tot schadevergoeding instellen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek
- Artt. 3 en 4 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Aan een burgerlijke partij toegekende schadevergoeding
De rechter kan de beklaagde alleen veroordelen tot vergoeding van de schade, na te hebben vastgesteld dat de beklaagde het misdrijf, waarop de burgerlijke rechtsvordering gegrond is, gepleegd heeft, en dat het voormelde misdrijf de schade heeft veroorzaakt (1). (1) Cass. 17 oktober 2001, AR P.01.0807.F, AC 2001, nr. 550.
- Xxxx. 0 xx 0 Xxxxxxxxxxxx titel van het Wetboek van Strafvordering
20 april 2016
20 april 2016
P.2015.0216.F AC nr. ...
- Strafrechter - Bevoegdheid - Mogelijkheid tot burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter
De burgerlijke rechtsvordering die volgens de wet tegelijkertijd en voor dezelfde rechters kan vervolgd worden als de strafvordering is, behoudens de bij wet bepaalde uitzonderingen, die welke tot vergoeding strekt van door een misdrijf veroorzaakte schade; de rechtsvordering voortvloeiend uit een misdrijf die niet tot vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade strekt, kan niet voor de strafgerechten worden gebracht (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Art. 4 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Verjaring van de strafvordering - Gevolg voor de beslissing over de burgerlijke rechtsvordering
Wanneer de strafvordering is verjaard en de burgerlijke rechtsvordering tijdig werd ingesteld, staat het aan de strafrechter die vordering te onderzoeken (1). (1) Cass. 27 oktober 1992, AR 5905, AC 1992, nr. 700.
- Xxxx. 0 xx 0 Xxxxxxxxxxxx titel van het Wetboek van Strafvordering
20 april 2016
20 april 2016
P.2015.0216.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade
Hoewel de administratie der directe belastingen het recht heeft op grond van belastingmisdrijven een burgerlijke rechtsvordering in te stellen, kan ze dat enkel in zoverre ze het herstel vordert van schade waarvoor de wetgeving in geen eigen mogelijkheid tot herstel voorziet, met andere woorden, voor specifieke schade (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Artt. 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Grondslag - Misdrijf - Wetsbepaling - Vermelding - Verplichting van de rechter
Bij ontstentenis van betwisting omtrent de wetsbepaling waarop de burgerlijke rechtsvordering is gegrond, behoeft de rechter die wetsbepaling niet te vermelden (1). (1) Cass. 17 oktober 2001, AR P.01.0807.F, AC 2001, nr. 550.
- Art. 149 Grondwet 1994
20 april 2016
20 april 2016
P.2015.0216.F AC nr. ...
CASSATIE
ALGEMEEN. OPDRACHT EN BESTAANSREDEN VAN HET HOF. AARD VAN HET CASSATIEGEDING
Algemeen - Opdracht en bestaansreden van het hof - Aard van het cassatiegeding - Bevoegdheid van het Hof van Cassatie - Verzet - Burgerlijke zaken - Termijn - Verzet aangetekend buiten de wettelijke termijn - Overmacht - Voorwaarde - Bevoegdheid van de rechter - Geen overmacht - Cassatieberoep - Bevoegdheid van het Hof
De rechter beoordeelt in feite of de aangevoerde omstandigheden een geval van overmacht vormen; het Hof is enkel bevoegd om te onderzoeken of de rechter het geval van overmacht wettig heeft kunnen afleiden uit de omstandigheden die hij opgeeft; het Hof zou daarentegen niet, zonder overschrijding van zijn bevoegdheden, zijn beoordeling in de plaats kunnen stellen van die van de
rechter die een dergelijk geval uitsluit (1). (1) X. Xx Xxxxx, “La Cour de cassation et le fait ou… quand et comment la Cour de cassation contrôle-t-elle une appréciation en fait du juge du fond?”, Liber amicorum Xxxxxx Xxxxxx, 2008, p. 48-49.
19 februari 2016
19 februari 2016
ALLERLEI
D.2015.0017.F AC nr. ...
Allerlei - Cassatieberoep van de beklaagde - Overlijden van de eiser in cassatie tijdens het cassatiegeding
Wanneer de beklaagde, eiser in cassatie, tijdens het cassatiegeding is overleden, doet dat overlijden de strafvordering vervallen, zodat de strafrechtelijke veroordeling van de eiser zonder uitwerking blijft.
6 april 2016
6 april 0000
XXXXXXXX. VORM
P.2016.0112.F AC nr. ...
Arresten - vorm - Allerlei - Strafzaken - Intrekking van een arrest - Voorwaarden - Memorie met een andere identiteit dan in de cassatieakte
Het Hof trekt zijn arrest enkel in wanneer het berust op een kennelijke materiële vergissing waartoe de eiser niet zelf heeft bijgedragen; door in zijn memorie een identiteit te vermelden die niet volledig overeenstemt met deze vermeld in de cassatieakte heeft de verzoeker de diensten van de griffie misleid over de zaak waartoe zijn memorie bestemd was en heeft hij zelf ertoe bijgedragen dat de memorie niet aan het Hof is voorgelegd, zodat er geen grond tot intrekking van het arrest bestaat (1). (1) Cass. 12 november 2008, AR P.08.1432.F, AC 2008, nr. 630; Cass. 8 september 2004, AR
P.04.0922.F, RDPC, 2005, p. 208; Cass. 25 september 2001, AR P. 01.1091.N, AC 2001, nr. 494; Cass.
8 februari 2000, AR P.99.1805.N, AC 2000, nr. 99 - zie de bespreking van dit arrest door X. XXX XXXXXXXX, “Het Hof van Xxxxxxxx als rechter over zijn eigen arresten. Over de intrekking van xxxxxxxx-arresten en de meticuleuze en periculeuze betekening van het cassatieberoep in strafzaken”, X. Xxxx. 2001, pp. 12-22; zie X. XXXXXXXX, Beginselen van strafrechtspleging, Kluwer, 6de editie 2014, p. 1695 e.v. en de aldaar geciteerde rechtspraak.
- Art. 1114 Gerechtelijk Wetboek
19 april 2016
19 april 2016
P.2016.0469.N AC nr. ...
Arresten - vorm - Allerlei - Arrest doet uitspraak over een cassatieberoep - Geldigheid - Gevolg -
Cassatiemiddel oefent kritiek uit op een dergelijk arrest - Ontvankelijkheid
De geldigheid van een arrest waarbij het Hof uitspraak doet over een cassatieberoep kan enkel worden aangevochten met de procedure tot intrekking; het middel, dat kritiek uitoefent op een dergelijk arrest, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie Cass. 23 december 2015, AR P.15.1572.F, AC 2015, nr.
…; M.-X. Xxxxxxxxx, H.-D. Bosly en X. Xxxxxxxxxxxxx, Droit de la procédure pénale, 7de uitg., Die Keure, 2014, dl. II, p. 1473.
10 februari 2016
10 februari 2016
VERNIETIGING. OMVANG
P.2016.0063.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Bevoegdheid van de rechter op verwijzing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2015.0192.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Beperkingen - Middel
De vernietiging is in de regel beperkt tot de draagwijdte van het middel waarop zij steunt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2015.0192.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Bevoegdheid van de rechter op verwijzing
Het staat aan de rechter op verwijzing om, onder toezicht van het Hof in geval van cassatieberoep, zelf de grenzen te bepalen waarbinnen de zaak bij hem aanhangig is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
- Art. 1110, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2015.0192.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Beperkingen - Middel
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
CASSATIEBEROEP
BURGERLIJKE ZAKEN
C.2015.0192.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep - Algemeen - Bestreden arrest - Xxxxxxxxxxxxx berusting - Begrip
Les rémunérations payées aux membres de la famille ne sont des frais professionnels déductibles du dirigeant d'entreprise que lorsqu'ils sont inhérents à ses activités en tant que dirigeant d'entreprise au sein de la société et pas à l'activité sociale de la société; il faut, à cet égard, examiner si les activités des membres de la famille bénéficient au dirigeant d'entreprise ou à la société (1). (1) Voir les concl. du MP publiées à leur date dans AC.
- Artt. 1044 en 1045 Gerechtelijk Wetboek
15 april 2016
15 april 2016
C.2014.0460.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Memorie van antwoord - Handtekening - Advocaat - Gebrek
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
12 februari 2016
12 februari 2016
C.2015.0301.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep - Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep - Beslissing alvorens recht te doen - Geen eindvonnis
De cassatievoorziening die gericht is tegen de omschrijving van de opdracht van de deskundige door de appelrechters, waarover tussen de partijen geen betwisting bestond, is gericht tegen een vonnis alvorens recht te doen, terwijl er nog geen eindvonnis is, en is mitsdien voorbarig en derhalve niet ontvankelijk (1). (1) Cass. 24 oktober 2013, AR C.12.0295.N – C.12.0446.N, AC 2013, nr. 548.
- Artt. 19, eerste en tweede lid, en 1077 Gerechtelijk Wetboek
21 april 2016
21 april 2016
C.2015.0142.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Allerlei - Vrijwillige tussenkomst - Ontvankelijkheid
De vrijwillige tussenkomst van een partij in de bestreden beslissing die noch een partij in het cassatiegeding noch een in dat cassatiegeding opgeroepen partij is, kan alleen ertoe strekken zich bij de eiser dan wel de verweerder aan te sluiten teneinde het cassatieberoep te steunen dan wel te bestrijden (1). (1) 1. In beginsel is de vrijwillige tussenkomst van elke persoon die zijn belang aantoont, in het nieuwe geding dat door de betekening van het cassatieberoep wordt ingeleid, ontvankelijk. (Xxxxxx, Des pourvois en cassation en matière civile, 1933, p. 138).
De ontvankelijkheid van de tussenkomst in cassatie is echter geen absolute regel. (Xxxxxx, op. cit., p. 138).
De vrijwillige tussenkomst kan nooit een slinks middel zijn waarmee de tussenkomende partij zich aan de gevolgen van een verval jegens haar kan onttrekken, bv. omdat zij verzuimd heeft binnen de dienstige termijn cassatieberoep in te stellen of nog dat rechtsmiddel onregelmatig heeft ingesteld. (Xxxxx, op. cit., p. 138; Tarbé, Cour de cassation, 1840, p. 138; Crépon, Du pourvoi en cassation en matière civile, 1892, nr. 268; Xxxx, xx Xxxx xx xxxxxxxxx, 0000, xx. 000; noot F.D. onder Xxxx. 19 april 1979 (AC 1978-79, p. 977).
Wie in de rechtspleging voor de feitenrechters partij is geweest, en dat zelfs nog maar in de hoedanigheid van tussenkomende partij, moet in beginsel cassatieberoep instellen indien hij enig bezwaar heeft tegen een beslissing over de zaak zelf. (Xxxxx, op. cit., p. 139; Xxxxxx, Xxxxxxxxx et van Drooghenbroeck, Pourvoi en cassation en matière civile, 2012, nr. 672).
Hij zal zich bijgevolg pas als tussenkomende partij bij het cassatieberoep van een andere partij ontvankelijk kunnen aansluiten wanneer het cassatieberoep van die partij hem door de onsplitsbaarheid van hun gemeenschappelijke belangen ten goede komt. (Xxxxxx, op. cit., p. 139; Tarbé, op. cit., p. 138; Crépon, op. cit., nr. 269; Xxxx, op. cit., nr. 247).
Een tussenkomst is geen cassatieberoep en kan de gevolgen ervan niet hebben; de tussenkomst kan dan ook geen enkel punt van het vonnis of arrest dat door het cassatieberoep niet wordt betwist, in vraag stellen en hierdoor worden dergelijke punten buiten het debat gehouden. (Xxxxxxx, Xxxxxx xxx xxxxxxxx et des formes de procéder devant la Cour de cassation, 1868, p. 278).
De tussenkomende partij mag de draagwijdte van het debat niet wijzigen. Zij kan zich enkel aansluiten bij de middelen van de partij van wie zij de conclusie steunt zonder, bijvoorbeeld, nieuwe middelen van niet-ontvankelijkheid te kunnen opwerpen indien zij de conclusie van de verweerder steunt. (Xxxxxx, op. cit., p. 140; Xxxx, op. cit., nrs. 246-247; De Paepe, Etudes sur la compétence civile, dl. I, 1889, p. 516).
De rol van de tussenkomende partij moet zich zodoende ertoe beperken in het geding de argumenten te leveren die zij dienstig acht om hetzij het cassatieberoep te steunen hetzij te bestrijden, al naar gelang zij in de zin van xxxxx dan wel verweerder tussenkomt, en om te concluderen, indien er grond bestaat tot cassatie, dat zij voor de rechter op verwijzing geplaatst wil worden in de positie waarin zij zich zou hebben bevonden indien zij voor die rechter op verwijzing enkel was tussengekomen. (Xxxxxxx, op. cit., p. 278-279).
Indien het Hof het cassatieberoep verwerpt, is ook het lot van de tussenkomst meteen verzegeld; indien het Hof de beslissing echter vernietigt, biedt het aannemen van de tussenkomst de tussenkomende partij het voordeel dat zij partij wordt in de nieuwe aanleg die op de cassatie volgt en wordt zij in zodanige mate partij dat haar tussenkomst niet meer voor de feitenrechter in vraag kan worden gesteld. (Xxxxxxx, op.cit., p. 279).
2. De tussenkomende partij, die wel partij is in het bestreden vonnis maar niet in het cassatiegeding, en die de slotopmerking van de verweerster overneemt volgens welke, “indien het Hof oordeelt (…) dat (…) het bestreden vonnis moet worden vernietigd (…), (de) vernietiging in dat geval moet worden (…) uitgebreid tot de beslissing die, op grond dat (de tussenkomende partij) zich beroept op een
‘overeenkomst tussen de partijen’ volgens welke ‘de beroepsschade zal worden gevorderd in naam van de (verweerster)’, de vergoeding voor de blijvende materiële beroepsschade niet aan (de tussenkomende partij) maar aan de verweerster toekent, (dat) het bestreden vonnis immers uitspraak heeft gedaan in de zin die door de tussenkomende partij was gevorderd, zodat laatstgenoemde geen belang erbij heeft de beslissing aan te vechten die de vordering van de verweerster heeft ingewilligd, overeenkomstig haar vordering, (dat) er in geval van xxxxxxxx
daarentegen grond bestaat om het dictum te vernietigen”, beweert met haar vrijwillige tussenkomst die vordering tot uitbreiding van de volledige vernietiging tot alle beslissingen van het bestreden
vonnis betreffende de blijvende materiële beroepsschade, wegens hun onsplitsbaarheid, te steunen.
Haar tussenkomst strekt er niet toe zich bij de verweerster te voegen om het cassatieberoep te bestrijden. Bovendien bestaat er tussen de tussenkomende partij en de verweerster geen onsplitsbaar gemeenschappelijk belang.
De vrijwillige tussenkomst is bijgevolg niet ontvankelijk.
In werkelijkheid wordt de tussenkomende partij geïnspireerd door de theorie van de zogenaamd niet onderscheiden dicta, krachtens welke de vernietiging van een dictum van de bestreden beslissing de vernietiging tot gevolg moet hebben van de andere dicta van die beslissing waartegen noch de eiseres noch de verweerster een ontvankelijk cassatieberoep hadden kunnen instellen, terwijl het behoud van die dicta de verweerster in cassatie vanaf dat ogenblik zou benadelen. (zie concl. OM
vóór Cass. 6 december 2013, Pas. 2013, nr. 665).
Haar tussenkomst strekt immers tot het verkrijgen van een uitbreiding van de vernietiging tot een dictum dat haar niet benadeelt en waartegen zij geen ontvankelijk cassatieberoep zou kunnen instellen.
Die theorie gaat enkel op indien is aangetoond dat de voorwaarden voor de toepassing ervan tussen de eiseres en de verweerster zijn vervuld, wat hier niet het geval is, aangezien de verweerster geenszins wordt benadeeld door het behoud van de beslissing die de tussenkomende partij niet vergoedt, en die haar niet aanbelangt.
Xx. X.
00 maart 2016
18 maart 2016
C.2015.0181.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep - Algemeen - Afstand van het recht op cassatieberoep
Afstand van het recht op cassatieberoep moet strikt worden uitgelegd en kan enkel worden afgeleid uit feiten die voor geen andere uitlegging vatbaar zijn (1). (1) Zie Cass. 18 september 2009, AR C.08.0333.F, AC 2009, nr. 510; Cass. 22 oktober 2009, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2009, nr. 602.
- Artt. 1044 en 1045 Gerechtelijk Wetboek
15 april 2016
15 april 2016
C.2014.0460.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Memorie van antwoord - Handtekening - Advocaat - Gebrek
Een brief van de verwerende partij in antwoord op het cassatieberoep die niet ondertekend werd door een advocaat bij het Hof van Cassatie, mag het Hof niet in aanmerking nemen.
- Art. 1092 Gerechtelijk Wetboek
12 februari 2016
12 februari 2016
C.2015.0301.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm van het cassatieberoep en vermeldingen - Ondertekening door een advocaat bij het Hof van Cassatie - Ontstentenis - Sanctie - Niet-ontvankelijkheid - Toegang tot het gerecht - Toegang tot de cassatierechter - Rechtsbijstand - Artikel 6.1, Verdrag rechten van de mens - Naleving
Aangezien het bureau voor rechtsbijstand van het Hof, nadat de eiser zijn staat van behoeftigheid bewezen heeft, het advies van een advocaat bij het Hof van Cassatie ingewonnen heeft overeenkomstig artikel 682, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en de beschikking van de eerste voorzitter van 1 september 2015 vaststelt dat blijkt uit dat advies dat “de eiser geen cassatieberoep kan instellen met een redelijke kans op succes” en bijgevolg zijn aanvraag voor
rechtsbijstand verwerpt omdat “zijn eis niet gerechtvaardigd lijkt in de zin van artikel 667 van het Gerechtelijk Wetboek", werden de vereisten van artikel 6, §1, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, die het recht op toegang tot de cassatierechter waarborgen, nageleefd; krachtens artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek, is het verzoekschrift dat het cassatieberoep instelt niet ontvankelijk als het niet zowel op het afschrift als op het origineel door een advocaat bij het Hof van Cassatie ondertekend is.
- Art. 1080 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4 april 2016
4 april 2016
S.2015.0100.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Allerlei - Vrijwillige tussenkomst - Ontvankelijkheid
Noot van advocaat-generaal Xxxxxxx.
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2015.0181.F AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Strafvordering - Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep - Voorlopige hechtenis - Handhaving - Maandelijkse handhaving - Kamer van inbeschuldigingstelling - Ontvankelijkheid
Het cassatieberoep dat na het in werking treden van artikel 137 van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie is ingesteld tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat beslist om de hechtenis te handhaven maar niet de eerste beslissing is, is niet ontvankelijk.
- Art. 31, § 2 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
30 maart 2016
30 maart 2016
P.2016.0388.N AC nr. ...
Strafzaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Memorie neergelegd door het openbaar ministerie - Ontvankelijkheid - Kennisgeving aan de verweerder - Verplichting
Het Hof slaat geen acht op de memorie van het openbaar ministerie, wanneer uit de rechtspleging niet blijkt dat ze bij aangetekende zending aan de beklaagde, verweerder in cassatie, was meegedeeld binnen twee maanden na de op 1 december 2015 ondertekende verklaring van cassatieberoep (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……………
- Art. 429, vierde lid Wetboek van Strafvordering
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2015.1679.F AC nr. ...
Strafzaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Termijn voor het neerleggen van de memorie - Termijn van vijftien dagen - Vrije termijn
Krachtens artikel 429, eerste lid, Wetboek van Strafvordering kan de eiser in cassatie zijn middelen slechts aanvoeren in een memorie die hij uiterlijk vijftien dagen voor de terechtzitting ter griffie van het Hof doet toekomen; daaruit volgt dat het Hof geen acht slaat op de memorie die minder dan vijftien vrije dagen voor de vastgestelde terechtzitting op de griffie wordt neergelegd (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. …
- Art. 429, eerste lid Wetboek van Strafvordering
6 april 2016
6 april 2016
P.2016.0299.F AC nr. ...
Strafzaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Termijn voor het neerleggen van de memorie - Termijn van vijftien dagen - Vrije termijn
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
- Art. 429, eerste lid Wetboek van Strafvordering
6 april 2016
6 april 2016
P.2016.0299.F AC nr. ...
Strafzaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Strafuitvoering - Strafuitvoeringsrechtbank - Vonnis - Cassatieberoep van het openbaar ministerie - Neerlegging van een memorie - Memorie niet meegedeeld aan de partij tegen wie het cassatieberoep is gericht - Gevolg - Ontvankelijkheid
Het Hof vermag geen acht te slaan op de memorie die het openbaar ministerie heeft neergelegd tot staving van zijn cassatieberoep tegen een vonnis van de strafuitvoeringsrechtbank, wanneer niet blijkt dat die memorie werd meegedeeld aan de verweerder.
- Art. 429, vierde lid Wetboek van Strafvordering
27 april 2016
27 april 2016
P.2016.0457.F AC nr. ...
Strafzaken - Vormen - Vorm en termijn voor memories en stukken - Memorie neergelegd door het openbaar ministerie - Ontvankelijkheid - Kennisgeving aan de verweerder - Verplichting
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
- Art. 429, vierde lid Wetboek van Strafvordering
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2015.1679.F AC nr. ...
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Strafvordering - Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep - Strafuitvoeringsrechtbank - Aanvraag tot toekenning van elektronisch toezicht - Vonnis alvorens recht te doen - Cassatieberoep - Ontvankelijkheid
Het vonnis alvorens recht te doen waarbij de strafuitvoeringsrechtbank, zonder vooruit te lopen op de ontvankelijkheid van de aanvraag tot toekenning van elektronisch toezicht, beslist de uitspraak daarover aan te houden, de gevangenisadministratie om bijkomende inlichtingen vraagt, laatstgenoemde met name verzoekt te antwoorden op de argumenten die de veroordeelde aanvoert tegen haar berekeningen betreffende de datum waarop iemand voor voorwaardelijke invrijheidstelling en andere strafuitvoeringsmodaliteiten in aanmerking komt en de heropening van het debat beveelt, is niet vatbaar voor cassatieberoep.
- Art. 96, eerste lid Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2016.0203.F AC nr. ...
Strafzaken - Afstand - Algemeen - Vorm
Het Hof verleent akte van afstand van het cassatieberoep wanneer de eiser afstand doet van zijn cassatieberoep per brief die op de griffie van het hof van beroep wordt neergelegd en die aan alle waarborgen van authenticiteit voldoet (1). (1) Voordien heeft het Hof verklaard geen acht te slaan op een afstand per gewone brief, die geen enkele waarborg op authenticiteit biedt (Cass. 7 december 1936, Pas. 1936, I, p. 442; Cass. 15 november 1937, Pas. 1937, I, p. 343; Cass. 11 december 1944, Pas. 1945, I, p. 66: X. XXXXXXXX, Pourvoi en cassation en matière répressive, Brussel, Xxxxxxx, 0000, p. 296).
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2016.0188.F AC nr. ...
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Strafvordering - Allerlei - Voorlopige hechtenis - Handhaving - Maandelijks toezicht - Kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Ontvankelijkheid
Krachtens artikel 137, Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering, kan tegen de arresten waardoor de voorlopige hechtenis wordt gehandhaafd geen onmiddellijk cassatieberoep worden ingesteld, behoudens tegen de arresten gewezen door de kamer van inbeschuldigingstelling op het hoger beroep tegen de beslissingen tot handhaving die binnen vijf dagen na het verlenen van het bevel tot aanhouding zijn gewezen (1). (1) Cass. 30 maart 2016, AR P.16.0388.N, AC 2016, nr. …
- Art. 31, § 2 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
6 april 2016
6 april 2016
P.2016.0414.F AC nr. ...
Strafzaken - Vormen - Te voegen stukken (bij cassatieberoep of memorie) - Memorie - Partij waartegen het cassatieberoep is gericht - Ter kennis brengen van de memorie
voorwaarden”, maar het ontbreken van een koninklijk besluit dat de voorwaarden voor die wijze van mededeling bepaalt, staat de toepassing ervan in de weg (1). (1) Zie Cass. 30 september 2015, AR
P.15.1040.F, AC 2015, nr. … .
1 maart 2016
1 maart 2016
CASSATIEMIDDELEN
BURGERLIJKE ZAKEN
P.2015.1523.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vereiste vermeldingen - Artikel 159 Grondwet - Besluiten en verordeningen - Rechterlijk wettigheidstoezicht
Het middel dat verder niet de schending aanvoert van artikel 159 Grondwet waarin het rechterlijk wettigheidstoezicht op besluiten en verordeningen vervat ligt, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
- Art. 159 Grondwet 1994
18 februari 2016
18 februari 2016
D.2015.0001.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Nieuw middel - Geen antwoord op de conclusie
De grief die een gebrek aan antwoord op de conclusie aanvoert, is niet nieuw, aangezien die grief enkel door de bestreden beslissing aan het licht kon zijn gebracht (1). (1) Zie J. en L. Boré, La cassation en matière civile, 5de uitg., april 2015, Dalloz, p. 404, nr. 77.21.
4 maart 2016
4 maart 2016
C.2015.0121.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Belang - Vervanging van redenen - Niet-ontvankelijkheid
Wanneer het Hof de in het middel bekritiseerde redenen waarop de bestreden beslissing steunt, vervangt door een juridische grondslag die het dictum verantwoordt, is het middel, dat niet tot cassatie kan leiden, niet ontvankelijk bij gebrek aan belang (1). (1) Cass. 10 september 2015, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2015, nr. …, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2012.0388.F AC nr. 425
Burgerlijke zaken - Belang - Geschriften - Bewijskracht
Het middel, dat zich niet ertoe beperkt het bestreden vonnis te verwijten dat het aan een brief een andere uitlegging geeft dan die welke de eiser voorstelde maar aanvoert dat de uitlegging waarop het middel kritiek uitoefent, niet verenigbaar is met de bewoordingen van die brief, zou volstaan, indien ze gegrond is, om een miskenning van de bewijskracht van de akten op te leveren (1). (1)
Cass. 19 november 2007, AR C.06.0150.F, AC 2007, nr. 562; Xxxxxxxxxxx en Xxxxxxx, Le contrôle de
l’interprétation des conventions par la Cour de cassation et les cas dans lesquels une convention doit être considérée comme une ‘loi’ au sens de l’article 608 du Code judiciaire, in Mélanges Xxxxxxxx
Xxxxxx, 2002, p. 411, nr. 5.
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2015.0181.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vereiste vermeldingen - Kritiek op de beslissing om een laattijdig neergelegde conclusie niet uit het debat te weren
In zoverre het middel de schending aanvoert van artikel 740 Gerechtelijk Wetboek, dat betrekking heeft op de mededeling aan de tegenpartij van de memories, nota’s en stukken, houdt dat middel, dat het bestreden vonnis verwijt dat het de laattijdig op de griffie neergelegde conclusie niet uit het debat weert, zodoende geen verband met die wetsbepaling en is het, derhalve, niet ontvankelijk.
8 april 2016
8 april 2016
C.2015.0382.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vereiste vermeldingen - Artikel 159 Grondwet - Besluiten en verordeningen - Rechterlijk wettigheidstoezicht
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 februari 2016
18 februari 2016
D.2015.0001.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Belang - Beslissing overeenkomstig de appelconclusie van de eiseres - Grief - Ontvankelijkheid
De eiseressen hebben, ongeacht de middelen die zij bij de appelrechter hebben opgeworpen, er belang bij tegen de beslissing die hun vordering afwijst en hen aldus te kort doet, een middel aan te voeren dat voor het eerst voor het Hof kan worden opgeworpen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. …
4 april 2016
4 april 2016
S.2014.0039.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Belang - Beslissing overeenkomstig de appelconclusie van de eiseres - Grief - Ontvankelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
4 april 2016
4 april 2016
STRAFZAKEN
S.2014.0039.F AC nr. ...
Strafzaken - Verband met bestreden beslissing - Arrest houdende de veroordeling door het hof van assisen - Cassatieberoep - Middel dat opkomt tegen de beslissing tot schuldigverklaring en de motivering ervan - Ontvankelijkheid
Wanneer de beschuldigde geen cassatieberoep heeft ingesteld tegen het arrest houdende de motivering van het hof van assisen, houdt het middel dat opkomt tegen de beslissing tot schuldigverklaring en de motivering ervan, geen verband met de beslissing die uitspraak doet over de aan de beschuldigde op te leggen straf na de verklaring van de jury en het arrest houdende de motivering, en is het bijgevolg niet ontvankelijk.
- Artt. 337, tweede lid, en 359 Wetboek van Strafvordering
20 april 2016
20 april 2016
P.2016.0058.F AC nr. ...
Strafzaken - Te voegen stukken - Memorie - Partij waartegen het cassatieberoep is gericht - Ter kennis brengen van de memorie
Artikel 429 Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de eiser in cassatie zijn middelen moet aanvoeren in een memorie die ondertekend is door een advocaat en die per aangetekende brief ter kennis gebracht wordt van de partij waartegen het beroep gericht is; die vormvereisten zijn voorgeschreven op straffe van niet-ontvankelijkheid; weliswaar is op grond van die bepaling ook de mededeling van de memorie langs elektronische weg mogelijk “onder de door de Koning bepaalde
voorwaarden”, maar het ontbreken van een koninklijk besluit dat de voorwaarden voor die wijze van mededeling bepaalt, staat de toepassing ervan in de weg (1). (1) Zie Cass. 30 september 2015, AR
P.15.1040.F, AC 2015, nr. … .
1 maart 2016
1 maart 2016
P.2015.1523.N AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Arrest doet uitspraak over een cassatieberoep - Geldigheid - Gevolg - Cassatiemiddel oefent kritiek uit op een dergelijk arrest - Ontvankelijkheid
De geldigheid van een arrest waarbij het Hof uitspraak doet over een cassatieberoep kan enkel worden aangevochten met de procedure tot intrekking; het middel, dat kritiek uitoefent op een dergelijk arrest, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie Cass. 23 december 2015, AR P.15.1572.F, AC 2015, nr.
…; M.-X. Xxxxxxxxx, H.-D. Bosly en X. Xxxxxxxxxxxxx, Droit de la procédure pénale, 7de uitg., Die Keure, 2014, dl. II, p. 1473.
10 februari 2016
10 februari 2016
DIEREN
P.2016.0063.F AC nr. ...
- Consumentenverkoop - Gebrek aan overeenstemming - Vermoeden - Toepassingsgebied - Verkoop van dieren - Verenigbaarheid met de aard van het verkochte goed
Het vermoeden van gebrek aan overeenstemming is in beginsel, bij een verkoop van dieren, niet onverenigbaar met de aard van het verkochte goed (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1649quater, §§ 1 en 4 Burgerlijk Wetboek
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0234.N AC nr. ...
- Consumentenverkoop - Gebrek aan overeenstemming - Vermoeden - Toepassingsgebied - Verkoop van dieren - Verenigbaarheid met de aard van het verkochte goed
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0234.N AC nr. ...
ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED
ECHTSCHEIDINGSPROCEDURE
Echtscheidingsprocedure - Voorlopige maatregelen - Echtgenoot - Onderhoudsuitkering - Vaststelling - Behoefte
Het bedrag van de onderhoudsuitkering die tijdens een echtscheidingsprocedure door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op grond van artikel 1280 (oud) Gerechtelijk Wetboek wordt toegekend, moet worden vastgesteld met inachtneming van de behoeften en de inkomsten van elk der echtgenoten; aangezien de in artikel 213 Burgerlijk Wetboek bepaalde hulpverplichting tussen echtgenoten voortduurt tijdens de echtscheidingsprocedure, moet de uitkering niet worden geraamd in verhouding tot de levensstijl van de echtgenoten tijdens het samenleven, maar wel zodanig dat de uitkeringsgerechtigde echtgenoot in staat is de levensstijl aan te houden die hij zou gehad hebben indien er geen scheiding was geweest.
25 april 2016
25 april 2016
EIGENDOM
C.2015.0413.N AC nr. ...
- Burenhinder
De eigenaar van het pand die door een daad, een verzuim of eender welke gedraging het evenwicht tussen de eigendommen verbreekt door aan een naburige eigenaar hinder op te leggen die de gewone ongemakken van het nabuurschap overtreft, es een rechtmatige en passende vergoeding tot herstel van het verstoorde evenwicht verschuldigd (1). (1) Cass. 15 november 2013, AR C.11.0656.F, AC 2013, nr. 605.
- Art. 544 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0308.N AC nr. ...
ERFENISSEN
- Schenkingen - Inkorting - Inkorting in waarde - Interesten - Toepasselijke interestvoet
Wanneer de inkorting in waarde geschiedt, kunnen op het in te korten bedrag, dat in de plaats komt van de inkorting in natura, interesten worden toegekend; de rechter bepaalt daarbij de interestvoet in overeenstemming met de waarde van de vruchten die in geval van inkorting in natura aan de nalatenschap hadden moeten worden teruggegeven (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 928 Burgerlijk Wetboek
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0244.N AC nr. ...
- Schenkingen - Inkorting - Inkorting in waarde - Interesten - Toepasselijke interestvoet
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
17 maart 2016
17 maart 2016
EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL
C.2015.0244.N AC nr. ...
- Tenuitvoerlegging - Overlevering van een minderjarige van zestien jaar of ouder - Voorwaarde - Onderzoeksgerechten - Nazicht
- Art. 57bis, § 1 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming
- Art. 4.3° Wet 19 dec. 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel
13 april 2016
13 april 2016
P.2016.0429.F AC nr. ...
EUROPESE UNIE
ALGEMEEN
Algemeen - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 8 - Bescherming van persoonsgegevens - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op bescherming van persoonsgegevens - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Winants.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Algemeen - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 7 - Eerbiediging van het privéleven - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Draagwijdte
Het feit dat bewijselementen werden verkregen in strijd met het recht op de eerbiediging van het privéleven zoals gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie of met het recht op bescherming van persoonsgegevens zoals gewaarborgd door artikel 8 Handvest, heeft niet steeds schending van artikel 6 EVRM of miskenning van het recht op een eerlijk proces tot gevolg (1). (1) Zie concl. OM
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Algemeen - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 8 - Bescherming van persoonsgegevens - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op bescherming van persoonsgegevens - Draagwijdte
Het feit dat bewijselementen werden verkregen in strijd met het recht op de eerbiediging van het privéleven zoals gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie of met het recht op bescherming van persoonsgegevens zoals gewaarborgd door artikel 8 Handvest, heeft niet steeds schending van artikel 6 EVRM of miskenning van het recht op een eerlijk proces tot gevolg (1). (1) Zie concl. OM
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Algemeen - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 7 - Eerbiediging van het privéleven - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven -
Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Winants.
19 april 2016
19 april 2016
VERDRAGSBEPALINGEN
P.2015.1639.N AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Beginselen - Handvest van de grondrechten - Artikel 48 - Vermoeden van onschuld - Recht van verdediging - Toepassingsgebied - Vreemdelingen - Onderdanen van derde landen - Illegaal verblijf - Bevel om het grondgebied te verlaten - Vasthouding in een welbepaalde plaats - Administratieve beslissing
Artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de artikelen 6.2 en 6.3 EVRM bevestigen het recht van eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld om voor onschuldig te worden gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan en waarborgt hem dat recht met eerbiediging van het recht van verdediging; die bepalingen vallen onder het strafprocesrecht; ze beschermen de personen die ervan worden beschuldigd een strafbaar feit te hebben gepleegd en houden geen verband met een door een administratieve overheid genomen maatregel van vrijheidsberoving om de doeltreffendheid te verzekeren van het bevel om het grondgebied te verlaten, uitgevaardigd tegen een persoon die de wettelijke voorwaarden van toegang tot het grondgebied, verblijf en vestiging niet eerbiedigt.
- Artt. 7, derde lid, en 62 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
- Art. 48 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007
- Art. 6, §§ 2 en 3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2016.0281.F AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Beginselen - Handvest van de grondrechten - Artikel 41 -
Toepassingsgebied - Vreemdelingen - Onderdanen van derde landen - Illegaal verblijf - Bevel om het grondgebied te verlaten - Vasthouding in een welbepaalde plaats - Administratieve beslissing - Recht om vooraf te worden gehoord
Artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie legt geen verplichtingen op aan de Lidstaten maar enkel aan de instellingen, de organen en de instanties van de Unie; die bepaling kan bijgevolg niet als grondslag dienen voor het aangevoerde recht om door de administratieve overheid van een Lidstaat te worden gehoord vóór de beslissing tot vasthouding voor de tijd die strikt noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging van het bevel om het grondgebied te verlaten (1). (1) HvJ, arrest van 11 december 2014, zaak C-249/13, punt 32.H; XXXXXXXXX, "Ressortissants de pays tiers en situation irrégulière: le droit d'être entendu avant l'adoption d'une décision de retour", Journal de droit européen, 2015, p. 193.
- Artt. 7, derde lid, en 62 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
- Art. 41 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2016.0281.F AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Algemeen - Vreemdelingen - Onderdanen van derde landen - Illegaal verblijf - Bevel om het grondgebied te verlaten - Vasthouding in een welbepaalde plaats - Recht van verdediging - Europese norm
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2016.0281.F AC nr. ...
Verdragsbepalingen - Beginselen - Handvest van de grondrechten - Artikel 47 - Recht op een doeltreffende voorziening - Toepassingsgebied - Vreemdelingen - Onderdanen van derde landen - Illegaal verblijf - Bevel om het grondgebied te verlaten - Vasthouding in een welbepaalde plaats - Administratieve beslissing - Recht om vooraf te worden gehoord
Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bevestigt met name eenieders recht op een doeltreffende voorziening in rechte en het recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht; die bepaling waarborgt eenieders recht op een doeltreffende voorziening tegen met name een maatregel tot verwijdering van het grondgebied die eventueel samen met een vasthoudingsmaatregel werd genomen; de vreemdeling die het voorwerp is van een dergelijke maatregel kan daaruit het bestaan niet afleiden van het recht om te worden gehoord vooraleer een dergelijke vasthoudingsmaatregel wordt genomen.
- Artt. 7, derde lid, en 62 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
- Art. 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2016.0281.F AC nr. ...
FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKOORD EN GERECHTELIJ
GEVOLGEN (PERSONEN, GOEDEREN, VERBINTENISSEN)
Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Sociale zekerheidsbijdragen - Objectieve aansprakelijkheid zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle andere personen - Voorwaarden
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0166.N AC nr. ...
Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Sociale zekerheidsbijdragen - Objectieve aansprakelijkheid zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle andere personen - Voorwaarden
De zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad en die in de loop van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring bij minstens twee faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige operaties met schulden ten aanzien van een inningsorganisme van sociale zekerheidsbijdragen betrokken waren, zijn objectief aansprakelijk voor het geheel of een gedeelte van de bedoelde sociale zekerheidsbijdragen, ongeacht of hen een fout ten laste kan worden gelegd (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 265, §2, eerste lid Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen
C.2015.0166.N
AC nr. ...
24 maart 2016
MISDRIJVEN IN VERBAND MET FAILLISSEMENT, BEDRIEGLIJK ONVERMOGEN
Misdrijven in verband met faillissement, bedrieglijk onvermogen - Misbruik van vennootschapsgoederen - Bedrieglijk opzet
Het bedrieglijk opzet, zoals bepaald in artikel 492bis Strafwetboek, bestaat erin doeleinden na te streven die vreemd zijn aan de belangen van de rechtspersoon en sluit niet uit dat de door de dader gestelde gedragingen behoorden tot zijn bevoegdheden als bestuurder van de vennootschap, zoals de betaling van een opeisbare schuldvordering; het is de aanwezigheid van het bedrieglijk opzet die het onderscheid uitmaakt tussen wat een gewone handelsverrichting is en een strafrechtelijk sanctioneerbare verrichting (1). (1) Zie Xxxx.Xx. Senaat 1996-97, nr. 1-499/18, 6; A. DE NAUW,
Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, 293, nr. 405; A. XX XXXX, “Misbruik van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon”, RW 1997-98, (521) 527, nr. 21; X.
XXXXXXXXX, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, Postal Memorialis, M 86/7; X. XXXXXXXX en X. XXXXX, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X (ed.), De NV in de praktijk, Antwerpen, Kluwer, 2004, I.12.2-24; S. LOSSY, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, Comm.Strafr., ed. 2014, 18, nr.
22.
2 februari 2016
2 februari 2016
P.2014.0578.N AC nr. ...
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTBELASTING
- Vlaams Gewest - Leegstandsdecreet Bedrijfsruimten - Begrip overmacht
De belastingplichtige, die voorhoudt dat de verwaarlozing of leegstand van het pand te wijten is aan overmacht, dient aan te tonen dat de door hem aangevoerde omstandigheden beantwoorden aan het fiscale begrip "overmacht" nu de gemeenrechtelijke notie "overmacht" ter zake niet toepasselijk is(1).(1) Zie concl. OM. (Impliciet)
- Art. 38 Decreet 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0074.N AC nr. ...
- Vlaams Gewest - Leegstandsdecreet Bedrijfsruimten - Begrip overmacht
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
GEMEENTE
F.2014.0074.N AC nr. ...
- Rechtsvordering - Geen machtiging van de gemeenteraad - Sanctie - Bevoegdheid van de rechter
Het ontbreken van de machtiging van de gemeenteraad leidt tot een relatieve nietigheid en de rechter kan die derhalve niet ambtshalve opwerpen.
- Artt. 123, 8°, en 270, eerste en tweede lid Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988
- Art. 1138, 2° Gerechtelijk Wetboek
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2014.0436.F AC nr. ...
- Opdracht - Het voorzien ten behoeve van de inwoners in een goede politie - Op openbare
plaatsen
Onder openbare plaatsen wordt verstaan alle plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, ook al wordt die toegang in de ruimte of in de tijd beperkt.
- Art. 135, § 2, eerste lid Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988
15 april 2016
15 april 2016
C.2015.0126.F AC nr. ...
GEMEENTE-, PROVINCIE- EN PLAATSELIJKE BELASTINGEN
ANDERE PLAATSELIJKE BELASTINGEN
Andere plaatselijke belastingen - Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Belasting ten laste van bezetters van bedouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen - Ordonnantie van 23 juli 1992 - Aard
De belasting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen, ingevoerd bij ordonnantie van 23 juli 1992, is een gewestelijke belasting en is geen inkomstenbelasting die onderworpen is aan het Wetboek van Inkomstenbelastingen (1). (1) Sinds de institutionele hervorming van 1993 maakt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet langer deel uit van een provincie. Het heeft de provinciale fiscale bepalingen die van toepassing zijn op zijn grondgebied, opgeheven bij ordonnantie van 22 december 1994 (BS 11 februari 1995). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de regels met betrekking tot de vestiging, controle, inning en invordering van de gewestelijke belastingen voor elke belasting georganiseerd door de ordonnantie die ze invoert (zie Tiberghien, Handboek fiscaal recht 2011-2012, Kluwer, 2012, nr. 7112, p. 1568 en nr. 7115, p. 1570).
12 februari 2016
12 februari 2016
F.2014.0219.F AC nr. ...
Andere plaatselijke belastingen - Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Belasting ten laste van bezetters van bedouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen - Ordonnantie van 23 juli 1992 - jaarlijkse aangifte - Formulier - Belastingplichtige - Aanvraag van het formulier - Verplichting - Termijn - Bestaansreden
Uit de samenhang van de artikelen 10, 11, § 1, 12, § 1, en 14, § 1, van de ordonnantie van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen volgt dat de belastingplichtige die op 1 oktober nog geen jaarlijks aangifteformulier ontvangen heeft, er zelf een dient aan te vragen bij het gewest vóór 30 september van het jaar volgend op het aanslagjaar in kwestie opdat het gewest de mogelijkheid heeft om het kohier dat gegrond is op zijn aangifte, uitvoerbaar te verklaren binnen de gewone termijn van artikel 12, § 1, tweede lid.
12 februari 2016
12 februari 2016
GEMEENTEBELASTINGEN
F.2014.0219.F AC nr. ...
Gemeentebelastingen - Gemeente Schaarbeek - Onbebouwde gronden palend aan de openbare weg, die voldoende is uitgerust - Belasting - Vrijstelling - Overmacht
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
26 februari 2016
26 februari 2016
F.2015.0039.F AC nr. ...
Gemeentebelastingen - Gemeente Schaarbeek - Onbebouwde gronden palend aan de openbare weg, die voldoende is uitgerust - Belasting - Vrijstelling - Overmacht
Uit de artikelen 1 en 6 van het belastingreglement op de onbebouwde gronden palend aan de openbare weg, die voldoende is uitgerust, goedgekeurd door de gemeente Schaarbeek, volgt niet dat een eigenaar van een onbebouwde grond niet mag aanvoeren dat de belasting niet verschuldigd is wanneer de toestand van zijn grond het gevolg is van overmacht (1). (1) Zie concl. OM. in Pas.
2016, nr. ***
26 februari 2016
26 februari 2016
GENEESKUNDE
ALLERLEI
F.2015.0039.F AC nr. ...
Allerlei - Medisch dossier - Recht van inzage - Verwanten - Patiënt - Verzet - Wettelijkheid
Het arrest mocht naar recht beslissen dat de overleden patiënt meermaals, xxxxxxxxx en schriftelijk de wil heeft uitgedrukt elke relatie met zijn moeder definitief te verbreken, hij die doelstelling uiteindelijk heeft bereikt, en hij aldus op ondubbelzinnige wijze zijn uitdrukkelijke wil heeft geuit zich te verzetten tegen elke inmenging van zijn moeder in zijn persoonlijke levenssfeer en tegen elke toegang van laatstgenoemde tot zijn persoonlijke gegevens, zelfs na zijn overlijden.
- Art. 9, § 4 Wet 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt
14 maart 2016
14 maart 2016
C.2015.0069.F AC nr. ...
GERECHTSKOSTEN
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Sociaal procesrecht (bijzondere regels) - Arbeidsgerechten - Geschil - Werkloosheidsuitkeringen - Uitsluiting - Terugvordering - Rechtsplegingsvergoeding - In geld waardeerbare vordering
De vordering van een werkloze die strekt tot de vernietiging van de beslissing van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening waarbij hij wordt uitgesloten van het recht op werkloosheidsuitkeringen en waarbij het bedrag van de onrechtmatig ontvangen uitkeringen die worden teruggevorderd in de bestreden administratieve beslissing is vastgesteld, betreft een in geld waardeerbare vordering (1). (1) Cass. 13 september 1999, XX X.00.0000.X, AC 1999, nr. 455 en vgl. Cass 17 maart 1980, AC 1979-
80, nr. 450.
- Artt. 579, 1017, tweede lid, en 1022 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 4 d van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat
11 april 2016
11 april 2016
S.2014.0052.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Procedure voor de feitenrechter - Onteigeningswet 1962 - Onteigeningsvergoeding - Omvang - Rechtspleging voor de vrederechter - Vergoeding voor juridische bijstand
De vergoeding voor juridische bijstand in de procedure voor de vrederechter met toepassing van de Onteigeningswet 1962 kan geen onderdeel uitmaken van de op grond van artikel 16 Grondwet verschuldigde onteigeningsvergoeding.
- Artt. 1017, eerste lid, 1018, eerste lid, 6°, en 1022 Gerechtelijk Wetboek
14 april 2016
14 april 2016
C.2015.0020.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Procedure voor de feitenrechter - Rechtsplegingsvergoeding - Omvang - Wijze van berekening
Uit de bepalingen van artikel 1022, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, artikel 1, tweede lid, koninklijk besluit Xxxxxx Rechtsplegingsvergoeding, en in het bijzonder artikel 2, tweede lid, van voornoemd koninklijk besluit dat niet verwijst naar artikel 620 Gerechtelijk Wetboek, volgt dat de in het gelijk
gestelde partij slechts recht heeft op één rechtsplegingsvergoeding per aanleg, die berekend wordt op basis van het bedrag van de hoofdvordering (1). (1) Cass. 10 januari 2011, AR C.09.0456. N, AC 2011, nr. 22.
- Artt. 1, tweede lid, en 2, tweede lid d van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat
- Art. 1022, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2014.0282.N AC nr. ...
GRONDWET
GRONDWET 1994 (ART. 1 TOT 99)
Art. 11 - Onbekwaamverklaring en gerechtelijk raadsman - Persoon aan wie een voorlopig bewindvoerder is toegekend - Vordering tot het beschikken bij levenden of bij een uiterste wilsbeschikking - Procedure - Verzoekschrift ingediend door de beschermde persoon - Geen overlegging van een omstandige geneeskundige verklaring - Ontvankelijkheid
Wanneer artikel 488bis-H, § 2, zesde lid, gecombineerd met artikel 488bis-B, § 6, van het Burgerlijk Wetboek, in die zin moet worden uitgelegd dat de niet-overlegging van een omstandige geneeskundige verklaring die bij het door de beschermde persoon ingediende verzoekschrift moet worden gevoegd of, in spoedeisende gevallen, binnen acht dagen na het verzoek van de vrederechter moet worden overgelegd, de niet-ontvankelijkheid tot gevolg heeft van de vordering die ertoe strekt de beschermde persoon te machtigen over zijn goederen te beschikken onder levenden of bij een uiterste wilsbeschikking en niet kan worden gedekt door een geneeskundig deskundigenonderzoek dat door de vrederechter wordt bevolen, schendt het de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
- Artt. 10 en 11 Xxxxxxxx 0000
- Xxxx. 000xxx-X, § 6, en 488bis-H, § 2, zesde lid Burgerlijk Wetboek
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2012.0388.F AC nr. 425
Art. 10 - Onbekwaamverklaring en gerechtelijk raadsman - Persoon aan wie een voorlopig bewindvoerder is toegekend - Vordering tot het beschikken bij levenden of bij een uiterste wilsbeschikking - Procedure - Verzoekschrift ingediend door de beschermde persoon - Geen overlegging van een omstandige geneeskundige verklaring - Ontvankelijkheid
Wanneer artikel 488bis-H, § 2, zesde lid, gecombineerd met artikel 488bis-B, § 6, van het Burgerlijk Wetboek, in die zin moet worden uitgelegd dat de niet-overlegging van een omstandige geneeskundige verklaring die bij het door de beschermde persoon ingediende verzoekschrift moet worden gevoegd of, in spoedeisende gevallen, binnen acht dagen na het verzoek van de vrederechter moet worden overgelegd, de niet-ontvankelijkheid tot gevolg heeft van de vordering die ertoe strekt de beschermde persoon te machtigen over zijn goederen te beschikken onder levenden of bij een uiterste wilsbeschikking en niet kan worden gedekt door een geneeskundig deskundigenonderzoek dat door de vrederechter wordt bevolen, schendt het de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
- Artt. 10 en 11 Xxxxxxxx 0000
- Xxxx. 000xxx-X, § 6, en 488bis-H, § 2, zesde lid Burgerlijk Wetboek
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2012.0388.F AC nr. 425
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE)
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 159 - Besluiten en verordeningen - Rechterlijk wettigheidstoezicht - Vereiste vermeldingen
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 februari 2016
18 februari 2016
D.2015.0001.N AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 159 - Besluiten en verordeningen - Rechterlijk wettigheidstoezicht - Vereiste vermeldingen
Het middel dat verder niet de schending aanvoert van artikel 159 Grondwet waarin het rechterlijk wettigheidstoezicht op besluiten en verordeningen vervat ligt, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
- Art. 159 Grondwet 1994
18 februari 2016
18 februari 2016
D.2015.0001.N AC nr. ...
GRONDWETTELIJK HOF
- Prejudiciële vraag - Strafzaken - Rechtsherstel bij overschrijding van de redelijke termijn - Beklaagde die niet-toerekeningsvatbaar wordt verklaard - Geen toepassing van artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Ongelijke behandeling - Geen vergelijkbare rechtstoestanden
Wanneer voor het Hof van Cassatie de vraag rijst of artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering, gelezen in samenhang met de artikelen 6 en 13 EVRM, de artikelen 10 en 11 Grondwet schendt, in zoverre dit artikel slechts toepasselijk is op schuldbekwamen en slechts sancties voorziet voor de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken opzichtens schuldbekwamen zodat dit artikel derhalve in geen effectief rechtsmiddel voorziet met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken opzichtens verdachten die bij de berechting van hun zaak in staat van ernstige geestesstoornis verkeren, dient het Hof deze prejudiciële vraag niet te stellen aangezien de geestesgestoorde die niet toerekeningsvatbaar is en ten aanzien van dewelke met toepassing van de Wet Bescherming Maatschappij een beschermingsmaatregel wordt gelast zich niet in een vergelijkbare rechtstoestand bevindt als een beklaagde die schuldig wordt verklaard en hiervoor gestraft wordt.
- Art. 26, § 1, 3° Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989
19 april 2016
19 april 2016
P.2016.0132.N AC nr. ...
- Onbekwaamverklaring en gerechtelijk raadsman - Persoon aan wie een voorlopig bewindvoerder is toegekend - Vordering tot het beschikken bij levenden of bij een uiterste wilsbeschikking - Procedure - Verzoekschrift ingediend door de beschermde persoon - Geen overlegging van een omstandige geneeskundige verklaring - Ontvankelijkheid
Wanneer artikel 488bis-H, § 2, zesde lid, gecombineerd met artikel 488bis-B, § 6, van het Burgerlijk Wetboek, in die zin moet worden uitgelegd dat de niet-overlegging van een omstandige geneeskundige verklaring die bij het door de beschermde persoon ingediende verzoekschrift moet worden gevoegd of, in spoedeisende gevallen, binnen acht dagen na het verzoek van de vrederechter moet worden overgelegd, de niet-ontvankelijkheid tot gevolg heeft van de vordering die ertoe strekt de beschermde persoon te machtigen over zijn goederen te beschikken onder levenden of bij een uiterste wilsbeschikking en niet kan worden gedekt door een geneeskundig deskundigenonderzoek dat door de vrederechter wordt bevolen, schendt het de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
- Artt. 10 en 11 Xxxxxxxx 0000
- Xxxx. 000xxx-X, § 6, en 488bis-H, § 2, zesde lid Burgerlijk Wetboek
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2012.0388.F AC nr. 425
- Grondwettelijke toetsing - Artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof - Prejudiciële vraag
Artikel 25 van het KB nr. 79 van 10 november 1967 betreft een norm die, ingevolge artikel 26, §1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof niet onderworpen is aan de
grondwettelijk toetsing door het Grondwettelijk Hof; een prejudiciële vraag dient niet te worden gesteld (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
- Art. 26, § 1 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989
- Art. 25 KB nr. 79 van 10 nov. 1967 betreffende de Orde der Geneesheren
18 februari 2016
18 februari 2016
D.2015.0001.N AC nr. ...
- Grondwettelijke toetsing - Artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof - Prejudiciële vraag
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 februari 2016
18 februari 2016
HERHALING
D.2015.0001.N AC nr. ...
- Vaststelling van staat van wettelijke herhaling - Verzet - Verzwaring van de toestand van de beklaagde
Door de uitwerking van de wet zelf, brengt de staat van wettelijke herhaling de veroordeelde persoon in een minder gunstige toestand dan de persoon die voor het eerst een misdrijf heeft gepleegd, met het oog op de toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit en het herstel in eer en rechten; daaruit volgt dat de rechter, die uitspraak doet op het verzet van de beklaagde, jegens hem geen staat van herhaling kan vaststellen waarin de verstekbeslissing hem niet heeft veroordeeld (1).
(1) Zie Cass. 17 september 2008, AR P.08.1242.F, AC 2008, nr. 482; Cass. 30 oktober 2012, AR P.12.1194.N, AC 2012, nr. 578, met noot.
- Artt. 187, 188, 202 en 203 Wetboek van Strafvordering
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1495.F AC nr. ...
HOF VAN ASSISEN
EINDARREST
Eindarrest - Cassatieberoep tegen het arrest houdende de veroordeling - Xxxxxx dat opkomt tegen de beslissing tot schuldigverklaring en de motivering ervan - Ontvankelijkheid
Wanneer de beschuldigde geen cassatieberoep heeft ingesteld tegen het arrest houdende de motivering van het hof van assisen, houdt het middel dat opkomt tegen de beslissing tot schuldigverklaring en de motivering ervan, geen verband met de beslissing die uitspraak doet over de aan de beschuldigde op te leggen straf na de verklaring van de jury en het arrest houdende de motivering, en is het bijgevolg niet ontvankelijk.
- Artt. 337, tweede lid, en 359 Wetboek van Strafvordering
20 april 2016
20 april 2016
P.2016.0058.F AC nr. ...
HOGER BEROEP
BURGERLIJKE ZAKEN (HANDELSZAKEN EN SOCIALE ZAKEN INBEGREPEN)
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Rechtspleging in hoger beroep - Samenstelling van de zetel - Behandeling door één dan wel door drie raadsheren - Rechterlijke organisatie - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 februari 2016
18 februari 2016
C.2015.0168.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Uitbreiding van eis en nieuwe eis - Nieuwe vordering - Hoger beroep
De toepassing van artikel 807 van het Gerechtelijk Wetboek vereist, ook in hoger beroep, enkel dat de uitbreiding of wijziging van de vordering berust op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd; het is niet vereist dat de uitbreiding of wijziging van de vordering tegen de partij waartegen de oorspronkelijke vordering was gesteld, reeds bij de eerste rechter aanhangig was of reeds impliciet in de oorspronkelijke vordering begrepen was (1). (1) Cass. 29 november 2002, XX X.00.0000.X, AC 2002, nr. 645.
- Art. 1042 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 807 Gerechtelijk Wetboek
19 februari 2016
19 februari 2016
C.2015.0205.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Rechtspleging in hoger beroep - Samenstelling van de zetel - Behandeling door één dan wel door drie raadsheren - Rechterlijke organisatie - Draagwijdte
In zoverre artikel 109bis, §2, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, zoals hier van toepassing, in het kader van een procedure op eenzijdig verzoekschrift de keuze laat aan de appellant om een zaak te laten behandelen door één dan wel door drie raadsheren en zij bijgevolg de samenstelling van de zetel afhankelijk maakt van een wilsverklaring van die partij, is zij geen regel van rechterlijke organisatie die de openbare orde aanbelangt; hieruit volgt dat wanneer een zaak wordt behandeld door een raadsheer terwijl de appellant om een behandeling van de zaak door drie raadsheren had verzocht, alleen de appellant de vernietiging van het aldus gewezen arrest kan vorderen (1). (1) Zie concl. OM
- Art. 19bis, § 2, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
18 februari 2016
C.2015.0168.N
AC nr. ...
18 februari 2016
STRAFZAKEN (DOUANE EN ACCIJNZEN INBEGREPEN)
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Raadkamer - Regeling van de rechtspleging - Beschikking tot opschorting van uitspraak - Verschillende beroepstermijnen - Gelijkheid en niet-discriminatie
Artikel 4, §2, van de Probatiewet schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in zoverre het het beroep van de inverdenkinggestelde tegen de beschikking van de raadkamer waarbij de feiten bewezen worden verklaard en tot de opschorting wordt besloten, onderwerpt aan een termijn van vierentwintig uur, terwijl de procureur des Konings en de burgerlijke partij, op grond van artikel 135,
§§ 1 en 3, van het Wetboek van Strafvordering, beschikken over een termijn van vijftien dagen om de door hetzelfde rechtscollege uitgesproken beschikking van buitenvervolgingstelling aan te vechten (1). (1) GwH 18 februari 2016, nr. 27/2016.
20 april 2016
20 april 2016
P.2014.1815.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Raadkamer - Beschikking tot opschorting van uitspraak - Termijn van hoger beroep - Artikel 135, §§ 2 en 3, van het Wetboek van Strafvordering - Toepassing
De beschikking tot opschorting van de uitspraak valt niet binnen het toepassingsgebied van artikel 135, §§ 2 en 3, van het Wetboek van Strafvordering; de omstandigheid dat de inverdenkinggestelde een grond van nietigheid opwerpt tegen de beroepen beschikking, heeft geen weerslag op de
beoordeling van de in artikel 4, §2, van de Probatiewet bepaalde ontvankelijkheidsvoorwaarden van het beroep in de tijd (1). (1) Cass. 24 maart 2010, AR P.09.1749.F, AC 2010, nr. 210.
20 april 2016
20 april 2016
P.2014.1815.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Gevolgen - Collectief misdrijf - Veroordelende beslissing - Andere feiten - Eenheid van opzet - Inaanmerkingneming van de reeds uitgesproken straffen - Eerste veroordeling heeft geen kracht van gewijsde - Hoger beroep tegen die eerste veroordeling - Appelrechter - Devolutieve werking van het hoger beroep
Wanneer de feitenrechter vaststelt dat misdrijven die reeds het voorwerp waren van een definitieve beslissing en andere feiten die bij hem aanhangig zijn en die, in de veronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste misdrijven de opeenvolgende en voortgezette uiting zijn van eenzelfde misdadig opzet, houdt hij bij de straftoemeting rekening met de reeds uitgesproken straffen; wanneer de tweede veroordeling rekening heeft gehouden met de eerste, hoewel die niet in kracht van gewijsde was gegaan, is de rechter bij wie een hoger beroep tegen die eerste beslissing aanhangig is gemaakt, op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep, bevoegd om de zaak in haar geheel te behandelen; zo hij vaststelt dat het geheel van de feiten deel uitmaakt van eenzelfde misdadig opzet, moet hij de definitief uitgesproken straf in aanmerking nemen en, als daartoe grond bestaat, de regels van samenloop bepaald in artikel 65, tweede lid, Strafwetboek (1). (1) Zie Cass. 8 februari 2012, AR P.11.1918.F, AC 2012, nr. 92.
- Art. 65, tweede lid Strafwetboek
23 maart 2016
23 maart 2016
P.2016.0030.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Rechtspleging in hoger beroep - Strafvordering - Eenparigheid van stemmen - Veroordeling tot gevangenisstraf en geldboete in hoger beroep hervormd in internering - Geen strafverzwaring
19 april 2016
19 april 2016
P.2016.0132.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Rechtspleging in hoger beroep - Strafvordering - Eenparigheid van stemmen - Veroordeling tot gevangenisstraf en geldboete in hoger beroep hervormd in internering - Geen strafverzwaring - Verhoging van het bedrag van de bijzondere verbeurdverklaring
Artikel 211bis Wetboek van Strafvordering bepaalt onder meer dat eenstemmigheid vereist is voor het gerecht in hoger beroep om de tegen de beklaagde uitgesproken straffen te verzwaren; de internering van personen met een geestesstoornis is geen straf, maar een veiligheidsmaatregel die er tegelijkertijd toe strekt de maatschappij te beschermen en ervoor te zorgen dat aan de geïnterneerde persoon de zorg wordt verstrekt die zijn toestand vereist met het oog op zijn re- integratie in de maatschappij zodat het arrest dat het beroepen vonnis, dat de eiser tot een gevangenisstraf en een geldboete veroordeelt, hervormt en zijn internering gelast, geen strafverzwaring uitspreekt die eenstemmigheid vereist en er evenmin eenstemmigheid is vereist omdat het vervolgens het bedrag van de bijzondere verbeurdverklaring verhoogt (1). (1) Cass. 28 januari 2004, JLMB 2004, p. 1360.
19 april 2016
19 april 2016
P.2016.0132.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Strafvordering - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Devolutieve werking
Door het hoger beroep van het openbaar ministerie neemt de appelrechter kennis van de strafvordering in heel haar omvang; daaruit volgt dat het hogere gerecht, waar alleen het hoger beroep van het openbaar ministerie aanhangig is gemaakt, uitspraak kan doen ten gunste van de geïntimeerde (1). (1) Zie Cass. 15 april 1981, p. 951, RDPC 1991, p. 825; Cass. 18 september 1984, AR
8735, AC 1985, nr. 51.
10 februari 2016
10 februari 2016
XXXX XXX XXXXXXXX
HANDELSHUUR
P.2015.1536.F AC nr. ...
Handelshuur - Algemeen - Overeenkomst van bezetting ter bede - Kwalificatie
De rechter die oordeelt dat beide partijen, die geenszins de bedoeling hadden de wet op de handelshuurovereenkomsten te omzeilen en die geen overeenstemming over een nieuwe handelshuurovereenkomst hebben bereikt, de gemeenschappelijke wil hadden de vorige huurster de mogelijkheid te bieden het pand tijdelijk te betrekken om tijdens die periode haar voorraad goederen van de hand te doen en een nieuwe handelsvestiging te zoeken, verantwoordt naar recht zijn beslissing om de overeenkomst tussen de partijen aan te merken als een overeenkomst van bezetting ter bede en niet als een handelshuurovereenkomst (1). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2016, nr. …
- Art. 1 Wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten met het oog op de bescherming van het handelsfonds
- Artt. 1107 en 1709 Burgerlijk Wetboek
29 februari 2016
29 februari 2016
C.2014.0496.F AC nr. ...
Handelshuur - Algemeen - Overeenkomst van bezetting ter bede - Kwalificatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
29 februari 2016
29 februari 2016
HUISHUUR
C.2014.0496.F AC nr. ...
Huishuur - Einde (opzegging, verlenging, enz.) - Sociale huurwoning - Huurovereenkomst - Opzegging door verhuurder
De verhuurder van een sociale huurwoning kan de huurovereenkomst slechts opzeggen op grond van tekortkomingen door de huurder aan de bepalingen van artikel 92, §3, Vlaamse Wooncode die ernstig of blijvend zijn; een gewijzigde bewonerssamenstelling die onmiddellijk aan de verhuurder werd medegedeeld levert niet van rechtswege een ernstige tekortkoming op op grond waarvan de verhuurder de huurovereenkomst kan beëindigen.
- Art. 33, § 1 Besluit van de Vlaamse Regering 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode
- Art. 92, § 3, eerste lid, 1°, en 98, § 3, eerste lid, 2° Decreet Vlaams Parlement 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode
3 maart 2016
3 maart 2016
C.2015.0219.N AC nr. ...
PACHT
Pacht - Voorkooprecht - Pachter - Uitzonderingen - Artikel 52, 2°, Pachtwet - Artikel 52, 4°, Pachtwet - Samenhang
Uit de samenhang van de bepalingen van artikel 52, 2°, Pachtwet en artikel 52, 4°, Pachtwet volgt niet dat artikel 52, 2°, tweede lid, Pachtwet voorrang heeft op artikel 52, 4°, Pachtwet (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 52, 2°, en 52, 4° Wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen
18 februari 2016
18 februari 2016
C.2013.0574.N AC nr. ...
Pacht - Voorkooprecht - Pachter - Uitzonderingen - Artikel 52, 2°, Pachtwet - Artikel 52, 4°, Pachtwet - Samenhang
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
C.2013.0574.N
AC nr. ...
18 februari 2016
INDEPLAATSSTELLING
- Arbeidsongeval - Cumulatie van de prestaties - Niet-cumuleerbare bedragen die aan het Fonds voor arbeidsongevallen zijn gestort - Indeplaatsstelling van de arbeidsongevallenverzekeraar
De arbeidsongevallenverzekeraar wordt slechts in de rechten van de getroffene gesubrogeerd tot beloop van de cumuleerbare bedragen die aan laatstgenoemde zijn gestort, met uitsluiting van de niet-cumuleerbare bedragen die op grond van artikel 42bis van de wet van 10 april 1971 aan het Fonds voor arbeidsongevallen zijn gestort.
- Artt. 42bis, eerste, tweede, derde en vierde lid, en 47 Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2015.0083.F AC nr. ...
INKOMSTENBELASTINGEN
AANSLAGPROCEDURE
Aanslagprocedure - Allerlei - Onderzoekstermijn - Verlenging - Aanwijzingen inzake belastingontduiking - Voorafgaande kennisgeving - Vereisten
Voor de toepassing van artikel 333, derde lid, WIB92 volstaat het dat de aanwijzingen inzake belastingontduiking nauwkeurig worden vermeld in de voorafgaande kennisgeving zonder dat vereist is dat die kennisgeving nauwkeurig vermeldt welke inzichten of bedoelingen te schaden aan de belastingplichtige ten laste kunnen worden gelegd; evenmin is vereist dat het fiscaal bestuur over bekende feiten of vaststellingen beschikt die tot het bewijs van fraude aanleiding kunnen geven en dat zij dit moet meedelen in de voorafgaande kennisgeving nu het immers in strijd zou zijn met de wil van de wetgever het bestuur op voorhand te dwingen te bewijzen wat het juist op grond van een bijkomend onderzoek wil bewijzen.
De voorafgaande kennisgeving van nauwkeurig omschreven aanwijzingen van belastingontduiking volstaat bijgevolg, zonder dat het bewijs van de belastingontduiking reeds objectief moet zijn geleverd; enkel wanneer de aanwijzingen onnauwkeurig zijn omschreven of berusten op vage of ongeloofwaardige veronderstellingen, kan niet tot het bestaan van aanwijzingen van belastingontduiking worden besloten (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 333, derde lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0065.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Allerlei - Onderzoekstermijn - Verlenging - Aanwijzingen inzake belastingontduiking - Voorafgaande kennisgeving - Vereisten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0065.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Belastingaangifte - Onjuiste boeking - Mogelijkheid tot rechtzetting
Wanneer de aangifte steunt op een met het boekhoudrecht strijdige boeking en zulks leidt tot de vestiging van een wettelijke niet verschuldigde belasting, kan de belastingplichtige, zolang de termijn van bezwaar niet is verstreken, hiertegen opkomen, ook al is de onjuiste boeking het gevolg van een bewuste beslissing; slechts wanneer het boekhoudrecht aan de belastingplichtige een beoordelingsmarge laat en de belastingplichtige binnen dit wettelijk kader een beleidsbeslissing neemt, kan hij op de gemaakte keuze niet terugkomen, zodat boekingen of waarderingen die het gevolg zijn van een eerder genomen beleidsbeslissing definitief zijn, ook al blijken zij achteraf onoordeelkundig of lichtzinnig te zijn geweest.
- Artt. 339, eerste lid, en 366, eerste lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 170 Grondwet 1994
10 maart 2016
10 maart 2016
C.2014.0399.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Allerlei - Onderzoekstermijn - Verlenging - Voorafgaande kennisgeving - Aanwijzingen inzake belastingontduiking - Begrip - Indiciair tekort
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0065.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Allerlei - Onderzoekstermijn - Verlenging - Voorafgaande kennisgeving - Aanwijzingen inzake belastingontduiking - Begrip - Indiciair tekort
Een discrepantie tussen de uiterlijke tekenen van welstand of het uitgavenpatroon en de aangegeven of gekende inkomsten waarvoor de belastingplichtige geen sluitende uitleg kan geven nadat hem dat is gevraagd, geldt als een aanwijzing van belastingontduiking in de zin van artikel 333,derde lid, WIB92; aangezien de bijkomende onderzoekstermijn onder meer ertoe strekt klaarheid te scheppen over de aard van de inkomsten, is het niet vereist dat het fiscaal bestuur, alvorens het de onderzoekstermijn kan uitbreiden, eerst moet bewijzen dat aan een vastgesteld indiciair tekort inkomsten ten grondslag liggen die bewust worden verzwegen en waarvan aangifte diende te worden gedaan (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 333, derde lid, en 354, tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0065.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Algemeen - Raadpleging van een databank - Onderzoeking
De raadpleging van de databank Belfirst is geen onderzoeking in de zin van artikel 333, derde lid, WIB92.
- Art. 333, derde lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
12 februari 2016
12 februari 2016
F.2014.0216.F AC nr. ...
Aanslagprocedure - Belastingaangifte - Begane vergissing - Mogelijkheid tot rechtzetting
Zolang de bezwaartermijn niet is verstreken, heeft de belastingplichtige het recht om onjuistheden in zijn aangifte die ertoe leiden dat een wettelijk niet verschuldigde belasting gevestigd wordt, recht te zetten, ook al zijn die onjuistheden het gevolg van een bewust genomen beslissing.
- Artt. 339, eerste lid, en 366, eerste lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 170 Grondwet 1994
10 maart 2016
10 maart 2016
C.2014.0399.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Algemeen - Aanvullende aanslagtermijn van twee jaar voor belastingontduiking - Aanvang - Voorwaarde - Onderzoeksbevoegdheden - Gebruik - Verband
Noch uit artikel 354, tweede lid, WIB 92, noch uit artikel 333, derde lid, WIB92 volgt dat de aanvang van de aanvullende aanslagtermijn van twee jaar voor belastingontduiking onderworpen is aan de voorwaarde dat de administratie binnen dezelfde termijn gebruikmaakt van haar onderzoeksbevoegdheden met voorafgaande kennisgeving aan de belastingplichtige van de aanwijzingen van belastingontduiking.
- Art. 354, tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 333, derde lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
12 februari 2016
12 februari 2016
F.2014.0216.F AC nr. ...
ALGEMEEN
Algemeen - Beginselen van behoorlijk bestuur - Rechtszekerheidsbeginsel
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0209.N AC nr. ...
Algemeen - Beginselen van behoorlijk bestuur - Rechtszekerheidsbeginsel
Het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur sluit het recht op rechtszekerheid in dat inhoudt dat de burger moet kunnen vertrouwen op wat hij niet anders kan opvatten dan als een vaste gedrags- of beleidsregel van de overheid; daaruit volgt dat de verwachtingen die de overheid bij de burger cre?ert, in de regel moeten worden gehonoreerd, zonder dat de verwachtingen van de burger evenwel mogen gegrond zijn op een onwettelijke praktijk (1). (1) Zie concl. OM.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0209.N AC nr. ...
Algemeen - Beginselen van behoorlijk bestuur - Rechtszekerheidsbeginsel
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, welke bindend zijn voor de belastingadministratie, omvatten het recht op rechtszekerheid, dat inhoudt dat de burger moet kunnen vertrouwen op wat hij niet anders kan opvatten dan als een vaste gedrags- of beleidsregel van de overheid, zodat de door de overheid opgewekte gerechtvaardigde verwachtingen van de burger in de regel moeten worden gehonoreerd; het recht op rechtszekerheid van een individuele belastingplichtige is evenwel geen onbeperkt recht en moet onder omstandigheden wijken voor het legaliteitsbeginsel dat de rechtszekerheid en gelijkheid verzekert ten bate van alle belastingplichtigen: de verwachtingen van de burger mogen niet gegrond zijn op een onwettige praktijk en het recht op rechtszekerheid kan aldus niet worden ingeroepen indien dit leidt tot een beleid dat tegen de wettelijke bepalingen ingaat (1). (1) Zie Cass. 20 november 2006, AR F.05.0059.F, AC 2006 nr. 578; Cass. 30 mei 2008, AR
F.06.0083.F, AC 2008, nr. 334; Cass. 11 februari 2011, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 123.
10 maart 2016
10 maart 2016
ALLERLEI
F.2014.0105.N AC nr. ...
Allerlei - Belastingmisdrijven - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Allerlei - Belastingmisdrijven - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade
Hoewel de administratie der directe belastingen het recht heeft op grond van belastingmisdrijven een burgerlijke rechtsvordering in te stellen, kan ze dat enkel in zoverre ze het herstel vordert van schade waarvoor de wetgeving in geen eigen mogelijkheid tot herstel voorziet, met andere woorden, voor specifieke schade (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Artt. 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Allerlei - Belastingmisdrijven - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade - Oorzakelijk verband met het misdrijf
De belastingschuld ontstaat uit de belastbare handeling die men met fraude heeft willen verhullen zodat ze niet de oorzaak, in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek, kan zijn van schade gelijk aan het bedrag van de ontdoken belasting; de schade die is ontstaan uit het feit dat de Staat op basis van de belastingwetgeving, de verschuldigde en ontdoken belasting slechts kan innen bij de vennootschapsbelastingplichtige personen dan wel de personen die als daders van of medeplichtigen aan een belastingmisdrijf hoofdelijk tot betaling van de ontdoken belasting zijn gehouden, is niet het gevolg van een gemeenrechtelijk misdrijf maar heeft een buitenliggende
oorzaak, met name de belastingwetgeving (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
- Artt. 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Allerlei - Belastingmisdrijven - Belastingadministratie - Burgerlijke rechtsvordering gegrond op belastingmisdrijven - Schade - Oorzakelijk verband met het misdrijf
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
PERSONENBELASTING
P.2015.0929.F AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Bedrijfsleider - Aan gezinsleden betaalde bezoldigingen - Aftrekbaarheidsvoorwaarden
Bezoldigingen betaald aan gezinsleden zijn slechts aftrekbare beroepskosten van de bedrijfsleider wanneer ze inherent zijn aan zijn activiteiten als bedrijfsleider binnen de vennootschap en niet aan de maatschappelijke activiteit van de vennootschap; daartoe moet worden nagegaan of de activiteiten van de gezinsleden aan de bedrijfsleider dan wel aan de vennootschap ten goede komen (1). (1) Zie de conclusie van het O.M.
- Artt. 49, eerste lid, en 52, 4° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0088.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Aan gezinsleden betaalde bezoldigingen - In aanmerking komende belastingplichtingen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0088.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bezoldigingen - Schuldenaar
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
11 maart 2016
F.2014.0168.F
AC nr. ...
11 maart 2016
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bezoldigingen - Schuldenaar
Uit artikel 32, eerste lid, 1°, WIB92 volgt niet dat de schuldenaar van die bezoldigingen een
vennootschap moet zijn in de zin van artikel 2, § 2, 1°, van dat wetboek (1). (1) Zie concl. OM, Pas. 2016, nr. …
- Art. 32, eerste lid, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
11 maart 2016
11 maart 2016
F.2014.0168.F AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bezoldigingen - Onroerende leasingovereenkomst - Vrijstelling - Voorwaarde - Leasingnemer - Mogelijkheid om de zakelijke rechten van de leasinggever over te nemen - Verlies - Omstandigheid
Het begrip “bezoldigingen van werknemers” in de zin van de artikelen 30, 1° en 31, eerste lid, en tweede lid, 1° en 2°, van het WIB92, omvat niet de gelden die een werknemer zich onrechtmatig heeft toegeëigend ten nadele van zijn werkgever, ook al is dit gebeurd bij de uitoefening van de dienstbetrekking waarvoor hij was aangeworven, onverminderd de eventuele belastbaarheid van
deze gelden op een andere grondslag (1). (1) Zie concl. OM; het Hof heeft zich in het arrest evenwel niet uitgesproken over de belastbaarheid van bedoelde gelden op een andere wettelijke basis (divers inkomen, baten van een winstgevende bezigheid of winsten), zoals thans uitdrukkelijk blijkt uit het arrest (cf. de woorden: " onverminderd de eventuele belastbaarheid van deze gelden op een andere grondslag").
- Artt. 30, 1° en 31, eerste en tweede lid, 1° en 2° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
28 april 2016
28 april 2016
F.2015.0078.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Aan gezinsleden betaalde bezoldigingen - In aanmerking komende belastingplichtingen
Artikel 52, 4° WIB92 dat voorziet in de aftrekbaarheid als beroepskosten van de bezoldigingen van de gezinsleden van de belastingplichtige die met hem samenwerken, kan in beginsel worden ingeroepen door elke belastingplichtige van wie de beroepsinkomsten worden opgesomd in artikel 23, §1, WIB92 en dus ook door bedrijfsleiders in de zin van artikel 32 WIB92 (1). (1) Zie de conclusie van het O.M.
- Art. 52, 4° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0088.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bezoldigingen - Onroerende leasingovereenkomst - Vrijstelling - Voorwaarde - Leasingnemer - Mogelijkheid om de zakelijke rechten van de leasinggever over te nemen - Verlies - Omstandigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
28 april 2016
28 april 2016
F.2015.0078.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Bedrijfsleider - Aan gezinsleden betaalde bezoldigingen - Aftrekbaarheidsvoorwaarden
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0088.N AC nr. ...
VENNOOTSCHAPSBELASTING
Vennootschapsbelasting - Afzonderlijke aanslagen - Allerlei - Aanslag geheime commissielonen - Strafsanctie - Taak van de rechter
Het behoort aan de rechter te oordelen of de aanslag geheime commissielonen in zijn geheel beschouwd een strafsanctie uitmaakt in de zin van artikel 6.1 EVRM, die aan de evenredigheidstoets onderworpen is, waarbij de rechter de aanslag niet vermag op te delen in een vergoedend en in een sanctionerend gedeelte; wanneer de rechter aanvaardt dat de bijzondere aanslag in zijn geheel beschouwd een sanctie in de zin van artikel 6.1 EVRM uitmaakt, moet hij in concreto nagaan of er omstandigheden bestaan die verantwoorden dat de aanslag wordt verminderd tot onder het door de wet bepaalde tarief.
- Artt. 57, 1°, en 219, eerste en tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 maart 2016
10 maart 2016
F.2014.0034.N AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Afzonderlijke aanslagen - Allerlei - Aanslag geheime commissielonen - Finaliteit
De afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting op geheime commissielonen strekt ertoe de belastingplichtigen te dwingen hun verplichting na te komen om in de wettelijke vorm en binnen de wettelijke termijn de fiscale administratie de inlichtingen te bezorgen die het haar mogelijk maken tot de aanslag in hoofde van de verkrijgers over te gaan; uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de afzonderlijke aanslag door de wetgever van 200 procent op 300 procent werd gebracht met als doel ontradend te werken en dat deze aanslag omwille van het hoge tarief onmogelijk voor het volledige percentage als vergoedend kan worden aanzien en derhalve tevens een preventief en bestraffend doel heeft.
- Artt. 57, 1°, en 219, eerste en tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 maart 2016
10 maart 2016
F.2014.0034.N AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Allerlei - Abnormale en goedgunstige voordelen - Verbod tot verliescompensatie
Het gedeelte van het resultaat dat voortkomt uit abnormale of goedgunstige voordelen die de belastingplichtige, in welke vorm of door welk middel ook, rechtstreeks of onrechtstreeks heeft verkregen uit een onderneming ten aanzien waarvan hij zich rechtstreeks of onrechtstreeks in enige band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt, mag niet worden gecompenseerd met het verlies van het belastbare tijdperk, derwijze dat het belastbare resultaat minstens gelijk is aan het verkregen abnormaal of goedgunstig voordeel, ongeacht of het resultaat positief dan wel negatief is (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 79 en 207 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
10 maart 2016
10 maart 2016
F.2014.0082.N AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Afzonderlijke aanslagen - Allerlei - Kwijtschelding of vermindering van het percentage - Bevoegdheid van de rechter of de administratie - Artikel 6.1 E.V.R.M.
Noch artikel 219 WIB92 noch enig ander artikel kent de administratie of de rechter de bevoegdheid toe om de afzonderlijke aanslag kwijt te schelden of het percentage ervan te verminderen; het recht op toegang tot een rechter, dat gewaarborgd wordt door artikel 6.1 EVRM, heeft niet tot gevolg dat die bevoegdheid wordt toegekend aan de rechter (1). (1) Zie concl. OM, Pas. 2016, nr. …
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 219 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
12 februari 2016
12 februari 2016
F.2015.0087.F AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Afzonderlijke aanslagen - Allerlei - Kwijtschelding of vermindering van het percentage - Bevoegdheid van de rechter of de administratie - Artikel 6.1 E.V.R.M.
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
12 februari 2016
12 februari 2016
F.2015.0087.F AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Algemeen - Schulden van meer dan één jaar die gebaseerd zijn op de aanschaffingsprijs - Bijzondere waarderingsregels - Toepassing - Afwijking - Reden - Wettigheid
De beslissing die steunt op de overweging dat een afwijking op de bijzondere waarderingsregels voor de schulden van meer dan één jaar die gebaseerd zijn op de aanschaffingsprijs, noodzakelijk is omdat de toepassing ervan te dezen zou leiden tot een afwijking van de werkelijke waarde van de verworven aandelen, is niet naar recht verantwoord.
- Artt. 2.3, 2.4 en 2.5 Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978
- Artt. 24, 29, 35, 67 en 77 KB 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen
11 maart 2016
11 maart 2016
F.2014.0120.F AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Allerlei - Abnormale en goedgunstige voordelen - Verbod tot verliescompensatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
10 maart 2016
10 maart 0000
XXXXXXXXXXXXX EN BELASTINGKREDIET
F.2014.0082.N AC nr. ...
Voorheffingen en belastingkrediet - Onroerende voorheffing - Vrijstelling - Financiële leasing - Wijzinging van artikel 253, vierde lid, WIB92 - Interpretatieve wet
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0097.N AC nr. ...
Voorheffingen en belastingkrediet - Onroerende voorheffing - Vrijstelling - Bestemmming tot weldadigheidsinstelling - Soortgelijke weldadigheidsinstelling - Begrip - Sociale werkplaats
Met soortgelijke weldadigheidsinstellingen in de zin van artikel 12, §1, WIB92 worden de instellingen bedoeld die op eender welke wijze fysieke of geestelijke zorg verstrekken; een sociale werkplaats verschaft tewerkstelling in een beschermde arbeidsomgeving aan bepaalde doelgroepen en heeft bijgevolg een activiteit die verschilt van een instelling die fysieke of geestelijke zorg verstrekt in de zin van voormeld artikel (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 12, § 1 en 253, 1°, zoals van toep. in het Vl. Gewest Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
7 april 2016
7 april 2016
F.2015.0131.N AC nr. ...
Voorheffingen en belastingkrediet - Onroerende voorheffing - Vrijstelling - Bestemmming tot weldadigheidsinstelling - Soortgelijke weldadigheidsinstelling - Begrip - Sociale werkplaats
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
F.2015.0131.N
AC nr. ...
7 april 2016
Voorheffingen en belastingkrediet - Onroerende voorheffing - Vrijstelling - Financiële leasing - Wijzinging van artikel 253, vierde lid, WIB92 - Interpretatieve wet
Artikel 22 van het decreet van 19 december 2008 waarbij aan artikel 253, vierde lid, WIB92 een zin werd toegevoegd ter precisering van de leasingsovereenkomsten die krachtens deze bepaling voor vrijstelling van onroerende voorheffing in aanmerking komen, is een interpretatieve wet zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding van dat decreet (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 22 en 96 Decreet Vlaams Parlement 19 december 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009
- Artt. 253, eerste lid, en 253, vierde lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
7 april 2016
7 april 2016
F.2014.0097.N AC nr. ...
INTEREST
ALLERLEI
Allerlei - Schenkingen - Inkorting - Inkorting in waarde - Toepasselijke interestvoet
Wanneer de inkorting in waarde geschiedt, kunnen op het in te korten bedrag, dat in de plaats komt van de inkorting in natura, interesten worden toegekend; de rechter bepaalt daarbij de interestvoet in overeenstemming met de waarde van de vruchten die in geval van inkorting in natura aan de nalatenschap hadden moeten worden teruggegeven (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 928 Burgerlijk Wetboek
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0244.N AC nr. ...
Allerlei - Schenkingen - Inkorting - Inkorting in waarde - Toepasselijke interestvoet
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
17 maart 2016
17 maart 2016
MORATOIRE INTERESTEN
C.2015.0244.N AC nr. ...
Moratoire interest - Rustpensioen - Vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart - Stewardess - Regularisatiebijdragen - Pensioenaanvullingen - Compensatie
De pensioenaanvullingen die verschuldigd zijn bij herziening van de rechten op het rustpensioen van een lid van het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart zijn slechts opeisbaar na de volledige betaling van de regularisatiebijdragen bedoeld bij §§2 en 3 en van de interest bedoeld bij §4 van artikel 16ter van het koninklijk besluit van 3 november 1969, en ten vroegste op de ingangsdatum van het pensioen of op de eerste dag der maand volgend op de datum van de regularisatieaanvraag, en vervolgens per maand; de pensioenaanvullingen worden, tot beloop van de bedragen van de regularisatiebijdragen, vermeerderd met de interest die op de dag van de regularisatieaanvraag vervallen is, waarmee ze gecompenseerd worden, betaald op hun vervaldag en dragen geen verwijlinterest; zodra de regularisatiebijdragen en interest integraal betaald zijn bij compensatie met de pensioenaanvullingen, is het eventuele saldo van die aanvullingen per maand opeisbaar; bij ontstentenis van betaling moet er interest betaald worden op de maandelijkse aanvullingen vanaf die vervaldag met toepassing van artikel 20, Wet Handvest Sociaal Verzekerde (1). (1) Zie concl. OM
in Pas. 2016, nr. …
- Art. 20 Wet 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde
- Art. 67 KB 21 dec. 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
- Art. 16ter KB 3 nov. 1969
4 april 2016
4 april 2016
S.2014.0064.F AC nr. ...
Moratoire interest - Rustpensioen - Vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart - Stewardess - Regularisatiebijdragen - Pensioenaanvullingen - Compensatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
4 april 2016
4 april 2016
KOOP
S.2014.0064.F AC nr. ...
- Consumentenverkoop - Gebrek aan overeenstemming - Vermoeden - Toepassingsgebied - Verkoop van dieren - Verenigbaarheid met de aard van het verkochte goed
Het vermoeden van gebrek aan overeenstemming is in beginsel, bij een verkoop van dieren, niet onverenigbaar met de aard van het verkochte goed (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1649quater, §§ 1 en 4 Burgerlijk Wetboek
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0234.N AC nr. ...
- Consumentenverkoop - Gebrek aan overeenstemming - Vermoeden - Toepassingsgebied - Verkoop van dieren - Verenigbaarheid met de aard van het verkochte goed
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
17 maart 2016
17 maart 2016
KORT GEDING
C.2015.0234.N AC nr. ...
- Vreemdelingen - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
- Vreemdelingen - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Schorsing van de beslissingen tot weigering van visa - Veroordeling tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een vastgestelde termijn - Geen beslissingen - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Recht op visa - Eerbiediging van de fysieke integriteit - Verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen - Bevoegdheid
De rechter in kort geding en het hof van beroep verantwoorden niet naar recht hun beslissing dat zij zonder rechtsmacht zijn om uitspraak te doen over de vordering tot veroordeling van de Staat tot het uitreiken van visa, die gegrond is op het burgerlijk recht op eerbiediging van de fysieke integriteit en op het verbod van onmenselijke of vernederende behandelingen, zonder te onderzoeken of de fysieke integriteit van de eisers werd bedreigd omdat de Staat had verzuimd het arrest van de raad
voor vreemdelingenbetwistingen ten uitvoer te leggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. … .
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, 39/84, Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
- Vreemdelingen - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Schorsing van de beslissingen tot weigering van visa - Veroordeling tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een vastgestelde termijn - Geen beslissingen - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Recht op visa - Eerbiediging van de fysieke integriteit - Verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen - Bevoegdheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
- Vreemdelingen - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
De artikelen 39/1, §1, tweede lid, 39/2, §2, 39/82, §1, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid, Vreemdelingenwet, krachtens welke de raad voor vreemdelingenbetwistingen bevoegd is om, in het kader van een administratief kort geding en onder de in artikel 39/82, §2, eerste lid, bepaalde voorwaarden, de schorsing te bevelen van de tenuitvoerlegging van de individuele beslissingen die hij kan vernietigen en, bij voorraad, alle nodige maatregelen te bevelen om de belangen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak veilig te stellen, wijken niet af van de rechtsmacht van de hoven en rechtbanken betreffende de geschillen over burgerlijke rechten (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. … .
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, 39/84, Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
LASTGEVING
- Ontkentenis van proceshandelingen - Vordering tot ontkentenis ingesteld tegen de lasthebber - Recht van verdediging - Gevolg - Partij in het proces
De toepassing van de artikelen 848 en 849 Gerechtelijk Wetboek en de eerbiediging van het recht van verdediging houden in dat de lasthebber tegen wie de vordering tot ontkentenis van proceshandelingen is ingesteld, partij moet zijn in het proces (1). (1) B. PETIT, Incidents de procédure. Récusation et dessaisissement. – Désaveu. – Interruption et reprise d'instance. –
Désistements, Xxxxxxx, 0000, nr. 103-104; "Le point sur le désaveu", J.T. 2014, p. 365; X. XXXXXXX, "Le désaveu", Droit judiciaire. – Commentaire pratique, Kluwer, 2007, p. 22.
- Artt. 848 en 849 Gerechtelijk Wetboek
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1662.F AC nr. ...
LEVENSONDERHOUD
- Echtscheiding en scheiding van tafel en bed - Echtscheidingsprocedure - Voorlopige maatregelen - Echtgenoot - Onderhoudsuitkering - Vaststelling - Behoefte
25 april 2016
25 april 2016
LOON
ALGEMEEN
C.2015.0413.N AC nr. ...
Algemeen - Arbeidsovereenkomst - Door de werknemer niet aangegeven loon - Algemene rechtsbeginselen - "Fraus omnia corrumpit" - Uitwerking
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
S.2015.0020.F AC nr. ...
Algemeen - Aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid - Uitsluiting
Artikel 2, derde lid, 1°, c), van de wet van 12 april 1965, waarnaar artikel 14, §§1 en 2, RSZ-wet, verwijst, sluit zonder beperking van het begrip loon de vergoedingen uit die rechtstreeks of onrechtstreeks door de werkgever zijn betaald en die moeten worden beschouwd als een aanvulling op de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid; het sluit dus de vergoeding uit die rechtstreeks of onrechtreeks door de werkgever betaald wordt als aanvulling op een voordeel dat toegekend wordt door een van de takken van de sociale zekerheid, ook als die vergoeding voorbehouden is aan bepaalde werknemers met schending van artikel 45, van de wet van 27 juni 1969 of met schending van de regels die discriminatie verbieden (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
- Art. 2, eerste lid, 1° en 3°, en derde lid, 1°, c Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
- Art. 14, §§ 1 en 2 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
15 februari 2016
15 februari 2016
S.2014.0071.F AC nr. ...
Algemeen - Aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid - Uitsluiting
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
S.2014.0071.F AC nr. ...
Algemeen - Arbeidsovereenkomst - Door de werknemer niet aangegeven loon - Algemene rechtsbeginselen - "Fraus omnia corrumpit" - Uitwerking
Het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit verbiedt niet dat degene die een bedrag ontvangen heeft dat aan de fiscale en sociale overheid niet als loon werd aangegeven, tegen diegene die hem dat bedrag betaald heeft aanvoert dat het een loon betreft voor geleverd werk in uitvoering van een arbeidsovereenkomst (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
15 februari 2016
S.2015.0020.F AC nr. ...
MAATSCHAPPELIJK WELZIJN (OPENBARE CENTRA VOOR)
- Vreemdeling - Illegaal verblijf - Dringende medische hulp - Bestaansreden - Voorwaarde - Volstrekte onmogelijkheid om gevolg te geven aan een bevel om het grondgebied te verlaten
De wetgever die gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de voorwaarden te bepalen voor de uitoefening van het recht op maatschappelijke dienstverlening heeft in overeenstemming met het beleid betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, volgens artikel 57, §2, eerste lid, 1°, van de wet van 8 juli 1976, de daarin bedoelde vreemdelingen willen ontmoedigen hun verblijf in België te verlengen; daaruit volgt dat die beperking niet van toepassing is op de vreemdeling die, om medische redenen, onmogelijk gevolg kan geven aan een bevel om het grondgebied te verlaten, omdat hij niet daadwerkelijk toegang heeft tot de gepaste medische verzorging in zijn land van herkomst of in een andere Staat die hem moet opnemen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
- Art. 57, § 2, eerste lid, 1° Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
15 februari 2016
15 februari 2016
S.2015.0041.F AC nr. ...
- Leefloon - Inkomstenaangifte - Verzuim - Beslissing tot herziening - Terugwerkende kracht - Terugvordering - Onverschuldigd betaalde
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
18 april 2016
18 april 2016
S.2015.0097.F AC nr. ...
- Vreemdeling - Illegaal verblijf - Dringende medische hulp - Volstrekte onmogelijkheid om gevolg te geven aan een bevel om het grondgebied te verlaten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
S.2015.0041.F AC nr. ...
- Vreemdeling - Illegaal verblijf - Dringende medische hulp - Bestaansreden - Voorwaarde - Volstrekte onmogelijkheid om gevolg te geven aan een bevel om het grondgebied te verlaten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
S.2015.0041.F AC nr. ...
- Leefloon - Inkomstenaangifte - Verzuim - Beslissing tot herziening - Terugwerkende kracht - Terugvordering - Onverschuldigd betaalde
Wanneer de begunstigde van een leefloon nalaat inkomsten aan te geven, onderzoekt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de aanvraag opnieuw overeenkomstig artikel 22, §§1 en 2, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en neemt het een beslissing tot herziening van het recht op het leefloon vanaf het tijdstip waarop de sociaal verzekerde de inkomsten ontvangen heeft, waarbij het bepaalt of en in welke mate het oorspronkelijk toegekend leefloon verschuldigd blijft; de terugvordering van het leefloon, bedoeld bij artikel 24, §1 van dezelfde wet, geldt enkel voor de onverschuldigd betaalde bedragen (1). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2016, nr. …
- Artt. 22, §§1 en 2, en 24, §1 Wet 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie
S.2015.0097.F
AC nr. ...
18 april 2016
- Vreemdeling - Illegaal verblijf - Dringende medische hulp - Volstrekte onmogelijkheid om gevolg te geven aan een bevel om het grondgebied te verlaten
De appelrechters hebben geoordeeld dat het begrip 'onmogelijkheid van toegang tot de nodige medische gezondheidszorgen', om als volstrekt te kunnen worden aanzien, impliceert dat die zorgen volledig onbestaand zijn, zowel qua structuren als qua toegang tot medicatie maar dat dit begrip geenszins betrekking heeft op de mogelijke hoge kostprijs van die zorgen, bij ontstentenis van een sociaal zekerheidsstelsel dat met het onze vergelijkbaar is of wegens te lage inkomsten, en hebben met die overwegingen beslist dat de vreemdeling niet aantoont dat hij in Polen niet dezelfde behandelingen die zijn toestand nopen kan krijgen als in België en men in die omstandigheden niet kan besluiten tot het bestaan van een volstrekte onmogelijkheid om medische reden die de uitvoering belet van het bevel om het grondgebied te verlaten en van zijn terugkeer, en schenden bijgevolg artikel 57, §2, van de wet van 8 juli 1976 (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
- Art. 57, § 2, eerste lid, 1° Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
15 februari 2016
15 februari 2016
S.2015.0041.F AC nr. ...
MACHTEN
RECHTERLIJKE MACHT
Rechterlijke macht - Vreemdelingen - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
Rechterlijke macht - Vreemdelingen - Bevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
De artikelen 39/1, §1, tweede lid, 39/2, §2, 39/82, §1, eerste lid, 39/84, eerste lid, en 63, tweede lid, Vreemdelingenwet, krachtens welke de raad voor vreemdelingenbetwistingen bevoegd is om, in het kader van een administratief kort geding en onder de in artikel 39/82, §2, eerste lid, bepaalde voorwaarden, de schorsing te bevelen van de tenuitvoerlegging van de individuele beslissingen die hij kan vernietigen en, bij voorraad, alle nodige maatregelen te bevelen om de belangen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak veilig te stellen, wijken niet af van de rechtsmacht van de hoven en rechtbanken betreffende de geschillen over burgerlijke rechten (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. … .
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, 39/84, Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
Rechterlijke macht - Vreemdelingen - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Schorsing van de beslissingen tot weigering van visa - Veroordeling tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een vastgestelde termijn - Geen beslissingen - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Recht op visa - Eerbiediging van de fysieke integriteit - Verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen - Bevoegdheid
voor vreemdelingenbetwistingen ten uitvoer te leggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. … .
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, 39/84, Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
Rechterlijke macht - Vreemdelingen - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Schorsing van de beslissingen tot weigering van visa - Veroordeling tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een vastgestelde termijn - Geen beslissingen - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Recht op visa - Eerbiediging van de fysieke integriteit - Verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen - Bevoegdheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 april 2016
15 april 2016
MISDRIJF
C.2013.0343.F AC nr. ...
ALGEMEEN. BEGRIP. MATERIEEL EN MOREEL BESTANDDEEL. EENHEID VAN OPZET
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2013.0098.N AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben; verscheidene daden van gebruik kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie ook de beide arresten XX X.00.0000.X en C.15.0102.N, eveneens van zelfde datum 25 februari 2016, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXXX.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0003.N AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Ontvoering van een kind - Niet-afgifte van een kind door de vader of de moeder - Xxxxxx bestanddeel
Artikel 432, § 3, Strafwetboek straft met name de ouder die, vrij van enige dwang en in het besef van zijn verplichting om een kind af te geven aan degene die het recht heeft het op te eisen, die verplichting niet nakomt, ongeacht de voorwaarden daarvan; om schuldig te worden verklaard aan dat misdrijf, volstaat het dat die ouder over geen enkele rechtvaardigingsgrond beschikt (1). (1) Zie Cass. 9 oktober 2002, AR P.02.0510.F, AC 2002, nr. 518.
- Art. 432, § 3 Strafwetboek
23 maart 2016
23 maart 2016
P.2016.0016.F AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben en kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie concl. OM.; Het OM besloot tot verwerping van het cassatieberoep en was van mening was dat ook het vierde cassatiemiddel niet aangenomen kon worden. Het OM was van mening dat de vraag of het hier gaat om een voortgezet misdrijf in de zin van artikel 65 Strafwetboek geenszins enig belang vertoonde.
Het stelde dat voor de aflevering van een geldig stakingsbevel immers geenszins vereist is dat
verscheidene misdrijven zouden zijn gepleegd die verbonden zijn door éénzelfde misdadig opzet. De vaststelling van de appelrechters dat de dagelijkse actieve daden een inbreuk (“strafbaar strijdig
gebruik”) op de gewestplanbestemming vormen, volstond volgens het OM aldus ter verantwoording van het preventief karakter van het stakingsbevel. Het OM concludeerde dan ook dat de vraag of het weerhouden strafbaar strijdig gebruik door de actieve daden al dan niet als één misdrijf kan worden beschouwd wegens eenheid van opzet (het “voortgezet misdrijf”), niet dienend was, zodat de appelrechters niet dienden na te gaan of ter zake die eenheid van opzet al dan niet voorhanden was. Het Hof oordeelde echter dat de appelrechters die vaststellen dat het misdrijf van strijdig gebruik een op zich staand misdrijf is te onderscheiden van het misdrijf van instandhouding van de primaire gebruikswijziging en verder dat de uitbaters van het massagesalon elke dag actieve daden van koophandel stellen strijdig met de gewestplanbestemming, zonder na te gaan of deze daden ruimtelijke implicaties hebben, noch eenheid van opzet vaststellen of aannemen zodat deze daden een enkel voortgezet misdrijf opleveren, hun beslissing niet naar recht verantwoorden. Het Hof achtte aldus dit vierde cassatiemiddel gegrond en vernietigde het bestreden arrest.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2013.0098.N AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben; verscheidene daden van gebruik kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie concl. OM.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Eenheid van opzet - Collectief misdrijf - Definitieve veroordelende beslissing - Andere feiten - Eenzelfde misdadig opzet - Gevolg - Inaanmerkingneming van de reeds uitgesproken straffen - Straffen
Wanneer de feitenrechter, naar luid van artikel 65, tweede lid, Strafwetboek, vaststelt dat misdrijven die reeds het voorwerp waren van een definitieve beslissing en andere feiten die bij hem aanhangig zijn en die, in de veronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste misdrijven de opeenvolgende en voortgezette uiting zijn van eenzelfde misdadig opzet, houdt hij bij de straftoemeting rekening met de reeds uitgesproken straffen; indien deze hem voor de juiste bestraffing van al de misdrijven voldoende lijken, doet hij uitspraak over de schuldvraag en verwijst hij in zijn beslissing naar de reeds uitgesproken straffen; die bepaling maakt geen onderscheid tussen de straffen die achtereenvolgens door twee verschillende rechters worden uitgesproken naargelang ze al dan niet bijkomend zijn.
- Art. 65, tweede lid Strafwetboek
23 maart 2016
23 maart 2016
P.2016.0030.F AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Begrip - Belaging - Bestanddelen - Beoordeling door de feitenrechter - Toetsing door het Hof
Het staat aan de rechter die uitspraak doet over de vervolging wegens belaging om in feite te oordelen of de verstoring van de rust van het slachtoffer, de ernst van die verstoring, het oorzakelijk verband tussen het gedrag van de dader en die verstoring, alsook het besef dat de dader moest hebben van de gevolgen van zijn gedrag, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden; het staat aan het Hof om na te gaan of de rechter uit de door hem vastgestelde feiten heeft kunnen afleiden dat de herhaling van het aan de dader ten laste gelegde gedrag al dan niet de oorzaak was van de verstoring van de rust waarover het slachtoffer zich beklaagt (1). (1) Zie Cass. 25 april 2012, AR P.11.1339.F, AC 2012, nr. 253.
- Art. 442bis, eerste lid Strafwetboek
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1536.F AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Begrip - Belaging - Bestanddelen - Materieel bestanddeel - Objectief storend gedrag - Beoordelingscriterium
Artikel 442bis, eerste lid, Strafwetboek, bestraft hij die, door niet-aflatende of steeds terugkerende gedragingen, iemands persoonlijke levenssfeer ernstig aantast door hem op irritante wijze lastig te vallen, daar waar hij dat gevolg van zijn gedrag kende of moest kennen; daartoe is vereist dat de aan de klager berokkende overlast objectief als zwaar storend kan worden ervaren, wegens totaal onverantwoord; de rechter mag bijgevolg zijn beoordeling niet louter gronden op de gevolgen van het gedrag van de dader, zoals die subjectief door het slachtoffer worden ervaren, maar moet de ernst van de verstoring van de rust afwegen tegen de gevolgen die, in de algemene opinie, dergelijk onverantwoord, irritant en herhaald gedrag op de bevolking of het betrokken sociaal milieu kan hebben (1). (1) Zie Cass. 8 september 2010, AR P.10.0523.F, AC 2010, nr. 503; Cass. 20 februari 2013,
AR P.12.1629.F, AC 2013, nr. 119.
- Art. 442bis, eerste lid Strafwetboek
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1536.F AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Eenheid van opzet - Samenloop - Gescheiden berechting - Vervolging in België - Feiten waarvoor de beklaagde reeds in het buitenland werd veroordeeld - Eenheid van opzet - Toepassing
Met toepassing van artikel 65, tweede lid, Strafwetboek kan enkel een beslissing van een Belgische strafrechter in aanmerking worden genomen om uit te maken of er eenheid van misdadig opzet bestaat tussen de feiten waarvoor vervolging is ingesteld en de eerdere misdrijven die reeds het voorwerp waren van een in kracht van gewijsde gegane beslissing (1). (1) Cass. 17 september 2002, AR P.02.0469.N, AC 2002, nr. 455.
- Art. 65, tweede lid Strafwetboek
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.1449.F AC nr. ...
ALLERLEI
Allerlei - Stedenbouw - Ruimtelijke ordening. Plan van aanleg - Plan van aanleg - Gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Begrip - Instandhouding
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
Allerlei - Stedenbouw - Ruimtelijke ordening. Plan van aanleg - Plan van aanleg - Gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Begrip - Instandhouding
Het niet vergund gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften, in zoverre dit gebruik op zich een ruimtelijke implicatie heeft, kan niet worden gekwalificeerd als het “instandhouden” van de inbreuk op de bestemmingsvoorschriften (1). (1) Zie concl. OM.
25 februari 2016
25 februari 2016
RECHTVAARDIGING EN VERSCHONING
C.2015.0102.N AC nr. ...
Rechtvaardiging en verschoning - Verschoning - Verantwoordelijke rechtspersoon wegens het optreden van geïdentificeerde natuurlijke persoon - Strafuitsluitingsgrond - Toepassingsvoorwaarde - Fout wetens en willens gepleegd
Uit artikel 5, tweede lid, Strafwetboek volgt dat indien de natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft gepleegd zoals bedoeld bij die bepaling, de daarin bepaalde strafuitsluitende verschoningsgrond niet van toepassing is, zodat de problematiek van de zwaarste fout niet aan de orde is (1). (1) Cass. 8 april 2014, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 276.
2 februari 2016
2 februari 2016
SOORTEN
P.2014.0992.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Voortdurend misdrijf - Begrip - Stedenbouw - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Het niet vergund gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften is geen voortdurend misdrijf, dit is een misdrijf dat bestaat in een ononderbroken en door de dader bestendigde wederrechtelijke toestand (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 6.1.1, eerste lid, 6° Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Voortdurend misdrijf - Begrip -
Stedenbouw - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2013.0098.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Aflopend misdrijf - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben; verscheidene daden van gebruik kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie ook de beide arresten XX X.00.0000.X en C.15.0102.N, eveneens van zelfde datum 25 februari 2016, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXXX.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0003.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Aflopend misdrijf - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben; verscheidene daden van gebruik kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie concl. OM.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Aflopend misdrijf - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Aflopend misdrijf - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2013.0098.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Voortdurend misdrijf - Begrip - Stedenbouw - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Voortdurend misdrijf - Begrip - Stedenbouw - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Het niet vergund gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften is geen voortdurend misdrijf, dit is een misdrijf dat bestaat in een ononderbroken en door de dader bestendigde wederrechtelijke toestand (1). (1) Zie ook de beide arresten XX X.00.0000.X en C.15.0102.N, eveneens van zelfde datum 25 februari 2016, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXXX.
- Art. 6.1.1, eerste lid, 6° Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0003.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Voortdurend misdrijf - Begrip - Stedenbouw - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften
Het niet vergund gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften is geen voortdurend misdrijf, dit is een misdrijf dat bestaat in een ononderbroken en door de dader bestendigde wederrechtelijke toestand (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 6.1.1, eerste lid, 6° Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2013.0098.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Aflopend misdrijf - Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet - Beoordeling - Feitenrechter
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben en kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie concl. OM.; Het OM besloot tot verwerping van het cassatieberoep en was van mening was dat ook het vierde cassatiemiddel niet aangenomen kon worden. Het OM was van mening dat de vraag of het hier gaat om een voortgezet misdrijf in de zin van artikel 65 Strafwetboek geenszins enig belang vertoonde.
Het stelde dat voor de aflevering van een geldig stakingsbevel immers geenszins vereist is dat
verscheidene misdrijven zouden zijn gepleegd die verbonden zijn door éénzelfde misdadig opzet. De vaststelling van de appelrechters dat de dagelijkse actieve daden een inbreuk (“strafbaar strijdig
gebruik”) op de gewestplanbestemming vormen, volstond volgens het OM aldus ter verantwoording van het preventief karakter van het stakingsbevel. Het OM concludeerde dan ook dat de vraag of het weerhouden strafbaar strijdig gebruik door de actieve daden al dan niet als één misdrijf kan worden beschouwd wegens eenheid van opzet (het “voortgezet misdrijf”), niet dienend was, zodat de appelrechters niet dienden na te gaan of ter zake die eenheid van opzet al dan niet voorhanden was. Het Hof oordeelde echter dat de appelrechters die vaststellen dat het misdrijf van strijdig gebruik een op zich staand misdrijf is te onderscheiden van het misdrijf van instandhouding van de primaire gebruikswijziging en verder dat de uitbaters van het massagesalon elke dag actieve daden van koophandel stellen strijdig met de gewestplanbestemming, zonder na te gaan of deze daden ruimtelijke implicaties hebben, noch eenheid van opzet vaststellen of aannemen zodat deze daden een enkel voortgezet misdrijf opleveren, hun beslissing niet naar recht verantwoorden. Het Hof achtte aldus dit vierde cassatiemiddel gegrond en vernietigde het bestreden arrest
25 februari 2016
25 februari 2016
TOEREKENBAARHEID
C.2013.0098.N AC nr. ...
Toerekenbaarheid - Rechtspersonen - Verantwoordelijke rechtspersoon wegens het optreden van de geïdentificeerde natuurlijke persoon - Strafuitsluitingsgrond - Toepassingsvoorwaarde - Fout
wetens en willens gepleegd
Uit artikel 5, tweede lid, Strafwetboek volgt dat indien de natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft gepleegd zoals bedoeld bij die bepaling, de daarin bepaalde strafuitsluitende verschoningsgrond niet van toepassing is, zodat de problematiek van de zwaarste fout niet aan de orde is (1). (1) Cass. 8 april 2014, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 276.
2 februari 2016
2 februari 2016
P.2014.0992.N AC nr. ...
Toerekenbaarheid - Natuurlijke personen - Veroordeling met verantwoordelijke rechtspersoon - Strafuitsluitingsgrond - Toepassingsvoorwaarde - Fout wetens en willens gepleegd
Uit artikel 5, tweede lid, Strafwetboek volgt dat indien de natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft gepleegd zoals bedoeld bij die bepaling, de daarin bepaalde strafuitsluitende verschoningsgrond niet van toepassing is, zodat de problematiek van de zwaarste fout niet aan de orde is (1). (1) Cass. 8 april 2014, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 276.
2 februari 2016
2 februari 2016
P.2014.0992.N AC nr. ...
Toerekenbaarheid - Rechtspersonen - Verantwoordelijke rechtspersoon wegens het optreden van de geïdentificeerde natuurlijke persoon - Wetens en willens handelen
Artikel 5, tweede lid, tweede zin, Strafwetboek is van toepassing zowel op opzettelijke als op onachtzaamheidsmisdrijven; wetens en willens handelen betekent dat de dader bewust en zonder dwang handelt en vereist niet dat de dader te kwader trouw of bedrieglijk handelt (1). (1) Zie Cass. 4 februari 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 91.
2 februari 2016
2 februari 2016
P.2014.0992.N AC nr. ...
Toerekenbaarheid - Natuurlijke personen - Veroordeling met verantwoordelijke rechtspersoon - Wetens en willens handelen
Artikel 5, tweede lid, tweede zin, Strafwetboek is van toepassing zowel op opzettelijke als op onachtzaamheidsmisdrijven; wetens en willens handelen betekent dat de dader bewust en zonder dwang handelt en vereist niet dat de dader te kwader trouw of bedrieglijk handelt (1). (1) Zie Cass. 4 februari 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 91.
2 februari 2016
2 februari 2016
P.2014.0992.N AC nr. ...
Toerekenbaarheid - Rechtspersonen - Verantwoordelijke rechtspersoon wegens het optreden van de geïdentificeerde natuurlijke persoon - Wetens en willens handelen - Opzettelijke en onachtzaamheidsmisdrijven - Toepasselijkheid
Artikel 5, tweede lid, tweede zin, Strafwetboek is van toepassing zowel op opzettelijke als op onachtzaamheidsmisdrijven; wetens en willens handelen betekent dat de dader bewust en zonder dwang handelt en vereist niet dat de dader te kwader trouw of bedrieglijk handelt (1). (1) Zie Cass. 4 februari 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 91.
2 februari 2016
2 februari 2016
P.2014.0992.N AC nr. ...
Toerekenbaarheid - Natuurlijke personen - Veroordeling met verantwoordelijke rechtspersoon - Wetens en willens handelen - Opzettelijke en onachtzaamheidsmisdrijven - Toepasselijkheid
Artikel 5, tweede lid, tweede zin, Strafwetboek is van toepassing zowel op opzettelijke als op onachtzaamheidsmisdrijven; wetens en willens handelen betekent dat de dader bewust en zonder dwang handelt en vereist niet dat de dader te kwader trouw of bedrieglijk handelt (1). (1) Zie Cass. 4 februari 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 91.
2 februari 2016
P.2014.0992.N AC nr. ...
MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN (BEHOUD VAN)
- Monumenten - Beschermingsbesluit - Verordenende kracht - Draagwijdte - Bouw- of verkavelingsvergunning
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2013.0399.N AC nr. ...
- Monumenten - Beschermingsbesluit - Verordenende kracht - Draagwijdte - Bouw- of verkavelingsvergunning
Artikel 9 Monumentendecreet verzet zich tegen het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsvergunningen die de facto leiden tot de opheffing van de bescherming als monument of als stads- of dorpsgezicht; hieruit kan niet worden afgeleid dat het steeds tot het wezen van het beschermingsbesluit behoort de bestaande toestand te behouden en dat een bouw- of verkavelingsvergunning op de gronden die zijn opgenomen in het beschermingsbesluit, altijd vereist dat het beschermingsbesluit voorafgaandelijk wordt opgeheven (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 9 Decr. 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2013.0399.N AC nr. ...
NATIONALITEIT
- Nationaliteitsverklaring - Wettelijk verblijf - Voorwaarden
Opdat aan een in België geboren kind de Belgische nationaliteit kan worden toegekend in toepassing van artikel 00xxx, §0, XXX, xxxx de opheffing ervan bij wet van 4 december 2012, dienen het kind en minstens één van zijn ouders of adoptanten op het ogenblik van het afleggen van de
nationaliteitsverklaring “in wettelijk verblijf” te zijn, dit is toegelaten of gemachtigd om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven of gemachtigd zich er te vestigen, overeenkomstig de bepalingen van de Vreemdelingenwet; daaruit volgt niet dat het kind en zijn ouders gedurende de volledige vereiste periode van het hoofdverblijf in België, gerechtigd moesten zijn om in het Rijk te verblijven (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 7bis, §§ 1 en 2, en 11bis, § 1 Wetboek van de Belgische nationaliteit
21 april 2016
21 april 2016
C.2014.0407.N AC nr. ...
- Nationaliteitsverklaring - Wettelijk verblijf - Voorwaarden
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
21 april 2016
21 april 2016
NIEUWE VORDERING
C.2014.0407.N AC nr. ...
- Burgerlijke zaken - Nieuwe vordering - Hoger beroep
- Art. 1042 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 807 Gerechtelijk Wetboek
19 februari 2016
19 februari 2016
C.2015.0205.F AC nr. ...
ONAANTASTBARE BEOORDELING DOOR DE FEITENRECHTER
- Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben; verscheidene daden van gebruik kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie ook de beide arresten XX X.00.0000.X en C.15.0102.N, eveneens van zelfde datum 25 februari 2016, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXXX.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0003.N AC nr. ...
- Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2013.0098.N AC nr. ...
- Rechtbank - Strafvordering - Aanhangigmaking - Draagwijdte - Aanpassing van de datum van de feiten
De rechtsmacht van de rechter wat het feit van de telastlegging betreft, wordt bepaald door de inleidende akte en hij vermag zich niet zelf te vatten van een strafbare gedraging die de akte die de zaak bij hem aanhangig maakte, niet heeft bedoeld; de rechter beoordeelt in feite, mitsdien onaantastbaar, de draagwijdte van de akte waarmee de zaak wordt aanhangig gemaakt, hij bepaalt onaantastbaar welke feiten in de inleidende akte zijn bedoeld en preciseert de telastlegging bij onduidelijkheid ervan; het staat bijgevolg aan de rechter de datum van het misdrijf eventueel te verbeteren, rekening houdende met het onderzoek op de rechtszitting aangezien de beoordeling door het onderzoeksgerecht van de dag waarop het misdrijf eindigt en dus de verjaring van de strafvordering begint te lopen slechts voorlopig is (1). (1) Cass. 11 oktober 2011, AR P.11.0389.N, AC 2011, nr. 538; Cass. 17 april 2007, AR P.07.0063.N, AC 2007, nr. 188; Cass. 20 februari 2007, AR
P.06.1377.N, AC 2007, nr. 104.
19 april 2016
19 april 2016
P.2014.1555.N AC nr. ...
- Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben en kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie concl. OM.; Het OM besloot tot verwerping van het cassatieberoep en was van mening was dat ook het vierde cassatiemiddel niet aangenomen kon worden. Het OM was van mening dat de vraag of het hier gaat om een voortgezet misdrijf in de zin van artikel 65 Strafwetboek geenszins enig belang vertoonde.
Het stelde dat voor de aflevering van een geldig stakingsbevel immers geenszins vereist is dat
verscheidene misdrijven zouden zijn gepleegd die verbonden zijn door éénzelfde misdadig opzet. De vaststelling van de appelrechters dat de dagelijkse actieve daden een inbreuk (“strafbaar strijdig
gebruik”) op de gewestplanbestemming vormen, volstond volgens het OM aldus ter verantwoording van het preventief karakter van het stakingsbevel. Het OM concludeerde dan ook dat de vraag of het weerhouden strafbaar strijdig gebruik door de actieve daden al dan niet als één misdrijf kan worden beschouwd wegens eenheid van opzet (het “voortgezet misdrijf”), niet dienend was, zodat de appelrechters niet dienden na te gaan of ter zake die eenheid van opzet al dan niet voorhanden was. Het Hof oordeelde echter dat de appelrechters die vaststellen dat het misdrijf van strijdig gebruik een op zich staand misdrijf is te onderscheiden van het misdrijf van instandhouding van de primaire gebruikswijziging en verder dat de uitbaters van het massagesalon elke dag actieve daden van koophandel stellen strijdig met de gewestplanbestemming, zonder na te gaan of deze daden ruimtelijke implicaties hebben, noch eenheid van opzet vaststellen of aannemen zodat deze daden een enkel voortgezet misdrijf opleveren, hun beslissing niet naar recht verantwoorden. Het Hof achtte aldus dit vierde cassatiemiddel gegrond en vernietigde het bestreden arrest.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2013.0098.N AC nr. ...
- Voertuig besturen op een openbare plaats in staat van alcoholintoxicatie en dronkenschap - Vaststelling - Voorwaarden van de vaststelling
De misdrijven bepaald in de artikelen 34 en 35 Wegverkeerswet vereisen niet dat de vaststelling van de staat van alcoholintoxicatie en dronkenschap gedaan wordt op de openbare weg en op het ogenblik dat de bestuurder zijn voertuig bestuurt; die vaststelling kan ook gebeuren op een niet- openbare plaats waar de beklaagde is aangetroffen en op een ogenblik dat het voertuig niet meer wordt bestuurd en de rechter kan op grond van die vaststelling en andere feitelijke gegevens, vermoedens inbegrepen, die hij onaantastbaar vaststelt, oordelen dat die beklaagde een voertuig in staat van alcoholische intoxicatie of dronkenschap op een openbare weg heeft bestuurd (1). (1) Cass. 20 september 2011, XX X.00.0000.X, AC 2011, nr. 481.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1382.N AC nr. ...
- Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet
Daden van gebruik in strijd met de bestemmingsvoorschriften vormen elk op zich een aflopend misdrijf voor zover zij ruimtelijke implicaties hebben; verscheidene daden van gebruik kunnen wegens eenheid van opzet een enkel voortgezet misdrijf opleveren; de rechter beoordeelt dit in feite (1). (1) Zie concl. OM.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
- Artikel 6.1 EVRM - Overschrijding van de redelijke termijn - Artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering
gepubliceerd; X. XXXXX, ‘ Het nieuwe artikel 21ter van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering: de rechtsgevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn’, X.Xxxxxx. 2001, ( 3-7), nr. 8 p. 7.
19 april 2016
19 april 2016
P.2014.1555.N AC nr. ...
- Stedenbouw - Gebruiksdaden - Niet-vergund gebruik - Strijdig met bestemmingsvoorschriften - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
25 februari 2016
25 februari 2016
C.2015.0102.N AC nr. ...
ONBEKWAAMVERKLARING EN GERECHTELIJK RAADSMAN
- Persoon aan wie een voorlopig bewindvoerder is toegekend - Vordering tot het beschikken bij levenden of bij een uiterste wilsbeschikking - Procedure - Verzoekschrift ingediend door de voorlopig bewindvoerder - Ontvankelijkheid
Het verzoekschrift dat ertoe strekt de beschermde persoon te machtigen over zijn goederen te beschikken onder levenden of bij een uiterste wilsbeschikking dat niet door de beschermde persoon of door zijn advocaat is ingediend maar door de persoon die als voorlopig bewindvoerder van die persoon optreedt, is niet ontvankelijk.
- Art. 488bis-H, § 2, eerste lid Burgerlijk Wetboek
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2012.0388.F AC nr. 425
- Persoon aan wie een voorlopig bewindvoerder is toegekend - Vordering tot het beschikken bij levenden of bij een uiterste wilsbeschikking - Procedure - Verzoekschrift ingediend door de beschermde persoon - Geen overlegging van een omstandige geneeskundige verklaring - Ontvankelijkheid
Wanneer artikel 488bis-H, § 2, zesde lid, gecombineerd met artikel 488bis-B, § 6, van het Burgerlijk Wetboek, in die zin moet worden uitgelegd dat de niet-overlegging van een omstandige geneeskundige verklaring die bij het door de beschermde persoon ingediende verzoekschrift moet worden gevoegd of, in spoedeisende gevallen, binnen acht dagen na het verzoek van de vrederechter moet worden overgelegd, de niet-ontvankelijkheid tot gevolg heeft van de vordering die ertoe strekt de beschermde persoon te machtigen over zijn goederen te beschikken onder levenden of bij een uiterste wilsbeschikking en niet kan worden gedekt door een geneeskundig deskundigenonderzoek dat door de vrederechter wordt bevolen, schendt het de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
- Artt. 10 en 11 Xxxxxxxx 0000
- Xxxx. 000xxx-X, § 6, en 488bis-H, § 2, zesde lid Burgerlijk Wetboek
C.2012.0388.F
AC nr. 425
18 maart 2016
ONDERZOEK IN STRAFZAKEN
GERECHTELIJK ONDERZOEK
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Opsporen en lokaliseren van telecommunicatie - Afluisteren van telecommunicatie - Beschikking van de onderzoeksrechter - Motiveringsgebrek - Bewijsuitsluiting - Voorwaarden van artikel 32 van de voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering - Alternatieve criteria
Luidens artikel 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering kan slechts tot nietigheid van een bewijselement besloten worden in een van de drie gevallen die in dat artikel op alternatieve wijze worden opgesomd; wanneer de rechter geoordeeld heeft dat door de onregelmatigheid van het telefonie-onderzoek de beklaagden het recht op een eerlijk proces werd ontnomen, dient hij de toepassing van de andere wettelijke criteria in die bepaling niet te onderzoeken.
- Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
20 april 2016
20 april 2016
P.2016.0214.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Opsporen en lokaliseren van telecommunicatie - Afluisteren van telecommunicatie - Beschikking van de onderzoeksrechter - Motiveringsgebrek - Sanctie - Bewijsuitsluiting
De sanctie van het motiveringsgebrek van een beschikking gewezen met toepassing van zowel artikel 88bis als artikel 90ter van het Wetboek van Strafvordering dient enkel beoordeeld te worden volgens de in artikel 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering opgesomde criteria (1). (1) Cass. 28 mei 2014, AR P.14.0424.F, AC 2014, nr. 386 met concl. van advocaat-
generaal XXXXXXXXXXXXX, Rev. dr. xxx. crim., 2014, p. 959, R.A.G.B., 2015, p. 36 en de noot van X. XXXXXXXX, “Artikel 32 X.X.Xx. regelt de procedurele nietigheid”.
- Artt. 88bis en 90ter Wetboek van Strafvordering
- Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
20 april 2016
20 april 2016
P.2016.0214.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Opvragen van telefoniegegevens - Onregelmatig verkregen bewijselementen - Artikel 32 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Nietigheid van onregelmatig verkregen bewijselementen - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Winants.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Raadkamer - Beschikking tot opschorting van uitspraak - Hoger beroep - Termijn - Artikel 135, §§ 2 en 3, van het Wetboek van Strafvordering - Toepassing
De beschikking tot opschorting van de uitspraak valt niet binnen het toepassingsgebied van artikel 135, §§ 2 en 3, van het Wetboek van Strafvordering; de omstandigheid dat de inverdenkinggestelde een grond van nietigheid opwerpt tegen de beroepen beschikking, heeft geen weerslag op de
beoordeling van de in artikel 4, §2, van de Probatiewet bepaalde ontvankelijkheidsvoorwaarden van het beroep in de tijd (1). (1) Cass. 24 maart 2010, AR P.09.1749.F, AC 2010, nr. 210.
20 april 2016
20 april 2016
P.2014.1815.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Raadkamer - Beschikking tot opschorting van uitspraak - Hoger beroep - Verschillende beroepstermijnen - Gelijkheid en niet-discriminatie
Artikel 4, §2, van de Probatiewet schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in zoverre het het beroep van de inverdenkinggestelde tegen de beschikking van de raadkamer waarbij de feiten bewezen worden verklaard en tot de opschorting wordt besloten, onderwerpt aan een termijn van vierentwintig uur, terwijl de procureur des Konings en de burgerlijke partij, op grond van artikel 135,
§§ 1 en 3, van het Wetboek van Strafvordering, beschikken over een termijn van vijftien dagen om de door hetzelfde rechtscollege uitgesproken beschikking van buitenvervolgingstelling aan te vechten (1). (1) GwH 18 februari 2016, nr. 27/2016.
20 april 2016
20 april 2016
P.2014.1815.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Redelijke termijn - Overschrijding - Rechtsherstel
Uit de artikelen 6 en 13 EVRM volgt niet dat een ter gelegenheid van de regeling van de rechtspleging vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn, die niet heeft geleid tot een onherstelbare miskenning van het recht van verdediging van de inverdenkinggestelde of het teloorgaan van bewijsmateriaal, moet worden gesanctioneerd met een verval van de strafvordering of een buitenvervolgingstelling; het rechtsherstel waarop de inverdenkinggestelde ingevolge deze verdragsbepalingen is gerechtigd, kan bestaan in een voor de burgerlijke rechtbank te vorderen schadevergoeding of de vaststelling door het onderzoeksgerecht van die overschrijding, waarmee de vonnisrechter in het licht van de gehele rechtspleging rekening moet houden en waaruit hij de bij de wet bepaalde gevolgen moet afleiden (1). (1) Cass. 14 april 2015, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 250.
1 maart 2016
1 maart 2016
P.2015.1272.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Huiszoeking - Tijdstip en plaats van uitvoering - Bestaan van ernstige aanwijzingen dat op die plaats een misdrijf werd gepleegd - Beoordeling
De rechter die uitspraak doet over de regelmatigheid van een huiszoeking stelt op onaantastbare wijze de feiten vast waaruit hij het bestaan van ernstige aanwijzingen afleidt dat een misdrijf werd gepleegd, terwijl het Hof alleen nagaat of hij uit die vaststellingen die beslissing naar recht heeft kunnen afleiden (1). (1) Zie Cass. 12 februari 2013, AR P.12.0785.N, AC 2013, nr. 99.
- Art. 87 Wetboek van Strafvordering
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1443.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Opvragen van telefoniegegevens - Onregelmatig verkregen bewijselementen - Artikel 32 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Nietigheid van onregelmatig verkregen bewijselementen - Draagwijdte
Artikel 32 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bepaalt dat tot nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement enkel wordt besloten indien ofwel de nalevering van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid, ofwel de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast, ofwel het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces; krachtens die bepaling worden onregelmatigheden waardoor geen op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorwaarde wordt overtreden en die evenmin voldoen aan de andere erin ver- melde voorwaarden, niet nietig verklaard of uit het debat geweerd en deze regel geldt voor alle onregelmatigheden, ongeacht of zij een inbreuk inhouden op een verdragsrechtelijk of grondwettelijk gewaarborgd recht (1). (1) Zie concl. OM
19 april 2016
OPSPORINGSONDERZOEK
P.2015.1639.N AC nr. ...
Opsporingsonderzoek - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Begrip - Gegevens verkregen door een technisch hulpmiddel waarover een derde beschikt - Informatie door de derde ter beschikking gesteld van de opsporingsdiensten
Het gebruik van de informatie die door een technisch hulpmiddel is verkregen waarover een derde beschikt, ook al is dat een openbaar bestuur, en waarvan die derde de gegevens die hij verzamelt ter beschikking stelt van de opsporingsdiensten, is geen observatie in de loop waarvan een politieambtenaar technische hulmiddelen aanwendt waarvoor een machtiging is vereist (1). (1) Zie Cass. 19 juni 2012, AR P.12.0362.N, AC 2012, nr. 400.
- Art. 47sexies Wetboek van Strafvordering
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1602.F AC nr. ...
Opsporingsonderzoek - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Begrip - Onderzoek door de politie, na het plegen van de feiten, van beelden opgenomen met een bewakingscamera - Invloed
Als bijzondere opsporingsmethode heeft de stelselmatige observatie betrekking op een geplande opsporingsoperatie, uitgevoerd door de politie, en niet op het onderzoek door de politie, nadat de feiten zijn gepleegd, van beelden die met een bewakingscamera zijn opgenomen (1). (1) M.-X.
XXXXXXXXX, X. XXXXXXXXXXXXX en H.-D. BOSLY, Droit de la procédure pénale, 7de uitg., Die Keure 2014, p. 547.
- Art. 47sexies Wetboek van Strafvordering
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1602.F AC nr. ...
Opsporingsonderzoek - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Gegevens verkregen door een technisch hulpmiddel waarover een derde beschikt - Derde - Begrip - Administratieve overheid gemachtigd om bewakingsapparatuur te installeren
Artikel 47sexies, §1, Wetboek van Strafvordering heeft betrekking op de stelselmatige observatie door een politieambtenaar en regelt de wijze waarop het technisch hulpmiddel door hem wordt aangewend; in de zin van die bepaling wordt de bestuurlijke overheid die kan worden gemachtigd om met toepassing van de Camerawet een bewakingssysteem te plaatsen, ten opzichte van de politiediensten als een derde beschouwd.
- Art. 47sexies, § 1 Wetboek van Strafvordering
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1602.F AC nr. ...
ONDERZOEKSGERECHTEN
- Beslissingen - Gezag van gewijsde
Het beginsel van het gezag van gewijsde is, in de regel, niet van toepassing op de beslissingen van de onderzoeksgerechten (1). (1) Zie Cass. 9 januari 2002, AR P.01.1035.F, AC 2002, nr. 17, met concl. van de Xxxx Xxxxxxxxx, toen advocaat-generaal; M. De Swaef en X. Xxxxxx, Het gezag van gewijsde van beslissingen van de onderzoeksgerechten: oude wijn in nieuwe zakken? in De wet voorbij, Liber Amicorum Xxx Xxxxxxxxxx, 95.
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1443.F AC nr. ...
- Vreemdelingen - Wet van 15 december 1980 - Verwijderingsmaatregel - Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Taal van de rechtspleging
De vreemdeling kan bij het onderzoeksgerecht waarvan de zetel in Brussel is gevestigd, in het Frans of in het Nederlands beroep instellen ongeacht de taal waarin de administratieve beslissing die hij betwist, is gesteld; krachtens de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken geldt het beginsel van de eenheid van de taal slechts voor de akten van de gerechtelijke procedure.
24 februari 2016
24 februari 2016
P.2016.0177.F AC nr. ...
- Vreemdelingen - Wet van 15 december 1980 - Verwijderingsmaatregel - Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Stukken van het administratieve dossier opgesteld in een andere taal - Kennisname van de stukken - Vertaling - Verplichting
Noch artikel 5.4 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, noch enige andere wettelijke bepaling gebieden dat de vertaling van het administratieve dossier in de taal van de rechtspleging wordt gevoegd; indien de rechter de taal waarin de administratieve stukken zijn gesteld, niet kent, kan hij de vertaling ervan vragen maar het is hem niet verboden acht te slaan op stukken die in een andere taal dan die van de rechtspleging zijn gesteld; de eerbiediging van het recht van verdediging verplicht hem ervan kennis te nemen (1). (1) Zie Cass. 29 februari 2012, AR P.12.0249.F, AC 2012, nr. 141.
24 februari 2016
24 februari 2016
P.2016.0177.F AC nr. ...
- Raadkamer - Beslissing tot verwijzing - Aanhangigmaking van de zaak bij het vonnisgerecht - Bevoegdheden van het vonnisgerecht - Regelmatigheid van de beschikking tot verwijzing
Het vonnisgerecht is niet bevoegd om de beschikking van de raadkamer tot verwijzing van een inverdenkinggestelde naar de rechtbank, nietig te verklaren, omdat het die beschikking onregelmatig zou vinden; de beslissing tot verwijzing kan enkel nietig worden verklaard door het Hof, op het cassatieberoep dat samen met het cassatieberoep tegen de eindbeslissing is ingesteld, dan wel door de kamer van inbeschuldigingstelling, op het hoger beroep als bepaald in artikel 135, § 2, Wetboek van Strafvordering; de feitenrechter kan en moet evenwel vaststellen dat de zaak niet bij hem aanhangig is gemaakt wanneer de beslissing tot verwijzing door een dermate substantieel verzuim is aangetast dat de akte als onbestaande moet worden beschouwd (1). (1) Zie Cass. 5 april 2006, AR P.06.0322.F, AC 2006, nr. 205; Cass. 30 januari 2013, AR P.11.2030.F, AC 2013, nr. 72, met concl. van
advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.1448.F AC nr. ...
- Europees aanhoudingsbevel - Tenuitvoerlegging - Overlevering van een minderjarige van zestien jaar of ouder - Voorwaarde - Nazicht
De tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel wordt geweigerd ingeval de persoon op wie het betrekking heeft krachtens het Belgische recht nog niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de in het verzoek tot overlevering bedoelde feiten; het onderzoeksgerecht, dat uitspraak moet doen over de overlevering van een minderjarige die op het tijdstip van de feiten ouder was dan zestien jaar, moet nagaan of die persoon zich in een van de voorwaarden bevindt die bij artikel 57bis, § 1, Jeugdbeschermingswet zijn vastgesteld, waardoor de uithandengeving kan worden bevolen, zonder zich daarom uit te spreken over het passend karakter van een eventuele beschermende maatregel (1). (1) Zie Cass. 11 juni 2013, AR P.13.0780.N, AC 2013, nr. 359, met concl. van M. Xx Xxxxx, toen plaatsvervangend advocaat-generaal.
- Art. 57bis, § 1 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming
- Art. 4.3° Wet 19 dec. 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel
13 april 2016
13 april 2016
P.2016.0429.F AC nr. ...
- Strafvordering - Verjaring - Buitenvervolgingstelling - Burgerrechtelijke vordering - Bevoegdheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
18 april 2016
18 april 2016
C.2015.0366.F AC nr. ...
- Strafvordering - Verjaring - Buitenvervolgingstelling - Burgerrechtelijke vordering - Bevoegdheid
Het onderzoeksgerecht, dat verklaart dat er geen grond tot vervolging bestaat wegens de verjaring van de strafvordering, is onbevoegd om zelf over de burgerrechtelijke vordering uitspraak te doen (1). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
18 april 2016
18 april 2016
C.2015.0366.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Verjaring van de strafvordering - Gevolg voor de burgerlijke rechtsvordering
Wanneer blijkt dat de strafvordering op de dag van de beschikking tot verwijzing van het onderzoeksgerecht was vervallen door verjaring, is het vonnisgerecht niet bevoegd om uitspraak te doen over de burgerlijke rechtsvordering die daarvan bijzaak is, ook al dateert de burgerlijke
partijstelling van vóór die verjaring (1). (1) Zie Cass. 28 september 2010, XX X.00.0000.X, AC 2010,
nr. 553.
- Art. 4, eerste lid Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
23 maart 2016
23 maart 2016
P.2015.1445.F AC nr. ...
ONTEIGENING TEN ALGEMENE NUTTE
- Onteigeningswet 1962 - Onteigeningsvergoeding - Omvang - Rechtspleging voor de vrederechter - Vergoeding voor juridische bijstand
De vergoeding voor juridische bijstand in de procedure voor de vrederechter met toepassing van de Onteigeningswet 1962 kan geen onderdeel uitmaken van de op grond van artikel 16 Grondwet verschuldigde onteigeningsvergoeding.
- Artt. 1017, eerste lid, 1018, eerste lid, 6°, en 1022 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 16 Grondwet 1994
14 april 2016
14 april 2016
C.2015.0020.N AC nr. ...
- Onteigeningswet 1962 - Rechtspleging voor de vrederechter - Aard - Artikel 2 Gerechtelijk Wetboek - Toepassingsgebied
Les dispositions de l’article 000 xx xx xxx xxx xx xxxxxxxxxxxx xx x’Xxxx, coordonnées le 17 juillet 1991, qui, fixant la prescription des actions en paiement des créances contre l’État, intéressent l’ordre public, n’excluent pas l’application, lorsque les conditions en sont réunies, de la règle, également d’ordre public, de l’article 26 de la loi du 17 avril 1878 contenant le titre préliminaire du Code de procédure pénale en vertu de laquelle l’action civile résultant d’une infraction ne peut se prescrire avant l’action publique (1). (1) Voir les concl. du MP.
- Art. 2 Gerechtelijk Wetboek
14 april 2016
14 april 2016
C.2015.0020.N AC nr. ...
ONTVOERING VAN EEN KIND
- Niet-afgifte van een kind door de vader of de moeder - Xxxxxxxx - Xxxxxx bestanddeel
Artikel 432, § 3, Strafwetboek straft met name de ouder die, vrij van enige dwang en in het besef van zijn verplichting om een kind af te geven aan degene die het recht heeft het op te eisen, die verplichting niet nakomt, ongeacht de voorwaarden daarvan; om schuldig te worden verklaard aan dat misdrijf, volstaat het dat die ouder over geen enkele rechtvaardigingsgrond beschikt (1). (1) Zie Cass. 9 oktober 2002, AR P.02.0510.F, AC 2002, nr. 518.
- Art. 432, § 3 Strafwetboek
23 maart 2016
23 maart 2016
P.2016.0016.F AC nr. ...
OPENBARE ORDE
- Terbeschikkingstelling van werknemers ten behoeve van gebruikers - Niet-naleving van de wettelijke regels - Volstrekte nietigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2014.0448.F AC nr. ...
- Terbeschikkingstelling van werknemers ten behoeve van gebruikers - Niet-naleving van de wettelijke regels - Volstrekte nietigheid
Artikel 31, §1, eerste lid van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers bepaalt dat de activiteit die buiten de in de hoofdstukken I en II voorgeschreven regels, door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt uitgeoefend om door hen in dienst genomen werknemers ter beschikking te stellen van derden die deze werknemers gebruiken en over hen enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt, verboden is; uit die bepaling die van openbare orde is, volgt dat de overeenkomst waarbij de werkgever werknemers ter beschikking van derden stelt, met miskenning van dat verbod, volstrekt nietig is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr.
...
- Art. 31, § 1, eerste lid Wet 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2014.0448.F AC nr. ...
OVEREENKOMST
ALGEMENE BEGRIPPEN
Algemeen - Onbenoemde overeenkomst - Overeenkomst van bezetting ter bede - Handelshuurovereenkomst - Kwalificatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
29 februari 2016
29 februari 2016
C.2014.0496.F AC nr. ...
Algemeen - Onbenoemde overeenkomst - Overeenkomst van bezetting ter bede - Handelshuurovereenkomst - Kwalificatie
De rechter die oordeelt dat beide partijen, die geenszins de bedoeling hadden de wet op de handelshuurovereenkomsten te omzeilen en die geen overeenstemming over een nieuwe handelshuurovereenkomst hebben bereikt, de gemeenschappelijke wil hadden de vorige huurster de mogelijkheid te bieden het pand tijdelijk te betrekken om tijdens die periode haar voorraad goederen van de hand te doen en een nieuwe handelsvestiging te zoeken, verantwoordt naar recht zijn beslissing om de overeenkomst tussen de partijen aan te merken als een overeenkomst van bezetting ter bede en niet als een handelshuurovereenkomst (1). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2016, nr. …
- Art. 1 Wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten met het oog op de bescherming van het handelsfonds
- Artt. 1107 en 1709 Burgerlijk Wetboek
29 februari 2016
29 februari 2016
C.2014.0496.F AC nr. ...
Algemeen - Sterkmaking - Draagwijdte - Voorwaarde
Indien de sterkmaking in de regel betrekking heeft op het aangaan van een verbintenis door een derde, kan zij, krachtens het beginsel der wilsautonomie, ook betrekking hebben op de uitvoering van een verbintenis wanneer zulks met zekerheid kan worden afgeleid uit de bedoeling van de partijen; in dat geval staat de sterkmaker in voor de vergoeding van de schade ten gevolge van de niet-nakoming door de derde.
- Art. 1120 Burgerlijk Wetboek
24 maart 2016
24 maart 2016
C.2015.0324.N AC nr. ...
ALLERLEI
Allerlei - Bestaan - Bewijs - Aard - Middelen
Het bewijs van het bestaan van een overeenkomst kan worden geleverd door zijn uitvoering; het bewijs van deze uitvoering betreft het bewijs van feiten en kan geleverd worden met alle middelen rechtens, vermoedens inbegrepen.
14 april 2016
14 april 2016
C.2015.0111.N AC nr. ...
Allerlei - Geleverde prestaties - Bewijs - Aard - Middelen
Het bewijs van de krachtens een overeenkomst geleverde prestaties betreft het bewijs van feiten en kan geleverd worden met alle middelen rechtens, vermoedens inbegrepen (1). (1) Het OM concludeerde tot vernietiging. Het was van oordeel dat beide onderdelen van het cassatiemiddel gegrond waren.
Met betrekking tot het eerste onderdeel was het OM van mening dat de appelrechters, die vaststelden dat de werken werden uitgevoerd in regie en dat de desbetreffende factuur van de verweerster werd betwist, en die oordeelden dat de eiseres bezwaarlijk nog de uitgevoerde hoeveelheid kan betwisten gelet op de door de eiseres uitgevoerde controle ter plaatse, en dat de door de eiseres voorgelegde berekening van het grondverzet uitgevoerd door de aanbestedende overheid aan de verweerster niet tegenstelbaar is, aldus de bewijslast inzake de door verweerder aangerekende hoeveelheden op de eiseres lieten rusten en daarmee hun beslissing niet naar recht verantwoordden.
Met betrekking tot het tweede onderdeel was het OM van mening dat de appelrechters, die oordeelden dat de verweerster de werken heeft uitgevoerd die aan haar mondeling werden opgedragen door de eiseres, dat dit niet wordt betwist door de eiseres en dat om die reden geen rekening kan worden gehouden met het protest van de eiseres, een uitlegging gaven van de appelconclusie van de eiseres die met de bewoordingen ervan niet verenigbaar is en derhalve de bewijskracht ervan miskenden, nu hierin op uitdrukkelijke wijze was aangevoerd dat de posten 6, 7, 133 en 134 door de verweerster werden gefactureerd doch door haar niet werden uitgevoerd.
14 april 2016
14 april 2016
BESTANDDELEN
C.2015.0111.N AC nr. ...
Bestanddelen - Oorzaak - Ongeoorloofde oorzaak - Verrijking zonder oorzaak van de begunstigde - Uitwerking - Vordering van de verarmde - Draagwijdte
Uit de samenhang van artikel 1131 van het Burgerlijk Wetboek en het algemeen rechtsbeginsel van verrijking zonder oorzaak blijkt dat, aangezien de overeenkomst uit een ongeoorloofde oorzaak geen gevolg kan hebben, de verrijking van diegene die de uitvoering ervan geniet zonder oorzaak is; de rechter kan de vordering van de verarmde evenwel verwerpen wanneer hij feitelijk oordeelt dat aldus de preventieve rol van de sanctie voor de overeenkomst uit ongeoorloofde oorzaak in het gedrang komt of als de maatschappelijke orde vereist dat de verarmde zwaarder bestraft wordt (1).
(1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
- Art. 1131 Burgerlijk Wetboek
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2014.0448.F AC nr. ...
Bestanddelen - Oorzaak - Ongeoorloofde oorzaak - Verrijking zonder oorzaak van de begunstigde - Uitwerking - Vordering van de verarmde - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
EINDE
C.2014.0448.F AC nr. ...
Einde - Ontbinding van een wederkerig contract - Restitutieverplichting - Omvang
De ontbinding van een wederkerig contract heeft tot gevolg dat de partijen opnieuw in dezelfde toestand moeten worden geplaatst als die waarin zij zich zouden bevonden hebben indien zij niet hadden gecontracteerd; deze restitutieverplichting strekt niet tot vergoeding van schade die de wederpartij heeft geleden.
- Art. 1184 Burgerlijk Wetboek
21 april 2016
C.2015.0374.N AC nr. ...
OVERHEIDSOPDRACHTEN (WERKEN, LEVERINGEN, DIENSTEN)
- Het misdrijf belemmeren of storen van de vrijheid van opbod en van inschrijving - De toewijzing bedoeld in artikel 314 Strafwetboek
De toewijzing bedoeld in artikel 314 Strafwetboek, veronderstelt een openbare oproep tot mededinging tussen de verschillende gegadigden van een goed of van een opdracht die voor de gunning in aanmerking kunnen komen door na opbod of inschrijving het meest voordelige bod uit te brengen (1). (1) X. XXXX, "Le délit d'entrave ou de trouble à la liberté des enchères et des soumissions", in Les infractions, dl. 5, Larcier 2013, p. 513-517.
- Art. 314 Strafwetboek
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2016.0103.F AC nr. ...
- Overheidsopdracht bij onderhandelingsprocedure
Artikel 17, § 1, van de Overheidsopdrachtenwet 1993 omschrijft de overheidsopdracht bij onderhandelingsprocedure als de opdracht waarvoor de aanbestedende overheid meerdere aannemers, leveranciers of dienstenverleners van haar keuze raadpleegt en over de voorwaarden van de opdracht onderhandelt met één of meer van hen; de overheidsopdrachten bij
onderhandelingsprocedure worden dus niet gekenmerkt door de bekendmakingsregels die ze al dan niet omvatten of de eventuele mededinging tussen kandidaten, maar door de onderhandeling van de voorwaarden van de opdracht tussen de aanbesteder en één of meerdere van die aannemers, leveranciers of dienstenverleners die de aanbesteder vooraf heeft gekozen buiten een voorafgaande openbare offerteaanvraag om, gericht aan alle potentiële kandidaten.
- Art. 17 Wet 24 dec. 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2016.0103.F AC nr. ...
- Het misdrijf belemmeren of storen van de vrijheid van opbod en van inschrijving - Toepassingsgebied - Overheidsopdracht bij onderhandelingsprocedure
Aangezien, zoals vereist bij artikel 314 Strafwetboek, de mededinging moet spelen tussen personen die zich naar aanleiding van een openbare offerte hebben aangemeld, heeft het misdrijf belemmeren of storen van de vrijheid van opbod of van inschrijving enkel betrekking op de gunning van overheidsopdrachten volgens de open dan wel beperkte procedures; het houdt daarentegen geen verband met de overheidsopdrachten die bij onderhandelingsprocedure worden afgesloten, ongeacht de mededinging tussen de door de aanbesteder aangezochte kandidaten, de mogelijkheid tot opbod en de bekendmakingsregels die met het afsluiten van de overeenkomst gepaard gaan (1).
(1) X. XXXX, "Le délit d'entrave ou de trouble à la liberté des enchères et des soumissions", in Les infractions, dl. 5, Larcier 2013, p. 513-517.
- Art. 314 Strafwetboek
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2016.0103.F AC nr. ...
PENSIOEN
WERKNEMERS
Werknemers - Rustpensioen - Vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart - Stewardess -
Regularisatiebijdragen - Pensioenaanvullingen - Compensatie - Gevolgen - Moratoire interesten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
4 april 2016
4 april 2016
S.2014.0064.F AC nr. ...
Werknemers - Rustpensioen - Vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart - Stewardess - Regularisatiebijdragen - Pensioenaanvullingen - Compensatie - Gevolgen - Moratoire interesten
De pensioenaanvullingen die verschuldigd zijn bij herziening van de rechten op het rustpensioen van een lid van het vliegend personeel van de burgerlijke luchtvaart zijn slechts opeisbaar na de volledige betaling van de regularisatiebijdragen bedoeld bij §§2 en 3 en van de interest bedoeld bij §4 van artikel 16ter van het koninklijk besluit van 3 november 1969, en ten vroegste op de ingangsdatum van het pensioen of op de eerste dag der maand volgend op de datum van de regularisatieaanvraag, en vervolgens per maand; de pensioenaanvullingen worden, tot beloop van de bedragen van de regularisatiebijdragen, vermeerderd met de interest die op de dag van de regularisatieaanvraag vervallen is, waarmee ze gecompenseerd worden, betaald op hun vervaldag en dragen geen verwijlinterest; zodra de regularisatiebijdragen en interest integraal betaald zijn bij compensatie met de pensioenaanvullingen, is het eventuele saldo van die aanvullingen per maand opeisbaar; bij ontstentenis van betaling moet er interest betaald worden op de maandelijkse aanvullingen vanaf die vervaldag met toepassing van artikel 20, Wet Handvest Sociaal Verzekerde (1). (1) Zie concl. OM
in Pas. 2016, nr. …
- Art. 20 Wet 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde
- Art. 67 KB 21 dec. 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
- Art. 16ter KB 3 nov. 1969
4 april 2016
4 april 2016
S.2014.0064.F AC nr. ...
PREJUDICIEEL GESCHIL
- Prejudiciële vraag - Strafzaken - Rechtsherstel bij overschrijding van de redelijke termijn - Beklaagde die niet-toerekeningsvatbaar wordt verklaard - Geen toepassing van artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Ongelijke behandeling - Geen vergelijkbare rechtstoestanden
Wanneer voor het Hof van Cassatie de vraag rijst of artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering, gelezen in samenhang met de artikelen 6 en 13 EVRM, de artikelen 10 en 11 Grondwet schendt, in zoverre dit artikel slechts toepasselijk is op schuldbekwamen en slechts sancties voorziet voor de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken opzichtens schuldbekwamen zodat dit artikel derhalve in geen effectief rechtsmiddel voorziet met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken opzichtens verdachten die bij de berechting van hun zaak in staat van ernstige geestesstoornis verkeren, dient het Hof deze prejudiciële vraag niet te stellen aangezien de geestesgestoorde die niet toerekeningsvatbaar is en ten aanzien van dewelke met toepassing van de Wet Bescherming Maatschappij een beschermingsmaatregel wordt gelast zich niet in een vergelijkbare rechtstoestand bevindt als een beklaagde die schuldig wordt verklaard en hiervoor gestraft wordt.
- Art. 26, § 1, 3° Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989
19 april 2016
19 april 2016
P.2016.0132.N AC nr. ...
RECHT VAN VERDEDIGING
ALLERLEI
Allerlei - Vordering tot wraking - Ontvankelijkheid - Vordering getekend door een advocaat - Ancienniteitsvereiste van de advocaat - Ambtshalve opgeworpen grond van niet-ontvankelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
- Art. 835 Gerechtelijk Wetboek
6 april 2016
6 april 2016
P.2016.0299.F AC nr. ...
Allerlei - Europese Unie - Vreemdelingen - Onderdanen van derde landen - Illegaal verblijf - Bevel om het grondgebied te verlaten - Vasthouding in een welbepaalde plaats - Recht van verdediging - Europese norm
De verplichting om het recht van verdediging te eerbiedigen van de adressaten van beslissingen die hun belangen duidelijk treffen, rust op de administraties van de Lidstaten wanneer ze beslissingen nemen die binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie vallen; geen enkele door de Europese Unie bepaalde norm legt de voorwaarden vast volgens welke de eerbiediging van het recht van verdediging moet worden verzekerd van de illegaal in het land verblijvende onderdanen van derde landen, vooraleer zij worden vastgehouden in een welbepaalde plaats na een bevel om het grondgebied te verlaten (1). (1) Zie Cass. 15 oktober 2014, AR P.14.1399.F, AC 2014, nr. 612; HvJ, arrest van 5 november 2014, zaak X-000/00, Xxxxxxxxxx t. Préfet de police, punt 50; HvJ, arrest van 11 december 2014, zaak X-000/00, Xxxxxxxxx t. Xxxxxx xxx Xxxxxxxx-Xxxxxxxxxxx, xxxx 00.
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2016.0281.F AC nr. ...
Allerlei - Ontkentenis van proceshandelingen - Vordering tot ontkentenis ingesteld tegen de lasthebber - Gevolg - Partij in het proces
De toepassing van de artikelen 848 en 849 Gerechtelijk Wetboek en de eerbiediging van het recht van verdediging houden in dat de lasthebber tegen wie de vordering tot ontkentenis van proceshandelingen is ingesteld, partij moet zijn in het proces (1). (1) B. PETIT, Incidents de procédure. Récusation et dessaisissement. – Désaveu. – Interruption et reprise d'instance. –
Désistements, Xxxxxxx, 0000, nr. 103-104; "Le point sur le désaveu", J.T. 2014, p. 365; X. XXXXXXX, "Le désaveu", Droit judiciaire. – Commentaire pratique, Kluwer, 2007, p. 22.
- Artt. 848 en 849 Gerechtelijk Wetboek
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2015.1662.F AC nr. ...
Allerlei - Vordering tot wraking - Ontvankelijkheid - Vordering getekend door een advocaat - Ancienniteitsvereiste van de advocaat - Ambtshalve opgeworpen grond van niet-ontvankelijkheid
De rechter kan niet zonder het recht van verdediging te miskennen, ambtshalve, tegen een vordering tot wraking een middel van niet-ontvankelijkheid opwerpen dat op de ontstentenis van bewijs is gegrond, door een getuigschrift van de stafhouder neer te leggen van de hoedanigheid van advocaat die meer dan tien jaar bij de balie is ingeschreven, wanneer die vordering die hoedanigheid vermeldt en de duur van inschrijving bij de balie van de ondertekenende advocaat tijdens het debat niet werd betwist (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. …
- Art. 835 Gerechtelijk Wetboek
6 april 2016
6 april 2016
P.2016.0299.F AC nr. ...
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Gerechtelijk recht - Rechtspleging - Opdracht van de rechter - Ambtshalve aanvullen van redenen
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop toepasselijke rechtsregels; hij moet de juridische aard van de door de partijen aangevoerde feiten en handelingen onderzoeken, en mag, ongeacht de juridische omschrijving die de partijen daaraan hebben gegeven, de door hen aangevoerde redenen ambtshalve aanvullen op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen bij conclusie het bestaan hebben uitgesloten, dat hij enkel steunt op elementen die hem regelmatig zijn voorgelegd, dat hij het voorwerp van de vordering niet wijzigt en dat hij daarbij het recht van verdediging van de partijen niet miskent (1). (1) Cass. 14 december 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 690; Cass. 28 september 2012, AR C.12.0049.N, AC 2012, nr.
500, met concl. van het OM; Cass. 29 september 2011, AR C.10.0349.N, AC 2011, nr. 514, met concl. van het OM; Cass. 31 januari 2011, AR C.10.0123.F, AC 2011, nr. 88; Cass. 1 februari 2010, AR S.09.0064.N, AC 2010, nr. 77, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXX; Cass. 28 september 2009, AR C.04.0253.F, AC 2009, nr. 529, met concl. van advocaat-generaal X.X. GENICOT in Pas.
2009, nr. 529; Cass. 28 mei 2009, AR C.06.0248.F, AC 2009, nr. 355, met concl. van advocaat-
generaal X. XXXXXX; Cass. 28 mei 2009, AR C.08.0066.F, AC 2009, nr. 356.
- Art. 774 Gerechtelijk Wetboek
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0235.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Gerechtelijk recht - Rechtspleging - Opdracht van de rechter - Ambtshalve aanvullen van redenen
De rechter heeft de plicht ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen in het bijzonder worden aangevoerd tot staving van hun eisen; dit houdt niet in dat de rechter gehouden is alle in het licht van de vaststaande feiten van het geschil mogelijke, doch niet-aangevoerde rechtsgronden op hun toepasselijkheid te onderzoeken, doch enkel dat hij, mits eerbiediging van het recht van verdediging, de toepasselijkheid dient te onderzoeken van de niet-aangevoerde rechtsgronden die zich door de feiten zoals zij in het bijzonder worden aangevoerd, onmiskenbaar aan hem opdringen; dit geldt ook wanneer de niet-aangevoerde rechtsgronden steunen op wetsbepalingen van openbare orde (1). (1) Zie de concl. van advocaat-generaal Xx. WERQUIN voor Cass. 11 september 2008, AR C.07.0441.F, Pas. 2008, nr. 46.
17 maart 2016
17 maart 2016
STRAFZAKEN
C.2015.0235.N AC nr. ...
Strafzaken - Beslissing over de toepasselijke strafwet - Tegenspraak van de partijen
Geen enkele wetsbepaling, noch de eerbiediging van het recht van verdediging verplichten de rechter die uitspraak doet in strafzaken, om de partijen de redenering voor te leggen na afloop waarvan hij beslist welke strafwet zal worden toegepast, voor zover hij de omschrijving van een telastlegging niet wijzigt.
27 april 2016
27 april 2016
RECHTBANKEN
BURGERLIJKE ZAKEN
P.2015.1468.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Recht van verdediging - Opdracht van de rechter - Ambtshalve aanvullen van redenen
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop toepasselijke rechtsregels; hij moet de juridische aard van de door de partijen aangevoerde feiten en handelingen onderzoeken, en mag, ongeacht de juridische omschrijving die de partijen daaraan hebben gegeven, de door hen aangevoerde redenen ambtshalve aanvullen op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen bij conclusie het bestaan hebben uitgesloten, dat hij enkel steunt op elementen die hem regelmatig zijn voorgelegd, dat hij het voorwerp van de vordering niet wijzigt en dat hij daarbij het recht van verdediging van de partijen niet miskent (1). (1) Cass. 14 december 2012, XX X.00.0000.X, AC 2012, nr. 690; Cass. 28 september 2012, AR C.12.0049.N, AC 2012, nr.
500, met concl. van het OM; Cass. 29 september 2011, AR C.10.0349.N, AC 2011, nr. 514, met concl. van het OM; Cass. 31 januari 2011, AR C.10.0123.F, AC 2011, nr. 88; Cass. 1 februari 2010, AR S.09.0064.N, AC 2010, nr. 77, met concl. van advocaat-generaal X. XXXXXXX; Cass. 28 september 2009, AR C.04.0253.F, AC 2009, nr. 529, met concl. van advocaat-generaal X.X. GENICOT in Pas.
2009, nr. 529; Cass. 28 mei 2009, AR C.06.0248.F, AC 2009, nr. 355, met concl. van advocaat-
generaal X. XXXXXX; Cass. 28 mei 2009, AR C.08.0066.F, AC 2009, nr. 356.
- Art. 774 Gerechtelijk Wetboek
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0235.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Opdracht van de rechter - Ambtshalve aanvullen van redenen
De rechter heeft de plicht ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen in het bijzonder worden aangevoerd tot staving van hun eisen; dit houdt niet in dat de rechter gehouden is alle in het licht van de vaststaande feiten van het geschil mogelijke, doch niet-aangevoerde rechtsgronden op hun toepasselijkheid te onderzoeken, doch enkel dat hij, mits eerbiediging van het recht van verdediging, de toepasselijkheid dient te onderzoeken van de niet-aangevoerde rechtsgronden die zich door de feiten zoals zij in het bijzonder worden aangevoerd, onmiskenbaar aan hem opdringen; dit geldt ook wanneer de niet-aangevoerde rechtsgronden steunen op wetsbepalingen van openbare orde (1). (1) Zie de concl. van advocaat-generaal Xx. WERQUIN voor Cass. 11 september 2008, AR C.07.0441.F, Pas. 2008, nr. 46.
17 maart 2016
17 maart 2016
C.2015.0235.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Artikel 747, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek - Opzet - Na het verstrijken van de termijnen neergelegde conclusie - Gevolg - Bevoegdheid van de rechter
De opzet van artikel 747, § 2, Gerechtelijk Wetboek is niet dat de partij die nalaat binnen de aldus bepaalde termijn een conclusie neer te leggen, hierdoor noodzakelijkerwijs het recht verbeurt om binnen een latere termijn een conclusie neer te leggen; de rechter mag echter op vordering van een tegenpartij een deloyale proceshouding straffen en op die grond een conclusie uit het debat weren (1). (1) Cass. 4 december 2008, AR C.07.0364.F, AC 2008, nr. 697.
- Art. 747, § 2 Gerechtelijk Wetboek
8 april 2016
8 april 2016
C.2015.0382.F AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Strafvordering - Samenstelling van de zetel - Eerlijk proces - Vonnisgerecht - Verwijderde stukken
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1505.F AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Aanhangigmaking - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter - Draagwijdte - Aanpassing van de datum van de feiten
De rechtsmacht van de rechter wat het feit van de telastlegging betreft, wordt bepaald door de inleidende akte en hij vermag zich niet zelf te vatten van een strafbare gedraging die de akte die de zaak bij hem aanhangig maakte, niet heeft bedoeld; de rechter beoordeelt in feite, mitsdien onaantastbaar, de draagwijdte van de akte waarmee de zaak wordt aanhangig gemaakt, hij bepaalt onaantastbaar welke feiten in de inleidende akte zijn bedoeld en preciseert de telastlegging bij onduidelijkheid ervan; het staat bijgevolg aan de rechter de datum van het misdrijf eventueel te verbeteren, rekening houdende met het onderzoek op de rechtszitting aangezien de beoordeling door het onderzoeksgerecht van de dag waarop het misdrijf eindigt en dus de verjaring van de strafvordering begint te lopen slechts voorlopig is (1). (1) Cass. 11 oktober 2011, AR P.11.0389.N, AC 2011, nr. 538; Cass. 17 april 2007, AR P.07.0063.N, AC 2007, nr. 188; Cass. 20 februari 2007, AR
P.06.1377.N, AC 2007, nr. 104.
19 april 2016
19 april 2016
RECHTEN VAN DE MENS
P.2014.1555.N AC nr. ...
INTERNATIONAAL VERDRAG BURGERRECHTEN EN POLITIEKE RECHTEN
International verdrag burgerrechten en politieke recht - Artikel 14 - Artikel 14.2 - Artikel 14.2 - Vermoeden van onschuld - Draagwijdte
Uit de omstandigheid dat de appelrechters de door de beklaagde aangevoerde feitelijke gegevens over zijn alcoholconsumptie als niet-geloofwaardig verwerpen, kan niet worden afgeleid dat zij de bewijslast omkeren noch dat zij het vermoeden van onschuld miskennen.
19 april 2016
19 april 2016
VERDRAG RECHTEN VAN DE MENS
P.2015.1382.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 8 - Recht op eerbiediging van het privéleven - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Miskenning van artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Winants.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Redelijke termijn - Overschrijding - Rechtsherstel
Uit de artikelen 6 en 13 EVRM volgt niet dat een ter gelegenheid van de regeling van de rechtspleging vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn, die niet heeft geleid tot een onherstelbare miskenning van het recht van verdediging van de inverdenkinggestelde of het teloorgaan van bewijsmateriaal, moet worden gesanctioneerd met een verval van de strafvordering of een buitenvervolgingstelling; het rechtsherstel waarop de inverdenkinggestelde ingevolge deze verdragsbepalingen is gerechtigd, kan bestaan in een voor de burgerlijke rechtbank te vorderen schadevergoeding of de vaststelling door het onderzoeksgerecht van die overschrijding, waarmee de vonnisrechter in het licht van de gehele rechtspleging rekening moet houden en waaruit hij de bij de wet bepaalde gevolgen moet afleiden (1). (1) Cass. 14 april 2015, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 250.
1 maart 2016
1 maart 2016
P.2015.1272.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 3 - Vreemdelingen - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Schorsing van de beslissingen tot weigering van visa - Veroordeling tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een vastgestelde termijn - Geen beslissingen - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Recht op visa - Eerbiediging van de fysieke integriteit - Verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen - Bevoegdheid
De rechter in kort geding en het hof van beroep verantwoorden niet naar recht hun beslissing dat zij zonder rechtsmacht zijn om uitspraak te doen over de vordering tot veroordeling van de Staat tot het uitreiken van visa, die gegrond is op het burgerlijk recht op eerbiediging van de fysieke integriteit en op het verbod van onmenselijke of vernederende behandelingen, zonder te onderzoeken of de fysieke integriteit van de eisers werd bedreigd omdat de Staat had verzuimd het arrest van de raad
voor vreemdelingenbetwistingen ten uitvoer te leggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. … .
- Artt. 39/1, § 1, tweede lid, 39/82, § 1, eerste lid, 39/84, Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Strafzaken - Verstekbeslissing - Betekening - Vormvereiste - Informatie omtrent de nadere regels om rechtsmiddelen in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2015.1679.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Protocol nr. 7 - Artikel 4.1 - Beginsel "non bis in idem" - Toepassing - Voorwaarden - Identieke feiten
Het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem en artikel 4.1 Aanvullend protocol nr. 7 EVRM verbieden om twee straffen van dezelfde aard uit te spreken ten laste van eenzelfde persoon wegens identieke feiten of feiten die in hoofdzaak dezelfde zijn; het begrip identieke of in hoofdzaak dezelfde feiten doelt op een geheel van feitelijke omstandigheden met betrekking tot eenzelfde verdachte, die nauw met elkaar verbonden zijn in tijd en ruimte (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ……
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Verhoor van een verdachte tijdens vrijheidsberoving - Bijstand van de advocaat - Onregelmatig verhoor wegens afwezigheid van de advocaat - Gevolg - Inaanmerkingneming van het verhoor als bewijs
Krachtens artikel 47bis, § 6, Wetboek van Strafvordering kan tegen een persoon geen veroordeling worden uitgesproken die gegrond is op verklaringen die hij heeft afgelegd in strijd met het recht op bijstand van een advocaat tijdens zijn verhoor door de politie of door de onderzoeksrechter; daaruit volgt dat de rechter geen bewijs voor misdrijven mag zoeken in verhoren die onregelmatig buiten de aanwezigheid van een advocaat zijn afgenomen (1). (1) Cass. 5 september 2012, AR P.12.0418.F, AC 2012, nr. 447, met concl. van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx in Pas. 2012, nr. 447.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 47bis, § 6 Wetboek van Strafvordering
6 april 2016
6 april 2016
P.2015.1670.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Redelijke termijn - Gevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn - Rechtsherstel - Artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Draagwijdte - Beklaagde die niet-toerekeningsvatbaar wordt verklaard
Artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering regelt de mogelijke gevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn en dit wetsartikel, dat andere mogelijke vormen van rechtsherstel door de overheid, zoals een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijk termijn, niet uitsluit, houdt in dat de beklaagde schuldig wordt verklaard aan de hem telastgelegde feiten; aangezien deze schuldigverklaring onverenigbaar is met de niet-toerekeningsvatbaarheid van geestesgestoorden kan die wetsbepaling geen toepassing vinden wanneer de rechter vaststelt dat de beklaagde op het ogenblik van de feiten in één van de bij artikel 1 van de Wet Bescherming Maatschappij bepaalde staten verkeerde en op het ogenblik van de uitspraak nog steeds in die staat verkeert (1). (1) J. XXXXX, ‘Het nieuwe artikel 21ter van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering: de rechtsgevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn’,X.Xxxxxx. 2001, (3-7), nr. 8 p. 7.
19 april 2016
19 april 2016
P.2016.0132.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op bescherming van persoonsgegevens - Miskenning van artikel 8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Het feit dat bewijselementen werden verkregen in strijd met het recht op de eerbiediging van het privéleven zoals gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie of met het recht op bescherming van persoonsgegevens zoals gewaarborgd door artikel 8 Handvest, heeft niet steeds schending van artikel 6 EVRM of miskenning van het recht op een eerlijk proces tot gevolg (1). (1) Zie concl. OM
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Redelijke termijn - Overschrijding van de redelijke termijn - Gevolgen - Artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter
Geen enkele verdragsrechtelijke of wettelijke bepaling stelt dat de overschrijding van de redelijke termijn bedoeld in artikel 6.1 EVRM, ook wanneer deze reeds bereikt is vooraleer de zaak bij de rechter is aanhangig gemaakt, de niet-ontvankelijkheid, ontoelaatbaarheid of stopzetting van de vervolging voor gevolg heeft; artikel 6.1 EVRM duidt de gevolgen niet aan die de rechter aan een door hem vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn moet verbinden en artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bepaalt evenmin dat de rechter geen straf meer mag opleggen, zodat de rechter in feite, mitsdien onaantastbaar, oordeelt of de redelijke termijn voor de berechting van de zaak is overschreden, of omstandigheden een reeds vastgestelde overschrijding hebben verergerd en welk gevolg moet worden verbonden aan de overschrijding van de redelijke termijn die hij vaststelt (1). (1) Cass. 10 januari 2012, AR P 11.1208.N, arrest niet
geplubliceerd; J. XXXXX, ‘ Het nieuwe artikel 21ter van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering: de rechtsgevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn’, X.Xxxxxx. 2001, ( 3-7), nr. 8 p. 7.
19 april 2016
19 april 2016
P.2014.1555.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op bescherming van persoonsgegevens - Miskenning van artikel 8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Winants.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Miskenning van artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Winants.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Miskenning van artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Het feit dat bewijselementen werden verkregen in strijd met het recht op de eerbiediging van het privéleven zoals gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie of met het recht op bescherming van persoonsgegevens zoals gewaarborgd door artikel 8 Handvest, heeft niet steeds schending van artikel 6 EVRM of miskenning van het recht op een eerlijk proces tot gevolg (1). (1) Zie concl. OM
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Vreemdeling - Illegaal verblijf - Beslissing tot verwijdering - Administratieve maatregel van vrijheidsberoving - Recht om vooraf te worden gehoord - Toepasselijkheid
Artikel 6.1 EVRM heeft geen betrekking op het recht van de vreemdeling om te worden gehoord vooraleer een voor de uitvoering van een verwijderingsbeslissing noodzakelijke administratieve maatregel van vrijheidsberoving wordt genomen (1). (1) Zie Cass. 15 februari 2011, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 135.
- Artt. 7, derde lid, en 62 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2016.0281.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Vermoeden van onschuld - Draagwijdte
Uit de omstandigheid dat de appelrechters de door de beklaagde aangevoerde feitelijke gegevens over zijn alcoholconsumptie als niet-geloofwaardig verwerpen, kan niet worden afgeleid dat zij de bewijslast omkeren noch dat zij het vermoeden van onschuld miskennen.
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1382.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 13 - Redelijke termijn - Overschrijding - Rechtsherstel
Uit de artikelen 6 en 13 EVRM volgt niet dat een ter gelegenheid van de regeling van de rechtspleging vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn, die niet heeft geleid tot een onherstelbare miskenning van het recht van verdediging van de inverdenkinggestelde of het teloorgaan van bewijsmateriaal, moet worden gesanctioneerd met een verval van de strafvordering of een buitenvervolgingstelling; het rechtsherstel waarop de inverdenkinggestelde ingevolge deze verdragsbepalingen is gerechtigd, kan bestaan in een voor de burgerlijke rechtbank te vorderen schadevergoeding of de vaststelling door het onderzoeksgerecht van die overschrijding, waarmee de vonnisrechter in het licht van de gehele rechtspleging rekening moet houden en waaruit hij de bij de wet bepaalde gevolgen moet afleiden (1). (1) Cass. 14 april 2015, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 250.
1 maart 2016
1 maart 2016
P.2015.1272.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 8 - Recht op eerbiediging van het privéleven - Bewijselementen verkregen in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven - Miskenning van artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Draagwijdte
Het feit dat bewijselementen werden verkregen in strijd met het recht op de eerbiediging van het privéleven zoals gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie of met het recht op bescherming van persoonsgegevens zoals gewaarborgd door artikel 8 Handvest, heeft niet steeds schending van artikel 6 EVRM of miskenning van het recht op een eerlijk proces tot gevolg (1). (1) Zie concl. OM
19 april 2016
19 april 2016
P.2015.1639.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Fiscale sanctie - Strafsanctie - Vereisten
De omstandigheid dat een fiscale sanctie of het opleggen van een bijzondere belasting internrechtelijk niet als strafrechtelijk wordt gekwalificeerd, sluit niet uit dat die maatregel strafrechtelijk van aard kan zijn in de zin van artikel 6.1 EVRM; dit is het geval indien de overtreden bepaling gericht is tot alle burgers in hun hoedanigheid van belastingplichtige, de opgelegde sanctie of bijzondere belasting niet alleen een vergoedende functie heeft, maar in wezen een preventief en bestraffend doel heeft en de zwaarte van de sanctie of belasting aanzienlijk is.
- Artt. 57, 1°, en 219, eerste en tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 maart 2016
10 maart 2016
F.2014.0034.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Vermoeden van xxxxxxxx
De eerbiediging van het vermoeden van onschuld verbiedt de rechter om voorbarig uitspraak te doen over de schuld van de vervolgde persoon maar belet hem niet om vóór de berechting van de zaak te oordelen dat de aan die persoon ten laste gelegde feiten een misdrijf opleveren, voor zover hij die feiten jegens hem niet bewezen verklaart.
- Art. 6.2 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
23 maart 2016
23 maart 2016
P.2016.0311.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Protocol nr. 7 - Artikel 4.1 - Beginsel "non bis in idem" - Toepassing - Voorwaarden - Identieke feiten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Recht van verdediging - Toepassingsgebied - Vreemdelingen - Onderdanen van derde landen - Illegaal verblijf - Bevel om het grondgebied te verlaten - Vasthouding in een welbepaalde plaats - Administratieve beslissing
Artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de artikelen 6.2 en 6.3 EVRM bevestigen het recht van eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld om voor onschuldig te worden gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan en waarborgt hem dat recht met eerbiediging van het recht van verdediging; die bepalingen vallen onder het strafprocesrecht; ze beschermen de personen die ervan worden beschuldigd een strafbaar feit te hebben gepleegd en houden geen verband met een door een administratieve overheid genomen maatregel van vrijheidsberoving om de doeltreffendheid te verzekeren van het bevel om het grondgebied te verlaten, uitgevaardigd tegen een persoon die de wettelijke voorwaarden van toegang tot het grondgebied, verblijf en vestiging niet eerbiedigt.
- Artt. 7, derde lid, en 62 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
- Art. 48 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007
- Art. 6, §§ 2 en 3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2016.0281.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Vermoeden van onschuld - Rechter in tuchtzaken
Rechters in tuchtzaken schenden het vermoeden van onschuld niet als zij de feiten en de eventuele tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van de betrokkene vaststellen in termen die uitsluitend tot dat domein behoren; het vermoeden van onschuld, zoals gehuldigd in artikel 6.2 EVRM, sluit niet uit dat de tuchtrechter feiten waaromtrent ook een strafonderzoek of – vordering loopt, bewezen verklaart.
- Art. 6.2 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
18 februari 2016
18 februari 2016
D.2014.0016.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Recht op het vermoeden van onschuld - Toepassingsgebied - Vreemdelingen - Onderdanen van derde landen - Illegaal verblijf - Bevel om het grondgebied te verlaten - Vasthouding in een welbepaalde plaats - Administratieve beslissing
Artikel 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de artikelen 6.2 en 6.3 EVRM bevestigen het recht van eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld om voor onschuldig te worden gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan en waarborgt hem dat recht met eerbiediging van het recht van verdediging; die bepalingen vallen onder het strafprocesrecht; ze beschermen de personen die ervan worden beschuldigd een strafbaar feit te hebben gepleegd en houden geen verband met een door een administratieve overheid genomen maatregel van vrijheidsberoving om de doeltreffendheid te verzekeren van het bevel om het grondgebied te verlaten, uitgevaardigd tegen een persoon die de wettelijke voorwaarden van toegang tot het grondgebied, verblijf en vestiging niet eerbiedigt.
- Artt. 7, derde lid, en 62 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
- Art. 48 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007
- Art. 6, §§ 2 en 3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
16 maart 2016
16 maart 2016
P.2016.0281.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Strafzaken - Verstekbeslissing - Betekening - Vormvereiste - Informatie omtrent de nadere regels om rechtsmiddelen in te stellen
Artikel 6.1 EVRM legt op dat de betekening van een verstekbeslissing het recht moet vermelden om in verzet te komen alsook de termijn om dat recht uit te oefenen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ………
9 maart 2016
9 maart 2016
P.2015.1679.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 3 - Vreemdelingen - Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Schorsing van de beslissingen tot weigering van visa - Veroordeling tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een vastgestelde termijn - Geen beslissingen - Aanhangigmaking van de zaak bij de rechter in kort geding - Recht op visa - Eerbiediging van de fysieke integriteit - Verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen - Bevoegdheid
Les rémunérations payées aux membres de la famille ne sont des frais professionnels déductibles du dirigeant d'entreprise que lorsqu'ils sont inhérents à ses activités en tant que dirigeant d'entreprise au sein de la société et pas à l'activité sociale de la société; il faut, à cet égard, examiner si les activités des membres de la famille bénéficient au dirigeant d'entreprise ou à la société (1). (1) Voir les concl. du MP publiées à leur date dans AC.
15 april 2016
15 april 2016
C.2013.0343.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Eerlijk proces - Vonnisgerecht - Verwijderde stukken - Gevolg - Samenstelling van de zetel
De loyaliteit van de rechter wordt vermoed tot bewijs van het tegendeel; de rechter die een stuk uit het debat weert wordt aldus vermoed te weigeren dat stuk in aanmerking te nemen om tot zijn overtuiging te komen, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks; daaruit volgt dat noch artikel 6.1 EVRM noch enige andere bepaling verbiedt dat de rechter, die heeft beslist stukken uit het debat te weren, het onderzoek van de zaak voortzet (1). (1) Zie Cass. 21 april 2004, AR P.04.0124.F, AC 2004, nr. 211.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1505.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Strafsanctie - Aanslag geheime commissielonen - Taak van de rechter
Het behoort aan de rechter te oordelen of de aanslag geheime commissielonen in zijn geheel beschouwd een strafsanctie uitmaakt in de zin van artikel 6.1 EVRM, die aan de evenredigheidstoets onderworpen is, waarbij de rechter de aanslag niet vermag op te delen in een vergoedend en in een sanctionerend gedeelte; wanneer de rechter aanvaardt dat de bijzondere aanslag in zijn geheel beschouwd een sanctie in de zin van artikel 6.1 EVRM uitmaakt, moet hij in concreto nagaan of er omstandigheden bestaan die verantwoorden dat de aanslag wordt verminderd tot onder het door de wet bepaalde tarief.
- Artt. 57, 1°, en 219, eerste en tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 maart 2016
10 maart 2016
F.2014.0034.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Eerste aanvullend protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artikel 1 - Bestemming van een voor woningbouw bestemd perceel tot groengebied - Bestemming van een perceel tot woongebied maar in de beschermingsperimeter als landschap opgenomen - Vergoeding
Een maatregel van inmenging dient een billijk evenwicht te handhaven tussen de vereisten van het algemeen belang en die van de bescherming van de grondrechten van personen; er moet een redelijk verband van evenredigheid bestaan tussen de aangewende middelen en het beoogde doel; wanneer het geschil betrekking heeft op een maatregel van reglementering van het gebruik van eigendom, is het gebrek aan vergoeding een van de factoren waarmee rekening moet worden
gehouden om te bepalen of het billijk evenwicht geëerbiedigd werd, maar kan dat gebrek aan vergoeding op zichzelf nooit een schending van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden opleveren.
- Art. 1, eerste aanvullend protocol Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4 maart 2016
4 maart 2016
C.2014.0333.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 13 - Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel - Rechtsherstel bij overschrijding van de redelijke termijn - Artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Draagwijdte - Beklaagde die niet-toerekeningsvatbaar wordt verklaard
Artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering regelt de mogelijke gevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn en dit wetsartikel, dat andere mogelijke vormen van rechtsherstel door de overheid, zoals een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijk termijn, niet uitsluit, houdt in dat de beklaagde schuldig wordt verklaard aan de hem telastgelegde feiten; aangezien deze schuldigverklaring onverenigbaar is met de niet-toerekeningsvatbaarheid van geestesgestoorden kan die wetsbepaling geen toepassing vinden wanneer de rechter vaststelt dat de beklaagde op het ogenblik van de feiten in één van de bij artikel 1 van de Wet Bescherming Maatschappij bepaalde staten verkeerde en op het ogenblik van de uitspraak nog steeds in die staat verkeert (1). (1) J. XXXXX, ‘Het nieuwe artikel 21ter van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering: de rechtsgevolgen bij overschrijding van de redelijke termijn’,X.Xxxxxx. 2001, (3-7), nr. 8 p. 7.
19 april 2016
19 april 2016
P.2016.0132.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Cassatieberoep - Vormen - Ondertekening door een advocaat bij het Hof van Cassatie - Ontstentenis - Sanctie - Niet-ontvankelijkheid - Toegang tot het gerecht - Toegang tot de cassatierechter - Naleving
Aangezien het bureau voor rechtsbijstand van het Hof, nadat de eiser zijn staat van behoeftigheid bewezen heeft, het advies van een advocaat bij het Hof van Cassatie ingewonnen heeft overeenkomstig artikel 682, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en de beschikking van de eerste voorzitter van 1 september 2015 vaststelt dat blijkt uit dat advies dat “de eiser geen cassatieberoep kan instellen met een redelijke kans op succes” en bijgevolg zijn aanvraag voor
rechtsbijstand verwerpt omdat “zijn eis niet gerechtvaardigd lijkt in de zin van artikel 667 van het Gerechtelijk Wetboek", werden de vereisten van artikel 6, §1, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, die het recht op toegang tot de cassatierechter waarborgen, nageleefd; krachtens artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek, is het verzoekschrift dat het cassatieberoep instelt niet ontvankelijk als het niet zowel op het afschrift als op het origineel door een advocaat bij het Hof van Cassatie ondertekend is.
- Art. 1080 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4 april 2016
4 april 2016
S.2015.0100.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Eerste aanvullend protocol - Recht op eerbiediging van eigendom - Inmenging van de overheid - Fiscale heffing - Voorwaarde - Wettigheid
Artikel 1, tweede lid, van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden vereist dat de inmenging van de overheid in het recht op eerbiediging van eigendom, welke inmenging bestaat in de fiscale heffing, wettig moet zijn, wat betekent dat zij berust op rechtsnormen die, wat de toepassing ervan betreft, voldoende toegankelijk, duidelijk en voorzienbaar zijn (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ***.
- Art. 1, tweede lid, eerste aanvullend protocol Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
26 februari 2016
26 februari 2016
F.2015.0016.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Eerste aanvullend protocol - Recht op eerbiediging van eigendom - Inmenging van de overheid - Fiscale heffing - Voorwaarde - Wettigheid
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
26 februari 2016
26 februari 2016
F.2015.0016.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Redelijke termijn - Overschrijding - Gevolg - Strafvermindering
Indien de redelijke termijn voor de berechting is overschreden, moet de rechter in de regel een straf uitspreken die daadwerkelijk en op een meetbare wijze verminderd is ten opzichte van de straf die hij had kunnen opleggen indien de redelijke termijn niet overschreden was; wanneer de wet voor het bewezen verklaarde feit, een gevangenisstraf en een geldboete oplegt en de rechter wegens de overschrijding van de redelijke termijn een straf uitspreekt die lager is dan deze die hij zonder die overschrijding zou hebben uitgesproken, kan hij ofwel de gevangenisstraf, ofwel de geldboete, ofwel beide verminderen (1). (1) Zie Cass. 24 november 2009, XX X.00.0000.X, AC 2009, nr. 694 met concl. van advocaat-generaal XXXXXXXXX.
1 maart 2016
1 maart 2016
P.2014.1535.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.4 - Vreemdelingen - Wet van 15 december 1980 - Verwijderingsmaatregel - Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Stukken van het administratieve dossier opgesteld in een andere taal - Vertaling - Verplichting
Noch artikel 5.4 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, noch enige andere wettelijke bepaling gebieden dat de vertaling van het administratieve dossier in de taal van de rechtspleging wordt gevoegd; indien de rechter de taal waarin de administratieve stukken zijn gesteld, niet kent, kan hij de vertaling ervan vragen maar het is hem niet verboden acht te slaan op stukken die in een andere taal dan die van de rechtspleging zijn gesteld; de eerbiediging van het recht van verdediging verplicht hem ervan kennis te nemen (1). (1) Zie Cass. 29 februari 2012, AR P.12.0249.F, AC 2012, nr. 141.
24 februari 2016
24 februari 2016
RECHTERLIJK GEWIJSDE
GEZAG VAN GEWIJSDE
P.2016.0177.F AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Strafzaken - Onderzoeksgerechten - Beslissingen
Het beginsel van het gezag van gewijsde is, in de regel, niet van toepassing op de beslissingen van de onderzoeksgerechten (1). (1) Zie Cass. 9 januari 2002, AR P.01.1035.F, AC 2002, nr. 17, met concl. van de Xxxx Xxxxxxxxx, toen advocaat-generaal; M. De Swaef en X. Xxxxxx, Het gezag van gewijsde van beslissingen van de onderzoeksgerechten: oude wijn in nieuwe zakken? in De wet voorbij, Liber Amicorum Xxx Xxxxxxxxxx, 95.
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1443.F AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Strafzaken - Tegenstelbaarheid - Burgerlijk proces - Regel - Grondslag - Toepassing
Het gezag van het rechterlijk gewijsde in strafzaken staat niet eraan in de weg dat een partij, bij een later burgerlijk proces, de mogelijkheid krijgt om de gegevens te betwisten die uit het strafproces zijn afgeleid, wanneer zij geen partij in het strafgeding was of in zoverre zij er haar belangen niet vrij heeft kunnen doen gelden; de toepassing van die regel, die voortvloeit uit artikel 6.1. van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, vervalt niet wanneer die partij doelbewust ervoor heeft gekozen niet tussen te komen in het strafproces, ongeacht wat haar houding was tijdens het burgerlijk proces (1). (1) Cass. 7 maart 2008, AR C.06.0253.F AC 2008, nr. 158.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
25 maart 2016
25 maart 2016
F.2014.0008.F AC nr. ...
RECHTERLIJKE ORGANISATIE
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Rechtspleging in hoger beroep - Samenstelling van de zetel - Behandeling door één dan wel door drie raadsheren - Rechterlijke organisatie - Draagwijdte
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 februari 2016
18 februari 2016
C.2015.0168.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Rechtspleging in hoger beroep - Samenstelling van de zetel - Behandeling door één dan wel door drie raadsheren - Rechterlijke organisatie - Draagwijdte
- Art. 19bis, § 2, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
18 februari 2016
18 februari 2016
C.2015.0168.N AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Rechtbank van eerste aanleg - Bijzondere regeling - Prerogatieven van de voorzitter van de rechtbank - Hervorming van de gerechtelijke arrondissementen
De wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen, die op 1 april 2014 in werking is getreden, heeft de prerogatieven van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg inzake rechterlijke organisatie, zoals bepaald in artikel 88 Gerechtelijk Wetboek, behouden.
- Art. 88 Gerechtelijk Wetboek
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2016.0270.F AC nr. ...
Strafzaken - Samenstelling van de zetel - Eerlijk proces - Vonnisgerecht - Verwijderde stukken
De loyaliteit van de rechter wordt vermoed tot bewijs van het tegendeel; de rechter die een stuk uit het debat weert wordt aldus vermoed te weigeren dat stuk in aanmerking te nemen om tot zijn overtuiging te komen, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks; daaruit volgt dat noch artikel 6.1 EVRM noch enige andere bepaling verbiedt dat de rechter, die heeft beslist stukken uit het debat te weren, het onderzoek van de zaak voortzet (1). (1) Zie Cass. 21 april 2004, AR P.04.0124.F, AC 2004, nr. 211.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2016
10 februari 2016
P.2015.1505.F AC nr. ...
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE)
- Arbeidsovereenkomst - Door de werknemer niet aangegeven loon - "Fraus omnia corrumpit" - Uitwerking
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 februari 2016
15 februari 2016
S.2015.0020.F AC nr. ...
- Beschikkingsbeginsel - Akte van hoger beroep - Vereiste vermeldingen - Plaats waar de kantoren van de Staat, minister van Financiën, zijn gevestigd - Sanctie - Bevoegdheid van de rechter
Die vermeldingen die de akte van hoger beroep bevat, komen niet voor in de lijst van die waarvan het verzuim, krachtens artikel 862 van het Gerechtelijk Wetboek, leidt tot een nietigheid die de rechter ambtshalve moet uitspreken; die nietigheid moet bijgevolg worden gelijkgesteld met die welke, krachtens artikel 861 van dat wetboek, enkel kunnen worden uitgesproken indien het verzuim of de onregelmatigheid de belangen schaadt van de partij die de exceptie opwerpt, wat impliceert dat de rechter ze niet ambtshalve kan opwerpen.
- Artt. 1057, 3°, en 1138, 2° Gerechtelijk Wetboek
18 maart 2016
18 maart 2016
C.2014.0436.F AC nr. ...
- Beginselen van behoorlijk bestuur - Rechtszekerheidsbeginsel
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, welke bindend zijn voor de belastingadministratie, omvatten het recht op rechtszekerheid, dat inhoudt dat de burger moet kunnen vertrouwen op wat hij niet anders kan opvatten dan als een vaste gedrags- of beleidsregel van de overheid, zodat de door de overheid opgewekte gerechtvaardigde verwachtingen van de burger in de regel moeten worden gehonoreerd; het recht op rechtszekerheid van een individuele belastingplichtige is evenwel geen onbeperkt recht en moet onder omstandigheden wijken voor het legaliteitsbeginsel dat de rechtszekerheid en gelijkheid verzekert ten bate van alle belastingplichtigen: de verwachtingen van de burger mogen niet gegrond zijn op een onwettige praktijk en het recht op rechtszekerheid kan aldus niet worden ingeroepen indien dit leidt tot een beleid dat tegen de wettelijke bepalingen ingaat (1). (1) Zie Cass. 20 november 2006, AR F.05.0059.F, AC 2006 nr. 578; Cass. 30 mei 2008, AR
F.06.0083.F, AC 2008, nr. 334; Cass. 11 februari 2011, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 123.
10 maart 2016
10 maart 2016
F.2014.0105.N AC nr. ...
- Overeenkomst - Ongeoorloofde oorzaak - Verrijking zonder oorzaak van de begunstigde - Vordering van de verarmde - Uitwerking - Draagwijdte
Uit de samenhang van artikel 1131 van het Burgerlijk Wetboek en het algemeen rechtsbeginsel van verrijking zonder oorzaak blijkt dat, aangezien de overeenkomst uit een ongeoorloofde oorzaak geen gevolg kan hebben, de verrijking van diegene die de uitvoering ervan geniet zonder oorzaak is; de rechter kan de vordering van de verarmde evenwel verwerpen wanneer hij feitelijk oordeelt dat aldus de preventieve rol van de sanctie voor de overeenkomst uit ongeoorloofde oorzaak in het gedrang komt of als de maatschappelijke orde vereist dat de verarmde zwaarder bestraft wordt (1).
(1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...
- Art. 1131 Burgerlijk Wetboek
15 februari 2016
15 februari 2016
C.2014.0448.F AC nr. ...
- "Non bis in idem" - Toepassing - Voorwaarden - Identieke feiten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
2 maart 2016
2 maart 2016
P.2015.0929.F AC nr. ...
- Arbeidsovereenkomst - Door de werknemer niet aangegeven loon - "Fraus omnia corrumpit" - Uitwerking
Het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit verbiedt niet dat degene die een bedrag ontvangen heeft dat aan de fiscale en sociale overheid niet als loon werd aangegeven, tegen diegene die hem dat bedrag betaald heeft aanvoert dat het een loon betreft voor geleverd werk in uitvoering van een arbeidsovereenkomst (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...