ARREST
Raad voor Vergunningsbetwistingen
ARREST
nr. A/2013/0732 van 10 december 2013 in de zaak 1213/0064/SA/4/0057
In zake: | 1. de xxxx Xxxx XXXXX 2. de xxxx Xxxxx XXXXXX bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Xxxxxxxx XXX XXXXXXXX kantoor houdende te 0000 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxx 000-0 waar woonplaats wordt gekozen |
verzoekende partijen | |
tegen: | |
de deputatie van de provincieraad van ANTWERPEN | |
verwerende partij | |
Tussenkomende partij: | 1. de nv TOMAZ 2. de nv BOUWPROJECTEN COGGHE & CO bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Xxxxxx XXXX kantoor houdende te 2000 Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxxxx 00 A waar woonplaats wordt gekozen 3. de gemeente LINT, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en xxxxxxxxx 0. het college van burgemeester en schepenen van de gemeente LINT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Xxxxxxxxxx XXXX kantoor houdende te 2018 Antwerpen, Xxxxxxxxxxxxxxxx 000x waar woonplaats wordt gekozen |
I. Voorwerp van de vordering
De vordering, ingesteld met een aangetekende brief van 9 oktober 2012, strekt tot de vernietiging van het besluit van de deputatie van de provincieraad van Antwerpen van 26 juli 2012.
De deputatie heeft het administratief beroep van de verzoekende partijen tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lint van 5 maart 2012 verworpen.
De deputatie heeft aan de eerste tussenkomende partij een verkavelingsvergunning verleend onder voorwaarden.
De bestreden beslissing heeft betrekking op de percelen gelegen te Lint, Duffelsesteenweg zn en met als kadastrale omschrijving afdeling 1, sectie D, nummers 509F en 512V.
II. Verloop van de rechtspleging
1.
Xx Xxxx heeft met het arrest van 7 mei 2013 met nummer S/2013/0057 de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing verworpen wegens het ontbreken van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel.
De verzoekende partij heeft met een aangetekende brief van 24 mei 2013 een verzoek tot voortzetting van de rechtspleging ingediend.
2.
De verwerende partij heeft geen antwoordnota ingediend maar heeft wel een afschrift van het administratief dossier neergelegd. De verzoekende partij heeft een wederantwoordnota ingediend. De tussenkomende partijen hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De partijen zijn opgeroepen voor de openbare terechtzitting van 15 oktober 2013, waar de vordering tot vernietiging werd behandeld.
Kamervoorzitter Xxxxxxxx XX XXXXXX heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Xxxxxxxx XX XXXXXX die loco advocaat Xxxxxxxx XXX XXXXXXXX verschijnt voor de verzoekende partijen, advocaat Xxxxx XXXXXXXX die loco advocaat Xxxxxx XXXX verschijnt voor de eerste en de tweede tussenkomende partij en Xxxxxx XXXXXXXXXX die loco advocaat Xxxxxxxxxx XXXX verschijnt voor de derde en vierde tussenkomende partij, zijn gehoord.
De verwerende partij, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet ter zitting verschenen. Gelet op artikel 4.8.27 VCRO verhindert de afwezigheid van partijen de geldigheid van de zitting, en dus van de behandeling van de zaak, echter niet.
Titel IV, hoofdstuk VIII van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) betreffende de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2012 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen (Procedurebesluit) zijn toegepast.
III. TUSSENKOMST
1.
De nv TOMAZ en de nv BOUWPROJECTEN COGGHE & CO verzoeken met een aangetekende brief van 23 november 2012 om in het geding te mogen tussenkomen.
De voorzitter van de derde kamer heeft met een beschikking van 28 november 2012 de tweede tussenkomende partij toegelaten tot de debatten en de eerste tussenkomende partij voorlopig toegelaten tot de debatten en tevens verzocht om het bewijs dat het daartoe bevoegde orgaan beslist heeft om in rechte op te treden over te maken aan de Raad.
De eerste tussenkomende partij heeft aan de Raad een rechtsgeldige beslissing om in rechte te treden bezorgd.
Het verzoek tot tussenkomst van de eerste en de tweede tussenkomende partij is ontvankelijk.
2.
Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lint en de gemeente Lint, vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, verzoeken met een aangetekende brief van 26 november 2012 om in het geding te mogen tussenkomen.
De voorzitter van de derde kamer heeft met een beschikking van 28 november 2012 de derde en vierde tussenkomende partij voorlopig toegelaten tot de debatten en tegelijk verzocht om de Raad een nadere toelichting te geven over de redenen van het niet tijdig betalen van het rolrecht en te verduidelijken aan de Raad waarom deze redenen overmacht of onoverkomelijke dwaling zouden kunnen uitmaken.
De derde en vierde tussenkomende partij hebben aan de Raad met een aangetekende brief van
14 december 2012 een nota bezorgd, waarin zij op grond van verschillende argumenten aanvoeren dat het verzoek tot tussenkomst niet onontvankelijk kan verklaard worden.
De brief van de xxxxxxx xxx xx Xxxx van 5 november 2012 heeft de termijn van 20 dagen doen ingaan voor de belanghebbenden om een verzoek tot tussenkomst in te dienen. De termijn voor het betalen van het rolrecht door de tussenkomende partijen heeft met deze brief in onderliggende zaak geen aanvang genomen. De derde en vierde tussenkomende partij hebben inmiddels het rolrecht betaald. Het verzoek tot tussenkomst is derhalve op dat punt ontvankelijk, zodat er geen verdere noodzaak bestaat om de argumentatie van de derde en vierde tussenkomende partij te beoordelen.
Voor het overige zijn er geen redenen om anders te oordelen dan in de beschikking van 28 november 2012. Het verzoek tot tussenkomst van de derde en de vierde tussenkomende partij is ontvankelijk.
IV. FEITEN
Op 13 oktober 2011 (datum van het ontvangstbewijs) dient de eerste tussenkomende partij bij de vierde tussenkomende partij een aanvraag in voor een verkavelingsvergunning.
De aanvraag betreft een verkaveling van twaalf loten waarvan er twee gelegen zijn langs de bestaande Duffelsesteenweg en de overige tien gelegen zijn langs een nieuw aan te leggen doodlopende weg met een pijpekop.
De gemeenteraad van de gemeente Lint neemt op 19 december 2011 een beslissing over de zaak van de wegenis. De eerste verzoekende partij heeft tegen deze beslissing beroep ingediend bij de Raad van State. Het beroep is nog hangende.
De percelen zijn gelegen binnen het bij koninklijk besluit van 3 oktober 1979 vastgestelde gewestplan „Antwerpen‟.
De percelen zijn eveneens gelegen binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan „Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen‟, goedgekeurd met een besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009.
Tijdens het openbaar onderzoek, georganiseerd van 21 oktober 2011 tot en met 19 november 2011, worden acht bezwaarschriften ingediend. Ook de verzoekende partijen hebben een bezwaarschrift ingediend.
De brandweer van de gemeente Edegem brengt op 18 oktober 2011 een voorwaardelijk gunstig advies uit.
De GECORO van de gemeente Lint brengt op 14 november 2011 een voorwaardelijk gunstig advies uit:
“…
1. Teneinde het onderhoud van de nieuwe gracht langsheen de nieuwe straat te garanderen en aldus in een gegarandeerde regenwaterafvoer te voorzien dient langsheen de nieuwe rooilijn de strook grond (gelegen in agrarisch gebied) van 4 meter breed (één meter langs beide zijden van de 2-meter brede gracht), tussen de achterste perceelsgrens van lot 1 en de perceelsgrens van het stuk grond – sectie D 476a – voor openbaar nut aan de gemeente te worden afgestaan.
2. Bij de aanvang van de werken dient de betrokken aannemer er voor te zorgen dat de gracht op de perceelsgrens van de verkaveling “Roetaard” en deze nieuwe verkaveling geruimd wordt en kan afwateren naar de Babbelkroonbeek. De verkavelaar dient alvast eenmalig de gracht tussen de verkaveling en de Babbelkroonbeek oordeelkundig te ruimen en de gemeente er op de één of andere manier van te verzekeren dat die gracht door de aangelanden verder zal worden onderhouden zodat een degelijke afvoer van het regenwater kan worden gegarandeerd.
…”
De vierde tussenkomende partij adviseert op 16 januari 2012 als volgt:
“…
Volgens de aanvraag wordt tegemoet gekomen aan het decreet grond- en pandenbeleid
d.d. 27/03/2009. Bij de latere vergunningen zal worden opgenomen dat, om te voldoen aan de sociale last, twee percelen bouwgrond zullen moeten verkocht worden aan een sociale woonorganisatie of aan een openbaar bestuur.
Uit de betreffende nota van de ontwerper en uit de genomen voorzieningen dienaangaand kan geconcludeerd worden dat deze verkaveling geen invloed zal hebben op de waterhuishouding van de onmiddellijke omgeving.
Aan de latere verkavelingsvergunning zal een voorwaarde worden gekoppeld zodat aan de opmerking van de GECORO in verband met de grachten in de mate van het mogelijk kan worden voldaan.
Zowel het wegtracé als de inplanting van de kavels kunnen zich op een aanvaardbare wijze in de omgeving integreren. Het ontworpen wegtracé is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
De te beogen verdichting geeft geen aanleiding tot verlies van ruimtelijke kwaliteit en de voorgestelde perceelsordening is voor het gebied stedenbouwkundig verantwoord. De aanvraag is verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening.
Er wordt stedenbouwkundig geen onaanvaardbare situatie gecreëerd voor de aanpalende eigendommen. De ingediende bezwaren zijn ontvankelijk doch ongegrond en worden bijgevolg niet weerhouden bij de beoordeling van de verkaveling.
…”
De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar brengt op 16 februari 2012 een voorwaardelijk gunstig advies uit.
“…
Beknopte beschrijving van de aanvraag
De aanvraag betreft het verkavelen van een grond in 12 loten, waarvan 6 voor vrijstaande en 6 voor halfopen bebouwing zijn bestemd. Er wordt een nieuwe wegenis aangelegd.
Stedenbouwkundige basisgegevens uit plannen van aanleg
Ligging volgens de plannen van aanleg + bijhorende voorschriften
Het volledige perceel is volgens het gewestplan Antwerpen (KB 03/10/1979) deel in woongebied, deels in woongebied met landelijk karakter en deels in agrarisch gebied gelegen. De aanvraag zelf is gelegen in woongebied en in woongebied met landelijk karakter.
…
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag situeert zich binnen de begrenzing van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen”, vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering van 19.06.2009.
De aanvraag is gelegen binnen de afbakeningslijn die aangeeft waar de stedelijke ontwikkeling van het Antwerpse in de toekomst kan gebeuren. Binnen de afbakeningslijn gelden volgende stedenbouwkundige voorschriften:
…
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een deelplan.
Art. 7.4.5. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt dat de voorschriften van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor het grondgebied waarop ze betrekking hebben, de voorschriften van de plannen van aanleg vervangen, tenzij het uitdrukkelijk anders bepaalt.
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd plan van aanleg, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling. Het blijft de bevoegdheid van de overheid de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg der plaats, gebaseerd op de eerder geciteerde voorschriften van het van kracht zijnde gewestplan en het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is principieel in overeenstemming met de geldende voorschriften.
…
Beschrijving van de bouwplaats, de omgeving en de aanvraag
De linkerzijde van het te ontwikkelen perceel bestaat uit voornamelijk woongebied dat voor vrijstaande eengezinswoningen wordt gekenmerkt. De rechterzijde bestaat uit agrarisch gebied en vormt een open gebied. De westelijke kant van het perceel paalt aan de Duffelsesteenweg en is een 50m strook „woongebied met landelijk karakter‟. In deze strook bevindt zich vrijstaande en gekoppelde bebouwing.
Het perceel in aanvraag bestaat uit onbebouwde percelen die in woongebied, woongebied met landelijk karakter en agrarische gebied zijn gelegen. De delen die
ontwikkeld worden liggen in woongebied en woongebied met landelijk karakter. Het volledig te ontwikkelen gebied is ongeveer 50m breed en 175m lang.
In het woongebied bevinden zich 6 loten die bestemd zijn voor gekoppelde bebouwing (loten 3 tot en met 8). De afmeting van de percelen is ongeveer 10m breed en 30m diep. Verder zijn er in het woongebied 4 loten voor vrijstaande bebouwing die ongeveer 17m breed en 25 à 35m lang zijn. In het woongebied met landelijk karakter worden 2 loten voorzien die 14 en 15m breed zijn en tussen de 45 en 48m diep.
Het voorgeschreven gabarit voor de loten 3 tot en met 8 bestaat uit 2 volwaardige woonlagen waarvan 1 in het zadeldakvolume. De bouwdiepte is 9 m. Voor de loten 9 en 10 is een gelijkaardig gabarit van toepassing (2 volwaardige woonlagen, waarvan 1 in het zadeldak), maar de diepte bedraagt 13m op de twee woonlagen. Loten 11 en 1é hebben hetzelfde gabarit. De diepte is hier 9 m op de twee woonlagen.
Er wordt een nieuwe weg ontworpen die 10m breed is ter hoogte van de Duffelsesteenweg en lot 1 en 2. Ter hoogte van lot 3 wordt de weg 13m breed.
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
…
De te ontwikkelen delen van het perceel bevinden zich in woongebied en in woongebied met landelijk karakter. Het is een omgeving die uit vrijstaande en gekoppelde bebouwing bestaat, zodat de aanvraag in de omgeving past. Het profiel van de bebouwing stemt eveneens overeen met die van de omgeving.
De ontwikkelaar is eigenaar van alle kavels in de verkaveling, zodat conform 4.1.8, 1° en 4° het decreet van 27/3/2009 betreffende het grond- en pandenbeleid er een sociale last aan de vergunning diende te worden verbonden.
Artikel 4.1.8, 1° van het decreet van 27/3/2009 betreffende het grond- en pandenbeleid stelt ter zake het volgende: "verkavelingen van ten minste 10 loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten;
Artikel 4.1.8, 4° van het decreet van 27/3/2009 betreffende het grond- en pandenbeleid stelt ter zake het volgende: "verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan."
Uit de motivatienota van de aanvrager blijkt dat loten 3 en 4 bestemd zijn voor sociale woningbouw. De normen en percentages betreffende de verwezenlijking van het sociaal woonaanbod, vastgesteld bij of krachtens het decreet van 27/3/2009 betreffende het grond- en pandenbeleid worden gerespecteerd. Het College van Burgerneester en Schepenen van Lint heeft deze sociale last als voorwaarde in hun advies dd. 16/01/2012 opgelegd. Deze voorwaarde dient strikt te worden nageleefd.
De ontwikkelaar is eigenaar van alle kavels in de verkaveling, zodat conform 4.2.1, 1° en 4° het decreet van 27/3/2009 betreffende het grond- en pandenbeleid er een bescheiden last aan de vergunning diende te worden verbonden.
Artikel 4.1.8, 1° van het decreet van 27/3/2009 betreffende het grond- en pandenbeleid stelt ter zake het volgende: "verkavelingen van ten minste 10 loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten;
Artikel 4.1.8, 4° van het decreet van 27/3/2009 betreffende het grond- en pandenbeleid stelt ter zake het volgende: "verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan."
Het gevraagde is in overeenstemming met de beoordelingsgrond van art. 4.3.1. §1, 3°. De normen en percentages betreffende de verwezenlijking van het bescheiden woonaanbod, vastgesteld bij of krachtens het decreet van 27/3/2009 betreffende het grand- en pandenbeleid worden gerespecteerd.
Algemene conclusie
Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede plaatselijke ordening en met zijn onmiddellijke omgeving.
Ik wens bijkomend op te merken dat in de uiteindelijke vergunning wel rekening dient te worden gehouden met de principes van de watertoets. Het behoort, zoals vermeld in het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14/11/2003) in hoofdstuk III, afdeling I, artikel 8, tot de bevoegdheid van de vergunningverlenende overheid om de resultaten van de watertoets te vermelden, zelfs als manifest duidelijk is dat de vergunde werken geen enkele invloed op de waterhuishouding hebben en hiermee rekening te houden in haar uiteindelijke beslissing.
… ADVIES
GUNSTIG voor de verkaveling van de gronden in de kavels 1 t.e.m. 12 en de ontworpen wegenis, zoals voorgesteld op bijgaand verkavelingsontwerp, onder de volgende voorwaarden:
• Bijgaande stedenbouwkundige voorschriften worden toegepast;
• De bepalingen gesteld in de gemeenteraadsbeslissing d.d. 19.12.2011 dienen strikt nageleefd te worden;
• De voorwaarden gesteld in het advies van de brandweer d.d. 21.10.2011 dienen strikt nageleefd te worden;
• De voorwaarden gesteld in het advies van het College van Burgemeester en Schepenen van Lint d.d. 16.01.2011 dienen strikt nageleefd te worden;
• Het behoort, zoals vermeld in de decreettekst van het decreet Algemeen Waterbeleid, tot de bevoegdheid van de vergunningverlenende overheid, om de resultaten van de watertoets te vermelden en ermee rekening te houden in haar uiteindelijke beslissing en de passende maatregelen te nemen om de schade aan het waterhuishoudkundig systeem te beperken;
• Overeenkomstig de bijgevoegde stukken in het dossier en zoals gesteld in de motiverende nota zijn de kavels 3 en 4 sociaal en deze dienen voor verkoop aan een sociale huisvestingsmaatschappij of VMSW, zoals gestipuleerd in het decreet grond- en pandenbeleid.
…”
De vierde tussenkomende partij verleent op 5 maart 2012 een verkavelingsvergunning onder de volgende voorwaarden:
“…
1. De bijgaande stedenbouwkundige voorschriften dienen strikt te worden nageleefd.
2. De voorwaarden, gesteld in het advies van de brandweer van 21 oktober 2011, dienen strikt te worden nageleefd.
3. De voorwaarden, gesteld in het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar van 16 februari 2012, dienen strikt te worden nageleefd.
4. In uitvoering van het decreet Grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009 dienen, zoals gesteld in de motiverende nota bij de aanvraag, de kavels 5 en 6 verkocht aan een sociale huisvestingsmaatschappij of aan de VMSW (…).
5. Bij de aanvang van de werken dient de verkavelaar er voor te zorgen dat de gracht op de perceelsgrens van de verkaveling “Roetaard” en deze nieuwe verkaveling, geruimd wordt zodat deze kan afwateren naar de Babbekroonbeek.
6. De verkavelaar dient er voor te zorgen dat de gracht tussen de verkaveling en de Babbelkroonbeek éénmalig oordeelkundig geruimd wordt.
7. Geen enkel perceel uit deze verkaveling mag te koop gesteld worden of verkocht zolang door het college van burgemeester en schepenen niet een verklaring werd afgeleverd waaruit blijkt dat aan de verplichtingen, opgesomd in de overeenkomst tussen de verkavelaars en de gemeente Lint van 17 oktober 2011 en goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 19 december 2011, werd voldaan.
…”
De verzoekende partijen tekenen tegen deze beslissing op 16 april 2012 administratief beroep aan bij de verwerende partij.
De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn verslag van 31 mei 2012 om dit beroep niet in te willigen en een verkavelingsvergunning onder voorwaarden te verlenen.
Onroerend erfgoed verleent op 11 juni 2012 een gunstig advies.
Op 25 juni 2012 brengt de brandweer van de gemeente Edegem, na een verzoek van de verwerende partij, opnieuw een voorwaardelijk gunstig advies uit.
Na de hoorzitting van 4 juni 2012 beslist de verwerende partij op 26 juli 2012 om het beroep niet in te willigen en een verkavelingsvergunning onder voorwaarden te verlenen. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt:
“…
3. Omschrijving en historiek van de aanvraag
De aanvraag betreft een verkaveling van 12 loten waarvan er twee gelegen zijn langs de bestaande Duffelsesteenweg en de overige 10 gelegen zijn langs een nieuw aan te leggen doodlopende weg met een pijpekop. De breedte van de weg is 10m ter hoogte van de Duffelsesteenweg. De weg verbreedt ter hoogte van het lot 3. De 10 loten bevinden zich links op het terrein. De nieuwe wegenis wordt voorzien langsheen de grens
met het agrarisch gebied. De gehele verkaveling bevindt zich in het deel van de percelen dat in woongebied of woongebied met landelijk karakter gelegen is. Het gebied is ongeveer 50m breed en 175m lang. De woningen die voorzien worden zijn vrijstaande woningen (loten 1, 2 en 9 t.e.m. 12) of halfopen bebouwingen met een gekoppelde garage (lot 3 t.e.m. 8).
De loten voor gekoppelde bebouwing voorzien een gabarit van 2 bouwlagen waarvan één onder hellend dak, met een bouwdiepte van 9m. Dit geldt ook voor de loten 11 en 12. Loten 9 en 10 laten ook twee bouwlagen toe waarvan één onder hellend dak, maar met een bouwdiepte van 13m op beide lagen. Loten 1 en 2 voorzien ook twee bouwlagen en hebben een bouwzone van 17m diep. De perceelsdieptes variëren tussen 23 en 48m.
…
9. Beoordeling
…
De verkaveling wordt uitsluitend binnen die delen van het terrein voorzien die gelegen zijn in woongebied of woongebied met landelijk karakter. De aanvraag is principieel in overeenstemming met deze planologische bestemmingen van het gewestplan.
De voorwaarden van het advies van de brandweer dienen strikt nageleefd te worden.
Om te voldoen aan het grond- en pandendecreet dienen twee kavels verkocht te worden aan een sociale huisvestingsmaatschappij. De aanvraag voldoet verder aan de bepalingen van het decreet betreffende de realisatie van het bescheiden woningaanbod. Er dienen twee loten voorzien te worden voor verkoop aan een sociale woonorganisatie of aan een openbaar bestuur.
Er is een collegebesluit d.d. 19/12/2011 waarin het tracé van de wegenis werd goedgekeurd en waarbij een contract met de aanvrager werd opgesteld inzake de voorwaarden tot opening van de ontworpen straat. Aan deze overeenkomst moet voldaan worden, vooraleer de verkaveling gerealiseerd kan worden.
De aanvraag dient getoetst op haar verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening.
De aanvraag is gelegen aan rand van een dichtbebouwde zone, nabij de kern van Lint en vormt een soort van restruimte achter een bestaande verkaveling. Door het voorzien van een nieuwe wegenis kan deze restruimte benut worden voor nieuwe kavels. het getuigt van zuinig ruimtegebruik om dergelijke percelen, gelegen aansluitend op een bestaande residentiële verkaveling en aan de rand van het woongebied, aan te snijden. Dit is te prefereren boven de aansnijding van een gebied in een open en ongerepte omgeving.
De kavels zelf zijn voldoende groot. De beoogde bouwtypologie en gabaritten van de woningen sluiten aan op wat reeds in de omgeving voorkomt. Er wordt voldoende tuinzone gelaten en de bebouwbare zones houden voldoende afstand aan t.o.v. de andere loten en t.o.v. de bestaande percelen in de omgeving. De bijgevoegde verkavelingsvoorschriften zijn aanvaardbaar en dienen strikt nageleefd te worden.
Uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager wel degelijk rekening houdt met de waterhuishouding op het terrein en in de omgeving. Een nieuwe gracht wordt voorzien rechts op het terrein. Deze gracht zal dienen als buffering voor de vertraagde afvoer van het regenwater. er valt daarom zelfs te verwachten dat met deze ingreep de waterhuishouding in de omgeving erop vooruit zal gaan. De aanvrager dient ook respectvol om te gaan met de bestaande gracht op de scheilijn met de woningen gelegen
in de bestaande verkaveling 'Xxxxxxxx'. Deze gracht dient door de omwonenden open en bruikbaar gehouden te worden voor de afwatering van de omliggende terreinen.
In zitting van 7 juni 2012 werd de beslissing verdaagd met volgende opmerking:
„In de hoorzitting bleek er een probleem met de brandweer. Er kon niet worden uitgesloten dat de voorgelegde plannen, de plannen waren die naar de brandweer werden verstuurd.‟
De beslissing werd verdaagd om een nieuw advies aan de brandweer te vragen.
Op 25 juni 2012 werd opnieuw een voorwaardelijk gunstig advies verleend door de brandweer, op basis van de in dit dossier voorgelegde aanvraagplannen.
Er werd verder ook nog een gunstig advies verleend door Onroerend Erfgoed op 11 juni 2012.
Uit het voormelde blijkt dat de verkavelingsaanvraag de goede ruimtelijke ordening niet schaadt en dat de aanvraag voor vergunning in aanmerking kan komen. De voorwaarden zoals opgelegd in het besluit van het college van burgemeester en schepenen d.d. 05/03/2012 dienen strikt nageleefd te worden.
Watertoets:
Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te zijn aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en
7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.
Bij nazicht van de Vlaamse kaart met de overstromingsgevoelige gebieden, blijkt het perceel niet gelegen te zijn in een effectief of mogelijk overstromingsgevoelig gebied.
De voorliggende verkaveling voorziet de mogelijkheid van het bouwen en/of verharden van een gedeelte van de percelen, zodat rekening gehouden moet worden met het mogelijke effect op de plaatselijke waterhuishouding. Door de toename van de verharde oppervlakte wordt de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit dient in de latere aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning te worden gecompenseerd.
Algemene conclusie:
De aanvraag is in overeenstemming met de decretale en reglementaire bepalingen, onder de voorwaarden zoals voorzien in het besluit van het college van burgemeester en schepenen d.d. 05/03/2012.
De aanvraag kan vanuit het oogpunt van de goede ruimtelijke ordening worden aanvaard. Er dient te worden voldaan aan het voorwaardelijk gunstig advies van de brandweer.
…”
Dit is de bestreden beslissing.
V. Ontvankelijkheid van de vordering tot vernietiging
A. Ontvankelijkheid wat betreft de tijdigheid van het beroep
De bestreden beslissing is aan de verzoekende partijen betekend met een aangetekende brief van 24 augustus 2012.
Het beroep, ingediend met een aangetekende brief van 9 oktober 2012, is tijdig.
B. Ontvankelijkheid wat betreft het belang van de verzoekende partijen
Artikel 4.8.11, § 1, eerste lid, 3° VCRO bepaalt dat natuurlijke personen of rechtspersonen, die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kunnen ondervinden ingevolge de bestreden vergunningsbeslissing, een beroep kunnen instellen bij de Raad.
Het gevraagde betreft een verkavelingsvergunning voor 12 loten met xxxxxxx.
Het wordt niet betwist dat de percelen van de verzoekende partijen grenzen aan de bouwpercelen die het voorwerp uitmaken van de bestreden verkavelingsvergunning.
De verzoekende partijen zetten uiteen dat zij vrezen voor verlies aan privacy, visuele en esthetische hinder en wateroverlast ten gevolge van de bestreden beslissing en maken daarmee voldoende aannemelijk hinder en nadelen te kunnen ondervinden door het uitvoeren van de bestreden beslissing.
VI. Onderzoek van de vordering tot vernietiging
Derde middel
Standpunt van de partijen
In dit middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van artikel 1.1.4 VCRO, van artikel 4.3.1, § 1, a) VCRO, van artikel 4.7.21. § 1 VCRO, van 4.7.23, § 1 VCRO, van de artikelen
11.4.1 en 19 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, van het gewestplan Antwerpen, van de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen en van het motiverings-, redelijkheids-, rechtszekerheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Zij zetten uiteen:
“…
1) Eerste onderdeel
1.
In hun beroepschrift bij de Deputatie uitten verzoekers hun twijfels m.b.t. de overeenstemming van de verkavelingsvergunning met het gewestplan:
…
De Deputatie antwoordde hierop als volgt op:
“Volgens het vastgestelde gewestplan van Antwerpen situeert de aanvraag zich in woongebied, woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied.
(…)
De verkaveling wordt uitsluitend binnen die delen van het terrein voorzien die gelegen zijn in woongebied of woongebied met landelijk karakter. De aanvraag is principieel in overeenstemming met deze planologische bestemmingen van het gewestplan.”
Niets is minder waar.
Zoals uiteengezet door verzoekers in hun administratief beroepschrift, ligt de verkavelingsaanvraag grotendeels, zo niet volledig, in agrarisch gebied
Omdat verzoekers meer zekerheid omtrent de gewestplanbestemming van de gronden aangrenzend aan hun perceel wensten te bekomen, richtten zij op 21 november 1995 een schrijven aan het College van Burgemeester en Schepenen.
Het College van Burgemeester en Schepenen bevestigde per schrijven van 14 februari 1996 (…) dat het perceel D 509 f volledig in landbouwgebied gelegen was. Omdat één en ander voor interpretatie vatbaar was, verwees het College van Burgemeester en Schepenen het dossier door naar dienst Stedenbouw van de provincie Antwerpen.
Op 9 mei 1996 ontvingen verzoekers volgend antwoord van de dienst Stedenbouw (…):
“Het eigendom komt NIET in aanmerking voor woningbouw gezien het grootste deel ervan ligt in een agrarisch gebied waar alléén volwaardige landbouwbedrijven toegelaten zijn. Slechts het deel in een strook van 45m. uit de rooilijn van de Duffelsesteenweg is gelegen in een woongebied met landelijk karakter dat in aanmerking komt voor woningbouw.”
Voor verzoekers kon er geen twijfel bestaan: behoudens gewestplanwijziging, is er geen woningbouw op de achterliggende percelen mogelijk.
Dat het College van Burgemeester en Schepenen van de dienst Stedenbouw van de gemeente Lint het in 1996 bij het rechte eind hadden, blijkt duidelijk uit het Gewestplan Antwerpen:
(afdruk kaart gewestplan)
Bovendien wordt perceel D 509 f sinds jaar en dag bewerkt door een pachter. Momenteel staan het volg met nog te oogsten maïs (…). Aan de gewestplanbestemming wordt wel degelijk uitvoering gegeven.
2.
Naar luid van artikel 11.4.1 van het Inrichtingsbesluit van 28 december 1972, zijn de agrarische gebieden bestemd voor de landbouw in de ruime zin.
Behoudens bijzonder bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven.
De vergunningverlenende overheid dient in de eerste plaats de bestaanbaarheid van de aangevraagde werken met de dwingende en verordenende kracht van het gewestplan na te gaan.
In casu kan niet anders worden besloten dan dat 12 eengezinswoningen met bijhorende insteekweg niet bestaanbaar zijn met de bestemming agrarisch gebied volgens het vigerende gewestplan (…).
Er anders over oordelen zou een miskenning inhouden van de bindende en verordenende kracht van het gewestplan.
2) Tweede onderdeel
Los van de vraag of de aanvraag al dan niet in agrarisch gebied gelegen is, kon van de Deputatie minstens verwacht worden dat zij dit op een degelijke manier zou onderzoeken.
De Deputatie stelt enkel dat de verkaveling uitsluitend binnen die delen van het terrein wordt voorzien die gelegen zijn in woongebied of woongebied met landelijk karakter.
Dergelijke niet gemotiveerde loutere bewering kan niet als een afdoende antwoord worden aanzien op de verschillende stukken die verzoekers in het kader van de beroepsprocedure aanbrachten.
Dit volstaat uiteraard niet wanneer verzoekers een omstandige, gedetailleerde en concrete kritiek uiten op die argumentatie.
Het gaat er in dit middelenonderdeel niet om of de Deputatie de argumentatie van de verzoekers had moeten bijtreden. Het gaat er hem om dat de Deputatie, gelet op de specifieke en gestaafde argumenten die verzoekers naar voor brachten, niet kon volstaan simpelweg te stellen dat er overeenstemming was met de gewestplanbestemming.
Uit artikel 4.7.23. § 1 VCRO, dat dient gelezen te worden in combinatie met artikel 4.7.21.
§ 1 VCRO, blijkt dat de Deputatie, wanneer zij uitspraak doet over een bij haar ingesteld beroep tegen een beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen, optreedt als orgaan van actief bestuur en niet als administratief rechtscollege.
Bij de behandeling van het beroep onderzoek de Deputatie de aanvraag in haar volledigheid.
Uit de bestreden beslissing moet duidelijk blijken op welke overwegingen de Deputatie zich heeft gesteund om de stedenbouwkundige vergunning al dan niet te verlenen zodat de Raad , bij de uitoefening van het legaliteitstoezicht kan nagaan of de vergunningverlenende overheid de haar terzake toegekende appreciatiebevoegdheid naar behoren heeft uitgeoefend, met name of zij is uitgegaan van de juiste feitelijke gegevens en of zij deze correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan in redelijkheid tot haar besluit is kunnen komen (…).
In casu kan men niet anders vaststellen dan dat de Deputatie in het bestreden niet of toch in elk geval op een zeer onvolkomen wijze ingaat op de concrete en gedetailleerde argumentatie die verzoekers in hun verzoekschrift had uitgewerkt.
Door niet in te gaan op door verzoekers geformuleerde argumentatie schendt de Deputatie niet alleen de formele motiveringsplicht, ook het zorgvuldigheidsbeginsel evenals de materiële motiveringsplicht werden geschonden gelet op het feit dat uit de bestreden beslissing geenszins blijkt dat er met deze argumentatie werd rekening gehouden.
…”
De eerste en tweede tussenkomende partij stellen het volgende:
“…
A Eerste onderdeel
58. In een eerste onderdeel stellen verzoekende partijen dat de gronden waar voorliggende verkavelingsvergunning betrekking op hebben niet gelegen zouden zijn in woongebied, maar in agrarisch gebied en daarom niet in aanmerking zouden komen voor verkaveling met het oog op woningbouw.
59. Dit standpunt kan echter niet worden bijgetreden. Uit het gewestplan Antwerpen, goedgekeurd bij K.B. van 3 oktober 1979, blijkt duidelijk dat de percelen waar de verkavelingsvergunning betrekking op heeft, gelegen zijn in woongebied en woongebied met landelijk karakter. Zoals blijkt uit de hierna weergegeven gewestplanafdruk genomen uit de kaarten van AGIV en uit de compilatie gewestplan/orthofoto vormen de gronden de missing link in een voor het overige volledig gerealiseerd woongebied.
…
60. Uit voorgaande blijkt m.a.w. ontegensprekelijk dat de voorliggende verkaveling niet in het agrarisch gebied, maar in het woongebied en het woongebied met landelijk karakter is gelegen. De verklaringen uit de jaren ‟90 die verzoekende partijen bijbrengen doen hieraan geen afbreuk. Verzoekende partijen vertrekken dus klaarblijkelijk van foutieve feitelijke en juridische premissen. Het middel mist aldus feitelijk en juridische grondslag. Alleen al door dat het uitgangspunt van het middel niet correct is, is het middel te verwerpen.
…
B Tweede onderdeel
62. In een tweede onderdeel voeren verzoekende partijen aan dat de Deputatie niet op afdoende wijze gemotiveerd zou hebben waarom zij het standpunt van verzoekende partijen dat de verkaveling van tussenkomende partij in agrarisch gebied zou zijn gelegen, niet heeft bijgetreden.
63. Dit standpunt kan echter niet worden bijgetreden. Zoals reeds blijkt uit de bespreking van het eerste onderdeel, is duidelijk dat de verkaveling waar huidig dossier betrekking op heeft, volledig in woongebied en woongebied met landelijk karakter is gelegen. De Deputatie is in haar beslissing tot deze conclusie gekomen op basis van het gewestplan Antwerpen waar de bewuste percelen deze bestemming hebben gekregen. Aangezien de Deputatie haar oordeel baseert op het gewestplan Antwerpen, heeft zij dit in de bestreden beslissing ook als dusdanig verwoord:
…
64. Aangezien het vanzelfsprekend is dat een vergunningverlenende overheid zich bij de beoordeling of een bouwaanvraag in overeenstemming is met de planologische bestemming, zich ent op het gewestplan, staat het vast dat het bewuste motief van de
Deputatie een evident motief is. Dit is een motief dat de vanzelfsprekendheid vertoont die toelaat het aan het bestuur (in casu de Deputatie) toe te schrijven.
…”
De derde en vierde tussenkomende partij stellen het volgende:
“…
37. Ten onrechte blijven de verzoekers bij hoog en laag beweren als zou de verkaveling gerealiseerd worden in agrarisch gebied.
De gemeente heeft dit bezwaar dat ook in het kader van het openbaar onderzoek werd geuit reeds zeer duidelijk beantwoord.
…
De deputatie heeft in zijn beslissing ook terecht gebaseerd op de vaststelling dat de verkaveling uitsluitend wordt voorzien binnen de delen gelegen in woongebied of woongebied met landelijk karakter.
Ten onrechte poneren de verzoekers dat de deputatie dit onderdeel van het beroep zelfs niet onderzocht zou hebben. Een gebrek aan of onzorgvuldigheid in het onderzoek blijkt uit niets. Evenmin was de deputatie gehouden om in de beslissing toe te lichten waarom de bezwaren van de beroepers niet werd bijgetreden.
Het staat onomstotelijk vast dat het totale kadastrale perceel – sectie D 509 f – gelegen is deels in woongebied, deels in woongebied met landelijk karakter en deels in agrarisch gebied. De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft de grens tussen het woongebied en het agrarisch gebied duidelijk vastgesteld. Het gewestplan zoals vastgesteld op 3 oktober 1979 werd getekend en ingekleurd op een schaal van 1:25.000. Thans hanteert de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar een plan van 1:10.000 om de grens tussen de gebieden vast te leggen. Het is mogelijk dat de interpretatie van het gewestplan doorheen de jaren is geëvolueerd, doch thans, mede door de evolutie op informaticagebied, wordt een meer eenduidige interpretatie gegeven omtrent de afbakeningszones.
De verzoekers kunnen uit dit gegeven geen argumenten putten op de bestemming van de gronden in vraag stellen. De kaart zoals weergegeven door de verzoekers is niet dienend om aan te tonen dat de beoordeling van de gemeente, de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar en de deputatie foutief zou zijn.
Foutieve informatie die in het verleden zou zijn gegeven kan geen rechten scheppen of ontnemen en is evenmin van aard om te kunnen doen besluiten tot de gegrondheid van een middel dat uitgaat van deze foutieve informatie.
…”
In hun wederantwoordnota voegen de verzoekende partijen niets wezenlijks toe.
Beoordeling door de Raad
1.
Uit de gegevens van het dossier blijkt dat de verzoekende partijen in hun administratief beroepschrift aanvoerden dat “een deel van de verkavelingszone” gelegen is agrarisch gebied, met verwijzing naar gegevens die de gemeente Lint heeft bezorgd met brieven van 14 februari
1996 en 9 mei 1996 en stellende dat een 1 millimeter op de grafische voorstelling van het gewestplan met een schaal 1/10.000 in werkelijkheid 10 meter bedraagt.
De verwerende partij vermeldt in de bestreden beslissing uitdrukkelijk dit beroepsargument. 2.
De artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de
bestuurshandelingen bepalen dat elke eenzijdige rechtshandeling met individuele strekking die uitgaat van een bestuur en beoogt rechtsgevolgen te hebben voor één of meer bestuurden of voor een ander bestuur, in de akte de juridische en feitelijke overwegingen moet vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen, en dat deze afdoende moeten zijn. Hieruit volgt dat enkel met de in het bestreden besluit vermelde motieven rekening kan worden gehouden.
3.
Indien er in de loop van de administratieve beroepsprocedure een ernstige betwisting wordt gevoerd omtrent de ligging van het voorwerp van een aanvraag, dient het vergunningverlenend bestuursorgaan deze betwisting met de nodige zorgvuldigheid te onderzoeken. Des te meer indien het voorwerp van de aanvraag, zoals ten dezen, zich situeert aan een grens van een bestemmingsgebied. Op de verwerende partij rust op dat punt derhalve een verstrengde formele motiveringsplicht.
De verwerende partij overweegt in de bestreden beslissing onder de titel “omschrijving en historiek van de aanvraag” dat de nieuwe wegenis wordt voorzien langsheen de grens met het agrarisch gebied en dat de gehele verkaveling zich bevindt in het deel van de percelen dat in woongebied of woongebied met landelijk karakter gelegen is.
Onder de titel “beoordeling” stelt de verwerende partij dat de verkaveling uitsluitend wordt voorzien binnen die delen van het terrein die gelegen zijn in woongebied of woongebied met landelijk karakter en dat de aanvraag principieel in overeenstemming is met deze planologische bestemming.
Uit deze overwegingen blijkt weliswaar dat de verwerende partij tot de conclusie komt dat de aanvraag in overeenstemming is met de planologische bestemming om reden dat het verkavelingsgebied zich situeert in woongebied of woongebied met landelijk karakter, maar niet waarom of hoe de verwerende partij tot deze conclusie is gekomen. De vermelding in de bestreden beslissing van het “antwoord gemeente” op de bezwaarschriften, waarbij gesteld wordt dat de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar het plan van 1/10.000 hanteert om de grens tussen de verschillende bestemmingsgebieden vast te leggen en dat thans in 2011 een meer eenduidige interpretatie kan gegeven worden omtrent de afbakeningszones op het gewestplan, kan aan het voorgaand euvel niet verhelpen.
Bovendien moet vastgesteld worden dat het administratief dossier geen stukken of gegevens bevat waaruit een zorgvuldig onderzoek blijkt naar de precieze ligging van de bouwpercelen op de grafische voorstelling van het toepasselijke gewestplan. Weliswaar bevat het verkavelingsplan van de aanvrager een aanduiding van de “grens woongebied met landelijk karakter”, maar uit dit plan valt niet af te leiden dat deze grens op een correcte wijze gesitueerd wordt. Tevens moet vastgesteld worden dat de “te delven afwateringsgracht” die op dit plan wordt aangeduid zich situeert buiten de aangeduide “grens woongebied met landelijk karakter”. Deze gracht maakt echter, volgens de eigen vaststellingen van de verwerende partij, deel uit van de verkavelingsaanvraag. De verwerende partij overweegt immers in de bestreden beslissing dat “een nieuwe gracht wordt voorzien rechts op het terrein” en “zal dienen al buffering voor de vertraagde afvoer van het regenwater”. Deze gracht situeert zich inderdaad rechts van de
voorziene nieuwe wegenis en deze nieuwe wegenis situeert zich volgens de verwerende partij “langsheen de grens met het agrarisch gebied”.
Het is derhalve allerminst duidelijk hoe de verwerende partij tot de vaststelling komt dat de verkavelingsaanvraag zich volledig situeert buiten het agrarisch gebied.
4.
Het derde middel is in de aangegeven mate gegrond.
Om deze redenen beslist de Raad voor Vergunningsbetwistingen
1. Het verzoek tot tussenkomst van nv TOPAZ en nv BOUWPROJECTEN & CO is ontvankelijk.
2. Het verzoek tot tussenkomst van de gemeente LINT en het college van burgemeester en schepenen van de gemeente LINT is ontvankelijk.
3. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
4. De Raad vernietigt de beslissing van de verwerende partij van 26 juli 2012, waarbij aan de eerste tussenkomende partij de verkavelingsvergunning wordt verleend onder voorwaarden op percelen gelegen te 2547 Lint, Duffelsesteenweg zn en met kadastrale omschrijving afdeling 1, sectie D, nummers 509F en 512V.
5. De Raad beveelt de verwerende partij een nieuwe beslissing te nemen over het administratief beroep van de verzoekende partijen en dit binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de betekening van dit arrest.
6. De Raad legt de kosten van het beroep, bepaald op 550 euro, ten laste van de verwerende partij.
7. De Raad legt de kosten van de tussenkomst, bepaald op 400 euro, ten laste van de tussenkomende partijen, elk voor 100 euro.
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting op 10 december 2013, door de Raad voor Vergunningsbetwistingen, vierde kamer, samengesteld uit:
Xxxxxxxx XX XXXXXX, | voorzitter van de vierde kamer, |
met bijstand van | |
Xxxxxxx XXXXXXX, | toegevoegd griffier. |
De toegevoegd griffier, | De voorzitter van de vierde xxxxx, |
Xxxxxxx XXXXXXX | Xxxxxxxx XX XXXXXX |