Kamer
'01 (1973 - 1974) - N' 1
Kamer
van Volksvertegenwoordigers
ZITTING 1973-1974.
2 NOVEMBER 1973
WETSONTWERP
houdende goedkeuring
van volgende internationale akten
a) Europees Verdrag inzake de internationale han- delsarbitrage, en Bijlage, opgemaakt te Genève op 21 april 1961;
b) Overeenkomst betreffende de toepassing van het Europees Verdrag inzake de internationale han- delsarbitrage, opgemaakt te Parijs op 17 de- cember 1962.
MEMORIE VAN TOELICHTING
DAMES EN HEREN,
De Regering heeft U ter bespreking voorgelegd het wets- ontwerp houdende goedkeuring van het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheids- rechterlijke uitspraken, op 10 juni 1958 te New-York geslo- ten, en bij die gelegenheid heeft de Regering U reeds meege- deeld dar ze van plan was her ontwerp in te dienen berref- fende de goedkeuring van het Verdrag van Genève van
21 april 1961 inzake de internationale handelsarbitrage (1) en van de Overeenkomst van Parijs van 4 december 1962 betreffende de toepassing van dit Verdrag. (2)
l. - Verdrag van Genève van 21 apri11961.
De Conferentie van de gevolmachtigden die te New-York het Verdrag van 10 juni 1958 over de erkenning en tenuit- voerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken
(1) Tot op heden hebben de volgende Sraten het Verdrag van Genève bekrachtigd of zijn tot dit Verdrag toegetreden : de Bonds- republiek Duirsland, Bulgarije, Cuba, Frankrijk, Hongarije, Italiê, de Oekraïne, Oostenrijk, Opper-Volra, Polen, Roemenië, de Sowjet-Unie, Tsjechoslowakije, Witrusland, Zuidslavië,
(2) Tor op heden werd de Overeenkomst van Parijs bekrachtigd door de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk.
70'1 (1973 - 1974) - N° 1
Chambre
des Représentants
SESSION 1973-1974.
2 NOVEMBRF. 1973
PRO JET DE LOI
portant approbation
des actes internationaux suivants
a) Convention européenne sur l'arbitrage commer- mercial international, et Annexe, faites Genève le 21 avril 1961;
b) Arrangement relatif à l'application de la Con- vention européenne sur l'arbitrage commercial international, fait à Paris le 17 décembre 1962.
EXPOSE DES MOTIFS
MESDAMES, MESSIEURS,
Le Gouvernement a soumis à vos délibérations un projet de loi portant approbation de la Convention pour la recon- naissance et l'exécution des sentences arbitrales étrangères, conclue à New-York le 10 juin 1958 et, à cette occasion, il vous a fait part de son intention de déposer le présent projet relatif à l'approbation de la Convention de Xxxxxx xx
00 xxxxx 0000 xxx x'xxxxxxxxx commercial international (1)' et de l'Arrangement de Paris du 4 décembre 1962 relatif à l'application de cette Convention (2).
1. - La Convention de Genève du 21 avril 1961.
Dans son acte final, la Conférence de plénipotentiaires qui a élaboré à New-York la Convention du 10 juin 1958 pour la reconnaissance et l'exécution des sentences arbitra-
(1) A ce jour les Etats suivants ont ratifié la Convention de Genève ou y ont adhéré : Autriche, Bulgarie, Cuba, France; Haute-Volta, Hon- grie, Italie, Pologne, République fédérale d'Allemagne, Bielorussie, Ukraine, Roumanie, Tchécoslovaquie, U. R. S. S., Yougoslavie.
(2) A ce jour l'Arrangement de Xxxxx x xxx xxxxxxx xxx x'Xxxxxxxx, xx Xxxxxx et la République fédérale d'Allemagne.
G. - 55
701 (1973-1':174) N. j
hccft opgesrcld, hccft in haar Slotakre (I) beroogd dat ccn ruimere vcrsprciding van de inlichtingcn ovcr de wettcn be- treffende de arbitrage en ovcr de gcbruikcn en middclcn van arbitrage in hogc mate zou bijdragcn tot de vooruitgang van de arbitrage in hnudclszukcn. De Confcrcntic crkcudc dnr sornrnige org,\1lisaties, met name de Econo.nische Coin- missie voor Europu, op dit gebied rceds cnig werk haddeu gcleverd en gaf de wens te keunen dar deze organisatics hun nog nier voltooide werkzaarnhcden zoudcn voortzct- tcu, (l) ~
Reeds in 1':156 had de Economische Cornmissie voor Europa in zijn Comité voor de ontwikkeling van de han- del eeu « Bijzondere werkgroep voor arbitrage» opgericht. Na een zeer uitgebreide documenratie te hebben aangelegd over de insrellingeu die de mogelijkhcid biedcn tot inter- nationale hnndelsarhitrage, heeft deze Werkgroep nagegaan wat de voornaarnste belernrueringen zijn voor de werking
van die arbitrage en welke oplossingen daarvoor gevondcn kun neri worden. Daarna heeft de Wcrkgroep een vooront- werp van verdrag opgesreld. Hoewel voorrang wordr ge- geven aan de wil van de partijen, worden in dit vooront- werp de gevallen geregeld waarin het compromissoir be- ding of het compromis een leernre of een nalatigheid verto- nen die het normale verloop van de scheidsrechterlijke pro- cedure storen.
Dit voorontwerp werd voorgelegd aan een Speciale verga-
dering van gevolmachrigden, door de Uitvoerend Secretaris van de Econornische Commissie voor Europa van 10 tot 21 april 1961 te Genève bijccngcroepcn. Het resultaat hier- van was het Europees verdrag inzake de internationale han- delsarbitrage dar wij thans ter goedkeuring aan U voorleg- gen; hierbij vindt U ook de slotakte van deze Conferentie waaraan 22 Sraten hebben deelgenomen.
,. •• ot
Artikel 1 heeft betrekking op het toepassingsgebied van het Verdrag. In § 1, onderdeel a, wordt bepaald dat het Verdrag van toepassing is op « de overeenkomsten tot arbi-
trage aangegaan ter beslechting van geschillen die zijn ge- rezen of zullen rijzen uit internationale handelsverrichtingen, tussen natuurlijke of rechtspersonen die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt aangegaan, hun gewone verblijfplaats of hun zetel hebben in verschillende Verdrag- sluitende Staten » en in § 1, onderdeel b, dat het Verdrag van toepassing is op «de scheidsrechterlijke procedures en uitspraken die steunen op de in § 1, a, bedoelde overeen- komsten ".
Met « geschillen die zijn gerezen of zullen rijzen » wordt
onder meer bedoeld dat het Verdrag ook toepasselijk is op de beslechting van een geschil dat zal rijzen na de inwerkingtreding van dit Verdrag, zelfs indien de overeen- komsr tot arbitrage gesloten is vóór die inwerkingtreding,
Deze bepaling is evenwel slechts van toepassing in geval van arbitrage betreffende internationale handelsverrichtin- gen. Men heeft geoordeeld dat het voorzichtiger was dit begrip niet te omschrijven : het wordt in het algemeen ge- zien als de in- en uirvoer van goederen, diensten of kapi- taal. Geheel afgezien van het aspect van de nationaliteit, moeten de partijen daarenboven, op het ogenblik waarop de overeenkomst tot arbitrage wordt aangegaan, hun gewone verblijfplaats als het om natuurlijke personen gaat of hun zetel als het orn rechtspersonen gaat in verschillende Ver- dragsluitende Sraren hebben.
Hieruir volgt dat een scheidsrechrerlijke uitspraak, gege- ven in eeu niet-Verdragsluitende Staat ingevolge een over- eenkornst tot arbitrage die de voorwaarden onder a) ver-
(1) Slorakte van de Conferenrie van de Verenigde Naries over de internationale handelsarbirrage, S 16.1.
les étrangrèes, (1) cxposuit qu'une diffusion plus large dt.'
rcnscigncmeuts sur les lois relatives :1 l'urbinage ainsi que
sur les pratiques et les moyens d'arbitrage coutribuerair scnsiblernenr au progrès de l'urbitr.rgc cnmmcrcial; clic reconnaissait 'luc certaines organisations, notamment la Commission Economique pour l'Europe, avaient déjà tra- vaille dans le domaine et souhaitait que ces organisations poursuivent les activités qu'elles n'auraient pas encore I1lC- nées à bien. (1)
Des 1956 la Conuuission Economique pour l'Europe avait, en effet, institué au sein de son comité pour le développe- ment du commerce, un « Groupe de travail spécial sur l'ar- bitrage" lequel, après avoir réuni une documentation très fouillée sur les institutions qui offrent dcs moyens d'arbi- trage commercial international, a examiné les principaux obstacles rencontrés dans le fonctionnement dl' cet arbi-
trage et les solutions susceptibles d'y remédier. Le Groupe
a ensuite élaboré un avant-projet de convention qui tout en donnant la 'priorité it la volonté des parties réglait les cas où la clause compromissoire ou le compromis comportent
des lacunes ou omissions qu'il importe de pallier pour per- mettre le déroulement de la procédure d'arbitrage.
Cet avant-projet fut soumis à une Réunion spéciale de xxxxxxxxxxxxxxxxx xxx, xxx xxxxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx Xxx- cutif de la Commission Economique pour l'Europe, se réu- nit it Genève du 10 au 21 avril 1961 et aboutit à la Con- vention européenne sur l'arbitrage commercial international que nous avons l'honneur de soumettre à votre approba- tion; nous y joignons l'Acte final de cette conférence à xx- xxxxxx 00 Xxxxx participèrent,
ot • •
L'article l " est relatif au champ d'application de la Con- vention, Il prévoit en son § 1er, litt. a que sont régies par la Convention. «les conventions d'arbitrage conclues pour le règlement de litiges nés ou à naître d'opérations de com-
merce international, entre personnes physiques ou morales ayant au moment de la conclusion de la convention, leur résidence habituelle ou leur siège dans des Etats contrac- tants différents» et en son § L", litt. b «les procédures arbitrales et les sentences fondées sur les conventions visées au § 1er, litt. a ».
La référence aux « litiges nés ou à naître" entend notam- ment dire que le règlement d'un litige qui naîtra après l'en- trée en vigueur de la Convention, alors même que la con- vention d'arbitrage aurait été conclue avant cette entrée en vigueur, tombera sous l'application de la Convention.
Celle-ci ne s'applique, par ailleurs, qu'en matière d'arbi- trage concernant des opérations de commerce international.
Il a paru plus prudent de ne pas définir cette notion qui sera généralement caractérisée par un mouvement de biens, de services ou de monnaies à travers les frontières. Encore fau- dra-t-il que, abstraction faite de toute question de natio- nalité, les parties aient eu, au moment de la conclusion de la convention d'arbitrage, leur résidence habituelle, s'il s'agit de personnes physiques, et leur siège, s'il s'agit de personnes morales, dans des Etats contractants différents.
Il en résulte qu'une sentence arbitrale rendue dans un Etat non-contractant, ensuite d'une convention d'arbitrage répondant aux: conditions du littera a) rentrera dans les
(1) Acte final de la Conférence des Nations Unies sur l'arbitrage commercial international, § 16.1.
I .\ I 701 (1')71-197-+) N. I
vu lr , onder dl: rocpnssing vait van sonunigc bcpalingcn \',111 het Vcrdrag, met narue 1',111 arrikcl lX wa.irop wc la rer zu llcn terugkornen.
§ 2. van a rr ikel I bevar cnkclc definirics.
De ovcrcenkomsr tot .irbirr.ige behoort te z ijn vervar in ecu geschrift : dit beginsel korur in de definiric van de ovcr- eenkomst tot arbitrage duidelijk naar vorcu.
De gcschnftcn kunncn van velerlci aard zij n : bchalvc de in hcr Verdrag van New-York bedoclde contracrcu, ge- wissclde bricvcn en telegrarnrnen, komen ook de telexbc- richten in aanmcrking.
Er Lm duarenbovcn worden opgerncrkt dar de verplich- ting om de overeenkornsr tot arbitrage schriftelijk nan te gaan ook worth opgelegd in arrikel 1677 dat door de wet van 4 juli 1972 in het Gerechtelijk Wetboek is ingevoegd. Toelichting op dit artikel is terug te vinden in de Parle- mentaire bescheiden van de Ka mer 988 n' 1 van 19 mei 1971 en 195 n' 3 van 8 juni 1972.
Op vcrzoek van de Nederlandsc delegutie wcrd ook aan- genomen dat een geschreven stuk nier zou worden geëist in de berrekkingcn tusson landen waar deze vorm niet door de wet is voorgeschreven.
Net als in het Verdrag 1';111 New-York (~:r~. 1, § 2) is de beslechting van geschillen door permanente scheidsrechter- lijke instanties mogelijk.
Het is bekend dat de definitie van de « zetel van vennoot- schappen » in internationaal recht een twisrpunt is, De in. dit Verdrag opgenomen definitie steunt op overwegingen van praktische aard en aldus wordt de plaats in aanmerking genornen waar de vestiging die de overeenkornst tot arbi- trage heeft aangegaan, is gelegen,
Deze oplossing, die trouwens meer in overeenstemming is met het criterium van de gewone verblijfplaats vastge-
steld voor natuurlijke personen, heeft o.rn, tot resultaat dat het Verdrag van toepassing is op overeenkornsten tot arbi- trage aanzegaan door een in een Verdragsluitend land ge- vestigd filiaal van een vennootschap waarvan de maat- schappelijke zetel in een niet-Verdragsluitend land is geves- rigd.
Artikel Il handelt over de bevoegdheid van de publiek- rechtelijke rechtspersonen om zich aan arbitrage te onder- werpen.
De Conferentie heeft geoordeeld dat er onbetwisbaar praktische voordelen verbonden waren aan de mogelijkheid om in het international handelsverkeer een beroep te doen op arbitrage, wanneer de twee partijen of een van hen publiekrechtelijke rechtspersonen zijn.
Zoals X. Xxxxxxx dit aanstipt, mogen niet uit her oog worden verloren de specifieke behoeften van de interna- tionale 'arbitrage, en ten slotte van de internationale handel zelf, die moeilijk in overeenstemming te brengen zijn met het verbod van het comprornissoir beding, enkel en alleen omdat een Staat partij is (X. Xxxxxxx-Xxxxxxxx bij arrest Franse Hof van Cassatie, 14 april 1964, Journal du droit international, blz. 646).
Artikel II, § 2 bepaalt dat iedere Verdragsluitende Staat, bij de ondertekening of bekrachtiging van of de toetreding
tot het Verdrag, kan verklaren dar deze bevoegdheid slechts . kan worden uitgeoefend onder de door hem te stellen voor- waarden,
Voor ons land zijn deze voorwaarden vastgesteld in artikel 1676, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek dar bepaalt :
.« Buiren de publiekrechtelijke rechtspersoon kan ieder die bekwaam of bevoegd is om een dading aan te gaan, ccn overeenkomst tot arbitrage sluiten, De Staat kan een derge-
pr~l'lSIUnS dl' entailles dl~pusitiolls de 1.1 Convention et
notanunenr de son article lX sur l'nuportancc duquel nous reviendrons plus loin.
Le § 2 de "article F' contient quelques définitions.
La convention d'arbitrage doit faire l'objet d'un écrit: tel est le principe que cette disposition met en évidence dans sa définition de la convention d'arbitrage.
Les écrits peuvent être de diverses sortes: aux contrats, échanges de lettres ou de télégrammes, prévus par la Con- vention de New York, ont été ajoutées les communications pa l' téléscripteur.
On note ta xx xxxxxxx xxx xx xxxxx xx xx xxxxxxxxx xx x'xxxxx xxx xxxxx celle qu'énonce l'article 1677 introduit dans Ic Code judiciaire par la loi du 4 juillet 1972, les docu- ments 988 n? 1 du 19 mai 1971 ct 195 n? 3 du 8 juin 1972 de la Chambre des Representants commentent cet article.
Xxx xxx xxxxxxxxx xx xx xxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxx, xx X xxx xxxxx (xx la forme écrite, ne serait pas exigée dans les rap- ports entre pays dont les lois n'imposent pas cette forme.
La définition de l'arbitrage couvre également, à l'instar de la Convention de New York (art. le" § 2), le règlement de litige par des institutions d'arbitrage permanentes.
On sait que la définition du siège des sociétés donne lieu en droit international à de multiples controverses. La défi-
nition retenue dans la Convention se fonde sur des consi- dérations d'ordre pratique en prenant en considération le lieu où. est situé l'établissement qui a conclu la convention d'arbitrage.
Cette solution qui est, d'ailleurs davantage en harmonie avec le critère de la résidence habituelle retenu pour les personnes physiques, a notamment pour résultat de rendre la Convention applicable aux conventions d'arbitrage pas- sées par une succursale établie dans un pays contractant, mais dépendant d'une société dont le siège social se trou- verait dans un pays non-contractant.
V Article Il traite de la capacité des personnes morales de droit public de compromettre.
La Conférence a estimé que la possibilité de recourir à l'arbitrage dans les relations commerciales internationales, lorsque les deux parties ou l'une d'elles sont des personnes morales de droit public, présente des avantages pratiques incontestables.
Il y a lieu de considérer « les besoins spécifiques de l'ar- bitrage international et finalement du commerce internatio- nal lui-même, qui s'accommode malde l'interdiction de la clause compromissoire au seul motif qu'un Etat y participe » (X. Xxxxxxx note sous cas frc. 14 avril 1964, Journal du dr. intern. 1965, p. 646).
Le § 2 de l'article II prévoit qu'au moment de signer ou de ratifier la Convention ou d'y adhérer, tout Etat contrac- tant aura le droit de déclarer que cette faculté ne pourra être exercée que dans les' conditions qu'il énoncera.
Pour notre pays ces conditions sont spécifiées par l'arti- cle 1676, alinéa 2 du Code judiciaire qui dispose:
"Hormis les personnes morales de droit public, quicon- que a la capacité ou le pouvoir de transiger, peut conclure une convention d'arbitrage, L'Etat peut conclure pareille
701 (1973-1974) N. I
I -I- I
lijkc overecnkomsr sluircn wanncer ecn verdrag hem roe-
staat in arbitrage roe te sternrnen ».
Voor de zaken die door her Verdrag van Genève worden gcrcgeld kan de Staat voortaan op geldige wijzc overeen- kornsten tot arbitrage aangaan.
Na kennis genorncn te hebben van het advies van de Raad van State, wenst de regering te precisercn dar zij voornernens is de verklaring bedoeld in artikel II, para- graaf 2, op de volgende wijze te formuleren:
« Overeenkornstig artikel Il, paragraaf 2, van het Verdrag verklaart de Belgische regering dat in België alleen aan de Staat de bevoegdheid wordt toegekend om, in de gevallen bedoeld in artikel 1, paragraaf 1, overeenkomsten tot arbi- trage aan te gaan ».
Artikel III bepaalt dat vreemdelingen als scheidsman kun- nen optreden bij alle geschillen betreffende internationale handel die zijn ontstaan op het grondgebied van de Ver- dragsluitende Partijen. Er dient te worden opgernerkt dar sornmige wetgevingen hun die bevoegdheid ontzeggen, met narne die van Italië waar enkel de eigen onderdanen in hun eigen land als scheidsman kunnen optreden.
De Conferentie heeft geoordeeld dat deze wetgevingen een beletsel zijn voor de samenstelling van scheidsgerechren bestaande uit scheidslieden van verschillende nationalireit en dar een bepaling zoals die van artikel III bijgevolg zeer nuttig kan ziin.
Deze bepaling is ongetwijfeld niet in zeer gelukkige be- woordingen gesteld en her zou de voorkeur hebben ver- diend te bepalen dat niemand mag worden verhinderd de functie van scheidsman uit te oefenen enkel op grond van zijn nationaliteit, te meer daar artikel III aan de bij een geschil betrokken partijen het recht geeft in hun overeen- komst tot arbitrage te bepalen dat vreemdelingen als scheids- man kunnen worden uitgesloten, De tekst werd niettemin aangenornen o.m, ingevolge de moeilijkheden waartoe in de Russische tekst van het Verdrag het begrip « nationa- liteit » aanleiding gaf, daar dit begrip kan worden verward met het begrip « staatsburgerschap ».
Artikel IV dar betrekking heeft op de organisatie van de arbitrage, is een van de voornaarnste bepalingen van het ontwerp.
In de eerste plaats bevestigt dit artikel de vriiheid van de partijen om hun geschil voor te leggen hetzij aan een permanente scheidsrechterlijke instantie, hetzij aan een bij- zonder scheidsgerecht.
Dit artikel bepaalt daarna de gevallen waarin eventuele leemten van de overeenkomst tot arbitrage dienen te worden aangevuld en een oplossing moet worden gevonden indien er verschil van mening is tussen de partijen en, in voor- komend geval, tussen de scheidslieden over de te nemen maatregelen i.v.m. de werking van de arbitrage.
Rekening houdend met het feit dar het Verdrag met name een rol zal spelen in de betrekkingen tussen Westerse en Oos- terse landen, kwam het er hoofdzakelijk op aan om, voor het nemen van die maatregelen, een autoriteit te kiezen die tege- lijk bevoegd en onafhankelijk is.
Bovendien mocht de keuze van die autoriteit de belangen van de eiser noch die van de verweerder benadelen.
Talrijke mogelijkheden werden onderzochr, zoals b.v. het toekennen van die bevoegdheden aan het Secretariaat van de Verenigde Naties, aan het Secretariaat van de Economische Commissie voor Europa, aan het Secretariaat-generaal van het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag, AI deze mogelijkheden zijn op bezwaren gestuit en geen enkele kon dus in aanmerking worden genornen,
convention lorsqu'un traité l'autorise ~l recouru ~'I l'urbi- trage co ,
Dans le domaine régi par la Convention de Genève l'Etat aura désormais la faculté de conclure valablement des conventions d'arbitrage.
Ayant pris xxxxxxxxxxxx xx x'xxxx xx Xxxxxxx x'Xxxx, xx Xxxxxxxxxxxx tient à préciser qu'il sc propose de formuler de la façon suivante la déclaration prevue ~l l'article IJ paragraphe (2) de la Convention:
« Conformément à l'article II, paragraphe (2) de la Con- vention, le Gouvernement belge déclare qu'en Belgique seul l'Etat a, dans les cas visés à l'article 1, paragraphe 1, la faculté de conclure des conventions d'arbitrage. »
L'article III prévoit que les étrangers pourront être arbi- tres dans tous les litiges commerciaux internationaux sc déroulant dans le territoire des parties contractantes. II convient d'observer que cette capacité leur est déniée par certaines législations, notamment celle de l'Italie, qui réser- vent à leurs ressortissants le droit de fonctionner comme arbitres dans leurs pays.
La Conférence a estimé que ces législations faisaient obstacle à la formation de juridictions arbitrales composées d'arbitres de différentes nationalités et qu'une disposition telle que celle de l'article III présenterait dès lors une grande utilité.
Sans doute la formulation de cette disposition n'est-elle pas des plus heureuse et il eut été préférable de dire que nul ne doit être empêché d'exercer les fonctions d'arbitre uni- quement en raison de sa nationalité, d'autant plus que l'article III laisse aux parties dans un différend le droit de stipuler, dans leur convention d'arbitrage, que des étrangers peuvent être exclus comme arbitres. Le texte a toutefois été adopté en raison notamment des difficultés auxquelles donnait lieu, dans la version en langue russe de la Con- vention, la notion de « nationalité » qui est susceptible d'être confondue avec celle de citoyenneté.
L'article IV relatif à l'organisation de l'arbitrage est l'une des dispositions essentielles du projet.
XX consacre tout d'abord la liberté des parties de sou- mettre leur litige soit à une institution arbitrale permanente soit à l'arbitrage ad hoc.
XX prévoit ensuite différentes hypothèses dans lesquelles il y aurait lieu de combler les lacunes que présenterait la convention d'arbitrage et de tracer une solution en cas de désaccord entre les parties et. le cas échéant, entre les arbi- tres, sur les mesures à prendre pour le fonctionnement de l'arbitrage.
La question essentielle, compte tenu de ce que la Con- vention est notamment destinée à jouer dans les rapports entre pays occidentaux et pays de l'Est, était de déterminer, pour prendre ces mesures, une autorité à la fois compé- tente et indépendante.
Encore fallait-il égalemeht que le choix de cette autorité ne préjudicie ni aux intérêts du demandeur ni à ceux du dé- fendeur.
De nombreuses solutions ont été examinées telles que cel- les de l'attribution des compétences envisagées au Secréta- riat des Nations Unies, au Secrétariat de la Commission éco- nomique pour l'Europe, xx Xxxxxxxxxx Xxxxxxx xx xx Xxxx xxxxxxxxxx x'xxxxxxxxx xx Xx Xxxx. Toutes ces solutions ont soulevé des objections et aucune d'elles n'a pu être retenue.
5 701 (1973-1974) N.I
Tcn slorre hecft de Confcrcnr ic zich uitgesprokcn voor cen rcgcling die weliswaar nogal ingcwikkcld is, muar die roch rekening houdt met de ornstandigheden en de bclangen waarover het gaat,
Encrvijds wordt aan de Voorzitters van de Kumcrs van koophandel bcvoegdhcid tocgekend, Aangezien de aunwij- zing van deze autoriteit in somrnige gevallcn de verweerder kan bevoordelcn ten aanzien van de eiser, werd bepaald dar de eiser zich kan wenden tot cen Bijzonder Comité samenge- steld uit twce leden die ieder worden gekozen door elk van de betrokken groep van Staten (Oost-West) en uit een Voor- zirter die door elke groep om de beurt wordt aangewezen. De inrichting van dit Bijzonder Comité is nader gercgeld in de Bijlagc die we later zullen bespreken.
Dat de Karners van koophandel in België geen wettelijk statuut hebben, zou de goedkeuring van deze regeling in de weg kunnen staan, ware het nier dat de Verdragsluirende Partijen, volgens artikel X, § 6, van het Verdrag, andere in- stellinuen van hun land kunnen aauwijzen waarvan de Voor- zitter de taken zal vervullen die door artikel IV van het Ver- drag aan de Voorzitters van de bevoegde Karners van koop- handel zijn toevertrouwd.
De Regering heeft het voornemen van deze mogelijkheid gebruik te maken en de in artikel IV bepaalde bevoegdheden te verlenen aan de Voorzitters van de rechtbanken van koop- handel die, op grond van artikel 588, 1°, van het Gerechre- lijk Wetboek, bevoegd zijn uitspraak te doen op de verde- ringen tot aanwijzing van scheidsrechters. Dit is het doel van artikel 2 van het ontwerp van wet tot goedkeuring van het Verdrag.
Overeenkomstig de aangenomen regeling, bepaalt arti- kel IV, § 2, dat indien de partijen besloten hebben hun geschil voor te leggen aan een bijzonder scheidsgerecht en indien een van de partijen - in dit geval doorgaans de ver- weerder - binnen de gestelde termijn zijn scheidsrnan niet heefr aangewezen, deze, tenzij anders is overeengekomen, zal worden aangewezen door de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel van het land waar de partij die in gebreke is gebleven, haar gewone verblijfplaats of haar zetel heeft.
Dezelfde regeling geldt indien een partij haar scheidsman niet heeft vervangen, ongeacht of zij <lie zelf heeft aangewe- zen dan wel of die scheidsman oorspronkelijk door de Voor- zitter van de Kamer van koophandel is benoemd.
Voor het in § 2 bedoelde geval bleek het niet nodig te bepalen dar men zieh tot het Bijzonder Comité kan wenden, aangezien de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koop- handel van her land van de parti] die in gebreke is geble- ven, de meest bevoegde autoriteit is om haar belangen te verdedigen.
§ 3 heeft eveneens berrekking op de gevallen waarin de partijen besloten hebben de regeling van hun geschillen voor te leggen aan een bijzonder scheidsgerecht, In tegenstelling met § 2 wordt hier niet meer het geval geregeld waarin een partij haar scheidsman niet heeft aangewezen, maar wel het geval waarin de partijen, door het ontbreken van aanwijzin- gen in de overeenkomst tot arbitrage, geen overeenstemming bereiken over de maatregelen nodig voor de organisatie van de arbitrage. In dit geval worden de maatregelen genomen door de reeds aangewezen scheidslieden. Indien .deze niet tot overeenstemming komen of indien de partijen geen overeen- stemming bereiken over de aanwijzing van een enige scheids- man, wordt aan de eiser de keuze gelaten om de maatregelen te laten nemen hetzij door de Voorzitrer van de bevoegde Ka- mer van koophandel van de plaats van de arbitrage, hetzij door de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel van het land waar de verweerder zijn gewone verblijfplaars of zetel heeft, zulks indien de partijen over de plaats van de arbitrage overeenstemming hebben bereikt, Er mag immers worden aangenomen dat de partijen, die de plaats van de
finalement la Conférence s'est prononcée pour un sys- terne, quelque peu complexe, qui tient compte des circons- tances ct des intérêts en présence.
D'une part, compétence est attribuée aux Présidents de la Chambre de Commerce: toutefois comme la désignation de cette autorité peut être dans certains CIS de nature à avanta- ger Je défendeur à l'égard du demandeur, il a été prévu quc ce dernier pourrait s'adresser à un Comité special compose de deux membres titulaires élus chacun par un des groupes d'Etats en présence (Est-Ouest) ct d'lm President qui appar- tiendra alternativement à l'un ou l'autre de ces groupes. L'or- ganisation de ce Comité spécial est prévue à l'Annexe que nous examinerons ultérieurement.
Du point de vue belge, un obstacle à l'adoption de ce système eût pu consister en ce que, dans notre pays, les Chambres de Commerce ne sont pas dotées d'un statut légal, mais aux termes de l'article X § 6, de la Convention, les Parties contractantes peuvent désigner d'autres institutions de leur pays dont les Présidents assumeront les fonctions con- fiées par l'article IV de la Convention aux Présidents des Chambres de Commerce compétentes.
Faisant usage de cette faculté, il entre dans les intentions du Gouvernement de confier les attributions prévues à l'arti- cle IV aux présidents des tribunaux de commerce qui, aux termes de l'article 588, to du Code judiciaire, ont compétence pour statuer sur les demandes de désignation d'arbitres. Tel est l'objet de l'article 2 du projet de loi d'approbation.
Conformément au système admis, le § 2 de l'article IV pré- voit que si les parties ont entendu soumettre leur litige à un arbitrage ad hoc ct que, dans le délai prévu, l'une des par- ties - et en l'occurrence il s'agira généralement du défen- deur - n'a pas désigné son arbitre, celui-ci sera désigné, sauf convention contraire, par le Président de la Chambre de Commerce compétente du pays dans lequel la partie en dé- faut a sa résidence habituelle ou son siège.
Il en sera de même si une partie est en défaut de remplacer son arbitre, soit qu'elle ait désigné celui-ci, soit que cet arbitre ait été primitivement nommé par le Président de la Chambre de Commerce.
Dans le cas visé par ce paragraphe 2, aucun recours au Comité spécial n'est apparu nécessaire étant donné que le Président de la Chambre de Commerce compétente du pays de la partie en défaut est l'autorité la mieux qualifiée pour défendre ses intérêts.
Le § 3 vise également le cas où les parties ont entendu soumettre le règlement de leurs litiges à un arbitrage ad hoc. Toutefois, à la différence du § 2, il ne règle plus l'hypothèse où une partie est en défaut de désigner son arbitre, mais celle où, à défaut d'indication dans la convention d'arbitrage, les parties ne parviennent pas à s'entendre sur les mesures né- cessaires à l'organisation de l'arbitrage. Dans cette hypo- thèse, les mesures seront prises par les arbitres déjà désignés. A défaut d'entente entre ceux-ci, ou à défaut d'entente entre les parties xxx xx xxxxxxx.xxxx x'xx xxxxxxx xxx.xxx, xxx xxxx- x'xx xxxxxx xxxxxx xx chOIX du demandeur, soit par le Prési- dent de la Chambre de Commerce compétente du xxxx xx x'xxxxxxxxx, xxxx xxx xx Xxxxxxxxx xx xx Xxxxxxx de Commerce compétente du pays où le défendeur a sa résidence habi- tuelle ou son siège et ce, lorsque les parties sont convenues du lieu de l'arbitrage. Il est, en effet, à présumer que si les parties ont fixé le lieu de l'arbitrage, elles ont entendu que l'arbitrage se déroule en ce lieu. Si les parties n'ont pas fixé le lieu de Parbitrage le demandeur pourra s'adresser à son choix, soit au Présid~nt de la Chambre de Commerce cornpé-
701 (1973-1')74) N. l
[ 6 J
arbitrage hcbben vastgesreld, ook de bcdocling hadden de arbitrage op die plants te latcn vcrlopen. Indien de partijen de plants vau de arbitrage nier hebhen v.istgcsteld, heeft de eiscr de kcuzc zich te wenden hetzij tot de Voorz ittcr van de bevoegde Kerner van koophandel van lier land waarin de vcrweerder zijn gewone vcrblijfplaats of zctel hecfr, hetzij tot het Bijzonder Comité.
§ 3 bepaalr ook dar indien (le eiser de hem verleende rech- ten niet uitoefent, de verweerder of de scheidslicden daarroe bevoegd zijn ren einde te voorkorncn dat ciser naar eigen goeddunken het verloop van de scheidsrechterlijke procedure verhindert. Dit recht is eveneens aa n de scheidslieden tcegc- kend : ingevolge hun opdrachr berusr op hun verantwoorde- lijkheid en moeren ze hun taak tot een goed einde kunnen brengen, wat insluit dar zij zich tot de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel of tot her Bijzonder Comité moeten kunnen wenden zonder de tussenkornsr van de eiser.
Op het Bijzonder Comité kan slechts subsidiair een beroep worden gedaan, net zoals bij her voorleggen van het geschil aan de Voorzitter van de Karner van koop- handel, d.w.z. indien in de overeenkornsr tor arbitrage bepalingen ontbreken betreffende de te nernen maatregelen, indien voorts tussen de partijen en tussen de scheidslieden geen overeenstemming wordt bereikr en ten slorte, wat het Bijzonder Comité betreft, indien de plaats van de arbi- trage nier is aangewezen.
§ 4 bepaalt welke maarregelen de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel of her Bijzonder Comité kunnen gelasten.
In de eerste plaats kunnen ze de enige scheidsman, de scheidsmanvoorzitter, de hogere scheidsman of de derde- scheidsrnan aanwijzen.
Er is overeengekomen dar bij de latere uitlegging van het Verdrag de termen scheidsrnan-voorzitrer, hogere scheids- man en derde-scheidsman als volgt moeten worden om- schreven:
- bogere-scbeidsman (urnpire) : xxxxxxxxxx die als enige scheidsman uitspraak doet ingeval de twee door de partijen aangewezen scheidslieden het niet eens zijn over de grond van de zaak;
- derde-scheidsman : xxxxxxxxxx die tor taak heeft een beslissing te nernen ingeval de twee aangewezen scheids- lieden het nier eens zijn over de grond van de zaak, waar- bij hij een van de door de scheidslieden uitgebrachte advie- zen moet bijtreden;
- scheidsman-uoorzitter : scheidsman die sarnen met de andere scheidslieden een college van een oneven aantal per- sonen vormt waarvan hij voorzitter is,
Op grond van artikel IV, § 4, b, kunnen de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel en her Bijzonder Comité ook voorzien in de vervanging van een of meer scheidslieden aangewezen op een andere wijze dan die, bedoeld in artikel IV, § 2. Wij herinneren eraan dat het in
§ 2 ging om het geval waarin een partij had nagelaten haar
scheidsman aan te wijzen of te vervangen. § 4, b, is van toepassing op alle andere gevallen, d.w.z. nier alleen op de vervanging van de enige scheidsman, de scheidsman- voorzitter, de hogere scheidsman of de derde-scheidsman, maar ook op de vervanging van iedere scheidsrnan die volgens de overeenkomst tot arbitrage door beide partijen is aangewezen en over wiens vervanging deze partijen geen overeenstemming kunnen bereiken.
Op grond van § 4, c, kunnen de Voorzitter van de be- voegde Karner van koophandel en het Bijzonder Comité de plaats van de arbitrage bepalen. Deze beslissing is echter niet bindend voor de scheidslieden indien ze overeenkomen een andere plaats van de arbitrage te kiezen.
tente du pays clans lequel le défendeur ;1 SJ résidence habi- tuelle ou son siège, soit an Comité Spécial.
Le § :3 prévoit également que si le demandeur n'exerce pas les droits qui lui sont accordés, ils pourront l'être par le défendeur ou par les arbitres, ceci afin d'éviter que le deman- deur ne puisse, il son gré, empêcher le déroulernenr de la pro- cédure arbitrale. Ce droit a été également reconnu aux arbi- tres: investis leur responsabilité est engagée et ils doivent pouvoir mener leur tâche ô bonne fin et partant, s'adresser xx Xxxxxxxxx xx xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx xx xx Xxxxxx spécial sans devoir passer par l'intermédiaire du de- mandeur.
Le recours au Comité Spécial n'est jamais que facultatif et il ne peur ja mais intervenir qu'à titre subsidiaire, de même d'ailleurs que le recours ail Président de la Chambre de Commerce compétente, c'est-à-dire à défaut de stipula- tions dans la convention d'arbitrage sur les mesures à pren- dre, à défaut, ensuite, d'accord avec les parties et entre les arbitres, et, enfin, en ce qui concerne le Comité Spécial, à défaut de désignation du lieu de l'arbitrage.
Le § 4 détermine les mesures que pourront ordonner le Président de la Chambre de Commerce compétente ou le Comité spécial.
Ils pourront tout d'abord procéder à la désignation de l'arbitre unique, de l'arbitre président, du super-arbitre ou du tiers arbitre.
Il a été convenu que dans l'interprétation future de la Convention les termes d'arbitre président, de super-arbitre
et de tiers arbitre devront être définis de la façon suivante :
- super-arbitre (umpire) : arbitre qui statue comme seul arbitre en cas de désaccord de deux arbitres désignés par les parties sur le fond du litige;
- tiers arbitre : arbitre qui a pour mission de départager les deux autres arbitres désignés en étant tenu de se con- former à l'un des avis exprimés par les arbitres en dés- accord sur le fond du litige;
- arbitre président : arbitre qui forme avec les autres arbitres un collège en nombre impair qu'il préside.
En vertu de la lettre b) du § 4 de l'article XX xx Xxxxxxxxx xx xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx xx xx Xxxxxx spé- cial pourront également procéder au remplacement d'un ou de plusieurs arbitres désignés selon une procédure autre que celle prévue au § 2 de l'article IV_ Au § 2, rappelons-le,
il s'agissait du cas où une partie était en défaut de désigner ou de remplacer son arbitre; la lettre b) du § 4 vise tous les autres cas, c'est-à-dire non seulement le remplacement de l'arbitre unique, de l'arbitre président, du super-arbitre ou du tiers arbitre mais aussi celui de tout arbitre qui, aux termes de la convention d'arbitrage, a été désigné par les deux parties et sur le remplacement duquel celles-ci ne parviennent pas à se mettre d'accord.
En vertu de la lettre c), xx Xxxxxxxxx xx xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx xx xx Xxxxxx spécial pourront déter- miner le lieu de l'arbitrage; cette détermination ne lie toute- fois pas les arbitres s'ils s'entendent pour choisir un autre lieu d'arbitrage.
[7 J 701 (L973-197 4) N. l
Op grond v a n ~ 4, d, zijn hct ccrst de parrijen, en indien dczcn gccn ovcrccnstenuning hcrci kcn, de scheids- licdcn die de rcgels voor de scheidsrcchtcrlij kc procedure
vastlcggen. Slechts wannccr de schcidslicdcn gccn ovcrccn- srcrnming bcreiken, kan her oprrcdcn van de Voorzitter van de bcvocgdc Knrner van koophauclel of het ßijzondcr
Comité wordcn gcvraagd,
§ 5"heeft betrekking op het gcval van arbitrage door een schcidsrechrerlijkc instelling en inzonderheid het gev al waar- in de partijen, die tot deze wijze van arbitrage hebben be- sloren, gcen scheidsrcchtcrlijke instelling hebben aangewe- zen die met de regeling van hun geschil zal wordeu belast of wanneer ze over die aanwijzing geen overcensrernming bereiken.
Bepaalde wcrd dar de ciscr in dit geval kan vorderen dar deze aanwijzing geschiedt overeenkornstig de in § 3 be- doclde procedure.
§ 6 regelr hec geval van de overecnkornsten tot arbitrage die geen aanwijzingen bcvatten over de wijze van arbitrage die de partijen voor de beslechting van hun geschillen zij n ovcrcengekomen : dit is her geval met de « blanco clau- sule", waarbij de parrijen in de overecnkornst alleen heb- ben afgesproken dar evenruele geschillen door arbitrage worden geregeld.
Indien de partijen geen overeenstemming bereiken over de wijze van arbitrage, kan deze aangelegenheid worden geregeld overeenkomstig de in § 3 bepaalde procedure, d.w.z, dat de eiser zich kan wenden hetzij tot de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel van het land van de ver- weerder, hetzij tot het Bijzonder Comité. Dezen kunnen de partijen ofwel verwijzen naar een permanente scheids- rechterlijke instantie, ofwel partijen verzoeken de arbitrage te organiseren.
§ 7 is wat men een vrijwaringsclausule kan noemen ; indien de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koop- handel binnen een terrnijn van 60 dagen geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek dat hem is voorgelegd, kan de verzoeker zich steeds tot het Bijzonder Comité wenden voor het nemen van de passende maatregelen. Deze bepaling was nodig enerzijds omdat in veel landen de Regeringen over geen enkel dwangmiddel tcn aanzien van de Voorzitters van de Kamers van koophandel beschikken en anderzijds omdat in de gevallen bedoeld in de §§ 2 en 3 (voor § 3 wanneer de plaats van de arbitrage is overeengekomen) geen beroep op het Bijzonder Comité openstaat,
Artikel V heeft betrekking op de exceptie van onbevoegd- heid in arbitragezaken.
In § 1 wordt het beginsel vastgelegd volgens welke de excepties op grond van het niet bestaan, de nietigheid of het vervallen zijn van de overeenkomst tot arbitrage bij de scheidsrechterlijke procedure moeten worden opgeworpen vóór de debatten over de grond van het geschil. De exceptie op grond van overschrijding van bevoegdheid van de scheids- man moet worden opgeworpen zodra deze overschijving van bevoegdheid tijdens de scheidsrechterlijke procedure zich manifesteert.
Bij de redactie van het Verdrag is twijfel gerezen omtrent de wenselijkheid van een dergelijke bepaling. Het werd echter raadzaam geacht bijkomende geschillen, die zich in de loop van de scheidsrechterlijk procedure kunnen voor- doen, te voorkornen en terzelfder tijd te vermijden dat een partij haar roevlucht tracht te nemen tot opschortende han- delingen door de exceptie van onbevoegdheid, die zij niet had voorgedragen bij het begin van het proces, op te wer- pen op een tijdstip van de procedure waarop zij zieh ver- liezende partij voelt.
Volgens de hier in overweging gegeven oplossing steunt de uitsluiting van het middel op de vermoedelijke bedoeling van de partijen, d.w.z, op het vermoeden dat een voor de scheidsman gedagvaarde partij, die de exceptie van onbe-
Aux rennes de Ia lctrrc d) il appartient tour d'abord aux parties ct ensuite, ó défaut d'accord entre clics, aux arbitres de fixer les règles de la procédure arbirralc. Cc n'est qu'à défaut d'accord entre les arbitres, que l'intervention du Président de la Chambre de Commerce compétente ou du Comité spécial pourra être requise.
Le § 5 vise le cas de l'arbitrage institutionnel et plus particulièrement l'hypothèse olt les parties ayant convenu de recourir à ce mode d'arbitrage, n'ont pas désigné l'insti- tution arbitrale qui sera chargée de régler leur différend et ne s'entendent pas sur cette désignation,
Il est prévu que, dans ce cas, le demandeur pourra requé- rir cette désignation conformément au mécanisme prévu au
§ 3.
Le § 6 règle le cas des conventions d'arbitrage qui ne contiennent aucune indication sur le mode d'arbitrage auquel les parties ont entendu soumettre leur litige : c'est le cas de la « clause blanche » les parties ayant simplement sti- pulé dans leur contrat que dans l'éventualité d'un diffé- rend celui-ci serait soumis à l'arbitrage.
Si les parties ne parviennent pas à se mettre d'accord sur le mode d'arbitrage, cette question pourra être résolue se- lon le mécanisme prévu au § 3, c'est-à-dire que le deman- deur pourra s'adresser soit au Président de la Chambre de Commerce compétente du pays du défendeur soit au Co- mité spécial. Ceux-ci pourront soit renvoyer les parties à une institution permanente d'arbitrage, soit inviter les par- ties à procéder à l'organisation de l'arbitrage.
Le § 7 consiste en ce que l'on peut appeler une clause de sauvegarde; il prévoit que si le Président de la Chambre de Commerce compétente n'a pas donné suite, dans un délai de 60 jours, à la requête dont il a xxx xxxxx, xx xxxxxxxxx xxxxxx xxxxxxxx x'xxxxxxxx xx Xxxxxx spécial pour que celui- ci prenne les mesures qui s'imposent. Cette disposition était nécessaire étant donné, d'une part que dans de nombreux pays les Gouvernements ne disposent d'aucun pouvoir de contrainte sur les Présidents des Chambres de Commerce et, d'autre part, que, dans les cas du § 2 et du § 3, pour ce dernier lorsque le xxxx xx x'xxxxxxxxx xxx xxxxxxx, xxxxx xxxxxxx xx XXXXxxx spécial n'est prévu.
L'article V traite du déclinatoire de compétence arbitrale.
Le § 1er de cet article consacre le principe que les excep- tions fondées sur l'inexistence, la nullité ou la caducité de la Convention d'arbitrage doivent être soulevées, dans la procédure arbitrale, avant le débat sur le fond. Quand à l'exception prise de l'excès de pouvoir de l'arbitre, elle devra être soulevée dès que cet excès de pouvoir se sera mani- festé au cours de la procédure arbitrale.
Des doutes ont été exprimés lors de l'élaboration de la Convention, quant à l'opportunité d'une telle disposition. Il a toutefois semblé utile d'éviter que des incidents ne puissent être créés tout au long de la procédure arbitrale et d'écarter en même temps les manœuvres dilatoires aux- quelles pourrait être tentée de recourir une partie qui, sans avoir soulevé l'exception d'incompétence au début du pro- cès, voudrait y recourir au moment où elle se sentirait per- xxxxx au cours de la procédure.
La solution envisagée fonde la forclusion sur l'intention présumée des parties, à savoir sur la présomption en vertu de laquelle une partie qui, citée devant J'arbitre, n'aurait pas invoqué l'exception d'incompétence avant le débat sur
701 (1973-1974) N. I
[ H ]
vocgdhcid nier heefr opgeworpen vóór dt: debartcn ovc r de grond van het gcschil, ervan hccfr afgczicn hcr latcr in te roepen, Overecnkornstig § 2 is de uitsluiting dus, zowel voor het vcrdcre vcrloop van de schcidsrcchterlijkc proce- dure als voor cen later justiriëlc procedure ovcr de grond of over de tenuirvoerlcgging van de uitspraak, slechts van toepassing op anderc excepties dan die welke gegrond zijn op de openbare orde : deze kunnen steeds worden opgewor- pen, zowel rijdens hct verloop van de scheidsrechterlij ke procedure als bi] een latcre justitiële procedure.
Wat de schuldsrechterlijke procedure betrcft verwijst § 2, voor de excepties die enkel door de partijcn kuunen wor- den opgeworpen, naar de wet die door de scheidsman wordt toegepast : deze wet wordt in artikel VII bepaald, Wanneer het een justitiële procedure betreft, worden de excepties die enkel door de partijen kunnen worden opgeworpen bepaald door de wet die van roepassing is overeenkomstig de con- flictenregel van de aangezochte rechter,
Er werd bezwaar gemaakt tegen het feit dat de uitslui- ting ook van toepassing is op alle latere justitiële procedures. De Conferentie heeft nietternin geoordeeld dat de redenen van uitsluiting voor de scheidslieden, eveneens gelden voor de rechtbanken van het gemcne recht.
De Conferentie heeft daarenboven gerneend dat bi] ge- schillen betreffende het internationaal handelsverkeer de scheidsman het recht moet hebben uitspraak te doen over zijn eigen bevoegdheid wanneer deze wordt betwist door een van de partijen die zich beroept op het niet bestaan, de nietigheid of het vervallen zijn van de overeenkornst tot arbitrage of van het hoofdcontract waarvan deze overeen- komst afhangt. Er werd eveneens bepaald dat de scheidsman niet verplicht is de uitspraak op te schorten ingeval een dergelijke exceptie van onbevoegdheid tegen hem wordt aangevoerd.
De beslissing van de scheidsman is nochtans niet defini- tief en blijft aan de controle van de rechtbanken onder- worpen.
Artikel 1697, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek
kent het scheidsgerecht het recht roe zich omtrent zijn be- voegdheid uit te spreken en het derde lid voorziet, op de wijze in dit lid bepaald, in de controle door de rechterlijke overheid, in dit geval de rechtbank van eerste aanleg.
Artikel VI heeft betrekking op de bevoegdheid van de rechter,
Hoewel van verschillende zijden de mening werd verdedigd dat het Verdrag geen invloed rnocht hebben op de bestaande regels van de bevoegdheid van de rechter, heeft de Conferentie in het Verdrag toch een bepaling met betrekking tot deze kwestie opgenomen.
§ 1 bepaalt dat de exceptie op grond van het bestaan van een overeenkomst tot arbitrage, op straffe van uitslui- ting, door de verweerder moet worden opgeworpen voor of op het tijdstip waarop hij zijn verweer ten gronde voor- draagt naargelang de wet van de rechtbank waarbij het geschil aanhangig is, de exceptie van onbevoegdheid be- schouwr als eenprocedurekwestie of een kwestie over de grond van de zaak.
Ook volgens de rechtsregels die van roepassing waren vóór de inwerkingtreding van her Gerechtelijk Wetboek (art. 1679, eerste lid) moest de exceptie van onbevoegdheid van het gerecht als gevolg van het bestaan van een overeen- komst tot arbitrage, worden opgeworpen in limine litis (zie Xxxxxxx : L'arbitrage volontaire en droit privé, n" 197 en 230).
§ 2 bepaalt welke regels van her internationaal privaat-
recht moeten worden gevolgd door de rechtbanken die zich zullen uitspreken over het bestaan of de geldigheid van een overeenkomst tot arbitrage. Het Verdrag van Genève sluit aan bij het Verdrag van New-York van 10 juni 195& dat in
Ir fond, a renoncé à l'invoquer par la suite. Fn conséquence, la to rclusion ne s'applique, en vertu du § 2, tant pour la suite de la procédure arbitrale que pour une procédure judi- ciaire ultérieure xxx xx xxxx xx x'xxxxxxxxx xx xx xxxxxxxx, xx'xxx exceptions autres que celles tirées de l'ordre public: celles-ci pourront toujours être soulevées tant au cours de la procédure arbitrale que dans l1l1C procédure judiciaire ultérieure.
Quant 0\ la procédure arbitrale, le § 2 se réfère, en cc qui concerne les exceptions que les parties ont seules la faculté d'invoquer, au droit applicable par l'arbitre : ce droit est déterminé par l'article VII. S'il s'agit de la procé- dure judiciaire, les exceptions que les parties seules ont la faculté d'invoquer seront déterminées par la loi applicable en vertu de la règle de conflit du juge saisi.
Des critiques ont été présentées contre le fait que la forclusion s'applique également à toute procédure judiciaire ultérieure. La Conférence a néanmoins estimé que les rai- sons qui militent en faveur de cette forclusion devant les arbitres, valent également devant les tribunaux de droit commun.
En outre, la Conférence a été d'avis que dans les litiges relatifs aux relations commerciales internationales, l'arbi- tre doit avoir le droit de statuer sur sa propre compétence lorsque celle-ci est contestee par l'une des parties qui invo- que l'inexistance, la nullité ou la caducité de la convention d'arbitrage ou du contrat principal dont dépend cette con- vention. Il a également été précisé que l'arbitre n'est pas obligé de surseoir à statuer au cas où une telle exception d'in competence serait soulevée devant lui.
Toutefois, la décision de l'arbitre n'est pas définitive et reste soumise au contrôle des tribunaux.
L'article 1697 du Code judiciaire reconnaît en son xxx- xxx 1er au tribunal arbitral le pouvoir de se prononcer sur sa compétence et prévoit, en son alinéa 3, suus les moda- lités qu'il précise, le contrôle de l'autorite judiciaire, en l'occurrence celui du tribunal de. première instance.
L' article VI traite de la compétence judiciaire.
Bien que l'opinion ait été soutenue que la Convention ne devrait pas toucher aux règles de compétence judiciaire, la Conférence a néanmoins introduit dans la Convention une disposition relative à cette question.
Le § 1er dispose que l'exception prise de l'existence d'une convention d'arbitrage doit être soulevée par le défendeur, à peine de forclusion, avant ou au moment de présenter sa défense au fond selon que la loi du tribunal saisi considère l'exception d'incompétence comme une question de procé- dure ou de fond.
Déjà sous le régime antérieur au Code judiciaire (art. 1679, alinéa lcr), le déclinaroire de juridiction résultant de l'exis- tence d'une convention d'arbitrage devait être soulevé in limine litis (x. Xxxxxxx : L'arbitrage volontaire en droit privé, nOS197 et 230).
Le § 2 détermine les règles de droit international prive que devront suivre les tribunaux appelés à se prononcer sur l'existence ou la validité d'une convention d'arbitrage. La Convention de Genève s'est inspirée de la Convention de New York du 10 juin 1958 qui prévoit en son article V, 1,
[ 9 ] 701 (1973 1974) N. I
artik cl V, l , ,1), bcpaalr dur de cr kcu uing en rcnuitvocr- legging wordcn gcwcigcrd indien de parrijcn bij de ovcr- ccnkomsr tot arbitrage kruchtcns hcr op hcn toepassclijk recht onbekwa.un warcn die ovcrconkornsr aau te gaan of indien de overecnkornsr tot arbitrage nier geldig is krach- tcns hcr recht waaraan purtijcn xxxx xxx-xxx xxxxxxxxxxx of, indien xxxx xxxxxxxxxx hieromrrcnr ontbrcckr, krachtcns lier recht van hcr land waar de uitspraak is gewczen,
§ 2 is dus in overccnsrcnuning met hct Verdrag van New- York, met dien vcrsrandc dar de verwijzing na ar het recht van lier land waar de uitsprua k is gewezen, vervangen is door de vcrwijzing naar hct recht van hct land waar de uitspruak rnoet worden gewezcn, aangczicn de rechtbank zich in dit geval moct uirsprckcn over de gcldighcid van de overeenkomst tot arbitrage op cen ogenblik waarop nog gccn uitspraak is gegeven, Bijgevolg wordr in § 2, c), dan ook verwezen naur her recht dar van rocpassing is overeen- kornstig de conflicteuregel van de rechtcr bij wie het gcschil aanhangig is iugeval de pa rtijen nier hebbcn aangegeven welk recht op de overecukornst tot arbitrage van toepassing is en het nier rnogclijk is de plaats van de arbitrage vast te stellen.
De rechter bij wie het geschil aanhangig is, kan de over- eenkornsr tot arbitrage nier erkenncn indien volgens de lex [ori het geschil nier vatbaar is voor beslechting door arbitrage of indien, en dit spreekt xxxxxxx, de opcnbare orde nier in achr wordr genomen.
Het kan eigenaardig lijken dat in het Verdrag conflicten- regels zijn opgenomen die bepalen volgens welk recht de geldigheid van de ovcreenkomsr tor arbitrage ~noet worden beoordeeld. De Conferentie heefr in dit geval geoordeeld dat het vaststellen van eenvormige conflictenregels bij het onderzoek naar de geldigheid van de overeenkomsr tot arbitrage, beantwoordde aan het doel van een Verdrag bestemd om de werking van de internationale arbitrage in handelszaken te vorderen. Door die regels vast te stellen heefr de Confercntie de kans op uiteenlopende of zelfs strijdige beslissingen willen beperken : her gevaar bestond immers dar rechters van verschillende landen, die uit eniger- lei hoofde zouden moeren beslissen over de grond van het geschil, hun uitspraak over de geldigheid van de overeen- komst tot arbitrage zouden baseren op een verschillend recht.
§ 3 regelt her vraagstuk van de aanhangigheid bij scheids- gerechten en justitiële gerechten. Om te voorkomen dat twee rechters van een zelfde zaak kennis nemen, heeft de Confe- rentie her raadzaam geachr te bepalen dar wanneer de scheidsrechterlijke procedure eenmaal is ingeleid, de recht- banken nier meer in het geding kunnen tussenkomen tot de uitspraak is gedaan. Er werd nochtans aangenomen dat wanneer daartoe gewichtige redenen besraan, de rechtbanken hun uitspraak nier rnoeten opschorten, b.v. wanneer het geschil kennelijk niet vatbaar is voor beslechting door arbi- trage of wanneer de overeenkomst tot arbitrage in strijd is met de openbare orde.
De uitsluiting van de bevoegdheid van de rechter tijdens de scheidsrechterlijke procedure kan evenwel nier zo ver gaan dar tijdens de scheidsrechterlijke procedure wordt afgezien van het optreden van de rechter dat mocht nodig zijn om
t.a.v. de goederen waarover het geschilloopt of t.a.v, de goe- deren van een van de partijen, voorlopige voorzieningen of maatregelen tot bewaring van recht te treffen.
Dat is de reden waarorn in § 4 wordt bepaald dat een tot de rechrer gerichte aanvraag om voorlopige voorzieningen of maatregelen tot bewaring van recht niet moet worden geacht onverenigbaar te zijn met de overeenkomst tot arbitrage of worden beschouwd als her voorleggen van de zaak, wat de grond betreft, aan het justitieel gerecht.
In artikel 1679, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek komt eenzelfde regel voor.
a), que la rccoun.iissaucc ct l'execution seront refusees si les parties ,1 la convention d'arbitrage éraicnr en vertu dl' la loi qui leur est applicable frappées d'une incapacité ou si la convention d'arbitr.ige n'est pJS valable en vertu de la loi ~1laquelle les parties l'our subordonnée ou, Ù défaut d'ulle indication x xxx xxxxx, xx xxxxx xx xx xxx xx xxxx xx xx xxxxxxxx doit être rendue.
Le § 2 a donc été mis en harmonie avec 1.1 Convention de New York, à cette reserve xxxx xxxx xx xxxxxxxxx x xx xxx xx xxxx xx xx xxxxxxxx a été rendue, est remplacée par celle à la loi du pays où la sentence doit être rendue, étant donné qu'en l'occurrence il s'agit pour le tribunal de sc prononcer sur la validité de la convention d'arbitrage alors qu'aucune sentence n'est encore intervenue; d'où également la règle contenue à la lettre t') qui renvoie à la lui xxxxxx tente en vertu des règles de conflit du juge saisi, lorsque les parties n'ont pas indiqué la loi applicable à la conven- tion d'arbitrage et qu'il n'est pas possible de prévoir le lieu de l'arbitrage.
Le juge saisi pourra ne pas reconnaître la convention d'arbitrage si, selon la loi du for, le litige n'est pas suscep- tible d'être réglé par voie d'arbitrage ou, également, cela va sans dire, si l'ordre public n'est pas respecté.
Il peut paraître étonnant que la Convention contienne des règles de conflit en vue de déterminer la loi selon laquelle devra être appréciée la validité de la convention d'arbitrage. La Conférence a estimé, à cet égard, qu'il était conforme au but d'une Convention destinée à favoriser le fonctionnement de l'arbitrage commercial international de fixer, au stade de l'examen de la validité de la convention d'arbitrage, des règles uniformes de conflit. En prévoyant de telles règles, la Conférence a voulu restreindre le risque de décisions divergentes sinon contraires qui pourraient résulter de ce que les juges de pays différents, saisis ;i un titre quelconque du fond du litige, apprécieraient chacun la validité de la convention d'arbitrage selon une loi diffé- rente.
Le § 3 règle une question relarive à la litispendance entre tribunaux arbitraux et tribunaux judiciaires. La Conté .. xxxxx x xxxxxx que pour éviter les dangers de doubles instances au sujet de la même affaire, il y avait lieu de prévoir qu'une fois la procédure arbitrale introduite, les tribunaux judiciaires devaient s'abstenir d'intervenir dans
la procédure jusqu'au prononcé de la sentence. n a toute-
fois été admis qu'en cas de motifs graves, les tribunaux ne devaient pas surseoir à statuer. Tel pourrait être le cas, notamment, si le litige n'est manifestement pas susceptible d'arbitrage ou si la convention d'arbitrage heurte l'ordre public.
L'exclusion de la compétence judiciaire pendant le cours de la procédure arbitrale ne peut toutefois aller jusqu'à écarter au cours de la procédure d'arbitrage une interven- tion des tribunaux qui s'avérerait indispensable pour pren- dre sur les biens en litige ou les biens de l'une ou l'autre partie, des mesures provisoires ou conservatoires.
C'est pourquoi le § 4 prévoit qu'une demande de mesures provisoires ou conservatoires adressée à une autorité judi- ciaire ne doit pas être considérée comme incompatible avec la Convention d'arbitrage, ni comme une soumission de l'affaire quant au fond au tribunal judiciaire.
L'article 1679, alinéa 2 du Code judiciaire contient une règle identique.
701 (1973-1974) N. 1
l 10 ]
Artilcel Vll, § 1, huldigr her bcginscl V.1H de vrijc wil van parrijen, aangczien daarin wordt gcstcld dat de partijcn, vrij zijn te bcpalen welk recht de scheidslicdcn t.a.v, de grond van het geschil rnocten toepasscn.
Op het gebied van de internationale handelsarbitrugc is hct in hct moderne rechtsverkeer rrouwcns meer eu meer gebrui- kelijk dar partijen regels vasrsrellen wuarvau de scheidslicdcn moeren uirgnan om de aan heu voorgelegde mocilijkhcdcn op te Iossen.
Indien de partijen nier uitdrukkelijk of srilzwijgcnd hebbcn gekozen welk recht moet worden toegepast, zullcn de scheidsliedcn het recht toepassen dat ze in clk bijzonder ge- val passend achten.
§ 2 van artikel VII bepaalt dar de scheidslieden uitspraak
doen als goede mannen naar billijkheid.
De reglementen van de verschillende instellingen voor in- ternationale handelsarbitrage wijzen op die strekking, Er zijn immers heel wat gcvallcn waarin de normen vastgcstcld voor de beslechting van de geschillen voortvloeien uit de handelsgebruiken, de algemene verkoopvoorwaarden en de billijkheid zonder enige verwijzing naar cm bepaad recht.
In de meeste landen kan de scheidsman er trouwens wor- den van vrijgesteld bepaalde rechtsregels of de bij de wet voorgeschreven vormen na te leven, met name wanneer de partijen hem het recht geven uitspraak te doen als goede man naar billijkheid of wanneer ze, met betrekking tot het recht dat van toepassing is, verwijzen naar de bepalingen van de overeenkomst die ze hebben aangegaan, naar de handelsge- bruiken, het gezond verstand of de billijkheid. Dit is even- eens het geval indien de partijen zijn overeengekomen dar hun geschilonder de toepassing valt van een wet die bepaalt dar de scheidslieden uitspraak doen als goede man- nen_
Daarentegen kunnen scheidslieden geen uitspraak doen als
goede mannen naar billijkheid als de arbitragewet, zoals dat in Groot-Brittannië het geval is, hun dit ontzegr.
In dit verband dient te worden opgernerkt dat het Gerech- telijk Wetboek bepaalt dat de scheidslieden slechts als goede mannen naar billijkheid uitspraak kunnen doen, als de par- tijen hun die taak hebbenopgedragen na het ontstaan van een geschil waarvan het onderwerp hun bekend is (art. 1700
en 1683).
Artikel VllI heeft betrekking op de motivering van de uitspraak. Volgens sommige rechtssrelsels moeten de scheidslieden hun uitspraak niet motiveren, volgens andere rechtsstelsels daarentegen is dit gebruikelijk of zelfs ver- plicht. Daarom heeft de Conferentie het raadzaam geoor- deeld in het Verdrag een bepaling op te nemen waardoor moeilijkheden ten gevolge van deze toesrand uit de weg worden gegaan.
Artikel VIII dat een compromis is, bepaalt dat de par- tijen worden geacht te zijn overeengekomen dat de uit- spraak met redenen wordt omkleed. De uitspraak hoeft niet met redenen te zijn omkleed indien hierover tussen de par- tijen uitdrukkelijk of stilzwijgend overeenstemrning bestaat. Er is sprake van een stilzwijgende overeenstemming in alle gevallen waarin de partijen zich hebben onderworpen aan een scheidsrechterlijke 'procedure waarin het niet gebruike- lijk is de uitspraak met redenen te omkleden, tenzij de par- tijen of een van hen in een zodanig geval uitdrukkelijk en tijdig heeft gevraagd dat de uitspraak met redenen wordt omkleed.
Artikel IX heeft goed beschouwd geen betrekking op de vernietiging van de scheidsrechterlijke uitspraken. Dit arti- kel moet worden onderzocht samen met artikel V, 1, e, van het Verdrag van New-York van 10 juni 1958 waarin wordt bepaald dat de erkenning en tenuitvoerlegging van de uit- spraak slechts dan, op verzoek van de partij tegen wie
i.'article Vil, eu disposant t.:11 son § I que les parties sont libres de déterminer le droit que les arbitres devront appli- quer au fond du litige, consacre le principe de I'auro nomic de la volonté des parties.
La tendance de la pratique moderne d.ins le domaine dt: l'arbitrage commercial international semble d'ailleurs de plus en plus orientée vers la fixation par les parties des règles dont les arbitres devront s'inspirer pour résoudre les difficul- tés qui leur sont soumises.
A défaut de choix exprès ou tacite par les parties du droit applicable, les arbitres appliqueront la loi qu'ils jugeront appropriée en l'espèce.
Le § 2 de l'article VII esr relatif aux arbitres amiables compositeurs.
Les règlements des différentes institutions qui fonction- nent dans le domaine de l'arbitrage commercial international sont instructifs ~lcet égard. Il ne manque, en effet, pas de cas où les normes fixées pour la solution des litiges sont constituées par la coutume commerciale, les conditions gêne- raies de vente, l'équité, sans référence aucune à un droit déterminé.
Dans la plupart des pays, d'ailleurs, il est possible de libé-
rer l'arbitre de l'observation des règles d'un droit déterminé et les formes prescrites par la loi si notamment les parties lui donnent le droit de statuer en amiable compositeur ou si elles renvoient, en ce qui concerne la loi applicable, aux dis- positions contractuelles convenues entre elles-mêmes, aux usages du commerce, aux considérations de bon sens et d'équité. Tel pourra également être le cas si les parties ont prévu que sérait applicable à leur litige une loi qui prévoit comme règle, que les arbitres statueront en amiables compo- siteurs.
Par contre, les arbitres ne pourront statuer en « amiables compositeurs" si la loi régissant l'arbitrage, telle que la loi britannique, ne le leur permet pas.
A cet égard, il convient d'observer que le Code judiciaire ne permet aux arbitres de statuer en amiables compositeurs que si cette qualité leur a été attribuée par les parties après la naissance d'un litige dont l'objet leur est bien connu (art. 1700 et 1683).
L'Article VIII traite de la motivation de la sentence. Alors que seIon certains systèmes juridiques, les arbitres ne doi- vent pas motiver leur sentence, d'après d'autres systèmes, cette pratique est soit courante, soit obligatoire: c'est pour- quoi la Conférence a estimé utile d'inclure dans la Conven- tion une disposition qui permette d'éviter les difficultés inhé- rentes à cette situation.
D'après l'article VIII qui constitue un compromis les par- ties sont présumées avoir entendu que la sentence soit moti- vée. La sentence pourra être dépourvue de motifs si explici- tement ou implicitement, les parties se sont mises d'accord il ce sujet. Un accord implicite existera dans tous les cas où les parties se seront soumises à une procédure arbitrale dans le cadre de laquelle il n'est pas d'usage de motiver les senten- ces à moins que, dans pareil cas, les parties ou l'une d'elles n'ait expressément demandé en temps utile que la sentence soit motivée.
L'article IX ne vise pas à proprement parler l'annulation des sentences arbitrales. Cet article doit être examiné en corrélation avec l'article V, 1, e de la Convention de New York du 10 juin 1958 qui prévoit que la reconnaissance et l'exécution de la sentence ne seront refusées, sur requête de la partie contre laquelle elle est invoquée, que si cette partie
[ I J 701 (1973-1974) N. I
ecu bcrocp op de uirspraak wordr gedaan, geweigerd vul- lcn wordcn indien die parti] het bewijs [xxxxx d,u de uit- spruak nog niet bindend is gewordcn voor purtijen of is vernietigd of haar tenuitvoerlegging is geschorst door ccn bevocgdc autoritcit van het land waar of krachtcns wclks recht die uitspr.iak werd gcwczen,
De Conferentie van Genève heeft gernccnd dar de doel-
rrcffendhcid van het Vcrdrag van New-York op hct gebied van de internationale handelsnrbirr agc nog groter zou wor- den, indien de gcvallcn van vcrnicriging van de uirspraa k die grond kunnen oplcvcrcn tot het weigcren va n de erken- ning of tenuitvoerlegging van de uirspraak, nader worden oruschreven en cenvormig gemaakt.
Dit is de oplossing die in arrikcl IX is vastgclegd. Over- eenkomstig dit arrikel worden alle gronden tot vernictiging waarin de nationale wctgeviugen voorz ien, gehandhaafd. Nochtans moet een in een Vcrdragsluitcndc Staat genomen rechterlijke beslissing tot vernietiging slechts in een andere Verdragsluitende Staat op grond van het Verdrag wordcn erkcnd, indien zc is gcnorncn door ecu gcrccht van de Staat waarin de scheidsrcchterlijke uitspraak is gegeven of krachtens welks recht de uitspraak is gegeven en daaren- boven indien de uitspraak door deze beslissing is vernie- tigd op een van de in artikel IX bedoelde gronden.
Indien b.v, een in Frankrijk verblijvende parti] en een in Duitsland verblijvende parti] zijn overeengekomen dat
de uitsnraak zal worden gegeven in Zürich overeenkornsrig het recht van dit kanton, en indien deze uitspraak daarna door de rechter van Zürich wordt vernietigd op andere gronden dan die bedoeld in artikel IX, b.v, wegens strii- digheid met de openbare orde in Zwitserland, dan kan de vernietiging op zichzelf geen grond opleveren tot weigering van de erkenning of renuitvoerlegging van de uitspraak in Frankrijk of in Duitsland, Volgens het Verdrag van New- York zou dit echter weI het geval geweest zijn, Aanzexien de ooenbare orde in dit Verdrag niet is vermeld bij de gronden tot vernieriging die aanleiding kunnen geven tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegaing van de uir- soraak, kan deze uitspraak, hoewel ze in Zwitserland vernie- tigd is, in Frankrijk of in Duitsland niettemin worden erkend en uitvevoerd, zoals trouwens in iedere andere Verdraz- sluitende Staat. op voorwaarde evenwel dar ze niet strijdig is met de openbare orde van de Staat waar ze wordt aan- gevoerd en dat het onderwerp van het geschil, volgens het recht van de Staat, vatbaar is voor beslissing door arbi- trace lart. V. ~ 2, van het Verdrag van New-York).
In dit opzicht zet het Verdraz van Genève een stap ver- der dan het Verdrag van New-York door ervan uit te gaan dat de zuiver nationale gronden tot vernietiging, die soms alleen een rijdelijk karakter dragen (controle van de devie- zen), niet noodzakelijk op internationaal vlak hun invloed moeten laten gelden.
Dit svsteern heeft ontegensprekelijk de vcrdiensre de in iedere nationale wetgeving verrnelde gronden tot vernieti- ging volledig te handhaven, terwiil de invloed op interna- tionaal vlak van die rechterlijke be-Iissinaen tot vernieti- ginz worden benerkt. Het past uitstekend in het kader van de internationale handelsarbitrage omdat de partiien bij een overeenkomst tot arbitrage de verwijzing naar een vreemde wer of de vaststelling van de plaats van de arbi- trage doorzaans bekijken uit een andere zezichtshoek dan de mozeliikheid tot vernietiging van de uitspraak.
In het Verdrag van Genève zijn enkel de gronden tot
vernietiging opgenomen die voorkomen in artikel V. § 1, a tot d, van het Verdrag van New-York. Sommige afvaardi- gingen hadden de wens te kermen gegeven dat artikel IX, t.a.v, het recht volgens welke de uitspraak wordt gezeven, nader ZOll bepalen dar het hier het recht van de scheids- rechterlijke procedure berrefr. De Conferentie heeft inder- daad gemeend dar deze bepalingen op die manier dienen te worden uitgelegd, Ze heeft nochtans beslisr zich te rnoe- ten houden aan de bewoordingen van het Verdrag van
fournit L1 preuve que LI scnrrucr n'est pas encore devenue obligatoire pour les parties ou cl áé· annulée ou suspendue par une aurorirc conrpércnrc du p.iys d.ins lequel ou d'après la lui duquel la sentence a éTé rendue.
La Conférence de Genève ,1 estimé llUl' l'efficacité de: la Convention de New York serail' renforcée, dans Ic domai- ne de l'arhirr.ige commercial interna tionul, si les cas d'au- nulatiou 'lui sour susceptibles de constituer des causes de refus de reconnaissance et d'exécution, étaient précisés ct unifiés.
C'est une telle solution que consacre l'article IX. Celui-ci laisse subsister dans chacune des législations nationales tous les motifs d'annulation qu i y sont prévus. Toutefois, UIlC décision judiciaire en annu lation rendue dans un Etat con- tractant ne devra être reconnue dans un autre Etat contrac- tant sur base de la Convention, que si elle émane d'une juridiction d'uri Etat dans leq uel la sentence a été rendue ou d'a pres la loi duquel la sentence a été rendue, et si, de plus, cette décision a annulé la sentence pour l'un des motifs prévus à l'a rticle IX.
Ainsi, par exemple, si une partie résidant en France et une partie résidant en Allemagne ont convenu que la sen- tence serait rendue il Zurich conformément à la loi de ce camon, et si, par après, l'annulation de cette sentence est
accordée par les autorités judiciaires de Zurich pour des motifs autres que ccux prévus à l'article IX, par exemple pour des considérations tirées de l'ordre public helvétique, l'annulation ne pourra pas constituer en elle-même un mo- tif de refus de reconnaissance ou d'exécution de la sentence
en France ou en Allemagne. Tel eut cependant été le cas, sous l'empire de la Convention de New York. La présente Convention ne mentionnant pas J'ordre public parmi les causes d'annulation susceptible d'entraîner un refus de re- connaissance, ou d'exécution de la sentence, celle-ci, bien qu'annulée en Suisse pourra parfaitement être reconnue et exécutée en France ou en Allemagne, comme dans tout autre Etat contractant à condition toutefois qu'elle ne soit pas contraire à l'ordre public de x'Xxxx xx xxxx xxx xxxxxxxx xx xxx x'xxxxx xx xxx de eet Etat. l'objet du différend soit susceptible d'être réglé par voie d'arbitrage (art. V, § 2 de la Convention de New-York).
A cet égard. la Convention de Genève marque un progrès nar rapport à la Convention de New-York en procédant de l'idée que des causes d'annulation purement nationales et d'une portée essentiellement temporaire parfois (contrôle des devises). ne doivent pas nécessairement avoir un effet international.
Ce système a l'incontestable mérite de laisser entièrement subsister les califes d'annulation prévues dans chacune des législations nationales, tout en limitant les effets internatio- naux des décisions judiciaires en annulation. Il se concoit parfaitement en matière d'arbitrage commercial internatio- nal où la référence il une loi étrangère ainsi que la déter- mination du lieu de l'arbitrage sont plus que généralement envisagées par les parties à une convention d'arbitrage sous un anale tout à fait étranger à l'éventualité d'une annula- tion de la sentence.
La Convention de Genève ne mentionne comme causes d'annulation de la sentence que celles énumérées au pa- razraohe le'. lettres a) à d) de l'article V de Ja Convention de New-York. Certaines désignations auraient voulu que l'article IX, lorsqu'il traite de la loi d'après laquelle la sen- tence a été rendue. précise qu'il s'agit de la loi de procédure arbitrale. La Conférence a estimé que c'est, en effet, l'inter-
prétation oui doit être donnée à cette disposition. Elle a toutefois décidé de s'en tenir à la formule de la Conven- tion de New- York malgré les discussions doctrinales que
701 (l'173-llI7-f) N. 1
I 12 ]
New-York uicncgcnstaandc de discussics i.v.m. de rechrs- lccr waa rtoe die formulering aanlciding hccft gegeven, errer- vijds O1n te voorkomen dar in twcc internationale vcrdrngcn ovcr hetvclfdc onderwcrp, onder bcschcrming van de Vere- nigde Natics gcs lotcn, verschillcndc bcwoordingen wordcn gcbruikt om juist dczclfde juridische categorie aan te wij- zen cn andcrziids 0111 de tekst nier te verzwarcn met aller- hande omschrijvingcn die rr ouwcns in de verschillende rcchtssrclscls misschien n ict gchccl dczclfde berckenis hcb-
ben.
Er wcrd evcneeus voorgesteld om hct "bedrog in de schcidsrechterlijke procedure" toc re voegen aan de gron· den tot vernietiging bedoeld in § 1 van artikel IX. De Con- fcrcntie was cchter algemeen van oordeel dat ecu uitspraak die met bedrieglijke of ongeldige middelen door bedrog van de scheidsrnan is tot stand gekorncn, kan worden vernie- tigd op grond van een gebrek in de procedure zoals bcdocld in arrikel IX, § I, d, zonder dar zulks uitdrukkelijk in de teksr is vcrmeld, Bovendien kan de openbare orde van het land van tenuirvoerlegging zich ertegen verzetten dat een in dergeliike omstandighedcn gedane uitspraak ten uitvoer wordt gelegd,
Artikel X van het Verdrag bevat de slotbepalingen.
Deze bepalingen sluiten in ruime mate aan bij de slotbe- palingen van het Verdrag betreffende de overeenkornst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (C. M.R.) dat eveneens is uitgewerkt onder bescherrning van de Eco- nornische Cornrnissie voor Europa en op 19 mei 1956 te Genève voor ondertekening werd opengesteld.
Overeenkornstig § 1 staat het Verdrag open voor onderte- kening of roerreding door landen die lid zijn van de Econo- mische Commissie voor Europa en Europese landen die, volgens § 8 van het rnandaat van die Commissie, met raad- gevende stem tot de Commissie zijn toegelaten.
Lid van E. C. E. ziin de Europese lcdcn van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten V<1nAmerika. De Bondsre- publiek Duitsland is op 21 februari 1956 lid van de Com- missie geworden.
Overeenkomstig § 2 kunnen tot het Verdrag toetreden de landen die aan bepaalde werkzaamheden van de E. C. E. kunnen deelnemen volgens § 11 van het mandaat van deze Commissie waarin wordt bepaald dat de Commissie ieder lid van de Verenigde Natie dat geen lid is van de Commis- sie, kan uitnodigen en met raadgevende stem deel te nemen aan het onderzoek van vraagstukken die voor dit land dat geen lid is, van bijzonder belang zijn.
De § § 3, 4 en 5 behoeven geen nadere commentaar,
Wat § 6 betreft dient te worden herinnerd aan wat reeds werd gezegd i.v.rn, de bevoegdheid die op grond van artikel IV aan de Voorzitters van de Kamers van koophandel is toe- gekend,
Een van de afvaardigingen te Genève had de wens te ken- nen gegeven dar in het Verdrag wordt bepaald dar de Ver- dragsluitende Partijen, wanneer ze bij de ondertekening, be- krachtiging of toetreding de lijst mededelen van de Kamers van koophandel of andere instellingen waarvan de Voor- zitters de taken zullen vervullen, die volgens artikel IV van het Verdrag zijn opgedragen aan de Voorzitters van de be- voegde Kamers van koophandel, terzelfder tijd de territoriale bevoegdheid of de ratio materiae van de Kamers van koop- handel of de aangewezen instellingen moeren bepalen. Het werd niet nodig geacht die nadere bepaling in de tekst zelf van het Verdrag op te nernen, aangezien men algerneen van oordeel was dar de betrokken .Staten, uit eigen beweging of op verzoek van het Secretariaat van de Verenigde Naties, ongetwiifeld alle nodige inlichtingen zouden verschaffen
i.v.m. de aanwijzing van de Kamers van koophandel of andere instellingen die, binnen het bestek van het Verdrag bepaalde taken te vervullen hebben, Bovendien werd aange-
cette formule .1 provoquees, d'une xxxx, pour ne pas utili- ser d~tnS deux conveut ions iurcrna tiou.ilcs conclues sur la rnôm« !ll:1tit'rc ct sons lex auspices dl' l'Organisation des Na- tions Unies, des rédactions non cnrièrcmcnt identiques l'om désigner cxncrcrucut la me-me catégorie juridiqnc cr, d'au-
tre part, pour ne pas alourdir le texte par de trop grandes précis ions qui peuvent, par ailleurs, ne pas avoir exacte- ment la même signification dans les différents systèmes ju- ridiques intéressés.
On a également proposé d'ajouter, parmi les raisons d'annulation des sentences énumérées au paragraphe pre- mier de l'article IX la « fraude dans la. procédure d'arbi- trage ». L'opinion générale de la Conférence fut cependant qu'une sentence obtenue par des manœuvres frauduleuses ou viciées du fait de la fraude de j'arbitre pourrait être annulée pour vice de procédure visé 8 la lettre (d) du para- graphe premier de l'article IX sans que cela doive être expressément énoncé dans le texte; au surplus, l'ordre pu- blic du pays d'exécution pourra s'opposer à l'exécution d'une sentence obtenue dans de pareilles conditions.
L'article X de la Convention contient les clauses finales. Ces dispositions s'inspirent, dans une très large mesure,
des dispositions finales de la Convention relative au Con- trat de transport international de marchandises par route (C, M. R.), également élaborée sous les auspices de la Corn- mission économique pour l'Europe et ouverte à la signa- ture it Genève le 19 mai 1956.
En vertu du § 1er, la Convention est ouverte à la signa- ture ou à l'adhésion des pays membres de la Commission économique pour l'Europe ct des pays européens admis à la Commission à titre consultatif conformément au § 8 du mandat de cette commission.
Sont membres de la C. E. E., les Membres européens de l'organisation des Nations Unies et les Etats-Unis d'Améri- que; la République Fédérale d'Allemagne est devenue Mem- bre de la Commission le 21 février 1956.
En vertu du § 2 peuvent adhérer à la Convention les pays susceptibles de participer à certains travaux de la
C. E. E. en application du § 11 du mandat de cette Com-
mission, paragraphe qui prévoit que la Commission invitera tout membre de l'Organisation des Nations Unies qui n'est pas membre de la Commission, à participer, à titre consul- tatif, à l'examen qu'elle pourra consacrer à toute question présentant un intérêt particulier pour ce pays non membre.
Les § § 3, 4 et 5 ne donnent lieu à aucun commentaire particulier.
Rappelons, au sujet du § 6 ce qui a déjà été exposé concernant les pouvoirs dévolus, en vertu de l'article IV, aux Présidents des Chambres de Commerce.
D'autre part, une délégation représentée à Genève, aurait aimé qu'il fût précisé dans la Convention qu'en communi- quant, au moment de la signature de la ratification ou de l'adhésion, la liste des Chambres de Commerce ou autres institutions dont les Présidents assumeront les fonctions confiées par l'article IV de la Convention aux Présidents des Chambres de Commerce compétentes, les Parties con- tractantes précisent en même temps, là où cela serait néces- saire, la compétence territoriale ou ratione materiae des Chambres de Commerce ou institutions désignées. Il a été jugé inutile d'inscrire cette précision dans le texte même de la Convention étant entendu que, de l'avis général, les Etats intéressés ne manqueront pas, d'eux-mêmes ou sur J'invitation du Secrétariat de l'Organisation des Nations Unies, d'assortir de toutes les précisions nécessaires, la dési- gnation des Chambres de Commerce ou autres institutions destinées à exercer certaines fonctions dans le cadre de la Convention. Il a été en outre admis que les dispositions
r 1.1 1 701 (197.~-1974) N. 1
nornen dar de bepuliugen van § 6 bctrcftcnde her opmakcu van de ecrste lijst van de in deze paragraaf bcdoelde Karucrs van Koophandel en andere instcllingcu, mtttatis mutandis van roepassing zijn op de mcdedclingcn die achccr.if nog worden gedaau indien blijkt dut de bctrokkcu St arcn die lijsr moeren wijzigen.
§ 7 bevat ecn vr ijwariugsclausulc vo or de bilaterale of multilaterale verdragcn betrcffcndc arbitrage die zijn aan- gegaan of rnochten worden aa ngegaau.
De anderc paragrafcn van artikel X behoevcn blijkbaar geen nadere cornmcntaar.
Ook de Slotbepalingcn van dit Verdrag moeren worden onderzocht in het licht van de Slotakte.
In punt 13 van de Slotakte staar ecn verklaring volgcns welke de Benelux Regeringen zich de mogclijkhcid voorbc- houden dit Verdrag geheel of gedeelrelijk nier toe te passen in de betrekkingen tussen hun landen en punt 14 bewijst dat het hier gaat om een feirelijke mogelijkheid tot voorbehoud voor de Benelux landen. Het is irnmers duidelijk dar som- mige bepalingen van her Verdrag en inzonderheid artikel IV, waarin voornamelijk de betrekkingen tussen de Oost- en de Westeuropese landen worden geregeld, geen toepassing kun- nen vinden in de betrekkingen tusscn landen waartussen zo'n nauwe banden besraan als die van de Benelux.
Punt 14 van de Slotakte heeft betrekking op de mogelijk- heden tot het maken van voorbehoud.
Behalve het voorbehoud van Benelux en het voorbehoud bepaald in § 2 van artikellI betreffende de bevoegdheid van publiekrechterlijke rechtspersonen om overeenkomsten tot arbitrage aan te gaan, werd overeengekomen dar zonder de instemming van alle andere Verdragsluitende Staten geen ander voorbehoud kan worden gcmaakt.
Punt 15 van de Slorakte beveelt de bij arbitrage betrokken partijen aan in hun overeenkomsten tot arbitrage geen z.g. blanco clausule op te nemen. Dezelfde aanbeveling werd ook gericht tot de Werkgroepen belast met her uirwerken in de Economische Commissie voor Europa van de Algemene ver- koopsvoorwaarden.
Op die manier hebben de auteurs van het Verdrag erop willen wijzen dat her stelsel dar met name in artikel IV wordt ingevoerd, niet mag worden beschouwd als een alge- mene regel die door de partijen moet worden gevolgd, maar als een middel om in laatsre instanrie de leemten van een overeenkornst tot arbitrage aan te vullen.
De bijlage bij het Verdrag heefr betrekking op de organisa- tie van het Bijzonder Comité waarvan in artikel IV sprake is.
II. - Overeenkomst betreffende de toepassing van het Europees Verdrag inzake de internationale handelsarbitrage,
gedaan te Parijs op 17 december 1962.
Het Verdrag van Genève is uitgewerkt onder bescherrning van de Economische Commissie voor Europa van de Vere- nigde Naties waarin zowel de landen van Oost-Europa als die van West-Europa vertegenwoordigd zijn,
Met het oog op de ontwikkeling van de internationale handel legt dit Verdrag de regels vast die moeten worden nageleefd in geval van arbitrage tussen natuurlijke of rechrs- personen die hun gewone verblijfplaats of hun zetel hebben op het grondgebied van verschillende Verdragsluitende Sta- ten, Artikel IV van het Verdrag dat in § 1 de vrijheid erkent van de partijen om hun geschillen voor te leggen hetzij aan permanente scheidsrechterlijke instanries hetzij aan een bij- zonder scheidsgerecht, bepaalt in de §§ 2 tot 7 de verschil- lende gevallen waarin eventuele leemten van de overeen- komst tot arbitrage moeten worden aangevuld.
Een van de voornaamste punten van bespreking te Ge- nève was het aanwijzen van een autoriteit die, met volledige
dl! § 6 conccrnanr l'érablissemcnr de l.i première liste des Chambres de Commerce ct autres institutions visées dans cc paragraphe, s'appliqueront mutatis ntut andis au x COll1I11U- nica tions qui pourraient devenir nécessaires par la suite au cas où les Etats intéressés seraient amenés ;\ modifier cette liste.
Le § 7 contient une clause de sauvegarde pOllf les truites bilatéraux ou multilatéraux existant ou à conclure ct qui toucherait la matière de l'arbitrage.
Les autres paragraphes de l'article X ne semblent pas de- voir donner lieu à couunentaires.
Par ailleurs, les dispositions finales doivent également être examinées à la lumière de l'Acte final.
Le n'' 13 de l'Acte final énonce une déclaration aux termes de laquelle les Gouvernements de Benelux réservent la possi- bilité pour leur pays de ne pas appliquer la Convention en tout ou en partie, dans leurs relations entre eux et le § 14 montre qu'il s'agit là, d'une véritable possibilité de réserve ouverte aux pays du Benelux. Il est manifeste, en effet, que certaines dispositions de la Convention et spécialement son article IV, appelés surtout à régler les rapports entre pays européens de l'Est et de l'Ouest, ne peuvent jouer dans les rapports entre pays ayant des liens aussi étroits que ceux du Benelux.
Le point 14 de l'Acte final traite des réserves.
Selon le système envisagé, en dehors de la réserve de Bene- lux et de celle prévue au § 2 de l'article Il, relatif à la capa- cité pour les personnes morales de droit public Je compro- mettre, aucune autre réserve ne sera admise sans le consen- tement de rous les autres Etats contractants.
Le point 15 de l'Acte final contient une recommandation destinée aux parties intéressées à l'arbitrage et les invitent à écarter dans leurs conventions d'arbitrage, ce qu'il est con- venu d'appeler la clause blanche. La même recommandation
est adressée aux Groupes de travail chargés d'élaborer les conditions générales de vente au sein de la Commission éco- nomique pour l'Europe.
Par là, les auteurs de la Convention, ont voulu mettre l'ac-
cent snr le fait que le mécanisme qu'elle instaure, notamment à l'article IV ne doit pas être considéré comme étant la règle
qui doit être suivie par les parties mais bien comme un moyen de pallier, en tout dernier lieu, les insuffisances d'une Convention d'arbitrage.
Quant à l'Annexe à la Convention elle est relative à l'orga-
nisation du Comité spécial dont l'intervention est prévue à
l'article IV.
II. - Arrangement relatif à l'application de la Convention européenne sur l'arbitrage commercial international fait à
Paris le 17 décembre 1962.
La Convention de Genève a été élaborée sous les auspices de la Commission économique pour l'Europe des Nations Unies qui groupe aussi bien des pays de l'Europe orientale que de l'Europe occidentale.
En vue de contribuer au développement du commerce in-
ternational, cette Convention fixe les règles qui devront être observées en cas d'arbitrage entre personnes physiques ou morales ayant leur résidence habituelle ou leur siège sur le territoire d'Etats contractants différents. A cet égard, l'arti- cle IV de la Convention, après avoir, en son paragraphe pre- mier, reconnu la liberté des parties de soumettre leurs liti- ges soit à une institution arbitrale permanente, soit à l'arbi- trage ad hoc, prévoit en ses paragraphes 2 à 7 différentes hypothèses dans lesquelles il y a lieu de parer aux lacunes que présenterait la convention d'arbitrage.
Une des questions essentielles qui se posait à Genève était de déterminer une autorité qui, en toute indépendance, aurait
701 (197\-1974) N. I
l 14 1
onafliankclijkheid, bevoegd zou zijn om te voorzrcn in de gcbrckcn van de overeenkomst tot arbitrage.
Na vrij lange discussies heefr de Confercntic, zonls wij dar hehbcn get.ien, zich uitgesproken voor ecn vrij ingewik- kcld sysrcem. Enerzijds wordt de mogelijkhcid zich tot de rechrer te wenden uitgesloten en wordr aan de Voorzitters van de Kamers van koophnndel of eventuccl :1:111de Voor- zitters van andere insrcllingen (art. X, § 6) bevoegdheid tot arbitrage gegeven, Om te voorkornen dar de aanwijzing van
deze autorircit in sornmige gcva llen de vcrweerder bevcor- dcelt ten opzichre Xxx xx xxxxx, wcrd andervijds bepauld dnt
de ciscr zich kon wenden tot l'CIl Bijzonder Comité sarnen- gesteld uit rwee Ieden gekozen door ieder van de twec groc- pen Sraren die erbij betrokken zijn en een Voorzitter die 0111 de heurt tot de ccn of de ander groep behoort.
Deze oplossing is aanvaardbaa r bij arbitrage in de betrek- kingen tussen West- en Oost-Europa, rnaar is niet nodig bij arbitrage in de betrekkingen russen de Westeuropese lan- den onderling,
Met het .oog op deze situatic heeft de Conferentie van Genève aan de Verdragsluitende Staten de mogelijkheid gegeven overeenkomsten aan te gaan die van het Verdrag van Genève afwijken, Daartoe staat in artikel X, § 7, uit- drukkelijk dat de bepalingen van dit Verdrag de geldigheid onverler laren van de multilaterale of bilaterale overeen- komsren inzake arbitrage die door de Verdragsluitende Staren zijn aangegaan of mochten worden aangegaan.
De Overeenkomsr van Parijs, die in de Raad van Europa tot stand is gekomen, brengt deze mogelijkheid in toepas- sing.
De Overeenkomst bepaalt dar artikel IV, § § 2 tot 7, van her Verdrag van Genève niet wordt toegepast in de betrekkingen tussen natuurlijke of rechtspersonen die hun gewone verblijfplaats hebben op het grondgebied van Staten die partij zijn bij deze Overeenkomst.
Bovendien bepaalr deze Overeeenkomst dat indien er in de Overeenkomst tot arbitrage geen aanwijzingen worden gegeven over de te nemen maatregelen, de eventuele moei- lijkheden i.v.m, de samenstelling of de werkwijze van het scheidsgerecht worden geregeld door de bevoegde rechter op verzoek van de meesr gerede parti].
Dit zijn, Dames en Heren, de voornaamste overwegingen in verband met her Verdrag en de Overeenkomst die wij U ter goedkeuring voorleggen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
R. VAN ELSLANDE.
De Minister van [ustitie,
X. XXXXXXXXXXXXX.
ADYIES VAN DE RAAD VAN STATE.
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, de
xxx [uni 1973 door de Minister van Buirenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een onrwerp van wet •• houdende goed-
keuring van volgende internationale akten :
a) Europees Verdrag inzake de internationale handelsarbitrage, en bijlage, opgemaakt te Genève op 21 april 1961;
compétence pour pourvoir nu x dd;llltS de ];, convcnrion d'arbitrage.
Après de très longues discussions, la Conférence de Ge- nève s'est prononcée, r011l111e nous l'avons exposé, pour un système assez complexe. D'une part, le recours aux autorités judiciaires est écarté ct compétence est attribuée à des présidents de chambres de commerce ou évcnrucllc- ment ;\ des présidents d'autres institutions (article X, § 6); d'autre part, comme la désignation de cette autorité pour-
xxxx, dans certains cas, avantager le défendeur à l'égard dl! demandeur, il a été prévu que re dernier pourrait s'adres- ser ;\ un Comité spécial composé de deux membres titu-
laires élus chacun par un des groupes d'Etats en présence ct d'un l'résident qui appartiendra alternativement à 1'1I1l ou j'autre de Cl'S groupes.
Une telle solution, acceptable pour les arbitrages dans les rapports entre Europe occidentale ct Europe orientale, n'est point nécessaire en cas d'arbitrage dans les relations exclusivement occidentales.
Pour tenir compte de cette situation, la Conférence de Genève a reconnu la possibilité pour les Etats contractants de conclure des accords dérogeant à la Convention de Ge- nève; à cet effet, le paragraphe 7 de l'article X de la Con- vention prévoit expressément que ces dispositions ne portent pas atteinte à la validité des accords multilatéraux ou
bilatéraux conclus ou it conclure en matière d'arbitrage
par des Etats contractants.
L'Arrangement de Paris, intervenu dans le cadre du Conseil de l'Europe, met en œuvre cette possibilité.
Dans les relations entre personnes physiques ou morales ayant lem résidence habituelle sur le territoire d'Etats par- ties à l'Arrangement, il écarte l'application des dispositions des paragraphes 2 à 7 de l'article IV de la Convention de Genève.
De plus, il prévoit que si la Convention d'arbitrage ne contient pas d'indication sur les mesures à prendre, les difficultés qui se présenteraient quant à la constitution ou xx xxxxxxxxxxxxxx xx xx xxxxxxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxx xxxxxxx xxx x'xxxxxxxx judiciaire compétente à la requête de la partie la plus diligente.
Telles sont, Mesdames, Messieurs, les principales consi- dérations auxquelles donnent lieu la Convention et l'Arran- gement que nous avons l'honneur de soumettre à votre approbation.
Le Ministre des Affaires étrangères,
R. VAN ELSLANDE.
Le Ministre de la Justice,
X. XXXXXXXXXXXXX.
AVIS DV CONSEIL D'ETAT.
Le CONSEIL D'ETAT, section de législation, deuxième chambre, saisi par le Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx, xx 00 juin 1973 d'une demande d'avis sur un projet de loi « portant approbation des actes internationaux suivants .:
a) Convention européenne sur l'arbitrage commercial international, et annexe, faites à Genève le 21 avril 1961;
I IS I 701 (J97.\-[974) N. I
b) Overeenkomst bell'efiende de toepassinj; van lier Europccs Ver- drag inzukc de intcruurionalc hundclsarbirragc, opgcm.i.ikt te PariJS op 17 deccmbcr 0000 X,
hccfr de lie juli !973 hct volgeud advics gcgcvcn :
l.uidcus a rrikcl Il van hcr Verdrag zullcn alle publiekrechtcluke rcchrspersonen op geldige wijze overecnkornstcn tot arhi rrugc kunucn aangaan, tenzij een Verdragsluirelide parti] op het ogeuhlik van de ondertckening of bekruchtiging van het Ver drag ceri uitdrukke lij k voorbehoud in tegenovergesrelde zin mocht hebben gcrnaakt.
Volgcns de mcmorie van toelichting, die verwijst naur nrtikel 1676, twcede lid, van het Gercchtelijk Wetbot:k, zou hcr in de bedoeling van de Regering liggen om allceu de Staal' re machrigen tot her slui- ten van ovcreenkomst tot arbitrage.
Die enkele verwijzing naar artikel 1676 vau het Gerechtelijk Wet- hoek heanrwoordr nier aun de eisen van § 2 van art ikel 11 van hcr Verdrug,
Wil de Regering de uuderc publiekrechtelijke rechtspersoncn dan de Sraat uirsluiten, dan rnoet zij daarvan kelmis geven in ccn uirdruk- kelijke verklaring op het ogenblik van de bekrachriging.
Cebeurr dit nier, dan zullcn de anderc Belgische publiekrcchtc- lijke rech tspersouen dan de Sraar voorta.m onmiddellijk aan het bckrachtigde Vcrdrag het recht ontlenen orn zodauigc ovcrcen- komsten tor arbitrage aan te gaan,
De karner was sarnengesreld uit
De Heren : X. Xxx Xxxxxx, kamervoorzitter,
X. Xxxxxxxxx en X. Xxxxxxxx, sraarsraden,
X. Xx Xxxxxxxx en X. Xxxxxxxxx, bijzitrers van de áfde-
ling wetgeving,
Mevruuw : X. Xxxxxxx, griffier.
De overeensremming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezichr van de H. G, Van Bunnen.
Het verslag werd uirgebrachr door de H. W. Lahaye, adjunct-audi-
tcur-generaal,
b) Arr.lllg<"'llll'llt r cl.uif :1 l'.lpplH.~,llioll de b Convcunon euro- péenne sur l'ar lutr.igc comrncrcial, bitt: ;\ l'a ris le 17 décembre 1962 ».
it donné le Il juillet 197.1 l'avis sLliv,IIII :
Aux termes de l'article Il de LI Conven non, toutes les personnes morales de droit public .1utOI1l la taculté de conclure val.iblcmcnr des conventions d'arbnrugc, ;\ moins qu'une réserve expresse ('11 sens cout raire soit énoncée paf une partie contrnctaute au moment de la
signature ou de la ratification.
Selon l'exposée des motifs qui se réfère x x'xxxxxxx 0000, a linéa 2, du
Code judiciaire, il semble que l'intention du Gouvernement soit de limiter à l'Etat seul la faculté de conclure des conventions d'urbi-
tragc.
Cette seule référence ù l'article 1676 du Code judiciaire ne répond pas aux exigences du § 2 du même article Il de la Convention.
Si le Gouvernement entend exclure les personnes morales de droit public autres que l'Etat, il devra le notifier par une déclaration ex- presse ail moment de la ratification.
A défaut de procéder de cette manière, les personnes morales de droit public belges, autres que l' Etat, tiendraient désormais directe- ment de la Convention ratifiée le droit de conclure de telles conven- tions d'arbirrage.
l.a chambre était composée de
Messieurs : X. Xxx Xxxxxx, président de chambre,
X. Xxxxxxxxx et X. Xxxxxxxx, conseillers d'Etat,
X. Xx Xxxxxxxx et X. Xxxxxxxxx, assesseurs de IJ section de législation,
Madame : X. Xxxxxxx, greffier.
La concordance entre ln version française et la version néerlan- daise a été vérifiée sous le contrôle de M. G. Van Bunnen,
Le rapport a été présenté par M. W. Xxxxxx, auditeur général
adjoint.
De Griffier,
(ger.) J. TRU YENS.
De Voorzitter,
(get.) X. XXX XXXXXX.
WETSONTWERP
Le Greffier,
(s.) X. XXXXXXX.
l.e Président,
(s.) X. XXX XXXXXX.
PROJET DE LOI
XXXXXXXXX,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu ziin en hierna u/ezen zullen, ONZE GROET.
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en van Onze Minister van justitie,
HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ:
Onze Minisrer van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn gelast, in Onze naarn, bij de Wetgevende Kamers het wetsontwerp in te dienen, waarvan de tekst volgt :
XXXXXXXX,
Xxx xxx Xxxxxx,
X xxxx, xxxxxxxx xx x xxxxx, XXXXX.
Xxx xx proposition de Notre Ministre des Affaires étran- gères et de Notre Ministre de la Justice,
Nous AVONS ARRÊTÉ ET ARRÊTONS:
Notre Ministre des Affaires étrangères et Notre Ministre de la Justice sont chargés de présenter, en Notre nom, aux Chambres législatives, le projet de loi dom la teneur suit :
Artikel 1.
De volgende internationale akten
a) Europees verdrag inzake de internationale handels- arbitrage, en Bijlage, opgemaakt te Genève op 21 april 1961; .
blOvereenkomst betreffende de toepassing van het Euro-
pees verdrag inzake de internationale handelsarbitrage, opgemaakt te Parijs op 17 december 1962
zullen volkomen uitwerking hebben,
Article 1.
Les actes internationaux suivants
a) Convention européenne sur l'arbitrage commercial international, et Annexe, faites à Genève le 21 avril 1961;
b) Arrangement relatif à l'application de la Convention européenne sur l'arbitrage commercial, faite à Paris le 17 décembre 1962
sortiront leur plein et entier effet.
7Ul (l':l73-1')74) N. !
[ 16 ]
Art. 2.
De voorzitters van de rechtbanken van koophandel ver- vullen de takcn welke door artikel IV van het Verdrag aan de voorzitters van de kamers van koophandel zijn toc- vertrouwd.
Arr. 2.
Les présidents des tribunaux de commerce assument les fonctions confiées par l'article IV de la Convention aux présidents des chambres de commerce.
Gegeven te Brussel, op 29 oktober 1973. | Donné | à Bruxelles, le 29 octobre lY73. | |
BOUDEWIJN. | BAUDOUIN. | ||
XXX XXXXXXXXXXX: De Minister uan Buitenlandse R. VAN ELSLANDE. | Zaken, | PAR LE ROI : Xx Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx, X. XXX XX0XXXXX. | |
Xx Xxxxxxxx van [ustitie, X. XXXXXXXXXXXXX. | Le Ministre de la Justice, X. XXXXXXXXXXXXX. |
17 I 701 (1l)7J~1'-)7-1) N. I
EUROPEES VERDRAG CONVENTION EUROPEENNE
inzake de internationale handelsarbitragc. sur l'arbitrage commercial international.
De ondergetekenden, j,cs soussigné»,
Beboorlijk daartoc gcmachrigd, Diunen: autorisés,
Bijeengelusmen onder de bcscheuniuj; van de Ecouornischc Corn- missic VOOt Europa vau de Vcrcnigde Natics,
v astgesteld bebbend dur op 10 jllLli 1958, tot slot van de Coufc- rentie van de Verenigde Naties over de internationale handclsarbirrage, te New-York, ecn Vcrdrag is gcslotcn ovcr de erkcnning en tcnuir- voerlegging van buitenlandse schcidsrcchterlijkc uitsprakcn,
Yerlangend, met hct oog op de ontwikkeling van de Europese han- del, zoveel rnogeliik bepaalde rnoeilijkheden uir de weg te ruimen die eeu belemmering kunnen vormcn voor de organisatie en de werking van de internationale hnndclsarbitrage in de betrekkiugen tussen natuurlijke of rechtspersonen van de verschillende landen van Europa,
Ziin de volgende bepalingen overeengekomen :
Artikel I.
Toepassingsgebied van het Verdrag.
1. Dit Verdrag is van toepassing op :
a} de overeenkornsren tot arbitrage aangegaan ter beslechring van geschillen die zijn gerezen of zullen rijzen uit internationale handelsver- richtingen, tussen natuurlijke of rechtspersonen die op het tijdsrip waarop de overeenkomsr wordt aangegaan, hun gewone verblijfplaats of hun zerel hebben in verschillende Verdragsluitende Staten ;
b} de scheidsrechterlijke procedures en uirspraken die steunen op de in § 1, a, van dit artikel bedoelde overeenkornsren.
2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder
a} « overeenkomst tot arbitrage » : hetzij een compromissoir beding in een overeenkomsr, hetzij een akre van compromis ondertekend door partijen of vervat in gewisselde brieven, telegrammen of telex- berichten, en, in de betrekkingen tussen landen waarvan de wetten niet voorschrijven dat de overeenkornst tot arbitrage schriftelijk rnoet worden aangegaan, iedere overeenkomst gesloten in een vorm door die wetten toegelaten;
b} • arbitrage » : de beslechting van geschillen nier alleen door scheidslieden die voor bepaalde gevallen zijn benoemd (arbitrage ad hoc), maar ook door permanente scheidsrechrerlijke instanties;
c) « zetel » : de plaats waar de vestiging die de overeenkomst tot arbitrage heeft aangegaan, is gelegen,
Artikel II.
Bevoegdheid van de pubhekrechtelijke rechtspersonen om zich aan arbitrage te onderwerpen.
1. In de in artikel 1, S 1, van dit Verdrag bedoelde gevallen kunnen de rechtspersonen, die volgens het recht dat op hen van toepassing is «publiekrechtelijke rechrspersonen » worden genoemd, op geldige wijze overeenkomsten tot arbitrage aangaan.
2. Iedere Staat kan, op ber ogenblik van de onderrekening of be- krachtiging van dit Verdrag of de toetreding tot dit Verdrag, ver- klaren dat die bevoegdheid slechts wordt toegekend onder nadere voorwaarden in zijn verklaring bepaald.
A rtikel III.
Bevoegdheid van vreemdelingen om als scheidsman op te treden, Voor de gevallen van arbitrage waarop dit Verdrag van toepas-
sing is, kunnen vreerndelingen als scheidsman worden aangewezen,
!{iullis SDllS les auspices de la Connuission ccono mique pour l'Eu- rope de I'Orgunisation des Nations Unies,
AY'lIIt constaté que le 10 juin 1958, à l'issne de la Conférence des Nations Unies sur l'Arbitrage commercial international, a été signée à New- York une Convention pour la Reconnaissance et l'exécution des Sentences arbitrales étrangères,
Désireux, pour contribuer ,1tI développement du commerce euro- pécn, d'écarter, dans la mesure du possible, certaines difficultés sus- cepribles d'entraver l'organisation et le fonctionnement de l'arbi- trage commercial international dans les relations entre personnes phy- siques ou morales de pays différents de l'Europe,
Sont courenus des dispositions suivantes:
Article J.
Champ d'application de la Convention.
1. LI présente Convention s'applique :
a} aux conventions d'arbitrage conclues, ponr le règlement de litiges nés Oll il. naître d'opérations de commerce international, entre personnes physiques ou morales ayant, au moment de la conclu- sion de la convention, leur résidence habituelle Oll leur siège dans des Etats contractants différents;
b) aux procédures ct aux sentences arbitrales fondées sur les con- ventions visées au paragraphe I, a) de cet article.
2. Aux fins de la présente Convention, on entend par
a} " convention d'arbitrage ", soit une clause compromissoire insé- rée dans lin contrat, soit un compromis, contrat ou compromis signés par les parties ou contenues dans un échange de lettres, de télégrarn- mes Oll de communications par téléscripteur, et, dans les rapports entre pays dont les lois n'imposent pas la forme écrite il la conven- tion d'arbitrage, toute convention conclue dans les formes permises par ces lois;
b) « arbitrage ", le règlement de litiges non seulement par des arbitres nommés pour des cas déterminés (arbitrage ad hoc), mais également par des institutions d'arbitrage permanentes;
c) « siège ", le xxxx xx xxx xxxxx x'xxxxxxxxxxxxx xxx x xxxxxx xx xxxxxxxxxx x'xxxxxxxxx.
Article II.
Capacité des personnes morales de droit public de se soumettre à l'arbitrage.
1. Dans les cas visés IJ l'article 1, paragraphe L, de la présente Convention, les personnes morales qualifiées, par la loi qui leur est applicable, de " personnes morales de droit public » ont la faculté de conclure valablement des conventions d'arbitrage.
2. Au moment de signet ou de ratifier la présente Convention ou d'y adhérer, tour Etat pourra déclarer qu'il limite cette faculte dans les conditions précisées dans sa déclaration.
Article III.
Capacité des étrangers d'être arbitres.
Dans les arbitrages soumis it la présente Convention, les étrangers peuvent être désignés comme arbitres.
701 (1973-197-+) N. I
l rs I
Artikel IV. Organisntle van de arbitrage.
I, De p.irtijcn bij ecn overecnkomsr rot arbitrage 'l-ijn vrij te bcp.ilcn
'1) clat hun geschillen aau ecu permanente scheidsrcchrcrhjke inst.ui- rie zullen wordcn ondcrworpcn; ill dit gcval vcrloopr de a rhitr.ige ovcrceukomst ia her reglcmenr van de auuge wezcn iusrantic, of
h) dar hun geschillen zullcu wordcn oudc rwo rpcn aun ecu srhcids- gerce/tl ad hoc: in dit geval kunuen de p.irnjcn inzondcrhcid :
i) de schcidslicden uanwijvcn of de wijve v.rststclicn waarop de scheidslieden ill geval van geschil zullen worden aangcwczcn,
ii) de plaurs van de arbitrage bcpa len;
iii) de rcgels bepalen voor de procedure die dour de scheidslicdcn rnoer worden gevolgd.
2. Indien de parriien zijn overeeugekomen de beslechting van hun geschillen voor te lcggcn aan ecu scheidsgerechr ad hoc en indien hinncn 30 dugeu lia de kennisgeving van de nrbitrageaauvraag aan de verwcerdcr, een van de partijen haar schei dsman nier heeft aangc- wezen, wordt deze, behoudens afwij kende overeenkomst, op vcrzock van de andere partij aangewczen door de Voorzirter van de bevoegde Kamer van koophandel van het land waar de parti] die in gebreke is gebleven, op her ogenblik van de indicuing van de arbirrugeannvraag, haar gewone verblijfplaats of haar zerel heeft. Deze paragraaf is ook van tocpassing op de vervanging van scheidslieden aa ngewezcn door een parti] of door de Voorzitrer van de hierboven bedoelde Kurner V8n koophandel.
3. Indien de partijen zijn overeengekornen de beslechting V8n hun geschillen voor te leggen aan een scheidsgerecht ad hoc door een of meer scheidslieden, terwijl de overeenkomst tot arbitrage geen aan- wijzingen bevat omtrent de maatregelen nodig voor de organisatie van de arbitrage, zoals die bedoeld in § 1 van dit artikel, worden, indien de partijen ter zake geen overeenstemming bereiken en onder voorbehoud van her in § 2 bedoelde geval deze maatregelen ge- nornen door de reeds aungewczen scheidsrechter of scheidsrechters, Bij gebreke van overeenstemming tussen de partijen over de aan- wijzing van de enige scheidsman of bij gebreke van overeenstemming tussen de scheidslieden over de te nemen maatregelen, kan de eiser zich voor her nemen van die rnaatregelen, mits parrijen de plaars van de arbitrage zijn overeengekomen, naar keuze wenden herzij tot de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel van het land waar de door partijen gekozen plaats van de arbitrage zich bevindt, hetzij tot de Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel van het land waar de verweerder, op het ogenblik van de indiening van de arbitrageaanvraag, zijn gewone verblijfplaars of zijn zerel heeft; indien de partijen geen plaats van de arbitrage zijn overeengekornen, kan de eiser zich naar keuze wenden hetzij tot de Voorzitter van de bevoegde karner van Koophandel van het land waar de verweerder, op het ogenblik van de indiening van de arbirrageaanvraag, zijn ge- wone verblijfplaats of zijn zerel heefr, hetzij tot het Bijzonder Comité waarvan de samensrelling en de werkwijze worden bepaald in de Bijlage bi] dit Verdrag. Indien de eiser geen gebruik maakt van de rechten die hem op grond van deze paragraaf zijn toegekend, kunnen deze rechten worden uitgeoefend door de verweerder of door de scheidslieden,
4. De Voorzirter of het Bijzonder Comité bi] wie het geschil aanhan- gig is gemaakr, kunnen naar gelang van het geval,
a) de enige scheidsman, de scheidsman-voorzitter, de hogere scheids- man of de derde-scheidsrnan aanwijzen;
b) een of meer scheidslieden, aangewezen op een andere wijze dan die bepaald in § 2 van dit artikel, vervangen;
c) de plaats van de arbitrage bepalen met dien verstande dar de scheidslieden een andere plants van de arbitrage kunnen kiezen,
d) rechrsrreeks of met verwijzing naar het reglement van een per- manente scheidsrechterlijke instantie, procedureregelen vaststellen die door de scheidslieden in acht moeren worden genomen indien de scheidslieden, bij gebreke van overcenstemming tussen de partijen ter zake, hun procedure-regelen niet hebben vastgesteld.
5. Indien de partiien zijn overeengekomen de beslechring van hun geschillen voor te leggen aan een permanente scheidsrechterlijke instan- rie zonder die instantie aan te wijzen en indien ze over die aanwijzing geen overeenstemming bereiken, kan de eiser deze aanwijzing vorderen overeenkomstig de in § 3 hierboven bedoelde procedure.
6, Indien de overeenkomst tot arbitrage geen aanwijzingen bevat omtrent de wijze van arbitrage (arbitrage door een permanente scheidsrechterlijke instantie of een scheidsgerecht aJ hoc) waaraan de partijen zijn overeengekomen hun geschil te onderwerpen en indien de partijen daarover geen overeenstemming bereiken, kan de eiscr
in dit geval een beroep doen op de in S 3 hierboven bedoelde proce-
dure. De Voorzitter van de bevoegde Kamer van koophandel of het
Art iclc IV,
Organisation dl' l'arbitrage.
l , Les xxxx icx ;\ une convention d',Jrhnrage sour libres de prévoir
a) que leurs litige") seront soumis il une iustit ut ion pcnu.uu-u rc cl'ur hiuagc: clam L'C e.1S, I'arbir r.igc sc deroulera L'OnfOrlH('IIlCl1t au Rcglcmcut de I'instiuui on désignée; ou
h) que lems litiges seront soumis cl une procédure o rbitralc <1.1hoc:
dans ce l'as, le, parties 'luron t notamment la t.iculté :
i) de désigner les arbitres ou d'crahlir les modalités suivant les- quelles les arbitres seront di'signé, en l'as de litige;
ii) de déterminer Je lien de l'arbitrage;
iii) de fixer les règles dc procédure il suivre par les arbitres.
2, Si les parties ont entendu soumettre le règlement de leurs liti- ges il un arbitrage ad hoc ct que dans un délai de 30 jours il dater de la norifieation de la demande d'arbitrage au défendeur, l'une des parties n'a pas désigné son arbitre. celui-ci sera désigné, sauf convention contraire, xxx xxxxxxx xx x'xxxxx xxxxx, xxx xx Xxxxxxxxx xx xx Xxxxxxx de Commerce compétente du pays dans lequel la partie en défaut ;1, au moment de l'introduction de la demande d'arbitrage, sa résidence habituelle ou son siège. Xx xxxxxxx xxxxxxx- xxx x'xxxxxxxx xxxxxxxxx xx remplacement d'arbitres désignés par une partie ou par le l'résident de la Chambre de Commerce ci-dessus visée.
3, Si les panics ont entendu soumettre le règlement de leurs litiges il un arbitrage ad hoc par un ou plusieurs arbitres sans que la con- vention d'arbitrage contienne d'indication sur les mesures nécessai- res il l'organisation de l'arbitrage telles que celles qui sont visées au paragraphe 1 du présent article, ces mesures seront prises, si les parties ne s'entendent pas il ce sujet et sous réserve du cas visé xx xxxxxxxxxx 0 xx-xxxxxx, xxx xx xx xxx xxxxxxxx xxxx désignés. A défaut d'accord entre les parties xxx xx xxxxxxxxxxx xx x'xxxxxxx xxxxxx xx x
xxxxxx x'xxxxxx xxxxx xxx xxxxxxxx xxx [es mesures à prendre, le deman-
deur pourra s'adresser, pour que ces mesures soient prises, si les par- ties sont convenues du lieu de l'arbitrage, à son choix, soit au Pré- sident de la Chambre de Commerce compétente du pays où se trouve le lieu choisi par les parties, soit an Président de la Chambre de Com- merce compétente du pays dans lequel le défendeur a, au moment de l'introduction de la demande d'arbitrage, sa résidence habituelle ou son siège; si les parties ne sont pas convenues du lieu de l'arbitrage, le demandeur pourra s'adresser à son choix soit au Président de la Chambre de Commerce compétente du pays dans lequel le défendeur a, au moment de j'introduction de la demande d'arbitrage, sa rési- dence habituelle ou son siège, soit au Comité spécial dont la compo- sition et les modalités de fonctionnement sont déterminées par l'Annexe à la présente Convention. Si le demandeur n'exerce pas les droits qui lui sont accordés par le présent paragraphe, ces droits pourront être exercés xxx xx xxxxxxxxx xx xxx xxx xxxxxxxx.
0. Xx Xxxxxxxxx xx xx Xxxxxx spécial saisis pourront procéder, selon le cas,
a) à la désignation de l'arbitre unique, de l'arbitre président, du super-arbitre ou du tiers arbitre;
b) ail remplacement cl'un ou de plusieurs arbitres désignés selon une procédure autre que celle prévue au paragraphe 2 du présent article,
c) à la détermination du lieu de l'arbitrage, étant entendu que les arbitres peuvent choisir un autre lieu d'arbitrage;
d) à la fixation directe ou par référence au règlement d'une insti-
xxxxxx arbitrale perm an en te des règles de procédure qui devront être observées par les arbitres, si les arbitres n'ont pas fixé leurs règles de procédure à défaut d'accord entre les parties à ce sujet.
5. Si les parties ont entendu soumettre le règlement de leurs liti- gcs it une institution arbitrale permanente sans désigner cette institu- tion et ne s'accordent pas sur cette désignation, le demandeur pourra requérir cette désignation conformément à la procédure prévue au pa ragraphe 3 ci-dessus,
6. Si la Convention d'arbitrage ne contient aucune indication sur Il' mode d'arbitrage (arbitrage par une institution permanente d'arbi- trage ou arbitrage ad hoc) auquel les parties ont entendu soumettre leur litige ct si les parties ne s'accordent pas sur cette question, le demandeur aura la faculté de recourir à ce sujet à la procédure
prévue au paragraphe 3 ci-dessus. Xx Xxxxxxxxx xx xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx xx xx Xxxxxx spécial pourront soit renvoyer
r 19 ] 701 (l973-1974) N. I
ßijzondcr Conuté kuuncn hctv.i] de 1"'rtijCll vcrwuvcn xx.xx ecu pcr- mancnre sche.dsrcchrcrlij kc inst.urtic, hctzrj dl' pnrujcn verzoeken hiunen l'Cil rermijn , hun schcidslieden .1"11 Il' wi l'l,l'Il l'Il b in ncu die- zclfdc tcruuj n o\'CrCell'.ll'lnlIIiIlg IC lvcrcrkcu ovcr de manrrcgclcn nodig voor de wcr ki np; vau de arbirrugc. In dir la.usrc geval ziju de
§§ 2, ,~ cu 4 1',111 dit .irtikel VJIl tocp",sin!"
7. Indien binucn 6D dugcn na het ogenblik w.i.irop de in de
§§ 2, 3, 4, 5 en 6 V:111 du .irrikcl bcdoclde vcrzock cn ziju voorgelegd aan de Vcorzittcr van de op grond van een vau die par.igr.ifen aan- gcwczcn Karncr van kooph.uidcl, deze Voorzit tc l' geen gcvolg hcefr gegcvcn aan her verzock, kan de vcrzceker zich tot her ßuzonder Comité wendcn opda t deze de raken op zich necrnr die nict zijn ver- vuld.
les parties ù une insti tu non !'C'on;:l1lC'I1(C d'.lrbltr.tgC, :-,nit invuer les p:lrtics ;1 désigner lcu rs arbitres d.uis lin d,:x.xx qu'ils !C\![' "li ront h~é et ~l convenir d.Ln~ le nième délai des mesures lll'Ct'ss,lln:s au {one- tionnement dt' l'arbit ragc. l x.xx s u: dernier X.XX, scrout applicub les les l':Jr.lgraphes 2, el 4 du present nrricle.
7. ~i, x.xx 1111 xx.xx de 60 JOIl" ,i partir du moment où il aura L·t~' saisi d'LIlle des requêtes énumérées ;\UX paragraphes 2~ 3~ 41 5 ct 6 de cet article, le Président de la Chambre de Commerce designee en vertu d'un de ces paragraphes, n';' pas donne suite il la requête, il" requérant pourra s'adresser ,HI Comité' spécial afin qu'il assume les fonctions qui u'ont pas été remplies.
Artikel V.
Exceptie van scheidsrcchtcrlijkc onbevocgdheid.
1. De parrij die de exceprie van onbevoegdheid van de scheidsrnan wenst op te werpen, moer, wanncer het gaar om excepries op grond van hct nier bestaan, de nictigheid of het vervallen zijn van de ovcr- eenkornst tot arbitrage, zulks docn tijdcns de schcidsrcchrcrlijkc pro- cedure uiterlijk op het ogenblik waarop zij haar verweer over de zaak zelf voordraagt en, wannecr het gaat om excepries op grond van het feit dat her betwiste punt buiren de bevoegdheid van de scheidsrnan zou liggen, zodra in de loop van de scheidsrechterlijke procedure het punt, dat buiten deze bevoegdheid zou liggcn, wordr opgeworpen. Wanneer voor de vertraging van de partijen in het opwerpen vau de exceptie een grond kan worden aangevoerd, die door de scheidsrnan geldig wordt beschouwd, verklaart deze de exceptie ontvankelijk.
2. De in § 1 hierboven bedoelde excepties van onbevoegdheid die niet zijn opgeworpen binnen de in deze § 1 bepaalde termijnen, kun- nen niet meer worden voorgedragen tijdens het verdere verloop van de scheidsrechterlijke procedure indien het gaat om excepties die, op grond van het recht dar door de scheidsrnan wordt toegepast, alleen door de partijen kunnen worden opgeworpen en ook nier meer rijdens een later rechtsgeding over de grond of over de tenuitvoerlegging van de uirspraak indien het gaat om excepties die alleen de parrijen kun- nen opwerpen overeenkornsrig de wet bepaald in die conflictenregel van het gerecht die zich over de grond of de tenuitvocrlegging van de uitspraak rnoet uirspreken, De rechter kan nietrernin de beslissing nagaan waarbij de scheidsman de vertraging in her opwerpen van de exceptie heeft vastgesteld.
3. Onder voorbehoud van later justitieel onderzoek overeenkomstig de wet van de bevoegde rechter, rnoet de scheidsrnan wicns bevoegd- heid wordr betwist, de zaak niet uit handen geven; hij is bevoegd uitspraak te doen over zijn eigen bevoegdheid en over her bestaan of de geldigheid van de overeenkomst tot arbitrage of van het con- tract waarvan die overeenkornst deel uitmaakt.
Artikel VI.
Bevoegdheid van de rechter.
1, De exceptie op grond van her bestaan van een overeenkornst tot arbitrage die wordt voorgedragen voor een justitieel gerecht waar- toe een van de partijen bi] de overeenkomst tot arbitrage zich heeft gewend, moer op straffe van uitsluiting door de verweerder worden opgeworpen voor of op het tijdstip waarop hij zijn verweer ten gronde voordraage naargelang de wet van de rechtbank waarvoor het geschil is aangebracht, de exœptie van onbevoegdheid beschouwt als een pro- cedurekwestie of een kwestie over de grond van de zaak.
2. Wanneer de rechtbanken van de Verdragsluitende Sraten zich moeren uirspreken over het bestaan of de geldigheid van een overeen- komst tot arbitrage, doen ze, war de handelingsbekwaamheid van de partijen betreft, uitspraak volgens de wet die op hen van toepassi ng is en, wat de andere punten betreft, doen ze uitspraak:
a) volgens het recht waaraan de partijen de overeenkornst tot arbi- trage hebben onderworpen;
b) indien hieromtrenr aanwijzingen ontbreken, volgens her recht van het land waar de uirspraak moer worden gewezen;
.. c) indien aanwijzingen ontbreken omrrenr hec rechr waaraan de par- njen de overeenkomsr hebben onderworpen en indien, op her ogenblik waarop de zaak aan een justitieel gerecht is voorgelegd, her niet moge- lijk is te bepalen in welk land de uitspraak zal worden gewezen, vol- gens het recht dar van toepassing is overeenkomstig de conflicrenregel yan het gerecht waarvoor de zaak is aangebrachr,
De rechter voor wie de zaak is aangebrachr kan de overeenkornsr tor arbitrage niet erkennen indien, volgens de wer van de bevoegde rech- ter, het geschil niet voor beslechting door arbitrage varbaar is.
Article V.
Déclinaroire de competence arbitrale.
1. La partie qui entend soulever une exception prise de l'incornpé- xxxxx de l'arbitre doit, lorsqu'il s'agit d'exceptions fondées sur l'inexis- xxxxx, la nullité ou la caducité de la convention d'arbitrage, le faire dans la procédure arbitrale au plus tard au moment de présenter ses défenses sur le fond cr, lorsqu'il s'agit d'exceptions prises de ce que la question litigieuse excéderait les pouvoirs de l'arbitre, aussitôt que sera soulevée, dans la procédure arbitrale, la question qui excéderait ces pouvoirs. Lorsque le retard des parties à soulever l'exception est dû à une cause jugée valable par l'arbitre, celui-ci déclare l'exception recevable.
2. Les exceptions d'incompétence visées an paragraphe 1 ci-dessus et qui n'auraient pas été soulevées dans les délais fixés à ce paragraphe 1 ne pourront plus j'être dans la suite de la procédure arbitrale s'il s'agit d'exceptions qu'en vertu du droit applicable par l'arbitre les parties ont seules la faculté d'invoquer, ni au cours d'une procédure judiciaire ultérieure sur le fond ou l'exécution de la sentence s'il s'agit d'exceptions laissées à la faculté des parties en vertu de la loi déter- minée par la règle de conflit du tribunal judiciaire saisi du fond ou de l'exécution de la sentence. Le juge pourra toutefois contrôler la décision par laquelle l'arbitre aura constaté la tardiveté de l'exception.
3. Sous réserve des contrôles judiciaires ultérieurs prévus pat la loi du for, l'arbitre dont la compétence est contestée, ne doit pas se dessaisir de l'affaire; il a le pouvoir de statuer sur sa propre compé- tence et sur l'existence ou la validité de la convention d'arbitrage ou du contrat dont cette convention fait partie.
Article VI.
Compétence judiciaire.
1. L'exception prise de l'existence d'une convention d'arbitrage et présentée devant le tribunal judiciaire saisi par une des parties à la convention d'arbitrage doit être soulevée par le défendeur à peine de forclusion avant ou au moment de présenter ses défenses sur le fond selon que la loi du tribunal saisi considère l'exception d'incompétence comme une question de procédure ou de fond.
2. Quand ils auront à se prononcer sur l'existence ou la validité d'une convention d'arbitrage, les tribunaux des Etats contractants sta- tueront en ce qui concerne la capacité des parties selon la loi qui leur est applicable et en ce qui concerne Jes autres questions:
a) selon la loi à laquelle les parties ont soumis la convention d'arbi- trage;
b) à défaut d'une indication à cet égard, selon la loi du pays où
la sentence doit être rendue;
c) à défaut d'indication sur la loi à laquelle les parties ont soumis la convention et, si au moment où la question est soumise it un tri- bunal judiciaire il n'est pas possible de prévoir quel sera le pays où la sentence sera rendue, selon la loi compétente en vertu des règles de conflit du tribunal saisi.
Le juge saISI pourra ne pas reconnaltre la convention d'arbitrage si, selon la loi du for, le litige n'est pas susceptible d'arbitrage.
701 (1973-1974) N. I [ 20 ]
3. \Vanneer ccn scheidsrcchrer lijke procedure is ingeleid vóór men zich tut ecu jll>litieci gcrccht wcndr, mocteu de lustitil'le gncchten van de Vc rclragxluir endc Snucn wanrvoor luter ecu vordcring bcrreffendc herzelfde gcschil tusscn drœlfdc purnjen of ecn vordering rot v.isr- srdling v.UI hcr mer hcsruau , de nicughcid of hct vcrvallcn zijn 1',\11 de ovcreenkomst tot arhirr.igc wordr a.uigchr.ichr, bchoudcns gewich- tige rcdenen, hun uirsprauk ovcr de bcvoegdheirl vun de schcidsm.m opschorten rot de scheidsrcch rerlijkc uitspra.ik is gewezen.
4. Fen tor de rcchtcr gerichrc .iauvraag 0111 voorlopige voorz icningcn of maatrcgclen tot bcwariug V,\l1 recht mocr nier wordcu gcaçht enver- cnigbua r te z ijn Illet de ovc reeukonisr tot arhirrugc of wor dcu be- schouwd als her voorlcggen van de zaak, wat de grond bctreft, nan her justitieel gerechr.
~. Lorsque, .xx.xx xxxx recours ~l un rribun.rl judiciaire. une pf{)~ ccdurc d'arbitr.igc .iuru l'tl' introduire, les tribun.iux judiciaires des Xx.xx coutr.u.r •r.n ts, s<li~is ultérieurement d'une demande portmu sur le même différend eut re les mêmes parties ou d'une demande en consr.i- t.uion de l'inexistence, de la nullite ou de 1.1 caducité de la convention
d'urbirrugc, surseoiront, sauf motifs graves, il statuer sur la compé- tence de l'arbitre jusqu'an prononcé de la sentence arbitrale.
4. Une demande de mesures provisoires ou conservatoires adressee il une autorité judiciaire ne doit pas être considérée cotruuc incom- patible avec la convention darbitrngc, ni comme une soumission de l'affnire quant au fond au tribunal judiciaire.
Artikel VII.
Toepasselijk recht.
1. De partijen zijn vrij te bepalen welk recht de scheidslieden moeren toepasseu t.a.v, de grond van her geschil. Wanneer de partijen niet hebben aangegeven welk recht moet worden tocgcpasr, passen de scheidslieden de wcr toe aaugewezen door de conflictenregel die ze ter zake passend achtcn, In beide gcvallen houdcn de scheidslieden rckening met de bedingen van het conrract en de handelsgebruiken.
2. De scheidslieden doen uirspraak "als goede mannen naar billijk- heid » indien de partijen dit wensen en indien de wet betreffende de arbitrage dit toelaat,
Article Vl].
Droit applicable.
1. Les parties 50tH libres de déterminer le droit que les arbitres devront appliquer au fond du litige. A défaut d'indication par les par- ties du droit applicable, les arbitres appliq ueront la loi désignée par la règle de conflit que les arbitres jugeront appropriées en l'espèce. Dans les deux cas, les arbitres tiendront compte des stipulations du contrat et des usages du commerce.
2. Les arbitres statueront en «amiables compositeurs" si telle est la volonté des parties ct si la loi régissant l'arbitrage le permet.
Artikel VIII.
Motivering van de uitspraak,
De partijen worden geachr te zijn overeengekornen dar de scheids- rechrerlijke uitspraak met redenen wordt omkleed, behalve :
al indien de partijen uirdrukkelijk hebben verklaard dar de uirspraak nier met redenen moet worden omkleed, of
b) indien ze zich hebben onderworpen aan een scheidsrechrerlijke procedure waarbij her nier gebruikelijk is de uitspraken te motiveren en voor zover in dit geval de partijen of een van die partijen niet uit- drukkelijk vóór het einde van de terechtzitting of, ind ien er geen rerechrzirring is, vóór her opstellen van de uitspraak hebben gevraagd dat de uitspraak met rcdenen wordt omkleed,
Artikel IX.
Vernietiging van de scheidsrechterlijke uitspraak.
1. De vernietiging in een Verdragsluirende Sraar van een scheidsrech- terlijke uitspraak waarop dit Verdrag van toepassing is, kan slechts grond opleveren tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging in een andere Yerdragsluitende Staar, indien die vernietiging is uitgespro- ken in de Staar waar of volgens welks recht die uitspraak werd gewe- zen en dit om een van dé volgende redenen ,
a) de parrijen bij de overeenkornst tot arbitrage waren op grond van hec toepasselijk onbekwaam die overeenkomsr aan te gaan of die overeenkornst is niet geldig op grond van het recht waaraan partijen haar hebben onderworpen of, indien aanwijzingen hieromrrenr onrbre- ken, op grond van het recht van het land waar de uitspraak werd gewe- zen; of
b) aan de parrij die de vernieriging vraagt, was nier behoorlijk kennis
gegeven van de benoeming van de scheidsrnan of van de scheidsrechter- lijke procedure of het is hem om andere redenen onmogelijk geweest zijn zaak te verdedigen; of
cl de uitspraak heeft betrekking op een geschil dat nier valr onder het compromis of dat niet valt binnen de terrnen van het comprornissoir beding of bevat beslissingen die de bepalingen van xxx compromis of van het compromissoir beding te buiten gaan met dien verstande dae, indien de beslissingen welke betrekking hebben op kwesties die aan arbitrage zijn onderworpen gescheiden kunnen worden van de beslis- singen welke betrekking hebben op kwesties die nier aan arbitrage zijn onderworpen, het mogelijk is dar gedeelte van de uirspraak hetwelk de eerstgenoemde beslissingen bevar, nier te vernietigen; of
d) de samenstelling van het scheidsgerecht of her scheidsrechrerlijke procedure was niet in overeenstemrning met de overeenkomsr van de partijen of, bij gebreke van een overeenkomst daaromtrent, nier III overeenstemming met de bepalingen van artikel IV van dit Xxxxxxx.
2. In de berrekkingen tussen Verdragsluitende Staten die eveneens partij zijn bij her verdrag van New York van 10 juni 1958 over de
erkenning en tenuirvoerlegging van buirenlandse scheidsrechrerliike uit- spraken, heeft S 1 van dit artikel tot gevolg dar de toepassing van
Article VIII.
Motifs de la sentence.
Les parties sont présumées avoir entendu que la sentence arbitrale soit motivée, sauf
a) si les parties ont déclaré expressément que la sentence ne doit pas l'être, ou
b) si elles se son t soumises à une procédure arbitrale dans le cadre de
laquelle il n'est pas d'usage de motiver les sentences et pour autant, dans ce cas, que les parties ou l'une d'elles ne demandent pas expressé- ment avant la fin de l'audience, ou s'il n'y a pas eu d'audience, avant la rédaction de la sentence, 'Ille la sentence soit motivée.
Article IX.
L'annulation de la sentence arbitrale.
1. L'annulation dans un Etat contractant d'une sentence arbitrale régie par la présente Convention ne constituera une cause de refus de reconnaissance ou d'exécution dans un autre Etat contractant que si cette annulation a été prononcée dans l'Etat dans lequel ou d'après la loi duquel la sentence a été rendue et ce pour une des raisons suivan- tes:
al les parties à la convention d'arbitrage étaient, en vertu de la loi qui leur est applicable, frappées d'une incapacité, ou ladite convention n'est pas valable en vertu de la loi à laquelle les parties l'ont soumise ou, à défaut d'indication à cet égard, en vertu de la loi du pays où la sentence a été rendue; ou
b) la partie qui demande l'annulation n'a pas été dûment informée de la désignation de l'arbitre ou de la procédure d'arbitrage, ou il lui a été impossible, pour une autre raison, de faire valoir ses moyens; ou
c) la sentence pane sur un différend non visé dans le compromis ou n'entrant pas dans les prévisions de la clause compromissoire; ou con- tient des décisions qui dépassent les termes du compromis ou de la clause compromissoire; toutefois, si les dispositions de la sentence 'lui ont trait à des questions soumises à l'arbitrage peuvent être dissociees de celles qui ont trait à des questions non soumises à l'arbitrage, les premières pourront ne pas être annulées; ou
d) la constitution du tribunal arbitral ou la procédure d'arbitrage n'a pas été conforme à la convention des parties ou, à défaut de convention, aux dispositions de J'article IV de la présente Convention.
2. Dans les rapports entre Etats contractants également Parties à la Convention de New York du 10 juin 1958 sur la Reconnaissance et l'Exécution des Sentences arbitrales étrangères, le paragraphe 1 du présent article a pour effet de limiter aux seules causes d'annulation
I 2 t ] 701 (197.\-1974) N. 1
artikel V, § I, c, van her Verdrag x.xx New-York beperkr wordt tot de grondrn tot vernieriging die in deze § zijn opgcsomd.
Artikel X_ Slotbepalingcn.
1. Dit Vcrdrag st aat open voor onderrckening of toctrcding door landen die lid zijn van de Ecorioruische Commissie voor Europa en landen die ovcreenkornstig § 8 van her mandaar van deze Cornmissie met raadgevende stem tot de Conunissie ?ijn roegclarcn.
2. De landen die overcenkomstig § Il van het rnundaat van deze Comrnissic aan bepaaldc wcrkzaamhedeu van de Ecouornische Commis- sie voor Europa kunnen deelnemen, kunnen pa rtij bij dit Verdrag wor- den door toetreding na de inwerkingtreding.
3. Dit Verdrag staar voor ondertekening open tot en mer .11 deccrn- ber 1961. Na deze daturn sraat her open voor toetreding.
4. Dit Verdrag dienr te worden bekrachtigd.
S. De akten van bekrachtiging of toetrediug moeren worden nederge- legd bij de Secretaris-Gener aal van de Verenigde Naties,
6. Bij de onderrekening van dit Verdrag, bij de bekrachtiging of de toetreding, delen de Verdragsluitende Partijen aan de Secreraris-Gene- raal van de Verenigde Naties de lijsr mee van de Karncrs van koophan- del of andere instellingen van hun land waarvan de Voorzirters de taken zullen vervullen die volgens arrikel IV van dit Verdrag aan de Voorzitters van de bevoegde Kamers van koophandel zijn opgedragen.
7. De bepalingen van dit Verdrag laten de geldigheid onverlet van de multilaterale of bilaterale overeenkomsren inzake arbitrage die door Verdragsluitende Sraten zijn aangegaan of mochren worden aan- gegaan.
8. Dit Verdrag treedt in werking op de negentigsre dag nadat vijf lan- den, als bedoeld in § 1 van dit artikel, hun akre van bekrachtiging of van toetreding hebben ncdergelegd. Voor ieder land dar het Verdrag nadien bekrachtigt of ertoe toetreedr, rreedr dit Verdrag in werking de negenrigsre dag na de nederlegging van de akre van bekrachtiging of toetreding door het genoemde land.
9. Iedere Verdragsluitende Partij kan dit Verdrag opzeggen door mid- del van een tot de Secreraris-Generaal van de Verenigde Naties gerichte kennisgeving. De opzegging heeft rechrsgevolg rwaalf maanden na de darum waarop de Secretaris-Generaal de kennisgeving heefr onrvangen.
10. Indien na de inwerkingtreding van dit Verdrag het aanral Ver- dragsluitende Partijen ten gevolge van opzeggingen is teruggebracht tot minder dan vijf, houdt de werking van dit Verdrag op van de datum af waarop de laatste opzegging rechtsgevolg hcefr,
11. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naries geefr aan de in S 1 bedoelde landen, alsmede aan de landen die partij bij her Verdrag zijn geworden met toepassing van S 2 van dit artikel, kennis van:
a) de ingevolge artikel II, § 2, afgelegde verklaringen;
b) de bekrachtigingen en toetredingen ingevolge de S§ 1 en 2 van dit artikel;
c) de overeenkomstig S 6 van dir arrikel ontvangen rnededelingen,
d) de data waarop dir Verdrag in werking treedt overeenkornstig S 8 van dit artikel;
e) de opzeggingen ingevolge § 9 van dit artikel;
f) het overeenkornsrig § 10 van dit arrikel buiten werking rreden van dit Verdrag.
12. Na 31 december 1961 wordt her origineel van dit Verdrag neder- gelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naries, die aan elk van de in de SS 1 en 2 van dit artikel bedoelde landen gewaarmerkte
afschrifren doet toekomen,
Ten bli;ke toaaruan. de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevol- machtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Genève, de eenenrwinrigste april negentienhonderd eenen- zestig, in een enkel exemplaar in de Engelse, Franse en Russische raal, zijnde de drie teksren geliikelijk aurhentiek.
Voor Albanië:
Voor Oostenriik :
TREU.
qu'il énumère l'application de l'article V, p.u agraphc 1, e) de I.. Con- venrion de Ncw York.
Article X. Dispositions finales.
1. La présente Convention est ouverte il la signature ou il l'adhésion des pays membres de la Commission économique pour l'Europe et des pays admis il la Commission il titre consultatif conformément au para- graphe 8 du rnaudar de cette Commission.
2. Les pays susceptibles de participer il certains travaux de la Com- mission économique pour l'Europe en application du paragraphe 11 du mandat de cette Commission peuvent devenir Parties contractantes il la présente Convention en y adhérant après son entrée en vigueur.
3. La Convention sera ouverte à la signature jusqu'au 31 décembre 1961 inclus. Après cette date, elle sera ouverte à l'adhésion.
4. La présente Convention sera ratifiée.
.5. Les instruments de ratification ou d'adhésion seront déposés auprès du Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies.
6. En signant la présente Convention, en la ratifiant ou en y adhérant, les Parties contractantes communiqueront au Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies la liste des Chambres de Commerce ou autres msrirurions de leur pays dont les Présidents assumeront les fonctions confiées par l'article IV de la présente Convention aux Prési- dents des Chambres de Commerce competentes.
7, Les dispositions de la présente Convention ne portent pas atteinte à la validité des accords multilatéraux ou hilatéraux conclus ou il con- clure par des Etats contractants en matière d'arbitrage.
8. La présente Convention entrera en vigueur le quatre-vingt-dixième jour après que cinq des pays mentionnés au paragraphe 1 du présent article auront déposé leur instrument de ratification ou d'adhésion. Pour chaque pays qui la ratifiera ou y adhérera ultérieurement, la présente Convention entrera en vigueur le quatre-vingt-dixième JOUt qui suivra le dépôt de l'instrument de ratification ou d'adhésion dudit pays.
9. Chaque Partie contractante pourra dénoncer la présente Conven- tion par notification adressée au Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies. La dénonciation prendra effet douze mois après la date à laquelle le Secrétaire général en aura reçu notification.
10. Si, après l'entrée en vigueur de la présente Convention, le nom- bre de Parties contractantes se trouve, par suite de dénonciations, ramené à moins de cinq, la présente Convention cessera d'être en vigueur à partir de la date il laquelle la dernière de ces dénonciations prendra effet.
11. Le Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies noti- fiera aux pays visés xx xxxxxxxxxx 0, xxxxx xx'xxx pays devenus Parties contractantes en application du paragraphe 2 du présent article,
a) les déclarations faites en vertu du paragraphe 2 de l'article Il;
b) les ratifications et adhésions en xxxxx xxx xxxxxxxxxxx 0 xx 0 xx xxxxxxx xxxxxxx;
xx xxx xxxxxxxxxxxxxx xxxxxx conformément au paragraphe 6 du pré- sent article;
d) les dates auxquelles la présente Convention entrera en vigueur conformément au paragraphe 8 du présent article;
e) les dénonciations en vertu du paragraphe 9 du présent article;
f) l'abrogation de la présente Convention conformément ail para- graphe 10 du présent article.
12. Après le 31 décembre 1961, l'original de la présente Convention sera déposé auprès du Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies, qui en transmettra des copies certifiées conformes à chacun des pays visés aux paragraphes 1 er 2 du présent article.
En foi de quoi, les soussignés, Il ce dûment autorisés, ont signé la présente Convention,
Fait à Genève, le vingt et un avril mil neuf cent soixante et un, en un seul exemplaire, en langues "française, anglaise et russe, les trois textes faisant également foi.
Pour rAlbanie: Pour l'Autriche:
TREU.
701 (197.1-1974) N. t
Vom ilclgù: :
/\. J. HERMENT.
V(-Ic1LOUKANOVA.
Voor de Socialistiscbe Souietrepubliel: Bieloruslund :
A. M. SHELDOY.
Voor Tsjecho-Slouakije :
Xxxxx Xx.usAK.
Voor Cyprus :
Voor Denemarken :
TROLLE.
Voor de Duitse Bondsrepubliek
Xx. X. XXXX.
X. XxXXX.
Voor Finland : Voor Frankrijk:
G. HOLLEAUX.
Voor Griekenland :
Voor Hongarije :
1·SZITA.
Voor IJsland: Voor lerland :
Voor ltalië :
X. X. XXXXXXX,
X. XXXXX.
Xxxx Xxxxxxxxx: Voor Nederland : Xxxx Xxxxxxxxx :
Voor Polen:
Xxxxxxxxxx XXXXXXXX.
Voor Portugal:
Voor Roemenië.:
Xxxxx XXXXXXX.
Yoor Spanje:
Voor Zweden:
[ 22 1
POlir 1,1Belgique :
A. J, HERMENT.
Pour III Bulgarie :
Xxxx X.XXXXXXXX.
POlir I" Rr>l!1/b/iqlle Soda/isle Soviétique de Biélorussie
A. M. SHELDOY.
Pour la Tchécoslovaquie:
Xxxxx XXXXX.
POlir Chypre:
POlir le Danemark:
TROLLE.
POlfr la République fédérale âAllemagne :
Xx. X. XXXX.
X. XxXXX,
Xxxx xx Xxxxxxxx:
x'Xx xx Xxxxxx:
G. HüLLEAUX.
Pour la Grèce:
POlir la Hongrie:
X. XXXXX.
Pour îlslande : Pour l'lrlande: Pour l'Italie:
X. X. XXXXXXX,
X. XXXXX.
Xxxx xx Xxxxxxxxxx:
Xxxx xxx Xxxx-Xxx: Pour la Norvège :
Pour la Pologne:
Xxxxxxxxxxx XXXXXXXX.
Pour le Portugal:
Pour la Roumanie:
Xxxxx XXXXXXX.
Pour rEspagne:
Pour la Suède:
I 23 J
701 (1973-1974) N. 1
Voor Ztoitserland :
Voor Turkiie :
HAYTA.
1100r de Socialistiscbe Soviet Republiel: van Oesraine :
X. XxxXX.
Voor de Unie der Socialistiscbe Soviet RepubliekelI ..
G. BURGUCHEV.
Voor bet Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-lerland :
Voor de Yerenigde Staten van Amerika:
Voor [oegoslauië :
S. MAKIEDO.
Pour la Suisse ..
Pour la Turquie ..
HAYTA.
l'our la République Socialiste Soviétique â'Ueraine ..
A, BülKO.
Pour îUnlon des Républiques Socialistes Soviétiques ..
G, BURGUCHEV.
Pour le Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d'Irlande du Nord ..
Pour les Etats-Unis d'Amérique ..
Pour la Yougoslavie:
S. MAKIEDO.
701 (1973·[')74) N. 1
I 24
BIJLAGE.
Samcnstelling en werkwijze
van het in artikel IV van het Verdrag
bedoelde biizonder Comité.
1. Het in arrikel IV bedoelde Bijzonder Comité bestaat uit twce ledeu en een Voorzitter. Het eue lid wordt gekozen doo r de Ka mers van koophandel of ande re instellingcn, die ovcrecnkomsrig arrikel X,
§ 6, van her Verdrag zijn aangewezen door de Staten waarin cr, op het ogenblik waarop her Verdr.ig voor onderrekening wordt openge- sreld, nationale comités van de Internationale Karner van koophaudel besraan en die, op het ogenblik waarop het lid wordt gekozen, parti] zijn bij her Verdrag. Het andere lid wordt gekozen door de Karners van koophandel of andere instellingen, die overeenkornsrig artikel X,
§ 6, van het Verdrag zijn aangewezen door de Staten w aarin er, op het ogenblik waarop het Verdrag voor ondertekening wordt open- gesteld, geen nationale comités van de Internationale Kamer V'111 koophandel bestaan en die, op het ogenblik waarop het lid wordt gekozen, parrij zijn bij het Verdrag.
2. De personen die, onder de in § 7 hierna te stellen voorwanrdcn, de taak van Voorzirter van her Bijzonder Comité moeten vervullen, worden eveneens gekozen door de Kamers van koophandel of andere instellingen als bedoeld in § 1 van deze Bijlage,
3. De Kamers van koophandel of andere insrellingen, bedoeld in
§ 1 van deze Bijlage, kiezen terzelfdcr tijden onder dezelfde voor- waarden als voor de Voorzitter eu de leden, de plaatsvervangers voor de gevallen waarin deze Voorzitrers of leden tijdelijk verhinderd zijn,
Xxxxxxx een Voorzitter of een lid permanent verhinderd is of ontslag neemt, wordt de persoon die werd gekozen om hem te vervangen, naar gelang van her geval, Voorzirter of lid en de groep van Kamers van koophandel of andere instellingen die de Voorzitter of lid gewor- den plaatsvervangen hadden gekozen, kiezen een nieuwe plaatsver- vanger,
4. De eersre verkiezingen voor het Comité hebben plaats binnen
90 dagen na de nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging of toetreding. Aan deze verkiezingen kunnen eveneens deelnemen de Kamers van koophandel of andere instellingen aaugewezen door de Staten die her Verdrag hebben ondertekend, maar nog geen partij bi] het Verdrag zijn, Indien het niet mogelijk is de verkiezingen te laten plaatshebben binnen de aangegeven termijn, wordt de toepassing
van artikel IV, SS 3 tot 7, van het Verdrag opgeschort tot die verkiezin-
gen hebben plaatsgehad onder de hierboven bedoelde voorwaarden.
5. Onder voorbehoud van de bepalingen van S 7 hierna, worden de leden van het Bijzonder Comité gekozen voor een termijn van vier iaar. Nieuwe verkiezingen moeten plaarshebben tijdens de eerste zes maanden van her vierde [aar te rekenen van de vorige verkiezingen, Indien een nieuwe procedure voor de verkiezing van de leden geen resulraar heeft opgeleverd, bliiven te revoren gekozen leden hun taak verder vervullen tot de verkiezing van de nieuwe leden.
6. De resultaren van de verkiezingen van de leden van het Bijzonder Comité worden medegedeeld van de Secreraris-Generaal van de Vere- nigde Naties die daarvan kennis geeft aan de Staten bedoeld in arti-
kel X, S 1, van dit Verdrag alsmede aan de Staten die overeenkomsrig artikel X, S 2, Verdragsluitende Partij zijn geworden. De Secreta ris-
Generaal geefr aan dezelfde Sraten eveneens kennis van de eventuele opschorting en de toepassing van de SS 3 tot 7 van artikel IV van het Verdrag op grond van S 4 van deze Bijlage.
7. De personen die tot Voorzitter worden gekozen, vervullen bij toerbeurt hun taak, ieder gedurende twee [aar, De toewijzing van de voorzittersfunctie aan een van beide personen tijdens de eersre periode van twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag, wordt door loting bepaald, Vervolgens wordt het voorzitrerschap opgedragen, tel- kens voor een nieuwe periode van twee jaar, aan de persoon die tot Voorzitter is gekozen door de andere groep van landen dan die welke de Voorzitter heeft gekozen die tijdens de onmiddellijk voorafgaande periode van twee jaar deze taak heeft vervuld.
S. De verzoeken tot her Bijzonder Comité bedoeld in artikel IV, SS 3 tot 7, van het Verdrag worden gericht tot de Uitvoerend Secre- taris van de Economische Cornmissie voor Europa. De Uitvoerend Secretaris legt dit verzoek eerst voor aan her lid van het Bijzonder Comité dat is gekozen door de andere groep van landen dan die welke de Voorzitter heeh gekozen die in functie is op het ogenblik dat het verzoek wordt ingediend. De oplossing voorgesteld door het lid aan wie het verzoek eerst is voorgelegd, wordt door de Uitvoerende
ANNEXE.
Composition et modalités de fonctionnement
du Comité spécial
visé à l'article IV de la Convention.
L I.e Comité spécial visé à l'article IV de IJ Convention xxxx XXXxx- xxxx xx xxxx xxxxxxx xxxxxxxxxx xx x'xx Xxxxxxxxx. I.'UIl des membres titulaires sera élu par les Chambres de Commerce Oll autres institu- tions désignées, conformément it l'article X, paragraphe 6, de la Con- vention, par les Etats dans lesquels, 'HI momenr dl' l'ouverture de la Convention it la signature, il existe des comités nationaux de la Chambre de Commerce internationale et qui, au moment de l'élection, seront Parties it la Convention, L'autre membre sera élu par les Chambres de Commerce ou autres institutions désignées, conformé- ment à l'article X, paragraphe 0 xx xx Xxxxxxxxxx, xxx xxx Xxxxx xxxx xxxxxxxx, xx moment de l'ouverture de la Convention it la signature, il n'existe pas de comités nationaux de la Chambre de Commerce inter- nationale er oui, au moment de l'élection, seront Parties à la Con-
vention.
2. Les personnes appelées à exercer, dans les conditions prévues au paragraphe 7 ci-dessous, les fonctions de Xxxxxxxxx xx Xxxxxx xxxxxxx, xxxxxx xxxxxxxxx xxxxx xxx xxx Xxxxxxxx de Commerce ou autres insti- turions comme prévu au paragraphe 1 de la présente Annexe.
3. Les Chambres de Commerce ou autres institutions visées .1U para- graphe 1 de la présente Xxxxxx éliront, en même temps et dans les mêmes conditions que les Présidents et les membres titulaires, des suppléants pour le cas d'empêchement temporaire desdits Présidents ou membres titulaires. En cas d'empêchemenr permanent ou de démis- sion d'un Président ou d'un membre titulaire, le suppléant élu pour le remplacer devient, selon le cas, Président ou membre titulaire et le
groupe de Chambres de Commerce ou autres institutions qui avait élu le suppléant devenu Président ou membre titulaire procédera à l'élection d'un nouveau suppléant.
4. Les premières élections du Comité auront licu dans les 90 jours qui suivent le dépôt du cinquième instrument de ratification ou d'adhé- sion. Pourront également participer à ces élections les Chambres de Commerce ou autres institutions désignées par les Etats qui étant signataires ne sont pas encore Parties à la Convention. S'il n'est pas possible de procéder à des élections dans le délai indiqué, l'applica- tion des paragraphes 3 à 7 de l'article IV de la Convention sera sus-
pendue jusqu'à ce qu'il soit procédé à des élections dans les conditions
prévues ci-dessus.
5. Sous réserve des dispositions du paragraphe 7 ci-dessous, les membres du Comité spécial seront élus pour une période de quatre ans. De nouvelles élections devront avoir lieu dans les premiers six mois de la quatrième année à partir des élections précédentes. Si une nouvelle procédure d'élection des membres du Comité spécial n'a pu donner de résultats, les membres précédemment élus continueront à exercer leurs fonctions jusqu'à l'élection de nouveaux membres.
6. Xxx xxxxxxxxx xxx xxxxxxxxx xxx xxxxxxx xx Xxxxxx xxxxxxx xxxxxx xxxxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx général de l'Organisation des Nations Unies qui les notifiera aux Etats visés au paragraphe 1 de J'article X de la présente Convenrion ainsi qu'aux Etats devenus Parties contractantes en application du paragraphe 2 de l'article X. Le Secrétaire général notifiera également aux mêmes Etats la suspension éventuelle et la mise en application des paragraphes 3 Il 7 de l'article IV de la Con- vention en vertu du paragraphe 4 de la présente Xxxxxx.
7. Les personnes élues à titre de Président exerceront leurs fonctions, à tour de rôle, chacune pendant deux ans. L'attribution des fonctions de la présidence à l'une de ces deux personnes pendant la première période de deux ans après l'entrée en vigueur de la Convention, sera déterminée par tirage au sort. La présidence sera ensuite attribuée cha- que fois pour une nouvelle période de deux ans, à la personne élue à titre de Président par le groupe de pays autre que celui par lequel aura été élu le Président ayant exercé ses fonctions pendant la période de deux ans immédiatement précédente.
8. Les requêtes au Comité spécial prévues aux paragraphes 3 à 0 xx x'xxxxxxx XX xx xx Xxxxxxxxxx xxxxxx xxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx exécutif de la Commission économique pour l'Europe. Le Secrétaire exécutif en xxxxxxx x'xxxxx xx xxxxxx xx Xxxxxx xxxxxxx xxx par le groupe de pays autre que celui par lequel aura été élu le Président en exercice au moment de l'introduction de la requête. La solution proposée par le membre saisi en premier lieu sera transmise par le Secrétaire exécutif à_ l'autre membre du Comité et si celui-ci l'accepte, cette solution sera
I 25 I 7U1 (I ']7.1·1 ';174) N. l
Secretaris doorgesruurd )WH hcr andere lid van her Comité en indien deze de oplossiug aanvaardt, wordr ze beschouwd als een beslissurg van het Comité en door de Uitvocrcnd Secretaris als zodanig aan de vcrzocker medegedeeld.
9. Indien de rwce leden van het Bijzonder Comite aan wie de Uit- voerend Secreraris het verzoek heefr voorgelegd, her schrifteliik nier cens kunnen worden over een oplossing, roept de Uitvoerende Secrc- taris te Genève een vergadering van her Bijzonder Comité bijeen dut omrrcnr dit verzock tot een ccnsternmige beslissing rnoet trachten tc komen. Indien geen overeensrernming wordt bereikt, wordr de beslis- sing van her Comité gcnomen bij meerderheid van sremmen en door de Uitvoerende Secreraris aan de verzoeker medegedeeld.
10. De kosten verbonden aan her optreden van her Bijzonder Comité in een geschil waarop dit Verdrag van toepassing is, worden door de verzoeker voorgeschoren en als proceskosteu in rekening gebracht,
considérée comme décision du Comité cr connuuuiquéc cu tant que
telle par le Secrétaire exécutif au requérant,
9. Si les deux membres du Comité spécial saISIS par le Secrétaire exécutif n'arrivent pas à s'entendre StH une solution par voie de correspondance, le Secrétaire exécutif convoquera une réunion du Comité spécial à Genève afin d'essayer d'aboutir à une décision una- nime sur la requête. A défaut d'unanimité, la décision du Comité Sera prise it xx xxxxxxxx xxx xxxx xx xxxxxxxxxxx xxx xx Xxxxxxxxxx exécutif ail requérant.
la. Les frais liés à l'intervention du Comité spécial dans un litige soumis à la présente Convention seront avancés par le te quérant et employés par lui en frais de procédure.
70I (197.3-1')74) N. I
OVEREENKOMST
bctreffende de toepassing van het Europees Verdrag inzake de internationale handelsarbitrage,
I 26 I
ARRANGEMENT
relatif à l'application de la Convention européenne sur l'arbitrage commercial international.
De ondertckencnde Regcringen, ledcn van de Rurul van Europa,
Overwegende dar een Europees Verdrag inzake de inrcrnationale handelsarbirrage op 21 april 1961 te Genève voor ondertekening is opengesteld,
Overwegende cvcnwel dat sornmige maatrcgclcn berreftende de orgunisarie van de arbitrage, bedoeld in artikel IV van hcr Verdrag, slechts aan te bevelen zijn in geval van geschillen tussen natuurlijke of rechrspersonen die hun gcwone verblijfplaats of hun zcrcl hebben, de encn in de Verdragsluitendc Starcn waar overeenkornsrig de Bij- lage bij het Verdrag Nationale Comités van de Internationale Kamer van koophandel bestaan en de anderen in de Staten waar dergelijke Comités niet besraan;
Overwegende dar de bepalingen van dit Verdrag, overeenkornsrig nrtikel X, § 7, van dit Verdrag, de geldigheid onverlet laten van multilaterale of bilaterale verdragen inzake arbitrage die zijn aange- gaan of mochten worden aangegaan door Staten die daarbij Partii zijn;
Zonder te willen vooruitlopen op de totsrandkorning van een Ver- drag houdende eenvormige wet inzake arbitrage dat thans door de Raad van Europa wordt uitgewerkt,
Zijn als volgt overeengekorneu :
Artikel 1.
In de betrekkingen tussen natuurlijke of rechtspersonen die hun ge-
wone verblijfplaats of hun zerel hebben in Staten die Partij zijn bij deze Overeenkornsr, worden de SS 2 tot 7 van xxxxxxx XX van het Europees Verdrag inzake de internationale handelsarbirrage, dat op
21 april 1961 te Genève voor ondertekening is opengesteld, vervan- gen door de volgende bepalingen :
• Indien de Overeenkomst tot arbitrage geen aanwijzmgen bevat over het geheel of een gedeelre van de maatregelen bedoeld in arti- kel IV, SI, van het Europees Verdrag inzake de internationale han-
delsarbitrage, worden de moeilijkheden i.v.m, de samenstelling of de werkwijze van het scheidsgerecht geregeld door de bevoegde rech- ter op verzoek van de meest gerede partii .•
Artikel2.
1. Deze Overeenkornsr staat open voor ondertekening door de Lid- Sraten van de Raad van Europa. De Overeenkomst dient te worden bekrachtigd of aanvaard, De akten van bekrachtiging of aanvaarding worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 4, treedt deze Overeenkomst in werking op de dertigste dag na de nederlegging van de rweede akre van bekrachtiging of aanvaarding.
3. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 4, treedt deze Overeenkornsr, ten aanzien van iedere ondertekenende Regering die ze nadien bekrachtigt of aanvaardt, in werking de dertigsre dag na de nederlegging van haar akte van bekrachtiging of aanvaarding.
~"Artikel 3.
1. Na de inwerkingtreding van deze Overeenkornst kan het Comiré van Ministers van de Raad van Europa iedere Staat die geen lid is van de Raad en waar zich een Nationaal Comité van de Internationale Kamer van koophandel bevindr, uitnodigen toe te rreden tot deze Overeenkomst,
2. De toetreding geschiedt door nederlegging bij de Secretaris-Gene- raal van de Raad van Europa van een akre van toerreding die, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 4, rechtsgevolg heeft de der- tigste dag na de daturn van nederlegging,
l.cs COllvccnements signnruircs des Xx.xx membres du Conseil de
l'Europe,
Considérant qu'une Convention européenne sur J'arbitrage commer- cial international a été ouverte à la signature 'I Genève le 21 avril 1961;
Considérant tuutefnis 'lUC ccrruincs mesures relurives à l'organisa- tion de l'arbitrage prévues il l'article IV de la Convention ne se re- commandent qu'en cas de différends entre personnes physiques ou morales ayant leur résidence habltuellc ou leur siège, les unes dans les Etats contractants où, selon les termes de l'annexe il la Conven- tion, il existe des Comités nationaux de la Chambre de Commerce Internationale, et les autres dans des Etats où il n'existe pas de tels Comités;
Considérant qu'aux termes du paragraphe 7 de l'article X de ladite Convention, les dispositions de celle-ci ne portent pas atteinte, à la validité d'accords multilatéraux ou bilatéraux conclus ou It condure, en matière d'arbitrage, par des Etats qui y sont Parties;
Sans préjuger l'intervention d'une Convention portant loi uniforme sur l'arbitrage actuellement en voie d'élaboration au sein du Conseil de l'Europe,
Sont convenus de ce qui suit
Article 1er.
Dans les relations entre personnes physiques ou morales ayant leur résidence habituelle ou leur siège dans les Etats Parties au présent Arrangement, les paragraphes 2 à 7 de l'article IV de la Convention européenne sur l'arbitrage commercial international ouverte à la signa- ture il Genève le 21 avril 1961 sont remplacés par la disposition sni- vante:
" Si la Convention d'arbitrage ne contient pas d'indication sur l'en- semble Oll sur une partie des mesures visées au paragraphe 1er de l'article IV de la Convention européenne sur l'arbitrage commercial international, les difficultés qui se présenteraient quant à la constitu- tion ou au fonctionnement de la juridiction arbitrale seront réglées par l'autorité judiciaire compétente il la requête de la partie la plus diligente. »
Article 2.
1. Le présent Arrangement est ouvert il la signature des Etats mem- bres du Conseil de l'Europe. Il sera ratifié ou accepté. Les instru- ments de ratification ou d'acceptation seront déposés près le Secré- taire Général (lu Conseil de l'Europe,
2. SOllS réserve des dispositions de l'article 4, l'Arrangement entrera en vigueur trente jours après la date du dépôt du deuxième insrru- ment de ratification ou d'acceptation.
3. Sous réserve des dispositions de l'article 4, il entrera en vigueur, à l'égard de tour Gouvernement signataire qui le ratifiera ou l'acceptera ultérieurement, trenre jours après la date du dépôt de son instrument de ratification ou d'acceptation.
Article 3.
1. Après l'entrée en vigueur du présent Arrangement, le Comité des Ministres du Conseil de l'Europe pourra inviter tout Etat non membre du Conseil dans lequel existe un Comité national de la Cham- bre de Commerce Internationale à adhérer au présent Arrangement.
2. X'xxxxxxxx x'xxxxxxxxxx xxx xx xxxxx, xxxx xx Xxxxxxxxxx Général du Conseil de l'Europe, d'un instrument d'adhésion qui prendra effet, sous réserv~ fes dispositions de I'article 4, trente jours après la date de son depot.
I 27 I 701 (1973-1974) N. 1
Artikel 4.
De inwe rkiugtrcdiug van deze Overeeukornsr tcn aanzicu van iedere Staat die ze heeft bek rachtigd, annvaard of erree is toegerreden over- eenkorusrig de artikelen 2 en 3, is afhankelijk van de inwerkiugtrediug van het Europecs Verdrag inz.ike de internationale li.mdelsarhitrngc ten aauzien van deze Staar.
Artikel 5.
Icdere Overeenkomsrsluirende Partij kan, war haar betreft, deze Over- eenkornst opzcggen door middel van cen tot de Secreraris-Ceneraa X xxx xx Xxxx van Europa gerichte kennisgcving. Deze opzegging heeft rechrs- gevolg zes maanden na de datum waarop de SecretarisGeneraal van de Raad de kennisgeving heeft onrvangen.
Artikel 6.
De Secretaris-Gcnerual van de Raad van Europa geeft aan de Lid- Staten van de Raad en aan de Regering van iedere SIaM die rot deze Overeenkomst is toegetreden, kennis van:
(a) iedere ondertekening,
(b) de nederlegging van icdcrc akre van bekrachtiging, aanvaarding of roetreding,
(c) iedere darurn van inwerkingtreding;
(d) iedere kennisgeving ontvangen overeen komstig de bepalingen van artikel 5.
Ten bliike waarvan de ondergerekenden, daartoe behoorlijk gevol- machtigd, deze Overeenkornst hebben onderrekend.
Gedaan te Parijs, de zeventiende december 1962, in de Engelse en in de Franse taal, zijnde beide teksren gelijkelijk authentiek, in één exern- plaar dar zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa, De Secreraris-Oeneraal zendr een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift aan ieder der onderrekenende en toetredende Regeringen,
Voor de Regering van Je Republiek Oostenriik :
X. XXXXXXXXX.
Voor de Regering llan het Konitlkri;k Belgie : V~or de Regering van de Republiek Cyprus :
Xxxx xx Xxxxxxxx van bet Koninkrit]: Denemarken :
Voor de Regering van de Franse Republiek
onder voorbehoud van goedkeuring Xxxxxx XXXXX-XXXXXXXX.
Voor de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland :
Xxxxxxxx XXXXX.
Voor de Regering van bet Koninkri;k Griekenland : Voor de Regering van de IJslandse Repuhliek :
Voor de Regering van lerland :
. VOOTde Regering van de ltaliaanse Bepubliek :
X. XXXXXXXX.
Article 4.
L'entrée en vigueur du présent Arrangement à l'égard de tour Etat qui j'aura ratifié, accepté on y .lu"l adhéré, conformément aux disposi- tions des articles 2 et 3, eSI subordonnée IJ l'entrée en vigueur de la Convention européenne sur l'arbitrage commercial international à l'égard du dit Eut.
Article 5.
Toute Partie Contractante panna, en cc qui la concerne, dénoncer le présent Arrangement en adressant une notification au Secrétaire Général du Conseil de l'Europe. Celte dénonciation prendra effet six mois après la date de la réception de sa notification par le Secrétaire Général du Conseil.
Article 6.
Le Secrétaire Général du Conseil de l'Europe notifiera aux Etats membres du Conseil et au Gouvernement de tour Etat ayant adhéré au présent Arrangement:
(a) toute signature;
(b) le dépôt de tout instrument de ratification, d'acceptation ou d'ad- hésion;
(cl toute xxxx d'entrée en vigueur;
(d) toute notification reçue en application des dispositions de j'ar- ticle 5.
En foi de quoi, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé le présent Arrangement.
Fait à Paris, le 17 décembre 1962, en français et en anglais, les deux textes faisant également foi, en un seul exemplaire qui sera déposé dans les archives du Conseil de l'Europe. Le Secrétaire Général en com- muniquera copie certifiée conforme il chacun des Gouvernements signa- taires et adhérents.
Pour le Gouvernement de la République d'Allriche :
X. XXXXXXXXX.
Pour le Gouvernement du Royaume de Belgique: POUTle Gouvernement de la République de Chypre: Pour le Gouvernement du Royaumt de Danemark :
POliTle Gouvernement de la République française:
sous réserve d'approbarion Miche! XXXXX-XXXXXXXX.
Pour le Gouvernement de la République Fédérale d'Allemagne:
Xxxxxxxx XXXXX.
Pour le Gouvernement du Royaume de Grèce: Pour le Gouvernement de la République islandaise
POlir le Gouvernement d'Irlande:
Pour le Gouvernement de la République italienne:
X. XXXXXXXX.