MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
I-SZW Nr. 8549 Verb.
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 20-5-1996, nr. 94
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN
RECTIFICATIE
In het besluit tot algemeen verbindend verklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Meubelindustrie en Meubile- ringsbedrijven gepubliceerd als bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscou- rant van 25 april 1996, nr. 81 wordt de navolgende verbetering aange- bracht:
Hoofdstuk 8, artikel 26 dient te worden gelezen als volgt:
HOOFDSTUK 8
OPLEIDING, XXXXXXXX, WERKGELEGENHEID EN KINDEROPVANG
Artikel 26
Opleiding, scholing, werkgelegenheid en kinderopvang
1. Primaire opleiding als bedoeld in de Wet op het cursorisch beroeps- onderwijs
a. De werkgevers zijn verplicht te bevorderen, dat de werknemers beneden 21 jaar een opleiding volgen, verbandhoudende met hun functie in de onderneming, middels een leer-/arbeidsovereen- komst als bedoeld in de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs en verzorgd door de Stichting Hout & Meubel of een ander insti- tuut dat van overheidswege met de uitvoering van het leerling- wezen is belast. Zolang de werknemers de genoemde opleiding volgen, mogen hun geen werkzaamheden worden opgedragen,
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1996 CAO854996 Verb. 6C0106 1
die naar het oordeel van het betrokken opleidingsinstituut scha- delijk zijn voor de opleiding.
b. Werknemers die een primaire opleiding volgen in het kader van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs en die uit dien hoofde vier dagen per week werken en e´e´n dag per week de school bezoeken zijn gedurende vijf dagen per week in dienst van de werkgever. De schooldag valt derhalve binnen het dienstverband en de werkgever is verplicht de schooldag door te betalen con- form de bepalingen van deze CAO, tenzij er sprake is van onge- oorloofd verzuim. Ook met betrekking tot vakantieaanspraken en opbouw van roostervrije tijd geldt de schooldag als een normale werkdag. Tijdens schoolvakanties en op andere dagen waarop geen lessen worden gegeven, is de leerling verplicht te werken.
c. In beginsel krijgt een werknemer, die een leer-/arbeids- overeenkomst is aangegaan als bedoeld in de Wet op het curso- risch beroepsonderwijs, een opleidingsgarantie van de werkgever in de 14e opleidingsweek. De werkgever voert overleg over het al dan niet verlenen van de opleidingsgarantie met de werknemer, de consulent van het betrokken landelijk Vakopleidingsorgaan en eventueel de ouder(s) van de jeugdige werknemer. De werknemer zal geen opleidingsgarantie ontvangen ingeval de werkgever en de consulent van het betrokken landelijk Vakopleidingsorgaan van mening zijn dat de werknemer niet geschikt is voor zijn func- tie en/of zijn opleiding. Mocht er twijfel bestaan of de werkne- mer geschikt is voor zijn functie en/of zijn opleiding, dan kan de beslissing over het al dan niet verlenen van de opleidingsgarantie worden uitgesteld totdat 6 maanden zijn verstreken na aanvang van de leerovereenkomst. Over deze beslissing dient eveneens overleg plaats te vinden zoals hiervoor is aangegeven.
De werkgever, die een werknemer een opleidingsgarantie heeft gegeven, heeft voor de eenzijdige bee¨indiging van het dienstver- band niet alleen toestemming nodig van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening, maar tevens van de Centrale Ver- trouwensinstantie voor de Meubileringsindustrie (postbus 100, 2100 AC Heemstede), tenzij de werkgever de werknemer ontslaat wegens een dringende reden, als bedoeld in artikel 1639 o van het Burgerlijk Wetboek.
De opleidingsgarantie eindigt in geval:
– de werknemer zijn primaire opleiding staakt;
– twee jaar zijn verstreken nadat de leerovereenkomst is aange- vangen. Mocht de leerling op dat moment de opleiding nog niet hebben voltooid, dan kan deze periode met maximaal een half jaar worden verlengd, indien naar de opvatting van de consulent van het betrokken landelijk Vakopleidingsorgaan de voltooiing binnen het tijdvak van een half jaar valt te ver- wachten;
– de Centrale Vertrouwensinstantie voor de Meubilerings- industrie vorengenoemde toestemming heeft gegeven. Deze
2
Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
toestemming zal uitsluitend worden verleend indien van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij het dienstverband continueert, in verband met zeer zwaarwe- gende omstandigheden die zich hebben voorgedaan of zullen voordoen na het aangaan van de leer-/arbeidsovereenkomst.
d. Vergoedingen werknemer
Een jeugdige werknemer, die op 1 augustus van het jaar waarin hij de opleiding aanvangt jonger is dan 18 jaar, heeft recht op een tegemoetkoming in de kosten, die de leerling in verband met de opleiding heeft moeten maken, van de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven ad f 200,–. Bij aan- vang van het tweede studiejaar ontvangt de leerling f 75,– van de genoemde Stichting.
Een leerling die op 1 augustus van het jaar waarin hij de oplei- ding aanvangt 18 jaar of ouder is heeft recht op f 250,– respec- tievelijk f 100,–.
e. Vergoedingen werkgever en samenwerkingsverbanden
1. De werkgever van een leerling heeft gedurende maximaal 2 maal 48 weken recht op een vergoeding (vereveningsbij- drage), volgens onderstaande staffel:
leeftijd vergoeding per week
A. 16 en 17 jaar f 20,–
B. 18 en 19 jaar f 25,–
C. 20 en 21 jaar f 30,–
D. 22 jaar en ouder f 35,–
Deze vergoeding wordt door de Stichting Sociaal Fonds Meu- belindustrie en Meubileringsbedrijven verstrekt op voor- waarde dat de werkgever in diezelfde week recht heeft op een KBS vergoeding en de leerling de wekelijkse schooldag nor- maal gesproken bijwoont. Zodra vaststaat dat de werkgever geen opleidingsgarantie geeft als bedoeld in lid 1 onder c van dit artikel, verliest hij het recht op deze vergoeding. Dit recht verliest de werkgever eveneens indien naar het oordeel van het betrokken opleidingsinstituut komt vast te staan, dat hij de hem bij de leer-/arbeidsovereenkomst opgelegde verplich- tingen niet nakomt.
2. Samenwerkingsverbanden, als bedoeld in artikel 1 van deze CAO, hebben gedurende maximaal 2 maal 48 weken recht op een extra vergoeding per leerling, mits uit door het Samen- werkingsverband te overleggen bescheiden blijkt dat zij ho- gere opleidingskosten maken dan individuele werkgevers, volgens de onderstaande staffel:
3
leeftijd | vergoeding per 1e jaars | leerling per week 2e jaars |
16 jaar | f 60,– | f 52,– |
17 jaar | f 65,– | f 56,– |
18 jaar | f 70,– | f 60,– |
19 jaar | f 78,– | f 66,– |
20 jaar | f 87,– | f 74,– |
21 jaar | f 99,– | f 83,– |
22 jaar en ouder | f 110,– | f 92,– |
Deze vergoeding wordt door de Stichting Sociaal Fonds Meu- belindustrie en Meubileringsbedrijven verstrekt.
3. De werkgever, respectievelijk het Samenwerkingsverband, ontvangt naast de sub 1 en 2 genoemde vergoedingen een bedrag van f 20,– per leerling per week, indien het een vrou- welijke leerling betreft.
Het sub 2 en 3 gestelde geldt onverminderd de overige bepa- lingen van dit lid.
f. De werkuren, die de werknemer verzuimt vanwege het afleggen van een examen, als bedoeld onder a van dit lid, zullen worden vergoed tot een maximum van vier dagen.
g. Partijen bij deze CAO zullen bevorderen, dat arbeidsongeschikte werknemers worden aangesteld/ingezet als leermeester of bedrijfsleermeester, wanneer blijkt dat daarvoor belangstelling bestaat en voorzover dit mogelijk is.
h. De Stichting Hout & Meubel zal gevraagd worden te onderzoe- ken op welke wijze bereikt kan worden, dat de begeleiding van leerlingen in de bedrijven zo optimaal mogelijk verloopt. Bij dit onderzoek zal de aandacht primair gericht moeten zijn op de taken en verplichtingen van bedrijfsleermeesters of anderen in het bedrijf, die verantwoordelijk zijn voor de opleiding en bege- leiding van de leerlingen.
2. Voortgezette opleiding als bedoeld in de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs
a. Werknemers die de 21-jarige leeftijd hebben bereikt en die in het bezit zijn van een diploma primaire opleiding als bedoeld in de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs hebben recht op het vak- volwassenloon behorende bij de functie waarin zij werkzaam zijn, indien zij de voortgezette opleiding volgen of een inschrijf- formulier hiervan kunnen overleggen waaruit blijkt dat zij de opleiding zullen gaan volgen. Wordt niet voldaan aan de hierbovengenoemde voorwaarden voor het verkrijgen van het vakvolwassenloon dan heeft de werknemer recht op het loon voor een 21-jarige, behorende bij de functie waarin betrokkene werkzaam is.
b. Werknemers die de voortgezette opleiding volgen hebben, indien
4
Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
als gevolg van het moeten bijwonen van lessen loonderving ont- staat, recht op compensatie van het gederfde loon. De werkgever dient voor deze compensatie zorg te dragen. De werkgever heeft recht op een vergoeding tot een bedrag waarvoor de werkgever de werknemer heeft gecompenseerd, welke vergoeding door de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel zal worden be- taald.
3. Scholing in verband met technologische vernieuwing
a. Indien ten gevolge van technologische vernieuwingen in het bedrijf de functie-inhoud van de betrokken werknemer zich wij- zigt, zal de werkgever hem in de gelegenheid stellen om-, her- of bijscholing te volgen ten behoeve van de nieuwe of gewijzigde functie.
b. De werkgever kan in verband met de om-, her- en bijscholing van e´e´n of meer werknemers een scholingsplan indienen bij de Stich- ting Scholing en Werkgelegenheid Meubel (zie lid 5). Wordt het scholingsplan door het bestuur van deze Stichting goedgekeurd, dan heeft de werkgever aanspraak op vergoeding door de Stich- ting van de kosten van scholing. Wordt geen scholingsplan inge- diend, dan komen de scholingskosten voor rekening van de werk- gever. Dit geldt tevens wanneer de scholingskosten, verbonden aan een scholingsplan, niet vergoed worden door de Stichting.
4. Studie- en examenverlof/Xxxxxx xxx xxxx
a. Indien een werknemer in opdracht van de werkgever binnen de werktijd een opleiding volgt, heeft hij gedurende de tijd die nodig is om de opleiding te volgen, recht op vrijaf met behoud van loon of salaris. Voor zover de cursus buiten werktijd wordt gegeven, of wanneer de werknemer op verlangen van de werkgever de opleiding buiten werktijd volgt, heeft de werknemer recht op stu- dieverlof. De termijn van het desbetreffende studieverlof zal 25% bedragen van de cursustijd buiten werktijd.
b. Indien de werknemer, zonder daartoe opdracht te hebben, een opleiding volgt, terwijl de werkgever van oordeel is dat het vol- gen daarvan in het belang van de onderneming is, heeft de werk- nemer eveneens recht op studieverlof. De termijn van het studie- verlof zal 25% van de cursustijd bedragen, echter met dien verstande dat het verlof nooit meer dan 20 uur per jaar zal zijn.
c. De werkuren die de werknemer verzuimt vanwege het afleggen van het examen voortgezette opleiding van de Stichting Hout & Meubel zullen worden vergoed tot een maximum van drie dagen.
5
5. Stichting scholing en Werkgelegenheid Meubel
a. Er is door partijen bij deze overeenkomst een Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel ingesteld. In het bestuur van deze Stichting zijn de werkgeversverenigingen en de vakverenigingen gelijkelijk vertegenwoordigd. De middelen van de Stichting wor- den verkregen door een reservering in de middelen van de Stich- ting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. De hoogte van de reservering wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van de Vakraad en bedraagt ten hoogste 0,27% van de loonsom.
b. Het bestuur van het Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meu- bel is onder meer belast met het (doen) maken van een inventa- risatie van de opleidingsbehoefte in de ondernemingen, vallende onder de werkingssfeer van deze overeenkomst.
c. Werkgevers kunnen, wanneer zij het noodzakelijk achten dat e´e´n of meer werknemers een opleiding gaan volgen, een scholings- plan opstellen. Zij kunnen dit scholingsplan ter goedkeuring indienen bij het bestuur van de Stichting. Wordt het scholings- plan door het bestuur goedgekeurd, dan heeft de werkgever aan- spraak op een vergoeding conform de scholingssubsidie¨rings- regeling van de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel. In 1995 zijn deze vergoedingen als volgt:
– loonverlet maximaal f 130,– per persoon per dag;
– cursuskosten maximaal f 130,– per persoon per dag;
– reiskosten maximaal f 26,– per persoon per dag.
d. Ook de werknemer kan een beroep doen op het Stichting Scho- ling en Werkgelegenheid Meubel, wanneer hij een opleiding wenst te gaan volgen. Voorwaarde daarbij is dat het een oplei- ding betreft die in relatie staat tot c.q. in het belang is van de functie van de betrokken werknemer. Ontstaat er over de vraag of zulks het geval is een meningsverschil tussen werkgever en werknemer, dan kan het geschil worden voorgelegd aan het bestuur van de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel.
e. De Stichting Scholing en Werkgelegenheid Xxxxxx heeft een coo¨rdinerende taak in de uitvoering van de afspraak tussen CAO- partijen, dat gedurende dit CAO contract gestreefd zal worden naar het cree¨ren van werkervaringsplaatsen voor 150 langdurig werklozen in de bedrijfstak. Vrouwen en personen uit etnische minderheden hebben hierbij voorrang.
f. De Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel stelt in over- leg met de Stichting Hout & Meubel een onderzoek in naar de mogelijkheden tot:
– uitbreiding en/of meer doeltreffende uitvoering van activitei- ten, gericht op werving en promotie van de branche, het meubelvak en de vakopleiding;
– (verdere) verbetering van de aansluiting van het voorberei- dend onderwijs op het vakonderwijs, alsmede van de aanslui- ting van de primaire op de voortgezette opleiding. Financie-
6
Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven 1996/1997 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ring van eventuele uit dit onderzoek voortvloeiende maatregelen geschiedt uit de middelen van de Stichting Scho- ling en Werkgelegenheid Meubel.
6. Arbeidsmarktpositie vrouwen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en allochtonen
a. In de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel zal worden besproken, op welke wijze de participatie van vrouwen, gedeel- telijk arbeidsongeschikten en allochtonen op de arbeidsmarkt kan worden verbeterd, c.q. vergroot.
b. De Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel zal in over- leg met deskundigen van het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor een projectvoorstel ontwikkelen, waarin wordt aangege- ven op welke wijze, met gebruikmaking van bestaande subsidie- mogelijkheden, de bemiddeling en omscholing van gedeeltelijk arbeidsongeschikten kan worden verbeterd.
7. Kinderopvang
a. De Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel heeft met de Stichting Utrechtse Kinderopvang, gevestigd te Utrecht aan de Maliebaan 87 een overeenkomst gesloten op grond waarvan werknemers in aanmerking kunnen komen voor opvang van kin- deren in erkende kinderdagverblijven.
b. Aanmelding dient te geschieden bij de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxx, tele- foonnummer 0348-420132, faxnummer 0348-438023. De aan- melding dient te zijn ondertekend door zowel de werknemer als de werkgever.
De werkgever dient aangesloten te zijn bij de Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. Eventuele kinderopvangplaatsen worden mede gefinancierd uit de reeds bestaande middelen voor werkgelegenheid van het Sociaal Fonds Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, echter met dien ver- stande dat maximaal 0,1% van de bruto loonsom in de bedrijfs- tak beschikbaar wordt gesteld. Daarnaast wordt van de werkne- mer die van de regeling gebruik maakt een ouderbijdrage gevraagd. De hoogte van deze bijdrage is gerelateerd aan de hoogte van het inkomen van de werknemer.
8. Vakopleiding oudere werknemers
De Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel wordt belast met het benaderen van 25 ongeschoolde oudere werknemers met het doel om deze op te (doen) leiden. De Stichting Hout & Meubel zal gevraagd worden passend opleidingsmateriaal te leveren.
7
Uitgangspunt bij de uitvoering is dat de betrokken werkgevers en werknemers instemmen met het experiment. Zowel de werkgever als de werknemer krijgt een vergoeding voor de schooldag en de even- tuele dagen waarop praktijkscholing plaatsvindt.
Een en ander wordt gefinancierd uit de middelen van de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Meubel.
8