Pensioenreglement Middelloon
Pensioenreglement Middelloon
t.b.v. KBM Master Alloys B.V.
versie 19 december 2023
Inhoudsopgave
Artikel 2 Deelname aan de pensioenregeling 9
Artikel 3 Karakter pensioenregeling 9
Artikel 5 Pensioengrondslag 10
Artikel 6 Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 9 Voorwaardelijke toeslagverlening 14
Artikel 10 Verlaging van pensioen 15
Artikel 11 Pensioenaanspraken bij einde deelname 15
Artikel 12 Voortzetting van deelname bij Arbeidsongeschiktheid 16
Artikel 13 Afkoop Kleine pensioenen 18
Artikel 14 Individuele waardeoverdracht 19
Artikel 17 Financiering Verplichte pensioenregeling 24
Artikel 18 Premiebetaling in bijzondere omstandigheden 24
Artikel 19 Pensioenuitkeringen aanvragen en uitbetalen 25
Artikel 20 Keuzemogelijkheden bij pensioeningang 25
Artikel 21 Deeltijdpensionering 26
Artikel 22 Vervroeging van ouderdomspensioen 27
Artikel 23 Uitstellen van Pensioen 27
Artikel 24 Uitruil van pensioenaanspraken 28
Artikel 26 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 29
Artikel 27 Informatieverstrekking 30
Artikel 28 Pensioenopbouw over ploegentoeslag 30
Artikel 29 Overgangsbepalingen 31
Artikel 30 Juridische bepalingen 34
Artikel 31 Wijziging pensioenreglement 34
Artikel 32 Klachten- en geschillenprocedure 34
Artikel 33 Hardheidsbepaling 34
Artikel 34 Inwerkingtreding 34
Bijlage 1: Flexibiliserings- en afkoopfactoren 35
Bijlage 2: Vervroegings- en uitstelfactoren 40
Inleiding
Stichting Xxxx Xxxxxxxxxxxxx heeft er in 2022 voor gekozen om de pensioenaanspraken en - rechten van de (oud) deelnemers en pensioengerechtigden over te dragen naar een andere uitvoerder en het fonds te liquideren. De werkgever heeft er daarnaast voor gekozen dat de pensioenopbouw van de werknemers en arbeidsongeschikten met ingang van 1 januari 2023 plaatsvindt door Stichting Het nederlandse pensioenfonds (hierna: het Fonds). Hiervoor heeft het Fonds een aparte kring opgericht: Pensioenkring Roba.
Stichting Roba Pensioenfonds heeft de bij haar opgebouwde pensioenen overgedragen naar het Fonds. De pensioenaanspraken en pensioenrechten die u tot 31 december 2022 tegenover Stichting Roba Pensioenfonds had, heeft u op en vanaf 1 januari 2023 tegenover het Fonds. Er gaan geen aanspraken of rechten van u verloren door deze wijziging.
Artikel 1 Definities
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
1.1 Aanspraakgerechtigde
De (Gewezen) Deelnemer, de (Ex-)Partner en het Kind die recht hebben op een nog niet ingegane pensioenuitkering van het Fonds.
1.2 Afkoopgrens
Het bedrag waaronder kleine pensioenen mogen worden afgekocht volgens artikel 66 van de Pensioenwet
1.3 AOW-datum
De eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Aanspraakgerechtigde
de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd volgens de Algemene Ouderdomswet bereikt.
1.4 AOW-uitkering
De AOW-uitkering inclusief vakantietoeslag voor de gehuwde persoon.
1.5 Arbeidsongeschikt
De persoon die door het UWV als geheel of gedeeltelijk Arbeidsongeschikt is aangemerkt en een WIA-, of WAO-uitkering ontvangt.
1.6 Beleidsregels
De regels die het Bestuur bij dit Pensioenreglement maakt om in detail te beschrijven hoe bepaalde onderdelen worden uitgevoerd. De Beleidsregels worden gepubliceerd. De Beleidsregels maken onderdeel uit van het Pensioenreglement Middelloon.
1.7 Belanghebbende
De persoon die een recht heeft op een ingegane pensioenuitkering bij het Fonds of een aanspraak op een nog niet ingegane pensioenuitkering heeft bij het Fonds en een verplicht of vrijwillig aangesloten werkgever.
1.8 Bestuur
Het Bestuur van het Fonds.
1.9 Bijzonder partnerpensioen
Het deel van het opgebouwde partnerpensioen dat bij een Scheiding wordt afgesplitst voor de Ex-partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Dit Bijzonder partnerpensioen wordt betaald aan de Ex-partner als de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
1. 10 Cao
De Collectieve Arbeidsovereenkomst afgesloten voor de Metalektro die van toepassing is voor KBM Master Alloys B.V.
1.11 Conversie
De handeling waarbij partijen na een echtscheiding overeenkomen dat het Bijzonder partnerpensioen samen met het vereveningsdeel van het ouderdomspensioen waarop de Ex-partner een recht op uitbetaling heeft, wordt omgezet in een eigen en zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de Ex- partner. Conversie is niet mogelijk bij beëindiging van de Gezamenlijke huishouding en bij een scheiding van tafel en bed.
1.12 Deelnemer
De persoon die pensioen opbouwt en/of verwerft.
1.13 Deelnemingsjaren
Het aantal jaren tussen het begin en het einde van de deelname. De bepaling van het aantal Deelnemingsjaren gebeurt in dagen nauwkeurig. Een jaar telt 360 dagen en een maand telt 30 dagen. Dit aantal wordt verhoogd met de extra Deelnemingsjaren die uit een eventuele inkomende waardeoverdracht worden verkregen.
1.14 Deeltijdfactor
De Deeltijdfactor is de verhouding tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren van de Deelnemer per week en het gebruikelijke aantal arbeidsuren per week bij zijn Werkgever. De op deze manier bepaalde factor wordt gemaximeerd op één.
1.15 Dienstbetrekking
De rechtsbetrekking tussen Werkgever en Werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst.
1.16 Ex-partner
De persoon die voorafgaand aan de Scheiding als Partner werd aangemerkt.
1.17 Fonds
Stichting Het nederlandse pensioenfonds gevestigd te Utrecht.
1.18 Franchise
Het deel van het Pensioengevend salaris waarover de Deelnemer geen pensioen opbouwt en waarvoor geen premie wordt betaald. De Franchise bedraagt voor 2023:
€ 16.322.
De Franchise is tenminste gelijk aan 100/75 maal de AOW-uitkering voor een gehuwde in dat jaar.
1.19 Generatiepact
Een set afspraken die zijn gemaakt door sociale partners in de Metalektro in het kader van de CAO. Voor het vaststellen van het pensioengevend salaris wordt het oorspronkelijke salaris gehandhaafd terwijl het feitelijke salaris vanwege deelname aan het generatiepact lager ligt. Een nadere uitwerking staat in de Beleidsregels van Stichting Pensioenfonds van de Metalektro.
1.20 Gepensioneerde
De (Gewezen) Deelnemer die de Pensioeningangsdatum heeft bereikt en voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
1.21 Gewezen Deelnemer
De persoon van wie de deelname is beëindigd, anders dan door het bereiken van de pensioeningangsdatum of door overlijden en die aanspraken kan ontlenen aan het Pensioenreglement Middelloon.
1.22 Gezamenlijke huishouding
Hiervan is in dit reglement sprake als:
• uit een door een Deelnemer aan het Fonds verstrekt notarieel verleden samenlevingscontract blijkt dat de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde met een andere persoon ten minste een half jaar een gezamenlijke huishouding voert; én
• deze persoon in het samenlevingscontract als begunstigde van het partnerpensioen
is aangewezen onder xxxxxxxxxx van eerdere begunstiging. Indien bedoelde aanwijzing of herroeping ontbreekt of er meerdere partners zijn aangewezen, beslist het bestuur. Er wordt slechts aan één aangewezen partner partnerpensioen toegekend; én
• deze persoon ongehuwd is of niet een wettig geregistreerd partnerschap is aangegaan en geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de (Gewezen)Deelnemer of de Gepensioneerde; én
• de (Gewezen) Deelnemer of gepensioneerde ongehuwd is of niet een wettig geregistreerd partnerschap is aangegaan; én
• er sprake is van een onafgebroken inschrijving in het bevolkingsregister op hetzelfde adres.
1.23 Kind/Kinderen
Onder Kind/Kinderen van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde wordt in deze pensioenregeling verstaan:
• de wettige, gewettigde, wettig erkende of geadopteerde kinderen beneden de leeftijd van 25 jaar van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
• de stief- en pleegkinderen beneden de leeftijd van 25 jaar die door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde worden opgevoed en verzorgd. Onder stiefkind wordt verstaan het Kind dat de Partner al had bij het aangaan van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de Gezamenlijke huishouding met de (Gewezen) Deelnemer. Onder pleegkind wordt verstaan een kind zoals gedefinieerd in de Algemene Kinderbijslagwet;
Een Kind (Kinderen) moet voor de Pensioeningangsdatum zijn geboren, gewettigd, erkend, geadopteerd respectievelijk al worden opgevoed en verzorgd om als Kind (Kinderen) te worden gekwalificeerd in deze pensioenregeling.
1.24 Xxxxx(e) pensioen(en)
Het bedrag waaronder pensioen(en) mag (mogen) worden afgekocht volgens artikel 66 van de Pensioenwet.
1.25 Loonindex Metalektro
Het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. Deze index wordt gebaseerd op de in de CAO vastgelegde algemene loonontwikkelingen. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig.
1.26 Loonindex Techniek
Het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. De Loonindex Techniek is gebaseerd op het gemiddelde van de in de CAO vastgelegde loonontwikkeling in de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro gezamenlijk. De loonontwikkeling betreft de cumulatieve CAO-verhoging in de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro in de periode van 1 januari tot 1 januari van het voorgaande kalenderjaar, gedeeld door 2. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig.
1.27 Metalektro
De bedrijfstak die bestaat uit alle ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met werkzaamheden in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie. Een uitgebreide definitie staat omschreven in het Verplichtstellingsbesluit van Stichting Pensioenfonds van de Metalektro.
1.28 Opbouwjaren
De jaren binnen de Opbouwperiode, vanaf 1 januari 2015.
1.29 Opbouwperiode
Pensioen wordt opgebouwd vanaf toetreding tot Stichting Roba Pensioenfonds, of diens rechtsopvolger: het Fonds, maar op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand waarin de 18-jarige leeftijd wordt bereikt, tot uiterlijk de AOW-datum.
1.30 Overgangsregeling VPL
De overgangsregeling VPL is per 31 december 2020 beëindigd.
1.31 Partner
De persoon met wie de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum:
• is gehuwd; of
• een geregistreerd partnerschap heeft gesloten; of
• een Gezamenlijke huishouding voert .
Aanvullende voorwaarden zijn uitgewerkt en vastgelegd in de Beleidsregels.
1.32 Pensioengerechtigde
De Gepensioneerde, de (Ex-)Partner en het Kind die recht hebben op een pensioenuitkering van het Fonds.
1.33 Pensioengevend salaris
Het Pensioengevend salaris is het in dat kalenderjaar vaste jaarsalaris van de Werknemer dat de Werknemer ook daadwerkelijk heeft genoten.
Tot dit Pensioengevend salaris behoren de volgende salarisbestanddelen:
• de vakantietoeslag;
• de met de Werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkeringen (13e maand);
Het Pensioengevend salaris wordt berekend op basis van een voltijds dienstverband.
1.34 Pensioengrondslag
De Pensioengrondslag is het bedrag waarover pensioen wordt opgebouwd.
De Pensioengrondslag is het Pensioengevend salaris tot de Salarisgrens, verminderd met de Franchise. De Pensioengrondslag gaat uit van een voltijd salaris. Wanneer de Deelnemer in deeltijd werkt, wordt bij berekening van de pensioenopbouw de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor.
1.35 Pensioeningangsdatum
De datum waarop het ouderdomspensioen van het Fonds daadwerkelijk ingaat.
1.36 Pensioenreglement Middelloon
Het pensioenreglement van het Fonds voor Werknemers geboren na 1949 dat geldt vanaf 1 januari 2023 inclusief de laatste wijzigingen.
1.37 Pensioenrichtdatum
De eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 68 jaar wordt.
1.38 Prijsindex
Het peil van de prijzen op 1 juli van een jaar ten opzichte van 1 juli van het jaar daarvoor. Deze index wordt jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgesteld als “Consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid)”. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig.
1.39 Roba Holding B.V.
De te IJsselstein gevestigde besloten vennootschap Roba Holding B.V.
1. 40 ROM
Stichting Raad van overleg in de Metalektro. De ROM is het overlegorgaan van CAO- partijen in de Metalektro, waarbinnen de onderhandelingen plaatsvinden over de CAO Metalektro.
1.41 Salarisgrens
De Salarisgrens is per 1 januari 2023 € 86.202. Over (pensioengevend) salaris boven deze salarisgrens wordt geen pensioen opgebouwd volgens het Pensioenreglement Middelloon. De Salarisgrens wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de voor dat jaar geldende Loonindex Techniek. Als de Franchise in dat jaar wordt verlaagd, dan wordt de Salarisgrens verminderd met het bedrag van de franchiseverlaging. De Salarisgrens wordt naar beneden afgerond op de hele euro. De franchiseverlaging is het verschil tussen de Franchise in het voorgaand jaar ten opzichte van de Franchise in het lopende jaar.
1.42 Scheiding
Hieronder wordt verstaan:
• beëindiging van het huwelijk door echtscheiding;
• ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed
• beëindiging van het geregistreerd partnerschap;
• beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
Als scheidingsdatum geldt bij gehuwden en geregistreerde partners de inschrijvingsdatum van de Scheiding in de registers van de Burgerlijke Stand.
Als scheidingsdatum geldt bij ongehuwde en ongeregistreerde partners de datum waarop volgens het register Basisregistratie personen (BRP) de inschrijving op hetzelfde adres is geëindigd, tenzij de Partners anders zijn overeengekomen.
1.43 Uitvoeringsovereenkomst
De overeenkomst tussen KBM Master Alloys B.V. en het Fonds over de uitvoering van de pensioenovereenkomst.
1.44 Verevening van pensioenrechten
Verevening van pensioenrechten bij scheiding is de verdeling van het ouderdomspensioen. Het gaat om het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Verevening is niet van toepassing bij beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
1 .45 WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
1.46 Werkgever
KBM Master Alloys B.V. die de pensioenregeling vrijwillig bij het Fonds heeft ondergebracht.
1.47 Werknemer
De persoon die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek met de Werkgever heeft.
1.48 Wet Bpf
Wet betreffende verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
1 .49 WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1. 50 WW
Werkloosheidswet. Wanneer ben je deelnemer?
Wanneer ben je deelnemer?
Artikel 2 Deelname aan de pensioenregeling
2.1 Deelnemer
Als Deelnemer in de pensioenregeling wordt aangemerkt:
a) de Werknemer vanaf 18 jaar die werkzaam is bij de Werkgever;
b) de Werknemer of de ex-Werknemer waarvoor de pensioenopbouw wordt voortgezet gedurende (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid;
c) degene die de deelname voortzet tijdens perioden van xxxxxx.
2.2 Begin deelname
De deelname start op de dag waarop een persoon Deelnemer wordt.
2.3 Einde deelname
De deelname eindigt:
• op de dag direct voorafgaand aan de AOW-datum;
• op de dag waarop de Dienstbetrekking van de Werknemer met de Werkgever wordt beëindigd, tenzij de Deelnemer de deelname voortzet wegens Arbeidsongeschiktheid;
• op de dag waarop de voortzetting van de deelname wegens Arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd;
• op de dag van overlijden van de Deelnemer.
Karakter pensioenregeling
Artikel 3 Karakter pensioenregeling
3.1 Uitkeringsovereenkomst
De pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. De pensioenregeling is een middelloonregeling. De Werkgever heeft geen bijstortingsverplichting ten aanzien van de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraken.
Pensioengrondslag en Pensioenaanspraken
Artikel 4 Aanspraken
4.1 Aanspraken voor de Deelnemer, Partner, Ex-partner en Kind
Als aan de voorwaarden uit het Pensioenreglement wordt voldaan heeft:
x. xx Xxxxxxxxx aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen voor zichzelf vanaf de Pensioeningangsdatum;
b. de Partner bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op een levenslang partnerpensioen;
c. het Kind bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op tijdelijk wezenpensioen;
d. de Ex-partner bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op een levenslang Bijzonder partnerpensioen;
e. de Ex-partner vanaf de Pensioeningangsdatum een aanspraak op een verevend deel van het ouderdomspensioen.
De hoogte van de aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen wordt berekend op basis van de Pensioengrondslag van de Deelnemer.
4.2 Omstandigheden of gebeurtenissen die de hoogte van de pensioenen kunnen beïnvloeden
a) De verleende indexaties en toegepaste verlagingen van de Pensioenaanspraken of Pensioenrechten;
b) De tot en met 31 december 2017 opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken met een pensioenleeftijd van 67 jaar zijn per 1 januari 2018 omgezet naar aanspraken met een pensioenleeftijd van 68 jaar. Deze omzetting is geregeld in artikel 29.2.
c) Het gebruik van keuzemogelijkheden zoals uitruilen van partnerpensioen en ouderdomspensioen, vervroegen of uitstellen van pensioen en/of hoog-laag.
d) Het voortzetten van de opbouw van het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen op basis van Voorzetting van het deelnemerschap bij Arbeidsongeschiktheid (artikel 12). Voor Deelnemers die al voor 1 januari 2015 Arbeidsongeschikt waren, kunnen afwijkende regels gelden. Dit is in de overgangsbepaling ‘op 31 december 2015 bestaande arbeidsongeschikten’ verder uitgewerkt, zie artikel 29.
e) Een inkomende waardeoverdracht.
Artikel 5 Pensioengrondslag
5.1 Wat is de Pensioengrondslag?
De Pensioengrondslag is het bedrag waarover pensioen wordt opgebouwd.
De Pensioengrondslag is het Pensioengevend salaris tot de Salarisgrens, verminderd met de Franchise. De Salarisgrens is in 2023 € 86.202.
De Pensioengrondslag gaat uit van een voltijd salaris. Wanneer de Deelnemer in deeltijd werkt, wordt bij de berekening van de pensioenopbouw de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor.
De Pensioengrondslag wordt op een hele euro naar beneden afgerond. Als de Franchise gelijk is aan of hoger dan het Pensioengevend jaarsalaris dan wordt de Pensioengrondslag op nul gezet.
5.2 Vaststellen van de Pensioengrondslag
De Pensioengrondslag wordt (opnieuw) vastgesteld per 1 januari van elk jaar.
Daarnaast wordt de pensioengrondslag opnieuw vastgesteld per de begindatum van het (hernieuwd) Deelnemerschap;
Artikel 6 Ouderdomspensioen
6.1 Hoogte van het ouderdomspensioen
a) Vanaf 2023 bedraagt het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen voor ieder Opbouwjaar 1,815% van de Pensioengrondslag in dat jaar.
b) De totale hoogte van het ouderdomspensioen is de som van de in de totale Opbouwperiode opgebouwde aanspraken.
6.2 Uitkeringsperiode ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen gaat in op de Pensioeningangsdatum. Het ouderdomspensioen stopt op de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
6.3 Deeltijdwerken en pensioenopbouw
Voor de Deelnemer die gedurende de deelname in deeltijd werkt, wordt de vaststelling van het ouderdomspensioen als volgt bepaald:
De Pensioengrondslag wordt eerst berekend op basis van het voltijd Pensioengevend salaris. Vervolgens wordt bij de berekening van het ouderdomspensioen:
• de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor;
• voor het toekomstige pensioen het aantal toekomstige Opbouwjaren vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor. Dit toekomstige pensioen is alleen relevant voor het partnerpensioen en het wezenpensioen.
6.4 Wijziging deeltijdpercentage werkt direct door in berekening pensioen Wanneer voor de Deelnemer tijdens deelname het deeltijdpercentage wijzigt, dan wordt per de datum dat de Deelnemer meer of minder uren gaat werken het gewijzigde deeltijdpercentage direct verwerkt in de berekening van het nog op te bouwen ouderdomspensioen.
Pensioen voor nabestaanden: Pensioen voor Partners en Kinderen van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde
Artikel 7 Partnerpensioen
7.1 Wat is partnerpensioen?
Partnerpensioen is een pensioenuitkering voor de Partner als de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
7.2 Partnerpensioen op opbouwbasis en risicobasis
Het partnerpensioen wordt vanaf 2015 gedeeltelijk gefinancierd op opbouwbasis en gedeeltelijk verzekerd op risicobasis.
• Opbouwbasis betekent dat er een pensioenaanspraak wordt opgebouwd. Deze opbouw heeft waarde. Na het beëindigen van de deelname aan de pensioenregeling blijft deze pensioenaanspraak bestaan.
• Het opgebouwde partnerpensioen kan bij pensioeningang worden ingeruild voor een hoger ouderdomspensioen (zie artikel 20 en verder).
• Risicobasis betekent dat bij overlijden van de Deelnemer tijdens de deelname, de Partner in aanmerking komt voor een partnerpensioen. Het risicopartnerpensioen vervalt bij het einde van de deelname. Het kan dus niet worden overgedragen en kan niet worden uitgeruild voor een hoger ouderdomspensioen.
7.3 Hoogte van het partnerpensioen bij overlijden van de Deelnemer vóór de Pensioeningangsdatum
Het partnerpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan de som van de volgende onderdelen:
a) het opgebouwde partnerpensioen; dit is per Opbouwjaar 50% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
b) het risicopartnerpensioen; dit is per Opbouwjaar 20% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
c) het toekomstige partnerpensioen: dit is 70% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer tot de AOW-datum op basis van de laatste Pensioengrondslag en Deeltijdfactor nog had kunnen opbouwen als hij niet was overleden (toekomstige Opbouwjaren) waarbij de Pensioengrondslag wordt vastgesteld volgens artikel 5; en
d) het tot 1 januari 2015 opgebouwde partnerpensioen.
7.4 Risicopartnerpensioen bij werkloosheid
Gedurende de periode dat de Deelnemer na einde van de deelname recht heeft op een WW-uitkering blijft het risicopartnerpensioen gedeeltelijk in stand. Er is in dat geval geen aanspraak op verdere opbouw van partnerpensioen of van (de verdere opbouw van) een toekomstig partnerpensioen.
7.5 Hoogte van partnerpensioen bij overlijden van een Gewezen Xxxxxxxxx
Het partnerpensioen bij overlijden van een Gewezen Deelnemer is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van de deelname opgebouwde partnerpensioen.
Dit opgebouwde partnerpensioen bedraagt:
• per Opbouwjaar 50% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
• het tot 1 januari 2015 opgebouwde partnerpensioen;
tenzij de Deelnemer bij einde deelname een andere keuze heeft gemaakt.
Het risicopartnerpensioen en het toekomstige partnerpensioen komen per de datum van beëindiging van de deelname te vervallen
7.6 Hoogte van partnerpensioen bij overlijden na pensioeningang
De (Gewezen) Deelnemer kan op de Pensioeningangsdatum kiezen om een deel van het partnerpensioen te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen, of een deel van het ouderdomspensioen te ruilen voor een hoger partnerpensioen.
Zonder keuze is het partnerpensioen bij overlijden van een Gepensioneerde gelijk aan het tot de Pensioeningangsdatum opgebouwde partnerpensioen.
Dit opgebouwde partnerpensioen bedraagt:
• per Opbouwjaar 50% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
• het tot 1 januari 2015 opgebouwde Partnerpensioen.
Het risicopartnerpensioen komt per de Pensioeningangsdatum te vervallen. Als de Pensioeningangsdatum later is dan de AOW-datum, komt het risicopartnerpensioen per AOW-datum te vervallen.
7.7 Uitkeringsperiode partnerpensioen
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt. Het partnerpensioen wordt aan de Partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
7.8 Beperking van het recht op partnerpensioen
Als de Partner schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde dan bestaat er geen recht op partnerpensioen.
7.9 Aspecten die van invloed zijn op de hoogte van het partnerpensioen
Bij de vaststelling van het partnerpensioen wordt er met de navolgende aspecten rekening gehouden:
a) Scheiding kan gevolgen hebben voor de hoogte van het partnerpensioen. Het partnerpensioen ten behoeve van de Partner van de (Gewezen) Xxxxxxxxx wordt dan verminderd met een (eventueel) vastgesteld Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de Ex-partner;
b) Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het partnerpensioen over de toekomstige Opbouwjaren wordt het Pensioengevend salaris gemaximeerd op 115% van het Pensioengevend salaris dat een jaar voor het overlijden gold.
Artikel 8 Wezenpensioen
8.1 Wat is Wezenpensioen?
Een wezenpensioen is het (tijdelijk) pensioen dat het Kind van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde ontvangt, wanneer de (Gewezen) Deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Om in aanmerking te komen voor wezenpensioen moet het Kind voldoen aan de voorwaarden uit dit reglement.
8.2 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een Deelnemer
Voor de Kinderen van een Deelnemer bestaat het wezenpensioen uit de volgende onderdelen:
a) het wezenpensioen: dit bedraagt per Opbouwjaar 14% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
b) het tot 1 januari 2015 al meeverzekerd wezenpensioen; en
c) het toekomstige wezenpensioen: dit is 14% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer nog had kunnen opbouwen tot de voor hem geldende AOW-datum als hij niet was overleden. Hierbij wordt uitgegaan van de laatste Pensioengrondslag en Deeltijdfactor op het moment van overlijden van de Deelnemer, waarbij de Pensioengrondslag wordt vastgesteld volgens artikel 5.
8.3 Uitkeringsperiode wezenpensioen
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
Het wezenpensioen wordt aan de Kinderen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand:
• waarin niet meer aan de begripsomschrijving Kind wordt voldaan; of
• van het eventueel eerder overlijden van het Kind.
8.4 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een Gewezen Deelnemer Voor de Kinderen van een Gewezen Deelnemer bestaat het wezenpensioen uit het tot de datum van de beëindiging van de deelname meeverzekerde wezenpensioen. Dit wezenpensioen bedraagt 14% van het vanaf 1 januari 2018 tot het einde van de deelname opgebouwde ouderdomspensioen en het tot 1 januari 2018 meeverzekerd wezenpensioen.
8.5 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een gepensioneerde
Voor de Kinderen van een gepensioneerde bestaat het wezenpensioen uit het tot het moment van pensioneren meeverzekerde wezenpensioen. Dit wezenpensioen bedraagt 14% van het vanaf 1 januari 2018 tot het einde van de deelname opgebouwde ouderdomspensioen en het tot 1 januari 2018 meeverzekerd wezenpensioen.
8.6 Verdubbeling van het wezenpensioen
Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het Fonds geen partnerpensioen meer uitkeert.
8.7 Beperking van het recht op wezenpensioen
Als het Kind schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde dan bestaat er geen recht op wezenpensioen
8.8 Aspecten die van invloed zijn op de hoogte van het wezenpensioen
Bij de vaststelling van het wezenpensioen wordt er met de navolgende aspecten rekening gehouden:
a) Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het wezenpensioen over de toekomstige Opbouwjaren wordt het Pensioengevend salaris gemaximeerd op 115% van het Pensioengevend salaris dat een jaar voor het overlijden gold.
b) Als gebruik wordt gemaakt van herschikking (artikel 20 en verder) heeft dit geen gevolgen voor de hoogte van het wezenpensioen.
Verhoging en verlaging van pensioenen
Artikel 9 Voorwaardelijke toeslagverlening
9.1. Voorwaarden voor de jaarlijkse toeslagverlening(verhoging)
Ieder jaar beslist het Bestuur of en zo ja, hoeveel de pensioenaanspraken en pensioenrechten worden verhoogd. Dit heet toeslagverlening. Toeslagverlening wordt ook wel indexatie genoemd.
Het besluit van het Bestuur is gebaseerd op het door het Fonds voor Pensioenkring Roba vastgestelde toeslagbeleid.
De toeslagverlening is maximaal de Prijsindex. In geval de Prijsindex negatief is, wordt geen toeslag verleend. In het geval de Prijsindex positief is wordt een toeslag van maximaal de Prijsindex verleend.
De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op de toeslagverlening. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt uit een opslag op de premie (actieve Deelnemers) en beleggingsrendementen gefinancierd. De toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het Fonds.
Toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van een jaar.
9.2. Toeslagverlening voor Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden
De volgende pensioenaanspraken en pensioenrechten komen in aanmerking voor toeslagverlening:
• De aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Ex-partners.
• De ingegane rechten op ouderdomspensioen, verevend ouderdomspensioen, partnerpensioen, Bijzonder partnerpensioen en wezenpensioen.
De toeslagen die aan de Gewezen Deelnemers worden toegekend zijn altijd gelijk aan de toeslagen die aan Pensioengerechtigden worden toegekend.
9.3 Wijziging beleid met betrekking tot voorwaardelijke toeslagverlening
Het Bestuur kan het beleid met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening en/of de toepassing van dat beleid, wijzigen als de omstandigheden dit naar het oordeel van het Bestuur noodzakelijk maken. Deze aanpassing geldt dan zowel voor Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, als voor rechthebbenden op een Bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen.
Artikel 10 Verlaging van pensioen
10.1 Bezittingen van het Fonds moeten voldoende zijn om verplichtingen te dekken De bezittingen van het Fonds moeten samen met de te verwachten inkomsten voldoende zijn om de pensioenuitkeringen nu en in de toekomst te kunnen dekken. Als dat niet het geval is en dit kan ook niet binnen de wettelijke termijnen in voldoende mate worden gerealiseerd, dan kunnen de verworven pensioenrechten en pensioenaanspraken worden verlaagd. Hierop zijn wettelijke regels van toepassing. De belangrijkste regels zijn in artikel 10.2 weergegeven.
10.2 Verlaging pensioenen kan alleen als wordt voldaan aan wettelijke eisen
Het Fonds kan op grond van artikel 134 Pensioenwet de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verlagen. Dit mag alleen als er wordt voldaan aan de navolgende wettelijke eisen:
a) het Fonds voldoet, gezien de hoogte van de beleidsdekkingsgraad, niet aan de in artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen over het minimaal vereist eigen vermogen of de in artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen over het vereist eigen vermogen; en
b) het Fonds is niet in staat binnen een wettelijke termijn te voldoen aan de wettelijke eis van het minimaal vereist eigen vermogen of de wettelijke eis van het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden of de aangesloten Werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c) alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 en 139 Pensioenwet.
10.3 Informatieverplichting Fonds
Het Fonds informeert de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden en de aangesloten Werkgevers schriftelijk over het besluit tot verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De verlaging kan op zijn vroegst worden gerealiseerd een maand nadat de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, aangesloten Werkgevers en toezichthouder en drie maanden nadat de Pensioengerechtigden hierover geïnformeerd zijn.
Einde deelname
Artikel 11 Pensioenaanspraken bij einde deelname
11.1 Pensioenaanspraken bij einde deelname
Bij einde deelname behoudt de Gewezen Deelnemer de tot dan toe opgebouwde aanspraak op:
• Ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf;
• Partnerpensioen ten behoeve van zijn (eventuele) Partner;
• Meeverzekerde wezenpensioen voor de (eventuele) Kinderen.
Op risicobasis verzekerde pensioenen komen te vervallen zonder waarde op de dag van het einde van de deelname. Dit geldt niet bij overlijden van de Deelnemer.
11.2 Keuzerecht voor hoger partnerpensioen door uitruil ouderdomspensioen
Bij einde deelname heeft de Gewezen Deelnemer het recht om een deel van zijn ouderdomspensioen uit te ruilen voor een hoger partnerpensioen. Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer of van de Gepensioneerde wordt, als betrokkene bij einde deelname voor uitruil heeft gekozen, het verhoogde partnerpensioen uitgekeerd. Het verzoek om uitruil moet binnen twee maanden na einde deelname bij het Fonds zijn ingediend.
Een verdere uitwerking staat in de Beleidsregels.
11.3 Recht om waardeoverdracht aan te vragen
Bij einde deelname heeft de gewezen Deelnemer het recht om waardeoverdracht van zijn pensioen aan te vragen. Het bepaalde in artikel 14 (waardeoverdracht) is hierbij van toepassing.
11.5 Van rechtswege vervallen van zeer kleine aanspraken
Wanneer een deelname eindigt op of na 1 januari 2018 en de aanspraak is kleiner dan of gelijk aan € 2,00 op jaarbasis, dan vervalt de aanspraak van rechtswege aan het Fonds.
Individuele voortzetting van deelname
Artikel 12 Voortzetting van deelname bij Arbeidsongeschiktheid
12.1 Wat is premievrije voortzetting?
Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid betekent dat de pensioenopbouw (deels) wordt voortgezet waarbij het Fonds de premie betaalt voor zover de Deelnemer Arbeidsongeschikt is.
Premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid geldt voor de opbouw van pensioenaanspraken van ouderdomspensioen, het (risico)partner- en wezenpensioen.
12.2 Vaststelling van de mate van premievrije voortzetting
a) Het deel van de pensioenopbouw dat in aanmerking komt voor premievrije voortzetting is afhankelijk van de mate van Arbeidsongeschiktheid. De mate van Arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de Deelnemer op grond van de WIA Arbeidsongeschikt is verklaard door de uitvoeringsinstantie van de WIA.
b) Als het Pensioengevend Salaris van de Deelnemer tijdens de ziekteperiode in verband met de duur van de ziekteperiode wordt verlaagd, dan wordt er bij de vaststelling van de Pensioengrondslag van uitgegaan, dat de verlaging niet heeft plaatsgehad.
c) Premiebetaling en pensioenopbouw vinden tijdens ziekte plaats alsof de salarisverlaging niet heeft plaatsgehad.
d) Tijdens Arbeidsongeschiktheid wordt premievrij opgebouwd over maximaal 70% van de Pensioengrondslag die gold op de eerste ziektedag.
e) Het percentage van de Pensioengrondslag dat in aanmerking komt voor premievrije voortzetting wordt vastgesteld op basis van onderstaande tabel:
Mate van Arbeidsongeschiktheid volgens WIA Percentage premievrije
voortzetting
80%-100% 70%
65%-80% 50,75%
55%-65% 42%
45%-55% 35%
35%-45% 28%
<35% 0%
f) Als bij het einde van de Dienstbetrekking met de Werkgever de wachttijd in de zin van de WIA nog niet voorbij is, dan wordt de mate van premievrije voortzetting gemaximeerd op de mate die geldt bij de start van de WIA-uitkering na einde deelname.
g) Als na het einde van de Dienstbetrekking de mate van Arbeidsongeschiktheid daalt, dan daalt de mate van premievrije voortzetting zoals is weergeven in de bovengenoemde tabel. Als daarna de mate van Arbeidsongeschiktheid weer hoger wordt, dan kan de mate van premievrije voortzetting nooit hoger worden dan de mate die gold bij het einde van de Dienstbetrekking met de Werkgever.
h) Indien direct voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum met toepassing van het bepaalde in artikel 12.6 of 12.7 (samenloop) de premievrije voortzetting heeft plaatsgevonden op basis van een lager percentage, dan vindt de premievrije voortzetting vanaf de Pensioeningangsdatum plaats op basis van dat lagere percentage.
12.3 Wanneer begint premievrije voortzetting en wanneer eindigt deze?
a) Premievrije voortzetting begint op de eerste dag dat de Deelnemer Arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA en aan de overige voorwaarden uit dit reglement voldoet.
b) De premievrije voortzetting eindigt op de dag waarop de WIA-uitkering van de Deelnemer wordt gestopt, maar uiterlijk op de Pensioeningangsdatum.
c) Als de WIA-uitkering is gestopt omdat de Deelnemer minder dan 35% Arbeidsongeschikt was, maar weer wordt toegekend vanwege een stijging van de Arbeidsongeschiktheid binnen 4 weken nadat deze was gestopt, dan wordt de premievrije voorzetting geacht niet te zijn geëindigd.
12.4 Voorwaarden premievrije voortzetting
a) Recht op premievrije voortzetting van de deelname bestaat als de eerste ziektedag, zoals gedefinieerd in de WIA, ligt op of na de aanvang van de deelname, maar voor het einde van de Dienstbetrekking.
b) Om voor premievrije voortzetting in aanmerking te komen, moet door de (Gewezen) Deelnemer binnen een jaar na het begin van het recht op de WIA-uitkering melding hiervan zijn gedaan aan het Fonds.
c) De (gewezen) Xxxxxxxxx heeft ook recht op premievrije voortzetting als hij aan het einde van de wachttijd voor de WIA minder dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard en geen WIA-uitkering krijgt, maar binnen vier weken na het einde van de wachttijd voor de WIA alsnog meer dan 35% Arbeidsongeschikt wordt en alsnog recht op een WIA-uitkering krijgt. In dat geval geldt als eerste ziektedag de eerste ziektedag van de oorspronkelijke wachttijd.
d) Er bestaat geen recht op premievrije voortzetting bij het Fonds over de mate van Arbeidsongeschiktheid die bij de aanvang van de deelname al bestond.
12.5 Pensioengrondslag die geldt als basis voor de premievrije voortzetting
a) De pensioengrondslag die geldt bij premievrije voortzetting wordt gebaseerd op het Pensioengevend salaris tot maximaal de Salarisgrens dat gold in het jaar waarin de eerste ziektedag viel (voor 2023: € 86.202). Daarnaast geldt de Deeltijdfactor op de eerste ziektedag.
b) Dit salaris wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de Loonindex Metalektro.
c) De Pensioengrondslag voor de premievrije voortzetting wordt jaarlijks opnieuw berekend aan de hand van de nieuwe gegevens waaronder het salaris en de Franchise. De te hanteren Franchise is telkens de Franchise voor het desbetreffende jaar.
12.6 Samenloop van premievrije deelname en pensioenopbouw bij het Fonds
Als de Deelnemer naast zijn premievrije deelname ook nog pensioen opbouwt in de pensioenregeling van het Fonds, dan mag het totaal van de gelijktijdig op te bouwen pensioenaanspraken niet meer bedragen dan 100/70 van de aanspraken die hij bij volledige premievrije deelname (Arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%) in het Fonds zou verkrijgen. Het eventuele meerdere wordt in mindering gebracht op de aanspraken die op grond van premievrije deelname worden verworven.
12.7 Samenloop van premievrije deelname en pensioenopbouw elders
Als de Deelnemer naast zijn premievrije deelname ook pensioen opbouwt bij een andere pensioenuitvoerder dan bij het Fonds, dan is de Deelnemer verplicht dit aan het Fonds te melden.
Het Bestuur kan deze aanspraken in mindering brengen op de aanspraken die op grond van premievrije deelname worden verworven.
12.8 Pensioenverlies bij re-integratie
Als een Deelnemer aan wie voortzetting is toegekend, na gedeeltelijke revalidatie in een (andere) pensioenregeling dan die van het Fonds gaat deelnemen, geldt het volgende.
Als hierdoor de totale pensioenopbouw lager wordt dan de aanspraken die in de oude situatie bij het Fonds verzekerd zouden zijn, dan kan het Bestuur op verzoek van de Deelnemer extra aanspraken toekennen. Indien de Deelnemer in de nieuwe Dienstbetrekking meer dan de resterende arbeidsgeschiktheid benut, moet de gedeeltelijke premievrije deelname naar rato van dit meerdere worden verminderd.
12.9 Voortzetting na beëindiging deelnemerschap tijdens ziekte
Het Bestuur kan aan de Partner en Kinderen van een Gewezen Deelnemer die voor ingang van zijn WIA-uitkering overlijdt een Partner- en wezenpensioen toekennen. Dit Partner- en wezenpensioen wordt berekend alsof er voortzetting van het deelnemerschap was toegekend op basis van een Arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze toekenning moet voldoen aan de geldende fiscale wet- en regelgeving.
Afkoop klein pensioen en waardeoverdracht
Artikel 13 Afkoop Kleine pensioenen
13.1 Algemene bepalingen afkoop
Afkoop van Kleine pensioenen is toegestaan indien het bedrag op jaarbasis op de Pensioenrichtdatum lager is dan de Afkoopgrens zoals bepaald in artikel 66 van de Pensioenwet en voldaan wordt aan de wettelijke eisen.
Bij een afkoop van een pensioen wordt de opgebouwde aanspraak op pensioen herrekend naar een bedrag (de contante waarde). Na de uitkering van dit bedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds. Elke afspraak strijdig met de wettelijke afkoopmogelijkheden is nietig.
Voor de berekening van de uitkering ineens, wordt gebruik gemaakt van afkoopfactoren die voor alle Deelnemers en Gewezen Deelnemers op een bepaald moment hetzelfde zijn en waarbij sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
De afkoopfactoren zijn vermeld in de Beleidsregels. . Bij het berekenen van de hoogte van de uitkering ineens wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen.
13.2 Welke pensioenen komen in aanmerking voor afkoop?
Het Fonds heeft de mogelijkheid om na instemming van de Aanspraakgerechtigde Kleine pensioenen af te kopen. Dit geldt voor:
a) Xxxxx ouderdomspensioen en daar bijbehorende partner- en wezenpensioenen, wanneer de pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar na beëindiging van de deelname, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66 lid 2 c).
b) Xxxxx ouderdomspensioen en daar bijbehorende partner- en wezenpensioenen: wanneer de deelname is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019 en de pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar vanaf 2019, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66 lid 2 c Pensioenwet);
c) Klein partnerpensioen bij overlijden van xx Xxxxxxxxx (artikel 67 Pensioenwet);
x) Xxxxx wezenpensioen bij overlijden van de Xxxxxxxxx (artikel 67 Pensioenwet);
e) Xxxxx Xxxxxxxxx partnerpensioen bij Scheiding dan wel bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde (artikel 68 Pensioenwet). De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de Ex-partner ter beschikking gesteld.
Na de uitkering van het afkoopbedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds.
13.3 Afkoop meer dan twee jaar na einde deelname bij einde deelname voor 2018
Op verzoek van de Gewezen Deelnemer van wie de deelname is geëindigd vóór 1 januari 2018 kunnen bedragen onder de wettelijke afkoopgrens tussentijds worden afgekocht, ten minste twee jaar na einde deelname.
Als binnen de termijn van twee jaar de Pensioenrichtdatum wordt bereikt, dan kan de afkoop vóór het einde van de tweejaarstermijn plaatsvinden. Als een ouderdomspensioenaanspraak wordt afgekocht, worden ook de bijbehorende aanspraken op partnerpensioen afgekocht. Het wezenpensioen vervalt. De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de Ex-partner ter beschikking gesteld. Na de uitkering van het afkoopbedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds.
13.4 Inhoudingen
Op het bruto afkoopbedrag worden de wettelijke premies en belastingen ingehouden. Het netto afkoopbedrag wordt in een keer aan de rechthebbende uitgekeerd.
13.5 Beleidsregels
Deze afkoopmogelijkheden zijn nader uitgewerkt in de Beleidsregels. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke regels over afkoop kleine pensioenen.
Artikel 14 Individuele waardeoverdracht
14.1 Individuele waardeoverdracht van een andere pensioenuitvoerder naar het Fonds Een Deelnemer die op basis van een Dienstbetrekking gaat werken bij een Werkgever heeft het recht om waardeoverdracht aan te vragen bij het Fonds van bij een andere pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken. Het overdragen van bij een andere pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken naar het Fonds wordt ‘inkomende waardeoverdracht’ genoemd.
Bij een inkomende waardeoverdracht krijgt de Deelnemer na de waardeoverdracht extra pensioenaanspraken volgens het Pensioenreglement. De Deelnemer heeft na afronding van de waardeoverdracht geen pensioenaanspraken meer bij de pensioenuitvoerder die de pensioenaanspraken heeft overgedragen aan het Fonds.
Om een inkomende waardeoverdracht te kunnen aanvragen, moet er bij de Deelnemer sprake zijn geweest van een individuele beëindiging van de Dienstbetrekking of van een individuele beëindiging van de deelname aan een pensioenregeling. Verder moet aan de overige wettelijke voorwaarden worden voldaan, waaronder wettelijke reken- en procedureregels.
14.2 Individuele waardeoverdracht van het Fonds naar een andere pensioenuitvoerder Een Gewezen Deelnemer heeft het recht om waardeoverdracht aan te vragen bij zijn nieuwe pensioenuitvoerder van de tot aan de datum van einde dienstbetrekking opgebouwde pensioenaanspraken bij het Fonds. Het overdragen van de bij het Fonds opgebouwde pensioenaanspraken aan een andere pensioenuitvoerder wordt ‘uitgaande waardeoverdracht’ genoemd.
Bij een uitgaande waardeoverdracht worden door de overnemende pensioenuitvoerder extra pensioenaanspraken toegekend. De Gewezen Deelnemer heeft na afronding van de uitgaande waardeoverdracht geen pensioenaanspraken meer bij het Fonds.
Om een uitgaande waardeoverdracht te kunnen aanvragen, moet er bij de Gewezen Deelnemer sprake zijn geweest van een individuele beëindiging van de Dienstbetrekking met de Werkgever of een individuele beëindiging van de deelname aan pensioenregeling bij het Fonds. Verder moet aan de overige wettelijke voorwaarden worden voldaan, waaronder wettelijke reken- en procedureregels.
14.3 Automatische waardeoverdracht Klein pensioen
Het Fonds draagt een Klein pensioen van iemand die op of na 1 januari 2018 Gewezen Deelnemer wordt automatisch over naar de nieuwe pensioenuitvoerder van de Gewezen Deelnemer. Wanneer de pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66 lid 2 c Pensioenwet), dan heeft het Fonds de mogelijkheid om de aanspraak alsnog eenzijdig af te kopen op grond van artikel 13.
14.4 Instemming Partner bij uitgaande waardeoverdracht
Als een Gewezen Deelnemer gebruik maakt van het recht op uitgaande waardeoverdracht, worden alle voor hem bij het Fonds opgebouwde pensioenaanspraken in de waardeoverdracht betrokken. De opgebouwde aanspraken op partnerpensioen worden alleen met instemming van de Partner mee overgedragen. Bij automatische waardeoverdracht van een Klein pensioen is geen instemming vereist van de Partner.
14.5 Bijzonder partnerpensioen blijft achter
Een Bijzonder partnerpensioen blijft achter bij het Fonds en wordt niet in de uitgaande waardeoverdracht betrokken.
14.6 Individuele waardeoverdracht die niet onder het wettelijk recht valt
Bij een verzoek tot individuele inkomende of individuele uitgaande waardeoverdracht die niet onder het wettelijk recht valt, moeten alle betrokken partijen afzonderlijk instemmen met de waardeoverdracht. Het Fonds verleent in principe medewerking aan dergelijke verzoeken, maar kan daaraan voorwaarden verbinden. De verdere afhandeling vindt plaats volgens de bepalingen die de Pensioenwet aan een dergelijke waardeoverdracht stelt.
Bijzondere situaties: Pensioenopbouw tijdens Verlof en Echtscheiding
Artikel 15 Verlof
15.1 Algemeen
Bij onbetaald verlof vindt geen opbouw van pensioen plaats en is geen premie verschuldigd.
Bij betaalde vormen van verlof loopt de pensioenopbouw ongewijzigd door alsof er geen sprake is van verlof. Ook moet er premie betaald worden. De afdracht van de premie wordt dan gedaan door de Werkgever.
Tijdens alle vormen van onbetaald verlof is het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico gedurende maximaal 18 maanden gedekt alsof geen verlof wordt genoten.
Het is niet mogelijk om gebruikmakend van het Generatiepact met verlof (betaald of onbetaald) te gaan. Deelname aan het Generatiepact houdt op bij aanvang van verlof. Een werknemer die reeds met verlof is kan geen gebruik maken van het Generatiepact.
15.2 Alleen mogelijk binnen wet- en regelgeving
Opbouw van pensioenaanspraken, respectievelijk risicodekking gedurende verlofperiodes, is uitsluitend mogelijk voor zover dit toegestaan is volgens de geldende (fiscale) wetgeving.
15.3 Onbetaald ouderschapsverlof
De Deelnemer kan kiezen om tijdens het onbetaald ouderschapsverlof de pensioenopbouw over het ouderschapsverlofdeel voort te zetten. Deze keuze moet bij aanvang van het onbetaalde ouderschapsverlof worden gemaakt. Bij onbetaald ouderschapsverlof betaalt het Fonds 50% van de premie (zie artikel 20). Xxxxxxx ouderschapsverlof wordt aangemerkt als betaald verlof zoals bedoeld in artikel 15.1.
15.4 Xxxxx tijdens onbetaald verlof
De Deelnemer kan er bij aanvang van het onbetaald verlof eenmalig voor kiezen de pensioenopbouw tijdens het onbetaald verlof volledig voort te zetten. De pensioenopbouw kan niet gedeeltelijk worden voortgezet.
15.5 Beleidsregels
De nadere regels en uitwerking van verlof en pensioen is neergelegd in Beleidsregels.
Artikel 16 Scheiding
16.1 Verevening van ouderdomspensioen
a) Algemeen
Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding heeft een Ex-partner recht op een deel van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dit noemen we het verevend ouderdomspensioen.
Als de Verevening binnen een termijn van twee jaar is gemeld bij het Fonds, dan heeft de Ex-partner recht op uitbetaling van het verevend ouderdomspensioen door het Fonds.
De Ex-partner heeft in de volgende gevallen recht op verevening van het ouderdomspensioen:
a) echtscheiding;
b) scheiding van tafel en bed;
c) beëindiging geregistreerd partnerschap.
Als vereveningsdatum geldt de Scheidingsdatum.
Bij beëindiging van een Gezamenlijke huishouding bestaat geen recht op verevening van het ouderdomspensioen.
b) Het verevend ouderdomspensioen volgt de keuzes van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde
Het verevend ouderdomspensioen is een afhankelijk recht. Dit betekent dat het deel van het ouderdomspensioen waar de Ex-partner recht op heeft, afhankelijk is van het ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Het verevend ouderdomspensioen volgt eventuele keuzes van het ouderdomspensioen die de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde kan maken op basis van het geldende pensioenreglement en/of de wet, zoals het moment van pensioeningang of waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder. Het verevend ouderdomspensioen volgt de hoog/laag keuze (als bedoeld in artikel 25) van de (Gewezen) Deelnemer echter niet. Indien de verevening plaatsvindt na de pensioeningangsdatum wordt een reeds gemaakte hoog/laag keuze (als bedoeld in artikel 25) wel gevolgd.
c) Uitkeringsperiode
Het verevend ouderdomspensioen gaat in op de Pensioeningangsdatum van de Deelnemer en wordt uitgekeerd aan de Ex-partner tot de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
Wanneer de Ex-partner eerder overlijdt dan de Gepensioneerde, dan stopt de uitkering van het verevend ouderdomspensioen op de laatste dag van de maand waarin de Ex- partner overlijdt. Daarna wordt het verevend ouderdomspensioen aan de Gepensioneerde betaald.
d) Hoogte van het verevend ouderdomspensioen
De hoogte van het verevend ouderdomspensioen wordt vastgesteld volgens de standaardverevening uit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Dit gebeurt voor een ander verdelingspercentage of over een andere periode dan de genoemde Wet voorschrijft, wanneer in de huwelijkse voorwaarden of in een aparte schriftelijke overeenkomst over de Scheiding anders is overeengekomen.
e) Verevend ouderdomspensioen kan niet worden uitgeruild
Het verevend ouderdomspensioen kan niet worden uitgeruild voor een partnerpensioen voor een nieuwe Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
f) Geen verevening als verevend pensioen kleiner is dan Afkoopgrens
Er vindt geen verevening plaats als het te verevenen pensioen na de doorvoering van de verevening kleiner zou worden dan de Afkoopgrens.
g) Kosten voor Verevening
Het Fonds brengt geen kosten in rekening bij de (Gewezen) Deelnemer en Ex-partner voor de verevening.
Indien de Ex-partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (Ex-) Deelnemer of Gepensioneerde kan de Ex-partner geen aanspraak maken op een uitkering van het verevend ouderdomspensioen.
16.2 Conversie
a) Omzetting/Conversie van Bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen
Op gezamenlijk verzoek van de Ex-partner en de (Gewezen) Deelnemer kan in plaats van Verevening het te verevenen deel van het ouderdomspensioen samen met het
eventuele Bijzonder partnerpensioen omzetten (converteren) in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor de Ex-partner. Ook moet het Fonds schriftelijk toestemming geven voor de omzetting. Een omzetting is onherroepelijk.
b) Kosten voor Conversie
Het Fonds brengt geen kosten in rekening bij de (gewezen) Deelnemer en Ex-partner voor Conversie.
16.3 Bijzonder partnerpensioen
a) Algemeen
Bij Scheiding van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde heeft de Ex- partner recht op de tot het moment van de Scheiding opgebouwde aanspraak op partnerpensioen.
Deze aanspraak heet “Bijzonder partnerpensioen”.
De Ex-partner heeft in de volgende gevallen recht op Bijzonder partnerpensioen:
- echtscheiding;
- beëindiging geregistreerd partnerschap;
- beëindiging Gezamenlijke huishouding.
Bij scheiding van tafel en bed bestaat geen recht op Bijzonder partnerpensioen.
Wanneer een Gewezen deelnemer of Gepensioneerde voorafgaand aan de Scheiding gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen dan heeft dat gevolgen voor de aanspraak op een Bijzonder partnerpensioen bij Scheiding.
b) Uitkeringsperiode van het Bijzonder partnerpensioen
Het Bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Ex- partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Ex-partner overlijdt.
c) Hoogte van het Bijzonder partnerpensioen
Het Bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het tot het moment van Scheiding opgebouwde partnerpensioen. Bij meerdere scheidingen wordt met een eerder afgesplitst Bijzonder partnerpensioenen rekening gehouden.
d) Afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen
De Ex-partner kan (geheel of gedeeltelijk) afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen. Dit moet worden geregeld in de huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, notariële akte in verband met de Gezamenlijke huishouding, een schriftelijke overeenkomst met het oog op het einde van de partnerrelatie. Daarnaast moet ook het Fonds schriftelijk toestemming geven voor het afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen.
e) Het vervreemden van het Bijzonder partnerpensioen
Na overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerden kan de Ex-partner het Bijzonder partnerpensioen geheel of gedeeltelijk vervreemden (overdragen) aan een eerdere of latere Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Dit moet vastgelegd worden in een notariële akte. Ook moet ook het Fonds schriftelijk toestemming geven voor de vervreemding. Een vervreemding is onherroepelijk.
Indien de Ex-partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (Ex-) Deelnemer of Gepensioneerde kan de Ex-partner geen aanspraak maken op een uitkering van het Bijzonder partnerpensioen.
Financiering: Hoogte van de premie en de eigen bijdrage voor de Deelnemer
Artikel 17 Financiering Verplichte pensioenregeling
17.1 Vaststelling van de premie
Voor de financiering van de pensioenen van de basisregeling wordt verwezen naar de Uitvoeringsovereenkomst. De premie wordt berekend over de Pensioengrondslag. Het Fonds stelt voor iedere Deelnemer een jaarlijkse premie vast.
17.2 Werken in deeltijd
Voor de Deelnemer die in deeltijd werkt, geldt dat de premie die aan het Fonds is verschuldigd wordt berekend over de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor. Dit geldt ook voor de berekening van de eigen bijdrage in de premie van de Deelnemer zelf.
17.3 Eigen bijdrage van de Deelnemer in de premie
a) De premies zijn verschuldigd door de Werkgever.
b) De Werkgever mag een eigen bijdrage inhouden bij de Deelnemer.
c) De eigen bijdrage voor de Deelnemer is gemaximeerd. Deze bedraagt in 2022 maximaal 38,92% van de totale premie die de Werkgever betaalt.
Artikel 18 Premiebetaling in bijzondere omstandigheden
18.1 Premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid
Voor de deelnemer die (gedeeltelijk) Arbeidsongeschikt is en de pensioenregeling premievrij voortzet, neemt het Fonds de premiebetaling over voor het deel dat de deelnemer Arbeidsongeschikt is. De voorschriften uit artikel 12 zijn hierop van toepassing.
18.2 Bijdrage van de Deelnemer bij voortzetting tijdens onbetaald ouderschapsverlof Als de Deelnemer ervoor kiest de pensioenopbouw voort te zetten tijdens onbetaald ouderschapsverlof dan wordt voor het ouderschapsverlofgedeelte de pensioenopbouw, voortgezet alsof er geen verlof wordt genoten. De Werkgever draagt 50% van de premie af. De Werkgever heeft de bevoegdheid deze 50% aan de Deelnemer door te belasten.
18.3 Bijdrage van de Deelnemer bij voortzetting tijdens overige vormen van onbetaald verlof
Een deelnemer die tijdens onbetaald verlof kiest voor voortzetting van de pensioenregeling betaalt de premie die hoort bij het onbetaald verlofdeel in beginsel zelf. De Werkgever draagt de premie af. De Werkgever heeft de bevoegdheid deze premie aan de Deelnemer door te belasten. Een deelnemer die tijdens onbetaald verlof niet kiest voor voortzetting van de pensioenregeling is premie verschuldigd voor aantal uren waarvoor geen verlof wordt opgenomen. Voor het onbetaald verlof gedeelte is de Deelnemer geen premie verschuldigd. Er is dan geen opbouw van pensioen over de uren waarvoor verlof is opgenomen.
Als het pensioen ingaat: de pensioenuitkering aanvragen en keuzemogelijkheden bij pensioneren
Artikel 19 Pensioenuitkeringen aanvragen en uitbetalen
19.1 Aanvraag ouderdomspensioen
De (Gewezen) Deelnemer dient de uitkering ten minste 3 maanden voor de gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het Fonds aan te vragen. Deze termijn geldt niet als de gewenste ingangsdatum de AOW-datum is. Het Bestuur kan de uitkering afhankelijk stellen van door de (Gewezen) Deelnemer te overleggen stukken waaruit het recht op uitkering blijkt.
19.2 Uitbetaling pensioenuitkeringen
• Het pensioen wordt - onder inhouding en afdracht van de wettelijke inhoudingen - uitgekeerd in maandelijkse termijnen uiterlijk aan het eind van iedere kalendermaand.
• De maanduitkering bedraagt 1/12 van het jaarlijkse pensioen.
• Pensioenaanspraken uit meerdere deelnemingsperioden worden op de Pensioeningangsdatum samengeteld. Vervolgens wordt het totale pensioen uitgekeerd.
• De uitkeringen vinden plaats in euro’s op een door de Pensioengerechtigde opgegeven bankrekening.
19.3 Afkoop van pensioen onder Xxxxxxxxxxx
Als er op de Pensioeningangsdatum sprake is van een Klein pensioen, dan zal het Fonds een voorstel doen om de periodieke uitkering om te zetten in een eenmalig bedrag, zoals beschreven in artikel 13. De Deelnemer behoudt indien gewenst een recht op een periodieke uitkering in plaats van een eenmalig bedrag.
Artikel 20 Keuzemogelijkheden bij pensioeningang
20.1 Algemene bepalingen
Een (Gewezen) Deelnemer kan bij pensioeningang een aantal keuzes maken. Dit heet herschikken.
De (Gewezen) Deelnemer heeft de volgende keuzemogelijkheden bij pensioeningang:
• Deeltijdpensionering (het ouderdomspensioen gaat gedeeltelijk in);
• Vervroegen of uitstellen ten opzichte van de Pensioenrichtdatum (het ouderdomspensioen gaat eerder of later in);
• Uitruil van aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen;
• Hoog/laag-uitkering ouderdomspensioen of Laag/hoog-uitkering ouderdomspensioen
Ook combinaties van deze keuzemogelijkheden zijn toegestaan in de hiervoor aangegeven volgorde. Eenmaal gemaakte keuzes kunnen vanaf de eerste Pensioeningangsdatum niet meer ongedaan gemaakt worden.
20.2 Alleen opgebouwde pensioenaanspraken kunnen worden herschikt
Alleen pensioenaanspraken die (al) zijn opgebouwd komen in aanmerking voor herschikking. Pensioenaanspraken op risicobasis, zoals partnerpensioen op risicobasis of wezenpensioen komen niet in aanmerking voor herschikking.
20.3 Fiscale en reglementaire beperkingen
Voor het herschikken van pensioenaanspraken gelden fiscale beperkingen en reglementaire beperkingen. Het Fonds zal de (Gewezen) Deelnemer hierover informeren als zijn aanpassingsverzoek de fiscale en/of reglementaire grenzen overschrijdt.
De eventuele fiscale gevolgen in verband met de herschikking komen volledig voor rekening van de betreffende (Gewezen) Deelnemer.
20.4 Herschikking van pensioen niet onder Afkoopgrens kleine pensioenen Ouderdomspensioen mag niet door een herschikkeuze onder de Afkoopgrens voor Klein pensioen komen geldend in het jaar van ingang van het ouderdomspensioen. In dat geval zal/zullen de herschikkeuze(s) zodanig moeten worden gekozen, dat het ouderdomspensioen boven de Afkoopgrens blijft uitkomen.
Indien na toepassing van de diverse herschikmogelijkheden een partnerpensioen resteert, mag dat resterende partnerpensioen in beginsel niet lager zijn dan de in het jaar van ingang van het ouderdomspensioen geldende Afkoopgrens.
20.5 Instemming van (eventuele) Partner is vereist
In alle gevallen waarin de herschikkeuze leidt tot een verlaagd partnerpensioen is de instemming van de eventuele Partner vereist.
20.6 Actuariële tabellen
Bij het herschikken van de pensioenaanspraken wordt gerekend op basis van door het Bestuur vast te stellen actuariële en sekseneutrale factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de Beleidsregels.
20.7 Uitwerking in Beleidsregels
De herschikmogelijkheden zijn verder uitgewerkt in Beleidsregels.
Artikel 21 Deeltijdpensionering
21.1 Deeltijdpensionering
De Deelnemer kan kiezen het pensioen gedeeltelijk te laten ingaan. De percentages waarmee de Deelnemer het pensioen gedeeltelijk kan laten ingaan en de nader geldende voorwaarden, zijn uitgewerkt in de Beleidsregels. Voor het deel van het pensioen dat al is ingegaan, kunnen eenmaal gemaakte keuzes vanaf de eerste Pensioeningangsdatum niet meer ongedaan gemaakt worden.
Voor het deel van de pensioenaanspraken dat nog niet is ingegaan, blijft de deeltijdgepensioneerde Deelnemer. Voor dit deel van de pensioenaanspraken blijven de keuze- en herschikmogelijkheden zoals beschreven in de artikelen 22 tot en met 25 van toepassing.
Wanneer de (Gewezen) Deelnemer die kiest voor deeltijdpensionering gebruik wil maken van de herschikmogelijkheid zoals beschreven in artikel 25 (hoog/laag of laag/hoog), geldt de volgende beperking: Van de herschikmogelijkheid bedoeld in artikel 25a kan alleen gebruik worden gemaakt wanneer de (Gewezen) Deelnemer volledig met pensioen gaat (bij de laatste deeltijdpensionering).
Een deeltijd Gepensioneerde die nog een Dienstbetrekking heeft bij een bij het Fonds aangesloten werkgever blijft voor het restant van de Dienstbetrekking pensioen opbouwen tot uiterlijk aan de AOW-datum.
Artikel 22 Vervroeging van ouderdomspensioen
22.1 Vroegste Pensioeningangsdatum
De (gewezen) Deelnemer kan zijn pensioen eerder dan de Pensioeningangsdatum laten ingaan. Volledige vervroegde ingang van het pensioen voor de Deelnemer is mogelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 55 jaar wordt.
22.2 Xxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx bij meer dan vijf jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd Wanneer het pensioen ingaat meer dan vijf jaar voor de voor hem geldende AOW- gerechtigde leeftijd, moet de Gewezen Deelnemer tegenover het Fonds verklaren dat hij niet meer de intentie heeft betaald werk te verrichten.
22.3 Herrekenen pensioen bij vervroegen
Het totaal opgebouwde ouderdomspensioen wordt in verband met de vervroeging herrekend naar de nieuwe Pensioeningangsdatum. Door deze herrekening valt de aanspraak op ouderdomspensioen lager uit.
22.4 Aanvraag tot vervroeging uiterlijk 3 maanden
Een aanvraag tot vervroeging van de Pensioeningangsdatum moet uiterlijk 3 maanden voor de gewenste Pensioeningangsdatum bij het Fonds zijn ingediend. Het pensioen gaat in op de gewenste Pensioeningangsdatum doch ten minste 3 maanden nadat het verzoek tot vervroeging door het Fonds wordt ontvangen. Als ingangsdatum komt slechts de eerste dag van een kalendermaand in aanmerking.
22.5 Vervroeging en Arbeidsongeschiktheid
De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet in verband met Arbeidsongeschiktheid, mag het pensioen vervroegen. In dat geval zal de premievrije voortzetting worden gestopt.
Artikel 23 Uitstellen van Pensioen
23.1 Uitstel tot maximaal 5 jaar na AOW-datum
De Deelnemer kan zijn pensioen later dan de Pensioenrichtdatum in laten gaan. Dit kan uiterlijk tot en met de eerste van de maand van de voor de (gewezen) Deelnemer geldende AOW-datum plus 5 jaar.
23.2 Herrekening pensioenen bij uitstel
Het totale voor de Pensioenrichtdatum opgebouwde ouderdomspensioen wordt in verband met het uitstel herrekend naar de nieuwe Pensioeningangsdatum. Door deze herrekening zal de aanspraak op ouderdomspensioen hoger uitvallen.
23.3 Verzoek tot uitstel binnen 3 maanden voor Pensioenrichtdatum
Een verzoek tot uitstel van de Pensioeningangsdatum moet uiterlijk 3 maanden voor de Pensioenrichtdatum bij het Fonds zijn ingediend. De daadwerkelijke pensioenaanvraag moet 3 maanden voor de gewenste Pensioeningangsdatum bij het Fonds zijn ingediend. Als ingangsdatum van het uitgestelde pensioen komt slechts de eerste dag van een kalendermaand in aanmerking.
Artikel 24 Uitruil van pensioenaanspraken
24.1 Uitruilen van pensioenaanspraken
Het uitruilen van pensioenaanspraken is het omzetten van (een gedeelte van) de opgebouwde ouderdomspensioen aanspraken voor partnerpensioenaanspraken, of andersom.
Het risicodeel van het partnerpensioen en het wezenpensioen komen niet in aanmerking voor uitruil. Het Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van een Ex-partner komt niet voor uitruil in aanmerking.
De Aanspraak- of Pensioenrechtigde heeft het recht om binnen de regels van het Pensioenreglement voor uitruil te kiezen.
24.2 Uitruilmoment en keuzeperiode
De (Gewezen) Deelnemer dient bij de pensioenaanvraag zijn keuze aan het Fonds kenbaar te maken. In geval de (Gewezen) Deelnemer verzoekt om vervroegde pensioeningang kan hij gebruik maken van de diverse uitruilmogelijkheden.
24.3 Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen
Bij deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer vanaf de Pensioeningangsdatum (een deel van) het ouderdomspensioen inwisselen voor een hoger partnerpensioen. Het ouderdomspensioen wordt hierdoor lager.
24.4 Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
Door deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer (een deel van) het partnerpensioen inwisselen voor extra ouderdomspensioen. Het opgebouwde partnerpensioen wordt dan verlaagd of komt te vervallen.
Artikel 25 Variatie in de hoogte van de pensioenuitkering: (Hoog/laag- en laag/hoog)
Hoog/laag-uitkering Ouderdomspensioen
a) De (Gewezen) Deelnemer kan eenmalig kiezen voor variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen.
b) De laagste uitkering is niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. Daarbij kan tot de AOW-datum een bedrag ter grootte van ten hoogste 2 maal de AOW-uitkering voor gehuwde personen, vermeerderd met de vakantietoeslag buiten beschouwing worden gelaten.
De perioden beginnen op de eerste dag van een kalendermaand.
De keuze voor hoog-laag heeft geen invloed op de hoogte van het partner- en wezenpensioen.
Wettelijke vrijstellingsregelingen, Dit betreft Vrijstelling van de Werkgever of de individuele Werknemer wegens gemoedsbezwaarden
Artikel 26 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
26.1 Vrijstelling Werknemer wegens gemoedsbezwaren
De Werknemer die, volgens de Wet financiering sociale verzekeringen, gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van verplichte deelname en premiebetaling aan het Fonds.
De Werknemer moet zijn gemoedsbezwaren aan het Bestuur aannemelijk maken. Dit gebeurt door invulling en ondertekening van een hiervoor door het Fonds opgestelde modelverklaring. Het Fonds kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.
Wanneer de Xxxxxxxxx is gehuwd, of een geregistreerd partnerschap of een Gezamenlijke huishouding heeft, moet ook de Partner instemmen met de aanvraag om aangemerkt te worden als gemoedsbezwaarde.
26.2 Spaarbijdrage is verschuldigd
Voor de vrijgestelde Werknemer is een spaarbijdrage aan het Fonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de premie die voor de Werknemer verschuldigd zou zijn als er geen vrijstelling was verleend. De spaarbijdrage wordt bij de Werkgever in rekening gebracht. De Werkgever mag een deel van deze spaarbijdrage op het salaris van de vrijgestelde Werknemer inhouden.
26.3 Spaarbijdrage op spaarrekening
De spaarbijdrage die het Fonds ontvangt voor een vrijgestelde Werknemer, wordt op een geblokkeerde spaarrekening geboekt, onder aftrek van vier procent van de spaarbijdrage voor administratiekosten.
Deze spaarrekening staat op naam van de vrijgestelde Werknemer. Jaarlijks per 1 januari wordt over het saldo op de spaarrekening interest bijgeschreven tot de Pensioenrichtdatum. Het interestpercentage is het gemiddelde u-rendement van het voorgaande jaar. Het u-rendement is een gemiddelde van de rente die betaald wordt door de overheid op staatsobligaties.
26.4 Uitkering van het spaarsaldo
De vrijgestelde Werknemer heeft geen vrije beschikking over het spaarsaldo.
• Vanaf de Pensioenrichtdatum wordt het spaarsaldo gedurende 15 jaar, als maandelijkse gelijkblijvende uitkering aan de vrijgestelde Werknemer verstrekt.
• Bij overlijden voor de Pensioenrichtdatum wordt het spaarsaldo gedurende 15 jaar als maandelijkse gelijkblijvende uitkering aan de Partner van de vrijgestelde Werknemer verstrekt. Indien er geen Partner is, wordt de uitkering verstrekt aan de Kinderen. De uitkering aan hen eindigt op hetzelfde moment als een wezenpensioen zou eindigen.
• Bij overlijden na de Pensioenrichtdatum wordt het resterende deel van het saldo in maandelijkse gelijkblijvende termijnen gedurende de resterende periode aan de Partner uitgekeerd. Indien er geen Partner is, wordt de uitkering verstrekt aan de Kinderen. De uitkering aan hen eindigt op hetzelfde moment als een wezenpensioen zou eindigen.
• Als er geen Partner of Kinderen (meer) zijn, wordt het volledige (resterende) saldo aan de erfgenamen uitgekeerd.
26.5 Beëindiging van de vrijstelling
De aan een Werknemer verleende vrijstelling wordt in de volgende situaties beëindigd:
• Op verzoek van de vrijgestelde Werknemer.
• Als naar oordeel van het Bestuur de gemoedsbezwaren niet meer aanwezig zijn.
• Als de door het Fonds gestelde voorwaarden niet door de vrijgestelde Werknemer worden nageleefd.
Na beëindiging van de vrijstelling wordt voor de vrijgestelde Werknemer alsnog de pensioenregeling volledig van kracht. De voor en door hem betaalde spaarbijdragen worden dan als betaalde premies beschouwd.
Informatieverstrekking
Artikel 27 Informatieverstrekking
27.1 Informatie door het Fonds aan de Aanspraakgerechtigden en Pensioengerechtigden
a) Het Fonds informeert de (Gewezen) Deelnemers, andere Aanspraakgerechtigden en Pensioengerechtigden op de manier die het Fonds van belang vindt om goed inzicht te geven in hun pensioensituatie. Hierbij zal het Fonds minimaal de wettelijke voorschriften naleven.
b) Een verdere uitwerking van de wijze van informatieverstrekking door het Fonds is te vinden in de Beleidsregels. In de Beleidsregels is onder meer te vinden:
o Informatie bij aanvang deelname
o Informatie bij einde deelname
o Informatie aan Aanspraakgerechtigden en Pensioengerechtigden periodiek
o Informatie aan Ex-partners bij Scheiding
o Informatie voorafgaand aan Pensioeningang
27.2 Informatieplicht van de (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde
a) Xxxx (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde is verplicht tijdig alle gegevens en bewijsstukken te verstrekken aan het Fonds waarvan het Fonds vindt dat deze gegevens of stukken nodig zijn voor de uitvoering van het Pensioenreglement.
b) Xxxx (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde is verplicht elke voor hem kenbare (vermoedelijke) onjuistheid of onvolledigheid in pensioenopgaven en/of correspondentie van het Fonds, zo spoedig mogelijk aan het Fonds te melden.
c) Als (salaris-)opgaven en/of andere gegevens niet, niet juist, niet tijdig of niet volledig aan het Fonds zijn verstrekt, is het Bestuur met inachtneming van de betreffende wet- en regelgeving bevoegd de daaruit voortvloeiende wijzigingen in aanspraken, rechten en/ of premieheffing - al dan niet met terugwerkende kracht aan te brengen.
Collectieve aanvullende regelingen
Artikel 28 Pensioenopbouw over ploegentoeslag
28.1 Pensioenopbouw over ploegentoeslag
Deze aanvullende regeling is van toepassing en verplicht voor alle Deelnemers die ploegentoeslag ontvangen.
Met deze regeling wordt ook pensioen opgebouwd over ploegentoeslag.
Voor deze regeling wordt een vastgestelde premie bij de Werkgever in rekening gebracht. De Werkgever mag een bijdrage in deze premie bij de Werknemer in rekening te brengen.
Als grondslag voor de pensioenopbouw geldt de maandelijkse ploegentoeslag per 1 januari vermenigvuldigd met factor 12. Voor zover er salarisbestanddelen zijn die per 1 januari niet bekend zijn, wordt het gemiddelde bedrag over het voorgaande jaar genomen. Indien en voor zover geen gegevens over voorgaande jaren beschikbaar zijn, worden de pensioenaanspraken op grond van de variabele salarisbestanddelen aanvankelijk voorwaardelijk vastgesteld. Definitieve vaststelling vindt plaats zodra de variabele salarisbestanddelen definitief bij het Fonds bekend zijn
Ouderdomspensioen
De opbouw, dekking en uitbetaling van het ouderdomspensioen over deze ploegentoeslag vinden plaats conform de basisregeling, met dien verstande dat het opbouwpercentage 0,9075% van de ploegentoeslag bedraagt.
Partnerpensioen
De opbouw, dekking en uitbetaling van het partnerpensioen over deze ploegentoeslag vinden plaats conform de basisregeling, met dien verstande dat:
• voor het opgebouwde partnerpensioen een percentage geldt van 25% van 1,815% (0,45375%) van de voor ieder Opbouwjaar geldende ploegentoeslag,
• voor het risicopartnerpensioen een percentage geldt van 10% van 1,815% (0,1815%) van de voor ieder Opbouwjaar geldende ploegentoeslag
• alleen bij overlijden van de Deelnemer: vermeerderd met: 35% van 1,815% (0,63525%) van de laatste ploegentoeslag voor de Opbouwjaren tot de AOW-datum
Wezenpensioen
De opbouw, dekking en uitbetaling van het wezenpensioen over deze ploegentoeslag vinden plaats conform de basisregeling, met dien verstande dat:
• voor het opgebouwde wezenpensioen een percentage geldt van 7% van 1,815% (0,12705%) van de voor ieder Opbouwjaar geldende ploegentoeslag;
• alleen bij overlijden van de Deelnemer, vermeerderd met: 7% van 1,815% (0,12705%) van de laatste ploegentoeslag voor de Opbouwjaren tot de AOW-datum.
Overgangsbepalingen
Artikel 29 Overgangsbepalingen
29.1 Op 31 december 2015 bestaande arbeidsongeschikten
Vaststelling extra aanspraken
1. Alleen voor Deelnemers voor wie de mate van Arbeidsongeschiktheid op 31 december 2015 80% tot 100% bedroeg, is een extra aanspraak op ouderdomspensioen plus partnerpensioen bepaald.
2. De extra aanspraak op ouderdomspensioen bedraagt 5% van de Pensioengrondslag per 31 december 2015 vermenigvuldigd met 1,875% maal het aantal jaren tot de AOW-datum van de Deelnemer.
3. De extra aanspraak op partnerpensioen bedraagt 50% van de extra aanspraak op ouderdomspensioen.
4. De vaststelling van de extra aanspraken heeft alleen plaatsgevonden voor die Deelnemers waarvoor ultimo 2015 al premievrijstelling op basis van een mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100% is toegekend.
29.2 Omzetting van aanspraken met pensioenrichtleeftijd 67 jaar naar aanspraken op pensioenrichtleeftijd 68 jaar
1. De per 31 december 2017 opgebouwde aanspraak van de Deelnemer op ouderdomspensioen uit de Pensioenregeling 2015 inclusief de verleende indexaties is per 31 december 2017 mede met inachtneming van het bepaalde in artikel 18d, lid 1 en 2, van de Wet op de loonbelasting 1964, omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. De omzettingsfactor hiervoor is vastgesteld op 1,06291.
2. Omzetting heeft plaatsgevonden op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid.
3. De op 31 december 2017 bestaande aanspraken op bijzonder partnerpensioen zijn niet omgezet. De vanaf 1 januari 2018 geldende bepalingen inzake indexatie van pensioenen en aanspraken zijn wel van toepassing.
4. De op 31 december 2017 bestaande rechten op verevende pensioenaanspraken zijn gewijzigd. Het recht op verevening van pensioenaanspraken dat voor 1 januari 2018 bij het Fonds was verkregen blijft ook na de omzetting bestaan.
5. De per 31 december 2017 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen van de (Gewezen) Xxxxxxxxx respectievelijk de verworven aanspraak op risicopartnerpensioen van de Deelnemer zijn per 31 december 2017 niet omgezet.
6. De per 31 december 2017 opgebouwde aanspraken op wezenpensioen van de (Gewezen) Deelnemer zijn per 31 december 2017 niet omgezet.
29.3 Overgangsregeling voor en op 1 januari 2022 uitkerende wezenpensioenen
1. Een voor 1 januari 2022 reeds toegekend en op 1 januari 2022 uitkerend wezenpensioen wordt door het Fonds uitgekeerd tot het einde van de maand dat het Kind de leeftijd van 25 jaar bereikt.
2. Als het Kind na dat moment voor werkzaamheden beschikbare tijd hoofdzakelijk aan een studie of beroepsopleiding besteedt, kan de uitkeringsduur van het wezenpensioen worden verlengd het einde van de maand dat het Kind de leeftijd van 27 jaar bereikt. “Hoofdzakelijk” betekent hier het volgen van een voltijdsopleiding of voltijdstudie. Het Kind wordt gevraagd hiervoor bewijsstukken te overleggen. De eisen hiervoor kunnen worden vastgelegd in de Beleidsregels. Wanneer het Kind zijn voltijdsopleiding of –studie onderbreekt en daarna weer hervat voor het moment dat hij de leeftijd van 27 jaar bereikt, herleeft het recht op wezenpensioen niet.
3. Wanneer een Kind – zoals gedefinieerd in de pensioenreglementen die golden voor 1 januari 2022 - op of na 1 januari 2022 (weer) voldoet aan de voorwaarden van de per die datum herziene definitie Kind, herleeft een vóór 1 januari 2022 geëindigd recht op wezenpensioen niet.
29.4 Keuze tijdens onbetaald verlof
Vanaf 1 januari 2022 kan een Deelnemer er op grond van artikel 15.4 niet meer voor kiezen de pensioenopbouw voor 50% voort te zetten tijdens onbetaald verlof dat op of na die datum begint. Wanneer de voortzetting is begonnen voor 1 januari 2022 en de Deelnemer er toen voor koos de pensioenopbouw voor 50% voort te zetten, wordt die keuze voor de betreffende periode van onbetaald verlof geëerbiedigd.
29.5 Overgangsregeling: het verevend ouderdomspensioen volgt de keuzes van de Gepensioneerde
Wanneer de uitkering van een verevend ouderdomspensioen aan de Ex-partner voor 1 januari 2022 is gestart, volgt het verevend ouderdomspensioen alle keuzes die de Gepensioneerde op grond van de artikelen 22 tot en met 25 heeft gemaakt.
29.6 Overgangsregeling deeltijdpensionering
De (Gewezen) Deelnemer die op of na 1 januari 2022 met pensioen gaat en op grond van artikel 21 kiest voor deeltijdpensionering kan de in artikel 25.a beschreven variatiemogelijkheid uitsluitend toepassen bij de laatste deeltijdpensionering (volledige pensionering). Wanneer een (Gewezen) Deelnemer voor 1 januari 2022 met pensioen is gegaan en daarbij koos voor deeltijdpensionering, mag hij de in artikel 25.a beschreven variatiemogelijkheid toepassen bij alle daarop volgende deeltijdpensioneringen
29.7 Overgang van Stichting Roba Pensioenfonds naar het Fonds
Met ingang van 1 januari 2023 heeft het Fonds de uitvoering van (middelloon) Pensioenreglement 2015 ten behoeve van KBM Master Alloys BV overgenomen van Stichting Roba Pensioenfonds en zijn de pensioenaanspraken en pensioenrechten jegens Stichting Xxxx Xxxxxxxxxxxxx overgedragen naar Pensioenkring Roba van het Fonds. Per die datum is het Pensioenreglement 2015 gewijzigd in Pensioenreglement Middelloon. De aanspraken en rechten die de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden jegens Stichting Roba Pensioenfonds hadden, hebben zij vanaf de datum van de overdracht jegens het Fonds.
Dit Pensioenreglement Middelloon beoogt geen wijziging te zijn ten opzichte van Pensioenreglement 2015, anders dan die wijzigingen die direct verband houden met de uitvoering door een Algemeen Pensioenfonds, zoals het Fonds is.
Voor zover de Opbouwperiode voor (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden is gestart vóór 1 januari 2023, wordt die na de overdracht naar het Fonds volledig meegerekend ten behoeve van de pensioenaanspraken en -rechten in het Fonds, met in acht name van de in Pensioenreglement 2015 en Pensioenreglement Middelloon opgenomen bepalingen.
Deelnemer
Voor degene die op 31 december 2022 Xxxxxxxxx was aan het Pensioenreglement 2015 bij Stichting Roba Pensioenfonds, geldt dat het deelnemerschap aan voornoemd pensioenreglement per 31 december 2022 is beëindigd. Alle aanspraken die tot en met 31 december 2022 zijn opgebouwd krachtens het Pensioenreglement 2015 zijn premievrij gemaakt en overgedragen naar het Fonds in Pensioenkring Roba. Vanaf 1 januari 2023 vindt de opbouw van aanspraken plaats op basis van Pensioenreglement Middelloon in Pensioenkring Roba van het Fonds.
Pensioengerechtigde
Voor degene die op 31 december 2022 Pensioengerechtigde was bij Stichting Roba Pensioenfonds, geldt dat het recht op een uitkering op grond van het Pensioenreglement 2015 jegens dit fonds per 31 december 2022 is beëindigd. Alle rechten die op en of voor 31 december 2022 zijn ingegaan, zijn overgedragen naar het Fonds in Pensioenkring Roba. Vanaf 1 januari 2023 vindt de uitkering van pensioenrechten plaats op basis van Pensioenreglement Middelloon vanuit Pensioenkring Roba door het Fonds.
Zieken en arbeidsongeschikten
Voor degene die op 31 december 2022 Arbeidsongeschikt was in de zin van het Pensioenreglement 2015 bij Stichting Roba Pensioenfonds en aanspraak had op premievrije voortzetting van pensioenopbouw, geldt dat de premievrije voortzetting op basis van voornoemd pensioenreglement per 31 december 2022 is beëindigd. Vanaf 1 januari 2023 vindt de premievrije voortzetting van aanspraken plaats op basis van het Pensioenreglement Middelloon in Pensioenkring Roba.
Voor de in de vorige volzin genoemde premievrije voortzetting komt tevens in aanmerking de Xxxxxxxxx die op 31 december 2022 ziek was, dit onafgebroken is gebleven en direct aansluitend daarop Arbeidsongeschikt wordt. Onder onafgebroken ziek zijn wordt tevens gerekend een tussentijdse herstelperiode van minder dan 4 weken, waarna de Deelnemer weer ziek wordt.
Slotbepalingen
Artikel 30 Juridische bepalingen
30.1 Fiscale maxima
Bij de vaststelling van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen worden de op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 aangegeven maxima en begrenzingen in aanmerking genomen en nageleefd.
30.2 Verbod op afkoop
Pensioenaanspraken en ingegane pensioenen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behalve in die gevallen die zijn aangegeven in of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 31 Wijziging pensioenreglement
31.1 Wijziging van dekkingen, aanspraken en regelingen
Het Bestuur is bevoegd om dekkingen, aanspraken en regelingen zoals omschreven in dit reglement te wijzigen of te verminderen. Als het Bestuur daartoe besluit, dan moeten de bepalingen uit de statuten, reglementen en de wet in acht worden genomen.
31.2 Glijclausule fiscaal
Als op grond van artikel 19c Wet LB wordt beslist, dat onderdelen van het pensioenreglement , leiden tot een onzuivere pensioenregeling, is het Bestuur bevoegd zonder uitstel de regeling met terugwerkende kracht tot de inwerkingtreding van de betreffende onderdelen zodanig aan te passen dat alsnog sprake is van een zuivere pensioenregeling.
Artikel 32 Klachten- en geschillenprocedure
Het Bestuur heeft de klachten- en geschillenprocedure neergelegd in een Klachten- en geschillenregeling.
Artikel 33 Hardheidsbepaling
Het Bestuur heeft de bevoegdheid om op verzoek van een Belanghebbende in bijzondere gevallen in het voordeel van de Belanghebbende af te wijken van toepassing van het reglement, wanneer toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur leidt tot een onredelijke uitkomst.
Artikel 34 Inwerkingtreding
Het Pensioenreglement Middelloon is in werking getreden per 1 januari 2024 en vervangt de voorgaande pensioenreglementen.
Tabel 1 | Bijlage 1: Flexibiliserings- en afkoopfactoren Per 1 januari 2024 Vervroeging ouderdomspensioen (ingang 68 jaar) per € 1.000 (partnerpensioen blijft onveranderd) | |
Pensioen leeftijd | OP na vervroeging | |
55 | 466 | |
56 | 488 | |
57 | 512 | |
58 | 538 | |
59 | 567 | |
60 | 599 | |
61 | 633 | |
62 | 671 | |
63 | 713 | |
64 | 759 | |
65 | 810 | |
66 | 867 | |
67 | 929 | |
Tabel 2 | Vervroeging ouderdomspensioen (ingang 67 jaar) per € 1.000 (partnerpensioen blijft onveranderd) | |
Xxxxxxxx leeftijd | OP na vervroeging | |
55 | 498 | |
56 | 522 | |
57 | 548 | |
58 | 577 | |
59 | 608 | |
60 | 642 | |
61 | 680 | |
62 | 721 | |
63 | 766 | |
64 | 816 | |
65 | 871 | |
66 | 932 |
Tabel 3
Tabel 4
Tabel 5
Uitstel ouderdomspensioen (ingang 68 jaar) per € 1.000 (partnerpensioen blijft onveranderd)
Xxxxxxxx leeftijd | OP na uitstel |
69 | 1.079 |
70 | 1.166 |
71 | 1.263 |
Uitstel ouderdomspensioen (ingang 67 jaar) per € 1.000 (partnerpensioen blijft onveranderd)
Xxxxxxxx leeftijd | OP na uitstel |
68 | 1.076 |
69 | 1.160 |
70 | 1.253 |
71 | 1.357 |
Uitruil per € 1.000 direct ingaand ouderdomspensioen in direct ingaand ouderdomspensioen
en partnerpensioen in een verhouding van 100:70
Xxxxxxxx leeftijd | OP na uitruil | PP na uitruil | Xxxxxxx n leeftijd | OP na uitruil | PP na uitruil |
55 | 877 | 614 | 64 | 837 | 586 |
56 | 873 | 611 | 65 | 831 | 582 |
57 | 869 | 608 | 66 | 826 | 578 |
58 | 865 | 606 | 67 | 820 | 574 |
59 | 860 | 602 | 68 | 815 | 571 |
60 | 856 | 599 | 69 | 809 | 566 |
61 | 851 | 596 | 70 | 803 | 562 |
62 63 | 847 842 | 593 589 | 71 | 796 | 557 |
Tabel 6
Tabel 7
Uitruil per € 1.000 partnerpensioen in direct ingaand ouderdomspensioen
Pensioen leeftijd | Extra OP na uitruil | Pensioen leeftijd | Extra OP na uitruil |
55 | 201 | 64 | 279 |
56 | 208 | 65 | 290 |
57 | 216 | 66 | 301 |
58 | 224 | 67 | 313 |
59 | 232 | 68 | 325 |
60 | 241 | 69 | 338 |
61 | 250 | 70 | 351 |
62 63 | 259 269 | 71 | 366 |
Omzetting ouderdomspensioen naar hoog-laag constructie in een verhouding van 100:75 per € 1.000
Xxxxxxxx leeftijd | <68 jaar | >68 jaar | <70 jaar | >70 jaar | <73 jaar | >73 jaar | <76 jaar | >76 jaar |
Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | |
55 | 1.132 | 849 | 1.113 | 835 | 1.089 | 817 | 1.068 | 801 |
56 | 1.139 | 854 | 1.119 | 839 | 1.093 | 820 | 1.071 | 803 |
57 | 1.147 | 860 | 1.125 | 844 | 1.097 | 823 | 1.074 | 806 |
58 | 1.156 | 867 | 1.132 | 849 | 1.102 | 827 | 1.078 | 808 |
59 | 1.165 | 874 | 1.140 | 855 | 1.108 | 831 | 1.081 | 811 |
60 | 1.176 | 882 | 1.149 | 861 | 1.114 | 835 | 1.086 | 814 |
61 | 1.188 | 891 | 1.158 | 869 | 1.121 | 841 | 1.090 | 818 |
62 | 1.202 | 901 | 1.169 | 877 | 1.128 | 846 | 1.096 | 822 |
63 | 1.217 | 913 | 1.181 | 886 | 1.137 | 853 | 1.101 | 826 |
64 | 1.234 | 926 | 1.195 | 896 | 1.147 | 860 | 1.108 | 831 |
65 | 1.254 | 941 | 1.211 | 908 | 1.158 | 868 | 1.115 | 837 |
66 | 1.277 | 957 | 1.229 | 922 | 1.170 | 878 | 1.124 | 843 |
67 | 1.303 | 977 | 1.249 | 937 | 1.184 | 888 | 1.133 | 850 |
68 | 1.273 | 955 | 1.200 | 900 | 1.144 | 858 | ||
69 | 1.301 | 975 | 1.219 | 914 | 1.157 | 868 | ||
70 | 1.241 | 931 | 1.171 | 878 | ||||
71 | 1.266 | 950 | 1.188 | 891 | ||||
72 | 1.297 | 973 | 1.207 | 906 | ||||
73 | 1.231 | 923 | ||||||
74 | 1.258 | 944 | ||||||
75 | 1.292 | 969 |
Tabel 8
Omzetting ouderdomspensioen naar laag-hoog constructie in een verhouding van 75:100 per € 1.000
Xxxxxxxx leeftijd | <68 jaar | >68 jaar | <70 jaar | >70 jaar | <73 jaar | >73 jaar | <76 jaar | >76 jaar |
Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | |
55 | 866 | 1.154 | 881 | 1.174 | 902 | 1.203 | 922 | 1.229 |
56 | 860 | 1.147 | 876 | 1.168 | 898 | 1.198 | 919 | 1.225 |
57 | 854 | 1.139 | 871 | 1.161 | 894 | 1.192 | 916 | 1.221 |
58 | 848 | 1.130 | 865 | 1.154 | 890 | 1.186 | 912 | 1.216 |
59 | 841 | 1.121 | 859 | 1.146 | 885 | 1.180 | 909 | 1.212 |
60 | 834 | 1.112 | 853 | 1.137 | 880 | 1.173 | 905 | 1.206 |
61 | 826 | 1.101 | 846 | 1.128 | 874 | 1.166 | 900 | 1.201 |
62 | 817 | 1.090 | 838 | 1.118 | 868 | 1.158 | 896 | 1.194 |
63 | 808 | 1.077 | 830 | 1.107 | 862 | 1.149 | 891 | 1.188 |
64 | 798 | 1.064 | 821 | 1.095 | 854 | 1.139 | 885 | 1.180 |
65 | 787 | 1.050 | 812 | 1.082 | 846 | 1.128 | 879 | 1.172 |
66 | 776 | 1.034 | 801 | 1.068 | 838 | 1.117 | 872 | 1.163 |
67 | 763 | 1.018 | 790 | 1.053 | 828 | 1.104 | 864 | 1.153 |
68 | 778 | 1.037 | 818 | 1.091 | 856 | 1.142 | ||
69 | 764 | 1.019 | 807 | 1.076 | 847 | 1.129 | ||
70 | 794 | 1.059 | 837 | 1.116 | ||||
71 | 781 | 1.041 | 826 | 1.101 | ||||
72 | 766 | 1.022 | 814 | 1.085 | ||||
73 | 800 | 1.067 | ||||||
74 | 785 | 1.047 | ||||||
75 | 769 | 1.025 |
Tabel 9
Afkoop latent ouderdomspensioen (ingang 68) en partnerpensioen
Leeftijd bij afkoop | Afkoopfactor OP | Afkoopfactor PP |
55 | 8,926 | 3,849 |
56 | 9,141 | 3,901 |
57 | 9,373 | 3,952 |
58 | 9,623 | 4,001 |
59 | 9,891 | 4,047 |
60 | 10,179 | 4,092 |
61 | 10,487 | 4,134 |
62 | 10,817 | 4,173 |
63 | 11,170 | 4,210 |
64 | 11,548 | 4,243 |
65 | 11,951 | 4,273 |
66 | 12,384 | 4,299 |
67 | 12,849 | 4,321 |
68 | 13,355 | 4,339 |
Bijlage 2: Vervroegings- en uitstelfactoren
Ten behoeve van pensioeningang op de AOW-gerechtigde leeftijd
Tabel 1 | Uitstel ouderdomspensioen (ingang 62 jaar en 65 jaar) per € 1.000 (partnerpensioen blijft onveranderd) | ||
Pensioen leeftijd | OP na uitstel PL62 | OP na uitstel PL65 | |
67 | 1.387 | 1.148 | |
Tabel 2 | Vervroeging ouderdomspensioen (ingang 68 jaar) per € 1.000 (partnerpensioen blijft onveranderd) | ||
Pensioen leeftijd | OP direct ingaand na vervroeging | ||
67 | 929 |
Postbus 85481
Onderwerp document 41
3508 AL Utrecht