Overeenkomst inzake de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid
Overeenkomst inzake de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid
Versie geldend vanaf 1 januari 2022
De sectorwerkgevers, bedoeld in artikel 1, onder q, van de Wet Privatisering ABP, te weten:
1. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Rijk;
2. de Staatssecretaris van Defensie, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Defensie;
3. de Minister van Justitie en Veiligheid, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Politie;
4. de Minister voor Rechtsbescherming, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Rechterlijke Macht;
5. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Gemeenten;
6. het Interprovinciaal Overleg (IPO), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Provincies;
7. de Vereniging Werken voor Waterschappen (VWVW), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Waterschappen;
8. de Vereniging Universiteiten van Nederland (UNL), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Wetenschappelijk Onderwijs;
9. de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (WVOI), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Onderzoekinstellingen;
10. de Vereniging Hogescholen, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Hoger Beroepsonderwijs;
11. de vereniging MBO Raad en de Stichting SBB, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie;
12. de vereniging PO-Raad, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Primair Onderwijs;
13. de vereniging VO-raad, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Voortgezet Onderwijs;
14. de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Academische Ziekenhuizen,
en de centrales van overheidspersoneel, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, van de Wet Privatisering ABP, te weten:
1. de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP FNV);
2. de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP);
3. het Ambtenarencentrum (AC) en
4. de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF),
in aanmerking nemende dat,
- de meerderheid van partijen eerder een overeenkomst heeft gesloten met de titel
‘Overeenkomst inzake de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid’, laatstelijk gewijzigd in 2003,
- partijen aanleiding zien om de overeenkomst van 2003 thans te herzien, onder andere vanwege het per 1 januari 2020 in werking treden van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren,
- de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties terugtreedt als partij, ten gunste van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Rijk,
- de Minister van OCW terugtreedt als partij bij de overeenkomst ten gunste van de PO-Raad en de VO-raad vanwege de overgang van het sectorwerkgeverschap in de sector Primair- respectievelijk Voortgezet Onderwijs naar de laatstgenoemde organisaties,
- de Unie van waterschappen terugtreedt als partij bij de overeenkomst ten gunste van de Vereniging Werken voor Waterschappen vanwege de overgang van het sectorwerkgeverschap in de sector Waterschappen naar de laatstgenoemde organisatie,
- de Minister voor Rechtsbescherming toetreedt als partij bij de overeenkomst, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Rechterlijke Macht,
- partijen de afspraak hebben gemaakt dat de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid zich uitsluitend gaat richten op zijn wettelijke taken,
- partijen in een herziene ‘Overeenkomst inzake de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid’ de nieuwe afspraken wensen vast te leggen,
komen het volgende overeen
Artikel 1. De Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid
De Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (hierna de Raad) is het overlegplatform waarin de partijen bij deze overeenkomst verenigd zijn voor het voeren van:
a. het paritaire overleg over het wijzigen of vervangen van de pensioenovereenkomst, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Wet privatisering ABP.
b. het tripartite overleg tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, sectorwerkgevers1 en centrales conform artikel 46e Wet op de ondernemingsraden (WOR) over de uitoefening van de bevoegdheden die artikel 46d WOR aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toekent.
Artikel 2. De vertegenwoordiging in de Raad
1. Het overleg in de Raad vindt plaats door vertegenwoordigers van partijen op bestuurlijk niveau, waarbij voor de kabinetssectoren geldt dat zij zich kunnen laten vertegenwoordigen op het ambtelijk niveau van de Directeur-generaal.
2. Een centrale kan twee vertegenwoordigers naar een overleg in de Raad afvaardigen.
3. Een sectorwerkgever kan één vertegenwoordiger naar een overleg in de Raad afvaardigen.
4. De sectorwerkgevers en de centrales wijzen beurtelings een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan voor de duur van een kalenderjaar.
1 Met uitzondering van de sectorwerkgevers die niet onder de werkingssfeer van de WOR vallen, zoals de sectorwerkgevers Defensie, Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs.
Artikel 3. De Pensioenkamer
1. De Raad stelt een commissie in met de naam ‘de Pensioenkamer’, in verband met de bevoegdheid van de Raad tot het wijzigen of vervangen van de pensioenovereenkomst zoals beschreven in artikel 4, derde lid, Wet privatisering ABP2.
2. In een Reglement van orde legt de Raad regels vast ten aanzien van de bevoegdheden en de werkwijze van de Pensioenkamer.
Artikel 4. De WOR-kamer
1. De Raad stelt een commissie in met de naam ‘de WOR-kamer’, in verband met de bevoegdheid van de Raad tot het voeren van het tripartite overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties conform artikel 46e Wet op de ondernemingsraden (WOR) over de uitoefening van de bevoegdheden die artikel 46d WOR aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toekent.
2. In een Reglement van orde legt de Raad regels vast ten aanzien van de bevoegdheden en de werkwijze van de WOR-kamer.
Artikel 5. De Advies- en arbitragecommissie ROP
1. De Raad stelt een onafhankelijke Advies- en Arbitragecommissie ROP (AAC ROP) in.
2. De AAC ROP adviseert op verzoek in geschillen die haar door de Raad of door een van zijn commissies, dan wel door de meerderheid van de centrales of de meerderheid van de sectorwerkgevers ter advisering worden voorgelegd.
3. De AAC ROP doet op verzoek een bindende uitspraak in geschillen die haar door de Raad of door een van zijn commissies worden voorgelegd.
4. De Raad is niet gehouden om geschillen aan de AAC ROP voor te leggen en kan besluiten tot een andere vorm van advisering of geschillenbeslechting.
5. In een separaat Reglement van orde van de AAC ROP legt de Raad regels vast ten aanzien van de bevoegdheden en de werkwijze van de AAC ROP.
6. De kosten van de AAC ROP komen ten laste van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 6. Reglement van orde
De Raad stelt een Reglement van orde vast, waarin voor de Raad en zijn commissies in ieder geval regels worden gegeven omtrent:
1. de mogelijkheid van het instellen van andere commissies dan die, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5, en (technische) werkgroepen;
2. de wijze van bijeenroepen en de frequentie van vergaderingen;
3. de wijze van voorbereiding van ter vergadering te behandelen onderwerpen;
4. de orde van vergaderingen;
5. de wijze van besluitvorming;
6. de bevoegdheden en werkwijzen van de commissies.
Artikel 7. Het secretariaat
1. De Raad en zijn commissies worden ondersteund door een secretariaat.
2. De kosten van het secretariaat komen ten laste van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 8. Duur overeenkomst
De duur van deze overeenkomst bedraagt een jaar, ingaande 1 januari 2022. De overeenkomst wordt telkens onder gelijkblijvende voorwaarden stilzwijgend verlengd met eenzelfde periode, tenzij één of meer der partijen uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de lopende periode te kennen geeft de overeenkomst te willen beëindigen, dan wel een wijziging in de overeenkomst voorstelt.
2 Voorstellen tot wijziging van de inhoud van de pensioenregeling voor militairen en artikel 5 van de pensioenovereenkomst behoeven voorafgaande instemming van het Sectoroverleg Defensie.
Artikel 9. Bekendmaking
Deze overeenkomst zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.
Artikel 10. Inwerkingtreding
Met ingang van 1 januari 2022 treedt deze overeenkomst in de plaats van de overeenkomst van 1 februari 2003.
Handtekeningenblad behorende bij het Reglement van orde van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid’, geldend vanaf 1 januari 2022.
1. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Rijk;
namens deze,
Plaats: Den Haag datum: 1 februari 2022
Naam: Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxxx, directeur-generaal Overheidsorganisatie Handtekening:
2. de Staatssecretaris van Defensie, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Defensie;
namens deze,
Plaats: Den Haag datum: 24 mei 2022 Naam: mr. drs. X.X. xxx xxx Xxxx
3. de Minister van Justitie en Veiligheid, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Politie;
namens deze,
Plaats: Den Haag datum: 28 maart 2022
Naam: X. Xxxxxxxxx, directeur-generaal Politie en Veiligheidsregio’s Handtekening:
4. de Minister voor Rechtsbescherming, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Rechterlijke Macht;
namens deze,
Plaats: Den Haag datum: 8 april 2022 Naam: X. Xxxxxxxx
Handtekening:
5. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Gemeenten;
Plaats: Apeldoorn datum: 22 december 2021 Naam: A.J.M. Heerts
Handtekening:
6. het Interprovinciaal Overleg (IPO), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Provincies;
Plaats: Den Haag datum: 31 december 2021
Naam: X. Xxxxxxx, voorzitter Bestuurlijke Onderhandelingsdelegatie Handtekening:
7. de Vereniging Werken voor Waterschappen (VWVW), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Waterschappen;
Plaats: Middelburg datum: 23 december 2021 Naam: mr. drs. A.J.G. Poppelaars
Handtekening:
8. de Vereniging Universiteiten van Nederland (UNL), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Wetenschappelijk Onderwijs;
Plaats: Den Haag datum: 4 februari 2022 Naam: Xxxxxx Xxxxxxxxxx
Handtekening:
9. de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (WVOI), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Onderzoekinstellingen;
Plaats: 's-Gravenhage datum: 18 januari 2022 Naam: mw. drs. X.X.X. xxx Xxx
Handtekening:
10. de Vereniging Hogescholen, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Hoger Beroepsonderwijs;
Plaats: Den Haag datum: 17 januari 2022 Naam: de heer M. Xxxxxx, voorzitter
Handtekening:
11. de vereniging MBO Raad en de Stichting SBB, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie;
Plaats: Woerden datum: 24 december 2021 Naam: Xxxxx Xxxxx
Handtekening:
12. de vereniging PO-Raad, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Primair Onderwijs;
Plaats: Utrecht datum: 24 december 2021 Naam: Xxxxxx Xxxxx
Handtekening:
13. de vereniging VO-raad, hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Voortgezet Onderwijs;
Plaats: Utrecht datum: 22 december 2021 Naam: H.A.J. xxx Xxxxxxxxx, voorzitter
Handtekening:
14. de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU), hierbij handelend als sectorwerkgever van het personeel dat werkzaam is in de sector Academische Ziekenhuizen;
Plaats: Utrecht datum: 13-1-2022
Naam: mw. prof. dr. M.M.E. Schneider Handtekening:
en de centrales van overheidspersoneel, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, van de Wet Privatisering ABP, te weten:
1. de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP FNV);
Plaats: Utrecht datum: 23-12-2021 Naam: Xxx xxx Xxxxxxxx
Handtekening:
2. de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP); Plaats: Utrecht datum: 29 april 2022
Naam: Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxx Handtekening:
3. het Ambtenarencentrum (AC);
Plaats: Den Haag datum: 22 december 2021 Naam: J.J.C. Debie
Handtekening:
4. de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF).
Plaats: Etten-Leur datum: 13 januari 2022 Naam: dhr. M.E.M. de Natris
Handtekening: