K WA L I T E I T S - INDICATOREN F A R M A C I E
K WA L I T E I T S - INDICATOREN F A R M A C I E
KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ TER BEVORDERING DER PHARMACIE
OP E N B A RE APO TH E K E N M E T I N G O V E R 2 0 2 1
A P O T H E K E R S O R G A N I S A T I E
Bij de totstandkoming van de kwaliteitsindicatoren hebben de volgende partijen
samengewerkt:
• Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie (KNMP)
• Landelijke Huisartsen Vereniging, Apotheekhoudende Afdeling (LHV AHA)
• Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
• Inspectie voor de Xxxxxxxxxxxxxxx xx Xxxxx (XXX)
• Xxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx
• Consumentenbond
KNMP
Xxxxxxxxxxxxxxx 00 0000 XX Xxx Xxxx T 070 37 37 373
E xxxxxxxxx@xxxx.xx I xxx.xxxx.xx
Aan de totstandkoming van deze uitgave is uiterste zorg besteed. Voor informatie die onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaardt de KNMP geen aansprakelijkheid.
INHOUD
INLEIDING 4
ROUTINGVRAAG VOORAF 9
APOTHEEKKENMERKEN 10
0 KWALITEITSMANAGEMENT
0.1 Aanwezigheid gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem 14
1. MEDICATIEBEWAKING
1.1 Check dosering ijzer gebruikers 15
1.2 Indifferente crème bij start met dermale corticosteroïden 17
1.3 Geen monotherapie snelwerkende opioïden 19
1.4 Ouderen met maximaal twee antihypertensiva 21
1.5 Geen overbehandeling triptanen (o.b.v. 3 aanvallen per maand) 24
1.6 Clopidogrelgebruikers met de CYP2C19 status bepaald 26
1.7 Geen gelijktijdig gebruik ACE-remmer en AT2 antagonist 29
1.8 Geen gelijktijdig gebruik van metoclopramide met levodopa 31
1.9 Medicatiebewaking bij bariatrische chirurgie 33
2 DIABETES
2.1 Diabetes type 2 patiënten behandeld met 2 of meer antihypertensiva
waaronder een RAAS-remmer 35
2.2 Diabetes type 2 patiënten met een RAAS-remmer zonder combinatie
van een ACE-remmer en ARB 37
2.3 Extra alertheid op hyperglycemische klachten bij insulinegebruikers
met systemische corticosteroïden 39
2.4 Nierfunctie beschikbaar bij eerste uitgifte SGLT-2-remmers 41
2.5 Diabetes patiënten met risicofactoren behandeld met SGLT-2-remmers 44
2.6 Geen antimycotica bij gebruik SGLT-2-remmer 46
2.7 Diabetespatiënten, die niet voortijdig stoppen na een start met antilipaemica 49
2.8 Aanvullende informatie over risico op uitdrogen bij EU metformine
aan diuretica gebruikers boven de 70 jaar 52
2.9 | Eenvoudige etiketteksten bij metformine | 55 |
2.10 | Beleid voor evaluatie stoppen van antihypertensiva of cholesterolverlagers bij diabetes patiënten | 56 |
3 | GEÏNDIVIDUALISEERDE DISTRIBUTIEVORMEN | |
R3 | Ter hand stellen van geneesmiddelen aan patiënten met ordeningsproblemen | 57 |
K3 | Type patiënten met GDV leveringen | 58 |
3.1 | Uitvoeren van een farmacotherapeutische analyse bij een GDV-patiënt | 60 |
3.2 | Samenwerking met de thuiszorg voor patiënten die GDV ontvangen | 62 |
3.3 | GDV-leveringen door een betrouwbare leverancier | 64 |
3.4 | Borgen van medicatiebewaking bij GDV-patiënten | 66 |
3.5 | LSP-abonnement geactiveerd voor kwetsbare patiënten | 68 |
3.6 | Medicatiebewaking bij GDV-patiënten met rivaroxaban | 70 |
3.7 | Percentage GDV-patiënten waarvoor bij de start van een aanvullend antistollingsmiddel de gebruiksduur is vastgelegd | 72 |
3.8 | Terughalen thuismedicatie bij start van GDV | 75 |
3.9 | Medicatie apart verpakt in GDV voor apart inname tijdstip | 76 |
3.10 | Voorkeur voor nortriptyline boven amitriptyline bij oudere patiënten met GDV | 78 |
3.11 | GDV-patiënten zonder doorgebruik van protonpompremmers na stoppen van NSAIDs | 80 |
4 | ASTMA | |
4.1 | Samenwerking met lokale en regionale ketenpartners | 83 |
4.2 | Samenwerking rondom patiëntbegeleiding voor inhalatie-instructies | 86 |
4.3 | Transparant zorgaanbod apotheek bij nieuwe patiënten | 88 |
4.4 | Informatie over longaanval | 90 |
4.5 | Uniformiteit inhalatoren | 92 |
4.6 | Geen antimycotica bij inhalatiecorticosteroïden | 94 |
4.7 | Beschikbaarheid nieuwe voorzetkamers | 96 |
4.8 | Gebruikers van inhalatiemedicatie zonder stootkuren | 98 |
INLEIDING
Apothekers werken hard aan het verbeteren van de kwaliteit van de geleverde zorg en ook aan het inzichtelijk maken hiervan. Dat gebeurt op verschillende manieren: via zorginhoudelijke kwaliteitsindicatoren, door patiëntervaringsonderzoeken, met etalageplus informatie (bijvoorbeeld over de openingstijden of (extra) services van de apotheek) en via certificering. Deze publicatie gaat over de zorginhoudelijke indicatoren.
PROFESSIONELE STANDAARD
Sinds 2007 vindt jaarlijks een landelijke indicatorenuitvraag plaats. In deze jaren hebben openbaar apothekers de kwaliteit van hun zorg continu verbeterd, mede door het opstellen van richtlijnen voor de beroepsgroep. Deze richtlijnen vormen de Professionele Standaard Farmaceutische Zorg voor de openbare farmacie. De Professionele Standaard definieert wat de maatschappij van openbaar apothekers aan goede farmaceutische zorg kan verwachten. Bij een aantal richtlijnen uit de standaard zijn afgelopen jaren indicatoren ontwikkeld om de implementatie van de richtlijnen te bevorderen.
In de landelijke uitvraag zijn nu vier KNMP- richtlijnen vanuit de Professionele Standaard opgenomen. Het gaat om de richtlijnen: Medicatiebewaking, Diabetes, Astma en Geïndividualiseerde Distributievormen. Apothekers ontvangen na afloop een benchmarkrapport, waarin zij hun scores op deze indicatoren kunnen zien ten opzichte van het landelijk beeld. Deze informatie geeft apothekers inzicht in hun handelen, ook ten opzichte van de andere apotheken.
INDICATORENSETS
De indicatoren in deze gids richten zich op openbare apotheken. Poliklinische apotheken die deze set van de openbare apotheken willen invullen, dienen zich hiervoor te melden via xxxxxxxxx@xxxx.xx. Een deel van de indicatoren wordt ook ingevuld door apotheekhoudende huisartsen.
Aanvullend is er met een werkgroep ook een indicatorenset gemaakt met specifieke aspecten voor apotheken die farmaceutische zorg voor meer dan 10 personen leveren aan instellingen.
Evenzo is er met een andere werkgroep een indicatorenset gemaakt voor dienstapotheken.
KWALITEITSINSTRUMENTEN
Naast het volgen van de Professionele Standaard bij de landelijke uitvraag, is ook de ontwikkeling in gang gezet om de bestaande kwaliteitsinstrumenten (inhoudelijke indicatoren, patiëntervaring en certificatie) meer op elkaar af te stemmen. Verder is de komende jaren het streven om de indicatoren verder te ontwikkelen naar indicatoren die de uitkomsten van zorg meten.
TOELICHTING OP DE ONTWIKKELING VAN DEZE SET OVER 2021
De indicatoren in deze uitvraag voor openbaar apothekers zijn per richtlijn ontwikkeld door verschillende werkgroepen. Deze werkgroepen bestonden uit openbaar, poliklinisch en ziekenhuisapothekers, werkzaam in de praktijk, en uit deskundigen vanuit de richtlijnontwikkeling en methodologie. Deze werkgroepen hebben op basis van de resultaten van de vorige uitvraag de indicatoren kritisch herzien. Te weinig betekenisvolle indicatoren zijn of doorontwikkeld of vervangen.
Hierbij is ook gelet op de eerder gemaakte opmerkingen van apothekers. Tevens is rekening gehouden met de ambitie om vragen over beschikbare structuren te vervangen door proces- en uitkomstindicatoren. Dit ontwikkelproces met resultaat is goedgekeurd door het bestuur van de Wetenschappelijke Sectie Openbare Farmacie (WSO).
Met deze set worden 66 aspecten uitgevraagd met 39 indicatoren. Hiervan zijn:
• 16 indicatoren zijn op basis van definities door de KNMP geheel voorberekend door de KNMP/SFK webrapportage indien u hieraan deelneemt; bij 9 aspecten stelt de SFK de noemers beschikbaar.
• 33 indicatoren zijn vragen over de aanwezigheid van structuren en 33 gaan over processen.
• Op advies van de werkgroepen vragen wij u voor 10 relevante indicatoren om voor een aantal
patiënten in kaart te brengen hoe goed processen in 2021 in uw apotheek zijn verlopen.
De informatie hiervoor kan nog niet geautomatiseerd uit de systemen worden gehaald. Dat is in de toekomst wenselijk – en hiervoor worden stappen genomen. Door het belang van deze
aspecten voor de kwaliteit van zorg zijn de indicatoren nu al opgenomen in de landelijke uitvraag. Aan de hand van een steekproef kunt u bepalen of uw zorg voldoende is geregeld en anders uw zorg aanpassen. Uw scores voor deze indicatoren zijn voor uw intern gebruik en zullen geen deel uitmaken van de openbare dataset over 2021.
STUURGROEP KWALITEITSINDICATOREN FARMACIE
De uitvraag van de kwaliteitsindicatoren gebeurt sinds 2012 in samenwerking met de Stuurgroep Kwaliteitsindicatoren Farmacie (KIF). In deze stuurgroep zijn de koepelorganisaties KNMP, NVZA, LHV Apotheekhoudende Afdeling, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Patiëntenfederatie Nederland en de Consumentenbond vertegenwoordigd. De zorgverzekeraars zijn uitgenodigd, maar hebben desondanks niet deelgenomen in 2021.
De gegevens worden verzameld door de Stichting Kwaliteits Indicatoren Farmacie, SKIF. Om het ontsluiten van verzamelde data zorgvuldig en transparant te doen is door SKIF een dataprotocol opgesteld waarin afspraken staan over gebruik en ontsluiting van de data. Apothekers en apotheekhoudende huisartsen maar ook de vragende partijen hebben uiteraard actief inbreng geleverd bij het opstellen van het dataprotocol.
PUBLICATIE VAN RESULTATEN
De scores op indicatoren per apotheek worden na een toetsing op validiteit en na goedkeuren hiervan door het WSO bestuur en de Stuurgroep Kwaliteitsindicatoren Farmacie openbaar toegankelijk gemaakt. Hiermee wordt met de uitvraag van de kwaliteitsindicatoren informatie verzameld die meerdere doelen dient en bruikbaar is voor meerdere partijen.
Zo komen apothekers met de publicatie van hun resultaten tegemoet aan de wens van zorg-consumenten, zorgverzekeraars, IGJ en beleidsmakers om inzicht te verschaffen in geleverde zorgprestaties op apotheekniveau.
VRAGENDE PARTIJEN
Wie heeft er belang bij de uitvraag van de kwaliteitsindicatoren en/of welke partijen hebben interesse
in de resultaten:
• Apothekers en apotheekhoudende huisartsen krijgen de mogelijkheid om de kwaliteit van hun geleverde zorg te tonen. Het levert hen ook direct inzicht in welke verbeteringen gemaakt kunnen worden.
• Zorgconsumenten krijgen inzicht in de kwaliteit van een apotheek en hiermee de mogelijkheid om een zorgverlener te kiezen die voldoet aan hun eisen en behoeften.
• Zorgverzekeraars krijgen inzicht in de kwaliteit van de zorg in een apotheek en zijn hierdoor beter in staat om zorg in te kopen.
• IGJ gebruikt de informatie voor haar toezicht¬ en handhavingstaak.
• Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) kan passend beleid ontwikkelen dat leunt op realistische mogelijkheden van apotheken.
SFK
Apotheken die deelnemen aan de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) kunnen de indicatorscores die de SFK in samenwerking met de KNMP berekent inclusief de ondergrens, automatisch inladen in de online enquête. Als uw apotheek ook deelneemt aan een cluster van apotheken met hetzelfde patiëntenbestand, dan kunt u – naast individuele gegevens van de apotheek – clustergegevens aanleveren.
R O U T IN G V R AA G V OOR A F
De antwoorden op deze vraag bepalen de aantal sets, die van toepassing zijn. Apothekers of apotheek houdende huisartsen, die ook nog functies als instellings- of dienstapotheek vervullen, dienen deze sets ook in te vullen.
WELKE FUNCTIES VERVULT UW APOTHEEK / PRAKTIJK?
(meerdere antwoorden zijn mogelijk)
• Openbare apotheek (Set Openbare farmacie )
• Poliklinische apotheek (Set Openbare farmacie)
• Apotheekhoudende huisarts (subset Apotheekhoudende Huisartsen in Set Openbare farmacie)
• Dienstapotheek (Set Dienstapotheken)
• Farmaceutische zorg aan instellingen (WLZ, GRZ, ELV, WLZ zonder behandeling) voor meer dan
10 personen (Set Instellingsapotheken)
• Internetapotheek (als apotheek die geneesmiddelen via internet aanbiedt en ter hand stelt zonder direct persoonlijk contact in een zodanige omvang dat hierdoor tenminste 20% van de receptregels in het rapportagejaar gerealiseerd is) (Set Openbare farmacie)
• Apotheek met unieke leveranties (als apotheek die, met een bedrijf dat verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een UR-geneesmiddel, afspraken heeft over de (nagenoeg) exclusieve distributie van dit middel op de Nederlandse markt) (Set Openbare farmacie)
A P O T H E E K K E N M E R K E N
V O O R O P E N B A R E A P O T H E K E N
DOELSTELLING KENMERKEN
Deze kenmerken gaan vooraf aan de uitvraag van de Kwaliteitsindicatoren Farmacie over het jaar 2021. Zij leveren inzichten voor het bepalen van de validiteit en betrouwbaarheid van uw antwoorden op de kwaliteitsindicatoren. Zij maken geen deel uit de van de set Kwaliteitsindicatoren Farmacie voor publicatie.
1. Worden er in uw apotheek geneesmiddelen bereid voor eigen patiënten?
Ja
Nee
Voor toediening gereed maken in de geregistreerde eindverpakking is geen bereiden. Voorbeeld:
antibiotica suspensies.
2. Xxxxxxx u in uw apotheek steriele of aseptische geneesmiddelen?
Ja
Nee
3. Xxxxxxx u individueel en/of op voorraad?
Ja, individueel Ja, op voorraad
Ja, zowel individueel als op voorraad
Nee
4. Hoeveel bereidingen, die worden ingenomen, bereidt u jaarlijks?
Minder dan 15 bereidingen 15 bereidingen of meer
Alles behalve dermatica en steriele of aseptische geneesmiddelen.
5. Worden er in uw apotheek geneesmiddelen bereid voor patiënten van andere apotheken?
Ja
Nee
Zo ja, voor hoeveel andere apotheken in het rapportagejaar?
6. Beschikt uw apotheek over een GDS-machine om medicatierollen (weekrollen) te maken?
Ja, aantal machines, merk, type en locatie
Nee
7. Met wie heeft uw apotheek een formeel samenwerkingsverband op zorginhoudelijk terrein? Samenwerkingsverbanden ten behoeve van de diensten of FTO worden hier niet bedoeld. Meerdere antwoorden mogelijk:
Geen formeel samenwerkingsverband
Met andere apotheken van eenzelfde eigenaar of binnen een maatschap
Met andere zorgverleners binnen een zorg- of gezondheidscentrum of ziekenhuis Met zorgverleners in een ICT-cluster met een gezamenlijk patiëntenbestand Anders:
8. Xxxxxxx apothekers en apothekersassistenten (in fte) zijn werkzaam in de apotheek?
Eén fte is een volledige werkweek
fte’s apothekers (38 uur) zijn werkzaam in de apotheek
fte’s apothekersassistenten (36 uur)
9. Welk AIS (Apotheek Informatiesysteem) wordt gebruikt in deze apotheek?
CGM Apotheek / Mira FarmaSys (Caresoft) PharmaCom (PharmaPartners)
VidiVici (Verenigde Apotheken Limburg) Apro (Promedico)
Xxxxxx:
10. Levert de apotheek geneesmiddelen aan patiënten opgenomen in een verpleeghuis of aan geïndiceerde verpleeghuispatiënten in een verzorgingshuis?
Ja
Nee
11. Is de apotheek aangesloten bij een formule of keten?
Ja, Alphega
Ja, BENU Apotheek Ja, Boots
Ja, Medsen Apotheek Ja, Pact
Ja, Service Apotheek Ja, Thio Pharma
Ja, Zorggroep Almere Ja, anders:
Nee, niet bij een keten of formule aangesloten
12. Hoe ervaart u de samenwerking met andere zorgverleners in uw regio?
Goed Matig Slecht
13. Is uw apotheek aangesloten bij een regionale apothekersorganisatie?
Ja
Nee, door naar indicatoren
14. Heeft de regionale apothekersorganisatie meerwaarde voor uw apotheek (gehad)?
Ja
Nee
Niet van toepassing
15. Is er sprake van kennisdeling tussen de apotheken die lid zijn van uw regionale apothekersorganisatie?
Ja
Nee
16. Is uw apotheek actief betrokken bij een regionale apothekersorganisatie (bv. door deelname in een commissie, of de apotheker is voorzitter, secretaris of penningmeester van de regionale apothekersorganisatie)?
Ja
Nee
17. Ervaart u de totstandkoming van samenwerking in uw regionale apothekersorganisatie als soepel?
Ja
Nee
Niet van toepassing
0 KWALITEITSMANAGEMENT
Indicator 0.1 Aanwezigheid gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem Hoofdstuk Kwaliteitsmanagement
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Indicator A Beschikte de apotheek per 31 december 2021 over een
gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem (bijv. HKZ of ISO)?
Ja
Nee, door naar volgende indicator
B Zo ja, wat is het nummer van het certificaat?
C Zo ja, door welke instelling is het certificaat verstrekt?
Meerdere opties mogelijk: Dekra
KMVA
Xxxxx’x Tüv Xxxxxx:
Toelichting De zorginstelling waar farmaceutische zorg wordt geleverd, beschikt
over een certificaat voor het kwaliteitsmanagementsysteem.
Dit systeem waarborgt dat producten en diensten op consistente wijze worden geleverd en wordt voldaan aan eisen van de patiënt en aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Verhogen van
patiënttevredenheid en continue verbetering maken onderdeel uit van het kwaliteitsmanagementsysteem. Bij een ‘hybride’ dienstapotheek, waar bijvoorbeeld de openbare apotheek over een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem beschikt, dient binnen dit systeem expliciet aandacht aan de zorgfunctie van de dienstapotheek te worden besteed. Daarom is vraag D aanvullend opgenomen.
Type indicator Structuur
1. M E D I C A T I E B E W A K I N G
Indicator 1.1 Check dosering ijzer gebruikers
Richtlijn Medicatiebewaking
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode 2021 (voor alle gevonden patiënten tot maximaal 10)
Aanleiding Voor patiënten boven 18 jaar, die niet zwanger zijn en zonder dialyse of bariatrische chirurgie, dient ijzer 2 keer per week gegeven te worden.
Hiermee worden goede spiegels bereikt met minder bijwerkingen. Voor de uitgesloten groepen is nog niet voldoende bewijs dat 2 keer per week werkzaam is.
Indicator Het percentage van de 10 geselecteerde ijzer gebruikers boven 18 jaar dat een reden heeft voor dagelijks ijzergebruik binnen alle ijzergebruikers met dagelijkse dosering.
Uw score voor de noemer van deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan
SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze
enquête.
Reden dagelijkse dosering Dialyse, bariatrische chirurgie, zwangerschap
Medicatie IJzer: B03AA zonder ijzerpreparaten met vertraagde afgifte gpk 164917
Aflevering Aflevering van ‘medicatie’ in de rapportageperiode
Dagelijkse dosering Dagelijkse dosering van ijzer met een dagelijkse dosering van tenminste
0.4 defined daily doses, DDD’. 1 DDD = 600 mg
Selectie Inclusie: boven 18 jaar, voorschrijver huisarts
Hiervoor 10 personen met ijzer gebruik nalopen. Indien er minder worden gevonden, dan alleen deze personen nalopen en het aantal in de noemer van deze indicator vermelden.
Voor deze patiënten dient achterhaald te worden of een reden voor
dagelijkse dosering bestaat.
A 10 patiënten met een ‘aflevering’ van ‘medicatie’ met ‘dagelijkse dosering’
B patiënten uit A met een ‘reden dagelijkse dosering’
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Aangezien de hier gewenste informatie voor de teller nog niet
geautomatiseerd uit de systemen kan worden gehaald, wordt u hier verzocht om dit handmatig bij een steekproef van patiënten te achterhalen. De hiermee behaalde percentages dienen voor intern gebruik en zijn niet geschikt voor vergelijkingen tussen apotheken.
Het advies is om ijzerdoseringen dagelijks te wijzigen naar twee keer per week, tenzij er redenen hiervoor zijn.
Onderbouwing NHG-Standaard Anemie M76 Versie 2.1 noot 41. Beschikbaar via:
xxxxx://xxxxxxxxxxx.xxx.xxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx#xxxxxxxxx-xxxxx- richtlijnen-diagnostiek xxxxx://xxx.xxx.xxx/xxxxxxx/xxxxxx/xxx-xxxxxxxxx-xxxxxx- geactualiseerd-doseringsadvies-ijzersuppletie-aangepast
Hepcidine blijkt de belangrijkste regulerende rol te spelen in het ijzermetabolisme. De productie van hepcidine door de lever neemt toe bij een hogere intracellulaire ijzerconcentratie en remt de ijzeropname in de darm gedurende 24 uur na orale ijzerinname. Daarom zou intermitterende ijzersuppletie (op niet-opeenvolgende dagen; 1-3
keer per week) even effectief zijn als dagelijkse suppletie en minder bijwerkingen hebben (Stoffel NU, Zeder C, Xxxxxxxxxx GM, Xxxxxxx D, Xxxxxxxxx MB. Iron absorption from supplements is greater with
alternate day than with consecutive day dosing in iron-deficient anemic women. Haematologica 2020;105:1232-9).
Type indicator Proces
Indicator 1.2 Indifferente crème bij start met dermale corticosteroïden Richtlijn Medicatiebewaking
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Indifferente middelen kunnen droogheid, jeuk en irritatie verminderen doordat de huidbarrière hersteld wordt. Gebruik van indifferente middelen in combinatie met corticosteroïden lijkt bovendien de benodigde hoeveelheid corticosteroïd te verminderen. Het is daarom van belang naast de behandeling met dermale corticosteroïden, ook een indifferente crème of zalf te gebruiken.
Indicator Bij welk percentage van eerste uitgiften dermale corticosteroïd crème is ook een indifferent crème afgeleverd?
Uw score van deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Corticosteroïd crème: D07 (zonder X00XX00, X00XX00, X00XX00, X00XX00 en zonder gpk 17132, 92878, 87238, 11541, 63746); allen
zonder farmaceutische vorm 1 (emulsie), 482 (suspensie voor cutaan gebruik), 710 (shampoo), 730 (schuim voor cutaan gebruik) Indifferente crème: D02
Antimycotica voor dermatologisch gebruik: D01
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode
Eerste uitgifte ‘Aflevering’ ‘dermale corticosteroïd crème’ in de rapportageperiode
zonder dat er in de voorafgaande 12 maanden een aflevering van de geneesmiddelgroep is geweest. Tevens was bij de aflevering een eerste uitgifte tarief vastgelegd.
Gelijktijdige aflevering Aflevering van medicatiegroepen op dezelfde dag in de
rapportageperiode
Gelijktijdig gebruik Aflevering van ‘indifferente crème’ tenminste 30 dagen voor of na de ‘eerste uitgifte’ van ‘dermale corticosteroïd crème’, waardoor gelijktijdig gebruik aannemelijk is.
Passant Een passant is iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Exclusie: passant, patiënten met ‘gelijktijdige aflevering’ van ‘corticosteroïd crème’ en ‘antimycotica voor dermatologisch gebruik’ Inclusie: huisartsen recepten
A Patiënten met een ‘eerste uitgifte’ van ‘dermale corticosteroïd crème’. B Patiënten uit A met een ‘gelijktijdige aflevering’ van ‘indifferente crème’.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Mogelijk worden bij deze selectie patiënten in de teller gemist, die een indifferente crème elders hebben verkregen of zelf hebben aangeschaft.
Onderbouwing NHG-STANDAARD M37 Eczeem | NHG-Richtlijnen
Type indicator Proces
Indicator 1.3 Geen monotherapie snelwerkende opioïden
Richtlijn Medicatiebewaking
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Indien behandeling met opioïden geïndiceerd is, wordt gebruik van een langwerkend opioïd geadviseerd. Kortwerkende opioïden kunnen aan de behandeling worden toegevoegd bij (voorspelbare) doorbraakpijn. Indien het kortwerkende opioïd vaker dan 4x per dag nodig is, zal beoordeeld moeten worden of de onderhoudsdosering met het langwerkende opioïd verhoogd dient te worden. Behandeling met kortwerkende opioïd alleen is enkel in spoedgevallen of specifiek gedefinieerde situaties geïndiceerd. Langdurig gebruik van kortwerkende opioïden zonder
een langwerkend opioïden geeft een verhoogd risico op suboptimale behandeling en afhankelijkheid.
Indicator Percentage gebruikers van kortwerkende opioïden met gelijktijdig gebruik van langwerkende opioïden.
Uw score van deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert.
Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Sterkwerkende opioïden met gereguleerde afgifte: N02A excl. N02AX02 (tramadol) en excl. N02AJ13 (tramadol met paracetamol) met de farmaceutische vormen 310, 350, 375, 905 (met gereguleerde afgifte)
en 751, 752 (transdermaal pleister)
Snelwerkend opioïd: fentanyl: N02AB03 en oxycodon: N02AA05; beiden met farmaceutische vormen 75, 80 (buccaal tablet), 330 (zuigtablet), 331 (sublinguaal tablet) en 521 (neusspray)
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode of de voorafgaande 3 maanden
Gebruik In de rapportageperiode op basis van een ‘aflevering’ voor tenminste
3 dagen
Standaard Indien geen daggebruik is geregistreerd, wordt de gebruiksperiode
gebruiksperiode standaard gezet op 30 dagen
Gelijktijdig gebruik Met een gebruiksperiode van minimaal 3 dagen onafgebroken in de
rapportageperiode op basis van ‘afleveringen‘ in de rapportageperiode.
Passant Een passant is iemand die in een periode van 2 jaar slechts één. voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Exclusie: passant
A patiënten met gebruik van ‘snelwerkend opioïd’ door de huisarts.
B patiënten uit A met een ‘gelijktijdig gebruik’ van ‘sterkwerkende opioïden met gereguleerde afgifte’.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting De definities van deze indicator volgen de indicator uit de ’Monitor
voorschrijven huisartsen’ van IVM (xxx.xx.xx), maar worden hier specifiek op huisartsvoorschriften toegepast.
Er zijn wel uitzonderingen waarbij alleen een kortwerkende opioïd gebruikt kan worden, zoals voor mensen met voorspelbare pijn, bij wassen door thuiszorg of perioperatief.
Onderbouwing Xx Xxxx X, Xxxxxxx PGH, Xxxxxx D, Xxxx AJA, Xxxxxxx S, Xxx Xxxxxx M, Xxx Xxxxxxxxx RS, Van de Vusse A, Xxx xxx Xxxx M, Xxx Xx A, Veldhoven CMM, Verduijn MM. NHG-Standaard Pijn M106 Versie 2.2 Pijn | NHG-Richtlijnen
Type indicator Proces
Indicator 1.4 Ouderen met maximaal twee antihypertensiva
Richtlijn Medicatiebewaking
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Bij drie of meer antihypertensiva en een systolische bloeddruk van 130 mmHg of lager is het advies om een middel te stoppen. Dat geldt ook bij ouderen boven de 80 jaar, waar de streefwaarde niet per se gehaald hoeft te worden.
Indicator Percentage oudere gebruikers van antihypertensiva met maximaal twee antihypertensiva.
Uw score van deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Antihypertensiva
– C03A Diuretica (thiaziden)
– C03B Diuretica (overig tubulair werkend)
– C03E Diuretica + kaliumsparende diuretica
– C07AB Selectieve bèta-blokkers
– C07B Bètablokker + thiazide
– C07C Bètablokker + overige diuretica
– C08CA Dihydropyridine derivaten
– C09A ACE-remmers
– C09BA ACE-remmers combi met diureticum
– C09C Angiotensine-II-antagonisten
– C09D Angiotensine-II-antagonisten in combinatie met diureticum
RAAS-remmers: C09
Lisdiuretica: C03CA
Aflevering Een aflevering van ‘medicatie’ in de ‘rapportageperiode’ en de
voorafgaande 3 maanden.
Gebruik Met een gebruiksperiode van ‘medicatie’ van tenminste 30 dagen in de ‘rapportageperiode’ op basis van een ‘aflevering’.
Standaard Indien geen daggebruik is geregistreerd, wordt de gebruiksperiode
gebruiksperiode standaard gezet op 30 dagen.
Gecorrigeerde Binnen ‘gebruikers’ van een geneesmiddelgroep de gebruiksperioden
gebruiksperiode corrigeren voor overlappende afleveringen.
Gelijktijdig gebruik 3 of Overlap van ‘gecorrigeerde gebruiksperiode’ van ‘gebruiker’ van
meer antihypertensiva ‘antihypertensiva’ voor drie of meer geneesmiddelgroepen voor
tenminste 30 dagen onafgebroken in de rapportageperiode.
Hartfalen Overlap van ‘gecorrigeerde gebruiksperiodes’ van ‘RAAS-remmers’ en ‘Lisdiuretica’ voor tenminste 30 dagen onafgebroken in de rapportageperiode.
Selecties Inclusie: vanaf 80 jaar
Exclusie: hartfalen
A patiënten met ‘gebruik’ van een ‘antihypertensivum’
B patiënten uit A zonder ‘gelijktijdig gebruik 3 of meer antihypertensiva’
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Bij kwetsbare ouderen moet aandacht zijn voor veiligheidsaspecten bij behandeling van hoge bloeddruk. Observationele studies maken melding van vaker optreden van onder andere orthostatische hypotensie, duizeligheid, vallen, elektrolytstoornissen en cognitieve achteruitgang als gevolg van bloeddrukverlagende behandeling bij kwetsbare ouderen. De eventueel te verwachten winst van behandeling met antihypertensiva
in de vorm van afname van cardiovasculaire en cerebrovasculaire eindpunten is bij kwetsbare ouderen minder duidelijk voorspelbaar. Voor- en nadelen dienen te worden afgewogen bij de individuele patiënt.
Onderbouwing Kennisdocument Bloeddrukverlagende middelen NHG.
xxxxx://xxxxxxxxxxx.xxx.xxx//xxxxx/0000-00/Xxxxxxxxxx%00 Kennisdocument%20Bloeddrukverlagende%20middelen_0.pdf Federatie Medisch Specialisten. Richtlijn Cardiovasculair risicomanagement. xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxx_xxxxxxxxxxxxxxxx_ cvrm/risicofactor_interventie_bij_cvrm/bloeddruk_bij_cvrm/kwetsbare_ ouderen_met_hypertensie_bij_cvrm/stoppen_antihypertensiva_bij_ ouderen_bij_cvrm.html
Type indicator Proces
Indicator 1.5 Geen overbehandeling triptanen (o.b.v. 3 aanvallen per maand) Richtlijn Medicatiebewaking
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Indicator Het percentage triptaan gebruikers zonder overbehandeling.
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Triptanen:
N02CC in de toedieningsvormen oraal (9), nasaal (6), rectaal (12) en subcutaan (21)
Profylaxe:
C07AA05 (propranolol), C07AB02 (metoprolol), C07AB03 (atenolol), C07AA06 (timolol), N03AX11 (topiramaat), X00XX00 (xxxxxxxxxxxxx), X00XX00 (xxxxxxxxxxx), X00XX00 (xxxxxxxxxxx), C09AA03 (lisinopril), C08DA01 (verapamil), N02CX01 (pizotifeen), N02CX02 (clonidine)
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode of de 3 voorafgaande maanden
Aflevering profylaxe in Een ‘aflevering’ van profylaxe in de laatste 4 maanden van de
de laatste 4 maanden rapportageperiode.
Aflevering triptanen Met een ‘aflevering’ van xxxxxxxxx in de rapportageperiode.
Maximale ddd per Sumatriptan oraal (N02CC01, toedieningsweg 9): 6 DDD
migraine aanval Sumatriptan, nasaal, rectaal of subcutaan (N02CC01, toedieningsweg 6,
12, 21 oftewel gpk 111546, 116483, 100366 en 83208): 2 DDD
Zolmitriptan (N02CC03): 4 DDD
Overige triptanen (N02CCC02, N02CCC04 en N02CCC05): 2 DDD Geen overbehandeling (o.b.v. 3 migraine aanvallen per maand) Gebruik van minder dan 216 DDD sumatriptan (oraal); of minder dan 72 DDD sumatriptan (nasaal, rectaal of subcutaan); of minder dan 144 DDD zolmitriptan (oraal); of minder dan 72 DDD overige triptanen (oraal) in totaal in de rapportageperiode op basis van ‘afleveringen’.
Passant Iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Inclusie: alleen huisartsenvoorschriften patiënten =< 80 jaar Exclusie: ‘Passant’
A Patiënten met ‘aflevering triptanen’
‘Aflevering’ van ‘xxxxxxxxx’ in de eerste 4 maanden van de
rapportageperiode.
B Patiënten met ‘geen overbehandeling’ van ‘triptanen’ in de rapportageperiode of een ‘aflevering profylaxe in de laatste 4 maanden’.
Teller B
Noemer A
Percentage B / A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Er wordt geadviseerd om bij een frequentie van 2 of meer aanvallen per maand de mogelijkheid van preventieve behandeling te bespreken.
Om overrapportage te voorkomen wordt in deze indicator gerekend met minimaal 3 aanvallen per maand. Patiënten die reeds profylaxe gebruiken worden uitgesloten.
Onderbouwing NHG-Standaard Hoofdpijn. xxxxx://xxxxxxxxxxx.xxx.xxx/xxxxxxxxxxx/
hoofdpijn#volledige-tekst-tabel18
Indicator 1.6 Clopidogrelgebruikers met de CYP2C19 status bepaald Richtlijn Medicatiebewaking
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts vraag A en B
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Bij PM en IM van CYP2C19 is het risico op ernstige cardio- en cerebrovasculaire incidenten verhoogd bij een dotterbehandeling of stentplaatsing (percutane coronaire interventie) en bij patiënten met een beroerte of TIA. Dit komt doordat de variatie in het gen de activering van clopidogrel vermindert. Er wordt daarom geadviseerd om voor start van de behandeling met clopidogrel het genotype bij deze patiënten te bepalen.
Indicator A In hoeverre ontvangt uw apotheek informatie over farmacogenetische bepalingen van uw patiënten?
Structureel Regelmatig Slechts incidenteel Nooit
Indicator B Op welke manieren ontvangt u de meeste informatie over farmacogenetische bepalingen van uw patiënten?
Via LSP
Inzage lab
Via de huisarts Xxxxxx:
Type indicator Structuur
Indicator C Voor hoeveel procent van 5-10 starters met clopidogrel of patiënten
waarbij de dosis van clopidogrel is gewijzigd, is bij uw apotheek het CYP2C19 genotype bekend?
Uw score voor de noemer van deze indicator vindt u in de KNMP/ SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Clopidogrel: B01AC04
Aflevering Een aflevering van ‘medicatie’ in de ‘rapportageperiode’.
Eerste uitgifte ‘Aflevering’ van ‘medicatie’ in de rapportageperiode van tenminste
11 dagen zonder dat er in de voorafgaande 12 maanden een aflevering van de geneesmiddelgroep is geweest. Tevens was bij de aflevering een eerste uitgifte tarief vastgelegd.
Gebruik Met een gebruiksperiode van ‘medicatie’ van tenminste 30 dagen in de ‘rapportageperiode’ op basis van een ‘aflevering’.
Gecorrigeerde Binnen ‘gebruikers’ van clopidogrel de gebruiksperioden corrigeren voor
gebruiksperiode overlappende afleveringen.
Passant Een passant is iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Exclusie: Passanten
A 5 patiënten met een ‘eerste uitgifte’ van clopidogrel – en indien niet
voldoende, ook bestaande gebruikers van clopidogrel
B patiënten uit A met een bekend genotype van CYP2C19 in 2021
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Type indicator Proces
Toelichting Aangezien beschikbare farmacogenetische informatie niet bekend is
bij SFK, verzoeken wij u om voor een steekproef van 5-10 patiënten te achterhalen of bij u deze informatie bekend is.
Met deze indicator willen wij inventariseren hoe goed farmaco- genetische informatie in de praktijk beschikbaar is en bewustwording creëren bij de individuele apotheekteams. Daarnaast willen wij een volledige registratie van deze informatie aanbevelen: de uitkomst van de farmacogenetische bepaling kan als contra-indicatie ingevoerd worden in het AIS. EM/NM, IM, PM en UM kunnen als contra-indicatie in het AIS ingevoerd worden, zodat medicatiebewaking plaats vindt. Het
strekt tot aanbeveling om elke genotype vast te leggen, zodat duidelijk is of een bepaling plaats heeft gevonden en niet alleen de ‘afwijkende’ genotypes IM, PM, UM vast te leggen.
Onderbouwing Adviestekst ‘CLOPIDOGREL CYP2C19 PM-IM-UM’ opgesteld door de werkgroep farmacogenetica.
Indicator 1.7 Geen gelijktijdig gebruik ACE-remmer en AT2 antagonist Richtlijn Medicatiebewaking
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Bij de behandeling van hypertensie kan stapsgewijs een middel
toegevoegd worden (uit verschillende groepen). Alleen de combinaties bètablokker-diuretica (risico op DM) en ACE-remmer-ARB (risico op nierfalen) worden niet aanbevolen.
Indicator Het percentage gebruikers van RAAS-remmers zonder gelijktijdig gebruik
xxx XXX xxxxxxx en AT2 antagonisten.
Uw score van deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie RAAS-remmers: C09
ACE remmers: C09A ACE-remmers, C09B ACE-remmers combi met diureticum.
AT2 antagonist: C09C Angiotensine-II-antagonisten, C09D Angiotensine-II-antagonisten in combinatie met diureticum.
Aflevering Een aflevering van ‘medicatie’ in de ‘rapportageperiode’ of de drie
voorafgaande maanden.
Gebruik Met een gebruiksperiode van ‘medicatie’ van meer dan 90 dagen onafgebroken in de ‘rapportageperiode’ op basis van een ‘aflevering’.
Standaard Indien geen daggebruik geregistreerd is, standaard van een
gebruiksperiode gebruiksperiode van 30 dagen uitgaan.
Gecorrigeerde Binnen de ‘gebruikers’ de gebruiksperioden van ‘medicatie’ op
gebruiksperiode groepsniveau van de geneesmiddelen corrigeren voor overlappende
afleveringen.
Gelijktijdig gebruik Overlap van ‘gecorrigeerde ‘gebruiksperioden’ van ‘ACE remmers’
met ‘AT2 antagonisten’ voor meer dan 90 dagen onafgebroken in de
rapportageperiode.
Selecties Inclusie: patiënten voor wie de laatste ‘aflevering’ in de rapportage- periode op voorschrift van een huisarts was.
A Patiënten met ‘gebruik’ van ‘RAAS-remmers’.
B Patiënten uit A zonder ‘gelijktijdig gebruik’ van ‘ACE-remmer’ met ‘AT2 antagonist’.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Het nut van gecombineerde blokkade van het RAAS door ACE-remmers samen met ARB’s te geven, is tot nu toe niet bewezen voor belangrijke cardiovasculaire uitkomstmaten noch voor uitkomstmaten van nierfunctie. Wel zijn nadelige effecten beschreven ten aanzien van CVA, hypotensie, hyperkaliëmie en nierfunctieverslechtering [Mann, 2008; Xxxxx, 2008]. Daarom wordt geadviseerd zeer terughoudend te zijn met het combineren van deze middelen en dit alleen in de tweede lijn toe te passen.
Onderbouwing NHG-Standaard CVRM. xxxxx://xxxxxxxxxxx.xxx.xxx//xxxxx/0000-00/
Praktische%20handleiding%20bij%20de%20NHG-Standaard%20 CVRM%202020_23_07.pdf
Type indicator Proces
Indicator 1.8 Geen gelijktijdig gebruik van metoclopramide met levodopa Richtlijn Medicatiebewaking
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Wanneer Parkinsonpatiënten metoclopramide in gebruik hebben kan dit ervoor zorgen dat deze patiënten een groter dopaminetekort hebben, met als gevolg meer symptomen van Parkinson.
Indicator Het percentage gebruikers van levodopa zonder gelijktijdig gebruik van
metoclopramide.
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Metoclopramide: A03FA01
Levodopa: N04BA01, N04BA02
Aflevering Een aflevering van ‘medicatie’ in de ‘rapportageperiode’ of de drie
voorafgaande maanden.
Gebruiker Met een gebruiksperiode van ‘medicatie’ van tenminste 10 dagen onafgebroken in de ‘rapportageperiode’ op basis van een ‘aflevering’
Gecorrigeerde Binnen ‘gebruikers’ van een geneesmiddelgroep de gebruiksperioden
gebruiksperiode corrigeren voor overlappende afleveringen.
Standaard Indien geen daggebruik geregistreerd is, standaard van een
gebruiksperiode gebruiksperiode van 30 dagen uitgaan.
Gelijktijdig gebruik Overlap van ‘gecorrigeerde gebruiksperiode’ van ‘gebruikers’ van
‘metoclopramide’ en van ‘gebruikers’ van ‘levodopa’ voor tenminste 10
dagen onafgebroken in de rapportageperiode.
Selecties A ‘gebruikers’ van ‘levodopa’.
B patiënten uit A zonder ‘gelijktijdig gebruik’ van ‘metoclopramide’.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Anti-emetica (metoclopramide) kunnen de werking van dopamine-
agonisten, die gebruikt worden voor Xxxxxxxxx, tegengaan en zijn daarom te vermijden. Uitzondering is domperidon, dat wel kan worden gebruikt.
Voor patiënten die dopaminerge middelen tegen restless legs gebruiken, dient deze interactie melding anders beoordeeld te worden.
Onderbouwing M98 NHG-Standaard Ziekte van Parkinson, versie 1.0 juli 2011
KNMP Kennisbank. MFB. Parkinson: metoclopramide/alizapride (1810-1)
Type indicator Proces
Indicator 1.9 Medicatiebewaking bij bariatrische chirurgie
Richtlijn Medicatiebewaking
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts (a en c)
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Voor patiënten met bariatrische chirurgie ontwikkelt het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP medicatiebewakingsadviezen. Voor het uitvoeren van medicatiebewaking is het nodig dat patiënten met bariatrische chirurgie in de apotheek bekend zijn met een vastgelegde contra-indicatie.
Indicator A Zijn de patiënten die bariatrische chirurgie (BC) hebben ondergaan bekend in uw apotheek, doordat de contra-indicatie ‘BC’ in het Apotheek Informatie Systeem staat geregistreerd?
Ja
Nee
B Heeft u samenwerkingsafspraken met huisarts(en) om deze patiëntengroep in beeld te krijgen voor de farmaceutische zorg?
Ja
Nee
C Weet u in welke ziekenhuizen uw patiënten voor BC worden geopereerd, zodat afspraken voor informatie overdracht gemaakt kunnen worden?
Ja
Nee
Toelichting In Nederland lijden ruim 100.000 volwassenen aan de ernstigste vorm van zwaarlijvigheid. Gemiddeld betekent dit ongeveer 50 mensen met morbide obesitas per apotheek. Ongeveer 12.000 personen ondergaan per jaar in Nederland bariatrische chirurgie. Dat zijn gemiddeld zes personen per apotheek per jaar. Het aantal volwassenen (18 jaar en ouder) met overgewicht en obesitas neemt nog steeds toe.
De verwachting is dat in 2040 60% van de volwassenen overgewicht of obesitas heeft (RIVM, 2021).
Bron: Richtlijn Diagnostiek, ondersteuning en zorg voor kinderen met obesitas, december 2021. De contra indicatie BC geldt levenslang.
Ad A De contra-indicatie BC kan via verschillende wegen in het AIS komen, denk aan: via het medicatieoverzicht of de patiënt meldt het zelf (registratie door apotheker) of via het LSP (registratie door bv. poliklinische apotheker, huisarts).
In de toekomst zal met medicatieproces 9.0 de registratie in het EVS/HiX van het ziekenhuis ook gedeeld worden via het LSP.
Ad C BC-operaties vinden plaats in de ziekenhuizen waarmee obesitas klinieken samenwerken. Vanuit de ziekenhuizen vindt de medicatieoverdracht plaats.
Voor deze vraag over de overdracht gaat het dus specifiek om de ziekenhuizen.
Onderbouwing KNMP website: xxx.xxxx.xx/xxxx
Type indicator Structuur
2 D I A B E T E S
Indicator 2.1 Diabetes type 2 patiënten behandeld met 2 of meer antihypertensiva waaronder een RAAS-remmer
Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Indien patiënten met diabetes mellitus type 2 behandeld worden met meerdere antihypertensiva , dient één antihypertensivum uit de groep van remmers van het Renine Angiotensine Aldosteron Systeem (RAAS) te zijn.
Indicator Ligt voor de diabetes type 2 patiënten, die met meerdere antihyper- tensiva worden behandeld, het percentage patiënten dat een RAAS- remmer gebruikt boven of gelijk aan de ondergrens van 81%?
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Orale bloedglucoseverlagende middelen: X00X (xxxxxx X00XX, X00XX, X00XX)
Antihypertensiva: C02 Diuretica: C03 Bètablokkers C07 Calciumantagonisten: C08 RAAS-remmer C09
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode of de voorafgaande 3 maanden. Gebruiker Met gebruik in de ‘rapportageperiode’ op basis van een ‘aflevering’. Standaard Indien geen daggebruik is geregistreerd wordt de gebruiksperiode gebruiksperiode standaard gezet op 30 dagen.
Gecorrigeerde Voor de ‘gebruikers’ worden de gebruiksperioden van de genees-
gebruiksperiode middelen op het niveau van de ‘geneesmiddelgroep gecorrigeerd voor overlappende ‘afleveringen’.
Tegelijkertijd gebruiker Overlap van de ‘gecorrigeerde gebruiksperioden’ van de ‘gebruiker’
‘orale bloedglucose verlagende middelen’ en twee bloeddrukverlagende geneesmiddelgroepen (uit de groep ‘antihypertensiva’ of ‘Diuretica’
of ‘Bètablokkers’ of ‘RAAS-remmers’) voor tenminste 10 dagen
onafgebroken.
Selecties A ‘Tegelijkertijd gebruiker’.
B Patiënten uit ‘A’ met ‘gebruik’ van een ‘RAAS-remmer’ voor
tenminste 10 dagen onafgebroken.
Percentage B/A boven of gelijk aan de ondergrens van 81%
Streefwaarde Richting 100%
Toepassing Voor deze ondergrens geldt dat deze is bepaald aan de hand van
de scores van apotheken over 2018. De ondergrens is bepaald op basis van de mediaan van alle landelijke scores minus 1,5 keer de standaarddeviatie. Voor elke indicator wordt de ondergrens bepaald
nadat de indicator een aantal keren is uitgevraagd. De als haalbare score bepaalde ondergrens wordt dan ook in de volgende jaren aangehouden en niet meer bijgesteld. De ondergrens is nooit hoger dan 90%.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Diabetes
Type indicator Proces (met een ondergrens)
Indicator 2.2 Diabetes type 2 patiënten met een RAAS-remmer zonder combinatie van een ACE-remmer en ARB
Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Indien een remmer van het Renine Angiotensine Aldosteron Systeem (RAAS) nodig is, dient een combinatie van Angiotensine Converterend Enzym (ACE)-remmer en een AngiotensineReceptorBlokker (ARB) te worden vermeden.
Indicator Ligt voor diabetes type 2 patiënten met een RAAS-remmer het percentage patiënten dat hierbij geen combinatie krijgt van ACE en ARB boven of gelijk aan de ondergrens van 90%?
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Non-insuline bloedglucose verlagende middelen: X00X (xxxxxx X00XX, X00XX, X00XX)
RAAS-remmers: C09
ACE-remmer: C09A, C09B ARB: C09C, C09D
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode of de voorafgaande 3 maanden. Gebruiker Met gebruik in de ‘rapportageperiode’ op basis van een ‘aflevering’. Standaard Indien geen daggebruik is geregisteerd wordt de gebruiksperiode
gebruiksperiode standaard gezet op 30 dagen.
Gecorrigeerde Voor de ‘gebruikers’ worden de gebruiksperioden van de genees-
gebruiksperiode middelen op het niveau van de ‘geneesmiddelgroep’ gecorrigeerd voor overlappende ‘afleveringen’.
Tegelijkertijd gebruiker Overlap van de ‘gecorrigeerde gebruiksperioden’ van de ‘gebruiker’ ‘non- insuline bloedglucose verlagende middelen’ en twee middelen uit de groep ‘antihypertensiva’ voor tenminste 10 dagen onafgebroken.
Selecties Inclusie: ‘gebruiker’ non-insuline bloedglucose verlagende middelen A gebruiker’ ‘RAAS-remmer’.
B Patiënten uit ‘A’ zonder ‘tegelijk gebruik’ van een ‘ACE-remmer’ en ‘ARB’.
Percentage B/A boven of gelijk aan de ondergrens van 90%
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Voor deze ondergrens geldt dat deze is bepaald aan de hand van de
scores van apotheken over 2018. Deze ondergrenzen zijn bepaald op basis van de mediaan van alle landelijke scores minus 1,5 keer de standaarddeviatie. Voor elke indicator wordt de ondergrens bepaald
nadat de indicator een aantal keren is uitgevraagd. De als haalbare score bepaalde ondergrens wordt dan ook in de volgende jaren aangehouden en niet meer bijgesteld. De ondergrens is nooit hoger dan 90%.
Apotheken met tenminste 30 patiënten in de noemer kunnen onderling vergeleken worden voor deze indicator.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Diabetes
Type indicator Proces (met een ondergrens)
Indicator 2.3 Extra alertheid op hyperglycemische klachten bij insulinegebruikers met systemische corticosteroïden
Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare apotheek
Rapportageperiode 2021 (voor alle gevonden patiënten tot maximaal 10).
Aanleiding Gebruik van systemische glucocorticosteroïden kan de bloedsuiker-
waarde laten stijgen. Diabetespatiënten die insuline gebruiken dienen daarom hun bloedsuikerwaarden extra te controleren en in overleg met de voorschrijver mogelijk hun dosering aan te passen.
Indicator Hoeveel procent van 10 geselecteerde insulinegebruikers, die tevens systemische glucocorticosteroïden gebruiken, heeft een advies gekregen om de bloedsuikerspiegel bij hyperglycemische klachten of een infectie aanvullend te (laten) controleren?
Uw score voor de noemer van deze indicator vindt u in de KNMP/ SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Insuline: A10A
Glucocorticosteroïden: H02AB
Diabetes patiënt Gebruiker van ‘insuline’ op basis van 2 afleveringen in de rapportageperiode. Gebruiker glucocortico- Met een gebruiksperiode van glucocorticosteroïden voor minimaal steroïden 3 dagen aaneengesloten in de rapportageperiode op basis van
afleveringen in dit jaar en de voorafgaande 3 maanden.
Gecorrigeerde Binnen de gebruikers de gebruiksperioden op groepsniveau van de
gebruiksperiode geneesmiddelen corrigeren voor overlappende afleveringen. Standaard Indien geen daggebruik is geregisteerd, een standaard gebruiksperiode gebruiksperiode aannemen van 30 dagen.
Gelijktijdig gebruik Overlappende ‘gecorrigeerde gebruiksperioden’ van ‘insuline’ en
‘glucocorticosteroïden’ voor tenminste 3 dagen.
Selecties Hiervoor 10 personen met gelijktijdig gebruik van insuline en glucoccorticosteroȉden nalopen. Indien er minder worden gevonden, dan alleen deze personen nalopen en het aantal in de noemer van deze indicator vermelden.
A 10 patiënten met ‘gelijktijdig gebruik’ van ‘insuline’ en ‘ glucocorticosteroïden’.
B Patiënten uit A die een advies hebben gehad om de
bloedsuikerspiegel extra te controleren.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Insulinegebruikers die systemische glucocorticosteroïden krijgen,
dienen geadviseerd te worden om altijd contact op te nemen met de zorgverlener die de insuline-instelling regelt en om extra bloedsuikers te controleren.
Aangezien de hier gewenste informatie nog niet geautomatiseerd uit de systemen kan worden gehaald, wordt u hier verzocht om dit handmatig bij een steekproef van patiënten te achterhalen. De hiermee behaalde percentages dienen voor intern gebruik en zijn niet geschikt voor vergelijkingen tussen apotheken.
Mocht u uit resultaten van deze steekproef concluderen dat uw zorg voor deze geneesmiddelgebruikers nog niet naar wens is geregeld, loop dan ook alle andere hiervoor in aanmerking komende gebruikers in 2021 voor deze aspecten na. U vindt een overzicht van de hiervoor in aanmerking komende patiënten van het rapportagejaar 2021 in de KNMP/SFK webrapportage KISS-Kwaliteitsindicatoren.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Diabetes
Type indicator Proces
Indicator 2.4 Nierfunctie beschikbaar bij eerste uitgifte SGLT-2-remmers Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare apotheek
Rapportageperiode 2021
Aanleiding Een SGLT-2-remmer mag niet gestart worden indien de ‘estimated
glomerular filtration rate’ (eGFR)<30 ml/min is. Voorafgaand aan de eerste uitgifte dient derhalve de eGFR gecontroleerd te worden.
Indicator A Het percentage van 10 patiënten met een eerste uitgifte van SGLT-2- remmers, waarvan actuele informatie over de nierfunctie beschikbaar is.
Uw score voor de noemer van deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’ indien u gegevens aan
SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze
enquête.
Medicatie SGLT-2-remmers: A10BK
Eerste uitgifte Aflevering in de rapportageperiode zonder dat er in de voorafgaande 12 maanden een aflevering van de geneesmiddelgroep is geweest. Tevens was bij de aflevering een eerste uitgifte tarief vastgelegd.
Passant Iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Beschikbare actuele Een nierfunctiewaarde is beschikbaar als eGFR.
nierfunctie De waarde is actueel indien deze binnen 13 maanden voór de eerste uitgifte van de SGLT-2-remmer beschikbaar was.
Selecties Hiervoor 10 personen met een ‘eerste uitgifte‘ van een ‘SGLT-2-remmer‘ nalopen. Indien er minder worden gevonden, dan alleen deze personen nalopen en het aantal in de noemer van deze indicator vermelden.
Exclusie: Passant
A Patiënten met een ‘Eerste uitgifte’ van ‘SGLT-2-remmer’.
B 10 patiënten uit A waarvoor informatie over de actuele nierfunctie
beschikbaar was.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Voor de teller van deze indicator dient u de beschikbaarheid van een
actuele nierfunctie waarde uit uw Apotheek Informatie Systeem (AIS) te achterhalen. Deze diende beschikbaar te zijn binnen 13 maanden vóór de eerste afgifte van de SGLT2-remmer.
Onderbouwing NHG-Standaard Diabetes, herzien nov 2021
Een SLGT-2 remmer mag niet gestart worden indien de eGFR< 30 ml/ min is ( bron: NHG-Standaard Diabetes, herzien nov 2021). Indien gaandeweg de behandeling met de SGLT-2-remmer de nierfunctie daalt onder de 30 ml/min, kan het gebruik gecontinueerd worden, totdat nierfunctie vervangende behandeling geïndiceerd is. Bij (dreigende) dehydratie en een eGFR< 60 ml/min, kan het tijdelijk staken van SGLT- 2-remmers geïndiceerd zijn.
Nota bene: een contra-indicatie nierfunctiestoornis op zich is geen reden om een SGLT-2-remmer niet te starten. Sterker nog, dat zal op basis van recente inzichten juist vaak nu de reden zijn voor het gebruik van deze middelen, mits deze niet te laag is bij starten van de SGLT-
2-remmer. Met deze indicator willen wij achterhalen of er een recente laboratorium uitslag beschikbaar is bij de start van deze middelen.
Type indicator Proces
Indicator B Aan welk percentage patiënten met een eerste uitgifte van een
SGLT-2-remmer en een nierfunctie tussen 30 en 60 ml/min heeft u aanvullende zorg verleend?
Aanvullende zorg Bijvoorbeeld contact met de huisarts, advies voor ander geneesmiddel.
Selecties A Patiënten van indicator A met een Eerste Uitgifte SGLT-2-remmers en een nierfunctiewaarden tussen 30 en 60.
B Patiënten uit A waaraan u aanvullende zorg heeft verleend.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Indicator B wordt uitgevraagd binnen de steekproef, die bij indicator
A zijn nagelopen voor de nierfunctiewaarde. Indien hier patiënten met een lage nierfunctie zijn aangetroffen, wordt hier verdiepend gevraagd naar de genomen acties.
Deze indicator is bedoeld voor bewustwording en intern gebruik.
Type indicator Proces
Indicator C Op welke manier ontvangt de apotheek informatie over nierfunctie-
waarden in de meeste gevallen?
Automatisch via een abonnementsfunctie Via koppeling met huisartssysteem Doorgestuurd van de (huis)arts
Door (huis)artsen te bellen
Xxxxxx:
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Diabetes
Type indicator Structuur
Indicator 2.5 Diabetes patiënten met risicofactoren behandeld met SGLT-2-remmers Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare apotheek
Rapportageperiode 2021
Aanleiding De herziene NHG-Standaard Diabetes van november 2021 geeft aan om bij bestaande en reeds behandelde patiënten met diabetes het cardiovasculair risico te bepalen en indien aanwezig, dit risico eerst te behandelen alvorens HbA1C te optimaliseren. Hierbij gaat het om
SGLT-2-remmers toe te voegen aan de groep patiënten die al diabetes medicatie gebruikt.
Indicator Het percentage diabetespatiënten met cardiovasculaire risicofactoren met SGLT-2-remmers.
Uw scores voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’ indien u gegevens aan SFK aanlevert. Hierbij kan SFK indicator A geheel berekenen en voor indicator B de noemer. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie SGLT-2-remmer: A10BK Antidiabetica: A10 Nitraten: C01DA
TAR: X00XX
XXX0-xxxxxxx: A10BJ
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode
Aflevering TAR en Aflevering in de rapportageperiode of de voorafgaande 3 maanden.
nitraten
Diabetes Patiënten met een ‘aflevering’ van ‘antidiabetica’ in de rapportageperiode.
Angina Pectoris Patiënten met twee ‘afleveringen’ van ‘nitraten’ waarvan een ‘aflevering’
in de laatste 4 maanden in de rapportageperiode.
Antistolling Patiënten met twee ‘afleveringen’ van ‘ TAR’ waarvan een ‘aflevering’ in
de laatste 4 maanden in de rapportageperiode.
Cardiovasculaire ‘Antistolling’ of ‘Angina pectoris’
risicofactoren
Passant Iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Exclusie: Passanten, gebruikers van GLP1-agonisten
A Patiënten met ‘diabetes’ met ‘cardiovasculaire risicofactoren’. B Patiënten uit A met ‘een aflevering; van een ‘SGLT-2-remmer’.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Bij een contra-indicatie voor SGLT-2-remmers kan een GLP-1-agonist
overwogen worden.
Met apotheek aflevergegevens kunnen cardiovasculaire risico’s alleen op basis van geneesmiddel gebruik ingeschat worden. Hierdoor worden mogelijk patiënten gemist. Deze meting is te beschouwen als een nulmeting voor de recente wijzigingen, die in de komende tijd geïmplementeerd zullen worden.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Diabetes
Type indicator Proces
Indicator 2.6 Geen antimycotica bij gebruik SGLT-2-remmer
Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode 2021
Aanleiding De toepassing van SGLT-2-remmers wordt in de NHG-Standaard
Diabetes van 2021 uitgebreid. Patiënten die een SGLT-2-remmer gebruiken lopen een verhoogd risico op (mycotische) genitale infecties. Om dit risico te beperken, is het essentieel individuele patiënten hierover te informeren. Deze indicator brengt in kaart hoeveel
starters met een SGLT-2-remmer in verband hiermee ook starten met een antimycoticum en het antimycoticum blijven gebruiken. Een recidiverende urogenitale schimmel infectie kan een reden zijn om de SGLT-2-remmer te staken.
Indicator A Percentage patiënten dat niet met een vervolgaflevering antimycoticum wordt behandeld, dat in verband met een aflevering van de SGLT-2- remmer was gestart.
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’ indien u gegevens aan SFK aanlevert.
Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie SGLT-2-remmers: A10BK
Antimycotica; A07AA02, A07AA07, A01AB04, A07AC01, D01
Aflevering Aflevering in de ‘rapportageperiode’
Eerste uitgifte Aflevering in de rapportageperiode zonder dat er in de voorafgaande 12 maanden een aflevering van de geneesmiddelgroep is geweest. Tevens was bij de aflevering een eerste uitgifte tarief vastgelegd.
Start antimycoticum bij ‘Eerste uitgifte’ ‘antimycoticum’ bij ‘aflevering’ ‘SGLT-2-remmer’
aflevering SGLT2-remmer 10 dagen ervoor of 15 dagen erna.
Vervolguitgifte met Een verdere ‘aflevering’ van een ‘antimycoticum’ bij gebruik van
antimycotica ‘SGLT2-remmers’, 10 dagen ervoor of 15 dagen erna, na ‘start
antimycoticum bij aflevering SGLT-2-remmer’.
Gecorrigeerde De gebruiksperioden van de medicatiegroepen op groepsniveau van de
gebruiksperiode geneesmiddelen corrigeren voor overlappende afleveringen.
Gestandaardiseerd Indien geen gebruiksperiode geregistreerd is, standaard van een
gebruiksperiode van 30 dagen uitgaan.
Selecties A ‘Patiënten met een ‘ aflevering’ ‘van ‘SGLT-2-remmers’.
B Patiënten uit A zonder ‘vervolguitgifte met antimycotica’ na ‘start antimycoticum bij gebruik van SGLT-2-remmers’.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Type indicator Proces
Indicator B Onderneemt u actie in het algemeen indien een SGLT-2-remmer-
gebruiker recidiverende mycotische genitale infecties heeft?
Ja
Nee, door naar de volgende indicator
Type indicator Structuur
Indicator C Welke actie onderneemt u wanneer er een SGLT-2-remmer-gebruiker recidiverende mycotische genitale infecties heeft?
Meerdere opties mogelijk: Voorlichting en leefstijladviezen Verwijzing naar arts
Aanbieden consult met apotheker Informatie schriftelijk/digitaal Anders:
Type indicator Structuur
Toelichting Mycotische genitale infecties kunnen eenvoudig behandeld worden met antimycotica. Het is van belang dat de patiënt de bijwerking herkent en de behandeling toegankelijk is. Een recidiverende infectie kan aanleiding zijn om de behandeling met SGLT-2-remmer te staken.
Onderbouwing In zowel meta-analyses van klinisch onderzoek als populatie
onderzoeken is een grofweg drie keer hoger risico op (mycotische) genitale infecties aangetoond bij SGLT-2-remmer-gebruikers ten opzichte van overige bloedglucoseverlagende middelen. (Lega et al. Diabetes Obes Metab. 2019;21(11):2394-2404 en Xxx et al. J Clin Endocrinol Metab. 2021;106(7):2133-2145.)
De bevinding moet niet verward worden met urineweginfecties (UWI), waarop SGLT-2-remmer-gebruikers geen of een licht verhoogd risico hebben.
Indicator 2.7 Diabetespatiënten, die niet voortijdig stoppen na een start met
antilipaemica
Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare apotheek
Rapportageperiode 2021
Aanleiding Indien een statine geïndiceerd is bij diabetes, is het de bedoeling dat
deze chronisch gebruikt wordt om het risico op HVZ te verkleinen. Voortijdig stoppen met een statine is daarom niet gewenst.
Indicator A Het percentage diabetes patiënten dat na start met een antilipaemicum in de eerste helft van de rapportage periode gedurende de tweede helft is gestopt.
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’ indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Antidiabetica oraal: A10B Antilipaemica: C10
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode
Eerste uitgifte Aflevering in de rapportageperiode zonder dat er in de voorafgaande 12 maanden een aflevering van de geneesmiddelgroep is geweest. Tevens was bij de aflevering een eerste uitgifte tarief vastgelegd.
Gecorrigeerde Binnen de ‘gebruikers’ de gebruiksperioden van ‘antilipaemica’ op
gebruiksperiode groepsniveau van de geneesmiddelen corrigeren voor overlappende
afleveringen.
Gestandaardiseerd Indien geen gebruiksperiode geregistreerd is, standaard van een
gebruiksperiode van 30 dagen uitgaan.
Antidiabetica behandeling Tenminste 1 ‘aflevering’ van ‘antidiabetica oraal’ in de eerste helft van in de eerste en tweede de ‘rapportageperiode’ en tenminste 1 ‘aflevering’ van ‘antidiabetica helft van de rapportage- oraal’ in de tweede helft van de ‘rapportageperiode’.
periode
Passant Iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Inclusie: ‘Antidiabetica behandeling in de eerste en tweede helft van de rapportageperiode’
Exclusie: Passant
A Patiënten met een ‘eerste uitgifte’ van ’antilipaemica’ in de eerste helft van de rapportageperiode.
B Patiënten uit A met een ‘aflevering’ van ‘antilipaemica’ in de tweede helft van de rapportageperiode.
Resultaat B/A
Streefwaarde Richting 100%
Indicator type Proces
Indicator B Houdt u structureel zicht op diabetes patiënten, die na start met antilipaemica vroegtijdig stoppen?
Ja
Nee
Indicator type Structuur
Indicator C Welk beleid wilt u implementeren indien u deze patiënten structureel in beeld krijgt (bijvoorbeeld door een medisch farmaceutische beslisregel, MFB)?
Apotheker voert een consult met de patiënt Doorverwijzen naar de huisarts
Xxxxxx:
Toelichting Mensen met diabetes hebben een hoog tot zeer hoog cardiovasculair risico. Cholesterolverlagende therapie verlaagt het cardiovasculaire risico. Dit is vooral aangetoond voor statines (bron: NHG-Standaard CVRM). Indien er dus een indicatie is voor het gebruik van een statine, is vroegtijdig stoppen ongewenst. Met deze indicator kan in kaart worden gebracht hoeveel mensen te vroeg te stoppen met een statine.
Type indicator Structuur
Onderbouwing NHG-Standaard Diabetes + NHG-Standaard CVRM
Indicator 2.8 Aanvullende informatie over risico op uitdrogen bij EU metformine aan diuretica gebruikers boven de 70 jaar
Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare apotheek
Rapportageperiode 2021
Aanleiding De kernaanbeveling van de KNMP-Richtlijn Diabetes mellitus type 2
bevat het advies risicopatiënten te informeren over het gevaar van uitdroging. Mensen boven de 70 jaar en gebruikers van diuretica lopen de grootste kans op complicaties.
Indicator Verstrekt u aanvullende informatie over het risico op uitdrogen aan oudere diuretica gebruikers bij een eerste uitgifte van metformine?
Ja
Nee
Zie voor een overzicht van uw patiënten populatie bij deze indicator de patiënten lijst in de KNMP/SFK webrapportage KISS.
Toelichting Deze indicator wordt als structuurindicator gevraagd ter bewustwording voor het geven van deze voorlichting. Aangezien deze informatie
nog niet routinematig en uniform gestructureerd wordt vastgelegd in apotheken, is dit een structuur indicator. Ter illustratie van de grootte van de groep verstrekken wij aanvullend in de KNMP/SFK
webrapportage KISS een lijst met patiënten, die voor deze aanvullende informatie in de rapportageperiode in aanmerking waren gekomen. De voorlichting aan patiënten kan op verschillende manieren plaatsvinden. Er is bij verschillende instanties informatie of foldermateriaal voor patiënten beschikbaar. Zie bijvoorbeeld:
• Folder nierstichting. xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxxxx_ public/9d/81/9d817331-81ae-4116-bbab-f0ba7d31dba5/fs8- nieren_en_medicijnenweb.pdf
• NHG Document Hitte: xxxxx://xxx.xxx.xxx/xxxxxx/xxxxxxxxxxx/ document-hitte
Onderbouwing De KNMP-Richtlijn Diabetes mellitus type 2 bevat een kernaanbeveling over het informeren van risicopatiënten over het risico op dehydratie. Risicogroepen zijn mensen met een leeftijd boven de 70 jaar, een verminderde nierfunctie of hartfalen. Risico-omstandigheden zijn braken en/of waterdunne diarree (>3 keer/dag) en koorts (> 2 dagen 38.5°C of hoger). Het risico bestaat ook bij een hittegolf; >5 dagen een omgevingstemperatuur van 27°C of hoger.
Volgens de richtlijn luidt het advies bij dreigende dehydratie: staak tijdelijk metformine, SGLT-2-remmers, diuretica en halveer de dosering van RAAS-remmers. CAVE: Diuretica mogen bij co-morbiditeit hartfalen gehalveerd worden.
Zie KNMP-richtlijn Diabetes mellitus type 2 pagina 115: xxxxx://xxx. xxxx.xx/xxxxxxxxx/xxxxxxxxx-xxxxxxxx-0000_x0.xxx
De NHG-Standaard Chronische nierschade beveelt bij dreigende dehydratie het volgende: Overweeg op grond van het klinisch beeld (en eventuele laboratoriumuitslagen) tijdelijk diuretica en NSAID’s te staken en de dosering van RAAS-remmers te halveren. Bij patiënten met hartfalen wordt geadviseerd de dosering van diuretica en RAAS- remmers te halveren. Ook voor andere medicatie geldt dat aanpassing van de medicatie aangewezen kan zijn. Metformine kan bijvoorbeeld enkele dagen gestaakt worden vanwege het risico op lactaatacidose.’
Type indicator Structuur
Ter ondersteuning voor een eventueel gewenst opsporen van patiënten, leveren wij aanvullend in de KNMP/SFK webrapportage KISS een patiënten lijst. De selectiecriteria voor deze patiëntenlijst vindt u hier:
Selectiecriteria Opsporen van patiënten, die in aanmerking waren gekomen voor deze indicator tijdens de rapportage periode.
Medicatie Metformine: A10BA02 Diuretica: C03
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode of de voorafgaande 3 maanden.
Eerste uitgifte Aflevering ‘Metformine’ in de rapportageperiode zonder dat er in de
voorafgaande 12 maanden een aflevering van de geneesmiddelgroep is geweest. Tevens was bij de aflevering een eerste uitgifte tarief vastgelegd.
Gebruiker Op basis van een ‘aflevering’
Gecorrigeerde Binnen de ‘gebruikers’ de gebruiksperioden van de medicatiegroepen bij
gebruiksperiode deze indicator op groepsniveau van de geneesmiddelen corrigeren voor overlappende afleveringen.
Gelijktijdig gebruik Met een overlappende onafgebroken gebruiksperiode tussen
‘metformine‘ en ‘diuretica‘ voor tenminste 10 dagen in de
rapportageperiode.
Passant Iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Exclusie: ‘Passant’
Inclusie: ouder dan 70 jaar,
A Patiënten met een ‘Eerste uitgifte’ van ‘metformine’ in de ‘rapportageperiode’ en een ‘gelijktijdig gebruik’ van ‘diuretica’.
B Patiënten uit A die aanvullende informatie hebben ontvangen bij
uitdrogen.
Toelichting Uitdroging kan ook spelen bij verminderde nierfunctie of hartfalen.
Aangezien het risico op uitdroging bij 70 plussers het grootst is, is bij deze indicator voor deze groep gekozen.
Indicator 2.9 Eenvoudige etiketteksten bij metformine
Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare apotheek
Rapportageperiode 2021
Aanleiding Etiketteksten met 2 of 3 keer daags innemen zijn voor veel mensen niet
goed te vertalen naar concrete inname momenten.
Indicator Bij hoeveel procent van de uitgegeven metformine recepten met meerdere keren gebruik op een dag staat op het etiket het inname moment duidelijk vermeld?
Minder dan 25%
Tussen 26 en 50%
Tussen 51 en 75%
Meer dan 75%
Toelichting In plaats van ‘2 keer daags’ dient op het etiket te staan ‘een of twee
tabletten in de ochtend en een of twee tabletten in de avond innemen’.
Onderbouwing Het Nivel in samenwerking met Stichting Health Base ontwikkelt nieuwe etiketteksten en begrijpelijke etiketteksten: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxx.xx/ media/285106/handleiding-opstellen-doseercodes.pdf. Deze zijn in de proeftuin voor therapietrouw van ZonMW reeds geïmplementeerd.
Type indicator Proces
Indicator 2.10 Beleid voor evaluatie stoppen van antihypertensiva of
cholesterolverlagers bij diabetes patiënten
Richtlijn Diabetes
Toepassingsgebied Openbare apotheek
Rapportageperiode 2021
Aanleiding De module ‘minderen en stoppen van medicatie’ van de MDR polyfarmacie beveelt bij kwetsbare oudere patiënten boven de 70 jaar of met een korte levensverwachting aan om het gebruik van antihypertensiva en/of statines te heroverwegen, bijvoorbeeld bij medicatie beoordelingen.
Indicator Heeft u beleid om tijdens medicatiebeoordelingen bij DMII patiënten het stoppen of afbouwen te overwegen van co-medicatie zoals bloeddruk- of cholesterolverlagers?
Ja
Nee
Toelichting De MDR Polyfarmacie bij ouderen is uitgebreid met de module stoppen en minderen van medicatie. Aangezien bij ouderen met polyfarmacie de levensverwachting afneemt en de kwetsbaarheid toeneemt verandert de balans van voor en nadelen van de medicatie. Periodiek zou dit geëvalueerd moeten worden.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Diabetes + kennisdocumenten over bloeddruk-
verlagende middelen en statines behorend bij de module ‘minderen en stoppen van medicatie’.
Type indicator Structuur
3 G E Ï N D I V I D U A L I S E E R D E
D I S T R I B U T I E V O R M E N
Routevraag R3 Ter hand stellen van geneesmiddelen aan patiënten met
ordeningsproblemen
Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV) Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Inzicht verkrijgen in de door de apotheek gebruikte mogelijkheden voor ondersteuning van patiënten met ordeningsproblemen. Antwoorden worden gebruikt voor de ‘routing’ naar vervolgvragen rondom ter hand stellen in GDV vanuit de apotheek.
Indicator Hoe heeft u de zorg geregeld ter ondersteuning van uw patiënten met
een ordeningsprobleem?
Meerdere opties mogelijk: Herhaalservice Innameschema
Patiënten begeleiden bij weekdoosgebruik GDV in eigen productie
GDV binnen maatschap GDV via externe leveranciers
Bij een vinkje van één van de drie antwoordopties met ‘GDV’-:
Routering naar volgende indicatoren binnen dit hoofdstuk – anders klaar.
Toelichting Wanneer de patiënt niet in staat is om zijn medicijnen op de juiste wijze te gebruiken, ondersteunt de apotheker de patiënt hierbij. Daar zijn verschillende mogelijkheden voor. Eén daarvan is de terhandstelling van de geneesmiddelen in een geïndividualiseerde distributievorm (GDV).
Hiermee is de patiënt beter in staat het juiste geneesmiddel op het juiste tijdstip en in de juiste frequentie te gebruiken.
Bij de adviezen die de apotheker geeft sluit de apotheker aan bij de autonomie en mate van zelfredzaamheid van de patiënt.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Geïndividualiseerde Distributievorm (GDV)
Type indicator Routevraag
Kenmerk K3 Type patiënten met GDV leveringen
Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Aanleiding De organisatie en inhoud van de farmaceutische zorg voor patiënten
met GDV hangt af van hun woon- en verzorgingssituatie.
Indicator Percentages GDV-patiënten uitgesplitst naar hun woon- en verzorging- situatie.
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Indicator A Het percentage GDV-patiënten dat zelfstandig woont (eventueel met mantelzorg) en zonder professionele ondersteuning bij het medicatiegebruik.
Noemer: het aantal GDV-patiënten in de rapportageperiode (Deze
xxxxxx is gelijk voor A, B en C).
Teller: het aantal patiënten uit de noemer dat zelfstandig woont en geen professionele ondersteuning ontvangt bij het medicatiegebruik (Wordt de noemer bij 3.1A).
B Het percentage GDV-patiënten dat thuiszorg heeft die de medicatie verzorgt.
Noemer: het aantal GDV-patiënten in de rapportageperiode (Deze
xxxxxx is gelijk voor A, B en C).
Teller: het aantal patiënten uit de noemer dat thuiszorg heeft die de medicatie verzorgt (Wordt de noemer bij 3.1B).
C Het percentage GDV-patiënten dat in een zorginstelling woont. Noemer: het aantal GDV patiënten in de rapportageperiode (deze noemer is gelijk voor A, B en C).
Teller: het aantal patiënten uit de noemer dat in een zorginstelling woont (Wordt de noemer bij 3.1C).
Toelichting GDV is bedoeld voor patiënten met ordeningsproblemen of ter ondersteuning van professioneel verzorgenden die de verantwoordelijkheid rondom de toediening van de medicatie
hebben overgenomen. De aan- of afwezigheid van een professioneel verzorgende heeft invloed op de organisatie en inhoud van de farmaceutische zorg van de apotheker. Enkele voorbeelden hiervan zijn de evaluatie eerste terhandstelling, jaarevaluatie GDV en het doorvoeren van acute wijzigingen in de GDV.
Bij dit kenmerk wordt gevraagd naar het aantal patiënten voor de verschillende woon- en verzorgingsvormen. Het is belangrijk de GDV-patiënten hiervoor in beeld te hebben, om de farmaceutische patiëntenzorg hierop af te kunnen stemmen.
Tips voor het in kaart brengen zijn:
• een goede intake van GDV-patiënten met duidelijke vastlegging in het Apotheek Informatie Systeem (AIS)
• distributiegroepen ingedeeld per type patiënt
• thuiszorg vastgelegd in het AIS i.v.m. toedienlijsten.
Het moment van de overstap op elektronische Toedien Registratie (eTDR) is een goed moment dit te inventariseren. Voor iedere patiënt die geïncludeerd wordt in een eTDR is immers een toestemmingsformulier benodigd.
Type indicator Kenmerk
Indicator 3.1 Uitvoeren van een farmacotherapeutische analyse bij een GDV-patiënt Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Gebruikers van GDV zijn veelal kwetsbare, multimorbide patiënten die vaak veel medicatie gebruiken. De herziene richtlijn (2022) adviseert om minimaal jaarlijks een farmacotherapeutische analyse GDV uit
te voeren bij patiënten die hun medicatie ontvangen via een GDV. Een farmacotherapeutische analyse bij GDV-gebruikers is een korte farmacotherapeutische screening van de totale medicatielijst door een apotheker. Indicaties, laboratorium- en meetwaarden worden bij de analyse betrokken indien deze reeds bekend zijn bij de apotheker. De farmacotherapeutische analyse GDV vindt plaats zonder een consult met de patiënt.
Indicator A Percentage GDV-patiënten dat zelfstandig woont (eventueel met mantelzorg) zonder professionele ondersteuning bij het medicatiegebruik en voor wie in de rapportageperiode een farmacotherapeutische analyse is uitgevoerd.
Noemer: het aantal GDV-patiënten dat zelfstandig woont en geen professionele ondersteuning ontvangt bij het medicatiegebruik (Getal overnemen uit K3 A teller).
Teller: het aantal patiënten uit de noemer voor wie in de rapportageperiode een farmacotherapeutische analyse is uitgevoerd.
B Percentage GDV-patiënten dat thuiszorg heeft die de medicatie verzorgt en voor wie in de rapportageperiode een farmacotherapeutische analyse is uitgevoerd.
Noemer: het aantal GDV-patiënten dat thuiszorg heeft die de medicatie verzorgt (Getal overnemen uit K3 B teller).
Teller: het aantal patiënten uit de noemer waarbij in de rapportageperiode een farmacotherapeutische analyse is uitgevoerd.
C. Het percentage GDV-patiënten dat in een zorginstelling woont, waarbij in de rapportageperiode een farmacotherapeutische analyse is uitgevoerd.
Noemer: het percentage GDV-patiënten dat in een zorginstelling woont (Getal overnemen uit K3 C teller).
Teller: het aantal patiënten uit de noemer waarbij in de rapportageperiode een farmacotherapeutische analyse is uitgevoerd.
Toelichting De farmacotherapeutische analyse bij GDV-gebruikers is nieuwe zorg. Met deze indicatoren wordt de aandacht op een goede registratie van deze geleverde zorg gelegd.
Indien een uitgevoerde farmacotherapeutische analyse nog niet goed is vastgelegd in het patiëntendossier, kan een schatting worden gemaakt. De verwachting is dat de bij deze indicator gewenste cijfers wel op patiëntniveau geregistreerd gaan worden en uit de systemen te halen vallen.
Onderbouwing Herziene KNMP-Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Type indicator Proces
Indicator 3.2 Samenwerking met de thuiszorg voor patiënten die GDV ontvangen Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Aanleiding Goede samenwerkingsafspraken tussen de apotheek en de thuiszorgorganisatie zijn een voorwaarde voor veilig gebruik van een geïndividualiseerde distributievorm (GDV).
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Indicator A Heeft u een getekende overeenkomst met de thuiszorgorganisaties waarin ook zorginhoudelijke afspraken zijn vastgelegd?
Ja, met alle thuiszorgorganisaties
Ja, met een aantal thuiszorgorganisaties
Nee, maar hier wordt aan gewerkt Nee
B Wordt er in uw patiëntendossier vastgelegd welke thuiszorgorganisatie het medicatiebeheer van de patiënt heeft overgenomen?
Ja, van alle thuiszorgorganisaties
Ja, van een aantal thuiszorgorganisaties
Nee, maar hier wordt aan gewerkt Nee
C Gebruikt u in samenwerking met de thuiszorg elektronische toedienlijsten (eTDR)?
Ja, met alle thuiszorgorganisaties
Ja, met een aantal thuiszorgorganisaties
Nee, maar hier wordt aan gewerkt. Nee
D Bij hoeveel patiënten gebruikt u in samenwerking met de thuiszorg slimme medicijn (‘smart’) dispensers?
……. (aantal)
Toelichting Een deel van de zelfstandig wonende patiënten krijgt zijn medicatie
aangereikt door een professioneel verzorgende van de thuiszorg. Voor een goede samenwerking moet de apotheker weten welke patiënten door welke thuiszorgorganisaties worden begeleid.
Aangezien de geneesmiddelen door de professioneel verzorgende van de thuiszorgorganisatie aan de patiënt in zorg worden aangereikt, dient een formele samenwerkingsovereenkomst te worden afgesloten. Hierin dienen afspraken opgenomen te worden over de bereikbaarheid van de thuiszorgorganisatie voor overleg over de medicatie van de GDV-patiënt (periodiek en bij concrete aanleidingen). Daarnaast dienen papieren of digitale aftekenlijsten beschikbaar gesteld te worden.
Slimme medicijn dispensers zijn nieuwe zorg, die enerzijds werkdruk bij de thuiszorg kunnen verminderen en anderzijds de rol van de apotheek bij goed medicatiegebruik kunnen bevorderen.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Type indicator Structuur (A,B,C), Kenmerk (D)
Indicator 3.3 GDV-leveringen door een betrouwbare leverancier
Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV) Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Het veilig en betrouwbaar leveren van GDV door een externe leverancier vergt dat deze leverancier voldoet aan de kwaliteitsaspecten volgens de geldende normen.
Indicator A. Van welke volgens de norm voor Geautomatiseerde geneesmiddeldistributiesystemen (GDS) betrouwbare leverancier betrekt u GDV-leveringen voor uw patiënten?
Apotheek Voorzorg
Spits
Brocacef maatmedicatie Pluripharm GDS diensten
(Indien een van deze eerste vier opties door naar de volgende indicator)
Xxxxxx:
en dan door naar vraag B
B Heeft u zich vergewist dat deze leverancier getoetst is volgens de GDS-norm?
Ja
Nee
Toelichting Bij het leveren van GDV door een GDS-leverancier is de apotheker
verantwoordelijk voor het selecteren van een betrouwbare leverancier. Dit is vergelijkbaar met de leveranciersbeoordeling bij het uitbesteden van bereidingen.
De als antwoordopties aangeboden leveranciers hebben aan ons bevestigd dat zij getoetst zijn volgens de GDS-norm en over een recent bewijs hiervan beschikken. Zij zijn tevens door de IGJ bezocht en hebben een rapport ontvangen dat zij voldoen aan de GDS-norm.
Sinds 1 juli 2019 worden inspectierapporten van bezochte GDS- leveranciers openbaar gemaakt op xxx.xxx.xx. Als het rapport niet op de IGJ-website staat kan de apotheker bij de GDS-leverancier vragen naar het laatste inspectierapport en dit beoordelen.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Norm voor geautomatiseerd geneesmiddeldistributiesysteem
(GDS-norm) xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxx- richtlijnen-praktijkvoering/knmp-richtlijn-voor-geautomatiseerd- geneesmiddeldistributiesysteem-gds-september-2011
Type indicator Structuur
Indicator 3.4 Borgen van medicatiebewaking bij GDV-patiënten
Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV) Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Gebruikers van GDV zijn veelal kwetsbare, multimorbide patiënten die vaak veel medicatie gebruiken.
Met de herhaalde terhandstellingen via GDV ontvangen zij chronische farmacotherapie. Medicatiebewaking is hierbij essentieel. Om signaalmoeheid tegen te gaan zijn er afspraken nodig hoe de medicatiebewaking georganiseerd is.
Indicator A Bij geneesmiddelen die in GDV ter hand gesteld worden, worden de
beoordeling en afhandeling van signalen gegenereerd bij een Eerste Uitgifte of bij een wijziging aantoonbaar vastgelegd, zodat deze gemakkelijk digitaal oproepbaar zijn.
Ja
Nee
B Is het Apotheek Informatie Systeem (AIS ) zodanig ingesteld dat tenminste bij eerste uitgifte de interacties, contra-indicaties, over-/ onderdoseringen en allergieën van GDV-medicatie op de signaallijst worden geprint/digitaal beschikbaar zijn?
Ja
Nee
C Controleert u aantoonbaar de signaallijst gegenereerd door de
distributie- of instellingenmodule? Ja
Nee
D Kiest u er voor om tijdens een door u gekozen periode repeterende signalen te onderdrukken en zo signaalmoeheid te voorkomen?
Ja
Nee
Toelichting Ad D: de mogelijkheden om medicatiebewakingssignalen te onderdrukken, hangen af van het Apotheek Informatie Systeem, waarbij het ene systeem hierin makkelijker ondersteunt dan het andere.
Onderbouwing Toetsvragen IGJ 2020
KNMP-voorschrift Basisinstellingen medicatiebewaking AIS, KNMP en Z-index xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxx/xxxx- voorschrift-basisinstellingen-ais
KNMP-Richtlijn Ter hand stellen
Type indicator Structuur
Indicator 3.5 LSP-abonnement geactiveerd voor kwetsbare patiënten Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV) Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Patiënten met GDV zijn kwetsbare patiënten. Voor hen is het wenselijk dat met een LSP-abonnement afleveringen door een andere apotheek zo snel mogelijk bekend zijn in de eigen apotheek van de patiënt.
Indicator A Percentage patiënten met GDV waarvoor de apotheek een LSP-abonne- ment geactiveerd heeft.
A Alle GDV patiënten binnen het Apotheek Informatie Systeem (AIS) B Alle patiënten uit A waarvoor een LSP-abonnement geactiveerd is
Selectie Selecteer uit het AIS alle patiënten met GDV.
Bepaal voor deze patiënten of het LSP-abonnement aanstaat.
Resultaat B/A
Type indicator Proces
Indicator B Worden meldingen die via het LSP-abonnement binnenkomen, dagelijks
bekeken en verwerkt?
Ja
Nee
Toelichting In het AIS ‘CGM’ is het mogelijk om een selectie te maken van GDV- patiënten met actief LSP-abonnement.
Voor ‘Pharmacom’ gebruikers is de selectie minder eenvoudig. Meldingen (waarneemmedicatie) die binnenkomen voor patiënten met een LSP-abonnement kunnen in één keer als ‘batch’ ingelezen en handmatig doorlopen worden. In het overzicht is te zien of het een
GDV-patiënt betreft. Indien niet exact te achterhalen zal een schatting
gemaakt moeten worden.
Onderbouwing Het LSP-abonnement is een proactief signaal naar de apotheek
voor beschikbaarheid van nieuwe gegevens voor het verrichten van een handeling voor de patiënt. Voor patiënten die in risicogroepen vallen conform de richtlijn medicatiebewaking is het wenselijk om geïnformeerd te worden bij een wijziging. Zo kan er zo nodig actie door de apotheek op worden ondernomen. Het advies is om voor de patiënten in risicogroepen het LSP-abonnement aan te zetten.
Factsheet Actualiteitscontrole en LSP Signaal (xxxxx://xxx.xxxxx-xxx.xx)
Type indicator Structuur
Indicator 3.6 Medicatiebewaking bij GDV-patiënten met rivaroxaban Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV) Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts Rapportageperiode 2021 (voor een maximum aantal van 5 patiënten)
Aanleiding Voor GDV-patiënten met Directe Orale Anticoagulantia dient informatie beschikbaar te zijn over de indicatie en de nierfunctie.
Indicator A Percentage GDV-patiënten met rivaroxaban waarbij een recente nierfunctiewaarde bekend is.
B Percentage GDV-patiënten met rivaroxaban en een verminderde nierfunctie waarbij een genomen actie is vastgelegd.
C Percentage GDV-patiënten met rivaroxaban waarbij de indicatie
bekend is.
Uw score voor de noemer van deze indicatoren vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan
SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze
enquête.
Medicatie Rivaroxaban: B01AF01 Apixaban: B01AF02
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode
Vervolg weekuitgifte Aflevering op basis van de modulaire tariefcodes 4, 5, 6, 16, 17, 18,
28, 29, 30, 40, 41, 42, 49, 50, 51, 55, 56, 57, 61, 62, 63, 67, 68, 69,
73, 74, 75, 79, 80, 81, 85, 86, 87, 91, 92, 93
GDV-patient Met minimaal 4 ‘afleveringen’ van ‘vervolg-weekuitgifte’ in de laatste
6 maanden van de rapportageperiode.
Selecties Inclusie: GDV-patiënten
Noemer bij alle indicatoren:
Hiervoor 5 patiënten met een ‘aflevering’ van ‘rivaroxaban’ nalopen. Indien een apotheek niet voldoende GDV-patiënten met rivaroxaban heeft voor deze indicator, selecteer gebruikers van apixaban. Indien er dan ook minder worden gevonden, alleen deze personen nalopen en het totale aantal in de noemer van deze indicator vermelden.
A Teller: patiënten uit de noemer met een bekende recente nierfunctiewaarde
B Teller: patiënten uit de noemer met een verslechterde nierfunctie waarbij een genomen actie is vastgelegd
C Teller: patiënten uit de noemer waarbij de indicatie bekend is
Percentages Tellers A, B of C / noemer
Toelichting Een recente nierfunctiewaarde is een waarde die korter dan 13
maanden geleden is bepaald.
Een verminderde nierfunctie is een waarde onder 50 ml/min.
Deze indicator wordt specifiek bij patiënten met GDV gemeten om te toetsen of hier de medicatiebewaking net zo goed uitgevoerd is als bij patiënten zonder GDV.
Mocht u uit resultaten van deze steekproef concluderen dat uw zorg voor deze geneesmiddelgebruikers nog niet naar wens is geregeld, loop dan ook alle andere hiervoor in aanmerking komende gebruikers voor deze aspecten na. U vindt een overzicht van de hiervoor in
aanmerking komende patiënten van het rapportagejaar in de KNMP/SFK
webrapportage KISS kwaliteitsindicatoren.
Onderbouwing Ephor richtlijnen
xxxxx://xxxxx.xx/xx-xxxxxxx/xxxxxxx/0000/00/xxxxxxxxxxxx-xxx-xx- noacs-versie-2-ephor-augustus-2016.pdf
Type indicator Proces
Indicator 3.7 Percentage GDV-patiënten waarvoor bij de start van een aanvullend antistollingsmiddel de gebruiksduur is vastgelegd
Richtlijn Geïndividualiseerde distributievormen (GDV)
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode 2021 (tot een maximum van 10 patiënten)
Aanleiding De combinatie van verschillende antistollingsmedicatie en/of antitrombotica kan rationeel zijn gedurende een beperkte periode. Het is belangrijk om bij deze combinaties altijd de reden en de duur van voorschrijven te controleren, omdat de meerwaarde niet altijd
duidelijk is, de bloedingsrisico’s aanzienlijk zijn, de combinaties soms op onduidelijke gronden worden voorgeschreven en er sprake kan zijn van verschillende voorschrijvers.
Indicator Percentage starters met een tweede antistollingsmiddel in de ‘rapportageperiode’ waarvoor bij de start van het tweede antistollingsmiddel de gebruiksduur is vastgelegd.
Uw score voor de noemer van deze indicator vindt u in de KNMP/ SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie VKA: B01AA03, B01AA04, B01AA07 of DOACs: B01AE, B01AF
TAR: B01AC06, B01AC08, B01AC30
P2Y12-remmers: X00XX00, X00XX00, X00XX00, X00XX00, XXX
000000 en zonder PRK 130680
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode
Eerste Uitgifte Aflevering in de ‘rapportageperiode’ van ‘medicatie’ met een modulair tarief voor ‘eerste uitgifte’ zonder dat in de 12 hieraan voorafgaande maanden een middel uit dezelfde geneesmiddelgroep was afgeleverd.
Gelijktijdig gebruik Met een overlappende onafgebroken gebruiksperiode tussen
geneesmiddelgroepen voor tenminste 30 dagen in de rapportage-
periode.
Vervolg weekuitgifte Aflevering op basis van de modulaire tariefcodes 4, 5, 6, 16, 17, 18,
28, 29, 30, 40, 41, 42, 49, 50, 51, 55, 56, 57, 61, 62, 63, 67, 68, 69,
73, 74, 75, 79, 80, 81, 85, 86, 87, 91, 92, 93
GDV patiënt Met minimaal 4 ‘afleveringen’ van ‘vervolg-weekuitgifte’ in de laatste 6
maanden van de rapportageperiode.
Selecties Inclusie: ‘GDV patiënten’
A 10 starters met een derde of tweede antistollingsmiddel (waarbij al een antistollingsmiddel uit een andere geneesmiddelgroep in gebruik is).
B Patiënten uit A waarvoor een gebruiksduur is vastgelegd voor de duur van de meervoudige antistollingstherapie.
Percentage B/A
Toelichting Aangezien de therapieduur verschilt per indicatie, is het belangrijk om de indicatie te weten en samen met de beoogde therapieduur vast te leggen en te bewaken. Dit geldt in het bijzonder voor meervoudige antistollingstherapie.
Deze indicator wordt voor een steekproef bepaald aangezien de nodige informatie hiervoor nog niet volledig geautomatiseerd uit de systemen kan worden gehaald.
Mocht u uit resultaten van deze steekproef concluderen dat uw zorg voor deze geneesmiddelgebruikers nog niet naar wens is geregeld, loop dan ook alle andere hiervoor in aanmerking komende gebruikers voor deze aspecten na. U vindt een overzicht van de hiervoor in
aanmerking komende patiënten van het rapportagejaar in de KNMP/SFK
webrapportage KISS kwaliteitsindicatoren.
Onderbouwing • KNMP Kennisbank: MFB21. Triple-therapie: combinatie van
antitrombotica, december 2014.
• Dual Antiplatelet Therapy (DAPT) Guidelines, ESC Clinical Practice Guidelines, Chapter 7.2,2017;
• European Heart Rhythm Association Practical Guide on the use of non-vitamin K Antagonist oral anticoagulants in patients with atrial fibrillation, Chapter 14, 2018
• xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxx/xxxx/Xxxxxxxxxx_xxxxxxxxxxxxxx.xxx
• xxxx://xxx.xxxx.xx/Xxxxxxxxx_XXX_xxxxxxxxx_xxx_0000.xxx
Type indicator Proces
Indicator 3.8 Terughalen thuismedicatie bij start van GDV
Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV) Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding GDV-patiënten zijn kwetsbare patiënten. Bij het starten van GDV
dient aandacht te zijn voor het gebruik van de GDV en eventuele losse medicatie. Om verkeerd medicijngebruik tegen te gaan is het aan te bevelen om bij starten van de GDV de overtollige thuismedicatie terug te halen.
Indicator Is er bij start van de GDV standaard aandacht voor het terughalen naar
de apotheek van de overtollige thuisvoorraad?
Ja
Nee
Toelichting De start van een GDV markeert de overgang van een situatie met
onbepaalde/onbekende thuisvoorraden medicatie bij de patiënt naar gelimiteerde hoeveelheden medicijnen in de medicatierol. Deze transitie vraagt een strakke regie van de apotheek om te voorkomen dat de nieuwe GDV-patiënt zijn thuisvoorraden behoudt en tegelijkertijd dezelfde medicatie voortaan in een medicatierol krijgt. Het risico op (onbedoeld) dubbel medicatiegebruik moet beperkt worden.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Type indicator Structuur
Indicator 3.9 Medicatie apart verpakt in GDV voor apart inname tijdstip Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode 2021
Aanleiding Bepaalde geneesmiddelen moeten apart ingenomen worden van de rest.
Indicator A A1 Heeft u beleid opgesteld waarbij bepaalde medicatiegroepen in een apart zakje worden verpakt zodat ze vóór de overige medicatie in de ochtend op nuchtere maag worden ingenomen?
Ja
Nee, door naar B
A2 Zo ja, voor welke geneesmiddelengroepen heeft u dit beleid
opgesteld? Bisfosfonaten Levothyroxine Anders:
Type Indicator Structuur
Indicator B Bij welk percentage van 10 GDV patiënten met een bisfosfonaat (of
levothyroxine) zitten tabletten in een apart zakje verpakt voor inname vóór de overige medicatie in de ochtend?
Uw score voor de noemer van deze indicator vindt u in de KNMP/ SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Bisfosfonaten: X00XX, X00XX (alleen toedieningsvorm ‘tabletten’)
Levothyroxine: H03AA01
Aflevering Aflevering van ‘medicatie’ in de rapportageperiode
Vervolg weekuitgifte Aflevering op basis van de modulaire tariefcodes 4, 5, 6, 16, 17, 18,
28, 29, 30, 40, 41, 42, 49, 50, 51, 55, 56, 57, 61, 62, 63, 67, 68, 69,
73, 74, 75, 79, 80, 81, 85, 86, 87, 91, 92, 93
GDV patiënt Met minimaal 4 ‘afleveringen’ van ‘vervolg-weekuitgifte’ in de laatste
6 maanden van de rapportageperiode.
Gebruik Op basis van een ‘aflevering’ van tenminste 30 dagen onafgebroken
Selectie Inclusie: ‘GDV patiënt’
A 10 gebruikers van een bisfosfonaat (of levothyroxine).
B apart zakje beschikbaar voor bisfosfonaat (of levothyroxine).
Percentage B/A
Type indicator Proces
Toelichting Bisfosfonaten dienen te worden ingenomen bij het opstaan ‘s
ochtends, ten minste een half uur voor het eerste eten of drinken of de eerste geneesmiddelen van die dag. Als er met bisfosfonaten niet voldoende patiënten gevonden worden, doorgaan met gebruikers van levothyroxine.
Schildklierhormonen dienen te worden ingenomen op een lege maag met wat water, elke dag op dezelfde wijze: ‘s ochtends een half uur voor het ontbijt of ‘s avonds, minstens twee uur na het avondeten.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Indicator 3.10 Voorkeur voor nortriptyline boven amitriptyline bij oudere patiënten met GDV
Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding De tricyclische antidepressiva amitriptyline en nortriptyline worden
veelvuldig toegepast vanwege hun werking bij neuropathische pijn. Ouderen zijn extra gevoelig voor de anticholinerge bijwerkingen. Het anticholinerge effect is het sterkst bij amitriptyline en het minst bij nortriptyline.
Indicator Percentage GDV patiënten met nortriptyline of amitriptyline, dat in de rapportageperiode gestopt is met amitriptyline.
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Nortriptyline:
N06AA10
Amitriptyline:
N06AA09
Passant Iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Aflevering Aflevering van ‘medicatie’ in de rapportageperiode
Vervolg weekuitgifte Aflevering op basis van de modulaire tariefcodes 4, 5, 6, 16, 17, 18,
28, 29, 30, 40, 41, 42, 49, 50, 51, 55, 56, 57, 61, 62, 63, 67, 68, 69,
73, 74, 75, 79, 80, 81, 85, 86, 87, 91, 92, 93
GDV patiënt Met minimaal 4 ‘afleveringen’ van ‘vervolg-weekuitgifte’ in de laatste 6
maanden van de rapportageperiode.
Selectie Inclusie: patiënten met GDV
A Patiënten van 65 jaar of ouder jaar met twee of meer ‘afleveringen’ van ‘nortriptyline’ of ‘amitriptyline’.
B Patiënten uit ‘A’ zonder ‘amitriptyline’ als laatste GDV- ‘aflevering’.
Percentage B/A
Toelichting De STOP-START criteria zijn een onderdeel van de Multidisciplinaire
richtlijn Polyfarmacie bij ouderen. Deze criteria beschrijven potentieel ongewenste geneesmiddel(groep)en bij ouderen (STOP-NL) en situaties waarbij de start van medicatie overwogen kan worden (START-NL).
De keuze om daadwerkelijk te stoppen of starten blijft altijd maatwerk waarbij de patiënt centraal staat.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie bij ouderen
Type indicator Proces
Indicator 3.11 GDV-patiënten zonder doorgebruik van protonpompremmers na
stoppen van NSAIDs
Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV) Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Door geneesmiddelen te leveren in GDV ontstaat de mogelijkheid
dat medicatie chronisch wordt doorgebruikt terwijl dit niet meer de bedoeling is. Een voorbeeld hiervan zijn protonpompremmers (PPI) die in verband met niet selectieve niet steroïdale anti-inflammatoire
geneesmiddelen (NSAIDs) zijn gestart en na stoppen van deze middelen onterecht gecontinueerd worden.
Indicator Percentage GDV-patiënten dat gedurende de rapportageperiode een PPI door NSAID gebruik gestart is, doorgebruikt nadat de NSAID gestopt is en er geen andere risicomedicatie gebruikt wordt.
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’, indien u gegevens aan SFK aanlevert. Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Ns-NSAIDs zonder injecties: M01A (niet sterioide anti-inflammatoire en antireumatische middelen) zonder de farmaceutische vormen 18, 21, 44, 76, 79, 82, 83, 174, 550, 551, 552, 559
Maagprotectie (PPIs):
A02BC
Risicomedicatie maag:
NSAIDs M01A
Antistollende medicatie:
B01AC06 (ASA), B01AC08 (carbasalaatcalcium), B01AC30 (combinatiepreparaten), B01AC04 (clopidogrel), B01AC22 (prasugrel), X00XX00 (xxxxxxxxxx), X00XX00 (xxxxxxxxx), XXX 000000 (clopidogrel combi), B01AE07 (dabigatran), B01AF (directe factor Xa remmers) Vitamine K-antagonisten:
B01AA
Corticosteroïden:
H02AB
SSRI’s en gerelateerde:
N06AB (SSRI’s), N06AX16 (venlafaxine), N06AX05 (trazodon), N06AX21 (duloxetine)
Overige:
C03DA01 (Spironolacton)
Reuma:
L04AA27, L04AB04, L04AC03, L01CB01, P01BA01, L04AB01, L04AB06, P01BA02, L04AB02, L04AA13, L04AX03,A07EC01, L04AC07, L04AB05, L04AX01, L04AD01, L01AA01, L01XC02, M01CC01, M01CB01
Aflevering ns-NSAID Aflevering van ‘ns-NSAIDs zonder injecties’ in de rapportageperiode of
in de voorafgaande 3 maanden.
Aflevering PPI Aflevering van ‘PPI’ in de rapportageperiode of in de voorgaande 12
maanden (voor het bepalen van de eerste aflevering).
Eerste aflevering Aflevering in de rapportageperiode zonder dat er een aflevering in
de voorafgaande 12 maanden van deze geneesmiddelgroep was en hiervoor een eerste uitgifte tarief in rekening was gebracht.
Gebruiker Met een gebruiksperiode in de rapportageperiode op basis van
afleveringen in dit jaar en/of in de voorafgaande 3 maanden. Gecorrigeerde Binnen de ‘gebruikers’ de gebruiksperioden op niveau van de gebruiksperiode geneesmiddelgroep corrigeren voor overlappende afleveringen binnen
deze groepen.
PPI geïnitieerd door ‘Eerste aflevering’ van een ‘PPI’ met 10 dagen ervoor of erna een
ns-NSAID gebruik ‘gecorrigeerde gebruiksperiode’ van ‘ns-NSAIDs’.
PPI aflevering zonder Afleveringen van een ‘PPI’ zonder een ‘gecorrigeerde gebruiksperiode’
risicomedicatie maag van ‘risicomedicatie maag’ binnen 10 dagen hiervoor of hierna.
Passant Een passant is iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Vervolg weekuitgifte Aflevering op basis van de modulaire tariefcodes 4, 5, 6, 16, 17, 18,
28, 29, 30, 40, 41, 42, 49, 50, 51, 55, 56, 57, 61, 62, 63, 67, 68, 69,
73, 74, 75, 79, 80, 81, 85, 86, 87, 91, 92, 93
GDV-patiënt Met minimaal 4 ‘afleveringen’ van ‘vervolg-weekuitgifte’ in de laatste 6
maanden van de rapportageperiode.
Selectie Inclusie: patiënten met GDV
A ‘Gebruikers‘ van ‘PPI geïnitieerd door ns-NSAID gebruik‘.
B Patiënten uit A zonder ‘volgende PPI afleveringen’ en ‘PPI aflevering zonder risicomedicatie maag’ in gebruik.
Percentage B/A
Toelichting Deze indicator met PPI-gebruik als voorbeeld is opgesteld om het belang van een farmacotherapeutische analyse te benadrukken, waarmee de medicatie in de GDV optimaliseert wordt. Dit geldt uiteraard ook voor andere medicatie die mogelijk ten onrechte gecontinueerd wordt in de GDV.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Geïndividualiseerde distributievorm (GDV)
Module ‘Minderen en stoppen van medicatie’
Type indicator Proces
4 A S T M A
Indicator 4.1 Samenwerking met lokale en regionale ketenpartners Richtlijn Astma
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Goede samenwerkingsafspraken met de andere partners in de keten
dragen bij aan verbetering in de (keten)zorg voor patiënten met astma
Indicator A Heeft u samenwerkingsafspraken (mondeling of schriftelijk) voor de begeleiding van astmapatiënten als onderdeel van een ketenzorgprogramma?
Ja
Nee, door naar volgende indicator
B Met welke partijen in de keten heeft uw apotheek deze
samenwerkingsafspraken?
Meerdere opties mogelijk: Huisarts Praktijkondersteuner Longarts Longverpleegkundige Fysiotherapeut Diëtist Wijkverpleegkundige Logopedist Ergotherapeut Anders:
C Voor welke taken heeft u afspraken gemaakt met de ketenpartners
waarmee u samenwerkt? Meerdere opties mogelijk: Inhalatie instructie
Jaargesprek inhalatietechniek
Communicatie naar de patiënt op contactmomenten Monitoren farmacotherapeutische problemen bij medicatiebewaking zoals interacties, contra-indicaties Algemene farmacotherapeutische afspraken rondom behandeling, inhalatoren (zoals in een FTO) Uitwisseling van gegevens m.b.t. astma zoals diagnose Patiëntenbegeleiding bij het afbouwen van medicatie (zoals inhalatiecorticosteroïden)
Patiëntenbegeleiding ten aanzien van een longaanval (voorbeelden: hoe te handelen bij een longaanval, wanneer contact opnemen met arts/apotheker, hoe longaanval kan worden voorkomen)
Periodieke evaluatie van de ketenzorgprogramma
Xxxxxx:
Toelichting Deze indicator richt zich op het inventariseren van de bestaande
samenwerkingsverbanden. Binnen de ketenzorgprogramma’s maakt de apotheker inhoudelijke en organisatorische samenwerkingsafspraken met lokale/regionale zorgverleners zoals andere apothekers, huisartsen, praktijkondersteuners, longartsen, longverpleegkundigen,
wijkverpleegkundigen, (kinder) fysiotherapeuten en diëtisten. Dit draagt positief bij aan de kwaliteit van zorg, aan heldere afspraken over wie wat doet en aan de continuïteit van zorg voor de individuele patiënt.
Onderbouwing KNMP-Xxxxxxxxx Xxxxx (hoofdstuk 4.2).
Landelijke Eerste Lijn Samenwerkingsafspraken organisatie van zorg bij chronische medicatie.
LAN Zorgstandaard Astma xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxx-xxxxx LAN Zorgpad COPD : xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx/ Longalliantie: Rapport Goed gebruik Inhalatiemedicatie bij astma en COPD xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/0000/0000/0000/Xxxxxxx_ Goed_Gebruik_Inhalatiemedicatie_2018_definitief.pdf
Zie als voorbeeld knooppunt ketenzorg Zuid-Holland Noord: https:// xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx/xxxxx/Xxxxxxxxxxxxxxxxxx_ astma_maart_2019.pdf
Type indicator Structuur
Indicator 4.2 Samenwerking rondom patiëntbegeleiding voor inhalatie-instructies Richtlijn Astma
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Xxxxx begeleiding van de patiënt ten aanzien van inhalatiemedicatie is essentieel voor het goed gebruik van medicatie. Op deze manier kunnen eventuele knelpunten tijdig worden gesignaleerd en opgepakt. Hierbij hebben alle betrokken zorgverleners een rol.
Indicator Zijn er afspraken met de huisartsen gemaakt over patiëntenbegeleiding ten aanzien van inhalatiemedicatie zoals:
Meerdere opties mogelijk:
Instructie/begeleiding inhalatiemedicatie bij eerste
begeleidingsgesprek astma.
Instructie/begeleiding inhalatiemedicatie bij tweede
begeleidingsgesprek astma. Instructie/begeleiding inhalatiemedicatie bij vervolgbegeleidingsgesprek astma.
Jaarlijkse inhalatie instructie.
(Structurele) afstemming tussen apotheker en huisarts ten aanzien van signalering en afhandeling van knelpunten m.b.t. inhalatiemedicatie.
Xxxxxx:
Toelichting Met onderlinge afspraken wordt geborgd dat elke patiënt de nodige
voorlichting ontvangt, dat de voorlichting van de ketenpartners op elkaar aansluiten, als ook dat het duidelijk is voor de patiënt van welke zorgverlener hij welke (herhaling van) begeleiding/instructie mag verwachten. Met onderlinge afspraken wordt daarnaast geborgd dat eventuele (nieuwe) problemen ten aanzien van inhalatiemedicatie tijdig worden gesignaleerd en gecommuniceerd naar elkaar. Dit draagt bij aan veilige en optimale farmaceutische zorg voor de patiënt. De apotheker kan een belangrijke bijdrage geven aan het zelfmanagement van de patiënt door zich gesprekstechnieken eigen te maken die hem helpen om op voet van gelijkwaardigheid met de patiënt te communiceren.
Voor patiëntenbegeleiding adviseert de KNMP-richtlijn om afspraken
met de ketenpartners te maken.
Onderbouwing KNMP-richtlijn Astma, KNMP-richtlijn Consultvoering, LAN Zorgpad
inhalatiemedicatie
Type indicator Structuur
Indicator 4.3 Transparant zorgaanbod apotheek bij nieuwe patiënten Xxxxxxxxx Xxxxx
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Aan het begin van de therapie dient bij de patiënt duidelijkheid te
bestaan over wat deze tijdens de therapie van de apotheek kan verwachten. Anders bestaat het risico dat de patiënt te lang met vragen en onduidelijkheden blijft rondlopen waardoor mogelijk de medicatie niet goed gebruikt wordt.
Indicator A Wordt er bij patiënten met bij een eerste begeleidingsgesprek van inhalatiemedicatie benoemd voor welke farmaceutische zorg bij astma de patiënt bij de apotheek terecht kan?
Ja
Nee, door naar volgende indicator
B Op welke manier wordt deze informatie gecommuniceerd?
Meerdere opties mogelijk:
Mondeling
Schriftelijke informatie
Xxxxxx:
C Wordt er herleidbaar vastgelegd dat deze informatie is gegeven in het patiëntendossier?
Ja, altijd Ja, meestal Ja, soms Nee, nooit
Toelichting Ad A Bij een eerste begeleidingsgesprek wordt bijvoorbeeld besproken dat de patiënt bij de apotheek terecht kan bij (nieuwe) vragen en knelpunten rondom de ziekte en medicatie en een inhalatie instructie. Ad C Bedoeld wordt het vastleggen van het feit dat er informatie is gegeven, niet de inhoudelijke registratie van de gegeven informatie.
Onderbouwing KNMP-richtlijn Astma
Type indicator Structuur
Indicator 4.4 Informatie over longaanval
Richtlijn Astma
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Een goed geïnformeerde patiënt weet hoe te handelen in het geval
van een longaanval. Dit leidt tot betere zorg en voorkomt onnodige (ziekenhuis)opnames.
Indicator A Krijgen astmapatiënten bij de terhandstelling van inhalatie medicatie
in de apotheek expliciet informatie over de verschijnselen van een
longaanval?
Ja, alleen bij de start van de medicatie (eerste begeleidingsgesprek). Ja, alleen bij een vervolguitgifte van de medicatie (tweede of vervolg begeleidingsgesprek).
Ja, zowel bij de start als bij een vervolg begeleidingsgesprek. Nee, dit gebeurt elders volgens afspraak, door naar volgende indicator.
Nee, door naar volgende indicator.
B Wat stemt u (volgens ketenafspraken) af met de patiënt over een
longaanval?
Meerdere antwoorden mogelijk:
of de patiënt weet wat een longaanval is en hoe deze te herkennen of de patiënt weet hoe hij moet handelen bij een longaanval
of de patiënt weet wanneer contact op te nemen met de arts of de patiënt weet hoe het risico op een longaanval te verkleinen
Toelichting Een longaanval bij een astma patiënt kan het gevolg zijn van onjuist
gebruik van de voorgeschreven medicatie, waardoor de onderliggende ziekte niet optimaal behandeld wordt. Als de patiënt het belang van het juiste gebruik kent en weet hoe hij kan bijsturen als de behandeling toch te kort schiet, kan een longaanval mogelijk voorkomen worden.
Voorlichting hierover is dan ook essentieel, zowel bij de start van astma medicatie als in het vervolgtraject. De apotheker kan de patiënt hierin begeleiden. Deze begeleiding kan variëren in intensiteit van bijvoorbeeld een kort gesprek met de patiënt, doorverwijzen of het opstellen van
een nieuw behandelplan. Dit is ook afhankelijk van de gemaakte
ketenafspraken.
Ad B Het risico op een longaanval kan verkleind worden door bijvoorbeeld specifieke prikkels of (mee)roken te vermijden of door onderhoudsmedicatie (beter) te gebruiken.
Onderbouwing KNMP-richtlijn Astma
Type indicator Structuur
Indicator 4.5 Uniformiteit inhalatoren
Richtlijn Astma
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding In het Longformularium staat de uniformiteit van indicatoren voorop.
Aangezien de manier van inhaleren per type inhalator verschilt is bij gebruik van meerdere typen inhalatoren naast elkaar de kans op foutief gebruik groter. Dit kan leiden tot een suboptimale behandeling van de astma.
Indicator A Is er beleid in de apotheek om bij gebruik van meerdere inhalatoren door de astmapatiënt te sturen op de uniformiteit van het type inhalator?
Ja alleen bij nieuwe patiënten
Ja bij nieuwe en bestaande patiënten Nee dit gebeurt elders volgens afspraak Nee
A Welke factoren belemmeren vooral het beleid voor uniformiteit van
inhalatoren?
Meerdere opties mogelijk:
De zorgverzekeraar bepaalt welk type wordt vergoed Er is geen zelfde inhalatiesysteem op de markt voor de voorgeschreven middelen
De patiënt is gewend aan zijn verschillende inhalatoren en/of wil
geen uniformiteit
De voorschrijver kiest bewust voor een ander inhalatiesysteem De huisarts werkt niet mee
De longarts werkt niet mee
Xxxxxx:
Toelichting Ad A De beschikbaarheid van een regionaal longformularium geldt als
een beschikbaar beleid.
Met deze indicator wordt aandacht besteed aan de implementatie van de afspraken binnen de formularia. De ambitie is om deze indicator de komende jaren door te ontwikkelen als proces indicator in multidisciplinaire samenwerking, waarbij op patiënt niveau wordt getoetst op de uniformiteit van beschikbare inhalatoren systemen.
Onderbouwing KNMP-Richtlijn Astma
Type indicator Structuur
Indicator 4.6 Geen antimycotica bij inhalatiecorticosteroïden
Richtlijn Astma
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Met een goede toelichting bij het verstrekken van de medicatie kunnen schimmelinfecties voorkomen worden.
Indicator Percentage gebruikers van inhalatiecorticosteroïden zonder antimycotica Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’ indien u gegevens aan SFK aanlevert.
Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie ICS: R03AK06, R03AK07, R03AK08, R03AK09, R03AK10, R03AK11, R03AK12, R03AK13, R03BA
Antimycotica: A07AA07, A07AA02, A01AB04, A07AC01
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode
Overgang van ICS naar Eerst ‘aflevering’ van ’ICS’ en vervolgens binnen 3 maanden een
antimycotica ‘aflevering’ van ‘Antimycotica‘ zonder dat het antimycoticum in de 6
maanden daarvoor was gebruikt.
Selecties A Patiënten met tenminste een ‘aflevering’ ‘ICS’ in de
rapportageperiode.
B Patiënten uit ‘A’ zonder ‘Overgang van ICS naar antimycotica’.
Teller B
Noemer A
Percentage B / A
Streefwaarde Richting 100%
Toelichting Mogelijkheden voor het voorkomen van schimmelinfecties zijn
bijvoorbeeld:
1. Inhaleren voor een eetmoment (ontbijt en/of avondeten).
2. Het inhaleren met de juiste inhalatiekracht.
3. Het gebruik van een MDI met voorzetkamer i.p.v. zonder voorzetkamer.
4. Juiste houding bij het inhaleren.
5. Spoelen van de mond/keel (spoelen, gorgelen en uitspugen).
Een andere mogelijkheid is het gebruik van ciclesonide, een prodrug die pas in de longen actief wordt en hierdoor minder kans geeft op schimmelinfecties.
Met protocollair werken kunnen interventies in de tijd gevolgd en ook gedeeld worden met de huisarts of praktijkondersteuner.
Onderbouwing Een mogelijke bijwerking van inhalatiecorticosteroïden is een
schimmelinfectie in mond en keelholte (NHG-Standaard Astma bij kinderen (2014), NHG-Standaard Astma bij volwassenen (2015), NHG-Standaard COPD (2015)).
Type indicator Proces
Indicator 4.7 Beschikbaarheid nieuwe voorzetkamers
Richtlijn Astma
Toepassingsgebied Openbare Apotheek
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Dosis-aerosolen dienen met een voorzetkamer afgeleverd te worden.
Het beleid is om deze hulpmiddelen elk jaar te vervangen.
Indicator Percentage patiënten met een aflevering van een voorzetkamer binnen de afgelopen 18 maanden binnen alle gebruikers van dosis-aerosolen Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’ indien u gegevens aan SFK aanlevert.
Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Astma-aerosolen:
GPK: 2046, 83704, 114502, 118516, 13072, 9075, 91154, 87416,
87254, 92134, 103284, 112801, 112828, 112836, 10162, 53147,
73393, 113476, 113484, 44148, 44156, 92541, 92568, 92576,
123609, 123617, 92126, 66087, 65838, 128171, 140066, 140074,
140082
Uitgesloten (autohalers):
PRK: 53007, 73393, 73423, 80241, 86878, 112909, 121061
Astma-voorzetkamer:
PRK: 47708, 47716, 37257, 77593, 77585, 77607, 77577, 24341,
20664, 79677, 39098, 39101, 39128
HPK: 447633, 535710, 583006, 598208, 598216, 702404, 709972,
753181, 771945, 771953, 795844, 797782, 803014, 803022,
803030, 830658, 1008323, 1028545, 1088491, 1088513, 1455982,
1734350, 1734369, 1734377, 1734385, 1768816, 1839217,
1909576, 1909592, 1915177, 1915185, 1915193, 1915207,
2085747, 2085755, 2085763, 2085771, 2085798, 2085801,
2085828, 2085836, 2085844, 2085852, 2087189, 2110946,
2110954, 2119005, 2222035, 2230828, 2304295, 2305992,
2306018, 2307227, 2307235, 2377241, 2377276, 2377292,
2377314, 2377357, 2377373, 2516926, 2516950, 2518503,
2518767, 2527758, 2527774, 2527804, 2527812, 2528061,
2528088, 2528096, 2528118, 2528126, 2528134, 2528142,
2528150, 2551004, 2551012, 2551020, 2551039, 2555182,
2555204, 2555212, 2555220, 2578115, 2578123, 2578158,
2578182, 2652072, 2652080, 2652099, 2682974, 2703904,
2710250, 2717735, 2717751, 2717786, 2717808, 2718162,
2718170, 2718197, 2733765, 2805081, 2805111, 2805146,
2805154, 2805162, 2805170, 2805189, 2848287
Aflevering Aflevering van ‘astma-aerosolen’ in de rapportageperiode
Passant Iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Exclusie: ‘Passant’
Inclusie: Patiënten onder de 6 jaar en boven de 70 jaar
A Patiënten met een ‘aflevering’ van ‘astma-aerosolen’ zonder ‘autohalers’ in de rapportageperiode.
B Patiënten uit ‘A’ met een ‘aflevering’ van een ‘astma-voorzetkamer’ 18 maanden ervoor of 2 weken na een aflevering van een ‘astma- aerosol’ zonder ‘autohaler’.
Teller B
Noemer A
Percentage B / A
Streefwaarde Richting 100%
Type indicator Proces
Indicator 4.8 Gebruikers van inhalatiemedicatie zonder stootkuren Richtlijn Astma
Toepassingsgebied Openbare Apotheek en Apotheekhoudende huisarts
Rapportageperiode Kalenderjaar 2021
Aanleiding Bij een stootkuur in een jaar lijkt de ziekte niet goed onder controle.
Een evaluatie van de medicatie en het gebruik ervan met de patiënt is
dan nodig.
Indicator Percentage patiënten zonder stootkuren binnen gebruikers van inhalatiemedicatie.
Uw score voor deze indicator vindt u in de KNMP/SFK webrapportage ‘KISS Kwaliteitsindicatoren’ indien u gegevens aan SFK aanlevert.
Het antwoord kunt u automatisch laten inlezen in deze enquête.
Medicatie Inhalatiemedicatie: R03 zonder R03BX
Pred_stoot: H02AB06, H02AB07
Aflevering Aflevering in de rapportageperiode
Gebruiker Met een gebruiksperiode van minimaal 1 dag in de rapportageperiode
op basis van afleveringen in dit jaar en/of in de voorafgaande 3 maanden.
Gecorrigeerde Binnen de ‘gebruikers’ van ‘inhalatiemedicatie’ de gebruiksperioden
gebruiksperiode van de medicatiegroepen bij deze indicator op groepsniveau van de
geneesmiddelen corrigeren voor overlappende afleveringen.
Standaard gebruiksperiode Indien bij ‘Inhalatiemedicatie’ geen daggebruik is geregisteerd, houden
wij standaard 90 dagen als gebruiksperiode aan.
Stootkuur ‘Aflevering’ van ‘Pred_stoot’ > 20 mg en voor tussen de 5 en 14 dagen.
Passant Een passant is iemand die in een periode van 2 jaar slechts één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal 4 opeenvolgende dagen.
Selecties Exclusie: ‘passanten’.
A Patiënten met ‘gebruik’ van ‘inhalatiemedicatie’ op basis van een ‘gecorrigeerde gebruiksperiode’.
B Patiënten uit ‘A’ zonder ‘afleveringen van ‘pred_stoot’, waarbij sprake is van ‘ gebruik’ van inhalatiemedicatie’ binnen 30 dagen ervoor of erna.
Teller B
Noemer A
Percentage B / A
Streefwaarde Richting 100%
Type indicator Proces