Macht, tot het .sluiten van eene overeen k. met <lo Hut. Petr.
[331.
Macht, tot het .sluiten van eene overeen k. met <lo Hut. Petr.
het terrein, welke zij na onderzoek niet wenscht te houden,
«reder ter vrjje beschikking van den Lande te stellen.
3—4.]
.Mij. en de l'etr. Mij. Z.-l'ci lab •ointr. de ten . Djanibi I en II .
Artikelen ö, t; en 7. Evenals vooi de berekening van den cijns van concessien volgena de Indische mijnwet, is als grondslag voor de Jaartijksche uitkeering aangenomen de handelswaarde van dé gewonnen producten. Zoodoende kan bij de vaststelling van het uit te 'keeren' hedrag telkenmale zoowel rekening worden gehouden met de door de maatschappij over den verkoop verstrekte gegevens, als met hetgeen onder vergelijkbare! omstandigheden elders voor gelijksoortige producten wordt betaald.
Bij de berekening der handelswaarde van de gewonnen aardolie wordt niet te rade gegaan met de hoeveelheden Licht olie, benzine en residu, welke bereid zijn, maar niet die, welke blijkens analyse hadden kunnen zijn verkregen.
Artikelen 8 en 0. Ten einde zeer ingewikkelde berekeningen en geschillen daarover te vermijden, zijn voor de in mindering te brengen kosten van bereiding en van het vervoer der «uwe producten vaste bedragen aangenomen, welke eene uit de beschikbare gegevens afgeleide benadering van de werkelijke ontginningskosten weergeven.
(88L 4.)
ONTWER P VAN WET.
Arükel 10. Binnen de omschrijving van de ontginnings- kosten vallen alle directe uitgaven, zoowel op als buiten het ontginningsterrein gedaan, niet echter Directie- en andere algemeene onkosten en zulks ter vermijding van de bij de cijnshefflng gerezen meeningsverschillen over hetgeen al dan niet onder die onkosten valt.
Artikel 12. De in de alinea's 1 tot en met 4 opgenomen rente- en boetebedingen strekken om te voorkomen, dat gemis van overeenstemming over de aan den Lande verschuldigde bedragen leidt tot renteverlies voor het Land en bevoonleeling van den ontginnen
Artikel 18. Het spreekt vanzelf, dat voortzetting van het bedrijf niet kan worden verlangd, wanneer afdoende blijkt, dat de ontginner daaruit geen voordeel kan behalen. Mocht zich zulks voordoen, dan is het duidelijk, dat of de ontginning op zich zelf niet loonend is, of dat de overeenkomst aan de maatschappij te zware lasten oplegt, in welk geval dan naar omstandigheden tot staking van het bedrijf of tot eene o vereen - komst op minder bezwarende voorwaarden zal moeten worden besloten.
Artikelen 20 en 21. Bepalingen van dezen aard zijn noodig om den overgang tot eigen ontginning of de voortzetting van het. bedriji door anderen gemakkelijk te maken.
De Minister run Koloniën,
TH. X. XXXXXX.
WI.I XXXXXXXXXX , BIJ VE GRATIE GODS, KONINGIN OKK
NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE XASSAI. I:N/„, ENZ., ENZ.
Xxxxx, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wensehelijk is om op den voet van artikel 'ui van de Indische mijnwet (Nederlandse/i Staatsblad 1910, n". 293, Indisch Staatsblad n". 588) eene overeenkomst te sluiten tot opsporing en ontginning van aardolie en daarmede voorkomende gasvormige zelfstan- digheden in een gedeelte van de residentie Djambi:
Zoo is het, dat Wij. den Raad van State gehoord, en niet gemeen overleg der Staten-Ueneraal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.
Onze Minister van Koloniën, als vertegenwoordigende Neder landsch-indie. wordt, gemachtigd om met de te Amsterdam gevestigde Naamlooze Vennootschap „de Petroleum Maatschappij Zuid-Perlak*' eene overeenkomst te sluiten, betreffende de opsporing en de ontginning van aardolie en daarmede voor- komende gasvormige zelfstandigheden in een in de residentie Djambi gelegen terrein, genaamd Djambi II, begrensd ten noordoosten door de lijn, getrokken in de richting astronomisch noordwest-zuidoost, gelegen op een afstand van 6 kilometer in de richting astronomisch noordoost van de monding van de Soengei Mengkela in de Soengei Kapas, van af haar snijpunt met de gewestelijke grens tusschen Djambi en Palembang tot waar zij den weg van Doesoen Moeara Soengei Tanah Abanu naar Doesoen Pelapoeng Teleboeng ontmoet, vervolgens deze weg tot aan zijn snijpunt met de Soengei Djangga en verder deze rivier stroomafwaarts tot aan hare uitmonding in de Tembesi-rivier en ten Noorden en ten Westen door de Tembesi-rivier en door den weg van Sarolangoen naar Soeroelangoen iRawasi
en zulks overeenkomstig de voorwaarden vervat in het aan deze wet gehecht ontwerp.
Artikel 8.
De te sluiten overeenkomst wordt kosteloos geregistreerd en is vrij van de heffing van de bij de wet van 9 Mei 1890
{Staatsblad n". 8<b bedoelde kanselarij-legos.
Bijlagen. [331. 4.] Tweede Kamer. „
Macht, tol lu't sluiten van eene oveieenk. niet do Bat. l'elr. Mij. en de 1'etr. Mij. Z.-lVilak oliilr. do ten . Djaiiibi I en II .
Artikel 8.
Deze wot treedt in werking op den dag barer afkondiging.
Lasten en bevelen dat deze in het stu«txb/ud zal worden geplaatst, en dat alle Ministeiieolc Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
(iegeven
Dé Miniêter van Koloniën,
ONTWEHP.
OVEREENKOMST.
TusBcben Nederlandsch-Indlfl (in deze overeenkomst aan- geduid als „het Land"), ten deze vertegenwoordigd door den Minister van Koloniën, krachtens machtiging bij de wet van
en de te Amsterdam gevestigde naamlooze vennootschap do Petroleum- Maatschappij Zuid-Perlak, krachtens de artikelen Jt en 11 der statuten, vertegenwoordigd door haren Directeur, daartoe ge- machtigd door den Raad van Commissarissen, (in deze over- eenkomst aangeduid als .de Maatschappij"), is overeengekomen als volgt:
Artikel 1.
(1) Het Land verleent aan de Maatschappij voor den tijd van 25 achtereenvolgende jaren, aanvangende met den dag van ondertcekening dezer overeenkomst, met uitsluiting van anderen en behoudens de beperking vervat in artikel 2, het recht tot opsporing en ontginning van aardolie en van daar- mede voorkomende gasvormige zelfstandigheden vooreen terrein in de residentie Djambi, begiensd ten nooidoosten door de lijn, getrokken in de richting astronomisch noordwest-zuidoost, gelogen op een afstand van (> Kilometer in de richting astronomisch noordoost van de monding van de Soengei Mengkela in de Soengei Kapas. van af haar snijpunt met de gewestelijke grens tusschen Djambi en Palembang tot waar zij den weg van Doesoen Moeara Soengei Tanah Abang naar Doesoen Pelapoeng Teleboeng ontmoet, vervolgens deze weg tot aan zijn snijpunt met de Soengei Djangga en verder deze rivier stroomafwaarts tot aan hare uitmonding in deTembesL rivier en ten Noorden en ten Westen door de Tembesi-rivier en door den weg van Sarolangoen naar Soeroelangoen (Bawaa).
(2i Dit terrein (in deze overeenkomst aangeduid als „het contractsterrein") draagt den naam van Xxxxxx XX.
Artikel 2.
(1) Het in artikel 1 bedoelde recht tot opsporing en ont- ginning omvat niet de ontginning van aardolie, welke ongeschikt is voor de bereiding van benzine, lichtolie of residu of voor den verkoop als vloeibare brandstof.
(2) De winning van zoodanige aardolie ia slechts geoorloofd tot zoodanige hoeveelheid, als dooi'de Maatschappij, ten behoeve van dè ontginning wordt verbruikt.
Artikel 8.
(1) De Maatschappij' verbindt zich de opsporing en ont- ginning, waartoe haar bij artikel 1 het recht is verleend, met zoodanigen spoed, op zoodanige schaal, en met zoodanige hulpmiddelen ter hand te nemen en voort te zetten, als redelijkerwijs kan worden gevorderd in verband met den algeineenen handelstoestand en in het bijzonder met den stand der markt van petroleum en aanverwante producten en geheel afgescheiden van het meerdere of mindere voordeel, eventueel voor de Maatschappij uit de exploitatie van andere olieterreinen voortvloeiende.
(2i De Maatschappij verbindt, zich ineiie. om de opsporing en ontginning op zoodanige wijze te doen plaats hebben, dat daarbij niet meer aan producten verloren gaat dan redelijkerwijs Idj een technisch goed gevoerd bedrijf als onvermijdelijk moet, worden beschouwd.
Artikel 4.
(Il De Maatschappij betaalt aan het Land:
o. eene som in eens, bedragende ƒ860 000 uwee honderd vijftig duizend gulden);
b. een jaarlijksch vast recht per hectare oppervlak van het contractsterrein ten bedrage van:
/"0.025 per hectare voor de eerste vijf jaren: ƒ0.80 per hectare voor de volgende vijfjaren:
ƒ0.50 per hectare voor den verderen duur der overeen* komst:
e. een jaarlijkschc uitkeering bedragende twee en zestig en een half ten honderd van het bed rijfssaldo over het vorige jaar, bepaald, als in de volgende artikelen omschreven.
(2i Het vast recht 'wordt berekend en betaald over contiacts- jaren, de uitkeering over kalenderjaren.
(8) Het oppervlak van het contractsterrein wordt voor de bepaling van het vast recht, behoudens de wijzigingen,voort* vloeiende uit de toepassing van artikel 17. geacht te bedragen:
220 000 hectaren.
Artikel ~>.
lil Het bedrijt'ssaldo over eenig kalenderjaar wordt bepaald door de handelswaarde van de in dat jaar gewonnen aardolie en gassen te verminderen met de in dat jaar gemaakte kosten van ontginning, berekend als in artikel 10 omschreven.
(2) De handelswaarde der gewonnen aardolie wordt gelijk- gesteld aan die der daaruit verkrijgbare hoeveelheden lichtolie, benzine en residu ter plaatse, waar die worden bereid, ver- minderd met de kosten van de bereiding zelve iraffinage) en van vervoer van het ruwe product naar de plaats van bereiding, berekend als in de artikelen N en !• omschreven.
(3)' Bij de vaststelling van de handelswaarde wordt niet slechts rekening gehouden niet de veikoopsprijzen van de producten uit het contractsterrein verkregen, maar ook met de marktwaarde elders van overeenkomstige producten in en buiten Nederlandsch-Indie.
I4I Als residu wordt beschouwd het geheele dfstillatierestant, overblijvende na de bereiding van lichtolie en benzine: als handelswaarde van hel residu die als vloeibare brandstof. Die waarde wordt niet verhoogd, wegens een gehalte aan smeer oliën, paraffine of andere meerwaardige bestanddeelen.
(5) Indien de gewonnen aardolie een zoo gering gehalte aan lichtolie of benzine bevat, dat de kosten van bereiding daarvan meer bedragen, dan de waardevermeerdering die van de bereiding het gevolg zou zijn. of wel, indien de gewonnen aardolie uitsluitend lichtolie of benzine bevat, wordt als grond- slag voor de bepaling van het bedrijfssaldo de handelswaarde van het onbereide product aangenomen en worden geen kosten van bereiding, doch alleen die van vervoer naar de plaats van verkoop in aftrek gebracht.
(6) De handelswaarde der gewonnen gassen wordt, bijaldien deze onder normale omstandigheden door de Maatschappij aan derden worden verkocht, uit den prijs van verkoop afgeleid: heeft zoodanige verkoop niet plaats gehad, dan wordt de handels. waarde afgeleid uit die van vloeibare brandstof in dien zin dat 1 kubieke meter gas onder atmospheriachen druk gelijk gesteld wordt met 1.86 K<L vloeibare brandstof, wordende overigens de .handelswaarde der gassen voor de vaststelling der uitkeering slechts verminderd met de kosten van winning dier gassen.
Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1914—1915.
1 0 [331. 4.]
Macht. (<ii bel duiten van.eeneovereenk. met de Bat. Petr. Mij. en de Petr. Mij. Z.-Perlak omtr. xxxxxx, Xxxxxx [ra II.
Art ik.'I c>.
(1) De hoeveelheid gewonnen aardolie wordt bepaald door geregelde meting aan de hoofdverzameltanks van elke als een afzonderlijk ontginningsterrein te beschouwen groep putten,
(2) De meting van gassen geschiedt, nadat die van sen groep putten, als bedoeld in het eerste Lid van dit artikel, zijn verzameld.
(3) Van di' duur meting verkregen hoeveelheden wordt voor rafflnage-verllezen twee ten honderd en voor pijpleiding-verliezen een ten honderd voor elke .">0 KM. vervoersat'stand in mindering gebricht,
(4) Gedeelten van 50 KM. blijven daarbij buiten beschouwing.
(5) De ten behoeve van de ontginning verbruikte hoeveel* lieden ruwe olie of gassen worden bij de berekening der uitkeering buiten beschouwing gelaten.
(6) Geen verbruik van aardolie of gassen anders dan ten behoeve van de ontginning mag plaats hebben, voordat de metingen bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel hebben plaats gehad.
Artikel 7.
il) De analyse van ruwe aardolie, ter bepaling van do daaruit verkrijgbare hoeveelheid benzine, Lichtolie en residu geschiedt volgens de methode van Xxxxxx, zooals die is om- schreven in het werk „Petroleum" van Xxx Xxxxxxxx Xxxxxxx, tweede uitgave blz. 534 en verder, waarbij de benzine- en lichtolie-fracties worden afgesloten bij resp. 12(>° ('. en 285° C.
(2) Indien echter de Maatschappij daartoe aan den Chef van het Mijnwezen in Nedorlandsch-Indië het verlangen te kennen geeft, zal de verkrijgbare hoeveelheid van elk der in het eerste lid genoemde bestanddeelen niet door analyse worden bepaald, maar worden afgeleid uit de Mj de bereiding werkelijk verkregen rendementen.
Artikel 8.
De kosten van bereiding van benzine, lichtolie en residu (raffinage) worden voor de berekening der jaarlijksche uitkeering gesteld op een vast bedrag van f 2.50 Itwee gulden en vijftig cent) per 1000 Kilogram benzine en lichtolie, blijkens de analyse dan wel het bereidingsrendement uit de ruwe aardolie verkrijgbaar.
Artikel 9.
(1) De kosten van vervoerder ruwe aardolie naar de plaats, waar do handelswaarde wordt vastgesteld, worden voor de berekening van de jaarlijksche uitkeering bepaald door samen- voeging van de navolgende bedragen, t. w.:
a. eene som per jaar en per kilometer, waarover de aardolie door pijpleidingen wordt vervoerd, van :
o | tot | 10 000 |
10 000 | , | 20 000 |
20000 | , | 30 000 |
30 000 | , | 40 000 |
40000 | „ | 50 000 |
50 000 | 60 000 | |
60 000 | . | 70 000 |
70 000 | , | 80 000 |
80 000 | , | 90000 |
OOOOu | , | 100 000 |
100 000 „ | 115 000 | |
115 000 ., | 135 000 | |
135 000 „ | 160 000 | |
100 000 . | 200 000 | |
meer dan . | 200 000 |
9 _. ™ .. 575.— | » , | » „ | * , | n „ | n „ |
n ~?' | " | n | n | r | n |
f 300.— bij een totale jaarproductie van
i 66<).— .. „ „ „ „
7no
n LVV' n n n n n
(2| Voor de berekening dezer kosten van vervoer dienen als grondslag de gemeten hoeveelheden, zonder aftrek van de verliespercentages, vastgesteld in artikel 8,
(8) Hij vervoer van aardolie door pijpleidingen, welke tevens worden gebruikt voor het vervoer van niet binnen het contracts-
terreln gewonnen olie, wordt bei bedrag bedoeld sub a van het eerste lid van dit artikel verminderd naar reden van de totale hoeveelheid, door die pijpleidingen vervoerd, tot die van het contractsterrein afkomstig.
(4) Het totaalbedrag van de in mindering te brengen transport- kosten zal evenwel in geen geval booger worden gestald dan de som, welke daarvoor naar den bovenomschreven maatstaf' zou worden gevonden, bijaldien dé Maatschappij de aardolie 0)i dn minst kostbare wijze deed vervoeren naar de naastbij- gelegen voor afscheep geschikte plaats Indegemeente Palembang.
Artikel 10.
(1) De kosten van ontginning, welke ter berekening van de jaarlijksche uitkeering in aftrek mogen worden gebracht, omvatten zoowel de kosten van opsporing, als die van de eigenlijke ontginning.
(2) De ontginning wordt gerekend te omvatten:
le. alle werkzaamheden óp het ontginningsterrein verricht voor het boren, verdiepen, schoonmaken en onderhouden der putten:
2e. alle werkzaamheden op het ontginningsterrein verricht voor de onttrekking van aardolie en gassen aan de putten, voor de voorloopige reiniging (waaronder ook is begrepen het onttrekken van water aan emulsie) en voor de ver- zameling der producten, tot aan de plaats waar de metingen worden verricht, bedoeld in artikel 7; hiertoe wordt mede gerekend de winning van producten uit gassen.
(3) Benevens de uitgaven voor de sub 1'\ en 2e. bedoelde werkzaamheden mogen voor de berekening der jaarlijksche uitkeering onder de ontginningskosten worden gerekend:
8*. de directe uitgaven voor de aanschaffing en het vervoer naar het ontginningsterrein van alle, voor de sub le. en 2e. van dit artikel omschreven doeleinden benoodigde inrichtingen, werktuigen, gereedschappen, materialen, brand' stoffen en andere benoodigdheden;
4e. de uitgaven voor werving en aanvoer van werklieden bij de ontginning te werk gesteld, ook voor xxxxxx die buiten het ontginningsterrein zijn gedaan;
5e. de uitgaven voor oprichting (mot inbegrip van die voor het verkrijgen van de beschikking over den benoodigden bovengrond) onderhoud, vernieuwing en wijziging van de gebouwen op het ontginningsterrein voor de sub 1". en 2e. bedoelde werkzaamheden benoodigd, voor zoover hiervoor geen huur wordt verkregen;
6e. de uitgaven voor den aanleg (met inbegrip van die voor het verkrijgen van de beschikking over den benoodigden bovengrond) en het onderhoud van land- en waterwegen en transportbanen, voor zoover dienende ten behoeve der
" ü:1°-— » » » " "
., ^f60. n m n n n
I 'öU. ., „ ,, n „
., 800 . n u t n n
„ 820. ., „ „ „ „
«10
Mn
,, IWU. „ „ „ . ff „
san
opsporing en ontginning;
7e. de uitgaven voor leiding en beheer van de ontginning, voor zoover op het ontginningsterrein uitgeoefend.
B Artikel 11.
(li De jaarlijksche vaststelling van de wegens uitkeering
b,, . IX1fV. 0.0„01 ,,per
„1000 kilo„ gram en„
por
kilometer, waarover
en wegens rente ingevolge artikel 12, door de Maatschappij
., 900. —de ,, olie,,
jaarpas,
me.,t zeesche„pen, voorzien wordt vervoerd:
van een zoobriof of
verschuldigde bedragen geschiedt, de Maatschappij gehoord, door den Chef van liet mijnwezen in Nederlandsch-Indië dan
f 0.005 per 1000 kilogram en de olie op andere wijze wordt is bedoeld.
per kilometer, waarover vervoerd dan i ub « en b
wel door een ander door het Land aan te wijzen ambtenaar, onverminderd het recht der Maatschappij om geschillen over het bedrag der uitkeering en rente aan de uitspraak van
[331. 4.] i i
Macht. tot hel sluiten van eene overeeuk. nx-t do Bat. Petr. Mij. eu de ivti. Mij. Z.«Perluk ointr. deterr. Djuuibi I eu II.
scheidsmannen te onderwerpen, op de wijze als In artikel 22 omschreven.
(2i De Maatschappij is verplicht, allo voor de berekening van vorengenoemde bedragen noodig geoordeelde Inlichtingen zoowel jaarlijks als tusschentyds te verstrekken, alsmede aan den Ohef van hot Mijnwezen in Nederlandsch-lndië Of door xxxx aan te wijzen a nbtenaren te allen tijde gelegenheid te geven, zich door Xxxxxx van de hoeken, rapporten en andere In scheiden van de Maatschappij en door plaatselijk hezuek aan de terreinen, kantoren en inrichtingen (waaronder ook laboratoria) ter zake op de hoogte te stellen.
Artikel 12.
ilj Alle betalingen, ingevolge deze overeenkomst door de Maatschappij aan het Land te doen, geschieden door storting van de verschuldigde bedragen in 's Landa kas te Batavia en wel van :
1". de som, vernield in artikel 4 sub u, uiterlijk op den laatsten dag der derde maand volgende op die, waarin de overeenkomst is gesloten:
2". het vast recht, vermeld in artikel 4 suli b, telkens over een geheel contractsjaar, voor de eerste maal uiterlijk op den laatsten dag der derde maand, volgende op die waarin de overeenkomst is gesloten, en verder bij voor- uitbetaling telkens voor den aanvang van een nieuw contractejaar;
3". de jaarlijksche uitkeering, vermeld in artikel 4 sub c, uiterlijk op den laatsten dag der derde maand, volgende op die waarin het bedrag dier uitkeering zal zijn vastgesteld.
(2) De jaarlijksche uitkeering wordt echter geacht telken jare verschuldigd te zijn op den lstP" Juli van het volgende kalenderjaar. Over het tijdsverloop, van dien datum tot en met den dag van betaling is de Maatschappij aan het Land een rente verschuldigd ad 6°/ 0 'sjaars van het bedrag der uitkeering.
(8) De betaling dezer rente aal' geschieden gelijktijdig met die van de hoofdsom.
(4) Bij niet voldoening van eenig ingevolge deze overeen- komst aan het Land verschuldigd bedrag binnen den daartoe gestelden termijn, verbeurt de Maatschappij een boete van een ten honderd van het door haar verschuldigde, voor elke maand achterstand, zullende een gedeelte ecner maand voor een volle maand worden gerekend.
Artikel 18.
De Maatschappij is verplicht om binnen twaalf maanden, na den dag waarop tot het sluiten van deze overeenkomst machtiging bij de wet zal zyn verleend, al hare uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen zonder eenig voorbehoud over te diagen aan een naamlooze vennoot- schap, welke voldoet aan de in het volgend artikel gestelde vereischten.
Artikel 14.
(1) De naamlooze vennootschap in liet vorig artikel bedoeld, moet ingevolge de Nederlandsche of Nederlandsch-Indische wet zijn opgericht en haar zetel en bestuur in Nederland of Nederlandsch-lndië gevestigd hebben.
(2) De bestuurders der vennootschap, de meerderheid dei- commissarissen en — indien zij niet in NYderlandsch-Indië gevestigd is — hare vertegenwoordigers aldaar, moeten Neder landen zijn.
Artikel 15.
xxx Xx statuten der in de beide vorige artikelen bedoelde naamlooze vennootschap zijn onderworpen aan de goedkeuring van den Minister van Koloniën, welke vóór het verlijden der
acte van oprichting behoort te worden gevraagd; wijziging van statuten vereischt de goedkeuring van den Minister van Koloniën.
i2) In de statuten moeten de benoeming en bet ontslag van commissarissen afhankelijk worden gesteld van de be- williging van den Minister van Koloniën, en daaVin de bepaling
' voorkomen, dat Directeuren hunne betrekking nlel aanvaarden alvorens hunne benoeming is goedgekeurd door den Minister van Koloniën; deze zal de bevoegdheid hebben een Begeerlngs. commissaris aan te wijzen.
(8) De Hegeeringsconimissaris zal het recht hebben kennis te nemen van alle handelingen der vennootschap, de alge- meene vergaderingen van aandeelhouders en de vergaderingen van commissarissen bij te wonen en in die vergaderingen een raadgevende stem uit te brongen. Hij zal toegang hebben tot de bezittingen, kantoren en archieven van de vennootschap en van alle boeken, bescheiden, kaarten en schrifturen Inzage kunnen nemen en daarvan afschrift doen nemen.
(4) De belooning van den RegeeringSCommissaris komt ten laste van den Lande.
Artikel 10.
De rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst voort- vloeiende, mogen overigens noch in hun geheel, noch gedeeh telijk worden overgedragen, dan niet voorafgaande toestemming van het Land, dat aan het verleehen daarvan bijzondere voorwaarden zal mogen verhinden en ook bevoegd zal zijn die toestemming zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Artikel 17.
(1) De Maatschappij is bevoegd gedeelten van het contracts- terrein, vóór den afloop van den in artikel l bepaalden termijn wederom ter beschikking van het Land te stellen, mits afstand doende van alle rechten, ter zake van die ge. deelten voor haar uit «leze overeenkomst voortvloeiend.
(2) Het voornemen daartoe zal moeten blijken uit eene schriftelijke verklaring van de Maatschappij, bevattende de grensomsi hrijving van het prijs te geven gedeelte, eene opgave van hare zich daarbinnen bevindende werken en bezittingen, en verdere EOodanige gegevens, als noodig zijn om den omvang en de gevoltren der prijsgoving te kunnen beoonleelen.
(3) Het Land is evenwel bevoegd m de voorgestelde be- grenzing van het prijs te geven gedeelte zoodanige wijziging: te vorderen, als het in bet belang van eene doelmatige begrenzing of van eene behoorlijke ontginning noodig zal oordeelen.
(4) Xadat ten aanzien van de begrenzing, alsmede van het oppervlak van het overblijvende gedeelte van het .contracts terrein en van al hetgeen verder ter zake regeling mocht behoeven, tUSSCheil partijen overeenstemming zal zijn verkregen, zal een en ander worden vastgesteld bij snppletoire schrifte- lijke overeenkomst.
(5) Bij tot standkoming van zoodanige overeenkomst, zal het vast recht, bedoeld bij art. 4 sub >>, over het prijsgegeven terreingedeelte slechts verschuldigd zijn tot het einde van het contractsjaar. waarin voor dat gedeelte eene verklaring als bovenbedoeld, voldoende aan de gestelde vereischten. bij den Chef van het Mijnwezen LnNederlandsch-indie zal zijn Ingekomen.
(til Zoolang vorenbedoelde overeenkomst nier tot stand is gekomen, wordt de Maatschappij van hare verplichting tot betaling van het bedongen vast recht niet ontheven, doch hetgeen in verband met de prijsgeving naderhand mocht blijken te veel te zijn betaald, wordt bij de eerstvolgende verschul- digde storting of stortingen niet de .Maatschappij zonder rente- vergoeding verrekend.
Artikel 18.
tl) De Maatschappij is bevoegd de ontginning te staken,
indien zij ten genoegen van den (Jouverneur-Geiieraal kan
[331.
Macht. l"t ln'1 sluiten van ITIIC overeeiik. mot de Bat. I'etr.
aantoonen «lat uit de voortzetting van bet bedrijf door baar geen voordeel kun worden behaald.
(2) in dat geval zal zij de ontbinding van deze overeen* komst triogen vorderen, mits onder overlegging van de noodige bescheiden, ten bewijze dal hei sub i bedoelde geval zich Inderdaad voordoet, het vast recht over het loopende contracts- jaar en alle verder door haar uit hoofde dezer overeenkomst verschuldigde bedragen zijn betaald en dat zij ook overigens aai» al hare uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen beeft voldaan, dan wel dat zij voor de richtige nakoming daarvan ten genoegen van hot band voldoende zekerheid beeft gesteld.
(8) De Maatschappij wordt van hare verplichtingen om de ontginning voort te zetten niet ontheven, alvorens deze over- eenkoinst zal zijn ontbonden, hetzij bij rechterlijk vonnis hetzij niPt onderling goedvinden van partijen, in het laatste geval hij eene suppletoirs schriftelijke overeenkomst, welke moet worden aangegaan binnen drie maanden nadat de in het tweede lid bedoelde bescheiden in goede orde aan het Land zullen zijn ingediend.
iti Xxxxxxx van ontbinding met onderling goedvinden, zal het vast recht, bedoeld bij artikel 4 sub b, slechts verschuldigd zijn tot het einde van liet contractsjaar, waarin de vorenbe-
i doelde suppletoire overeenkomst zal zijn tot stand gekomen dan wel — niet Inachtneming van den in het voorgaande lid gestelden termijn — tot stand had moeten komen.
löi Zoolang de ontbinding niet heeft plaats gehad, hetzij bij rechterlijk vonnis, hetzij bij eene suppletoire schriftelijke overeenkomst, wordt de Maatschappij evenwel van hare ver- pllchting tot betaling van liet bedongen vast recht niet ont- heven, doch hetgeen naderhand mocht blijken te veel te zijn betaald wordt aan de Maatschappij binnen 14 dagen na de ontbinding zonder rentevergoeding terug betaald.
Artikel 19.
Het Land heeft het recht ontbinding dezer overeenkomsl te vorderen:
1P. indien de Maatschappij ophoudt te voldoen aan de in het eerste lid van artikel 4 der Indische Mijnwet gestelde vereischten. Ontbinding uit dozen hoofde wordt alloen dan gevorderd, wanneer de Maatschappij, na door het Land tor zake in gebreke te zijn gestold, nalatig blijft aan die vereischten te voldoen binnen een door het Land voor elk geval in het bijzonder naar billijkheid te stollen termijn.
2e. indien de Maatschappij na gerechtelijke ingebreke-stelling nalatig blijft, eenigo bepaling dezer overeenkomst dan wel eenige op haar, in verband met de door haar ondernomen ontginning, ingevolge eene algomeene verordening rustende verplichting, binnon een telkenmale door het Land naar billijkheid te bepalen termijn behoorlijk na te komen.
8*. indien naai' hot oordeel van den Lande de wijze, waarop het bedrijf van de opsporing en ontginning en de verkoop van de producten door de Maatschappij worden gevoerd ten gevolge heeft benadeeling van do nationale Xederlandsche belangen of belemmering van eene gezonde en natuurlijke ontwikkeling van handel en nijverheid in Xederlandsch- Indië.
Artikel SCO.
tl) Wanneer de Maatschappij, hetzij wegens het verstrijken van den in artikel 1 gestelden termijn, hetzij uit eenigen anderen hoofde, het recht tot ontginning van delfstoffen in hot gebeele contractsterrein dan wel in oen gedeelte daarvan verliest, verkrijgt het Land de volle vrije beschikking over alle binnen lu-t betrokken terrein of terreinsgedeelte gelegen boorputten met inbegrip van al hetgeen tot bekleeding, ver- zekering en afsluiting daarvan dient, zonder deswege eenige rergoedlng aan de Maatschappij verschuldigd te zijn.
4.]
ij. en de I'etr. Mij. Z.-i'erlak ointr. de ten. Djambi I en lf.
(2) in de gevallen in liet voorgaande lid bedoeld, is hot Land bevoegd, de overige binnen het gebeele contractsterrein, dan wel binnen het betrokken gedeelte daarvan, aanwezige bezittingen dor Maatschappij, voor zoover die bezittingen voor de opsporing of voor de ontginning dienen of gediend hebben, geheel of ten deele over te nemen, mits, bij hot te niet gaan dezer verbintenis wegens het verstrijken van den in artikel 1 gestelden termijn, minstens één jaar van te voren en, in geval de overeenkomst om welke reden dan ook eerder mocht worden ontbonden, uiterlijk zes maanden na die ontbinding, bij gerechtelijke acte van het voornemen tot overneming kennis is gegeven aan de Maatschappij.
(8> De vaststelling van de overneniingssom geschiedt door eene commissie van drie deskundigen, welke op gelijke wijze worden benoemd als de in artikel 22 dezer overeenkomst bedoelde scheidsmannen.
(4) Wanneer alle drie of twee van do drie loden dier commissie het over de vaststelling van eenig bedrag eens zijn, wordt de door hen vastgestelde som aangenomen en, wanneer al do drie leden van gevoelen Verschillen, liet ge- middelde dor drie schattingen. Alle overige beslissingen der commissie worden bij gewone meerderheid van stemmen ge- nomen.
(5) De door deskundigen in voege voorschreven vastgestelde overnemingssom is bindend voor de Maatschappij. Indien het Land zich niet binnen twee maanden na de vaststelling dier som ter zake van do overneming heeft verklaard, vervalt de in het tweede lid bedoelde kennisgeving en wordt die beschouwd als niet te zijn geschied.
((>) De kosten van schatting worden, in geval van geheele of gedeeltelijke overneming door ieder der partijen voor de helft gedragen, doch komen, ingeval geene overneming plaats mocht hebben, geheel voor rekening van liet Land.
(7) Indien en voor zoover het Land van de in het tweede lid omschreven bevoegdheid tot overneming geen gebruik mocht maken, heeft de Maatschappij gedurende één jaar na het te niet gaan der verbintenis, dan wel na de ontbinding dezer overeenkomst, het recht al hare in voormeld lid bedoelde bezittingen van het contractsterrein dan wel van het betrokken gedeelte daarvan te verwijderen. "Wat niet binnen dien termijn is verwijderd, vervalt van rechtswege aan het Land.
Artikel 21.
(Il De Maatschappij is verplicht zich, gedurende de laatste drie jaren van den in artikel l gestelden termijn, te gedragen naar de voorschriften, welke haar door het Land mochten worden gegeven in het belang van den geleidelijken overgang van het recht tot opsporing of ontginning in andere handen en om hare medewerking te verleenen tot, uitvoering van alle maatregelen, welke naar het oordeel van het Land aan zoo- danigen overgang bevorderlijk zouden kunnen zijn.
(2) Gelijke verplichting rust op do Maatschappij in do gevallen voorzien bij de artikelen 17 en 18 dezer overeenkomst, en wel onderscheidenlijk gerekend van den dag waarop zij haren wenscb tot prijsgeving dan wol haar voornemen tot staking zal hebben kenbaar gemaakt.
Artikel 22.
(1) Alle geschillen ter zake van de uitvoering dezer over- oenkomst of daaruit voortspruitende worden, voor zoover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, onderworpen aan de uitspraak van drie scheidsmannen, die als goede mannen naar billijkheid zullen oordeelen.
(2i Do benoeming van scheidslieden heeft plaats, indien partijen niet binnen 80 dagen na het ontstaan van eenig geschil omtrent 'de keuze tot overeenstemming komen, door Int Hooggerechtshof van Xederlandsch-Indiö.
(8) Do kosten van elke arbitrage worden gedragen door de in iiet ongelijk gestolde party, doch do scheidsmannen zijn
Bijlagen. [331 . 4—5.] Tweede Kamer, is
Ifacht. tot hot ilniten vau M M ovweenk. met da Bat. Patr. .Mij. en dePetr. Mij. Z.-Perlak omtr. detarr. Djambi I an II.
bevoegd om die koeten te verdeden, Indien beide partijen over en weder oj) eenige punten In liet ongelijk mochten worden gesteld.
Artik.'|-28.
Partijen kiezen voor de uitvoering van deze overeenkomst en van al wat daarop betrekking heeft onveranderlijk domicilie ten kantore van den Chef van het Mijnwezen te Batavia.
Aldus in tweevoud opgemaakt te 'B-Oravenbage den 1915.
♦ De Minister van Koloniën,
De Petroleummaatschappy Zuid-PerJak,
Directeur. Gedelegeerd Commissaris.
Commissarissen.
(SSL 5.)
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Het hierbij aangeboden ontwerp van wet en de daaraan gehechte ontwerp-o vereen komst zijn m.m. geheel gelijkluidend aan het op het terrein Djambi I betrekking hebbend tegelijkertijd ingediend wetsontwerp met bijbehoorende ontwerp-overeenkoinst (Gedrukte Stukken, Zitting 1914—1916, 8S1 n". 2), behoudens dat het aan den Lande uit te keeren winstaandeel bier OS1/» PCt. bedraagt.
Tot toelichting moge derhalve worden verwezen naar de 'Memorie van Toelichting van evenbedoold ontwerp van wet.
De Minister van Koloniën,
TH. X. XXXXXX.
Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1914—1915.