Te huur
Te huur
Geïntegreerd werken aan algemene en sociale vakken (GASV - PAV - ASPV)
T
S
A
G
handleiding
voor
de leerkracht
Te downloaden via xxxx://xxx.xxxxx.xx/xxxx
INLEIDENDE ACTIVITEIT WOONWANDELEN
Neem de leerlingen mee op een wandeling door een buurt dicht bij de school. De focus van deze wandeling is ‘wonen in de buurt’. Stippel een route uit langs allerlei soorten woningen en wijken. Ga ook langs bij één of meerdere diensten en organisaties die met wonen te maken hebben: de dienst bevolking van de burgerlijke stand, een buurthuis, de huurdersbond, de lokale woonwinkel, een vestiging van het JAC, een immobiliënkantoor met affiches in de etalage. Spring bij voorkeur bij één van deze organisaties binnen om informatie te vragen, eventueel op afspraak. Vraag iemand om wat uitleg te geven en/of laat de leerlingen vragen stellen. Vestig onderweg de aandacht op verschillende woonvormen (een flatgebouw, een woonwijk, een studentenbuurt). Eventueel kan je de leerlingen vooraf opdrachten en vragen meegeven, bijvoorbeeld:
Zie jij onderweg een huis dat je wel zou willen huren; wat voor woning is dat en waarom spreekt ze je aan? Hoeveel zou je ervoor betalen, denk je?
Zijn de huurprijzen in de buurt laag of hoog; zijn er grote verschillen tussen de prijzen en waaraan ligt dat? Wat moet je op de dienst bevolking regelen in verband met wonen? Kan iemand in de woonwinkel je een huurcontract laten zien en je vertellen wat er allemaal in moet staan? Wat kan je er nog vragen? Kijk uit naar affiches die activiteiten aankondigen een bepaalde buurt; welke activiteiten zijn dat?
Praat achteraf in de klas over wat de jongeren op de woonwandeling hebben gezien. Xxxxx ook aan bij de persoonlijke ervaringen van de leerlingen: zijn ze al vaak verhuisd; waar wonen/woonden ze graag en waar niet?
Pols wat ze al weten over wonen in het algemeen en huren in het bijzonder en inventariseer deze voorkennis. Schrijf trefwoorden aan het bord en structureer eventueel per subdomein. Dat kan in de vorm van een huis met kamers (een variant op mindmappen): een kamer met trefwoorden over alle papierwerk dat bij wonen komt te kijken, een kamer die gaat over samenwonen en de buurt, een kamer over de financiële kant van de zaak, enzoverder. Het kan ook gaan over inrichten, over onderhoud, over op je eigen benen staan...
Let er wel op dat de informatie echt van de jongeren komt en xxxxx zelf nog geen nieuwe elementen aan. Overdonder de leerlingen nog niet met informatie en maak het schema op dit ogenblik niet ingewikkelder dan nodig. In de activiteiten van het thema worden de meest relevante subdomeinen van het thema ‘huren’ verder ingevuld. Zo kunnen de leerlingen hun kennis hierover geleidelijk verder construeren en mits ondersteuning zelf de nodige verbanden leggen. Misschien blijkt uit deze brainstorm dat er bij de leerlingen sterke interesse is voor een relevant onderwerp dat in dit materiaal niet of niet veel aan bod komt. Bijvoorbeeld praktische tips voor verhuizen of veiligheid in huis. Vul het materiaal dan eventueel aan met een activiteit hierover. Neem het ‘huis met de kamers’ zelf over op papier om er indien relevant later naar terug te kunnen verwijzen.
Laat de leerlingen een persoonlijk woondossier openen. Daarin kunnen ze allerlei relevante informatie bewaren: werkbladen en hulpbladen van dit thema (bijvoorbeeld de lijstjes waar je moet op letten als je een woning huurt, de folder), maar ook extra documentatie, brochures, advertenties, knipsels, enzoverder. Dit dossier kunnen de leerlingen bijhouden en later raadplegen als ze zelf op eigen benen gaan staan.
ACTIVITEIT 1 WOONDROOM
Xxxx De leerlingen denken na over hun persoonlijke wensen in verband met wonen en beschrijven hun droomhuis.
Doelstellingen 3. Taalvaardigheid
3.2.. Uitdrukken en spreken
3.2.5. Meningen en gevoelens uiten
(57) De leerling uit zijn meningen en argumenteert gepast
3.2.3. Interactie met anderen
(44) De leerling beschrijft voorwerpen, personen, situaties, gebeurtenissen zodat ze begrepen en herkend kunnen worden
8. Sociaal-emotionele educatie
8.1. Dynamisch-affectieve ontwikkeling
8.1.1. Zelfwaardering
(4) De leerling ontwikkelt eigen voorkeuren en interesses en laat zich niet steeds beïnvloeden door deze van anderen
Materiaal ■ Werkbladen blz. 1 - 2
■ Bronnenmateriaal blz. 1 - 4
■ Eventueel extra afbeeldingen van woningen
■ Eventueel boeken over wonen en woontijdschriften
■ Eventueel opgenomen televisieprogramma’s over wonen
■ Eventueel teken- en knutselgerei
a. Mijn woon - top drie
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Verwijs naar de inleidende activiteit. Vraag aan de leerlingen of ze op de wandeling verschillende soorten woningen hebben gezien en welke dat waren.
Uitvoering
introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren
Laat de leerlingen individueel werken. Deel bronnenmateriaal blz. 1 - 4 uit met de afbeeldingen van woningen en werkbladen blz.1. Vertel de leerlingen dat ze een persoonlijke top drie moeten opstellen van deze woningen: welke drie woningen vinden zij de beste keuze? Begeleid de leerlingen zo nodig bij de opdracht, stel vragen als:
Zou je altijd in een tent willen wonen? Denk je dat het gezellig is in zo’n groot kasteel? Zou je zo’n groot huis willen poetsen? Lijkt die kamer je groot genoeg?
Nabespreking
samenvatten - evalueren - verankeren
Bespreek de resultaten klassikaal. Noteer de scores aan het bord en besluit welke woning het populairst is in deze klas. Laat in een klasgesprek kort verschillende woonvormen (flat, loft, studio, kamer, kamer in gemeenschapshuis, huis...) en woonomgevingen (stad, stadscentrum, de buiten, buitenwijk, ...) aan bod komen: wat zijn de kenmerken, de voor- en nadelen? Relevante woorden of begrippen kunnen op een natuurlijke manier aan bod komen. Stoffeer het gesprek eventueel met extra afbeeldingen, bijvoorbeeld van een strak interieur versus een klassiek interieur of van een moderne villa versus een fermette. Stel gerichte vragen om het gesprek te stofferen, bijvoorbeeld:
Differentiatie
Zou je graag in een grote flat willen wonen met veel comfort; wat moet je missen in een flat?
Zou je in een gemeenschapshuis kunnen wonen waarin je kamers moet delen met anderen? Wat is het voordeel van samen een huis huren?
Vind je een moderne strakke villa mooier dan een fermette met veel tierlantijntjes?
Hou je persoonlijk meer van een coole kale ruimte (zoals in een loft) of van een gezellige kamer met veel kussens en kaarsen?
Ben je een stadsmens of kies je voor het platteland? Zou je in het centrum van de stad willen wonen of in een buitenwijk?
Structureer eventueel het klasgesprek door de verschillende woon- vormen en hun voor-en nadelen aan het bord te schrijven, bijvoor- beeld: kamer in gemeenschapshuis; voordelen: goedkoop, veel con- tacten; nadelen: druk, weinig privacy. Hetzelfde kan gebeuren voor locaties, bijvoorbeeld: wonen in het centrum van de stad; voordeel: dicht bij alles, misschien veel contacten; nadeel: veel verkeer, kan eenzaam zijn. Op deze manier worden een aantal elementen geïn- troduceerd die terugkomen in de tweede activiteit.
b. Mijn paleis Lesverloop
Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Verwijs naar de woonwandeling in de inleidende activiteit. Vraag aan de leerlingen of ze het huis van hun dromen zijn tegengekomen en hoe het er uitzag. Vertel hen dat ze in deze activiteit hun eigen droomhuis mogen beschrijven.
Xxxxx wat woontijdschriften of boeken over wonen mee naar de klas. Neem eventueel een televisieprogramma op over huizenjacht, wonen in het buitenland of de woningen van beroemdheden.
🚹
🚹
Uitvoering
introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren
Laat de leerlingen nadenken over hun droomhuis. Geld of praktische bezwaren spelen eventjes geen rol. De vragen op de werkbladen blz.1 - 2 kunnen helpen bij het nadenken en het formuleren. Laat de leerlingen de antwoorden op deze vragen in duo’s met hun buur bespreken. Daarna moeten ze individueel werken. Vraag hen om de beschrijving van het droomhuis in enkele kernwoorden op te schrijven. Laat hen ter inspiratie in de tijdschriften en boeken snuisteren.
Nabespreking
samenvatten - evalueren - verankeren
Differentiatie
Laat de leerlingen klassikaal hun droomhuis voorstellen. De anderen mogen vragen stellen of reageren.
Overloop eventueel eerst de vragen van de vragenlijst met de leer- lingen.
Laat de leerlingen zo nodig enkel mondeling omschrijven hoe hun droomhuis er uitziet. Ze mogen ook een afbeelding uit een tijdschrift kiezen of hun droomhuis schetsen.
Laat de leerlingen die zich hier veiliger bij voelen hun droomhuis eerst in duo aan elkaar voorstellen en pas daarna in de grotere groep.
ACTIVITEIT 2
HET GROTE WOONFORMULIER
Xxxx De leerlingen denken realistisch na over hun persoonlijke behoeftes in verband met wonen en schatten hoeveel ze aan huur en kosten zullen kunnen uitgeven.
Doelstellingen 2. Rekenvaardigheden
2.4.1. Geld in levensechte situaties
(23) De leerling heeft besef van de courante kostprijs van produc- ten, materialen en diensten (levensduurte)
(33) De leerling budgetteert zijn inkomsten en uitgaven
3. Taalvaardigheid
3.3.2. De essentie achterhalen
(77) De leerling begrijpt een vragenlijst
3.4.1. Schriftelijke informatie aanvragen en meedelen
(93) De leerling beantwoordt een voor hem bestemde vragenlijst
8. Sociaal-emotionele educatie
8.2.1. Xxxxxx van gevoelens, gedachten, wensen, intenties van zichzelf en de ander
(21 De leerling herkent bepaalde behoeften, verlangens, gedach- ten en bedoelingen
Materiaal ■ Werkbladen blz. 3
■ Bronnenmateriaal blz. 5 - 8
■ Eventueel informatie over lonen en uitkeringen
a. Wat wil je?
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Verwijs terug naar activiteit 1 waarbij de leerlingen konden dromen over wonen. Vraag de leerlingen of ze hun droomwoning op de woonwandeling zijn tegengekomen en of hun droomwoning ergens in de buurt te vinden is. Voor activiteit 2 moeten de jongeren realistische keuzes maken, nadenken over wat ze concreet nodig hebben en wat voor hun individuele situatie van toepassing is. Laat hen eerst zelf in een voorbereidend klasgesprek enkele aandachtspunten (items voor de enquête) bedenken en formuleren. Breng bij deze gelegenheid eventueel op natuurlijke wijze enkele relevante termen aan. Help hen op weg door middel van gerichte vragen zoals:
Waar zou jij allemaal op letten als je een woning zoekt? Heb jij een huis met vijf slaapkamers nodig? Als je in Sint-Truiden werkt, is het dan verstandig om aan zee te gaan wonen? Xxxx je met de auto of moet je alles te voet doen; hoe mobiel ben
xxx en heeft dat invloed op je keuze voor een woning? Heb je eigen spullen die veel plaats innemen? Ben jij een luxepaardje of mag het voor jou heel eenvoudig; bij welke stijl voel jij je goed?
Noteer en classificeer punten die de leerlingen zelf aanhalen eventueel aan het bord, bijvoorbeeld: wil ik alleen wonen of samen, wil ik in de stad wonen of op de buiten, heb ik eigen spullen....
Uitvoering
introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren
🚹
🚹
Vertel de leerlingen dat ze een formulier zullen invullen dat hen helpt om alles voor zichzelf eens op een rijtje te zetten. Deel werkblad blz. 3 uit en bronnenmateriaal blz. 5 - 8 met de vragenlijst. Leg uit dat de leerlingen voorlopig enkel de vragen onder A moeten beantwoorden. Overloop het formulier punt voor punt met de leerlingen. Ga na of ze de keuzemogelijkheden globaal begrijpen. Help hen zo veel mogelijk om de betekenis van moeilijke woorden zelf te ontdekken, bijvoorbeeld:
Hier staat onder het stukje ‘alleen of samen’ : ‘Ik vind mijn privacy heel belangrijk’; waar zou dat mee te maken hebben? Wat is privacy? Kan je dat raden door de hele zin te lezen of door wat er in de andere zinnen staat? Wat staat er allemaal onder de titel ‘mobiel’, waarover gaat dat (zie ook voorgesprek)? Je moet kiezen tussen een huis, een appartement en een loft. Weten jullie uit de eerste activiteit nog wat een loft is, kan iemand dat beschrijven?
Ga ook na of de leerlingen het systeem van het invulformulier snappen, bijvoorbeeld:
Hoe moet je aanduiden wat voor jou past? Wat moet je hier tussen haakjes invullen? Xxxx je op elke vraag antwoorden, denk je?
Laat de leerlingen individueel punt voor punt gedeelte A invullen. Als dit makkelijker is, kunnen de leerlingen ook duo’s vormen. Dan kan één leerling de enquêteur zijn die de vragen voorleest en de antwoorden aanduidt of invult. Daarna worden de rollen omgedraaid.
In een laatste paragraaf (besluit) kunnen de leerlingen een kleine samenvatting schrijven. Dat mag ook in kernwoorden.
Ondersteun de groepjes bij het uitvoeren van de opdrachten. Stel vragen als:
Heb je eerst alle vragen gelezen voor je hebt geantwoord? Xxx je niets vergeten in te vullen? Wat zou je moeten invullen bij familieleden: wie het zijn of hoeveel? Zijn we op de woonwandeling in een buitenwijk geweest? Heeft jouw gemeente een buitenwijk?
Nabespreking
samenvatten - evalueren - verankeren
Differentiatie
Bespreek de ingevulde formulieren klassikaal. Ga eventueel vraag per vraag na wat de leerlingen geantwoord hebben. Laat hen discussiëren (bijvoorbeeld waarom je liever in de stad of op de buiten zou wonen) en argumenteren. Vertel de leerlingen dat ze op basis van de gegevens van het formulier in een volgende activiteit een geschikte woning gaan zoeken. Laat hen de enquête bewaren in het woondossier.
Stop eventueel na elk punt om klassikaal de resultaten te checken. Xxxx de vragen voor zwak taalvaardige leerlingen zelf voor. Deze leerlingen hoeven ook geen schriftelijke samenvatting van de lijst te maken.
Los eventueel eerst een voorbeeldcase op van één leerling van de klas of van een fictief personage. Laat indien nodig een gedeelte van de enquête vallen, maar zorg dat de leerlingen zeker antwoorden op de eerste vier punten. Als de leerlingen niet alles invullen, missen ze wel informatie voor activiteit 3 (die echter op haar beurt ook kan worden ingekort).
b. Wat kan ik betalen?
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Verwijs naar activiteit 1. In deze activiteit moesten de jongeren geen rekening houden met geld en mochten ze dromen dat ze in een paleis of villa zouden wonen. In werkelijkheid speelt geld natuurlijk wel een grote rol. Pols bij de leerlingen of ze een idee hebben van gangbare huurprijzen en verwijs hierbij eventueel terug naar de woonwandeling.
Laat de jongeren ook verschillende bronnen van inkomsten (toelage, inkomen, uitkering, kindergeld, ...) opsommen en verschillende bron- nen van uitgaven (huurprijs, water, gas, elektriciteit, abonnementen, telefoonrekeningen, ...). Noteer de belangrijkste aan het bord. Vraag de leerlingen of het kosten zijn die elke maand hetzelfde blijven (vaste kosten = voorspelbaar) of niet (veranderende kosten = variabel). Xxxx opnieuw of ze een idee hebben van realistische bedragen: wat is een beginnend loon voor een arbeider, hoeveel bedraagt een uitkering na de wachttijd, hoeveel kindergeld krijgen ouders. Uiteraard bestaan hier grote verschillen. Probeer uit te gaan van een situatie die herkenbaar is voor vele leerlingen. Werk eventueel een hypothetisch geval uit, bijvoorbeeld dat van Xxxxx:
Xxxxx is twintig. Hij is werkzoekende; zijn wachttijd is voorbij en hij krijgt een uitkering van 650 euro. Hij woont samen met Xxxxxx. Xxxxxx werkt als serveerster in een restaurant en verdient maandelijks 750 euro. Ze huren samen een appartement voor
450 euro. Voor water, gas en elektriciteit betalen ze 110 euro per maand. Ze hebben ook maandelijks gemiddeld zo’n 75 euro telefoonkosten. Internet en kabel hebben ze niet.
Laat de leerlingen voor deze voorbeeldcase het maandelijkse inkomen en de uitgaven tegenover elkaar stellen. Noteer aan het bord.
inkomen 650 + 750 = 1400 euro
uitgaven 450 + 110 + 75 = 635 euro.
Help de leerlingen na te gaan welk deel van je inkomen je aan huur kan besteden. Doe dat aan de hand van de voorbeeldcase en stel vragen als:
Na aftrek van de uitgaven houden Xxxxx en Isobel 835 euro over; wat moeten ze daar nog allemaal van betalen (eten en drinken, andere posten zoals uitgaan)? Lukt dat? Zouden ze nog kunnen leven als de huur boven 500 euro was of de kosten veel hoger zouden liggen?
Zegt dit iets over het deel van je inkomen dat je per maand aan huur en onkosten kan geven: een vierde, een derde, de helft?
Formuleer samen met de leerlingen een conclusie: de huurprijs en de kosten mogen maar een deel van je inkomen bedragen, liefst niet meer dan de helft. Vertel de jongeren dat ze nu zullen nagaan wat dat voor hen persoonlijk betekent.
Uitvoering
introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren
🚹
Laat de leerlingen individueel deel B van het formulier, bronnen- materiaal blz. 8, lezen. Vertel hen dat ze B moeten proberen in te vullen zodat ze een idee krijgen hoeveel huur en kosten ze zullen kunnen betalen. Daarom moeten ze nadenken wat hun inkomen en uitgaven ongeveer zullen bedragen (wat is een gemiddeld loon, hoeveel bedraagt een uitkering of leefloon, welke kosten komen er bij huren kijken) als ze afstuderen en iets huren. Als ze met iemand gaan samenwonen mogen ze hun inkomsten samentellen bij die van deze persoon.
Ondersteun de leerlingen bij de opdracht. Stel vragen als:
Ga je alleen wonen of samenwonen met iemand? Wat zal je beginnend loon zijn, denk je? Wat moet je hier samentellen? Als de huurprijs en de huurkosten samen maar de helft van je inkomen mag zijn, hoeveel is dat dan?
Laat de leerlingen eventueel op het werkblad notities nemen of berekeningen maken.
Differentiatie
Nabespreking
samenvatten - evalueren - verankeren
Bespreek klassikaal: wat is voor een jongere een realistische huurprijs voor verschillende situaties (als alleenstaande, samenwonende, met een kindje, als werkloze, als werkende, ...). Werk zeker een standaardvoorbeeld uit van een alleenstaande jongere met een beginnend loon. Het belangrijkste is dat de leerlingen hier een globaal idee krijgen van een aantal bedragen. Ze moeten ook een besef hebben van mogelijke kosten en zeker van de verhouding tussen maandelijke inkomsten en uitgaven. Ga eventueel nog een stap verder door na te gaan wat dit betekent voor een jonge huurder zoals de leerlingen, gegeven de huurprijzen uit de buurt (zie woonwandelen).
Misschien zijn de vragen naar het toekomstige inkomen/uitgaven- plaatje te bedreigend of te hypothetisch voor de jongere. Laat hen dan een soort standaard berekening maken voor een alleenstaande jongere met een beginnend loon. Werk dit voorbeeld, eventueel aan- gevuld met andere gevallen, samen met hen uit.
ACTIVITEIT 3
JONGEN / MEISJE ZKT HUIS.
Aard De leerlingen zoeken op basis van een aantal relevante gegevens en via verschillende informatiebronnen woningen voor fictieve per- sonages en voor zichzelf.
Doelstellingen 3. Taalvaardigheid
3.3.1. Informatie achterhalen
(70) De leerling achterhaalt informatie in voor hem bekende tekstsoorten.
(71) De leerling zoekt en ordent informatie op overzichtelijke wijze in voor hem bestemde tekstsoorten.
5. Leren leren
5.2.1. Informatieverwerving
(7) De leerling hanteert zoekstrategieën om informatie te verwerven in verband met te maken keuzes.
5.2.2. Informatieverwerking en uitvoering
(18) De leerling gebruikt zelfstandig en op systematische wijze informatiebronnen op zijn niveau.
5.4. Transfer
(64) De leerling past verworven kennis, inzichten en vaardigheden automatisch en adequaat toe in situaties
die zowel sterk gelijken op de oorspronkelijke leersituatie als die er wezenlijk van verschillen.
Materiaal ■ Werkbladen blz. 4 - 5
■ Bronnenmateriaal blz. 9 - 28
■ Recente exemplaren van de Koopjeskrant / de Woonkoop- jeskrant / de Streekkrant of Weekkrant
■ Woonbijlagen van kranten
■ Enkele computers met internetaansluiting
a. Xxxx, Xxxx, Kaat en Xxx zkn een huis
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Verwijs terug naar activiteit 2. In deze activiteit hebben de leerlingen voor zichzelf een woonformulier ingevuld met realistische noden en wensen. Vertel de leerlingen dat ze op basis van dit formulier op zoek gaan naar geschikte woningen. In activiteit (a) zoeken ze een woning voor Xxxx, Stef, Kaat en Sam. Daarvoor gebruiken ze de woonformulieren van deze fictieve personages. De vier personages hebben allevier een verschillende achtergrond: alleenstaande moeder, werkloze jongere, jonge werknemer en schoolgaande tiener. Xxxx voor deze activiteit zelf vooraf de mogelijke oplossingen uit
(woningen die geschikt zijn voor de 4 personages). In activiteit (b) zullen de leerlingen een woning voor zichzelf zoeken op basis van de gegevens in hun eigen woonformulier.
Houd een inleidend klasgesprek over het zoeken naar een geschikte woning. Laat de leerlingen zoekmogelijkheden en -strategieën inventariseren (kranten, weekbladen, internet, rondwandelen of fietsen in de buurt, mensen uit je vriendenkring of familie verwittigen dat je iets zoekt). Noteer eventueel kernwoorden aan het bord. Verwijs ook terug naar woningen te huur op de woonwandeling. Leid het klasgesprek in banen door vragen als:
Hoe zou je op zoek gaan als je iets wil huren? Waar kan je informatie vinden over woningen te huur? Xxxx je zomaar of ga je op een aantal dingen letten? Denk eens terug aan het woonformulier: hoe kan je checken waar de woning gelegen is, hoeveel kamers er zijn, of de woning gemeubeld is, enzoverder?
Deel werkbladen blz. 4 - 5 uit en laat de leerlingen hier de zoekmogelijkheden noteren.
Toon de leerlingen kranten en bladen met advertenties voor woningen. Deel bronnenmateriaal blz. 9 - 10 uit met voorbeelden van (prints van) zoekmachines en advertenties. Laat de leerlingen deze voorbeelden kort bestuderen. Vraag hen of ze de advertenties kunnen lezen en of ze de betekenissen van de gebruikte afkortingen kunnen afleiden. Doe een paar steekproeven. Demonstreer eventueel kort de werking van een zoekmachine voor huurwoningen op het net. Laat de leerlingen formuleren hoe die zoekmachines werken (selectie maken van soort woning, plaats, prijs, ...). Vertel aan de leerlingen dat ze in de volgende activiteit alle informatie kunnen gebruiken om voor de personages Xxxx, Xxxx, Xxx of Xxxx een nieuwe woonst te vinden. Deze woonst moeten ze aan de klas presenteren. Het groepje dat de woning vindt die het best bij de personages past, komt in aanmerking voor de titel van ‘beste huizenjagers’ (vergelijk met bestaande televisieprogramma’s waarin men voor mensen op zoek gaat naar hun ideale maar ook betaalbare woning).
Uitvoering
instructie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren
🚹
Leg uit waar de leerlingen alle informatie kunnen vinden. In de klas of in een andere ruimte zijn vier hoeken waar de leerlingen opzoekwerk kunnen verrichten:
hoek 1:
exemplaren van de Koopjeskrant (bij voorkeur de algemene en de regionale) en van de Woonkoopjeskrant
hoek 2:
exemplaren van de Steekkrant / Weekkrant en woonbijlagen van de gewone kranten (weekendeditie)
hoek 3:
computer met internet, de woondatabank van een relevante gemeente (bvb. voor het zoeken in Antwerpen: xxxx://xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx. be) en eventueel xxx.xxxxxxxxxx.xx (maar: overlap hoek 1)
hoek 4:
computer met internet, website xxx.xxxxxxx.xx en xxx.xxxx.xx
Tenslotte is er een informatiehoek waar de leerlingen een lijst met afkortingen uit advertenties vinden met bijhorende verklaringen (zie bronnenmateriaal blz. 27 - 28), stratenatlassen of stadsplannen om uit te zoeken waar de gemeentes / woningen zich situeren en eventueel informatiebladen over de gemeentes zelf (zie ook internet).
Verdeel de leerlingen in groepjes van vier. Elk groepje leerlingen krijgt een ander personage waarvoor ze een woning moeten zoeken. Vertel de leerlingen voor welk personage ze een woning moeten zoeken: Xxx, Xxxx, Kaat of Xxxx. Geef elk groepje het bronnenmateriaal blz. 11
- 26 met het woonformulier van hun personage. Uit dit woonformulier kunnen ze afleiden wat de noden van de verschillende personages zijn en wat deze zich financieel kunnen veroorloven. Verder staat er op de werkbladen nog een korte omschrijving van de personages.
De leerlingen krijgen eerst wat voorbereidende tijd om het woonformulier, de fiche van het personage en de bronnen (krant, internet, informatiehoek, ...) te bestuderen. Daarna moeten ze effectief op zoek gaan. Organiseer een rotatiesysteem waarbij de leerlingen per groepje ongeveer tien minuten opzoektijd krijgen in elke hoek. Ze mogen indien nodig ook de informatiehoek raadplegen. Geef aan dat het zoekwerk in het groepje kan worden verdeeld, bijvoorbeeld: twee leerlingen zoeken op het internet terwijl de andere de informatiehoek raadpleegt (om na te gaan of de woning aan de wensen van de personages beantwoordt). Vraag de leerlingen de advertenties die ze selecteren met fluo aan te duiden of te kopiëren en om de online informatie af te printen.
Begeleid de groepjes bij het zoeken. Voor hoek 3 moeten de leerlingen op internet gaan zoeken naar een lokale immodatabank van de gemeentes Tienen, Sint-Niklaas, Gent en Genk. Help hen zoeken via de websites van deze steden, waar ze lokale informatie over wonen vinden. Als dit te moeilijk of omslachtig is, kan je de relevante sites gewoon zelf online maken voor de leerlingen.
Na veertig minuten moeten de leerlingen de vier zoekmogelijkheden hebben geraadpleegd en alle documentatie hebben verzameld. Voor sommige cases vinden ze misschien slechts 1 of enkele mogelijkheden, voor andere meerdere. In een afsluitende fase moeten ze hun resultaten vergelijken en eventueel een keuze maken tussen het aanbod.
Nabespreking
samenvatten - evalueren - verankeren
Laat de leerlingen hun personage voorstellen, vertellen wat er in het woonformulier van het personage stond en verdedigen welke woning ze hebben gevonden. Ga samen met de klas na of de woning voldoet aan de eisen van het woonformulier: is het wel het juiste soort woning, is ze goed gelegen, is ze betaalbaar voor het personage? Roep het groepje dat de beste keuze maakte uit tot beste huizenjagers. Bespreek tenslotte het zoekproces. Stel vragen als:
Differentiatie
Waar heb je de meeste informatie gevonden? Kon je de afkortingen begrijpen? Vond je voor Xxxx een betaalbaar appartement met een lift en aansluiting voor kabel? Xxx je gaan opzoeken of het appartement voor Kaat wel dicht bij haar werk ligt? Was het makkelijk om voor Stef die meubels maakt een gepaste woning te vinden; waarom wel of waarom niet? Zal Xxx nog veel kosten kunnen maken of is zijn budget nogal klein voor een huis? Xxx gaat delen met vrienden; hoe heb je berekend hoeveel hij kan betalen? Is wonen in Gent duurder dan in Tienen?
Er zijn verschillende mogelijkheden om deze taak minder complex te maken:
■ Overloop eventueel met de leerlingen de woonformulieren van de personages. Focus daarbij hun aandacht op de meest relevante informatie, zodat ze gerichter kunnen zoeken.
■ Werk eventueel vooraf samen met de leerlingen één voor- beeld uit. Doorloop daarbij het woonformulier punt per punt
en sta telkens stil bij de vraag hoe de leerlingen de xxxxxx en noden van de personages kunnen checken (bijvoorbeeld: het soort woning kan je lezen in advertentie;
de locatie kan je opzoeken in atlas en stratenplan;...).
■ Laat eventueel een stuk van de enquête vallen.
■ Laat de leerlingen eventueel allemaal voor hetzelfde perso- nage zoeken.
■ Tenslotte is het ook interessant om de personages in de gemeente van de school te situeren. In dat geval kan men zelfs eventueel een kijkje gaan nemen bij de woningen in de
buurt of de verhuurders contacteren. Ga dan wel vooraf na of er voor de verschillende personages met hun profiel in de gemeente effectief woningen te vinden zijn.
b. Ll zkt huis
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren
Verwijs terug naar activiteit (a). Vraag de leerlingen hoe het zoeken verliep en wat ze er van opgestoken hebben voor activiteit (b), het zoeken naar een eigen woning. Laat eventueel enkele leerlingen nog eens samenvatten wat er in hun eigen woonformulier staat en hoe ze dat gaan checken met het aanbod aan woningen. Vertel de leerlingen dat ze de opgedane ervaringen als huizenjagers nu voor zichzelf kunnen toepassen.
Uitvoering
instructie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren
🚹
Behoud de groepjes van vier uit activiteit (a) en laat de leerlingen ditmaal op zoek gaan naar een geschikte woning voor zichzelf. Ze moeten elkaar helpen en het zoekwerk eventueel verdelen. De procedure is hetzelfde als in (a): elk groepje krijgt tien minuten per hoek en de leerlingen selecteren op basis van hun eigen criteria woningen, waaruit ze dan één of enkele kiezen. Deze keer is de uitkomst dus wel vier woningen per groepje in plaats van één. Begeleid de leerlingen in de groepjes. Stel eventueel vragen zoals:
Is dat huis wel dicht bij je vrienden? Heb je daar kabel? Denk je dat je de kosten kan betalen met je budget?
Sommige leerlingen gaan in realiteit misschien niet alleen wonen maar samenwonen. Zij mogen voor deze opdracht uitgaan van deze situatie. Bespreek vooraf kort met de leerlingen wat dit met zich meebrengt, bijvoorbeeld: ze kunnen zich eventueel een duurdere woning veroorloven. Anderzijds hebben ze dan ook meer ruimte nodig en moeten ze de wensen en noden van twee personen weten te verzoenen.
Nabespreking
samenvatten - evalueren - verankeren
Bespreek klassikaal welke woningen de leerlingen hebben gekozen voor zichzelf. Stel vragen als:
Vinden jullie een geschikt huis voor jezelf? Xxxxxx de prijzen mee? Zijn er grote verschillen tussen de prijzen? Moet je toegevingen doen, bijvoorbeeld door een kleiner huis te kiezen of door verder uit het centrum te gaan wonen?
Laat de leerlingen eventueel documentatie (of gegevens van informatiebronnen) opnemen in hun woondossier.
Differentiatie
Ook hier kan een stuk van de enquête worden weggelaten, zodat de leerlingen met minder gegevens rekening dienen te houden.
Daardoor kan de zoektocht echter wel minder realistisch worden (in werkelijkheid zal de leerling ook met veel elementen rekening moe- ten houden).
ACTIVITEIT 4 WOONLIJSTJES MAKEN
Aard De leerlingen maken nuttige lijstjes voor jongeren die alleen gaan wonen: een checklist over waar je op moet letten als je een huur- huis bezoekt, een ‘te doen’- lijst voor papierwerk en een lijst met nuttige adressen.
Doelstellingen | 1. | Burgerzin |
1.3. | Xxxxxxxxxxxxxxxxx | |
(00) (25) | De leerling weet welke gebeurtenissen men moet laten registreren en bij welke overheidsdienst. De leerling weet wat er moet en kan gebeuren bij het alleen | |
(26) | wonen en het samenwonen. De leerling kent de functie van de ombudsdiensten van de | |
4. | overheid. Gezondheidseducatie | |
4.4. | Veiligheid en eerste hulp | |
(18) (19) | De leerling identificeert veilige en onveilige situaties in zijn leefomgeving. De leerling bedenkt maatregelen voor risicovermindering ter | |
bevordering van de veiligheid in zijn leefomgeving. | ||
Materiaal | ■ | Werkbladen blz 6 |
■ Bronnenmateriaal blz 29 - 31
■ Enkele computers met internetaansluiting
■ Brochures over op eigen benen staan
■ Telefoongidsen
a. Lijstje maken:
waarop letten als je een huurwoning zoekt?
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen – voorkennis activeren / aanbrengen – motiveren
Verwijs terug naar de vorige activiteit waarin de leerlingen naar een woning hebben gezocht. In het selectieproces zijn ze nu toe aan het bezoeken van de meest geschikte woningen. Houd een kort inleidend gesprek over het bezoeken en selecteren van woningen. Stel eventueel vragen als:
Ga je het huis dat je gevonden hebt zeker huren? Telefoneer je onmiddellijk naar de huisbaas om te zeggen dat je het neemt; waarom niet? Valt een huis soms tegen als je het in het echt ziet of kan je zo maar vertrouwen op een foto of een beschrijving? Zijn er gegevens uit het grote woonformulier die je niet hebt kunnen checken met de bronnen; welke (bijvoorbeeld de
inrichting of hoe licht of donker het in de woning is, hoe groot de ruimtes zijn, ...)?
Vertel aan de leerlingen dat ze zich verder gaan specialiseren als huizenjagers door een kritische blik te werpen op huurhuizen. Immers: vele mensen zien bij het huren allerlei over het hoofd en komen daarna in de problemen.
Uitvoering
instructie geven – ondersteunen / begeleiden – structureren
🚹
Xxxxxx aan de leerlingen dat ze een lijstje gaan maken met aandachtspunten: waar moet je op letten als je een huurhuis gaat bekijken? Laat de leerlingen samenwerken in duo’s.
Zorg voor enkele computers met internetaansluiting. Download filmpje xxxx://xxx.xxxxx.xx/xx_xxxx/xxxxxxxxxxx. In het filmpje is te zien zijn hoe iemand een rondleiding geeft in een huurhuis. Verdeel de leerlingen best over enkele computers zodat ze het filmpje goed kunnen zien (tenzij je met een beamer kan werken). Geef hen vooraf de opdracht: ze moeten opletten of het huis in het filmpje geschikt is. Ze mogen de goede of slechte dingen die ze zien opschrijven. Deel werkblad blz.6 uit. Bespreek de resultaten met de leerlingen. Laat de leerlingen op basis van wat ze zagen concluderen of ze het huis zouden nemen.
Vertel de leerlingen dat ze nu een lijst moeten maken met alles waar je op kan letten in een huurhuis. Die lijst kan van pas komen als ze later huurhuizen gaan bekijken. Vraag hen om alle aandachtspunten op te schrijven.
Begeleid de leerlingen bij de uitwerking. Stel eventueel ondersteunen- de vragen, bijvoorbeeld:
Wat heb je gezien in het huurhuis van het filmpje? Weet je nog wat je in het woonformulier hebt ingevuld; kijk eens of daar iets bij stond waar je nu op moet letten (ruimte, licht, meubels)? Waar zou je in de verschillende kamers op letten: in de badkamer, in de keuken? Wat is echt belangrijk voor de veiligheid in een huis?
Nagesprek
samenvatten – evalueren – verankeren
Bespreek de lijstjes klassikaal. Noteer de aandachtspunten aan het bord. Deel achteraf eventueel de lijst uit bronnenmateriaal blz. 29 uit. Dat is een volledige en gestructureerde opsomming. De leerlingen kunnen de lijstjes toevoegen aan hun persoonlijk woondossier. Sta in het nagesprek stil bij het aspect veiligheid. Wijs er zeker op dat er veel huiselijke ongevallen gebeuren door CO2-vergiftiging en hoe je dat kan vermijden: de ruimtes moeten voldoende verlicht zijn en de boiler moet goed zijn en voldoende capaciteit hebben.
Laat de leerlingen vervolgens aandachtspunten en adviezen formuleren voor het bezoeken van een huurhuis. Stel vragen als:
Zou je in je eentje een huis gaan bekijken? Xxxxxx je een huis best overdag of ’s avonds? Zou je ook dingen uitproberen in het huis; wat bijvoorbeeld? Denk je dat je na één bezoekje van één huis al kan beslissen welk huis je wil?
Noteer eventueel de adviezen aan bord. Laat de leerlingen deze adviezen overnemen op het werkblad. Bijvoorbeeld:
■ bezoek het huis met twee personen
■ ga overdag kijken als er genoeg daglicht is
■ let goed op, maak vooraf een lijstje met aandachtspunten
■ probeer sommige dingen uit, bijvoorbeeld of de kranen werken
■ xxxx ook achter en onder dingen, bijvoorbeeld onder een tapijt
■ vraag eventueel informatie aan de vorige huurder of de buren
■ bekijk meerdere huizen
■ neem je tijd om te beslissen
Differentiatie
Oplossing
Laat de leerlingen de lijsten opnemen in hun woondossier.
Laat het filmpje eventueel twee keer zien.
Laat de taalzwakke leerlingen de aandachtspunten voor de volledige lijst mondeling bespreken in plaats van schriftelijk. De uitgewerkte lijst van de hulpbladen kan ook eerst worden uitgedeeld en voor het filmpje als checklist worden gebruikt; de leerlingen hebben dan wel minder zelf moeten zoeken. Geef eventueel al rubrieken op (bijvoorbeeld: elektriciteit) die de leerlingen dan verder kunnen aanvullen.
Neem de leerlingen eventueel (achteraf) mee om een echte huurruimte te inspecteren.
Het huis uit het filmpje (verder aan te vullen met persoonlijke bemer- kingen):
Positieve punten.
Veel kamers en ruime kamers, voldoende bergruimte, vrij licht, bruikbare zolder, keuken met apparatuur, ruime veranda, grote tuin, kabel en internetaansluiting.
Negatieve punten.
Vocht in de kelder, vochtplekken op de muur, vloer met vieze vinyl op zolder, stopcontacten zonder aarding, slecht afgewerkte muur aan boiler in keuken, ligging aan steenweg en geen parking of garage.
Voor een volledige lijst met aandachtspunten: zie bronnenmateriaal blz. 29.
b. Lijstje maken: wat te doen als je verhuist?
Lesverloop Voorgesprek / Introductie
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Houd met de leerlingen een kort klasgesprek over alleen gaan wonen. Pols of ze enig idee hebben wat daar allemaal bij komt kijken. Stel vragen als:
Als je verhuist, blijft er dan hetzelfde op je identiteitskaart staan? Komen je papieren dan nog op je oud adres toe? Denk je dat je gratis water krijgt als je in een huis gaat wonen? Wat moet je nog allemaal hebben in huis, bijvoorbeeld voor de verwarming of om te koken (gas, elektriciteit)? Xxx je nog via je ouders verzekerd als je als meerderjarige werkzoekende of werkende alleen gaat wonen? Wat voor verzekeringen heb je nodig?
Kom samen tot drie grote aandachtspunten: een nieuw adres, aansluitingen en verzekeringen. Noteer deze aan het bord. Vertel de leerlingen dat ze alles op een rijtje gaan zetten wat je moet doen om die drie zaken in orde te brengen, zodat ze niets over het hoofd zullen zien als ze alleen gaan wonen.
Uitvoering
instructie geven – ondersteunen / begeleiden - structureren
🚹
Deel werkblad blz. 7 uit. Laat de leerlingen samenwerken in duo’s. Vraag hen om voor elk punt op te schrijven wat je zou moeten doen als je alleen gaat wonen. Kernwoorden noteren volstaat. Ondersteun de duo’s bij de uitwerking. Stel vragen als:
Wie ga je allemaal vertellen waar je gaat wonen, wie moet zeker je nieuw adres kennen?
Waar moet je zijn om water (gas, elektriciteit, ...) te krijgen? Als je nog bij je ouders woont en hen ten laste bent, betalen zij voor de dokter enzoverder. Maar als je alleen leeft, moet je dat zelf doen. Hoe breng je dat in orde?
Wat moet je bij de apotheker tonen als je medicijnen gaat kopen? Van waar komt die Sis-kaart en hoe krijg je ze?
Nagesprek
samenvatten – evalueren - verankeren
Bespreek de lijsten met de leerlingen en vul aan onder de trefwoorden op het bord. Het doel is dat de leerlingen enkele belangrijke zaken onthouden, bijvoorbeeld dat je er moet aan denken je adres door te geven en dat je zeker in orde moet zijn met de ziekteverzekering en zeker een brandverzekering moet hebben voor je nieuwe huis. Vertel de leerlingen dat ze terecht kunnen bij het JAC als ze problemen hebben met het papierwerk (voor gegevens van het JAC zie folder
Differentiatie
Oplossing
van activiteit 5).
Deel tenslotte eventueel de lijst uit bronnenmateriaal blz. 30 - 31 uit. Dit is een volledige en gestructureerde opsomming. De leerlingen kunnen deze toevoegen aan hun woondossier.
De opdracht kan ook mondeling worden uitgevoerd in plaats van schriftelijk.
Focus op de hoofdzaken.
Laat de leerlingen eventueel informatie zoeken in folders of op relevante websites zoals xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Pik er eventueel enkele aspecten uit om dieper op in te gaan. Adreswijziging bijvoorbeeld: breng een bezoekje aan de dienst bevolking van de gemeente, breng een folder van de Post mee, laat de leerlingen een opsomming maken van de mensen en diensten die ze zouden verwittigen.
Maak zo veel mogelijk aanschouwelijk, bijvoorbeeld door middel van authentieke documenten: folders, facturen, ...
Voor een summiere maar vrij volledige lijst zie bronnenmateriaal blz. 30 - 31.
c. Lijstje maken van nuttige adressen
Lesverloop Introductie / voorgesprek
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Dit is de meest eenvoudige, maar zeker niet minst onbelangrijke lijst. Houd een kort klasgesprek met de leerlingen. Stel vragen als:
Kennen jullie de (e-mail)adressen van xxxxxx beste vrienden? Weet je het telefoonnummer van je dokter of het adres van je bank? Zal je dat niet nodig hebben als je alleen gaat wonen; bijvoorbeeld als je erg ziek bent en de dokter wil bellen? Of als je een vraag hebt voor de bank over geldzaken? Hoe zorg je dat je snel en gemakkelijk aan die adressen raakt?
Vertel aan de leerlingen dat het soms van levensbelang kan zijn om adressen en telefoonnummers bij je te hebben. Laat hen eventueel hier een voorbeeld van bedenken en check of ze zelf belangrijke telefoonnummers kennen. Zeg hen dat ze een lijst gaan maken zodat ze op hun beide oren kunnen slapen.
Uitvoering
instructie geven – ondersteunen / begeleiden - structureren
🚹
Deel werkbladen blz. 7 - 8 uit. Zorg dat er in de klas enkele telefoonboeken beschikbaar zijn en eventueel computers met internetaansluiting. Laat de leerlingen individueel bedenken welke adressen en telefoonnummers in hun lijst moeten komen. Ofwel kunnen ze deze lijst baseren op hun huidige situatie (huidige dokter,
...) ofwel kunnen ze voor het huis dat ze in activiteit (3) kozen, opzoeken welke dokter en bank daar in de buurt is (maar dit is voor de leerlingen wel erg ver-van-het-bed). Ondersteun de leerlingen in hun zoekopdracht, bijvoorbeeld:
Weet je hoe je dokter heet? Waar kan je zijn adres en telefoonnummer vinden? Bij welke bank ben je nu of bij welke bank zou je willen als je alleen woont? Waar is je bankkantoor? Hoe kan je zoeken waar de bank in de buurt van je nieuwe huis een kantoor heeft?
Eventueel kunnen de leerlingen de lijst mee naar huis nemen om aan te vullen.
Nagesprek
samenvatten – evalueren - verankeren
Differentiatie
Bespreek klassikaal welke adressen de leerlingen hebben genoteerd: familie, goede vrienden, een vertrouwenspersoon, de huisdokter, gemeentelijke diensten, verenigingen en organisaties, .... Laat hen vertellen hoe ze de adressen hebben gevonden. Synthetiseer waar je gegevens kan vinden, bijvoorbeeld via het inlichtingennummer of in de gouden gids op papier of online. Sta zeker ook stil bij belangrijke adressen voor noodgevallen, bijvoorbeeld het antigifcentrum of de dokter van wacht. Vraag de leerlingen tenslotte hoe en waar ze de lijst gaan bewaren. Laat hen een goede plaats te bedenken voor deze lijst. Vraag hen ook om een goede plaats te bedenken voor als ze zouden intrekken in een huurhuis, bijvoorbeeld aan de computer of bij de telefoon. Laat de lijst toevoegen aan het woondossier en geef de leerlingen de raad om de lijst aan te passen als ze alleen gaan wonen.
Beperk de lijst zo nodig, bijvoorbeeld tot de adressen van enkel goede vrienden en medische hulp. Maak eventueel samen met de leerlingen een structuur (familie en vrienden; dokter; bank; nood- nummers) die ze dan moeten aanvullen.
ACTIVITEIT 5 HULP BIJ HUREN
Aard De leerlingen interpreteren een folder over woonwetgeving en pro- beren cases in verband met woonwetgeving op te lossen.
Doelstellingen 1. Burgerzin
1.8. Maatschappelijke dienstverlening
(49) De leerling zet zijn eigen wensen of behoeften om in hulp- en informatievragen.
(51) De leerling xxxxx een beroep doen op maatschappelijke diensten en durft zich zo nodig weerbaar opstellen.
(52) De leerling is vertrouwd met hulplijnen en lagedrempelvoor- zieningen in zijn buurt.
3. Taalvaardigheid
3.3. Lezen
(72) De leerling beoordeelt informatie die voorkomt in verschillen- de voor hem bestemde teksten.
5. Leren leren
5.2.2. Informatieverwerking en uitvoering
(7) De leerling weet bij welke personen, instanties en in welke informatiebronnen hij welke informatie kan vinden.
Materiaal ■ Werkbladen blz. 9 - 10
■ Bronnenmateriaal blz. 32 - 46 en de folders over huren.
■ Authentieke documenten in verband met huren (bvb. folders, contracten)
■ Enkele computers met internetaansluiting
a. Turen in een folder over huren
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren
Als huurder moet je weten wat je rechten en plichten zijn. Voor jongeren, zeker voor jongeren uit beroepsgeörienteerde richtingen, is dat niet zo eenvoudig. Alles wat met administratie en wetgeving te maken heeft is voor hen extra moeilijk. Toch is het belangrijk dat deze leerlingen met de nodige hulp hun weg leren vinden in de informatiemaatschappij en leren bij wie ze voor welke zaken terecht kunnen. Daarom werd de belangrijkste informatie hier bijeengebracht in een vereenvoudigde folder. In het kader van functionele geletterdheid is het zeker verantwoord om de leerlingen zelf informatie uit de folder te laten halen. Uiteraard is hier extra omkadering nodig.
Let op: De huurwetten veranderen regelmatig. Xxxx op www. xxxxxxxxxxxx.xx over de meest recente wijzigingen.
Zorg dat er in de klas extra informatie ter beschikking is en dat er enkele computers zijn met internetaansluiting (indien niet in de klas, dan achteraf in het computerlokaal). Voorzie indien mogelijk ook authentiek materiaal, bijvoorbeeld een bewijs van een aangetekend schrijven of een huurcontract. Ga na welke voorkennis de leerlingen over het onderwerp hebben. Knoop indien mogelijk en wenselijk aan bij de ervaringen van de jongeren. Verwijs indien relevant terug naar de inleidende activiteit (bezoek aan diensten en organisaties tijdens het woonwandelen). Stuur het klasgesprek door vragen als:
Weten jullie welk document je moet hebben als je een woning huurt? Wat staat er allemaal in zo’n contract? Voor hoeveel tijd huur je iets: voor een maand, voor een jaar, ...? Wat moet je doen als je uit je huis wil en je contract loopt nog? Xxxx je buiten de eerste maand huur nog iets betalen als je huurt; waarvoor dient dat geld (waarborg)? Weet je wat de huisbaas moet doen en wat de huurder moet doen, bijvoorbeeld als er iets kapot is in huis? Weten jullie uit de vorige activiteiten nog hoeveel de huurprijs voor een klein appartement kan zijn; kan iedereen dat betalen? Wat kan je doen als je dat niet kan betalen? Zou jij weten hoe je een sociale woning of een premie moet aanvragen; denk je dat er organisaties zijn die mensen daarbij helpen?
Vertel aan de leerlingen dat ze na hun ervaringen met huizenjagen nu ook experts kunnen worden op het vlak van huren zelf. Pols of ze ooit al eens problemen hebben gehad met huren of weten welke problemen kunnen opduiken (ruzie over de waarborg, opslaan van de huurprijs, herstellingen die niet gebeuren, ...). Zeg hen dat ze in de toekomst zeker sterker in hun schoenen zullen staan als ze genoeg weten over de wetgeving rond huren.
Uitvoering
instructie geven - begeleiden / ondersteunen - structureren
🚹
Vertel de leerlingen dat ze een folder krijgen waarin alle informatie over huren staat. Het is een vereenvoudigde folder, maar de inhoud is toch nog erg compact en moeilijk. De bedoeling is dan ook niet dat de leerlingen alle informatie letterlijk begrijpen. Wel dat ze de structuur van de folder doorzien en de folder kunnen gebruiken om er informatie globaal in terug te vinden.
Steek de folders over huren in elkaar. Er zijn vier folders, namelijk:
1. Het huurcontract
2. Rechten en plichten van de huurder en de verhuurder
3. Financiële hulp bij het huren
4. Diensten en organisaties in verband met huren
De folders moeten zo worden gekopieerd en geplooid dat ze er echt als een brochure uitzien. Kopieer daarom per onderdeel de bijhorende pagina’s recto/verso en plooi ze in twee. Zorg dat de paginanummers elkaar opvolgen. Deel de folders uit en geef elke leerling ook een werkblad blz. 9 - 10.
Overloop eerst met de leerlingen de indeling van de folder en laat hen verwoorden hoe de structuur en de lay-out de inhoud ondersteunt: paragrafen, tussentiteltjes, informatie in vet.
Verdeel de leerlingen vervolgens in vier groepjes van vier (als het zo uitkomt). Elk groepje moet één van de vier folders inkijken. De leerlingen mogen ook onderling het leeswerk verdelen. Ze moeten de inhoud van hun folder met elkaar bespreken. Laat hen dit doen op basis van richtvraagjes. Daarna moeten ze de belangrijkste dingen uit hun folder vertellen aan de klas. Ze mogen daarvoor ook voorbeeldmateriaal gebruiken, bijvoorbeeld uit het bronnenmateriaal blz. 34 - 42. Ze kunnen eventueel ook het internet raadplegen. Ondersteun de groepjes. Focus bijvoorbeeld de aandacht op relevante informatie in de folder of stel vragen als:
Wat zijn in deze folders de titels en de tussentitels; begrijp je ze? Welke woorden staan in het vet; wat kan je daaruit afleiden? Welke vragen worden er gesteld bij deze folder? Waarom staan die adressen daar?
Laat de leerlingen eventueel in kernwoorden notities nemen op het werkblad. De jongeren kunnen de folder bewaren in hun woondossier.
Nagesprek
samenvatten – evalueren - verankeren
Differentiatie
Laat de leerlingen vertellen wat er in hun folder stond. De anderen mogen vragen stellen als iets onduidelijk is. Houd als hoofddoelen voor ogen dat de leerlingen in een folder relevante zaken kunnen opzoeken en dat ze op de hoogte zijn van de belangrijkste aandachtspunten over huren. In het bronnenmateriaal blz. 32 - 33 staan deze zaken samengevat als ‘De tien geboden over huren’. Laat de leerlingen deze elementen eventueel zelf formuleren of herformuleren als samenvatting.
Geef de groepjes leerlingen eventueel gericht visuele ondersteuning volgens de folder die zij moeten verwerken (bijvoorbeeld een opzeg- brief voor het eerste hoofdstuk, een aanvraag voor een premie voor het derde hoofdstuk).
In het bronnenmateriaal blz.34 - 42 vindt u ook voorbeelden van relevante documenten. Kopieer deze eventueel voor de leerlingen. Het zou mooi zijn als de leerlingen voor hun folder te rade kunnen gaan bij een specialist, bijvoorbeeld iemand van de huurdersbond. Organiseer eventueel een bezoek en laat de jongeren vragen voorbereiden.
Werk enkel met het blad met de tien geboden als de leesvaardigheid van de jongeren echt te zwak is. Let op: hier is de informatie wel beperkter, maar nog compacter en zonder context. Daarom hoort er een woordenboekje bij, terug te vinden in bronnenmateriaal blz. 43
- 46. Dat woordenboekje kan ook wordengebruikt bij het doorlopen van de folder.
b. Het antwoord van de huurspecialist
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren
Verwijs terug naar activiteit (a). Vraag de jongeren nog eens op te sommen welke organisaties mensen helpen met hun vragen over huren. Vertel hen, dat ze in activiteit (b) zelf in de huid van een hulpverlener van het JAC of van de huurdersbond kruipen. Bij die organisatie komen veel jongeren langs met vragen over wonen. Ze weten nu zoveel over huren dat ze die vragen van andere jongeren met wat opzoekwerk zelf kunnen beantwoorden.
Uitvoering
instructie geven - ondersteunen / begeleiden - motiveren
🚹
Zorg voor brochures, authentiek materiaal en liefst ook computers met internetaansluiting zoals in (a). De leerlingen mogen natuurlijk ook het materiaal van (a) gebruiken. Laat de leerlingen samenwerken in dezelfde groepjes van vier als voor (a) of in duo’s en geef elk groepje vier of elk duo twee vragen van de cases uit bronnenmateriaal blz. 47 -50.
Sommige vragen en antwoorden staan letterlijk in de folder, voor andere is meer zoekwerk nodig. Verdeel de vragen oordeelkundig onder de groepjes.
Vertel aan de jongeren dat ze als medewerker van het JAC of van de huurdersbond de vragen of cases in verband met huren moeten beantwoorden. Het antwoord is terug te vinden in de folder en in andere informatiebronnen. Begeleid de groepjes bij het beantwoorden van de cases. Stel vragen als:
Waarover gaat de vraag van Xxxxxx; waar vind je in de folder informatie over de soorten contracten?
Staat die vraag van Xxxxxx over de waarborg ergens in de folder of moet je het antwoord zelf zoeken?
Wat vraagt Xxxxxx; waar vind je informatie over huurpremies? Welke organisatie kan haar goed helpen?
Nagesprek
samenvatten - evalueren - verankeren
Differentiatie
Bespreek de oplossingen klassikaal. Laat de leerlingen elkaar aanvullen en zo nodig tegenspreken. Xxxx samen met de leerlingen het juiste antwoord als ze dit zelf niet aanbrachten.
Geef de groepjes eventueel enkel vragen over het gedeelte dat ze zelf hebben bestudeerd.
Beperk de opdracht eventueel tot één vraag. Werk zo nodig enkel met de eenvoudigere, meer evidente of letterlijk terug te vinden vragen. Vereenvoudig de vragen of voeg andere nog eenvoudigere vragen toe. Zorg wel dat het voor de leerlingen een uitdaging blijft om
Oplossing
de juiste informatie op de juiste plaats te zoeken.
Xxxx zo nodig de vragen eerst voor. De oplossingen moeten niet zo uitgebreid zijn als in de oplossing hieronder. Ze moeten ook niet allemaal schriftelijk worden genoteerd. Het belangrijkste is dat de leerlingen een globaal antwoord kunnen geven, ofwel kunnen doorverwijzen.
Xxxxx zo mogelijk een bezoek aan één of meerdere van de vernoemde organisaties of diensten. Xxxxxx dit bezoek voor met de leerlingen.
Malika:
De huisbaas mag je er uitzetten als hij een goede reden heeft. Dat zijn dochter in het huis komt wonen, is volgens de wet een goede reden. Maar hij moet je wettelijk ook een opzeg geven van zes maanden. Drie maanden is dus te kort. Xxxxxxx een aangetekende brief naar je huisbaas waarin je dat zegt. Als hij niet reageert, kan je naar een huurdersbond gaan. Daar kunnen ze je helpen. Xxxx ondertussen ook een andere woning. Als je een andere woning hebt gevonden, mag je binnen de maand verhuizen. Dus ook al heb je voor het eind van die zes maanden iets anders, je moet de zes maanden niet meer helemaal uitdoen.
Xxxxxx:
Heb je bij het opmaken van het huurcontract een plaatsbeschrijving gemaakt? Daar zou kunnen instaan dat het hek al stuk was toen jij daar kwam wonen. Stuur in elk geval een aangetekende brief naar de huisbaas waarin je het probleem uitlegt en vraagt dat hij de waarborg toch betaalt. De huisbaas moet kunnen bewijzen dat het hek werd beschadigd tijdens de periode dat jij huurde.
Lotte:
Vraag informatie bij de gemeente of bij een afdeling van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen in Oostende. Om in aanmerking te komen voor een sociale woning moet je meerderjarig zijn en mag je geen eigendom hebben. Je inkomen moet onder een bepaald bedrag liggen. Als dat zo is en je aan de voorwaarden voldoet, schrijf je je best in bij verschillende verhuurkantoren. Zij zoeken dan op termijn voor jou een goedkope huurwoning. De wachtlijsten zijn wel lang. Om je in te schrijven, breng je een aanslagbiljet mee van de belastingen van drie jaar geleden, je laatste loonstrookje en je identiteitskaart.
Xxxxx:
Je kan een contract van drie jaar niet zomaar opzeggen. Maar misschien is je huisbaas wel een redelijk persoon en kan je de zaak met hem bespreken. Anders verbreek je het contract. Dat doe je met een aangetekend schrijven. In dat geval kan de huisbaas wel een schadevergoeding vragen, bijvoorbeeld drie maanden huur.
Xxxxxx:
Je had die mondelinge afspraak eigenlijk in het contract moeten opnemen. Wat je nu nog kan doen, is een aangetekend schrijven naar de huisbaas sturen. Leg in je brief uit wat jullie hadden afgesproken. Xxxx misschien of je nog bewijzen hebt van de schilderwerken, bijvoorbeeld facturen. Maar je hebt niet veel kans dat je gelijk krijgt. Waarschijnlijk moet je de huur toch betalen. Het is dus heel belangrijk je contract goed na te kijken en alles wat je mondeling afspreekt er in te zetten.
Sieben:
De huisbaas mag de huurprijs inderdaad elk jaar indexeren. Hij kan tot drie maanden achterstallige index vragen. Om het juiste indexcijfer te kennen, kan je naar de indextelefoon bellen. Maar dan moet de indexering nog worden berekend met een ingewikkelde formule. Je kan best naar de huurdersbond stappen om dit te laten nakijken. Het kan zijn dat het bedrag dat de huisbaas je vraagt, te hoog is.
Xxxxxxxx:
Je mag niet zomaar onderverhuren. Je moet daarvoor de toestemming hebben van de huisbaas. Bespreek de kwestie dus eerst met hem.
Kadija:
In sommige gevallen kan je een huurpremie krijgen. Daar zijn wel strenge voorwaarden aan verbonden. Zo moet je van een minder geschikte woning naar een geschikte woning verhuizen. Dat kan betekenen: van een te kleine woning naar een grote woning verhuizen, zoals in jouw geval. Ook je inkomen telt mee: verdien je weinig of veel? Ga eens langs bij de woonwinkel voor meer informatie.
Je kan eventueel ook een sociale woning huren. Voor meer informatie kan je terecht bij je gemeente, bij de Vlaamse Maatschappij voor sociaal wonen en bij sociale verhuurkantoren.
Semir:
Wat jij beschrijft klinkt als een erg gevaarlijke situatie. We raden je aan zeker niet meer in je huis te douchen en zelfs liefst elders te gaan logeren. Er is immers kans op CO2-vergiftiging. Je stuurt best een aangetekend schrijven met je klachten naar de huisbaas. Als hij niet reageert, kan je bij de gemeente een onderzoek naar ongeschiktheid van de woning aanvragen, want je klachten zijn ernstig. Er kan dan een onderzoek komen en de huisbaas kan worden verplicht om de woning terug bewoonbaar te maken. Maar jij komt ook in de problemen, want je zal een andere verblijfplaats moeten zoeken. Vraag raad bij de huurdersbond.
Xxxxxxx:
Als je dat wil, kan je begeleid zelfstandig wonen aanvragen. Dan wordt je geholpen om alleen te gaan wonen. Je leert bijvoorbeeld je papieren in orde te brengen en je budget te beheren. Het JAC kan je hierbij helpen of je doorverwijzen naar het comité voor bijzondere jeugdzorg.
Kasper:
De huisbaas is verantwoordelijk voor die grote werken. Hij moet het huis in goede en veilige staat verhuren. Schrijf zeker een aangetekend schrijven naar de huisbaas met daarin je klachten. Als hij niet reageert, kan je aankloppen bij de gemeente om een onderzoek naar ongeschiktheid aan te vragen. Dat kan voor jou echter ook heel wat ongemakken meebrengen. Vraag de huurdersbond om raad.
Xxx:
Als je financiële situatie echt heel slecht is, wacht je best niet te lang om hulp te zoeken. Probeer met de huisbaas tot een oplossing te komen. Bijvoorbeeld door een afbetalingsplan. De huisbaas kan je er niet onmiddellijk uitzetten: hij kan pas een deurwaarder sturen als de vrederechter dat beslist. Als je wordt opgeroepen door de vrederechter, moet je zeker gaan om je probleem uit te leggen. Maar je kan dit beter vermijden. Xxxx ook hulp om beter met geld te leren omgaan, bijvoorbeeld bij het OCMW.
Xxxxxx:
De huisbaas mag helemaal niet ongevraagd en zonder dat je het weet in je huis komen rondneuzen. Probeer dit rustig met hem te bespreken. Als hij het toch blijft doen en je kan dat bewijzen, kan je bij de politie een klacht indienen.
Severine:
De verhuurder is verantwoordelijk voor het grote onderhoud zoals de reparatie en vervanging van de ketel. De huurder moet wel jaarlijks de ketel laten nakijken: heb je dat gedaan? Stuur de huisbaas een aangetekend schrijven waarin je vraagt om het onderhoud te doen. Misschien kan je door de koude niet wachten tot de huisbaas de xxxxx zelf laat herstellen en wil je zelf iemand laten komen. Leg dit uit in een aangetekend schrijven aan de huisbaas en houd de rekening goed bij.
ACTIVITEIT 6
SAMENLEVEN: VECHTEN OF VERZOENEN?
Aard De leerlingen bedenken oplossingen voor conflicten in verband met samenleven in een buurt of onder één dak. Ze denken ook initia- tieven uit om het constructief samenleven in een buurt of gemeen- schap te bevorderen.
Doelstellingen 1 Burgerzin
1.3. Overheidsdiensten
(17) De leerling weet wat te doen bij vaststelling van xxxxxx, ruzie, ...
(21) De leerling kent de weg naar de rechtshulp.
8. Sociaal-emotionele educatie
8.3.4. Constructief participeren aan werking van sociale groepen
(70) De leerling zoekt in overleg naar een manier van probleemoplossing.
(73) De leerling herkent het belang van het behoren tot formele en informele sociale netwerken en gebruikt de voordelen ervan.
9. Vrijetijdsvaardigheden
9.2.4. Drama
(28) De leerling uit zijn verbale en niet-verbale mogelijkheden in een spel met anderen volgens opgegeven spelgegevens. Spelgegevens: rol (wie), handeling (wat), plaats (waar), tijd (wanneer).
Materiaal ■ Werkbladen blz. 11 - 13
■ Bronnenmateriaal blz. 51 - 58
a Samenleven als kat en hond
Lesverloop Voorgesprek / Introductie
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Verwijs naar de buurten waar de leerlingen tijdens de woonwandeling zijn geweest en naar het stukje ‘stadsmens of buitenmens’ uit het woonformulier. Vraag aan de leerlingen of ze de buurt waarin ze wonen belangrijk vinden. Houd met de leerlingen een kort klasgesprek over buren. Knoop aan bij hun eigen ervaringen. Stuur het gesprek eventueel door vragen als:
Kennen jullie de buren goed? Vind je dat leuk of niet leuk? Zijn het goede buren, doen jullie soms dingen samen of helpen jullie elkaar? Heb je zelf al eens ruzie gemaakt met de buren of ken je andere mensen die een probleem hadden met de buren? Hoe hebben ze dat dan opgelost? Vind je dat een
goede oplossing? Wat vind je ervan dat buren elkaar soms blijven pesten of geen woord meer tegen elkaar spreken? Moeten er soms andere mensen tussenkomen (andere buren, sociale diensten)? Kan het soms zo erg worden dat de politie of het gerecht (vrederechter) er aan te pas komt?
Vertel de leerlingen dat ze een paar burenruzies zelf gaan behandelen en samen naar een oplossing gaan zoeken. Het zijn pijnlijke maar ook wel grappige situaties en de leerlingen gaan er een rollenspelletje rond maken.
Uitvoering
instructie geven – begeleiden / ondersteunen - structureren
🚹
Deel werkbladen blz. 11 uit. Verdeel de leerlingen in groepjes van vier. Vertel hen dat elk groepje een klein verhaaltje krijgt waarin het over een probleem tussen xxxxx gaat. De groepjes moeten het probleem bespreken en bedenken hoe ze zelf op de situatie zouden reageren. Daar moeten ze een sketch over maken die ze voor de klas zullen spelen. Maar ze moeten ook een goede oplossing zoeken voor het probleem. Dat moeten ze in hun toneeltje verwerken. De oplossing moet telkens komen van de grote Verzoener. De Xxxxxxxxx is een personage dat probeert de buren terug met elkaar te verzoenen. Als hij in zijn opdracht slaagt, stoppen de buren met ruziemaken. Maar misschien lukt dat niet altijd...
Zorg voor een lokaal waar de leerlingen de ruimte hebben om een toneeltje te repeteren. Verknip bronnenmateriaal blz. 51 met de situaties zodat elke groep maar één fiche heeft en niet weet wat de andere groepjes zullen brengen. Deel de fiches uit aan de groepjes. Laat de leerlingen eerst bespreken wat de situatie in het verhaaltje is, hoe ze zelf zouden reageren en welke oplossing de Xxxxxxxxx zou kunnen voorstellen. Ga na of de leerlingen het tekstje begrijpen en geef zo nodig een voorzetje om het toneeltje voor te bereiden. Stel ondersteunende vragen zoals:
Zou jij je op je gemak voelen met zo’n hond naast de deur? Zou je er iets van zeggen tegen je buur? Hoe zou je dat aanpakken? Hoe kan je dat in een toneeltje tonen? Wie van jullie gaat de kwade buur spelen? Beeldt iemand de hond of de pop uit of hoe doen jullie dat? Wat zou een goede oplossing zijn van de situatie; moet de man zijn hond wegdoen of moet hij hem anders opvoeden? Wie gaat de Xxxxxxxxx spelen; wat ga je hem laten zeggen of doen?
Nabespreking
samenvatten – evalueren - verankeren
Laat de groepjes om beurten hun toneeltje uitvoeren voor de klas. De andere leerlingen moeten eerst goed kijken en luisteren. Pas achteraf mogen ze reageren en hun mening geven. Leid deze bespreking in goede banen door vragen als:
Zouden jullie op dezelfde manier reageren? Wat vinden jullie van de reactie van de buren? Stelt de Verzoener een goede oplossing voor?
Differentiatie
Oplossing
Als afsluiter kunnen de leerlingen uitzoeken wat de regels en wetten zijn voor deze situaties tussen buren. In bronnenmateriaal blz. 52. vinden ze de bestaande wettelijke bepalingen voor de situaties die aan bod kwamen. Geef elk groepje een hulpblad en laat hen uitzoeken wat de wet over hun eigen situatie zegt. Overloop de juiste oplossingen klassikaal.
Bespreek met de leerlingen hoe je conflicten kan proberen op te lossen. Enerzijds moeten conflicten niet altijd op slaande ruzie uitdraaien en is het niet altijd nodig om voor elk probleem de politie of het gerecht in te schakelen. Misschien weet je buur ook niet goed wat mag of niet mag of misschien is er een misverstand. Je kan het probleem best altijd eerst proberen te bespreken. Anderzijds moet je natuurlijk ook niet op je kop laten zitten of de zaken laten aanslepen. Misschien zijn er wel mensen in de buurt die bij de oplossing kunnen helpen.
Laat de leerlingen gebruik maken van de schetsen bij de situaties, bronnenmateriaal blz. 53 - 57.
Sommige situaties zijn gemakkelijker te begrijpen dan andere. Beperk de opdracht eventueel tot deze eenvoudigere situaties (1-4-5). De situaties gaan allemaal over dieren en sommige zijn ludiek. Kies eventueel voor andere situaties als de leerlingen zich moeilijk in de gekke situaties herkennen. Bijvoorbeeld: zwerfvuil, lawaaioverlast.
Xxxx eventueel het blad met wettelijke bepalingen zelf voor en laat de leerlingen klassikaal uitzoeken welke bepaling bij welke situatie hoort. Laat de leerlingen zelf praktische tips bedenken, bijvoorbeeld om huisdieren stil te houden (zie oplossing).
Laat de leerlingen eventueel ook algemene oplossingen bedenken om problemen als zwerfvuil en lawaai in de buurt te beperken.
a 2
b 3
c 5
d 4
e 1
Aanvulling. Volgende tips om huisdieren stiller te krijgen kunnen helpen:
■ Houd de dieren ’s nachts binnen.
■ Laat het dier niet te veel alleen.
■ Troost een blaffende hond niet, dat werkt omgekeerd. Xxx denkt de hond dat hij aandacht krijgt als hij zo blaft en gaat
hij volgende keer vrolijk verder blaffen.
■ Laat het dier ’s nachts in een verduisterde ruimte die rust geeft.
b. Beter een goede buur
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren
Verwijs naar het inleidend gesprek van activiteit (a). De leerlingen hebben zeker ook positieve ervaringen met de buurt. Ga hier verder op in en bespreek wat buren met elkaar kunnen doen en voor elkaar kunnen betekenen. Ondersteun door vragen als:
Worden er in jouw buurt ook dingen georganiseerd, bijvoorbeeld een stratenfeest of een buurtbarbecue? Leren de buren elkaar dan beter kennen? Denk je dat buren die elkaar beter kennen minder ruzie maken? Doe jij soms iets voor de buren of doen zij soms iets voor jou? Zijn goede buren belangrijk; waarom? Vind je dat buren elkaar meer moeten helpen?
Vertel de leerlingen dat er elk jaar een dag van de buur is. Dan zijn er allerlei acties om buren dichter bij elkaar te brengen. De leerlingen kunnen in deze activiteit hun steentje bijdragen.
Uitvoering
instructie geven - begeleiden / ondersteunen - structureren
🚹
Laat de leerlingen in duo’s samenwerken met hun klasbuur. Deel werkbladen blz. 12. uit. Vertel de leerlingen dat ze zelf acties moeten bedenken voor de dag van de buren. Ze moeten ook een affiche of folder van de dag van de buur maken voor hun buurt. Daarom moeten ze nadenken wat buren voor elkaar kunnen betekenen en hoe je dat kan uitbeelden. Begeleid de groepjes bij het uitwerken van de folder. Stel vragen als:
Buren zorgen soms voor elkaars bloemen en planten; kan je dat in de folder laten zien? Kunnen de buren op de dag van de buur misschien iets doen rond bloemen en planten, bijvoorbeeld planten ruilen? Of denk je dat een feest leuker is; wie zou je dan uitnodigen en hoe zou je het feest organiseren? Schrijf je in de folder of op de affiche wat er die dag allemaal gebeurt? Komen er ook foto’s bij; wat zijn typische foto’s van de buurt?
Nagesprek
samenvatten – evalueren - verankeren
Differentiatie
Bespreek de ideeën klassikaal. Ga met de klas na wie de origineelste folder heeft en welke acties het meest kans maken op succes.
Laat de leerlingen eventueel ideeën schetsen in plaats van ze uit te schrijven.
Geef indien nodig enkele voorbeelden, zodat de leerlingen inspiratie krijgen voor hun folder. Voorbeelden van acties:
In sommige buurten wordt in de zomer een speelstraat ingericht. Die straat wordt dan autovrij gemaakt en de kinderen van de buurt kunnen er spelen. Dat wordt afgesproken met de gemeente.
In Leuven kregen de studenten van de gemeente een knutselkit om papieren bloemen te knutselen voor de buren. Sommige studenten organiseren er ook feestjes samen met de buren. De studenten hebben in vele buurten een slechte naam omdat ze ’s nachts veel lawaai maken... Met zo’n acties kan de situatie misschien verbeteren.
c. Het toiletpapier is weer op
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren
Verwijs terug naar activiteiten (a) en (b) over positieve en negatieve ervaringen met samenleven in een buurt. Verwijs ook terug naar activiteiten 1, 2 en 3 waarin verschillende vormen van samenleven werden besproken. Sommige jongeren gaan samenwonen in een gemeenschapshuis. Anderen gaan samenwonen met één vriend of met hun lief. Voer een kort klasgesprek over onder één dak samenleven. Laat de leerlingen vertellen over alledaagse strubbelingen en hoe je die kan proberen op te lossen. Ondersteun door vragen als:
Xxxxx je je thuis soms aan kleine dingen; welke? Wat kan je daar aan doen? Denk je dat samenwonen met vrienden of met je lief ook problemen kan meebrengen over alledaagse dingen? Wat zou jij zeker niet kunnen verdragen als je met andere mensen zou samenleven? Hoe zou je dat oplossen?
Vertel de jongeren dat ze gaan nadenken over oplossingen voor deze alledaagse strubbelingen.
Uitvoering
instructie geven - begeleiden / ondersteunen - structureren
🚹
Deel werkbladen blz. 12 - 13 uit. Laat de leerlingen samenwerken in duo’s. Zeg dat ze zich moeten inbeelden dat ze in een gemeenschapshuis leven met andere jongeren (of verwijs naar alledaagse situaties in een relatie of gezin). De badkamer, de keuken, de toiletten, de eetplaats met zithoek en de bergplaats zijn gemeenschappelijk. Verder heeft elke bewoner een aparte kamer met een bed, een werktafel, een zithoekje en een lavabo. Leg uit dat de leerlingen moeten bedenken waar je in zo’n situatie best afspraken over maakt. Laat hen ook nadenken over hoe je ervoor kan zorgen dat iedereen zich aan de afspraken houdt. Net zoals bij de activiteit over de buurt, moeten de jongeren tenslotte activiteiten bedenken waardoor de bewoners van het huis elkaar beter leren kennen. Begeleid de groepjes. Stel vragen als:
Vind jij dat roken mag in gemeenschappelijke ruimtes? En op je eigen kamer? Zou jij alle aankopen samen doen of zou je sommige dingen alleen voor jezelf kopen? Hoe kan je er voor zorgen dat de afspraken gehouden worden? Zou je iemand verantwoordelijk maken? Zou je lijstjes maken of veel vergaderen?
Zou je samen met de andere bewoners feestjes organiseren? Word je elkaar niet beu als je veel samen doet?
Nabespreking
samenvatten – evalueren - verankeren)
Differentiatie
Bespreek de resultaten klassikaal met de leerlingen. Houd eventueel een klasdiscussie over het nut van afspraken: misschien lopen de meningen over wat je wel en niet kan in regeltjes gieten uiteen. Ook over gezamenlijke acties in een gemeenschapshuis kan discussie ontstaan: niet iedereen vindt het leuk om veel samen te doen.
De leerlingen kunnen voor deze activiteit ook inspiratie vinden in de prent op bronnenmateriaal blz. 58.
ACTIVITEIT 7 KLUSSEN IN HUIS
Aard De leerlingen berekenen hoe ze met een beperkt budget een huur- woning kunnen inrichten. Ze leren op basis van een filmpje enkele courante doe-het-zelfklusjes en demonstreren deze voor klasgeno- ten.
Doelstellingen 2. Rekenvaardigheden
2.3. Meten en maateenheden in levensechte situaties
(14) De leerling begrijpt en gebruikt de maateenheden van groot- heden zoals lengtematen, oppervlaktematen, inhoudsmaten, gewicht, temperatuur, geld en tijd.
(34) De leerling schat en meet de lengte.
2.4.1. Geld in levensechte situaties
(34) De leerling schat de totale kostprijs van aankopen.
(35) De leerling berekent de totale kostprijs van aankopen.
3. Taalvaardigheid
3.2.3. Interactie met anderen
(45) De leerling verwoordt een geschreven instructie in eigen woorden.
Materiaal ■ Werkbladen blz. 14 - 15
■ Bronnenmateriaal blz. 59 - 63
■ Brochures van meubelzaken
■ Interieurtijdschriften
■ Enkele computers met internetverbinding
■ Enkele boeken en brochures over doe-het-zelf
■ Materiaal nodig voor klusjes
a. Meubelen en huisgerief
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren
De leerlingen weten nu hoe je een huurhuis moet zoeken en wat hun rechten en plichten als huurder zijn. Pols of ze kunnen raden wat de volgende stap is. Verwijs terug naar één van de plichten van de huurder, met name het bemeubelen van het huurhuis. Houd een kort klasgesprek met de leerlingen over de inrichting van een interieur. Laat de leerlingen vrij brainstormen, maar let erop dat ze ook nadenken over de meest noodzakelijke aankopen. Stuur zo nodig het gesprek door vragen als:
Hoe zouden jullie je huis inrichten? Wat vind je knap? Wat is betaalbaar? Denk je dat er in de meeste appartementen of huurhuizen al meubels zijn; welke?
Vertel aan de leerlingen dat ze gaan uitzoeken hoe je een huurhuis met een beperkt budget kan inrichten.
Uitvoering
Instructie geven – ondersteunen / begeleiden - structureren
🚹
🚹
Deel werkbladen blz. 14 uit. Zorg voor de nodige documentatie: recente catalogi van Ikea, brochures van meubelzaken, interieurtijdschriften. Voorzie eventueel ook computers met internetaansluiting om online informatie (bijvoorbeeld de catalogus van Ikea) te laten opzoeken. Laat de leerlingen individueel of in duo’s werken.
Vertel hen dat ze een denkbeeldig budget krijgen van 750 euro om hun huis mee in te richten. Daarvan moeten ze de meest noodzakelijke meubels en apparaten kopen. De leerlingen moeten een lijst maken van de voorwerpen en de prijzen uit de catalogi en brochures er bij zetten. Het totaal mag het budget niet overstijgen.
Begeleid de leerlingen bij het zoekwerk. Stel vragen als:
Moet je een oven kopen of is die meestal al in een huurhuis aanwezig? Kan je geen goedkopere kast vinden? Wat zou je van je lijst kunnen schrappen? Heb je die bureaustoel echt nodig?
Nabespreking
samenvatten - evalueren - verankeren
Bespreek de resultaten klassikaal. Stel vragen als:
Wie is onder het budget gebleven? Wat heb je voor dat budget gekocht? Welke aankopen heb je echt nodig om goed te kunnen leven en wat is een beetje luxe?
De leerlingen mogen zeker hardop dromen over wat ze met een groter budget zouden kopen of waar ze voor zouden sparen. Een discussie over wat voor sommigen luxe is en voor anderen ‘noodzakelijk’ (televisie, muziekinstallatie, ...) kan ook interessant zijn.
Bespreek tenslotte met de leerlingen hoe je de kosten kan beperken, bijvoorbeeld: door oude dingen van thuis mee te nemen als dat kan en mag, door in tweedehandswinkels of op rommelmarkten te gaan snuffelen. Onderaan het werkblad vinden de leerlingen enkele suggesties voor tweedehandswinkels. Houd eventueel een korte discussie over tweedehands: sommige leerlingen vinden dit misschien maar niks of hebben er vooroordelen over. Tweedehands of ‘vintage’ is nochtans juist erg hip. Sommige tweedehandsspullen zijn niet eens zo goedkoop. Er is ook nieuw design dat met oude spullen wordt gemaakt. Een bezoekje aan een kringloopwinkel kan misschien voor verfrissende ideeën zorgen. Zelfs internationaal bekende designers werken met recuperatiemateriaal, bijvoorbeeld de Braziliaanse broers Xxxxxxx.
Differentiatie
De leerlingen kunnen de voorwerpen die ze willen aankopen even- tueel aanduiden of uitknippen (als er voldoende brochures zijn).
Toon de leerlingen ter uitbreiding voorbeelden van ecodesign van recuperatiemateriaal en laat hen een eigen ontwerp maken.
Laat de leerlingen eventueel eens experimenteren met een computerprogramma dat helpt bij het inrichten van je interieur.
b. Doe het zelf
Lesverloop Voorgesprek / introductie
kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren
Aan het eind van activiteit (a) hebben de leerlingen bedacht hoe je de kosten voor de inrichting van een huurhuis kan beperken. Eén van de opties is zo veel mogelijk zelf maken. Check eventueel wie al iets afweet van klussen in huis en laat deze leerlingen over hun ervaringen vertellen. Stel vragen als:
Heb je zelf al eens geschilderd in huis; hoe heb je dat geleerd? Wat moet je dan allemaal doen? Hebben jullie thuis materiaal om zelf klusjes uit te voeren; waar koop je dat? Hoeveel moet je betalen voor een schilder, denk je? En hoeveel kostte een kast alweer?
Vertel de leerlingen dat ze in deze activiteit enkele courante karweitjes leren. Zo kunnen ze heel wat geld uitsparen.
Uitvoering
instructie geven - ondersteunen/begeleiden - structureren
🚹
🚹
Verdeel de leerlingen in kleine groepjes van drie of vier leerlingen. Geef elk groepje één courant karwei, te kiezen tussen: een lamp aansluiten, een kastje maken, een rek plaatsen, een gordijnroede omhooghangen en schilderen in huis. Houd hierbij rekening met voorkennis en capaciteiten: sommige karweitjes zijn moeilijker dan andere (bijvoorbeeld: een kastje maken is complexer dan een lamp bevestigen). Laat de leerlingen eerst naar het filmpje kijken waarin hun klusje wordt gedemonstreerd. Surf naar site: xxxx://xxx.xxxxx.xx/xx_xxxx/xxxx_xxxxxxx xxxx://xxx.xxxxx.xx/xx_xxxx/xxxx_xxxx xxxx://xxx.xxxxx.xx/xx_xxxx/xxxx_xxxx xxxx://xxx.xxxxx.xx/xx_xxxx/xxxx_xxx xxxx://xxx.xxxxx.xx/xx_xxxx/xxxx_xxxxxx
waar in vijf korte filmpjes telkens één klusje aan bod komt. Zorg voor voldoende computers met internetaansluiting of laat de leerlingen om beurten kijken (de anderen kunnen ondertussen kijken in boeken of brochures over klussen of hun karwei bespreken). Laat de leerlingen eventueel meermaals naar het filmpje kijken.
Laat de groepjes vervolgens onderling bespreken hoe het karweitje moet worden uitgevoerd. Daarvoor mogen ze ook de aanwezige
documentatie gebruiken. Deel werkbladen blz 15 uit. Hier kunnen de leerlingen de informatie uit de filmpjes structureren. Ondersteun hen hierbij. Stel vragen als:
Welk materiaal heb je gezien in het filmpje over de lamp omhooghangen; moet je dat kopen?
Wat moet je meten als je een kast maakt? Was er geen tip over het soort verf of zag je hoe de verfrol werd schoongemaakt?
Maak afspraken met een praktijkleerkracht en leg de bedoeling van de activiteit uit. Laat de leerlingen verder met hem bespreken hoe je het karweitje uitvoert. Zorg dat de leerlingen de klussen op een geschikte locatie kunnen uitproberen. Vraag de praktijkleerkracht om een soort stappenplan te volgen en eerst samen met de leerlingen de nodige metingen te doen en berekeningen te maken. Vervolgens moet het materiaal worden geïnventariseerd en zo nodig gekocht. Daarna moeten de leerlingen stap voor stap het karwei uitvoeren. De bedoeling is dat de leerlingen zoveel mogelijk zelf aan de slag gaan zodat ze kunnen toepassen wat ze hebben gezien. Daarna moeten ze het zelf aan de andere leerlingen kunnen demonstreren. Daarom moeten ze niet alleen uitvoeren maar ook verwoorden. De leerlingen maken ook een voorbeeldexemplaar of spreken met de leerkrachten af waar ze de techniek kunnen demonstreren (atelier, huis, ...). Tenslotte vindt de eigenlijke demonstratie plaats. De leerlingen moeten hun klusje demonstreren en er de nodige uitleg bij geven. Daarna mogen de anderen vragen stellen waar ze moeten op antwoorden.
Nagesprek
samenvatten - evalueren - verankeren
Differentiatie
Bespreek de demonstraties met de leerlingen. Laat de leerlingen eventueel elkaar evalueren volgens vooraf besproken criteria: was de uitleg duidelijk, is iedereen aan bod gekomen, was er ruimte voor vragen?
Voor sommige leerlingen zal het meten en berekenen te moeilijk zijn. Help hen hierbij, zodat ze de rest van de opdracht toch kunnen uitvoeren.
Laat de leerlingen achteraf ook werken met foto’s/stills uit het filmpje, zie bronnenmateriaal blz. 59 - 63.
Xxxx eventueel samen met de leerlingen naar een programma over klussen. Ook programma’s over het inrichten of renoveren (‘make- over’) van een huis kunnen een goed uitgangspunt zijn voor activiteiten over wonen.
Eventueel kunnen de leerlingen allemaal dezelfde activiteit uitvoeren maar volgens bepaalde criteria: tegen de klok werken, in een bepaalde ruimte werken, met een bepaald budget. De groepjes zijn dan elkaars concurrenten die strijden voor ‘de kamerprijs’, de prijs van ‘de beste make-over’, of ‘de gouden zaag en het gouden hamertje’.
AFSLUITER
HUURALIA: HET GROTE HUURSPEL
SPELVERLOOP
Ter afsluiting van dit thema kan het grote huurspel Huuralia worden gespeeld. Hier komen de meeste aspecten uit het thema nog eens aan bod in spelvorm. Het spel kan worden gespeeld volgens het ‘officieel’ reglement of het kan zo nodig worden aangepast en vereenvoudigd.
Voorbereiding.
De nodige spelelementen zijn terug te vinden op de website.
Kopieer de vier bladen met het spelbord en verhard ze door ze op karton te kleven. Kleef de bladen linksonder te beginnen alfabetisch in wijzerszin: a, b, c, d. Kopieer zoveel papiergeld als nodig opdat elke leerling over voldoende budget zou beschikken voor één spel. Kopieer de huiskaarten één maal; deze kaarten worden best ook verhard. Hetzelfde geldt voor de situatie- en lotskaarten. Sommige kaarten moeten meermaals worden gekopieerd zodat er meerdere exemplaren van zijn. Dit staat telkens aangegeven. Deze kaarten kunnen daarna voor meerdere spelbeurten worden gebruikt. Het gaat om: meubelkaarten, luxegoederen en aansluitingen. Kopieer de huurfiches zoveel als nodig is. Gebruik dobbelstenen en pionnen van een ander spel. De leerlingen mogen hun eigen documentatie inkijken voor het oplossen van de situatiekaarten. Houd ook de oplossingen van de situaties en het reglement bij de hand tijdens het spel. Gebruik het volledig reglement (zie website) in geval van discussie.
Inleiding.
Verwijs naar de vorige activiteiten. Laat de leerlingen vertellen wat ze ondertussen hebben opgestoken over een woning huren en op je eigen benen staan. Pols of ze het meest beroemde spel kennen waarbij de spelers huizen kunnen kopen en verhuren: Monopoly. Laat de leerlingen die dit spel kennen, vertellen hoe het verloopt en wat de belangrijkste regels zijn. Leg vooral de nadruk op de gelijkenissen tussen Monopoly en het huurspel Huuralia: verdergaan met een pion en dobbelstenen, huizen kiezen in vakjes, proberen om je budget goed te beheren, kaartjes trekken die in het midden van het spelbord liggen en die de loop van het spel kunnen beïnvloeden. Introduceer vervolgens Huuralia.
Het is niet nodig om heel het spel vooraf uit te leggen. Laat de leerlingen het spelbord bestuderen en geef uitleg bij de vakjes (zie reglement). Geef uitleg over de basisprincipes (of laat de leerlingen hier achter komen door samen het spel te bestuderen).
Spel.
Speel het spel eerst enkele ronden om de spelers vertrouwd te maken met de regels. Speel daarna pas ‘voor echt’. Vereenvoudig zo nodig de regels.
Nabespreking.
Houd achteraf een nabespreking: wie bleef het langst in het huurhuis en hoe komt dat? Welke ervaringen houden de spelers aan het spel over? Denken de leerlingen dat het er in het echte leven ook zo aan toegaat of niet?
Beknopt reglement van Huuralia: het grote huurspel.
■ Het doel van het spel is een woning te huren en er zo lang mogelijk te blijven wonen.
■ De leerkracht of een leerling is bankdirecteur, verhuurder, verkoper van meubels,
manager van het opvanghuis en buur- en huuradviseur. De leerlingen zijn huurders. Iedereen moet er mee op letten of de spelregels worden gevolgd.
■ Elke speler mag kiezen of hij alleen huurt of met twee of drie. Het is verstandig om samen te huren omdat je dan de kosten kan delen (dit kunnen ze ook zelf ondervinden).
■ Elke speler ontvangt van de bank een startkapitaal van 1500 euro. Hij krijgt ook telkens zijn loon bij het passeren van start. Bruto is dat 1000 euro maar van die 1000 euro wordt er onmiddellijk 400 afgehouden voor basisbehoeften zoals eten en drinken. Dus
xxxxx houdt de speler telkens 600 euro over voor huur en kosten en aankopen.
■ Elke speler moet een woning huren binnen de eerste drie spelronden. Hij kan dit enkel doen als hij op het vakje van de woning staat. Als hij na drie ronden nog geen woning heeft, krijgt hij een woning toegewezen: hij moet dan bij de bank blind een huiskaarjte uit de omgekeerde stapel nemen.
■ Elk huis heeft een huurprijs, de daaraan verbonden waarborg van drie maanden, eigen
vaste kosten (water, gas en elektriciteit) en eigen kosten voor een brandverzekering. Deze bedragen staan allemaal op de huiskaart. De speler/huurder moet ze ook aanvullen op een huisfiche. De huisfiche moet maandelijks worden bijgehouden.
■ De eerste huur en drie maanden waarborg moeten onmiddellijk na het huren worden betaald aan de bank. Ook de brandverzekering moet onmiddellijk na huren worden
betaald aan de bank. De huur en de vaste kosten van het huis moeten worden betaald telkens men start passeert. Dat bedrag gaat dus af van de 600 euro die de speler standaard krijgt. De betalingen worden zoals gezegd bijgehouden op de huurfiche.
■ De speler kan ook kiezen om andere aansluitingen te nemen: telefoon, kabel en
internet. Hij kan dit doen als hij deze vakjes passeert. De prijzen van de aansluitingen staan op de vakjes aangegeven. Na de eerste aansluiting moet de speler maandelijks betalen als hij deze vakjes opnieuw passeert. De bank moet dit controleren.
■ De speler is verplicht om minimum aankopen te doen als hij passeert bij meubelland:
1 bed per persoon, 2 stoelen per persoon, 2 kasten per persoon, 1 tafel per persoon en 1 matras per persoon. Alleen als de speler deze verplichte meubelen heeft gekocht, mag hij luxegoederen kopen. Als de spelers samenspelen, moeten alle spelers eerst de minimum aankopen hebben gedaan.
■ Als de speler iets niet kan betalen, moet hij eventueel aansluitingen opgeven en naar het hotel zonder ster gaan.
■ Als de speler op het huurhuis van een andere speler terechtkomt, is hij op bezoek. Hij moet dan 1 of meerdere beurten overslaan.
■ De speler kan op een malheurvakje (scheiding, ontslag, brand) terechtkomen. Dan moet hij naar het hotel zonder ster voor 1 of meer beurten (scheiding: 1, ontslag: 2, brand: 3).
■ De speler kan op een situatiekaart terechtkomen. Dan moet hij in het midden een kaart nemen en de juiste oplossing vinden voor een situatie. Als hij die niet vindt, moet hij
naar de buur- en huuradviseur en is hij verplicht een beurt over te slaan.
■ De speler kan op een lotskaart terechtkomen. Dan moet hij in het midden een kaart nemen. Soms krijgt hij geld en soms moet hij geld teruggeven. Er zijn ook vrijkaarten bij voor het hotel zonder ster.
■ Op de zandloper moet de speler een beurt overslaan.
OPLOSSINGEN SITUATIEKAARTEN.
1. Als je denkt dat de buurman aan sluikstorten doet, kan je hem daar eerst op aanspreken. Leg hem uit hoe de ophaaldiensten werken en waar je de zakken moet zetten. Als dit niet helpt, kan je naar de politie of milieudienst van de gemeente stappen en een klacht indienen.
2. Houd je hond binnen in een donkere en rustgevende ruimte. Als hij jankt, moet je daar niet op reageren. Anders denkt de hond dat hij op die manier aandacht krijgt en blijft hij janken.
3. Vraag de buurman eerst gewoon of hij zijn gras niet op een ander moment kan afrijden. Vertel hem dat het je stoort. De regels voor lawaaihinder door het gebruik van machines verschillen van gemeente tot gemeente. Je moet dus weten wat jouw gemeente hierover zegt. Als je buurman de wet overtreedt, kan je naar de lokale politie gaan met je klacht.
4. De buurman mag niet zomaar een balkon maken dat recht bij iemand binnenkijkt. Er moet een afstand van minstens 1 meter 90 zijn tussen de muur die hij gaat bouwen en jouw stuk.
5. Je mag je geluidsinstallatie niet heel hard zetten, ook al ben je in je eigen huis. Daar bestaat een wet over. Volgens dit KB (koninklijk besluit) mag het geluid in je huis niet luider zijn dan 90 decibel.
6. Als je een feestje geeft in je huis, moet je het geluid normaal beperkt houden tot 90 decibel. Je stuurt best een briefje naar de buren om hen te vertellen dat je een feestje gaat doen. Je kan je dan vooraf excuseren voor eventueel lawaai. Geef een telefoonnummer waarop ze je kunnen bellen. Zo verhinder je dat je buren meteen de politie bellen voor burenlawaai.
7. Je mag in je tuin niet zomaar afval verbranden. Je mag enkel tuinafval verbranden en er moet een afstand zijn van 100 meter tot de bebouwing. In de praktijk betekent dit dat je enkel in een groot open veld (zonder begroeiing) afval kan verbranden.
8. Je buur mag niet altijd haar vrachtwagen voor je huis parkeren als dit je erg stoort. Als zij het voertuig in de buurt op een andere plek kan zetten, moet zij dat doen.
9. Je kan iets organiseren in de buurt, bijvoorbeeld: een straatfeest, een etentje.
10. Als je buurmeisje een gevaarlijke hond heeft waar je bang van bent, kan je best eens met haar gaan praten. Je kan dan vragen om de hond op een veilige afstand te zetten en altijd goed aan de lijn te houden. De wet verschilt hierover van gemeente tot gemeente. In sommige gemeentes mag je bepaalde rassen van gevaarlijke honden niet houden. Als je buurmeisje geen rekening houdt met je vraag, kan je naar de lokale politie stappen.
11. Als je merkt dat er grote gebreken zijn in je huurhuis, moet je meteen de huisbaas verwittigen. Je doet dat best met een aangetekend schrijven. Als de huisbaas niet reageert, kan je ook een woningonderzoek aanvragen bij de gemeente. Dan komen ze kijken of de woning nog wel bewoonbaar is. De huurdersbond kan je raad geven.
12. Je kan bij de gemeente een huurpremie en installatiepremie aanvragen als je van een slechte woning naar een betere woning verhuist. Je moet ook aan strenge voorwaarden voldoen. Zo moet je inkomen onder een bepaald bedrag liggen. De woonwinkels zijn gespecialiseerd in woonpremies. Zij kunnen je misschien helpen.
13. Als je zeker wil zijn dat je je waarborg terugkrijgt, moet je het geld op een geblokkeerde rekening storten. Controleer de staat van het huis goed voor je een contract tekent. Je kan ook een plaatsbeschrijving van het huurhuis maken. Daarin staat wat er allemaal in het huis aanwezig is en in welke staat het is. De huisbaas kan je dan achteraf niet laten betalen voor zaken die jij niet stuk hebt gemaakt. Als er problemen zijn met de waarborg, moet je de huisbaas contacteren met een aangetekend schrijven.
14. Een verstopte leiding is een klein karwei. Dit moet de huurder zelf oplossen, de huisbaas moet dit niet voor hem doen.
15. Je kan een contract van drie jaar niet zomaar verbreken. Als je het echt wil opzeggen, probeer je best tot een akkoord te komen met je huisbaas. Die kan je wel om een vergoeding vragen. Anders moet je toch blijven huren en op tijd (ruim drie maanden vooraf) je opzeg doen.
16. De huisbaas mag de huurprijs in principe enkel indexeren. Dat wil zeggen dat hij de prijs mag verhogen met een bepaald bedrag. Maar dat bedrag wordt officieel bepaald. Je kan bij de huurdersbond terecht om hierover meer uitleg te vragen.
17. Je mag in een huurhuis niet zomaar onderverhuren. Daarvoor heb je de toestemming van de huisbaas nodig.
18. Als je problemen hebt met de huisbaas, kan je naar de huurdersbond of naar de woonwinkel stappen. Jongeren kunnen ook terecht bij het JAC.
19. Je stuurt best een aangetekend schrijven naar de huisbaas. Daarvoor moet je naar de post. Je krijgt dan een bewijs dat je de brief hebt opgestuurd op een bepaalde datum.
20. Als je iets mondeling afspreekt, moet je dat ook schriftelijk in het contract laten zetten. Je hebt officieel alleen recht op wat er op papier staat.