Mededelingen OCenW
Mededelingen OCenW
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
Bestemd voor:
de bevoegd gezagsorganen, directies en overig personeel van:
• scholen voor basisonderwijs;
• scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs; en de besturen van de instellingen voor:
• voortgezet onderwijs;
• scholen, instellingen en instituten in de BVE-sector;
• regionale opleidingscentra (ROC’s);
• landelijke organen voor het beroepsonderwijs;
• de ondersteuningsinstellingen volwasseneneducatie;
• de schoolbegeleidingsdiensten;
• de landelijke diensten bedoeld in artikel 113a van de WBO en 108b van de ISOVSO;
• de overige instellingen die zijn aangewezen als lichaam, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, eerste lid van de Wet Privatisering Algemene burgerlijke pen- sioenfonds, voor zover geheel of gedeeltelijk bekostigd door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen;
• de ingevolge de Experimenten wet onderwijs bekos- tigde onderwijsinstellingen;
• de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.
• de gemeenten en provincies die instellingen van de bovenbedoelde soorten in stand houden.
Voorlichting
Datum: 17 maart 1998
Kenmerk: AB/1998/12522
Datum inwerkingtreding: n.v.t. Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: n.v.t.
Relatie tot eerdere mededelingen: Relatie tot eerdere mededelingen: n.v.t. Informatie verkrijgbaar bij:
CFI/ICO/PO, 079-3232.333
CFI/ICO/VO, 079-3232.444
CFI/ICO/BVH, 079-3232.666
Hoofdstuk 1. Inleiding
1.1 Doel
Via deze publicatie wil ik, vooruitlopend op een binnen- kort te verschijnen publicatie, u een globale toelichting geven op het in het overleg met de centrales van overheidspersoneel op 12 maart 1998 bereikte onderhandelaarsakkoord. Dit akkoord is de uitwerking van de CAO-afspraken rond de verlaging van de arbeids- duur per 1 augustus 1998. Hoewel dit akkoord nog niet definitief is, acht ik het noodzakelijk u thans reeds over de hoofdlijnen van het akkoord te informeren.
In het akkoord zijn de volgende maatregelen, die vanaf
1 augustus 1998 gaan gelden voor het personeel dat werk- zaam is in het primair onderwijs, opgenomen:
• de verlaging van de normjaartaak per 1 augustus 1998 van 1710 naar 1659 uren op jaarbasis en het daarbij van toepassing zijnde jaarverlof (hoofdstuk 2),
• de Regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen (BAPO) (hoofdstuk 3) en
• het spaarverlof (hoofdstuk 4).
In mijn publicatie AB-92023447, van 18 november 1996, gepubliceerd in Uitleg 29 heb ik u op de hoogte gesteld van de inhoud van de CAO voor de sector onderwijs en wetenschappen voor de jaren 1996-1998. Een aantal van de in de CAO overeengekomen maatregelen is via ver- schillende publicaties aan u bekendgemaakt.
In de bijlagen van deze publicatie treft u aan het onderhandelaarsakkoord over de uitwerking CAO 1996- 1998 ADV en BAPO voor het PO (Bijlage I), alsmede de regeling spaarverlof primair onderwijs en de overeen- komst van de onderhandelaars over de invoering van spaarverlof in het PO (Bijlage II) zoals deze op 12 maart 1998 zijn bereikt.
1.2 Verlaging van de algemene arbeidsduur
De algemene arbeidsduur, ook wel normjaartaak genoemd, voor het onderwijspersoneel wordt per 1
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
augustus 1998 verlaagd van 1710 uur naar 1659 uur per jaar. Dit is het aantal uren dat een voltijder in een school- jaar feitelijk moet werken. Deze verlaging van de alge- mene arbeidsduur is er op gericht om voorwaarden te scheppen die leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de arbeid en daarmee de kwaliteit van onderwijs en onderzoek, nu en in de toekomst, ingekaderd in het breder perspectief van leeftijdsbewust personeelsbeleid. De algemene arbeidsduur van 1659 op jaarbasis krijgt in het PO, VO en BVE vorm doordat het personeel werkt op basis van een werktijd (rooster) van 1710 of 1790 uur, waarbij dan aanspraak ontstaat op adv-verlof ter grootte van respectievelijk 51 en 131 uur. Betrokkene heeft daar- bij de keus om zijn adv-verlof jaarlijks op te nemen (jaar- verlof) of meerjarig te sparen en op een later moment op te nemen (spaarverlof).
Voor het personeel dat werkzaam is in het primair onder- wijs zal de verlaging van de normjaartaak en de verlof- regeling worden opgenomen in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO).
In hoofdstuk 4 van deze publicatie wordt vooruitlopend op een nader te verschijnen ministeriële regeling met betrekking tot het spaarverlof aangegeven onder welke voorwaarden over meerdere jaren het spaarverlof kan worden opgebouwd, wie voor het spaarverlof kan kiezen en op welke wijze uiteindelijk het spaarverlof kan worden geëffectueerd.
In de kaderbesluiten VO en BVE zal de omvang van de algemene arbeidsduur worden aangepast. Daarnaast wordt bepaald dat er voor deze sectoren een regeling voor spaar- en jaarverlof gaat gelden. In het decentraal overleg wordt de wijze waarop het jaarverlof wordt geno- ten, uitgewerkt en dient voor het spaarverlof te worden vastgesteld op welke wijze en onder welke voorwaarden het verlof kan worden gespaard, alsmede op welke wijze en onder welke voorwaarden het verlof kan worden genoten. Het overleg over de regelingen tussen de sociale partners in het VO en BVE is nog niet afgerond. Op grond van de in de CAO vastgelegde afspraken kan een regeling voor jaarverlof pas inwerking treden nadat ook afspraken over een regeling spaarverlof zijn gemaakt.
positie die betrekking heeft op de arbeidsduur. In het kort wil ik hierbij een aantal elementen noemen:
• De werktijd voor een betrokkene die aangesteld is in een normbetrekking wordt op jaarbasis vastgesteld op 1710 uren. Het bevoegd gezag stelt op verzoek van betrokkene de totale werktijd van een voltijder vast op 1790 uur, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet (1790 respectievelijk 1710 komt grosso modo overeen met een werkweek van 40 en 38 uren).
• De maximum lessentaak voor onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden taken wordt als volgt vastgesteld:
* bij een werktijd van 1790 uren bedraagt deze 1010
uren;
* bij een werktijd van 1710 uren bedraagt deze 961
uren
* bij de normjaartaak van 1659 uren bedraagt deze
930 uren;
Het percentage van maximaal 65% van de lesgebonden taken komt hiermee te vervallen.
• Het afschrijven van het adv-verlof dan wel het verlof op basis van de BAPO-regeling geschiedt voor het onderwijsgevend personeel en het onderwijs- ondersteunend personeel met lesgebonden taken nor- matief aan de hand van het aantal lesuren dat op de dag dat men verlof neemt in de vier hoogste klassen (bovenbouw) wordt lesgegeven. Via het afschrijven op deze wijze wordt het verlof op een herkenbare wijze genoten. Bij een werktijd van 1790 uur (dit is de werk- tijd die noodzakelijk is om gedurende het gehele jaar het onderwijs aan een groep in de bovenbouw van het basisonderwijs te verzorgen) bestaat aanspraak op 80 uur lesgebonden adv-verlof.
• Binnen de taakstelling van het onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden taken is 10% van de arbeidsduur beschikbaar voor deskundigheidsbevordering.
• De introductie van de werktijdfactor; deze geeft de verhouding aan van het totaal aantal uren per jaar waarvoor een betrokkene wordt aangesteld afgezet tegen de normjaartaak.
In het onderhandelaarsakkoord is een tabel opgenomen waarin het vorenstaande is neergelegd.
Hoofdstuk 2
2.2
Werktijdfactor
Uitwerking verlaging normjaartaak primair onderwijs
2.1 Algemeen
Naast de verlaging van de normjaartaak naar 1659 uren en de daarbij afgesproken adv-verlofregeling zijn met de centrales van het onderwijspersoneel afspraken gemaakt die moeten leiden tot een modernisering van de rechts-
Tot 1 augustus 1998 is het personeel in het primair onder- wijs benoemd in een normbetrekking of een deel van een normbetrekking, waarbij een normbetrekking gelijk is aan 38 uren per week. Vanaf 1 augustus 1998 wordt er gewerkt vanuit de algemene arbeidsduur (of de normjaar- taak) die per 1 augustus 1998 vastgesteld is op 1659 uren op jaarbasis. Dit is het aantal uren dat een voltijder in een schooljaar feitelijk moet werken. Aangezien het werken met een normjaartaak niet hoeft te betekenen dat er per week voor een gelijke omvang aan werkzaam-
heden wordt verricht, is er voor gekozen de werkzaamhe- den op jaarbasis uit te drukken in een werktijdfactor.
Ook voor het personeelslid dat wordt aangesteld in een parttime-betrekking geldt deze benadering.
De werktijdfactor geeft derhalve de verhouding weer van het totaal aantal uren op jaarbasis waar voor een betrok- kene wordt aangesteld, afgezet tegen de normjaartaak. Het resultaat wordt rekenk undig afgerond op 4 cijfers achter de komma. In verband met de invoering van de werktijdfactor zal een aantal artikelen in het RPBO worden aangepast.
2.2.1 Conversie betrekkingsomvang per 1 augustus 1998
Met ingang van 1 augustus 1998 zal de betrekkings- omvang die voorheen werd uitgedrukt in uren per week, omgezet moeten worden naar de werktijdfactor. Deze omzetting vindt plaats door de betrekkingsomvang die voor een betrokkene geldt op 31 juli 1998 te delen door
38. De uitkomst hiervan wordt rekenkundig afgerond op
4 cijfers achter de komma.
2.2.2 Overgangsmaatregel voor part- timers
Parttimers kunnen hun eigen adv herbezetten. Als dat het geval is, leidt dat tot een verhoging van de werktijd- factor. De betrekkingsomvang van de betrokkene die op 31 juli 1998 is benoemd in een betrekking kleiner dan een normbetrekking en waarvoor op 1 augustus 1998 met toepassing van paragraaf 2.2.1 een werktijdfactor is vast- gesteld, wordt, indien daarvoor op 1 augustus 1998 in de formatie ruimte beschikbaar is, op verzoek van betrok- kene verhoogd met de factor 1710/1659, doch niet verder dan tot de werktijdfactor 1.
2.3 Zittend personeel
Voor het personeel dat op 31 juli 1998 reeds in dienst was, wordt de normjaartaak per 1 augustus 1998 verlaagd van 1710 naar 1659, een daling van 51 uur. Betrokkene kan er per 1 augustus 1998 voor kiezen om:
a. deze 51 uur gedurende het schooljaar op te nemen in de vorm van adv-verlof (jaarverlof);
of
b. 1710 uur te blijven werken en deze 51 uur meerjarig op te sparen en op een later moment aaneengesloten op te nemen (spaarverlof).
Tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet, bijvoor- beeld omdat de betrokken schoolorganisatie werkt op basis van roosters van 1710 uur, kan betrokkene er voor kiezen om in een schooljaar te werken op basis van een rooster van 1790 uur. Het verschil tussen 1790 en de normjaartaak, zijnde 131 uur wordt in dat geval:
a. gedurende het schooljaar opgenomen in de vorm van adv-xxxxxx;
of
b. meerjarig opgespaard om op een later moment aan- eengesloten te worden opgenomen. Eén en ander dient te geschieden conform de voorwaarden zoals opgenomen in de regeling spaarverlof PO.
2.4 Personeel dat na 1 augustus 1998 in dienst treedt
In de binnenkort te verschijnen publicatie zal worden aangegeven hoe te handelen met het personeel dat vanaf 1 augustus in dienst treedt (bijvoorbeeld tijdelijke perso- neel).
2.5 ADV voor OP en OOP met les- gebonden taken en behandel- taken
Om er voor te zorgen dat de arbeidsduurverkorting leidt tot een daadwerkelijke vermindering van de taak- belasting zijn nadere afspraken gemaakt over een maxi- male lessentaak op jaarbasis en over de wijze waarop de arbeidsduurverkorting wordt uitgedrukt in een vermin- dering van de lessentaak. Dit geschiedt voor alle leraren normatief aan de hand van het aantal lesuren in de bovenbouw op die dag. Na verkregen instemming van het DGO, kan een andere afschrijvingssystematiek worden gehanteerd. Het verlof wordt opgenomen in gehele werk- dagen, met dien verstande dat een restant dat kleiner is dan een gehele werkdag voor een gedeelte van een werk- dag wordt genoten. Tenzij het dienstbelang zich daarte- gen verzet, kan het verlof anders dan in gehele werkda- gen worden verleend.
2.6 ADV voor OOP zonder les- gebonden taken en behandel- taken
Ook voor dit personeel geldt vanaf 1 augustus de nieuwe normjaartaak van 1659 uur, waarbij nog rekening moet worden gehouden met de vakantieuren in verband met leeftijd en de vakantieuren in verband met de schaal.
De ADV krijgt vorm door in aanvulling op de huidige praktijk 51 uur ADV-verlof in acht te nemen. Voor het overige verwijs ik u naar deel 2 van Bijlage I
Hoofdstuk 3 BAPO-regeling
De bapo-regeling is een regeling waarbij het personeelslid er voor kan kiezen om de feitelijke werktijd te verminde- ren. Deze vermindering van de werktijd wordt gereali- seerd door het verlenen van taakvermindering voor een
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
deel van de betrekkingsomvang met behoud van gedeel- telijke bezoldiging van dat deel van de betrekkings- omvang.
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
Door de invoering van de normjaartaak kent de bapo
-regeling twee mogelijkheden:
• vanaf 52 jaar kan de normjaartaak bij een volledige betrekking worden teruggebracht met maximaal 170 uur (zijnde 104 lesgebonden uren).
• vanaf 56 jaar kan de normjaartaak bij een volledige betrekking worden teruggebracht met maximaal 340 uur (zijnde 208 lesgebonden uren).
Over het gedeelte van de betrekkingsomvang waarover verlof is verleend (170 respectievelijk 340 uur), vindt inle- vering van het salaris plaats.
Het percentage is afhankelijk van de maximumschaal van de functie waarin het personeelslid is benoemd.
Schaal 1 t/m 8 25 %.
Vanaf schaal 9 35 %.
Omvang bapo voor het OOP
Bij gebruikmaking van de bapo zijn de leeftijdsvakantie- uren en de arbeidstijdverkorting 60-jarigen en ouder voor het onderwijs ondersteunend personeel, zijnde een dage- lijkse werktijdverkorting met een half uur, van toepas- sing.
Dit heeft zijn doorwerking in de omvang van het bapo verlof.
De omvang van het verlof voor het OOP wordt berekend met behulp van de volgende formule.
(1659 -(a+ b))xL
————————————
1659
a = leeftijds(vakantie)uren;
b= 112,5 (geldt alleen voor de betrokkene waar artikel
I-S111 van het RPBO (verlof 60-jarigenen ouder) op van toepassing is);
L = aantal bapo-uren behorende bij de leeftijd.
Flexibele invulling van de bapo-regeling (Flexibele bapo)
Flexibele-bapo geeft de mogelijkheid om het verlof geheel of gedeeltelijk op een ander tijdstip op te nemen dan in het desbetreffende jaar waarin het verlof ontstaat. Het niet verbruikte verlof kan toegevoegd worden aan een andere periode.
Uitgangspunt van de flexibele-bapo is dat men op 61 res- pectievelijk 62 jarige leeftijd gebruik gaat maken van de FPU-regeling voor tenminste het aantal uren dat men gebruik heeft gemaakt van de flexibele bapo in het jaar dat het personeelslid 60 respectievelijk 61 jaar was.
De leeftijden 61 jaar respectievelijk 62 jaar zijn afgeleid uit het overgangsrecht dat is opgenomen in de FPU- regeling.
Bij gebruikmaking van de flexibele bapo krijgt het perso- neelslid een extra bonus aan verlofuren.
Hoofdstuk 4 Spaarverlof PO
Voor het spaarverlof verwijs ik u naar de integrale tekst van het onderhandelaarsakkoord over het spaarverlof zoals deze in bijlage II is opgenomen. Voor het personeel dat werkzaam is in het PO wordt een brochure samenge- steld waarin het personeelslid op de hoogte wordt gesteld van het spaarverlof. Deze brochure zal via de administra- tiekantoren worden toegezonden.
Ik verzoek u het personeel in dienst van uw instelling van deze publicatie op de hoogte te stellen.
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, namens deze,
drs. R.J.A. Kerstens,
directeur arbeidsvoorwaarden en beroepskwaliteit
Bijlage I
Dit onderhandelaarsakkoord is te beschouwen als een nadere in- dan wel aanvulling van:
a. De cao sector O&W 1996-1998 (nr 96.00394);
b. De afspraken CAO-uitwerking ADV van 13 mei 1997
(nr 97.00347);
c. De afspraken over verbetering van de BAPO-regeling in het PO vastgelegd in het akkoord De Jaren Tellen (nr 97.00441).
Dit akkoord is te beschouwen als een deelakkoord. Samen met een deelakkoord over uitwerking spaarverlof vormt dit een totaalakkoord over de uitwerking van de afspraken over kwaliteitsbe leid, taakbelasting en arbeidsduur uit de CAO sector O&W 1996 -1998 voor het PO.
Op basis van dit akkoord zal het concept AmvB houdende wijziging van het RPBO in verband met de arbeidsduur- verkorting (nr CAO/98.00052) worden aangepast.
Het onderhandelaarsakkoord is opgebouwd uit 4 delen
Onderhandelaarsakkoord OCenW en Centrales uitwerking CAO 1996-98 ADV en BAPO voor het PO
deel I ADV voor OP en voor OOP met les- gebonden taken
deel II ADV voor OOP zonder lesgebonden taken
deel III Deskundigheidsbevordering deel IV BAPO
Deel I.
ADV voor OP en OOP met les- gebonden taken
Maximum lessentaak
Als definitie voor lestaken wordt gehanteerd de definitie zoals de Inspectie de lestijd voor een leerling definieert en zoals betrokkene die verzorgt.
Uitgangspunt is dat voor het verzorgen van onderwijs aan een bovenbouwgroep per jaar nodig is:
voor het verzorgen van de lessen maximaal 1010 uur voor deskundigheidsbevordering van de leraar
(=10% van 1790) 179 uur
voor het verrichten van overige niet-lesgebonden
taken minimaal 601 uur
totaal 1790 uur
Bij de maximum lessentaak van 1010 uur per jaar past de aantekening dat vanwege de vakantiespreiding een marge naar boven noodzakelijk kan zijn.
OCenW zal aan de scholen het advies geven om bij het opstellen van het activiteitenplan niet-lestaken zoals studiemiddagen zoveel mogelijk in te plannen zodat deze buiten de lesuren telling van het activiteitenplan blijven.
Scholen die een activiteitenplan hebben vastgesteld dat voorziet in meer dan 1010 lesuur voor de leerlingen en daarover het overleg op grond van de WMO met succes hebben afgerond, kunnen na verkregen instemming van het DGO de maximum lessentaak voor het personeel hoger vaststellen dan 1010 per jaar. Dit met een maxi- mum van 1040 uur.
Invulling van de werktijd
De normjaartaak van de voltijder bedraagt 1659 uur. Voor de voltijder die het gehele jaar het onderwijs aan een groep verzorgt, geldt een totale werktijd van 1790 uur en daarbij de in onderstaande tabel genoemde normen voor lessentaak deskundigheidsbevordering, niet-lessentaak, uren-adv en uren lesadv.
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
Werktijd Desk. Bevor- dering
Maximale Lessentaak
Minimale
niet lessen taak
ADV in uren Les ADV
1790 179 1010 601 131 80
Het bevoegd gezag stelt op verzoek van betrokkene de totale werktijd van een voltijder vast op 1790 uur, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.
Stelt het bevoegd gezag de totale werktijd van een voltij- der lager vast, dan gelden de onder staande normen naar rato.
Werktijd | Desk. Bevor- dering | Maximale les- sentaak | Minimale niet lessen taak | ADV in uren | Les ADV |
1710 | 171 | 961 | 578 | 51 | 31 |
1659 | 166 | 930 | 563 | 0 | 0 |
Hierbij wordt de volgende formule gehanteerd voor de berekening van de omvang van de les-ADV:
(werktijd -/-1659)x 80 ./.131
Afschrijven van het ADV verlof
Dit geschiedt voor alle leraren normatief aan de hand van het aantal lesuren in de bovenbouw op die dag. Na ver- kregen instemming van het DGO, kan een andere afschrijvingssystematiek worden gehanteerd.
Het verlof wordt opgenomen in gehele werkdagen, met dien verstande dat een restant dat kleiner is dan een gehele werkdag voor een gedeelte van een werkdag
wordt genoten. Tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet, kan het verlof anders dan in gehele werkdagen worden verleend.
Inzet personeel uit de onderbouw Personeel dat werkzaam is in de onderbouw kan in aan- vulling op het aantal uren les in de onderbouw daarnaast worden ingezet tot in totaal maximaal 1010 uur per jaar.
Verdringing
Voor zittende leerkrachten die meer dan 51 uur adv willen sparen mag op generlei wijze direct leiden tot uit- keringen krachtens het BWOO.
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
Uitvoerbaarheid
Op basis van een nadere analyse van de uitvoerings- gevolgen op schoolniveau en de uitvoerbaar heid voor het Collectief Administratief en Financieel Arrangement Spaarverlof kan in de SCOW/CB in het kader van de uit- werking van de regeling spaarverlof een nadere afspraak gemaakt worden over het sparen van een ander aantal uren dan vermeld is in bovenstaande tabellen, met een maximum van 131 uur.
Deeltijders
Voor deeltijders geldt het bovenstaande naar rato van hun betrekkingsomvang.
Deel II.
ADV voor OOP zonder lesgebonden taken
Voor dit personeel geldt de nieuwe normjaartaak van 1659 uur, afgezien van leeftijdsuren en de schaaluren. Deze krijgt vorm door bij de huidige werktijdenregeling gebaseerd op een normjaartaak van 1710 uur 51 uur ADV- verlof in acht te nemen. Als betrokkene dit wenst wordt dit verlof genoten gedurende de periode dat er les- gegeven wordt op de school. Voor het OOP wordt een werktijdenregeling vastgesteld waarin de 51 uur ADV wordt uitgeroosterd in gehele werkdagen, met dien ver- stande dat een restant dat kleiner is dan een gehele werk- dag voor een gedeelte van een werkdag wordt genoten. Tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet, kan het verlof anders dan in gehele werkdagen worden verleend. Indien een OOP-er gebruik maakt van de spaarvariant leidt dit ertoe dat de extra uren boven de 1710 uur of in de schoolvakanties worden gewerkt en/of in werkweken die langer zijn dan 40 uur.
Op grond van de huidige rechtspositieregeling wordt als overwerk aangemerkt het aantal uren dat wordt gewerkt boven het aantal uren zoals vastgelegd in de werktijden- regeling.
Deeltijders
Voor deeltijders geldt het bovenstaande naar rato van hun betrekkingsomvang.
Deel III.
Zeggenschap deskundigheids- bevordering
De uren bestemd voor deskundigheidsbevordering bedra- gen 10 % van de normjaartaak (bij jaarvariant) of 10 % van de werktijd (bij spaarvariant).
De uren die bestemd zijn voor deskundigheids- bevordering worden in beginsel door het onderwijzend personeel ingevuld vanuit de eigen professionaliteit, het-
geen betekent dat de werkgever, mits (schriftelijk) gemo- tiveerd, in individuele gevallen kan afwijken van deze regel.
In de Raamovereenkomst Primair Onderwijs is vastgelegd dat periodiek functioneringsgesprek ken met het perso- neel worden gevoerd. In deze gesprekken legt betrokke- nen achteraf verant woording af over de feitelijke beste- ding van de uren deskundigheidsbevordering.
OCenW streeft naar een verdere versterking van het beleidsvoerend vermogen van instellingen met betrek- king tot deskundigheidsbevordering.
Deel IV. BAPO
Het inroosteren van het BAPO-verlof wordt vastgelegd in een werktijdenregeling. Deze regeling wordt vastgesteld in overleg tussen werkgever en werknemer. Bij gebrek aan overeenstemming over de inhoud van deze regeling beslist de werkgever. Op zo’n beslissing zijn de gebruike- lijke beroepsprocedures van toepassing.
Het aantal uren BAPO bij een normjaartaak van 1659 bedraagt 170 uur resp. 340 uur voor de leeftijdscatego- rieën 52 t/m 55 en 56 jaar en ouder.
Uitwerking voor het OP (en OOP met lesgebonden taken)
Voor het OP worden deze aantallen uren bij de invulling van de werktijdenregeling afgeschreven in lesuren met behulp van dezelfde systematiek als voor de ADV wordt gehanteerd. Dit betekent 104 uur resp. 208 lesuren voor de leeftijdscategorieën 52 t/m 55 en 56 jaar en ouder.
Uitwerking voor het OOP
Artikel I-C7, vierde lid en I-S111, derde lid worden geschrapt.
De omvang van het BAPO-verlof voor het OOP wordt bere- kend met behulp van de volgende formule:
(1659 -[a+ b])*L
—————————————
1659
a = leeftijdsuren
b = voor betrokkenen van 60 jaar en ouder: 112,5, zijnde de uren op jaarbasis van artikel I-S 111, eerste lid. (0,5 x 5 dagen x [1710 ./. 38]) voor betrokkenen jonger dan 60 jaar: 0
L = aantal BAPO-uren behorend bij de leeftijd.
Deze maatregel voor het OOP zal geen precedentwerking hebben naar andere groepen personeel in het onderwijs.
A. ’Polisvoorwaarden’
A1. Deelname aan spaarverlof
1. Doelgroep
De regeling spaarverlof is van toepassing op al het perso- neel dat door het bevoegd gezag is aangesteld volgens de formatie, zoals bedoeld in artikel I-P76 Rpbo. Hieronder wordt al het personeel, zowel in tijdelijke als in vaste dienst, verstaan, waarvan de salariskosten worden gefi- nancierd door middel van declaratie of door middel van verzilvering van formatierekeneenheden (of eigen midde- len van het bevoegd gezag).
De regeling is, eventueel in afwijking van het boven- staande, niet van toepassing op personeel dat is aange- steld voor:
• tijdelijke vervanging van afwezig personeel ten laste van het Vervangingsfonds of
• de voorziening in een vacature voor een termijn van 6
maanden of korter.
In een uitvoeringsanalyse zal worden nagegaan of een verruiming van de doelgroep tegen aanvaardbare admini- stratieve lasten tot de mogelijkheden behoort.
2. Personeel in het Voorgezet Spe- ciaal Onderwijs (VSO)
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
Personeel in het VSO valt onder de werkingssfeer van deze regeling. Wetswijziging die er toe leidt dat dit perso- neel onder een het bereik van de decentrale CAO-VO komt, zal met de volgende waarborgen worden omkleed:
• Gemaakte afspraken inzake spaarverlof zullen worden gerespecteerd;
• Bij overgang van dit personeel naar de subsector VO krijgt de deelnemer aan spaar verlof de gelegenheid om zijn verlof-saldo in uren:
* over te dragen aan de nieuwe werkgever;
* om te zetten in een geldelijke uitbetaling, over- eenkomstig hetgeen gesteld wordt onder punt A8.3, sub c).
A2. Spaarkeuze
1. Keuze spaaromvang
Voor het jaarlijks te sparen aantal uren staan in beginsel twee mogelijkheden open:
a. 51 te sparen uren per (school)jaar bij een norm- betrekking. Dit betekent dat er sprake is van een arbeidsduur van 1710 uur en van 31 uur te sparen les-adv.
b. 131 te sparen uren per (school)jaar bij een norm- betrekking. Dit betekent dat er sprake is van een
Deeltijders
Voor deeltijders geldt het bovenstaande naar rato van hun betrekkingsomvang.
Bijlage II Regeling spaarverlof primair onderwijs
1. Inleiding
In de CAO 1996-1998 is een verlaging van de algemene arbeidsduur (adv) met 3% overeengekomen, corresponde- rend met een reductie van de normjaartaak met 51 uur, van 1710 tot 1659 uur. Voor het onderwijspersoneel in de subsectoren primair onderwijs, voortgezet onder wijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie kan een keuze worden gemaakt uit 1. adv op ’life time’-basis en 2. adv op jaarbasis. De ’life time’-variant wordt uitgewerkt in de vorm van een verlofspaarregeling, waarbij de jaarlijkse adv (51 uur) wordt opgespaard en kan worden opgeno- men in de vorm van:
• Sabbatsverlof, waarbij de gespaarde adv wordt opgeno- men gedurende een lange aaneengesloten verlof- periode;
• Seniorenverlof, waarbij de jaarlijkse toegekende en eventueel de opgespaarde adv, na het bereiken van een bepaalde leeftijd, wordt opgenomen in de vorm van een reductie van de weektaak.
In de CAO is afgesproken dat de adv gemiddeld 80% wordt herbezet, waarbij prioriteit wordt gegeven aan herbezetting van de lesgebonden taken.
Hierna volgt de concrete uitwerking van de regeling spaarverlof in het PO. De uitgangspunten voor deze rege- ling zijn geformuleerd in de ’Beleidsnotitie spaarverlof naar aanleiding van het rapport ’Tijd voor tijd’ van de commissie Ter Veld’. In de op 13 mei 1997 tussen CAO- partijen gesloten overeenkomst over de CAO-uitwerking zijn over adv en sabbatsverlof reeds enkele nadere afspra- ken gemaakt. Op een aantal punten is het advies van de commissie Ter Veld aanleiding om te komen tot een gewijzigde invulling ten opzichte van deze afspraken.
Bij de uitwerking kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee hoofdonderdelen:
A. De ’polisvoorwaarden’;
B. Uitvoeringsaspecten en invoering.
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
arbeidsduur van 1790 uur en van 80 uur te sparen les-adv.
Bij een deeltijdbetrekking worden genoemde aantallen uren naar evenredigheid van de normbetrekking toege- past, waarbij uren die op grond van artikel I-P80, lid 1 onder a en lid 1 onder b, onderdeel 1 van rechtswege kunnen komen te vervallen, buiten beschouwing blijven.
Op basis van een uitvoeringsanalyse zal worden nagegaan of tegen aanvaardbare administratieve lasten voor het CFA en de schoolbesturen, een verruiming van het aantal mogelijkheden voor het jaarlijks aantal te sparen uren mogelijk is. Indien dit het geval is, kunnen, in afwijking van het bepaalde in A2.1, in de SCOW nadere regels worden overeengekomen om het aantal mogelijkheden voor het jaarlijks te sparen aantal uren uit te breiden.
A3. Voorwaarden voor deelname
1. Formatie-ruimte
De werknemer kan kiezen voor spaarverlof, mits de door het Bevoegd Xxxxx, met in achtneming van artikel 8b WMO, bepaalde formatie hiervoor ruimte biedt (geen verd ringing);
2. Nadere voorwaarden
In DGO kunnen nadere voorwaarden voor deelname aan spaarverlof worden overeeng ekomen, vast te leggen in de raamovereenkomst.
2. Minimale spaartermijn
De minimale spaartermijn is afhankelijk van de leeftijd bij aanvang van het sparen:
• Voor personeel tot 50 jaar geldt een minimale spaarter- mijn van 5 jaar;
• Voor personeel van 50 jaar e.o. op peildatum 1-8-’98
geldt een minimale spaar termijn van 4 jaar.
3. Maximale spaartermijn
De maximale spaartermijn bedraagt 12 jaar, ongeacht de leeftijd van betrokkene.
4. Onderbreking Sparen
De overeengekomen spaartermijn kan één maal worden onderbroken. Deze onderbreking kan plaatsvinden nadat 3 aaneengesloten schooljaren is gespaard. Gedurende deze onderbreking maakt betrokkene gebruik van jaar- verlof. Indien betrokkene vervolgens het sparen hervat moet alsnog de overeengekomen spaartermijn worden vol gemaakt. Voor hervatting gelden de voorwaarden, zoals genoemd onder A3. De spaartermijn kan niet lopende een schooljaar worden onderbroken.
Op basis van een medische verklaring die daartoe aanlei- ding geeft, kan van het bovengestelde worden afgeweken. Deze mogelijkheid wordt ook geboden als deze onderbrekingsregeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens de werknemer (hardheids- clausule).
A4. Nadere voorwaarden sparen 5. Verlenging spaartermijn
1. Spaartermijn
De spaartermijn wordt in overleg tussen betrokkene en het bevoegd gezag bij aanvang van het sparen bepaald. De spaartermijn gaat in beginsel bij aanvang van enig school jaar in en eindigt bij einde schooljaar. Het sparen kan alleen lopende een schooljaar aanvangen, indien sprake is van een nieuwe dienstbetrekking en betrok- kene reeds gebruik maakt van spaarverlof.
Opmerking: Het vooraf vastleggen van de spaartermijn is gewenst vanwege de planning van het middelenbeheer. Voor de werkgever c.q. de uitvoerder van de beleggings taak ten behoeve van een centraal financieel arrange- ment (CFA), moet duidelijk zijn op welk moment liquide middelen beschikbaar moeten zijn. Daarnaast is de spaartermijn voor de werkgever van belang in verband met de planning van toekomstige vervanging.
In overleg tussen betrokkene en bevoegd gezag, kan, met in achtneming van de maximale spaartermijn, de over- eengekomen spaartermijn worden verlengd.
A5. Nadere voorwaarden verlof- opname
Het spaarverlof kan in twee vormen worden opgenomen:
1. Sabbatsverlof
Een onderbreking van de loopbaan van minimaal 204 uur en maximaal 1659 uur (één (school)jaar). Tijdens (school-
)vakanties schort het sabbatsverlof op. Bij een deeltijd- betrekking worden genoemde aantallen uren naar even- redigheid van de normbetrekking toegepast.
2. Seniorenverlof
Voor personeel van 52 jaar en ouder kan het verlof ook in de vorm van een taakvermindering per week worden
opgenomen. De minimale omvang van dit verlof bedraagt 40 uur per (school)jaar, ongeacht de betrekkingsomvang van betrokkene. De maximale omvang van senioren- verlof, gecombineerd met BAPO en ADV in de vorm van jaarverlof, bedraagt 50% van de betrekkingsomvang op (school)jaarbasis (830 uur bij een normbetrekking).
3. Tijdstip verlofopname
Het verlof wordt in beginsel in het schooljaar volgend op de overeengekomen spaartermijn opgenomen. In overleg tussen betrokkene en het bevoegd gezag kan een later tijdstip worden overeengekomen. Het verlof wordt uiter- lijk in het derde schooljaar volgend op de overeengeko- men spaartermijn opgenomen.
A6. Verlofbonussen op basis van rendement
De voorwaarden voor toekenning van eventuele verlof- bonussen zijn geen element van de ministeriële regeling. Afhankelijk van de ontwikkeling van het netto- rendement op de gereserveerde middelen, kan er ruimte ontstaan om bonussen aan de werknemer toe te kennen. Van bonusruimte is sprake indien de dekkingsgraad van de gereserveerde uren (structureel) boven een nader te bepalen gewenste dekkingsgraad ligt.
De bonus-ruimte wordt aangewend voor extra uren verlof, voor specifieke faciliteiten voor scholing tijdens sabbatsverlof of voor algemeen personeelsbeleid op instellingsniveau. Binnen dit kader wordt de bestemming van bonus-ruimte overeengekomen in DGO, vast te leggen in de raamovereenkomst. De formele toekenning van eventuele bonusuren aan een werknemer vindt plaats op het moment van de verlofopname.
Het CFA doet jaarlijks mededelingen aan de schoolbestu- ren over de bonus-ruimte aan het bevoegd gezag. Ook schoolbesturen die niet zijn aangesloten bij het CFA, zijn gehouden om, overeenkomstig de door het CFA bepaalde bonus-ruimte, middelen te bestemmen conform hetgeen in DGO is overeengekomen. Deze schoolbesturen worden daartoe van de nodige informatie voorzien.
A7. Vermindering verlof-saldi in uitzonderlijke omstandigheden
Indien, in uitzonderlijke omstandigheden, de financiële positie van het CFA een vergoeding gebaseerd op 100% van de actuele geldswaarde van de voor herbezetting tij- dens verlof bij het CFA ingelegde middelen niet toelaat, vindt een vermindering van de verlof-saldi van de deelne- mers aan spaarverlof plaats. Deze vermindering is zoda- nig dat over het resterende verlof-saldo een vergoeding
van 100% van de actuele geldswaarde van de herbezetting- smiddelen kan worden gewaarborgd.
De actuele geldswaarde wordt bepaald door het verzilveringstarief dat geldt in het (school)jaar waarin de vermindering plaatsvindt.
In de bestuurlijke ’Overeenkomst tussen de minister van OCenW, de VNG/Besturenorganisaties en de SCOW over de invoering van spaarverlof in het primair onderwijs’ is de procedure voor vermindering geschetst. De formele vaststelling van de vermindering vindt plaats in de SCOW.
A8. Bijzondere omstandigheden
1. Ziekteverlof (a.)
Bij ziekteverlof gelden de volgende voorwaarden:
a. Betrokkene blijft gedurende maximaal één jaar spaar- verlof opbouwen tijdens geheel of gedeeltelijk ziekte- verlof;
b. Als betrokkene geheel of gedeeltelijk ziek is op moment dat het spaarverlof ingaat, wordt het spaar- verlof volledig opgeschort.
c. Het spaarverlof wordt bij geheel of gedeeltelijke ziekte die aanvangt tijdens de verlofperiode, na 4 weken opgeschort voor de omvang van het ziektever- lof. Betrokkene maakt, na 4 weken, alleen gebruik van het spaarverlof voor het aantal uren waarvoor hij/zij arbeidsgeschikt is. Het ’verbruik’ van het verlof-saldo wordt in deze situatie overeenkomstig aangepast.
2. Lang buitengewoon verlof (b.)
Bij volledig lang buitengewoon verlof wordt het sparen volledig opgeschort. Bij gedeeltelijk buitengewoon verlof wordt het aantal uren gespaard over het aantal uren van de oorspronkelijke betrekkingsomvang. Als sprake is van gedeeltelijk buitengewoon verlof moet het spaarverlof opgenomen worden alsof er geen sprake is van buitenge- woon verlof.
3. Vrijwillig ontslag (c.), vrijwillig ont- slag in verband met het betrekken van een functie elders in het onderwijs (d.) en onvrijwillig ont- slag in verband met opheffing instelling of betrekking (e.)
Bij vrijwillig ontslag in verband met het betrekken van een functie elders in het onderwijs en onvrijwillig ontslag in verband met opheffing instelling of betrekking heeft betrokkene de keuze uit drie (elkaar uitsluitende) moge- lijkheden:
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
a. Het verlof (excl. eventuele bonusuren) wordt, vooraf- gaande aan beëindiging van de dienstbetrekking, opgenomen, ongeacht of de minimale spaartermijn is volgemaakt.
b. Het verlof-saldo in uren (incl. eventuele bonusuren) blijft staan (slapend tegoed), teneinde dit bij her- aanstelling bij de nieuwe werkgever te laten herle- ven. Na 5 jaar meldt betrokkene (aan de laatste werk- gever c.q. aan de uitvoerder van het CFA) of deze nog van het slapende tegoed gebruik wenst te maken. Indien deze melding achterwege blijft, vervalt het tegoed.
c. Uitbetaling van een genormeerd bedrag, gelijk aan 70
% van de actuele geldswaarde van het verlof-saldo (exclusief eventuele bonusuren)
4. Vrijwillig ontslag in verband met het betrekken van een functie buiten het onderwijs (PO, f.)
Bij vrijwillig ontslag in verband met het betrekken van een functie buiten het het onderwijs heeft betrokkene de keuze uit drie (elkaar uitsluitende) mogelijkheden:
• Het verlof (excl. eventuele bonusuren) wordt, vooraf- gaande aan beëindiging van de dienstbetrekking, opge-
6. Overlijden en ontslag wegens blij- vende volledige arbeids- ongeschiktheid op grond van ziekte of gebreken (h.)
Bij overlijden, ontslag wegens blijvende arbeids- ongeschiktheid op grond van ziekte of gebreken vindt uitbetaling plaats van een genormeerd bedrag, gelijk aan 70 % van de actuele geldswaarde van het verlof-saldo (exclusief eventuele bonusuren).
Bij ontslag vanwege gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid blijft bij (her)aanstelling bij de huidige werkgever, over- eenkomstig de restcapaciteit van betrokkene, het verlof tegoed volledig gehandhaafd. Bij ontslag en her- aanstelling bij een andere werkgever staan voor betrok- kene de mogelijkheden genoemd onder 3b en 3c of 4b open.
De normering van de uitbetaling is gebaseerd op de nominale geldswaarde van de gespaarde uren, excl. bonus-uren. In een uitvoeringsanalyse zal worden bezien of, tegen aanvaardbare administratieve lasten, uitbetaling van de feitelijke nomimale geldswaarde mogelijk is.
nomen, ongeacht of de minimale spaartermijn is vol gemaakt.
A9.
Aanvullende faciliteiten
• Het verlof-saldo in uren (incl. eventuele bonusuren) wordt overgedragen aan de nieuwe werkgever. Voor- waarde bij deze mogelijkheid is dat de nieuwe werkge- ver ook een regeling spaarverlof kent en dat deze rege- ling wederzijdse herbezettingsreserve-overdracht tegen dezelfde voorwaarden mogelijk maakt.
• Uitbetaling van een genormeerd bedrag, gelijk aan 70% van de actuele geldswaarde van het verlof-saldo (exclu- sief eventuele bonusuren)
5. Onvrijwillig ontslag of ontbinding van de arbeidsovereenkomst in verband met onbekwaam- of ongeschiktheid, onverenigbaar- heid van karakters en ontslag op staande voet (g.)
Bij onvrijwillig ontslag in verband met onbekwaam- of ongeschiktheid, onverenigbaarheid van karakters en ont- slag op staande voet vindt uitbetaling plaats van een genormeerd bedrag, gelijk aan 70 % van de actuele gelds- waarde van het verlof-saldo (exclusief eventuele bonus- uren).
1. Studiefaciliteiten
Indien betrokkene het sabbatsverlof educatief invult, wordt een tegemoetkoming van 50% in de kosten, tot een maximum van fl. 3000,- toegekend. Voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn de uitgaven in verband met studie en/of andere activiteiten die bijdragen aan de ’employability’ van de werknemer tijdens verlof. Nadere afspraken over de voorwaarden voor toekenning scholingsfaciliteiten en de daaraan te verbinden proce- dure worden gemaakt in het DGO, vast te leggen in de raamovereenkomst. Deze afspraken voorzien in ieder geval in het volgende:
• oneigenlijk gebruik van deze regeling wordt tegenge- gaan;
• een inhoudelijk toetsing van de scholingsprogramma’s blijft achterwege.
Opmerking: In de uitwerkingsafspraken van 13 mei 1997 is bepaald dat voor scholingsfaciliteiten de vrijvallende middelen in verband met beëindiging van de regeling opfrisverlof (ca. 15 mln structureel), alsmede een bijdrage van OCenW (9.4 mln structureel) beschikbaar komen.
Deze middelen hebben betrekking op de subsectoren PO, VO en BVE. Het PO-aandeel in bijdrage van OCenW is 4.6 mln structureel.
Overigens zijn de middelen opfrisverlof voor de sectoren VO en BVE versleuteld in de ’lump sum’. De bestemming
van deze middelen is onderwerp van decentraal CAO- overleg.
2. Integratie opfrisverlof
Integratie van opfrisverlof en sabbatsverlof blijft achter- wege. Personeel dat thans nog deelneemt aan de (aflo- pende) regeling opfrisverlof blijft onder de huidige condi- ties aan de regeling deelnemen. Gecombineerde opname is mogelijk, mits aan de minimale spaarperiode voor spaarverlof is voldaan.
A10. Verzilvering spaarverlof in het verkeer tussen scholen en departement
1. Te verzilveren fre’s
Bij spaarverlof kan de school de fre’s verzilveren. Het aantal te verzilveren fre’s is gebaseerd op het aantal te sparen uren, de voor de betreffende personeelscategorie geldende herbezettingsnormen en het fre-verbruik.
Uitgaande van de geldende ADV-opslagen, is voor onderwijsgevend personeel (OP) en directie (DIR) het aantal te verzilveren fre’s gelijk aan :
• bij 51 uur sparen 3.16%*fre-verbruik;
• bij 131 uur sparen 8.11%*fre-verbruik.
Voor onderwijsondersteunend personeel (OOP) gelden afwijkende percentages, namelijk:
• bij 51 uur sparen 2.21%*fre-verbruik;
• bij 131 uur sparen 5.68%*fre-verbruik.
Het totale resultaat verzilvering wordt afgerond in hele fre’s.
2. Verzilveringstarief
Uitgegaan wordt van een hoog verzilveringstarief dat is gebaseerd op 100% van de gemiddelde personeelslast (gpl).
3. Maximum verzilvering
De ten behoeve van spaarverlof te verzilveren fre’s blij- ven buiten beschouwing bij bepaling van het maximale aantal te verzilveren fre’s (het zgn. 10%-maximum).
4. Minimale waarde-overdracht
Indien betrokkene ontslag neemt in verband met het betrekken van een functie elders in het onderwijs en betrokkene wenst het gespaarde verlof-saldo mee te nemen naar de nieuwe werkgever, dan draagt oude werk- gever de geldswaarde die gemoeid is met de her- bezettingsruimte die hoort bij het verlof-saldo over aan
de nieuwe werkgever. Deze geldswaarde is minimaal gelijk aan het verlof-saldo in uren (excl. door de werkge- ver toegekende bonusuren) herleid naar fre’s, vermenig- vuldigd met het verzilveringstarief spaarverlof. Deze geldswaarde wordt verhoogd met een opslag die gelijk is aan de bonus-ruimte die zou kunnen worden aangewend, indien betrokkene het verlof op het tijdstip van ontslag zou opnemen.
B. Uitvoeringsaspecten B1. Aanvraagprocedures
A. Aanvraag spaarverlof
Werknemer
Voor het schooljaar 1998-1999 maakt betrokkene voor 15 april 1998 aan de werkgever de wens kenbaar om aan spaarverlof deel te nemen. Op basis van een gemotiveerd verzoek van de werknemer kan het bevoegd gezag van deze datum afwijken.
Vanaf schooljaar 1999-2000 wordt deze tijdstip vervroegd tot 1 februari:
De werknemer geeft bij de aanvraag spaarverlof aan:
• de gewenste spaarvariant (51, resp. 131 uur),
• de gewenste spaarperiode.
Het bevoegd gezag toetst het verzoek aan de eisen en voorwaarden en deelt het personeelslid zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 maart zijn besluit mede.
Werkgever
Voor het schooljaar 1998-1999 meldt de werkgever voor 1 oktober 1998 het aantal op basis van spaarverlof te ver- zilveren fre’s aan CFI. Vanaf schooljaar 1999-2000 moet deze melding voor 15 mei, voorafgaande aan het betref- fende schooljaar, plaatsvinden.
De werkgever registreert:
• de door betrokkene in het betreffende schooljaar te sparen uren,
• functie (xxx. xxxxxx) van betrokkene.
Te zijner tijd kan de geregistreerde informatie worden overgedragen aan verlof- en financiële administratie van het CFA, wanneer deze administratie operationeel is (uiterlijk maart 1999).
Verlenging spaartermijn
Voor 1 februari van het laatste schooljaar van de overeen- gekomen kan betrokkene aan de werkgever kenbaar maken dat deze de spaartermijn wenst te verlengen.
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
afgestemd op persoonlijke wensen en belastbaarheid van individuele werknemers;
• overwegende dat het instrument van spaarverlof bij kan dragen aan mobiliteit van de werk nemers en aan de flexibiliteit (de aanpassing van de capaciteiten van de medewerker aan de in de tijd veranderende functie- eisen) in de taakinvulling van de werknemers;
• overwegende dat het instrument van spaarverlof goed aansluit bij de eisen die de kennismaatschappij in de toekomst zal stellen aan de regelmatige vernieuwing van kennis en vaardigheden van kennisintensieve beroepen zoals het leraarschap;
• overwegende dat het spaarverlof in de komende jaren kan leiden tot een betere aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor het primair onder- wijs,
komen partijen overeen dat het wenselijk is om per
1 augustus 1998 de mogelijkheid te introduceren om ADV te sparen en maken daarvoor de volgende afspraken:
1. De ’polisvoorwaarden’
De ’polisvoorwaarden’ voor het spaarverlof zijn vastge- legd in de bijgevoegde ’Regeling spaarverlof primair onderwijs’.
Hoofdpunten hiervan zijn:
• ieder gespaard uur is in principe tegen het bij verstrij- ken van de overeengekomen spaarter mijn geldende salaris opneembaar (’tijd voor tijd’);
• de minimale spaarduur is 5 jaar (indien leeftijd op 1-8- ’98 boven 50 jaar is: 4 jaar);
• opgebouwd spaarverlof kan meegenomen worden bij verandering van werkgever binnen het (primair) onderwijs; de Regeling Spaarverlof PO (bijgevoegd), omvat zodanige voorzieningen, dat spaarverlof in tech- nische zin geen enkele mobiliteitsbelemmering ople- vert;
• bij beëindiging van het dienstverband is, onder bepaalde voorwaarden, uitbetaling mogelijk.
• bij normale sociaal-economische ontwikkelingen kan verwacht worden dat het rendement op de gereser- veerde spaartegoeden leidt tot bonusruimte.
2.
Karakter van het verlof en her- bezetting
Tijdens het verlof lopen de aanstelling van en de salaris- betaling aan de verlofganger gewoon door. Hiervoor is dan ook geen financiële reservering tijdens de spaar- periode voorzien, die leidt tot een op geld waardeerbare aanspraak op inkomen voor de verlofspaarder. Het schoolbestuur ontvangt, zie onder 3., (of heeft zelf gere- serveerd voor) een vergoeding voor de kosten van her- bezetting van degene die met verlof is. De bodem-
B.
Aanvraag opname spaarverlof
Werknemer
Na afloop van de overeengekomen spaarperiode kan het verlof worden opgenomen, in de vorm van sabbatsverlof of seniorenverlof.
Sabbatsverlof
Voor 1 februari voorafgaande het betreffende schooljaar, meldt betrokkene dat deze het verlof-saldo wil benutten voor sabbatsverlof. Het bevoegd gezag toetst het verzoek aan de eisen en voorwaarden en deelt het personeelslid zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 maart zijn besluit mede.
Aanvullend seniorenverlof
Voor 1 februari voorafgaande het betreffende schooljaar, meldt betrokkene dat deze het verlof-saldo wil benutten voor seniorenverlof.
De werknemer geeft bij de aanvraag aanvullend senioren- verlof aan:
• de gewenste omvang per jaar (minimaal 40 uur);
• het gewenste opnamepatroon binnen het schooljaar.
Het bevoegd gezag toetst het verzoek aan de eisen en voorwaarden en deelt het personeelslid zo spoedig moge- lijk, doch uiterlijk 1 maart zijn besluit mede.
B2.
Voorlopige reservering werk- gever
Voorafgaande aan de totstandkoming van het CFA zal een centrale beleggingsrekening worden geopend, waar scho- len de verzilverde fre’s kunnen onderbrengen. Bij tot- standkoming van het CFA kunnen werkgevers deze mid-
delen (incl. rendement) alsnog naar het CFA overmaken.
• Overwegende dat in de centrale onderwijs CAO 1996- 1998 is overeengekomen om per 1-8-1998 een arbeids- duurverkorting van 3% in te voeren, waarbij de moge- lijkheid wordt geopend om de ADV op life-time basis op te nemen;
• overwegende dat het realiseren van ADV op life-time basis (’spaarverlof’) bij kan dragen aan het taak- belastingsbeleid op instellingsniveau, doordat de taak-
belasting over langere perioden beter kan worden
Overeenkomst tussen de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, de VNG/Besturenorganisaties en de SCOW over de invoering van spaar- verlof in het primair onderwijs
voorwaarden hiervoor zullen worden vastgelegd in een Ministeriële regeling.
Het rendement op de gereserveerde herbezettingsmid- delen wordt, na aftrek van uitvoerings- en beheerskosten, eerst aangewend om een 100% herbezetting van de gespaarde ADV te realiseren; hiertoe wordt een dekkings- graad van 105 % van de gereserveerde herbezettingsmid- delen, nagestreefd. Het begrip dekkingsgraad is beschre- ven in paragraaf 5 van het rapport ’Beleggingsaspecten en financiële risico’s spaarverlof in het onderwijs’ van Xxxxxxx X. Xxxxxx Ten Pas, d.d. 24 februari 1998.
De herbezettingsmiddelen moeten daarom ook feitelijk, gedurende de verlofperiode, worden besteed aan her- bezetting, teneinde te vermijden dat het verlof van de ene medewerker leidt tot een verhoging van de taak- belasting van andere medewerkers. De werkgever bepaalt de meest doeltreffende wijze van aanwending van de her- bezettingsmiddelen. Uitgangspunt daarbij is dat de taken van de verlofganger uitgevoerd moeten kunnen worden, zonder dat dat tot extra taakbelasting van collega’s leidt. Dit impliceert dat in de door het Bevoegd Xxxxx bepaalde formatie een herkenbare voorziening voor vervanging gedurende het verlof moet worden opgenomen. Over deze voorziening vindt, met inachtneming van artikel 8b WMO, overleg plaats met de personeelsdeel van de Mede- zeggenschapsraad.
3. Collectief financieel arrange- ment
De organisaties van instellingsbesturen zullen het initia- tief nemen tot het oprichten van een collectief financieel arrangement (CFA) ten behoeve van de uitvoering van het spaarverlof. Het CFA heeft tot doel dienstverlening aan de schoolbesturen voor de administratie van het spaar verlof alsmede het scheppen van mogelijkheden voor een opti- maal vermogensbeheer. Deelname aan het CFA vereen- voudigt ook de overdracht van opgebouwde aanspraken bij verandering van werkgever. Het gaat hier om de verlofaanspraken in tijd van de werknemer en de aan de hand daarvan te berekenen, benodigde reservering voor herbezetting gedurende de verlofopname. De met deze reservering gemoeide bedragen worden buiten de werk- nemer om overgedragen van de oude naar de nieuwe werkgever. Het CFA moet uiterlijk 1 april 1999 operatio- neel zijn.
Instellingsbesturen kunnen ervoor kiezen administra- tieve taken en/of vermogensbeheer in eigen beheer uit te voeren. Hieraan worden nadere voorwaarden gesteld, die ten doel hebben om mobiliteitsbelemmeringen te voor- komen. De keuze om al dan niet aan het CFA deel te nemen is onderwerp van overleg, op basis van artikel 8a, juncto 7f WMO, met het personeelsdeel van de Gemeen- schappelijke Medezeggenschapsraad.
Ter waarborging van de mobiliteit fungeren de resultaten in het CFA-verband tevens als ijklijn voor eventuele bij- dragen ter vermijding van financiële risico’s ( zie 4.), bepaling van waardeoverdrachten en toekenning van bonussen (zie 5.).
Dit betekent dat de resultaten die het CFA behaalt rich- ting niet-aangeslotenen maatgevend zijn voor:
• de wijze waarop risico’s kunnen worden bestreden;
• de mobiliteit van het personeel gewaarborgd wordt;
• eventuele bonusruimte bepaald wordt.
Nader onderzocht zal worden op welke wijze publieke verslaggeving en toezicht, analoog aan de Pensioen en Spaarfondsenwet, gestalte kunnen krijgen. In het licht van het bepaalde in het artikel A7 van de Regeling Spaar- verlof PO wordt de verslaglegging door het CFA in het CAO-overleg besproken.
4. Financiële risico’s
Partijen zijn van mening dat de regeling spaarverlof niet mag leiden tot financiële risico’s bij schoolbesturen. De oprichting van het CFA is hiervoor essentieel. Het is pri- mair van belang dat het CFA, een dusdanig beleggings- beleid voert dat het CFA, zeer uitzonderlijke omstandig- heden daargelaten, aan de verplichtingen kan voldoen. Wenselijk is een dekkingsgraad, waarmee volledige ver- vanging tijdens spaarverlof kan worden gewaarborgd.
Daarenboven is het noodzakelijk om een egalisatiebuffer aan te houden, waarmee incidentele tegenvallers in de rendementsontwikkeling kunnen worden opgevangen. Bovengenoemde uitgangspunten over risicobe perking zijn onverkort van toepassing op werkgevers die zich niet bij het CFA aansluiten en de regeling spaarverlof in eigen beheer nemen.
Op grond van studies van Xxxxxx ten Pas/Xxxxxx Xxxxx Haneveld kan worden geconstateerd dat bij een normale sociaal-economische ontwikkeling steeds een rendement kan worden verwacht dat bij een voldoende lange spaartermijn toereikend is om de ontwikkeling van de (gemiddelde) personeelslast bij te houden. Alleen bij gedurende meerdere jaren achterblijvende rendementen in combinatie met bovenmatige ontwikkeling van de (gemiddelde) personeelslast is onderdekking mogelijk. Xxxxxx ten Pas/Xxxxxx Klein Haneveld zal worden ver- zocht om in een ALM-studie, op basis van de overeenge- komen ’polisvoorwaarden’ voor spaarverlof, de eventuali- teit van risico’s nader te analyseren. Indien blijkt dat voor de schoolbesturen risico’s resteren doet de minister voor- stellen voor passende maatregelen.
Ter vermijding van risico’s van onderdekking worden de volgende voorzieningen getroffen:
a. een egalisatiebuffer van 5 % van de actuele gelds- waarde van de ten behoeve van herbezetting tijdens
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
Toelichting op het onderhandelaarsakkoord met betrekking tot ADV, BAPO en Spaarverlof
spaarverlof gereserveerde middelen. Onder het begrip actuele geldswaarde wordt verstaan, het uren- tal van het verlofsaldo, vermenigvuldigd met de voor de spaarder relevante gemiddelde personeelslast per uur.
b. de gedurende de eerste 4 jaren beschikbare budget- ten voor scholingsfaciliteiten en de vrijvallende mid- delen opfrisverlof worden geparkeerd bij het CFA. Indien de dekkingsgraad onder de 100% komt kan een dotatie vanuit deze budgetten ter aanzuivering van het vermogen van het CFA worden aangewend. Schoolbesturen die niet zijn aangesloten bij het CFA en in de zelfde situatie verkeren, ontvangen een over- eenkomstige bijdrage.
c. indien, hetgeen alleen in uitzonderlijk slechte sociaal-economische omstandigheden kan voorko- men, toch nog onderdekking dreigt, vindt als ulti- mum remedium een vermindering van de verlof- tegoeden in tijd plaats. Dit maakt een beperking van
voor extra uren verlof, voor specifieke faciliteiten voor scholing tijdens sabbatsverlof of voor algemeen per- soneelsbeleid op instellingsniveau. Dat algemeen beleid op instellingsniveau omvat niet het scheppen van gene- rieke inkomensaanspraken in geld voor het aan de instel- ling werkzame personeel. Voor schoolbesturen aangeslo- ten bij het CFA vindt aanwending van bonusruimte plaats op basis van in het Decentraal Georganiseerde Overleg gemaakte afspraken, vast te leggen in de raam- overeenkomst. Voor schoolbesturen die regeling in eigen beheer nemen, komen deze afspraken eveneens in Decentraal Georganiseerd Overleg tot stand.
Voor instellingen die niet bij het CFA zijn aangesloten, geldt de ijklijn van het CFA als minimum norm voor de bonus. Gezien de gehanteerde risicobuffer in het CFA van 5 % kan dit, bij verantwoord eigen beheer, nimmer tot problemen leiden.
de benodigde herbezettingsperiode mogelijk, zodat een 100% dekkingsgraad gewaarborgd kan blijven. Alvorens tot genoemde vermindering wordt overge-
6.
Uitvoeringskosten spaarverlof en ABB
gaan, zal advies worden gevraagd aan een externe actuaris. De formele vaststelling van de vermindering vindt vervolgens in het CAO-overleg plaats.
Instellingen die niet zijn aangesloten bij het CFA zijn gehouden om een voorziening conform a. te treffen. Onder deze voorwaarde delen deze instellingen mee in de bijdragen ter vermijding van de risico’s.
5. Bonustoekenning
Het rendement op de gereserveerde herbezettingsmid- delen wordt in eerste instantie benut ter dekking van de uitvoerings- en beheerskosten en de backservice op reeds ingelegde gelden. Onder backservice wordt verstaan de na-indexering van de reeds in voorgaande (school)jaren gereserveerde herbezettingsmiddelen. Dit impliceert dat het gereserveerde volume aan herbezetting steeds wordt gewaardeerd op de actuele geldswaarde (zie onder 4.).
Vervolgens wordt het rendement benut voor het realise- ren van de gewenste dekkingsgraad van 110%.
Bonustoekenning zal plaats vinden op grond van objec- tieve maatstaven. Aanpassing geschiedt indien het CAO- overleg in de toekomst een andere regeling wordt over- eengekomen (bedoeld is hier het overleg tussen minister en centrales; gezien het bijzondere belang van de
De gevolgen van invoering van regelingen als het sabbats- verlof voor de kosten van ABB zijn een punt van zorg, waaraan in meer breed verband van het overleg over de financiering van het onderwijs aandacht zal worden besteed. De invoering van het CFA kan er aan bijdragen de lasten voortvloeiend uit het spaarverlof beperkt te houden. De regeling spaarverlof en het CFA zullen aan een uitvoeringsanalyse worden onderworpen, waarin niet alleen de uitvoerings-kosten van het CFA, maar ook de administratieve lasten van de schoolbesturen in beschou- wing zullen worden genomen.
Het departement neemt op zich om middelen beschik- baar te stellen ter dekking van de startkosten van het CFA. Hierbij wordt gedoeld op de incidentele kosten ver- bonden aan de projectorganisatie en de projectleiding, alsmede de expertise-overdracht, die noodzakelijk zijn voor de eerste inrichting van het CFA en het tot stand brengen van de overeenkomsten met derden voor admi- nistratie en beleggingen. Het betreft hier de incidentele kosten die worden gemaakt tot en met maart 1999 (waarna het CFA operationeel moet zijn).
De structurele uitvoeringskosten komen, zoals hierboven aangegeven, ten laste van het rendement op de ingelegde herbezettingsmiddelen.
instellingsbesturen geldt hierbij echter tevens een instemmingsvereiste van de vertegenwoordigers van
7.
Slotbepaling
instellingsbesturen).
De objectieve maatstaf wordt gevonden in de dekkings- graad van het CFA. Indien, gedurende een toetsings- periode van 3 jaar, de dekkingsgraad van het fonds steeds meer dan 110 % is, wordt dit meerdere uitgekeerd in de vorm van een bonus. Deze bonus kan worden aangewend
De Regeling Spaarverlof PO is onderdeel van deze over- eenkomst. Op enkele punten zal deze regeling worden onderworpen aan een uitvoeringsanalyse.
Mededelingen OCenW
Aanstelling wegbereiders expertisecentra leerlinggebonden financiering
Bestemd voor:
• Scholen en instellingen in het primair onderwijs;
• gemeentebesturen.
Voorlichting
Datum: 14 maart 1998
Kenmerk: PO/PJ-98/11615N
Datum inwerkingtreding: n.v.t. Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: n.v.t.
Relatie tot eerdere mededelingen: Beleidsplan ’De Rugzak’
Informatie verkrijgbaar bij:
CFI/ICO/PO, 079-3232.333
Inleiding
De Tweede Kamer heeft in maart 1997 het beleidsplan ’De Rugzak’ geaccordeerd.
Met de vertegenwoordigers van besturen-, personeels- en ouderorganisaties, gehandicaptenraad en het platform van 2/3-scholen is overeenstemming bereikt over de uit- werking van de leerlinggebonden financiering zoals neer- gelegd in de notitie ’Tussenstand’ van 7 november 1997. Vervolgens heeft ook de Tweede Kamer ingestemd met de uitwerking zoals neergelegd in de notitie ’Tussenstand’ in december 1997.
In het Beleidsplan en in de notitie ’Tussenstand’ is voor- zien in de totstandkoming van regionale expertisecentra voor 2/3-onderwijs. Voor de totstandkoming van de regio- nale expertisecentra is voorzien in wegbereiders die betrokkenen op locatie zullen ondersteunen.
Aanwijzing wegbereiders
De staatssecretaris heeft met ingang van 1 april 1998 tot 1 januari 2001 of zoveel eerder als de staatssecretaris bepaalt, aangewezen als wegbereiders expertisecentra leerlinggebonden financiering:
1. mw. drs. A.M. Juli,
2. xxx. X. Xxxxxx,
Als adviseur wordt aan de wegbereiders toegevoegd dhr.
C. Hover.
Taakstelling wegbereiders
De wegbereiders hebben tot taak:
1. Binnen de kaders van het beleidsplan De Rugzak, de uitwerkingsnotitie Tussenstand, nadere resultaten van het overleg tussen de SO en de organisaties, en de aanwijzingen van de SO, ondersteuning te geven aan scholen en instellingen voor 2/3-onderwijs en hun besturen bij de totstandkoming van expertise- centra. Onder ondersteuning wordt in elk geval ver- staan:
• voorlichting geven over het landelijke beleids- kader
• ondersteuning verlenen bij planvorming en imple- mentatie
• ondersteuning bij de opzet van de pilots/ experimenten voor de ontwikkeling van expertise- centra.
2. De ervaringen die scholen en instellingen en hun besturen opdoen bij de vorming van de expertise- centra – voor zover van belang voor de uitwerking van het verdere beleid inzake de expertisecentra – te verzamelen en te doen toekomen aan de SO, mede ten behoeve van het overleg met de organisaties etc. over de verdere ontwikkeling van het beleid inzake de expertisecentra. Voorts dragen de wegbereiders zorg voor:
• monitoring en analyse van de regio- en cluster- vorming
• het signaleren van ontwikkelingen en knelpunten.
Beoogde opbrengst
• De wegbereiders maken voor de periode tot 1/1/2001 een plan van aanpak voor de procesbegeleiding van de vorming van expertisecentra. Dat plan bevat een