Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex)...
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
►B OVEREENKOMST TOT OPRICHTING VAN DE WERELDHANDELSORGANISATIE
(PB L 336 van 23.12.1994, blz. 3)
Gewijzigd bij: | |||
Publicatieblad | |||
nr. | blz. | datum | |
►M1 Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie |
OVEREENKOMST TOT OPRICHTING VAN DE WERELDHANDELSORGANISATIE
DE PARTIJEN BIJ DEZE OVEREENKOMST,
ERKENNENDE dat hun betrekkingen op het gebied van handel en economie dienen te zijn gericht op verhoging van de levensstandaard, werkgelegenheid voor iedereen en een ruim, gestaag toenemend reëel inkomen en een grote, gestaag toenemende effectieve vraag, en op uitbreiding van de produktie van en handel in goederen en diensten, met optimaal gebruik van de mondiale hulp bronnen in overeenstemming met het doel van duurzame ontwikkeling, waarbij ernaar wordt gestreefd zowel het milieu te beschermen en te behouden, als de middelen hiertoe uit te breiden op een wijze die tegemoetkomt aan hun onder scheiden behoeften en belangen op verschillende niveaus van economische ontwikkeling,
Voorts ERKENNENDE dat daadwerkelijke inspanningen noodzakelijk zijn om te verzekeren dat ontwikkelingslanden, en vooral de minstontwikkelde landen, een aandeel verwerven in de groei van de internationale handel dat evenredig is aan de behoeften van hun economische ontwikkeling,
GELEID DOOR DE WENS bij te dragen aan de verwezenlijking van deze doelstellingen door het aangaan, op grondslag van wederkerigheid en wederzijds voordeel, van overeenkomsten die een aanzienlijke verlaging van douanetarieven en een aanzienlijke vermindering van andere handelsbelemmeringen, alsmede de afschaffing van discriminerende behandeling in het internationale handelsverkeer, beogen,
Derhalve VASTBESLOTEN een geïntegreerd, meer levensvatbaar en duurzaam multilateraal handelsstelsel te ontwikkelen, dat de Algemene Overeenkomst be treffende Tarieven en Handel, de resultaten van in het verleden gedane pogingen tot handelsliberalisatie en alle resultaten van de Uruguay-Ronde van multilaterale handelsbesprekingen omvat,
VASTBESLOTEN de aan dit multilaterale handelsstelsel ten grondslag liggende grondbeginselen en doelstellingen te beschermen en te bevorderen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel I
Oprichting van de organisatie
Hierbij wordt de Wereldhandelsorganisatie (hierna te noemen „de WTO”) opgericht.
Artikel II
Werkingssfeer van de WTO
1. De WTO vormt het gemeenschappelijke institutionele kader voor het onderhouden van handelsbetrekkingen tussen haar Leden in aange legenheden die verband houden met de verdragen en bijbehorende juri dische instrumenten die zijn opgenomen in de bijlagen bij deze Over eenkomst.
2. De overeenkomsten en bijbehorende juridische instrumenten opge nomen in de bijlagen 1, 2 en 3 (hierna te noemen de „Multilaterale Handelsovereenkomsten”) vormen een integrerend onderdeel van deze Overeenkomst, en zijn bindend voor alle Leden.
3. De overeenkomsten en bijbehorende juridische instrumenten opge nomen in bijlage 4 (hierna te noemen de „Plurilaterale Handelsovereen komsten”) vormen eveneens een onderdeel van deze Overeenkomst voor de Leden die deze overeenkomsten hebben aanvaard, en zijn bindend voor die Leden. De Plurilaterale Handelsovereenkomsten scheppen geen verplichtingen of rechten voor Leden die deze niet hebben aanvaard.
4. De Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel van 1994, zoals genoemd in bijlage 1A (hierna te noemen „GATT-Over eenkomst van 1994”) staat juridisch los van de Algemene Overeen komst betreffende Tarieven en Handel van 30 oktober 1947, gehecht aan de slotakte van de Tweede Zitting van de Voorbereidende Com missie van de Conferentie der Verenigde Naties over Handel en Werk gelegenheid, zoals daarna verbeterd, geamendeerd of gewijzigd (hierna te noemen „GATT-Overeenkomst van 1947”).
Artikel III
Taken van de WTO
1. De WTO vergemakkelijkt de toepassing, het beheer en de werking en bevordert de doelstellingen van deze Overeenkomst en van de Mul tilaterale Handelsovereenkomsten, en biedt tevens het kader van de toepassing, het beheer en de werking van de Plurilaterale Handelsover eenkomsten.
2. DE WTO biedt het forum voor onderhandelingen tussen haar Leden betreffende hun multilaterale handelsbetrekkingen in aangelegen heden die het onderwerp zijn van de overeenkomsten in de bijlagen bij deze Overeenkomst. De WTO kan ook een forum zijn voor verdere onderhandelingen tussen haar Leden betreffende hun multilaterale han delsbetrekkingen, en een kader voor de toepassing van de resultaten van zulke onderhandelingen, wanneer de Ministeriële Conferentie hiertoe besluit.
3. De WTO voert het beheer over het Memorandum van Overeen stemming inzake regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen (hierna te noemen „Memorandum inzake Geschillenbeslech ting” of „DSU”), in bijlage 2 bij deze Overeenkomst.
4. De WTO voert het beheer over de Regeling inzake toetsing van het handelsbeleid, (hierna te noemen de „TPRM”) opgenomen in bijlage 3 bij deze Overeenkomst.
5. Met het oog op het bereiken van een grotere samenhang in de mondiale economische beleidsvorming werkt de WTO, als passend, samen met het Internationale Monetaire Fonds en met de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling en de daarmede verbonden organisaties.
Artikel IV
Structuur van de WTO
1. Er is een Ministeriële Conferentie, bestaande uit vertegenwoordi gers van alle Leden, die ten minste eenmaal per twee jaar bijeenkomt. De Ministeriële Conferentie verricht de taken van de WTO en neemt de hiertoe noodzakelijke maatregelen. De Ministeriële Conferentie heeft de bevoegdheid besluiten te nemen inzake alle aangelegenheden vallend onder Multilaterale Handelsovereenkomsten, indien daarom door een Lid is verzocht, overeenkomstig de specifieke vereisten voor de besluit vorming in deze Overeenkomst en in de desbetreffende Multilaterale Handelsovereenkomst.
2. Er is een Algemene Raad, bestaande uit vertegenwoordigers van alle Leden, die als passend bijeenkomt. In de perioden tussen de bij eenkomsten van de Ministeriële Conferentie worden haar taken verricht door de Algemene Raad. De Algemene Raad verricht ook de hem in deze Overeenkomst opgedragen taken. De Algemene Raad stelt zijn eigen procedureregels vast en hecht zijn goedkeuring aan de procedure regels voor de in het zevende lid bedoelde Commissies.
3. De Algemene Raad komt als passend bijeen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden van het Orgaan voor Geschillenbeslech ting voorzien in het Memorandum inzake Geschillenbeslechting. Het Orgaan voor Geschillenbeslechting heeft zijn eigen voorzitter en stelt de procedureregels vast die het nodig acht voor het nakomen van deze verantwoordelijkheden.
4. De Algemene Raad komt als passend bijeen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden van het Orgaan voor de toetsing van het handelsbeleid voorzien in de Regeling voor toetsing van het handels beleid in bijlage 3. Het Orgaan voor de toetsing van het handelsbeleid heeft zijn eigen voorzitter en stelt de procedureregels vast die het nodig acht voor het nakomen van deze verantwoordelijkheden.
5. Er is een Raad voor de Handel in goederen, een Raad voor de Handel in diensten en een Raad voor de handelsaspecten van de intel lectuele eigendom (hierna te noemen de „Raad voor TRIPs”), die hun werkzaamheden verrichten onder het algemene toezicht van de Alge mene Raad. De Raad voor de Handel in goederen ziet toe op de wer king van de Multilaterale Handelsovereenkomsten in bijlage 1A. De Raad voor de Handel in diensten ziet toe op de werking van de Alge mene Overeenkomst inzake de handel in diensten (hierna te noemen „de GATS”). De Raad voor de handelsaspecten van de intellectuele eigen dom ziet toe op de werking van de Overeenkomst inzake de handels aspecten van de intellectuele eigendom (hierna te noemen „de Over eenkomst inzake TRIPs”). Deze Raden verrichten de hun in de onder scheiden overeenkomsten en door de Algemene Raad opgedragen taken. Zij stellen hun onderscheiden procedureregels vast, onder voorbehoud van goedkeuring door de Algemene Raad. Het lidmaatschap van deze Raden staat open voor vertegenwoordigers van alle Leden. Deze Raden komen zo vaak bijeen als nodig is om hun taken te verrichten.
6. De Raad voor de Handel in goederen, de Raad voor de Handel in diensten en de Raad voor TRIPs stellen de eventueel vereiste onder steunende organen in. Deze ondersteunende organen stellen hun onder scheiden procedureregels vast, onder voorbehoud van goedkeuring door hun onderscheiden Raden.
7. De Ministeriële Conferentie stelt in een Commissie inzake handel en ontwikkeling, een Commissie inzake beperkingen op grond van de betalingsbalans en een Commissie inzake begroting, financiën en admi nistratie, die de taken verrichten welke hun zijn opgedragen in deze Overeenkomst en in de Multilaterale Handelsovereenkomsten en bij komende taken hun opgedragen door de Algemene Raad, en kan bij komende Commissies instellen met de door hem passend geachte taken. Als onderdeel van haar taken bezit de Commissie inzake handel en ontwikkeling periodiek de bijzondere bepalingen in de Multilaterale Handelsovereenkomsten ten gunste van de Leden die minstontwikkeld land zijn en brengt zij aan de Algemene Raad verslag uit met het oog op passende maatregelen. Het lidmaatschap van deze Commissies staat open voor vertegenwoordigers van alle Leden.
8. De in de Plurilaterale Handelsovereenkomsten voorziene organen verrichten de taken die hun bij deze overeenkomsten zijn opgedragen en functioneren binnen het institutionele kader van de WTO. Deze organen houden de Algemene Raad regelmatig op de hoogte van hun werkzaamheden.
Artikel V
Betrekkingen met andere organisaties
1. De Algemene Raad treft passende regelingen voor doeltreffende samenwerking met andere intergouvernementele organisaties met ver antwoordelijkheden die verband houden met die van de WTO.
2. De Algemene Raad kan passende regelingen treffen voor overleg en samenwerking met niet-gouvernementele organisaties die zich bezig houden met aangelegenheden die verband houden met die van de WTO.
Artikel VI
Secretariaat
1. Er is een Secretariaat van de WTO (hierna te noemen „het Secre tariaat”) met aan het hoofd een Directeur-generaal.
2. De Ministeriële Conferentie benoemt de Directeur-generaal en neemt voorschriften aan waarin de bevoegdheden, taken, arbeidsvoor waarden en ambtstermijn van de Directeur-generaal zijn vastgelegd.
3. De Directeur-generaal benoemt het personeel van het Secretariaat en bepaalt de taken en arbeidsvoorwaarden overeenkomstig de door de Ministeriële Conferentie aangenomen voorschriften.
4. De verantwoordelijkheden van de Directeur-generaal en van het personeel van het Secretariaat hebben een uitsluitend internationaal ka rakter. Bij de vervulling van hun taken vragen noch ontvangen de Directeur-generaal en het personeel van het Secretariaat instructies van een regering of andere autoriteit buiten de WTO. Zij onthouden zich van elk optreden dat een nadelige weerslag zou kunnen hebben op hun positie als internationale functionarissen. De Leden van de WTO eer biedigen het internationale karakter van de verantwoordelijkheden van de Directeur-generaal en het personeel van het Secretariaat en pogen niet dezen te beïnvloeden bij de vervulling van hun taken.
Artikel VII
Begroting en bijdragen
1. De Directeur-generaal legt aan de Commissie inzake begroting, financiën en administratie de raming van de jaarlijkse begroting en het financieel overzicht van de WTO voor. De Commissie inzake be groting, financiën en administratie bestudeert de door de Directeur-generaal voorgelegde raming van de jaarlijkse begroting en het financieel overzicht en doet daarover aanbevelingen aan de Alge mene Raad. De raming van de jaarlijkse begroting is onderworpen aan goedkeuring door de Algemene Raad.
2. De Commissie inzake begroting, financiën en administratie stelt aan de Algemene Raad financiële voorschriften voor, die bepalingen omvatten waarin is vastgelegd:
a) de schaal van bijdragen aan de hand waarvan de kosten van de WTO tussen haar Leden worden verdeeld; en
b) de maatregelen te nemen ten aanzien van Xxxxx met een betalingsachterstand.
De financiële voorschriften zijn, voor zover uitvoerbaar, gebaseerd op de voorschriften en praktijken van de GATT-Overeenkomst van 1947.
3. De Algemene Raad neemt de financiële voorschriften en de ra mingen van de jaarlijkse begroting aan met een meerderheid van twee derde die meer dan de helft van de Leden van de WTO omvat.
4. Elk Lid draagt onverwijld zijn aandeel in de kosten van de WTO bij aan de WTO in overeenstemming met de door de Algemene Raad aangenomen financiële voorschriften.
Artikel VIII
Status van de WTO
1. De WTO bezit rechtspersoonlijkheid, en aan de WTO wordt door elk van haar Leden de rechtsbevoegdheid toegekend die nodig is voor de uitoefening van haar taken.
2. Aan de WTO worden door elk van haar Leden de voorrechten en immuniteiten toegekend die nodig zijn voor de uitoefening van haar taken.
3. Aan de functionarissen van de WTO en de vertegenwoordigers van de Leden worden eveneens door elk van haar Leden de voorrechten en immuniteiten toegekend die nodig zijn voor de onafhankelijke uit oefening van hun taken in verband met de WTO.
4. De door een Lid aan de WTO, haar functionarissen en de ver tegenwoordigers van de Leden toe te kennen voorrechten en immuni teiten zijn gelijk aan de voorrechten en immuniteiten bepaald in het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties, goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Ver enigde Naties op 21 november 1947.
5. De WTO kan een zetelovereenkomst sluiten.
Artikel IX
Besluitvorming
1. De WTO zet de praktijk voort van besluitvorming door middel van consensus die werd gehanteerd ingevolge de GATT-Overeenkomst van 1947 (1). Behalve indien anders bepaald, wordt de aangelegenheid in kwestie, wanneer er geen besluit door middel van consensus wordt bereikt, beslist door stemming. Op vergaderingen van de Ministeriële Conferentie en de Algemene Raad heeft elk Lid van de WTO één stem. Wanneer de Europese Gemeenschappen hun stemrecht uitoefenen, heb ben zij een aantal stemmen gelijk aan het aantal van hun Lid-Staten (2) die lid van de WTO zijn. Besluiten van de Ministeriële Conferentie en de Algemene Raad worden genomen met een meerderheid van de uit gebrachte stemmen, tenzij in deze Overeenkomst of in de desbetreffende Multilaterale Handelsovereenkomst (3) anders bepaald.
(1) Het betrokken orgaan wordt geacht bij consensus een besluit te hebben ge nomen omtrent een daaraan voorgelegde aangelegenheid als geen enkel Lid dat aanwezig is op de bijeenkomst waarop het besluit wordt genomen, for meel bezwaar maakt tegen het voorgestelde besluit.
(2) Het aantal stemmen van de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten mag in geen geval het aantal Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen te boven gaan.
(3) Besluiten van de Algemene Raad, wanneer deze bijeenkomt als Orgaan voor Geschillenbeslechting, worden slechts genomen in overeenstemming met de bepalingen van paragraaf 2.4 van het Memorandum inzake Geschillenbeslech ting.
2. De Ministeriële Conferentie en de Algemene Raad hebben de uitsluitende bevoegdheid om interpretaties van de Overeenkomst en van de Multilaterale Handelsovereenkomsten aan te nemen. In geval van een interpretatie van een Multilaterale Handelsovereenkomst in bijlage 1, oefenen zij deze bevoegdheid uit op basis van een aanbeve xxxx xxx xx Xxxx die toeziet op de werking van die overeenkomst. Het besluit om een interpretatie aan te nemen wordt genomen met een drie vierde meerderheid van de Leden. Dit lid mag niet worden gehanteerd op een wijze die de wijzigingsbepalingen in artikel X zou ondermijnen.
3. In uitzonderlijke omstandigheden kan de Ministeriële Conferentie besluiten een Lid van een door deze Overeenkomst of een Multilaterale Handelsovereenkomst opgelegde verplichting te ontheffen, mits een zo danig besluit wordt goedgekeurd door drie vierde (1) van de Leden.
a) Een verzoek om ontheffing betreffende deze Overeenkomst wordt ter bestudering aan de Ministeriële Conferentie voorgelegd ingevolge het gebruik van besluitvorming bij consensus. De Ministeriële Con ferentie stelt een termijn van ten hoogste 90 dagen vast om het verzoek te bestuderen. Indien gedurende deze termijn geen consen sus wordt bereikt, wordt een besluit om ontheffing te verlenen ge nomen door drie vierde van de leden.
b) Een verzoek om ontheffing betreffende de Multilaterale Handels overeenkomsten in de bijlagen 1A of 1B of 1C en de bijlagen daarbij wordt aanvankelijk voorgelegd aan onderscheidenlijk de Raad voor de handel in goederen, de Raad voor de handel in diensten of de Raad voor TRIPs ter bestudering gedurende een termijn van ten hoogste 90 dagen. Aan het einde van de termijn legt de desbetref fende Raad een rapport voor aan de Ministeriële Conferentie.
4. Een besluit van de Ministeriële Conferentie waarbij ontheffing wordt verleend dient de uitzonderlijke omstandigheden te vermelden die het besluit rechtvaardigen, de voorwaarden betreffende de toepassing van de ontheffing en de datum waarop de ontheffing eindigt. Een ont heffing voor een termijn van langer dan één jaar wordt door de Minis teriële Conferentie uiterlijk een jaar nadat zij is verleend opnieuw bezien en daarna elk jaar, totdat de ontheffing eindigt. Bij elke toetsing onder zoekt de Ministeriële Conferentie of de uitzonderlijke omstandigheden die de ontheffing rechtvaardigen nog steeds aanwezig zijn en of aan de aan de ontheffing verbonden voorwaarden is voldaan. Op basis van de jaarlijkse toetsing kan de Ministeriële Conferentie de ontheffing ver lengen, wijzigen of beëindigen.
5. Voor besluiten ingevolge een Plurilaterale Handelsovereenkomst, met inbegrip van besluiten inzake interpretaties en ontheffingen, gelden de bepalingen van die overeenkomst.
(1) Een besluit een ontheffing te verlenen ten aanzien van een verplichting die is onderworpen aan een overgangstermijn of een termijn voor gefaseerde toe passing, welke verplichting het Lid dat het verzoek doet niet is nagekomen aan het einde van de desbetreffende termijn, wordt slechts bij consensus genomen.
Wijizigingen
1. Ieder Lid van de WTO kan een voorstel doen tot wijziging van de bepalingen van deze Overeenkomst of van de Multilaterale Handels overeenkomsten in bijlage 1 door een zodanig voorstel voor te leggen aan de Ministeriële Conferentie. De in artikel IV, vijfde lid, genoemde Raden kunnen ook voorstellen aan de Ministeriële Conferentie voor leggen tot wijziging van de bepalingen van de Multilaterale Handels overeenkomsten in bijlage 1 op de werking waarvan zij toezien. Gedu rende een termijn van 90 dagen nadat het voorstel formeel tijdens de Ministeriële Conferentie is ingediend, dient een besluit van de Ministe riële Conferentie om de voorgestelde wijziging ter aanvaarding aan de Leden voor te leggen, bij consensus te worden genomen, tenzij de Ministeriële Conferentie besluit tot een langere termijn. In dat besluit wordt aangegeven of de bepalingen van het derde of het vierde lid van toepassing zijn, tenzij de bepalingen van het tweede, vijfde of zesde lid van toepassing zijn. Indien consensus is bereikt, legt de Ministeriële Conferentie de voorgestelde wijziging onverwijld aan de Leden voor ter aanvaarding. Indien niet binnen de vastgestelde termijn consensus is bereikt tijdens een vergadering van de Ministeriële Conferentie, besluit de Ministeriële Conferentie met een twee derde meerderheid van de Leden of de voorgestelde wijziging ter aanvaarding aan de leden wordt voorgelegd. Behalve zoals bepaald in het tweede, vijfde en zesde lid, zijn de bepalingen van het derde lid van toepassing op de voorgestelde wijziging, tenzij de Ministeriële Conferentie met een drie vierde meer derheid van de Leden besluit dat de bepalingen van het vierde lid van toepassing zijn.
2. Wijzigingen van de bepalingen van dit artikel en van de bepalin gen van de hieronder genoemde artikelen worden slechts van kracht na aanvaarding door alle Leden:
artikel IX van deze Overeenkomst;
de artikelen I en II van de GATT-Overeenkomst van 1994; artikel II:1 van de GATS;
artikel 4 van de Overeenkomst inzake TRIP's.
3. Wijzigingen van andere bepalingen van deze Overeenkomst of van de Multilaterale Handelsovereenkomsten in de bijlagen 1A en 1C dan die genoemd in het tweede en het zesde lid, die van zodanige aard zijn dat daardoor de rechten en verplichtingen van de Leden zouden worden gewijzigd, worden voor de Leden die deze hebben aanvaard van kracht na aanvaarding door twee derde van de Leden en daarna voor elk ander Lid nadat dit de wijzigingen heeft aanvaard. De Ministeriële Conferentie kan met een drie vierde meerderheid van de Leden besluiten dat wijzi gingen die ingevolge dit lid van kracht worden van zodanige aard zijn dat een Lid dat deze niet binnen een per geval door de Ministeriële Conferentie bepaalde termijn heeft aanvaard, vrij is zich terug te trekken uit de WTO of Lid te blijven met toestemming van de Ministeriële Conferentie.
4. Wijzigingen van andere bepalingen van deze Overeenkomst of van de Multilaterale Handelsovereenkomsten in de bijlagen 1A en 1C dan die genoemd in het tweede en het zesde lid, die van zodanige aard zijn dat daardoor de rechten en verplichtingen van de Leden niet worden gewijzigd, worden voor alle Leden van kracht na aanvaarding door twee derde van de Leden.
5. Behalve zoals bepaald in het tweede lid worden wijzigingen van de delen I, II en III van de GATS en de onderscheiden bijlagen voor de Leden die deze wijzigingen hebben aanvaard van kracht na aanvaarding
6. Niettegenstaande de andere bepalingen van dit artikel kunnen wij zigingen van de Overeenkomst inzake TRIP's, die voldoen aan de ver eisten van artikel 71, tweede lid, van die Overeenkomst door de Mi nisteriële Conferentie worden aangenomen zonder verdere formele aanvaardingsprocedure.
7. Ieder Lid dat een wijziging van deze Overeenkomst of van een Multilaterale Handelsovereenkomst in bijlage 1 aanvaardt, dient binnen de door de Ministeriële Conferentie bepaalde termijn voor aanvaarding een akte van aanvaarding neder te leggen bij de Directeur-generaal van de WTO.
8. Ieder Lid van de WTO kan een voorstel doen tot wijziging van de bepalingen van de Multilaterale Handelsovereenkomsten in de bijlagen 2 en 3 door een zodanig voorstel voor te leggen aan de Ministeriële Conferentie. Het besluit om wijzigingen van de Multilaterale Handels overeenkomst in bijlage 2 goed te keuren dient bij consensus te worden genomen en deze wijzigingen worden van kracht voor alle Leden na goedkeuring door de Ministeriële Conferentie. Besluiten tot goedkeuring van wijzigingen van de Multilaterale Handelsovereenkomst in bijlage 3 worden van kracht voor alle Leden na goedkeuring door de Ministeriële Conferentie.
9. Op verzoek van de Leden die partij zijn bij een Handelsovereen komst kan de Ministeriële Conferentie uitsluitend bij consensus beslui ten die Overeenkomst toe te voegen aart bijlage 4. Op verzoek van de Leden die partij zijn bij een Plurilaterale Handelsovereenkomst in bijlage 4 kan de Ministeriële Conferentie besluiten die Overeenkomst uit bijlage 4 te schrappen.
10. Voor wijzigingen van een Plurilaterale Handelsovereenkomst gel den de bepalingen van die Overeenkomst.
Artikel XI
Oorspronkelijk lidmaatschap
1. Op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst wor den de partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947 en de Europese Gemeenschappen, mits zij deze Overeenkomst en de Multilaterale Han delsovereenkomst aanvaarden met inbegrip van de Lijsten van Conces sies en Verbintenissen gehecht aan de GATT-Overeenkomst van 1994 alsmede de Lijsten van Specifieke Verbintenissen gehecht aan de GATS, oorspronkelijke Leden van de WTO.
2. Van de als zodanig door de Verenigde Naties erkende minstont wikkelde landen wordt slechts verlangd dat zij verbintenissen aangaan en concessies doen in de mate die overeenstemt met hun individuele ontwikkeling, financiële behoeften en handelsbehoeften of hun adminis tratieve en institutionele vermogens.
Toetreding
1. Iedere Staat die of ieder afzonderlijk douanegebied dat volledige zelfstandigheid bezit in de buitenlandse handelsbetrekkingen of in de andere aangelegenheden geregeld in deze Overeenkomst en de Multila terale Handelsovereenkomsten kan tot deze Overeenkomst toetreden op tussen deze Staat of dat gebied en de WTO overeen te komen voor waarden. Deze toetreding geldt voor deze Overeenkomst en de daaraan gehechte Multilaterale Handelsovereenkomsten.
2. Besluiten inzake toetreding worden genomen door de Ministeriële Conferentie. De Ministeriële Conferentie hecht haar goedkeuring aan de overeenkomst omtrent de toetredingsvoorwaarden met een twee derde meerderheid van de Leden van de WTO.
3. Voor toetreding tot een Plurilaterale Handelsovereenkomst gelden de bepalingen van die Overeenkomst.
Artikel XIII
Niet-toepassing van Multilaterale Handelsovereenkomsten tussen bepaalde Leden
1. Deze Overeenkomst en de Multilaterale Handelsovereenkomsten in de bijlagen 1 en 2 zijn niet van toepassing tussen een Lid en een ander Lid indien een van beide Leden, op het tijdstip waarop het Lid wordt, niet instemt met deze toepassing.
2. Op het eerste lid kan tussen oorspronkelijke Leden van de WTO die partij waren bij de GATT-Overeenkomst van 1947 slechts een be roep worden gedaan, wanneer eerder een beroep was gedaan op artikel XXXV van die Overeenkomst en dat artikel van toepassing was tussen die overeenkomstsluitende partijen op het tijdstip waarop deze Over eenkomst voor hen in werking treedt.
3. Het eerste lid is slechts van toepassing tussen een Lid en een ander Lid dat ingevolge artikel XII toetreedt, indien het Lid dat niet met de toepassing instemt de Ministeriële Conferentie daarvan in kennis heeft gesteld vóór de goedkeuring van de overeenkomst inzake de toetre dingsvoorwaarden door de Ministeriële Conferentie.
4. Op verzoek van een Lid kan de Ministeriële Conferentie de wer king van dit artikel in bepaalde gevallen toetsen en passende aanbeve lingen doen.
5. Voor niet-toepassing van een Plurilaterale Handelsovereenkomst tussen partijen bij die Overeenkomst gelden de bepalingen van die Overeenkomst.
Artikel XIV
Aanvaarding en inwerkingtreding, en nederlegging van akten
1. Deze Overeenkomst staat open voor aanvaarding, door onderteke ning of op andere wijze, door de partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947 en door de Europese Gemeenschappen die gerechtigd zijn oorspronkelijke Leden van de WTO te worden in overeenstemming met artikel XI van deze Overeenkomst. Deze aanvaarding geldt voor deze Overeenkomst en de daaraan gehechte Multilaterale Handelsover eenkomsten. Deze Overeenkomst én de daaraan gehechte Multilaterale Handelsovereenkomsten treden in werking op de datum door de Minis ters bepaald in overeenstemming met paragraaf 3 van de Slotakte waarin
de resultaten van de Uruguay-Ronde van de multilaterale handelsbespre kingen zijn neergelegd en blijft voor aanvaarding openstaan voor een tijdvak van twee jaar na die datum tenzij de Ministers xxxxxx xxxxxxxxx. Aanvaarding na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst wordt van kracht op de dertigste dag na de nederlegging van de akte van aanvaarding.
2. Een Lid dat deze Overeenkomst na de inwerkingtreding ervan aanvaardt, past de concessies en verplichtingen in de Multilaterale Han delsovereenkomsten die moeten worden toegepast in de loop van een termijn welke aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst toe, alsof het deze Overeenkomst had aanvaard op de datum van inwerkingtreding.
3. Tot de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn de tekst van deze Overeenkomst en van de Multilaterale Handelsovereenkomsten nedergelegd bij de Directeur-generaal van de Partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947. De Directeur-generaal verstrekt onver wijld een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze Overeen komst en van de Multilaterale Handelsovereenkomsten en een kennis geving van elke aanvaarding daarvan, aan elke regering en aan de Europese Gemeenschappen die deze Overeenkomst aanvaardt. Deze Overeenkomst en de Multilaterale Handelovereenkomsten en eventuele wijzigingen daarop worden bij de inwerkingtreding van deze Overeen komst nedergelegd bij de Directeur-generaal van de WTO.
4. Op de aanvaarding en inwerkingtreding van een Plurilaterale Han delsovereenkomst zijn de bepalingen van die Overeenkomst van toepas sing. Deze Overeenkomsten worden nedergelegd bij de Directeur-generaal van de partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947. Na inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden deze over eenkomsten nedergelegd bij de Directeur-generaal van de WTO.
Artikel XV
Terugtrekking
1. Ieder Xxx kan zich terugtrekken uit deze Overeenkomst. Deze terugtrekking geldt zowel voor deze Overeenkomst als voor de Multi laterale Handelsovereenkomsten en wordt van kracht na het verstrijken van zes maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving van terugtrekking door de Directeur-generaal van de WTO is ontvangen.
2. Voor de terugtrekking uit een Plurilaterale Overeenkomst gelden de bepalingen van die Overeenkomst.
Artikel XVI
Diverse bepalingen
1. Behalve indien anders bepaald in deze Overeenkomst of in de Multilaterale Handelsovereenkomsten, laat de WTO zich leiden door de besluiten, procedures en gebruikelijke praktijken gehanteerd door de Partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947 en de in het kader van de GATT-Overeenkomst van 1947 ingestelde organen.
2. Voor zover uitvoerbaar wordt het Secretariaat van de GATT-Overeenkomst van 1947 het Secretariaat van de WTO en treedt de Directeur-generaal van de Partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947 op als Directeur-generaal van de WTO, totdat de Ministeriële Conferentie een Directeur-generaal heeft benoemd in overeenstemming met artikel VI, tweede lid, van deze Overeenkomst.
3. In geval van strijdigheid tussen een bepaling van deze Overeen komst en een bepaling van een Multilaterale Handelsovereenkomst, is de bepaling van deze Overeenkomst doorslaggevend wat deze strijdig heid betreft.
4. Elk Lid waarborgt dat zijn wetten, voorschriften en administratieve procedures overeenstemmen met zijn verplichtingen zoals bepaald in de aangehechte Overeenkomsten.
5. Er mogen geen voorbehouden worden gemaakt ten aanzien van enige bepaling in deze Overeenkomst. Voorbehouden ten aanzien van enige bepaling van de Multilaterale Handelsovereenkomsten mogen slechts worden gemaakt voor zover voorzien in die Overeenkomsten. Met betrekking tot voorbehouden ten aanzien van een bepaling van een Plurilaterale Handelsovereenkomst gelden de bepalingen van die Over eenkomst.
6. Deze Overeenkomst wordt geregistreerd overeenkomstig de bepa lingen van artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties.
Gedaan te Marrakesh, vijftien april negentienhonderd vierennegentig, in één exemplaar in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde elke tekst authentiek.
Toelichting
De uitdrukkingen „land” of „landen” zoals gebruikt in deze Overeen komst en de Multilaterale Handelsovereenkomsten worden geacht elk afzonderlijk douanegebied te omvatten dat Lid van de WTO is.
Ingeval een afzonderlijk douanegebied Lid van de WTO is, wordt een uitdrukking in deze Overeenkomst en de Multilaterale Handelsovereen komsten, wanneer deze nader wordt omschreven met het woord „nati onaal”, geïnterpreteerd als betrekking hebbend op dat douanegebied, tenzij anders aangegeven.
BIJLAGE 1
BIJLAGE 1A: Multilaterale Overeenkomsten inzake de handel in goede ren
Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 Overeenkomst inzake de landbouw
Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen Overeenkomst inzake textiel- en kledingprodukten Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen
Overeenkomst inzake de met de handel verband houdende investeringsmaatregelen
Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994
Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994
Overeenkomst inzake inspectie voor verzending Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels
Overeenkomst inzake procedures op het gebied van invoer vergunningen
Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maat regelen
Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen BIJLAGE 1B: Algemene overeenkomst inzake de handel in diensten
BIJLAGE 1C: Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellec tuele eigendom
BIJLAGE 2 Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen
BIJLAGE 3 Regeling inzake toetsing van het handelsbeleid BIJLAGE 4 Agreement on Government Procurement
International Dairy Arrangement Arrangement regarding bovine meat
MULTILATERALE OVEREENKOMSTEN INZAKE DE HANDEL IN GOEDEREN
Algemene noot voor de interpretatie betreffende bijlage 1A:
Bij strijdigheid tussen een bepaling van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 en een bepaling van een andere in bijlage 1A bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (in de overeen komsten in bijlage 1A „WTO-Overeenkomst” genoemd) opgenomen overeen komst, prevaleert de bepaling van de andere overeenkomst voor zover er sprake is van strijdigheid.
ALGEMENE OVEREENKOMST INZAKE TARIEVEN EN HANDEL 1994
1. De Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 („GATT 1994”) bestaat in:
a) de bepalingen in de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel van 30 oktober 1947, gehecht aan de Slotakte die werd goedgekeurd aan het einde van de tweede zitting van de Voorbereidende Commissie van de Conferentie van de Verenigde Naties over Handel en Werkgelegenheid (exclusief het protocol van Voorlopige Toepassing), zoals verbeterd, herzien of gewijzigd via wettelijke instrumenten die vóór de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst van kracht werden;
b) de bepalingen van de onderstaande wettelijke instrumenten die krachtens GATT 1947 vóór de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst van kracht werden:
i) protocollen en certificaties betreffende tariefconcessies;
ii) toetredingsprotocollen (exclusief de bepalingen a) betreffende voorlopige toepassing en intrekking van voorlopige toepassing en b) krachtens welke deel II van GATT 1947 voorlopig wordt toegepast voor zover zulks niet onverenigbaar is met de óp de datum van het protocol bestaande wetge ving);
iii) besluiten betreffende krachtens artikel XXV van GATT 1947 toegekende ontheffingen die op de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst nog van kracht zijn (1).
iv) andere besluiten van de Overeenkomstsluitende Partijen bij GATT 1947;
c) de hiernavolgende Memoranda van Overeenstemming:
i) Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van ar xxxxx XX, lid 1, onder b), van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994;
ii) Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van ar tikel XVII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994;
iii) Memorandum van Overeenstemming betreffende de betalingsbalansbepa lingen van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994;
iv) Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van ar tikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994;
(1) De onder deze bepaling vallende ontheffingen worden vermeld in voetnoot 7 op blad zijden 11 en 12 in deel II van document MTN-FA van 15 december 1993 en in MTN/ FA/Corr. 6 van 21 maart 1994. De Ministeriële Conferentie stelt in haar eerste zitting een herziene lijst van onder deze bepaling vallende ontheffingen op waarop tevens alle krachtens GATT 1947 na 15 december 1993 en vóór de datum van de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst toegekende ontheffingen worden opgenomen en waarop de dan vervallen ontheffingen worden geschrapt.
v) Memorandum van Overeenstemming betreffende ontheffingen van ver plichtingen krachtens de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994;
vi) Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van ar tikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994; en
d) het Protocol van Marrakesh bij GATT 1994.
2. Verklarende aantekeningen:
a) Waar in de bepalingen van GATT 1994 „Overeenkomstsluitende Partij” staat, moet worden gelezen „Lid”. Waar staat „minder ontwikkelde Overeenkomst sluitende Partij” en „ontwikkelde Overeenkomstsluitende Partij” moet worden gelezen „een Lid dat een ontwikkelingsland is” en „een Lid dat een ontwik keld land” is. Waar staat „Uitvoerend Secretaris” moet worden gelezen „Di recteur-Generaal van de WTO”.
b) De verwijzingen naar een gezamenlijk optreden van de Overeenkomstslui tende Partijen in artikel XV, leden 1, 2 en 8, in artikel XXXVIII en in de aantekeningen ad artikel XII en ad artikel XVIII alsmede in de bepalingen betreffende bijzondere valuta-overeenkomsten in artikel XV, leden 2, 3, 6, 7 en 9, van GATT 1994 moeten worden gezien als verwijzingen naar de WTO. De overige functies die de bepalingen van GATT 1994 aan de gezamenlijk optredende Overeenkomstsluitende Partijen toewijzen, worden door de Minis teriële Conferentie toegekend.
c) i) De tekst van GATT 1994 is authentiek in het Xxxxxx, Xxxxx en Spaans.
ii) In de tekst van GATT 1994 in het Frans worden de in bijlage A bij document MTN.TNC/41 vermelde terminologische verbeteringen aangebracht.
iii) De authentieke tekst van XXXX 1994 in het Spaans is de tekst in Volume IV van de Basic Instruments and Selected Document Series waarop de in bijlage B bij document MTN.TNC/ 41 vermelde terminologische wijzi gingen worden aangebracht.
3. a) De bepalingen van deel II van GATT 1994 zijn niet van toepassing op door een Lid getroffen maatregelen krachtens door dat Lid voordat het Overeenkomstsluitende Partij bij GATT 1947 werd vastgestelde specifieke verplichte wetgeving die het gebruik, de verkoop of (ver)huur van in het buitenland gebouwde of in het buitenland omgebouwde schepen voor commerciële toepassingen tussen punten in de nationale wateren of de wateren van een exclusieve economische zone verbiedt. Deze vrijstelling is van toepassing op: a) de handhaving of onmiddellijke verlenging van een niet-conforme bepaling van dergelijke wetgeving en b) de wijziging op een niet-conforme bepaling van dergelijke wetgeving, voor zover de wij ziging de overeenstemming van de bepaling met deel II van GATT 1947 niet vermindert. Deze vrijstelling blijft beperkt tot maatregelen getroffen krachtens in het voorgaande beschreven wetgeving die vóór de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst wordt aangemeld en gespe cificeerd. Indien dergelijke wetgeving vervolgens wordt gewijzigd om haar overeenstemming met deel II van GATT 1994 te verminderen, komt zij niet langer in aanmerking om onder deze paragraaf te vallen.
b) De Ministeriële Conferentie onderzoekt deze vrijstelling op zijn laatst vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst op nieuw en vervolgens zolang de vrijstelling van kracht is om de twee jaar om te bezien of de voorwaarden die de noodzaak van de vrijstelling schiepen nog gelden.
c) Een Lid wiens maatregelen onder deze vrijstelling vallen, legt jaarlijks een gedetailleerd statistisch bericht over omvattende een zich over vijf jaar uitstrekkend voortschrijdend gemiddelde van feitelijke en verwachte le veringen van bedoelde schepen alsmede aanvullende informatie over het gebruik, de verkoop, de (ver)huur of het herstel van bedoelde onder deze vrijstelling vallende schepen.
d) Een Lid dat meent dat deze vrijstelling zo functioneert dat zij een weder kerige en evenredige beperking op het gebruik, de verkoop, de (ver)huur of het herstel van op het grondgebied van het Lid dat een beroep op de vrijstelling doet gebouwde schepen rechtvaardigt, is vrij een dergelijke beperking in te stellen, behoudens voorafgaande kennisgeving aan de Mi nisteriële Conferentie.
e) Deze vrijstelling laat in sectoriële overeenkomsten of in het kader van andere fora overeengekomen oplossingen betreffende specifieke aspecten van de onder deze vrijstelling vallende wetgeving onverlet.
MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN ARTIKEL II, LID 1, ONDER b) VAN DE ALGEMENE OVEREENKOMST INZAKE TARIEVEN EN HANDEL 1994
DE LEDEN KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
1. Met het oog op de doorzichtigheid van de wettelijke rechten en verplich tingen voortvloeiende uit lid 1, onder b), van artikel II worden de aard en het niveau van alle in die bepaling bedoelde „andere rechten of heffingen” die op geconsolideerde tariefposten worden geheven in de aan GATT 1994 gehechte Lijsten van concessies naast de tariefpost waarop zij betrekking hebben, vermeld. Overeengekomen wordt dat deze vermelding het wettelijk karakter van „andere rechten of heffingen” niet wijzigt.
2. De datum met ingang waarvan „andere rechten of heffingen” voor de toepassing van artikel II zijn geconsolideerd, is 15 april 1994. „Andere rechten of heffingen” worden derhalve in de met de op die datum geldende niveaus in de Lijsten vermeld. Bij alle volgende heronderhandelingen over een concessie of onderhandelingen over een nieuwe concessie wordt de geldende datum voor de tariefpost in kwestie de datum Van opneming van de nieuwe concessie op de desbetreffende Lijst. De datum van het instrument via hetwelk een concessie ten aanzien van een bepaalde tariefpost voor het eerst in GATT 1947 of GATT 1994 werd opgenomen, zal evenwel ook in kolom 6 van de losbladige Lijsten blijven worden aangegeven.
3. Voor alle tariefconsolidaties vindt vermelding van „andere rechten of hef fingen” plaats.
4. Wanneer ten aanzien van een tariefpost eerder een concessie werd toege kend, is het niveau van de in de desbetreffende Lijst vermelde „andere rechten of heffingen” niet hoger dan het niveau dat bij de eerste opneming van de concessie op die Lijst gold. Het staat ieder Lid vrij om het bestaan van een „ander recht of andere heffing” te betwisten op grond van het feit dat een dergelijk „ander recht of een dergelijke andere heffing” ten tijde van de oorspronkelijke consolidatie van de tariefpost in kwestie niet bestond alsmede op grond van de samenhang van het vermelde niveau van een „ander recht of andere heffing” met het eerder geconsolideerde niveau, en wel gedurende een periode van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst of drie jaar na de datum van neerlegging bij de Directeur-Generaal van de WTO van het instrument via het welk bedoelde Lijst in GATT 1994 werd opgenomen, indien die datum later valt.
5. De vermelding van „andere rechten of heffingen” in de Lijsten laat hun verenigbaarheid met rechten en verplichtingen uit hoofde van GATT 1994 andere dan die waarop punt 4 betrekking heeft onverlet. Alle Leden behouden het recht om de verenigbaarheid van een „ander recht of andere heffing” met die ver plichtingen te allen tijde te betwisten.
6. Voor de toepassing van dit Memorandum van Overeenstemming gelden de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van GATT 1994, zoals gepreciseerd en tenuitvoergelegd in het Memorandum van Overeenstemming inzake de be slechting van geschillen.
7. „Andere rechten of heffingen” die op een Lijst zijn weggelaten bij de neerlegging van het instrument via hetwelk die Lijst in GATT 1994 wordt opge nomen bij, tot de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst, de Directeur-Generaal van de Overeenkomstsluitende Partijen van GATT 1947 of, daarna, bij de Directeur-Generaal van de WTO, worden later niet aan die Lijst toegevoegd en „andere rechten of heffingen” waarvoor een lager niveau werd aangegaan dan het bestaande op de geldende datum worden niet tot dat niveau verhoogd, tenzij dergelijke toevoegingen of wijzigingen binnen zes maanden na de datum van neerlegging van het instrument geschieden.
8. Het besluit in punt 2 betreffende de voor elke concessie geldende datum met het oog op de toepassing van lid 1, onder b), van artikel II van GATT 1994 doet het op 26 maart 1980 genomen besluit betreffende de geldende datum (BISD 27S/24) teniet.
MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN ARTIKEL XVII VAN DE ALGEMENE OVEREENKOMST INZAKE TARIEVEN EN HANDEL 1994
DE LEDEN,
Erop wijzende dat in artikel XVII voor de leden verplichtingen worden vast gesteld ten aanzien van de activiteiten van de in lid 1 van dat artikel bedoelde staatshandelsondernemingen, welke in overeenstemming moeten zijn met de al gemene beginselen van non-discriminatoire behandeling voorgeschreven in GATT 1994 voor overheidsmaatregelen betreffende de invoer of uitvoer door particuliere handelaren;
Er voorts op wijzende dat de Leden zijn onderworpen aan hun verplichtingen uit hoofde van GATT 1994 wat betreft de overheidsmaatregelen die betrekking hebben op staatshandelsondernemingen;
Erkennende dat dit Memorandum de in artikel XVII beschreven essentiële dis ciplines onverlet laat,
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
1. Teneinde de doorzichtigheid van de activiteiten van staatshandelsonder nemingen te verzekeren, melden de Leden de aan de volgende werkdefinitie beantwoordende ondernemingen bij de Raad voor de handel in goederen aan voor toetsing door de krachtens lid 5 op te richten werkgroep:
„Overheids- en niet-overheidsondernemingen, inclusief marketingbureaus, waaraan uitsluitende of bijzondere rechten of voorrechten zijn verleend, in clusief wettelijke of constitutionele bevoegdheden, bij de uitoefening waarvan zij door hun verkopen of aankopen het niveau of de koers van de in- of uitvoer beïnvloeden.”
Deze aanmeldingseis geldt niet voor de invoer van produkten die zijn bestemd voor onmiddellijk of eindverbruik door of voor rekening van de overheid of door de in het voorgaande beschreven ondernemingen en niet om te worden herver kocht of gebruikt bij de produktie van voor de verkoop bestemde goederen.
2. Elk Lid onderwerpt zijn beleid met betrekking tot de aanmelding van staats handelsondernemingen bij de Raad voor de handel in goederen aan een onder zoek met inachtneming van het bepaalde in dit Memorandum. Bij dit onderzoek dient elk Lid rekening te houden met de noodzaak om bij zijn aanmeldingen een zo groot mogelijke doorzichtigheid te verzekeren zodat een duidelijk beeld kan worden verkregen van de functioneringswijze van de aangemelde ondernemingen en het effect van hun activiteiten op de internationale handel.
3. De aanmeldingen worden gedaan overeenkomstig de op 24 mei 1960 (BISD 9S/184-185) goedgekeurde vragenlijst betreffende de staatshandel, met dien verstande dat de Leden de in lid 1 bedoelde ondernemingen aanmelden ongeacht of er al dan niet inderdaad in- of uitvoer heeft plaatsgevonden.
4. Elk Lid dat reden heeft om aan te nemen dat een ander Lid niet op passende wijze aan zijn aanmeldingsplicht heeft voldaan, kan zulks opnemen met het betrokken Lid. Indien de zaak niet op bevredigende wijze wordt opge lost, kan het Lid bij de Raad voor de handel in goederen een tegenaanmelding doen die door de krachtens lid 5 opgerichte werkgroep moet worden onderzocht en waarvan het betrokken Lid terzelfder tijd op de hoogte wordt gesteld.
5. Namens de Raad voor de handel in goederen wordt een werkgroep opge richt die belast wordt met het onderzoek van aanmeldingen en tegenaanmeldin gen. In het licht van dit onderzoek en onverminderd lid 4, onder c), van artikel XVII kan de Raad voor de handel in goederen aanbevelingen doen aangaande de toereikendheid van aanmeldingen en de noodzaak van verdere informatie. De werkgroep onderzoekt in het licht van de ontvangen aanmeldingen tevens de geschiktheid van voornoemde vragenlijst inzake staatshandel en welke staatshan delsondernemingen krachtens lid 1 werden aangemeld.
Zij stelt eveneens een enuntiatieve lijst op van de soorten betrekkingen tussen overheden en ondernemingen en de soorten activiteiten waarmee deze onder nemingen zich bezighouden en die voor de toepassing van artikel XVII van belang kunnen zijn. Overeengekomen wordt dat het secretariaat ten behoeve van de werkgroep een algemeen voorlichtingsdocument zal opstellen over de activiteiten van staatshandelsondernemingen die betrekking hebben op de inter nationale handel. Alle Leden die zulks wensen, kunnen deel uitmaken van de werkgroep die binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst bijeenkomt en vervolgens tenminste éénmaal per jaar. Zij brengt jaarlijks verslag uit aan de Raad voor de handel in goederen (1).
MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING BETREFFENDE DE BETALINGSBALANS BEPALINGEN VAN DE ALGEMENE OVEREENKOMST INZAKE TARIEVEN EN HANDEL 1994
DE LEDEN,
Erkennende de bepalingen van de artikelen XII en XVIII, deel B, van GATT 1994 en van de op 28 november 1979 goedgekeurde Verklaring inzake ter be scherming van de betalingsbalans genomen handelsmaatregelen (BISD 26S/ 205—209, in dit Memorandum de „Verklaring van 1979” genoemd) en teneinde deze bepalingen te verduidelijken (2),
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
De toepassing van maatregelen
1. De Leden bevestigen hun verbintenis tot het zo spoedig mogelijk bekend maken van tijdschema's voor de opheffing van ter bescherming van de betalings balans getroffen beperkende invoermaatregelen. Overeengekomen wordt dat der gelijke tijdschema's zo nodig kunnen worden gewijzigd om rekening te houden met veranderingen in de betalingsbalanssituatie. Telkens wanneer een tijdschema niet door een Lid bekend wordt gemaakt, moet dat Lid de redenen waarom zulks niet geschiedde, opgeven.
2. De Leden bevestigen hun verbintenis tot het geven van de voorkeur aan die maatregelen die het handelsverkeer het minst verstoren. Dergelijke maatregelen (in dit Memorandum „op prijzen gebaseerde maatregelen” genoemd) omvatten aanvullende heffingen bij invoer, borgstellingsverplichtingen of andere soortge lijke handelsmaatregelen die van invloed zijn op de prijs van ingevoerde goede ren. Er wordt overeengekomen dat ter bescherming van de betalingsbalans ge nomen op prijzen gebaseerde maatregelen, in afwijking van het bepaalde in artikel II, door een Lid kunnen worden toegepast bovenop de in de Lijst van dat Lid vermelde rechten. Voorts geeft dat Lid overeenkomstig de kennisgevings procedures van dit Memorandum duidelijk en afzonderlijk aan met welk bedrag de op prijzen gebaseerde maatregel het geconsolideerde recht overschrijdt.
(1) De activiteiten van deze werkgroep worden gecoördineerd met die van de werkgroep waarin deel III van het op 15 april 1994 goedgekeurde Ministerieel Besluit inzake aan meldingsprocedures voorziet.
(2) Niets in dit Memorandum beoogt de rechten en verplichtingen van Leden krachtens de artikelen XII of XVIII, deel B, van GATT 1994 te wijzigen. Er kan een beroep worden gedaan op de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van GATT 1994 zoals ge preciseerd en tenuitvoergelegd in het Memorandum inzake beslechting van geschillen, voor zaken voortvloeiende uit de toepassing van ter bescherming van de betalingsbalans genomen beperkende invoermaatregelen.
3. De Leden streven naar voorkoming van het opwerpen van nieuwe kwanti tatieve beperkingen ter bescherming van de betalingsbalans, tenzij op prijzen gebaseerde maatregelen wegens een kritieke betalingsbalanssituatie een plotse linge verslechtering van het saldo van het goederen- en dienstenverkeer niet tot stilstand kunnen brengen. Voor de gevallen waarin een Lid kwantitatieve beper kingen toepast, geeft het de redenen op waarom op prijzen gebaseerde maat regelen geen passend instrument zijn om de betalingsbalanssituatie op te lossen. Een Lid dat kwantitatieve beperkingen blijft opleggen, brengt bij successievelijk overleg verslag uit over de voortgang geboekt met het aanmerkelijk verminderen van de gevolgen en het beperkend effect van die maatregelen. Overeengekomen wordt dat hetzelfde produkt niet kan worden onderworpen aan meer dan één soort ter bescherming van de betalingsbalans getroffen beperkende invoer-maatregel.
4. De Leden bevestigen dat ter bescherming van de betalingsbalans genomen beperkende invoermaatregelen slechts mogen worden toegepast om het algemene niveau van de invoer te regelen en niet meer mogen inhouden dan hetgeen in verband met de betalingsbalanssituatie noodzakelijk is. Ten einde bijkomende beschermende effecten tot een minimum te beperken, past een Lid de beperkin gen op doorzichtige wijze toe. De autoriteiten van het importerende Lid moti veren de criteria op grond waarvan werd bepaald welke produkten aan beperkin gen worden onderworpen op passende wijze. Zoals in lid 3 van artikel XII en lid 10 van artikel XVIII bepaald, kunnen de Leden ingeval van bepaalde essen tiële produkten de toepassing van algemene aanvullende extra heffingen of an dere ter bescherming van de betalingsbalans genomen maatregelen uitsluiten of beperken. Onder „essentiële produkten” worden verstaan produkten die beant woorden aan fundamentele verbruiksbehoeften of een bijdrage leveren aan de inspanningen van het Lid ter verbetering van de betalingsbalanssituatie, zoals kapitaalgoederen of voor produktie benodigde inputs. Bij het beheer van kwan titatieve beperkingen maakt een Lid slechts gebruik van de toekenning van dis cretionaire vergunningen, wanneer zulks onvermijdelijk is en deze worden gelei delijk opgeheven. De gebruikte criteria ter vaststelling van toegestane invoerhoe veelheden of -waarden worden op passende wijze gemotiveerd.
Procedures voor overleg over de betalingsbalans
5. De Commissie inzake beperkingen ten behoeve van de betalingsbalans (in dit Memorandum de „Commissie” genoemd) pleegt overleg om alle ter bescher ming van de betalingsbalans genomen beperkende invoermaatregelen te onder zoeken. Alle Leden die zulks wensen, kunnen zitting nemen in de Commissie. De Commissie volgt de op 28 april 1970 goedgekeurde procedures voor overleg over betalingsbalansbeperkingen (BISD 18S/48—53, in dit Memorandum „vol ledige overlegprocedures” genoemd) met inachtneming van onderstaande bepalingen.
6. Een Lid dat nieuwe beperkingen toepast of het algemene niveau van zijn bestaande beperkingen via aanzienlijke verscherping van de maatregelen ver hoogt, pleegt binnen vier maanden na de invoering van die maatregelen overleg met de Commissie. Het Lid dat dergelijke maatregelen treft, kan krachtens lid 4, onder a), van artikel XII of lid 12, onder a), van artikel XVIII verzoeken om het plegen van overleg. Indien een dergelijk verzoek niet wordt ingediend, verzoekt de voorzitter van de Commissie het Lid om dergelijk overleg te plegen. Ele menten die bij het overleg kunnen worden onderzocht, zijn ondermeer de invoe ring van nieuwe soorten beperkende maatregelen ter bescherming van de beta lingsbalans of verhoging van het niveau van de beperkingen of uitbreiding van het toepassingsgebied van de door beperkingen getroffen produkten.
7. Alle ter bescherming van de betalingsbalans toegepaste beperkingen worden krachtens lid 4, onder b), van artikel XII of lid 12, onder b), van artikel XVIII regelmatig in de Commissie onderzocht, met dien verstande dat de mogelijkheid bestaat om het regelmatig overleg, na ruggespraak met het tot het plegen van overleg opgeroepen Lid of overeenkomstig een specifieke onderzoekprocedure die door de Algemene Raad kan worden aanbevolen, te wijzigen.
8. Er kan overleg worden gepleegd volgens de op 19 december 1972 goed gekeurde vereenvoudige procedures (BISD 20S/47—49, in dit Memorandum
„vereenvoudigde overlegprocedures” genoemd) in het geval van Xxxxx die minst ontwikkelde landen zijn of in het geval van Xxxxx die ontwikkelingslanden zijn welke liberalisatie-inspanningen verrichten overeenkomstig het bij eerder overleg aan de Commissie overgelegde schema. Er kan eveneens gebruik worden ge maakt van de vereenvoudigde overlegprocedures, wanneer de toetsing van het handelsbeleid van een Lid dat een ontwikkelingsland is voor hetzelfde kalender jaar is gepland als het overleg. In dergelijke gevallen wordt het besluit of er gebruik moet worden gemaakt van de volledige overlegprocedures genomen op basis van de in punt 8 van de Verklaring van 1979 opgesomde factoren. Behalve in het geval van Leden die minstontwikkelde landen zijn, mag het overleg niet meer dan twee achtereenvolgende keren volgens de vereenvoudigde overlegpro cedures plaatsvinden.
Kennisgeving en documenten
9. Een Lid stelt de Algemene Raad in kennis van de invoering van ter be scherming van de betalingsbalans getroffen beperkende invoermaatregelen of iedere wijzing in de toepassing van dergelijke maatregelen alsmede van iedere wijziging in de tijdschema's voor de opheffing van dergelijke maatregelen zoals in lid 1 uiteengezet. De Algemene Raad wordt van belangrijke wijzigingen in kennis gesteld vóór of op zijn laatst 30 dagen na hun afkondiging. Xxxx Xxx legt jaarlijks aan het secretariaat een samenvattende kennisgeving over waarin alle wijzigingen in wetten, regelingen, beleidsverklaringen of berichten aan het pu bliek zijn vervat, zodat de Leden daarvan kennis kunnen nemen. De kennisge vingen omvatten voor zover mogelijk volledige informatie op het niveau van de tarieflijn over het soort toegepaste maatregelen, de voor hun beheer gehanteerde criteria, welke produkten hieronder vallen en welke de getroffen handelsstromen zijn.
10. Op verzoek van een Lid kunnen de kennisgevingen door de Commissie worden onderzocht. Dergelijke onderzoeken zullen worden beperkt tot de ver duidelijking van specifieke door een kennisgeving aan de orde gestelde punten of het bezien of overleg overeenkomstig lid 4, onder a), van artikel XII of lid 12, onder a), van artikel XVIII vereist is. Leden die redenen hebben om aan te nemen dat een beperkende invoermaatregel door een ander Lid getroffen, werd genomen ter bescherming van de betalingsbalans kunnen de Commissie daarop wijzen. De Voorzitter van de Commissie wint inlichtingen over de maatregel in die zij aan alle Leden doet toekomen. Onverminderd het recht van ieder lid van de Commissie om tijdens overleg om ter zake doende verduidelijkingen te vra gen, kunnen van tevoren vragen aan het Lid dat tot het plegen van overleg wordt opgeroepen, worden overgelegd.
11. Het Lid dat tot het plegen van overleg wordt opgeroepen, werkt een basisdocument voor het overleg uit dat naast alle andere relevant geachte infor matie moet omvatten: a) een overzicht van de betalingsbalanssituatie en -voor uitzichten, inclusief een uiteenzetting van de interne en externe factoren die van invloed zijn op de betalingsbalanssituatie en de interne beleidsmaatregelen die werden genomen om het evenwicht grondig en duurzaam te herstellen; b) een volledige beschrijving van de ter bescherming van de betalingsbalans toegepaste beperkingen, hun wettelijke grondslag en de genomen maatregelen om bij komende beschermende effecten te verminderen; c) de sedert het laatste overleg in het licht van de conclusies van de Commissie genomen maatregelen ter libe ralisatie van de invoerbeperkingen; d) een plan voor de opheffing en geleidelijke versoepeling van de resterende beperkingen. Er kan eventueel worden verwezen naar de in andere kennisgevingen of verslagen aan de WTO verstrekte informatie. In het kader van de vereenvoudigde overlegprocedures legt het Lid dat tot het plegen van overleg wordt opgeroepen een schriftelijke verklaring over waarin essentiële informatie over de elementen van het basisdocument wordt verstrekt.
12. Het secretariaat stelt met het oog op vergemakkelijking van het overleg in de Commissie een informatief document op waarin de verschillende aspecten van het plan voor overleg aan de orde komen. In het geval van Xxxxx die ontwik kelingslanden zijn, omvat het document van het secretariaat relevante algemene en analytische gegevens over het effect van het externe handelsklimaat op de betalingsbalanssituatie en -vooruitzichten van het Lid dat tot het plegen van overleg wordt opgeroepen. Op verzoek van een Lid dat een ontwikkelingsland is, staan de technische bijstandsdiensten van het secretariaat het bij de opstelling van de documenten voor het overleg bij.
Conclusies van het betalingsbalansoverleg
13. De Commissie brengt over haar overleg verslag uit aan de Algemene Raad. Wanneer gebruik werd gemaakt van de volledige overlegprocedures dienen in het verslag de conclusies van de Commissie ten aanzien van de verschillende elementen van het plan voor overleg alsmede de feiten en gronden waarop zij zijn gebaseerd te worden vermeld. De Commissie streeft ernaar in haar conclu sies voorstellen op te nemen voor aanbevelingen ter bevordering van de tenuit voerlegging van de artikelen XII en XVIII, deel B, de Verklaring van 1979 en het onderhavige Memorandum. In die gevallen waarin een tijdschema voor de opheffing van ter bescherming van de betalingsbalans genomen beperkende maatregelen werd overgelegd, kan de Algemene Raad aanbevelen dat een Lid bij het naleven van dat tijdschema wordt geacht te voldoen aan zijn verplichtin gen uit hoofde van GATT 1994. Wanneer de Algemene Raad specifieke aan bevelingen heeft gedaan, worden de rechten en verplichtingen van Leden in het licht van die aanbevelingen beoordeeld. Bij het ontbreken van specifieke voor stellen voor aanbevelingen van de Algemene Raad moeten de verschillende in de Commissie naar voren gebrachte meningen in de conclusies van de Commissie worden opgenomen. Wanneer er gebruik werd gemaakt van de vereenvoudigde overlegprocedures dient het verslag een samenvatting van de voornaamste in de Commissie besproken onderwerpen en een besluit over de vraag of volledige overlegprocedures vereist zijn te omvatten.
MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN ARTIKEL XXIV VAN DE ALGEMENE OVEREENKOMST INZAKE TARIEVEN EN HANDEL 1994
DE LEDEN,
Gelet op het bepaalde in artikel XXIV van GATT 1994;
Erkennende dat douane-unies en vrijhandelszones sedert de vaststelling van GATT 1947 sterk in aantal en belang zijn toegenomen en thans een groot deel van de wereldhandel voor hun rekening nemen;
Erkennende de bijdrage die door nauwere integratie van de economieën van de partijen bij dergelijke overeenkomsten aan de uitbreiding van de wereldhandel kan worden geleverd;
Voorts erkennende dat deze bijdrage wordt verhoogd, indien de afschaffing van rechten en andere handelsbeperkende regelingen tussen de samenstellende gebie den zich uitstrekt tot alle handel, en wordt verminderd, indien een belangrijke handelssector van deze afschaffing wordt uitgesloten.
Opnieuw bevestigende dat het doel van dergelijke overeenkomsten vergemakke lijking van de handel tussen de samenstellende gebieden moet zijn en niet het opwerpen van belemmeringen voor de handel van andere Leden met dergelijke gebieden; en dat de partijen bij dergelijke overeenkomsten bij de totstandbren ging of uitbreiding daarvan het toebrengen van schade aan de handel van andere Leden zoveel mogelijk dienen te voorkomen;
Eveneens overtuigd van de noodzaak van versterking van de doeltreffendheid van de rol van de Raad voor de handel in goederen bij de toetsing van krachtens artikel XXIV aangemelde overeenkomsten door verduidelijking van de criteria en procedures voor de beoordeling van nieuwe of uitgebreide overeenkomsten, en verbetering van de doorzichtigheid van alle in het kader van artikel XXIV ge sloten overeenkomsten;
Erkennende de noodzaak van een gemeenschappelijke interpretatie van de ver plichtingen van de Leden krachtens lid 12 van artikel XXIV,
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
1. Douane-unies, vrijhandelszones en voorlopige overeenkomsten leidende tot de totstandbrenging van een douane-unie of vrijhandelszone moeten, om in over eenstemming met artikel XXIV te zijn, onder meer voldoen aan het bepaalde in de leden 5, 6, 7 en 8 van dat artikel.
Artikel XXIV, lid 5
2. De evaluatie krachtens lid 5, onder a), van artikel XXIV van de vóór en na de totstandbrenging van een douane-unie geldende rechten en andere handels regelingen wordt voor wat de rechten en heffingen betreft, gebaseerd op een globale beoordeling van gewogen gemiddelde tarieven en geïnde douanerechten. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van voor een voorgaande represen tatieve periode door de douane-unie per tarieflijn, met vermelding van de waarde en het volume en het WTO-land van oorsprong, te verstrekken invoerstatistieken. Het secretariaat berekent de gewogen gemiddelde tarieven en geïnde douanerech ten volgens de methodologie die werd gebruikt bij de beoordeling van de tijdens de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde gedane tariefaanbiedingen. In dit verband zijn de rechten en heffingen waarmee rekening moet worden gehouden de toegepaste rechten. Erkend wordt dat voor de globale beoordeling van andere handelsregelingen die moeilijk zijn te kwantificeren en bij elkaar op te tellen een onderzoek van de individuele maatregelen, regelingen, betrokken produkten en handelsstromen vereist kan zijn.
3. De in lid 5, onder c), van artikel XXIV genoemde „redelijke termijn” mag slechts in uitzonderlijke gevallen de tien jaar overschrijden. In de gevallen waarin de Leden die partij bij een voorlopige overeenkomst zijn, menen dat 10 jaar onvoldoende is, dienen zij omstandig aan de Raad voor de handel in goederen uiteen te zetten waarom een langere periode noodzakelijk is.
Artikel XXIV, lid 6
4. In lid 6 van artikel XXIV wordt de te volgen procedure vastgesteld wan neer een Lid dat een douaneunie tot stand brengt, voornemens is een geconsoli deerd recht te verhogen. In dit verband bevestigen de Xxxxx opnieuw dat de in artikel XXVIII uiteengezette procedure, zoals die wordt gepreciseerd in de op
10 november 1980 goedgekeurde richtsnoeren (BISD 27S/26—28) en in het Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XXVIII van GATT 1994, moet worden aangevangen voordat er bij de totstand brenging van een douane-unie of een voorlopige overeenkomst leidende tot de totstandbrenging van een douane-unie tariefconcessies worden gewijzigd of ingetrokken.
5. Deze onderhandelingen zullen te goeder trouw worden aangeknoopt met het oog op het treffen van een over en weer bevredigende compenserende regeling. Bij deze onderhandelingen wordt, zoals lid 6 van artikel XXIV vereist, naar behoren rekening gehouden met de door andere samenstellende delen van de douane-unie bij haar totstandbrenging uitgevoerde verlagingen van rechten op dezelfde tarieflijn. Mochten dergelijke verlagingen onvoldoende zijn om te zor gen voor de noodzakelijke compenserende correctie dan biedt de douane-unie compensatie die de vorm van verlagingen van rechten op andere tarieflijnen kan aannemen. Een dergelijk aanbod wordt in overweging genomen door de Leden die onderhandelingsrechten hebben voor de consolidatie die wordt gewijzigd of ingetrokken. Mocht de compenserende correctie nog steeds onaanvaardbaar zijn dan dienen de onderhandelingen te worden voortgezet. Indien er ondanks deze inspanningen niet binnen een redelijke termijn te rekenen vanaf het begin van de onderhandelingen overeenstemming kan worden bereikt bij de onderhandelingen over compensaties in het kader van artikel XXVIII, zoals gepreciseerd in het Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XXVIII van GATT 1994, staat het de douane-unie niettemin vrij de concessies te wijzigen of in te trekken; de hierdoor getroffen Leden zijn dan overeenkomstig artikel XXVIII vrij om nagenoeg gelijkwaardige concessies in te trekken.
6. GATT 1994 verplicht Xxxxx die ingevolge de totstandbrenging van een douane-unie of een voorlopgie overeenkomst leidende tot de totstandbrenging van een douane-unie een verlaging van rechten genieten tot het verstrekken van compensaties aan de samenstellende delen van de douane-unie.
Onderzoek van douane-unies en vrijhandelszones
7. Alle krachtens lid 7, onder a), van artikel XXIV gedane mededelingen worden door een werkgroep onderzocht in het licht van de relevante bepalingen van GATT 1994 en lid 1 van dit Memorandum. De werkgroep legt aan de Raad voor de handel in goederen een rapport over haar bevindingen over. De Raad voor de handel in goederen kan de aanbevelingen aan de Leden doen die hij passend acht.
8. Ten aanzien van voorlopige overeenkomsten kan de werkgroep in haar rapport passende aanbevelingen doen aangaande de voorgestelde termijn en de maatregelen die nodig zijn om de douane-unie óf vrijhandelszone tot stand te brengen. Zij kan, zo nodig, de overeenkomst verder onderzoeken.
9. De Leden die partij bij een voorlopige overeenkomst zijn, stellen de Raad voor de handel in goederen in kennis van substantiële wijzigingen in het in die overeenkomst opgenomen plan en tijdschema; de Raad onderzoekt de wijzigin gen desgewenst.
10. Indien een voorlopige overeenkomst, waarvan krachtens lid 7, onder a), van artikel XXIV mededeling werd gedaan, in strijd met lid 5, onder c), van artikel XXIV, geen plan en tijdschema omvat, doet de werkgroep in haar rapport aanbevelingen voor een dergelijk plan en tijdschema. Partijen handhaven een dergelijke overeenkomst niet of doen haar niet in werking treden, indien zij niet bereid zijn haar in overeenstemming met deze aanbevelingen te wijzigen. Er wordt voorzien in onderzoek van de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen.
11. Douane-unies en samenstellende delen van vrijhandelszones brengen re gelmatig verslag over de werking van de relevante overeenkomst uit aan de Raad voor de handel in goederen, zoals voorzien door de Overeenkomstsluitende Partijen bij GATT 1947 in hun instructie aan de Raad van GATT 1947 betref fend rapporten over regionale overeenkomsten (BISD 18S/38). Alle belangrijke veranderingen en/of ontwikkelingen in de overeenkomsten moeten, zodra zij zich voordoen, worden gemeld.
Geschillenbeslechting
12. Er kan een beroep worden gedaan op de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van GATT 1994, zoals gepreciseerd en toegepast in het Memorandum van Overeenstemming betreffende beslechting van geschillen, voor wat betreft vraagstukken voortvloeiende uit de toepassing van de bepalingen van artikel XXIV betreffende douane-unies, vrijhandelszones of voorlopige overeenkomsten leidende tot de totstandbrenging van een douane-unie of vrijhandelszone.
Artikel XXIV, lid 12
13. Elk Lid is krachtens GATT 1994 volledig verantwoordelijk voor de na leving van alle bepalingen van GATT 1994 en neemt alle redelijke binnen zijn bereik liggende maatregelen teneinde een dergelijke naleving door de regionale en plaatselijke overheden en administraties binnen zijn grondgebied te verzekeren.
14. Er kan een beroep worden gedaan op de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van GATT 1994, zoals gepreciseerd en tenuitvoergelegd in het Memo randum van Overeenstemming betreffende de beslechting van geschillen, voor wat betreft door regionale of plaatselijke overheden en administraties binnen het grondgebied van een Lid genomen maatregelen die afbreuk doen aan de naleving van GATT 1994. Wanneer het Orgaan voor geschillenbeslechting heeft beslist dat een bepaling van GATT 1994 niet werd nagekomen, neemt het verantwoor delijke Lid alle redelijke binnen zijn bereik liggende maatregelen om de naleving van die bepaling te verzekeren. De bepalingen betreffende compensatie en schor sing van concessies of andere verplichtingen zijn van toepassing in de gevallen waarin het niet mogelijk was zich van deze naleving te verzekeren.
15. Elk Lid zegt toe een gewillig oor te zullen lenen aan door een ander Lid geuite protesten betreffende binnen het grondgebied van eerstgenoemde genomen maatregelen die afbreuk doen aan de werking van GATT 1994 en passende mogelijkheden tot overleg over dergelijke protesten te zullen bieden.
MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING BETREFFENDE ONTHEFFINGEN VAN VERPLICHTINGEN KRACHTENS DE ALGEMENE OVEREENKOMST INZAKE TARIEVEN EN HANDEL 1994
DE LEDEN KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
1. Een verzoek om een ontheffing of verlenging van een bestaande ontheffing geeft een beschrijving van de maatregelen die het Lid voornemens is te nemen, de specifieke beleidsdoelstellingen die het Lid nastreeft en de gronden die het Lid verhinderen zijn beleidsdoelstellingen te bereiken via maatregelen die verenigbaar zijn met zijn verplichtingen uit hoofde van GATT 1994.
2. Iedere op de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst van kracht zijnde ontheffing loopt ten einde, tenzij zij overeenkomstig voornoemde procedures en de procedures van artikel IX van de WTO-Overeenkomst wordt verlengd, op haar vervaldatum of twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst, als laatstgenoemde datum eerder valt.
3. Elk Lid dat meent dat een hem krachtens GATT 1994 toekomend voordeel wordt teniet gedaan of uitgehold als gevolg van
a) het' in gebreke blijven van het Lid waaraan een ontheffing werd toegekend de daaraan verbonden voorwaarden in acht te nemen, of
b) de toepassing van een maatregel die in overeenstemming met de voorwaarden van de ontheffing is,
kan zich beroepen op de bepalingen van artikel XXIII van GATT 1994, zoals die zijn gepreciseerd en ten uitvoer gelegd in het Memorandum van Overeenstem ming inzake de beslechting van geschillen.
MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN ARTIKEL XXVIII VAN DE ALGEMENE OVEREENKOMST INZAKE TARIEVEN EN HANDEL 1994
DE LEDEN KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
1. Ten behoeve van wijziging of intrekking van een concessie wordt het Lid met naar verhouding de hoogste onder deze concessie vallende uitvoer (dat wil zeggen uitvoer van het produkt naar de markt van het Lid dat de concessie wijzigt of intrekt) ten opzichte van zijn totale uitvoer geacht de voornaamste leverancier te zijn, indien het niet reeds beschikt over een oorspronkelijk onder handelingsrecht of een belang als voornaamste leverancier, zoals bedoeld in lid 1 van artikel XXVIII. Er wordt evenwel overeengekomen dat dit lid vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst door de Raad voor de handel in goederen opnieuw zal worden bezien teneinde te besluiten of via dit criterium op bevredigende wijze een herschikking van onderhandelingsrechten ten gunste van kleine en middelgrote exporterende Leden kon worden bewerk stelligd. Indien dit niet het geval is, zullen eventuele verbeteringen worden over wogen, inclusief de overgang, in het licht van de beschikbaarheid van passende gegevens, op een criterium dat is gebaseerd op de verhouding tussen de onder de concessie vallende uitvoer en de uitvoer naar alle markten van het produkt in kwestie.
2. Wanneer een Lid meent een voornaamste leverancier in de zin van lid 1 te zijn, moet het zulks schriftelijk, vergezeld van bewijsmateriaal, mededelen aan het Lid dat voornemens is een concessie te wijzigen of in te trekken en terzelfder tijd het secretariaat hiervan op de hoogte stellen. Lid 4 van de op 10 november 1980 goedgekeurde „Procedures voor onderhandelingen krachtens artikel XXVIII” (BISD 27S/26—28) is in deze gevallen van toepassing.
3. Bij de vaststelling welke Leden voornaamste leveranciers (hetzij zoals be doeld in vorenstaand lid 1 hetzij zoals bedoeld in lid 1 van artikel XXVIII) zijn of een substantieel belang hebben, wordt slechts rekening gehouden met de handel in het onder de concessie vallende produkt die op basis van de meest begunstigingsclausule plaatsvond. Er wordt evenwel ook rekening gehouden met de handel in bedoeld produkt waarop niet contractuele preferentie van toepassing zijn, indien die handel ten tijde van de onderhandelingen over de wijziging of intrekking van de concessie niet langer voor een dergelijke preferentiële behan deling in aanmerking komt, en dus handel wordt waarop de meestbegunstigings clausule van toepassing is, of door de afronding van die onderhandelingen in aanmerking zal komen.
4. Wanneer een tariefconcessie voor een nieuw produkt (dat wil zeggen een produkt waarvoor geen zich over drie jaar uitstrekkende handelsstatistieken voor handen zijn) wordt gewijzigd of ingetrokken, wordt het Lid dat oorspronkelijke onderhandelingsrechten heeft voor de tarieflijn waaronder het produkt is of voor heen was ingedeeld, geacht een oorspronkelijke onderhandelings-recht voor de conessie in kwestie te hebben. Bij de vaststelling wie de voornaamste leverancier is en een substantieel belang heeft en de berekening van compensatie wordt onder meer rekening gehouden met de produktiecapaciteit voor en investeringen in bedoeld produkt in het exporterende Lid en de geraamde stijging van de uitvoer alsmede met prognoses van de vraag naar het produkt in het importerende Lid. Voor de toepassing van dit lid wordt onder „nieuw produkt” mede verstaan een tariefpost die het gevolg is van een afscheiding van een bestaande tarieflijn.
5. Wanneer een Lid meent voornaamste leverancier te zijn of een substantieel belang te hebben in de zin van lid 4, dient het zulks schriftelijk, vergezeld van bewijsmateriaal, mede te delen aan het Lid dat voornemens is een concessie te wijzigen of in te trekken en terzelfder tijd het secretariaat van een en ander in kennis te stellen. Lid 4 van voornoemde „Procedures voor onderhandelingen krachtens artikel XXVIII” is in deze gevallen van toepassing.
6. Wanneer een onbeperkte tariefconcessie wordt vervangen door een tarief contingent moet het totaal van de verstrekte compensatie het totaal van de daad werkelijk door de wijziging van de concessie getroffen handel overschrijden. De grondslag voor de berekening van de compensatie moet het bedrag zijn waarmee toekomstige handelsvooruitzichten het niveau van het contingent overschrijden. Overeengekomen wordt dat de berekening van de toekomstige handelsvooruit zichten wordt gebaseerd op:
a) de gemiddelde jaarlijkse handel in de meer recente representatieve periode van drie jaar, verhoogd met het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van de invoer in diezelfde periode dan wel met 10 %, indien dat een hogere uitkomst oplevert; of
b) de handel in het meest recente jaar verhoogd met 10 %, indien deze uitkomst hoger uitvalt dan die onder a).
In geen geval is de aansprakelijkheid van een Lid voor compensatie groter dan de compensatie die het gevolg zou zijn van volledige intrekking van de concessie.
7. Aan ieder Lid dat een belang van voornaamste leverancier, zoals bedoeld in vorenstaand lid 1 of in lid 1 van artikel XXVIII, heeft in een concessie die wordt gewijzigd of ingetrokken wordt een oorspronkelijk onder-handelingsrecht in de compenserende concessies toegekend, tenzij door de betrokken Leden een andere vorm van compensatie wordt overeengekomen.
BIJLAGE BIJ DE OVEREENKOMST INZAKE HANDELSFACILITATIE
KENNISGEVING VAN VERPLICHTINGEN VAN CATEGORIE A IN HET KADER VAN DE OVEREENKOMST INZAKE HANDELSFACILITATIE
ALBANIË
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Albanië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij de volgende bepalingen van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie
Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 4, lid 1 Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 7, lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgaveter mijnen
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften
Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen
Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11, lid 3 Heffingen, regelingen en formaliteiten in verband met doorvoer
Artikel 11, lid 4 Versterkte non-discriminatie in verband met doorvoer
Artikel 11, leden
11 tot en met 15
Artikel 11, leden
12 en 13
Garanties in verband met doorvoer
Samenwerking en coördinatie in verband met doorvoer
Artikel 12 Douanesamenwerking
BOTSWANA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van cate gorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de over eenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Bots wana de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Republiek Botswana de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst als verplichtingen van categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 5, lid 1 Mededelingen met het oog op versterkte controles of in specties
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst Artikel 7, lid 2 Elektronische betaling
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling
Artikel 7, lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgaveter mijnen
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
BRAZILIË
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de missie van Brazilië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst als verplichtingen van categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:
— artikel 3, lid 6, onder b)
— artikel 3, lid 9, onder a), ii)
— artikel 7, lid 1
— artikel 7, lid 7, punt 7.3
— artikel 11, lid 9
BRUNEI DARUSSALAM
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de overeenkomst indienen bij het Voorbereidend Comité voor handels facilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld („het voorbereidend comité”).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Brunei Darussalam de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Brunei Darussalam alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie: punt 2.1, onder a) en b) Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 7, lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgaveter mijnen: punt 6.2
Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeel nemers
Artikel 10, lid 4 Eénloketsysteem
CHILI
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handels facilitatie („de overeenkomst”) deelt Chili mee dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A voor uitvoering bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van artikel 7, lid 7, betreffende erkende marktdeelnemers.
CHINA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Volks republiek China alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst als verplichtingen van categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:
— Artikel 7, lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen
— Artikel 10, lid 4 Eénloketsysteem
— Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en
passieve veredeling, en
— Artikel 12 Douanesamenwerking
COLOMBIA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handels facilitatie („de overeenkomst”) deelt Colombia mee dat alle bepalingen van af deling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A voor uitvoering bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van de volgende bepalingen:
— Artikel 5, lid 3 Testprocedures
— Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
CONGO
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie heeft de regering van de Republiek Congo de eer kennisgeving te doen van haar ver plichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:
Artikel 3, lid 1 Voorafgaande besluiten
Artikel 4, lid 1 Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken Artikel 5, lid 1 Mededelingen met het oog op versterkte controles of in
specties
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 5, lid 3 Testprocedures
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
COSTA RICA
Krachtens de paragrafen 2 en 3 van het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Over eenkomst inzake handelsfacilitatie („de overeenkomst”) deelt Costa Rica mee dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als ver plichtingen van categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:
— Artikel 10, lid 1,
punt 1.1
Formaliteiten en documentatievereisten
— Artikel 10, lid 2,
punt 2.2
Aanvaarding van afschriften
IVOORKUST
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie doet de Republiek Ivoorkust kennisgeving van haar verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:
Artikel 4, lid 1 Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken Artikel 5, lid 1 Mededelingen met het oog op versterkte controles of in
specties
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 5, lid 3 Testprocedures
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
DOMINICAANSE REPUBLIEK
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van cate gorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de over eenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Dominicaanse Repu bliek de eer het voorbereidend comité in kennis te stellen van de bepalingen van afdeling I van de overeenkomst die voor indeling in categorie A zijn aangewezen.
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 1, lid 3 Informatiepunten
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 3 Voorafgaande besluiten
Artikel 4, lid 1 Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst Artikel 7, lid 2 Elektronische betaling
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling
Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeel nemers
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
Artikel 12 Douanesamenwerking
Artikel 13, lid 2 Nationaal comité voor handelsfacilitatie
ECUADOR
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet de Republiek Ecuador kennisgeving van haar verplichtingen van categorie A over eenkomstig de onderstaande bepalingen:
Artikel/Lid (*) Omschrijving
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 7, lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgaveter mijnen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11, lid 1 Vrijheid van doorvoer Artikel 11, lid 2 Vrijheid van doorvoer Artikel 11, lid 3 Vrijheid van doorvoer Artikel 11, lid 4 Vrijheid van doorvoer Artikel 11, lid 5 Vrijheid van doorvoer Artikel 11, lid 6 Vrijheid van doorvoer Artikel 11, lid 16 Vrijheid van doorvoer Artikel 11, lid 17 Vrijheid van doorvoer
(*) Wanneer naar specifieke leden wordt verwezen, is de door de Republiek Ecuador aange
gane verplichting beperkt tot de inhoud van die specifieke leden en betreft zij niet de inhoud van het artikel in zijn geheel.
EGYPTE
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet Egypte kennisgeving van zijn verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:
Artikel | Omschrijving |
Artikel 4, leden 1, 3, 4 en 5 | Beroeps- of toetsingsprocedures |
Artikel 5, lid 2 | Vasthouding |
Artikel 6, lid 2 | Specifieke voorschriften inzake retributies en hef fingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer |
Artikel 6, lid 3, punten 3.2, 3.4, 3.5 en 3.6 | Voorschriften inzake sancties |
Artikel 7, lid 3, punten 3.1 tot en met 3.5 | Vrijgave los van definitieve vaststelling van dou anerechten, belastingen, retributies en heffingen |
Artikel | Omschrijving |
Artikel 9 | Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen |
Artikel 10, lid 5, punt 5.1 | Inspectie vóór verzending |
Artikel 10, lid 6 | Inschakeling van douane-expediteurs |
Artikel 10, lid 7 | Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten |
Artikel 10, lid 8 | Geweigerde goederen |
Artikel 10, lid 9 | Tijdelijke invoer van goederen en actieve en pas sieve veredeling |
Artikel 11, leden 2 en 3 en leden 11 tot en met 16 | Vrijheid van doorvoer |
EL SALVADOR
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handels facilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) doet El Salvador kennisgeving van zijn verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:
Artikel 1 Bekendmaking en beschikbaarheid van informatie
Artikel 2 Gelegenheid om opmerkingen te maken, informatiever strekking vóór inwerkingtreding en overleg
Artikel 3 Voorafgaande besluiten
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures: de leden 1 tot en met 5 Artikel 5 Andere maatregelen ter verbetering van onpartijdigheid,
non-discriminatie en transparantie
Artikel 6 Voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer alsmede sancties: de leden 1 en 3
Artikel 7 Vrijgave en vrijmaking van goederen: de leden 1 tot en met 6, lid 7, punten 7.3 tot en met 7.6, en de leden 8 en 9
Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen: lid 1
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10 Formaliteiten in verband met invoer, uitvoer en doorvoer: lid 1, lid 2, punten 2.2 en 2.3, lid 3, lid 5, punt 5.1, en de
leden 6 tot en met 9
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer: de leden 1 tot en met 6, de leden 8 tot en met 11, en de leden 14 tot en met 17
Artikel 12 Douanesamenwerking: de leden 1, 3 en 4, lid 5, punten
5.1 en 5.2, en lid 12
GABON
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie doet de Republiek Gabon kennisgeving van haar verplichtingen van cate gorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
GUATEMALA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst”) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voor bereidend comité”).
Met betrekking tot het bovenstaande wenst de regering van Guatemala het voor bereidend comité ervan in kennis te stellen dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A overeen komstig het WTO-document WT/PCTF/W/27 van 7 juli 2014, met uitzondering van de volgende bepalingen:
Artikel 1, lid 1, punt 1.1, onder d) en f) Artikel 1, lid 2, punt 2.1, onder a) en b) Artikel 1, lid 3, punt 3.1
Artikel 1, lid 3, punt 3.2 Artikel 1, lid 4, onder b) en c) Artikel 2, lid 1, punt 1.1 Artikel 3, lid 9, onder b), iii) Artikel 5
Artikel 6, lid 1, punt 1.4
Artikel 7, lid 1, punt 1.2
Artikel 7, lid 4, punt 4.3
Artikel 7, lid 6, punt 6.1
Artikel 7, lid 6, punt 6.2
Artikel 7, lid 7, punt 7.3, onder a) en d) tot en met g) Artikel 7, lid 8, punt 8.2, onder c) en d)
Artikel 7, lid 9, punt 9.3
Artikel 8, lid 1
Artikel 8, lid 2, onder d) en e)
Artikel 10, lid 1, punt 1.1
Artikel 10, lid 2, punt 2.3
Artikel 10, lid 4, punt 4.1
Artikel 10, lid 4, punt 4.2
Artikel 11, lid 17
Artikel 12, lid 2, punt 2.1
Artikel 12, lid 3
Artikel 12, lid 4
Artikel 12, lid 5
Artikel 12, lid 6
Artikel 12, lid 7
Artikel 12, lid 8
Artikel 12, lid 9
Artikel 12, lid 10
Artikel 12, lid 11
HONDURAS
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie („de overeenkomst”) doet Honduras kennisgeving van zijn verplichtingen van catego rie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 1, lid 3 Informatiepunten
Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 3 Voorafgaande besluiten
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer (met uitzon dering van artikel 6, lid 1, punten 1.3 en 1.4)
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst Artikel 7, lid 2 Elektronische betaling
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen (met uitzondering van artikel 7, lid 8, punt 8.2, onder d))
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen (met uitzondering van artikel 7, lid 9, punt 9.3)
Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen (met uitzon dering van artikel 8, lid 2, onder c), d) en e))
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
Artikel 12, lid 12 Bilaterale en regionale overeenkomsten
HONGKONG, CHINA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Hongkong, China, de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Hongkong, China, alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in cate gorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd.
INDONESIË
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36,WT/ L/911) moeten de Xxxxxxxxxx meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Indo nesië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Indonesië de volgende bepalingen van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
ISRAËL
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld.
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de Staat Israël de eer het Voorberei dend Comité voor handelsfacilitatie ervan in kennis te stellen dat de Staat Israël alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A.
JORDANIË
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Jordanië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de vol ledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uit zondering van de volgende bepalingen:
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 1, lid 3 Informatiepunten
Artikel 3, lid 1 Voorafgaande besluiten
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften
Artikel 10, lid 4 Eénloketsysteem
Artikel 11, leden
5 tot en met 10
Procedures en controles in verband met doorvoer
KOREA
Ik heb de eer erop te wijzen dat krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) de Leden onder meer hun kennisgeving be treffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) moeten indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Voorts heb ik de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de regering van de Republiek Korea heeft besloten alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst aan te wijzen voor indeling in categorie A.
KOEWEIT
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de Staat Koeweit de eer het voor bereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Staat Koeweit de bepalingen van bijlage I aanwijst voor indeling in categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:
Artikel 3, lid 1 Voorafgaande besluiten
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling
Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeel nemers
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen Artikel 10, lid 4 Eénloketsysteem
Artikel 11, leden
11 tot en met 15
Garanties in verband met doorvoer
Artikel 12 Douanesamenwerking
KIRGIZISCHE REPUBLIEK
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande stellen wij, namens het Ministerie van Xxxx nomie van de Kirgizische Republiek, het voorbereidend comité met genoegen ervan in kennis dat de Kirgizische Republiek de volgende bepalingen van afde xxxx X van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst als verplichtingen van categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 4 Alle bepalingen (Beroeps- of toetsingsprocedures) Artikel 5 Lid 2 (Vasthouding)
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10 Lid 5 (Inspectie vóór verzending)
Artikel 11 Leden 1 tot en met 4 (heffingen, regelingen, formaliteiten en non-discriminatie in verband met doorvoer)
MACAU, CHINA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) moe ten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna
„de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor han delsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorberei dend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Macau, China, de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Macau, China, alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd, met uitzondering van de volgende bepalingen:
Artikel 7 Lid 4 — Risicobeheer
Artikel 7 Lid 5 — Controle na douaneafhandeling
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10 Lid 4 — Eénloketsysteem
MALEISIË
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Maleisië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Maleisië alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst (als bijlage bij het boven vermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:
Artikel 7, lid 8 (Versnelde zendingen)
Artikel 11, lid 9 (Voorafgaande indiening en verwerking van documenten en gegevens inzake doorvoer, dat wil zeggen vóór de aan komst van de goederen)
MAURITIUS
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Mau ritius de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Republiek Mauritius de volgende bepalingen van de overeenkomst (als bijlage bij het bo venvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 3 Voorafgaande besluiten
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 5, lid 1 Mededelingen met het oog op versterkte controles of in specties
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst Artikel 7, lid 2 Elektronische betaling
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften
Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9,
punt 9.1
Tijdelijke invoer van goederen
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
Artikel 23, lid 2 Nationaal comité voor handelsfacilitatie
MEXICO
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Mexico de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de vol ledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.
MOLDAVIË
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Mol davië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Republiek Moldavië de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst als verplich tingen van categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 1 De leden 1 en 4 (Bekendmaking, Kennisgeving) Artikel 3 (VOORAFGAANDE BESLUITEN)
Artikel 4 (BEROEPS- OF TOETSINGSPROCEDURES)
Artikel 5 Lid 2 (Vasthouding)
Artikel 6 Lid 2 (Specifieke voorschriften inzake retributies en hef fingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer)
Artikel 7 De leden 2, 4 en 5 (Elektronische betaling, Risicobeheer, Controle na douaneafhandeling)
Artikel 8 (SAMENWERKING TUSSEN GRENSAGENTSCHAPPEN) Artikel 9 (VERPLAATSING ONDER DOUANETOEZICHT VAN
VOOR INVOER BESTEMDE GOEDEREN)
Artikel 10 De leden 3 en 5 tot en met 9 (Gebruik van internationale normen, Inspectie vóór verzending, Inschakeling van douane-expediteurs, Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten, Geweigerde goederen, Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling)
Artikel 12 Alle bepalingen
MONGOLIË
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Mongolië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Mongolië de volgende be palingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst als verplichtingen van categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
MONTENEGRO
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Montenegro de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Montenegro de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in cate gorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informa
tieverstrekking vóór inwerkingtreding
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 3, lid 1 Voorafgaande besluiten
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 5, lid 3 Testprocedures
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffin
gen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties
Artikel 7, lid 2 Elektronische betaling
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van dou
anerechten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende markt
deelnemers
Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften
Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme do
cumentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve
veredeling
Artikel 11, leden
1, 2 en 3
Heffingen, regelingen en formaliteiten in verband met doorvoer
Artikel 11, lid 4 Versterkte non-discriminatie in verband met doorvoer
Artikel 11, leden
11 tot en met 15
Garanties in verband met doorvoer
Artikel 11, leden
16 en 17
Samenwerking en coördinatie in verband met door voer
Artikel 12 Douanesamenwerking
KONINKRIJK MAROKKO
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft het Koninkrijk Marokko de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat het de volgende bepalingen aanwijst voor indeling in categorie A:
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 1, lid 3 Informatiepunten
Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 3 Voorafgaande besluiten
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 5, lid 3 Testprocedures
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 2 Elektronische betaling
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling
Artikel 7, lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgaveter mijnen
Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeel nemers
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften
Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
Artikel 12 Douanesamenwerking
Artikel 13, lid 2 Nationaal comité voor handelsfacilitatie
NICARAGUA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Nicaragua de eer het voorbereidend comité in kennis te stellen van de bepalingen van afdeling I van de overeenkomst die voor indeling in categorie A zijn aangewezen.
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 3 Voorafgaande besluiten
Artikel 4, lid 1 Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
Artikel 12, lid 1 Maatregelen ter bevordering van naleving van voorschrif ten en van samenwerking
Artikel 12, lid 2 Uitwisseling van informatie
Artikel 12, lid 3 Verificatie
Artikel 12, lid 4 Verzoek
Artikel 12, lid 5 Bescherming en vertrouwelijkheid Artikel 12, lid 6 Informatieverstrekking
Artikel 12, lid 7 Uitstel van antwoord of weigering op verzoek te antwoor den
Artikel 12, lid 8 Wederkerigheid
Artikel 12, lid 9 Administratieve lasten
Artikel 12, lid 10 Beperkingen
Artikel 12, lid 11 Ongeoorloofd gebruik of ongeoorloofde vrijgave Artikel 12, lid 12 Bilaterale en regionale overeenkomsten
Artikel 13, lid 2 Nationaal comité voor handelsfacilitatie
NIGERIA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van cate gorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de over eenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Federale Republiek Nigeria de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Nigeria de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11, lid 3 Vrijwillige beperkingen
Artikel 11, lid 4 Non-discriminatie
Artikel 11, lid 6 Documentatievereisten
Artikel 11, lid 8 Niet-toepassing van technische handelsbelemmeringen Artikel 11, lid 9 Voorafgaande indiening en verwerking van documenten
inzake doorvoer
Artikel 11, lid 10 Onverwijlde beëindiging van de doorvoer Artikel 11, lid 11 Garanties in verband met doorvoer
OMAN
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van het Sultanaat Oman de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Oman de volgende bepalingen van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 1 Bekendmaking
Lid 1 Via internet beschikbare informatie
Lid 4 Kennisgeving
Artikel 2: Gelegenheid om opmerkingen te maken, informatiever strekking vóór inwerkingtreding en overleg
Lid 2 Overleg
Artikel 4: Beroeps- of toetsingsprocedures
Lid 1 Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken Artikel 5: Andere maatregelen ter verbetering van onpartijdigheid,
non-discriminatie en transparantie
Lid 1 Mededelingen met het oog op versterkte controles of in specties
Lid 2 Vasthouding
Lid 3 Testprocedures
Artikel 6: Voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 7: Vrijgave en vrijmaking van goederen
Lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 9: Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10: Formaliteiten in verband met invoer, uitvoer en doorvoer Lid 3 Gebruik van internationale normen
Lid 5 Inspectie vóór verzending
Lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Lid 8 Geweigerde goederen
Lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11: Vrijheid van doorvoer
Leden 1, 2 en 3 Heffingen, regelingen en formaliteiten in verband met doorvoer
Lid 4 Versterkte non-discriminatie in verband met doorvoer
Lid 11 Garanties in verband met doorvoer
Artikel 13: Institutionele regelingen
Lid 2 Nationaal comité voor handelsfacilitatie
PANAMA
Krachtens de paragrafen 2 en 3 van het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) deelt Panama mee dat de volgende bepalingen van afdeling I van de overeen komst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A voor uitvoering bij de inwerkingtreding van de overeenkomst:
Artikel 1, lid 3 Informatiepunten
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 5, lid 1 Mededelingen met het oog op versterkte controles of in specties
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 7, lid 5 Controle na douaneafhandeling
Artikel 7, lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgaveter mijnen
Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeel nemers
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften
Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
Artikel 12, lid 1 Maatregelen ter bevordering van naleving van voorschrif ten en van samenwerking
Artikel 12, lid 2 Uitwisseling van informatie Artikel 12, lid 3 Verificatie
Artikel 12, lid 4 Verzoek
Artikel 12, lid 5 Bescherming en vertrouwelijkheid
Artikel 12, lid 6 Informatieverstrekking
Artikel 12, lid 7 Uitstel van antwoord of weigering op verzoek te antwoor den
Artikel 12, lid 8 Wederkerigheid
Artikel 12, lid 9 Administratieve lasten
Artikel 12, lid 10 Beperkingen
Artikel 12, lid 11 Ongeoorloofd gebruik of ongeoorloofde vrijgave Artikel 12, lid 12 Bilaterale en regionale overeenkomsten
PARAGUAY
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet de Republiek Paraguay kennisgeving van haar verplichtingen van categorie A over eenkomstig de onderstaande bepalingen:
Artikel/Lid (*) Omschrijving
Artikel 3 Voorafgaande besluiten
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 7, lid 2 Elektronische betaling
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 4 Eénloketsysteem
Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
Artikel 12 Douanesamenwerking
(*) Wanneer naar specifieke leden wordt verwezen, is de door de Republiek Paraguay aangegane verplichting beperkt tot de inhoud van die specifieke leden en betreft zij niet de inhoud van het artikel in zijn geheel.
PERU
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handels facilitatie („de overeenkomst”) deelt Peru mee dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A voor uitvoering bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van de volgende bepalingen:
— Artikel 3 Voorafgaande besluiten
— Artikel 5, lid 1 Mededelingen met het oog op versterkte controles of in specties
— Artikel 5, lid 3 Testprocedures
— Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties
— Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen
— Artikel 10, lid 4 Eénloketsysteem
— Artikel 12 Douanesamenwerking
FILIPIJNEN
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Filipijnen de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij de volgende bepalin gen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A:
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 1, lid 3 Informatiepunten
Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 3 Voorafgaande besluiten
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 5, lid 3 Testprocedures
Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer
Artikel 7, lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgaveter mijnen
Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeel nemers
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften Artikel 10, lid 3 Gebruik van internationale normen Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
Artikel 12 Douanesamenwerking
QATAR
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Staat Qatar het voorrecht het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Staat Qatar alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst als verplichtingen van categorie A, met uitzondering van de volgende bepaling:
— Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeel nemers
KONINKRIJK SAUDI-XXXXXX
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van het Koninkrijk Saudi-Xxxxxx de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het boven vermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de over eenkomst, met uitzondering van de volgende bepalingen:
— Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
— Artikel 10, lid 4 Eénloketsysteem
SENEGAL
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) be treffende de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet Senegal kennisgeving van zijn verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:
ARTIKEL/LID | OMSCHRIJVING | |
1 | Artikel 2, lid 1 | Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding |
2 | Artikel 2, lid 2 | Overleg |
3 | Artikel 4 | Beroeps- of toetsingsprocedures |
4 | Artikel 5, lid 2 | Vasthouding |
5 | Artikel 5, lid 3 | Testprocedures |
6 | Artikel 7, lid 1 | Verwerking vóór aankomst |
7 | Artikel 7, lid 2 | Elektronische betaling |
8 | Artikel 7, lid 3 | Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belas tingen, retributies en heffingen |
9 | Artikel 7, lid 4 | Risicobeheer |
10 | Artikel 7, lid 6 | Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen |
11 | Artikel 9 | Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goe deren |
12 | Artikel 10, lid 2 | Aanvaarding van afschriften |
13 | Artikel 10, lid 3 | Gebruik van internationale normen |
14 | Artikel 10, lid 4 | Eénloketsysteem |
15 | Artikel 10, lid 6 | Inschakeling van douane-expediteurs |
16 | Artikel 10, lid 7 | Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatiever eisten |
17 | Artikel 10, lid 8 | Geweigerde goederen |
18 | Artikel 10, lid 9 | Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling |
19 | Artikel 12 | Douanesamenwerking |
SINGAPORE
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Singa pore de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Republiek Singapore alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd.
SRI LANKA
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Sri Lanka de volgende bepalingen van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Bepalingen Titel
Artikel 4, lid 1 Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 2 Elektronische betaling
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
AFZONDERLIJK DOUANEGEBIED TAIWAN, PENGHU, KINMEN EN MATSU
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft het afzonderlijk douanegebied Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat het alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de over eenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aan wijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.
TADZJIKISTAN
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) is het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Alge mene Raad is ingesteld, onder meer gemachtigd de kennisgevingen van de lid staten betreffende verplichtingen van categorie A uit hoofde van de Overeen komst inzake handelsfacilitatie te ontvangen.
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Tadzjikistan de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministe rieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst:
Artikel 1
Lid 1 Bekendmaking
Lid 2 Via internet beschikbare informatie
Artikel 4 Alle bepalingen Artikel 5
Lid 2 Vasthouding
Lid 3 Testprocedures
Artikel 6 Alle bepalingen Artikel 7
Lid 1 Verwerking vóór aankomst
Lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen
Lid 4 Risicobeheer
Lid 5 Controle na douaneafhandeling
Lid 6 Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgaveter mijnen
Lid 8 Versnelde zendingen
Lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
Artikel 8 Lid 1
Artikel 9 Alle bepalingen Artikel 10
Lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten
Lid 2 Aanvaarding van afschriften
Lid 3 Gebruik van internationale normen
Lid 5 Inspectie vóór verzending
Lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Lid 8 Geweigerde goederen
Lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11 Alle bepalingen
THAILAND
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de Koninklijke Thaise Regering de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Thailand alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitge voerd, met uitzondering van de volgende bepalingen:
Artikel 3 Voorafgaande besluiten: de leden 5 en 6
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures: lid 4
Artikel 5 Andere maatregelen: lid 1, Mededelingen, en lid 3, Test procedures
Artikel 6 Voorschriften inzake retributies en heffingen: lid 3, punten
3.4 en 3.7, Voorschriften inzake sancties
Artikel 7 Vrijgave en vrijmaking van goederen: lid 1, punt 1.1, Verwerking vóór aankomst
Artikel 10 Formaliteiten: lid 8, Geweigerde goederen, en lid 9, Tij delijke invoer
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer: de leden 1, 8 en 9
Artikel 12 Douanesamenwerking: lid 2, Uitwisseling van informatie, lid 5, punt 5.1, onder c) tot en met f), en lid 6, punt 6.1, Informatieverstrekking
TUNESIË
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie deelt de regering van de Republiek Tunesië mee dat de volgende bepalingen van die overeenkomst in categorie A worden ingedeeld:
Artikel of lid (*) Omschrijving
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 1, lid 3 Informatiepunten
Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
Artikel 5, lid 2 Vasthouding
Artikel 6, lid 3 Voorschriften inzake sancties Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 7, lid 3 Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerech ten, belastingen, retributies en heffingen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften Artikel 10, lid 5 Inspectie vóór verzending
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen
Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver edeling
Artikel 11, met uitzondering van lid 5
Vrijheid van doorvoer, met uitzondering van de beschik baarstelling van fysiek gescheiden infrastructuur voor het transitoverkeer
Artikel 12 Douanesamenwerking
Artikel 23, lid 2 Nationaal comité voor handelsfacilitatie
(*) Wanneer een specifiek lid van een artikel wordt vermeld, is de door Tunesië aangegane verplichting beperkt tot de inhoud van dat specifieke lid en betreft zij niet de overige bepalingen van het artikel.
TURKIJE
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Turkije de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de vol ledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uit zondering van de volgende bepaling:
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen
OEKRAÏNE
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Oekraïne de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Oekraïne de volgende bepa lingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 1, lid 1 Bekendmaking
Artikel 1, lid 2 Via internet beschikbare informatie Artikel 7, lid 1 Verwerking vóór aankomst
Artikel 7, lid 4 Risicobeheer (met uitzondering van de punten 4.1, 4.2 en
4.3)
Artikel 7, lid 7 Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeel nemers
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 7, lid 9 Aan bederf onderhevige goederen (met uitzondering van de punten 9.1 en 9.2)
Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 8 Geweigerde goederen (met uitzondering van punt 8.2) Artikel 10, lid 9 Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve ver
edeling
Artikel 11 Vrijheid van doorvoer (met uitzondering van de leden 3 tot en met 8 en lid 10)
URUGUAY
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 in afdeling II van de Overeenkomst inzake handels facilitatie („de overeenkomst”) wijst de Republiek ten oosten van de Uruguay alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aan als verplichtingen van categorie A bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van artikel 7, lid 3, Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen, dat zal worden aangewezen als verplichtin gen van categorie B.
VIETNAM
Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/ L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplich tingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacili tatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Co mité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).
Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Socialistische Republiek Vietnam de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Vietnam de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aan wijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:
Artikel 1, lid 3 Informatiepunten
Artikel 1, lid 4 Kennisgeving
Artikel 2, lid 1 Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatiever strekking vóór inwerkingtreding
Artikel 2, lid 2 Overleg
Artikel 4, lid 1 Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken Artikel 6, lid 1 Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter
zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 6, lid 2 Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer
Artikel 7, lid 8 Versnelde zendingen
Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer be stemde goederen
Artikel 10, lid 1 Formaliteiten en documentatievereisten Artikel 10, lid 2 Aanvaarding van afschriften
Artikel 10, lid 6 Inschakeling van douane-expediteurs
Artikel 10, lid 7 Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme docu mentatievereisten
Artikel 11, leden
1, 2 en 3
Heffingen, regelingen en formaliteiten in verband met doorvoer
Artikel 11, lid 4 Versterkte non-discriminatie in verband met doorvoer
▼B
PROTOCOL VAN MARRAKESH
bij de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994
DE LEDEN,
Hebbende overeenkomstig de Ministeriële Verklaring betreffende de Uruguay-Ronde onderhandelingen gevoerd in het kader van GATT 1947,
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
1. De aan dit Protocol gehechte lijst betreffende een Lid wordt een lijst van GATT 1994 betreffende dat Lid op de dag waarop de WTO-Overeenkomst voor dat Lid van kracht wordt. Alle overeenkomstig het Ministeriële besluit inzake maatregelen ten behoeve van minstontwikkelde landen ingediende lijs ten worden geacht aan dit Protocol te worden gehecht.
2. De door elk Lid toegezegde tariefverlagingen worden in vijf gelijke tarief verlagingsrondes uitgevoerd, behalve indien in een lijst van een Lid anders wordt bepaald. De eerste verlaging wordt op de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst van kracht en elke volgende verlaging op 1 januari van elk van de daarop volgende jaren; het definitieve tarief wordt uiterlijk op de datum die vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst valt van kracht, behalve indien in de lijst van dat Lid anders wordt bepaald. Tenzij in zijn lijst anders wordt bepaald, doet een Lid dat de WTO-Overeenkomst na haar inwerkingtreding aanvaardt, op de datum waarop die overeenkomst voor dat Lid van kracht wordt, alle tariefverlagingen die reeds hebben plaatsgevonden, ingaan tezamen met de verlagingen die het Lid krachtens de voorgaande zin verplicht was op 1 januari van het volgende jaar te doen ingaan en doet het alle resterende tariefverlagingen ingaan vol gens het in de vorige zin gegeven tijdschema. Het verlaagde tarief dient in elke etappe tot de eerste decimaal te worden afgerond. Voor landbouwpro dukten als bedoeld in artikel 2 van de Overeenkomst inzake de landbouw vinden de verlagingen plaats zoals in de desbetreffende delen van de lijsten aangegeven.
3. De tenuitvoerlegging van de concessies en verbintenissen vervat in de aan dit Protocol gehechte lijsten wordt, desgewenst, onderworpen aan multilateraal onderzoek door de Leden. Zulks laat de rechten en verplichtingen van Leden krachtens overeenkomsten in bijlage 1A van de WTO-Overeenkomst onverlet.
4. Nadat de aan dit Protocol gehechte lijst betreffende een Lid overeenkomstig het bepaalde in lid 1 een lijst bij GATT 1994 is geworden, is een dergelijk Lid vrij om de concessie in die lijst ten opzichte van een produkt waarvan de voornaamste leverancier een andere deelnemer van de Uruguay-Ronde is wiens lijst nog geen lijst bij GATT 1994 is geworden, te allen tijde geheel of gedeeltelijk op te schorten of in te trekken. Dit kan evenwel slechts worden gedaan nadat de Raad voor de handel in goederen schriftelijk op de hoogte is gesteld van een dergelijke opschorting of intrekking van een concessie en nadat, desgevraagd, overleg is gepleegd met elk Lid wiens lijst een lijst bij GATT 1994 is geworden en dat een substantieel belang bij het betrokken produkt heeft. Alle aldus uitgevoerde opschortingen of intrekkingen vervallen vanaf de dag waarop de lijst van het Lid dat voornaamste leverancier is een lijst bij GATT 1994 wordt.
5. a) Onverminderd het bepaalde in lid 2 van artikel 4 van de Overeenkomst inzake de landbouw is met het oog op de verwijzing naar de datum van GATT 1994 in lid 1, onder b) en onder c), van artikel II van die over eenkomst, de geldende datum voor elk produkt dat het voorwerp vormt van een concessie waarin een aan dit Protocol gehechte lijst van concessies voorziet, de datum van dit Protocol.
▼B
b) Met het oog op de verwijzing naar de datum van GATT 1994 in lid 6, onder a), van artikel II van die overeenkomst, is de geldende datum voor een aan dit Protocol gehechte lijst van concessies de datum van dit Pro tocol.
6. In gevallen van wijziging of intrekking van concessies met betrekking tot de non-tarifaire maatregelen, vervat in deel III van de lijsten, zijn de bepalingen van artikel XXVIII van GATT 1994 en de op 10 november 1980 (BISD 27S/26—28) goedgekeurde „Procedures voor onderhandelingen overeenkom stig artikel XXVIII” van toepassing. Zulks laat de rechten en verplichtingen van Xxxxx uit hoofde van GATT 1994 onverlet.
7. Telkens wanneer een aan dit Protocol gehechte lijst voor een produkt resul teert in een minder gunstige behandeling dan voor dat produkt was voorzien in de lijsten van GATT 1947 vóór de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst, wordt het Lid waarop de lijst betrekking heeft, geacht dezelfde passende stappen te hebben genomen als die welke nodig zouden zijn in het kader van de relevante bepalingen van artikel XXVIII van GATT 1947 of 1994. De bepalingen van dit Lid gelden slechts voor Egypte, Peru Zuid-Afrika en Uruguay.
8. De aan dit Protocol gehechte lijsten zijn authentiek in de Engelse, de Franse of de Spaanse taal naar gelang in elke lijst wordt aangegeven.
9. De datum van dit Protocol is 15 april 1994.
(De goedgekeurde lijsten van deelnemers zullen aan het verdragsexemplaar van de WTO-Overeenkomst aan het Protocol van Marrakesh worden gehecht.)
▼B
OVEREENKOMST INZAKE DE LANDBOUW
DE LEDEN,
Besloten hebbende de grondslag te leggen voor een hervorming van de handel in landbouwprodukten volgens de in de Verklaring van Punta del Este vermelde onderhandelingsdoelstellingen;
Eraan herinnerend dat bij de Tussentijdse Evaluatie (Mid-Term Review-MTR) van de Uruguay-Ronde een billijk en marktgeoriënteerd handelssysteem voor landbouwprodukten als doelstelling voor de lange termijn is overeengekomen en dat via verbintenissen ten aanzien van ondersteuning en bescherming, alsmede door vaststelling van aangescherpte en efficiëntere GATT-regels en -disciplines een hervormingsproces op gang moet worden gebracht;
Er voorts aan herinnerend dat bovengenoemde langetermijndoelstelling ertoe moet leiden dat gedurende een overeengekomen periode de ondersteuning en bescherming van de landbouw aanzienlijk en progressief wordt verlaagd, zodat restricties en distorsies op de wereldmarkten voor landbouwprodukten gecorri geerd en voorkomen worden;
Vastbesloten om te komen tot specifieke verbintenissen ten aanzien van markt toegang, interne steun en concurrentie op exportgebied, alsmede tot een over eenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen;
Overeengekomen zijnde dat de Leden die ontwikkelde landen zijn bij de uitvoe ring van hun verbintenissen inzake markttoegang ten volle rekening zullen hou den met de bijzondere behoeften en omstandigheden van Leden die ontwikke lingslanden zijn, door grotere verbeteringen in de mogelijkheden en voorwaarden voor markttoegang voor landbouwprodukten die van bijzonder belang zijn voor laatstgenoemde Leden, waaronder — zoals overeengekomen tijdens de MTR — een zo groot mogelijke vrijmaking van de handel in tropische landbouwproduk ten, en ook voor produkten die van bijzonder belang zijn in het kader van overschakeling op de teelt van andere gewassen dan illegale gewassen voor de produktie van drugs;
Erop wijzende dat de verbintenissen in het kader van het hervormingsprogramma evenwichtig over alle Leden gespreid dienen te worden, rekening houdende met andere doelstellingen dan die op handelsgebied, zoals de continuïteit in de voed selvoorziening en de noodzaak tot bescherming van het milieu, en met de af spraak dat een bijzondere en afwijkende behandeling voor de ontwikkelingslan den een integrerend deel is van de onderhandelingen, alsmede met de mogelijke negatieve effecten van uitvoering van het hervormingsprogramma op de minst ontwikkelde landen en op de landen die netto-importeur van voedsel zijn,
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
DEEL 1
Artikel 1
Definities
In deze Overeenkomst en tenzij uit de context anders blijkt,
a) wordt onder „Geaggregeerde Steun” (Aggregate Measurement of Support) en
„AMS” verstaan, de in geld uitgedrukte steun die per jaar voor een landbouwpro-dukt is verleend aan de producenten van het referentielandbouw produkt en de niet-produktgebonden steun aan landbouwers in het algemeen, behalve de steun in het kader van programma's die op grond van bijlage 2 bij deze Overeenkomst zijn vrijgesteld van de steunverlagingsverbintenis, zijnde
i) wat betreft de basisperiode, de steun die is gespecificeerd in de relevante tabellen van de documentatie die via verwijzing daarnaar zijn opgenomen in deel IV van de Lijst van een Lid, en
▼B
ii) wat betreft een jaar van de uitvoeringsperiode en van de periode daarna, de steun die is berekend overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3 bij deze overeenkomst, daarbij rekening houdende met de gegevens en de methodes die zijn gebruikt voor de tabellen in de documentatie die via verwijzing daarnaar zijn opgenomen in deel IV van de Lijst van een Lid;
b) wordt wat betreft de verbintenissen inzake interne steun onder „referentieland bouwprodukt” verstaan, het produkt dat zo kort mogelijk volgt op het produkt bij eerste verkoop en dat is gespecificeerd in de Lijst van een Lid en in de bijbehorende documentatie;
c) wordt onder „begrotingsuitgaven” ook verstaan, de gederfde inkomsten;
d) wordt onder „Equivalente Steun” (Equivalent Measurement of Support) ver staan, de in geld uitgedrukte steun die per jaar aan producenten van een referentielandbouwprodukt is verleend via een of meer maatregelen, maar waarvan de omvang niet kan worden berekend overeenkomstig de AMS-methode, behalve de steun in het kader van programma's die op grond van bijlage 2 bij deze Overeenkomst zijn vrijgesteld van de steunverlagings verbintenis, zijnde:
i) wat betreft de steun voor de basisperiode, de steun die is gespecificeerd in de relevante tabellen van de documentatie die via verwijzing zijn opge nomen in deel IV van de Lijst van een Lid, en
ii) wat betreft de steun in een jaar van de uitvoeringsperiode en van de periode daarna, de steun die is berekend overeenkomstig de bepalingen van bijlage 4 bij deze Overeenkomst, daarbij rekening houdende met de gegevens en de methodes die zijn gebruikt voor de tabellen in de docu mentatie die via verwijzing zijn opgenomen in deel IV van de Lijst van een Lid;
e) wordt onder „uitvoersubsidies” verstaan, subsidies die afhankelijk zijn van uitvoer, waaronder de uitvoersubsidies die zijn opgesomd in artikel 9 van deze Overeenkomst;
f) wordt onder „uitvoeringsperiode” verstaan, een periode van zes jaar ingaande in 1995, behalve voor artikel 13 waarvoor het gaat om een periode van negen jaar ingaande in 1995;
g) wordt onder „concessies inzake markttoegang” verstaan, alle verbintenissen inzake markttoegang die zijn aangegaan in het kader van deze Overeenkomst;
h) wordt onder „Totale Geaggregeerde Steun” („Total Aggregate Measurement of Support”) en „Totale AMS” verstaan, het totaal van alle interne steun aan landbouwers, zijnde de som van alle AMS voor referentielandbouwprodukten, alle niet-produktgebonden AMS, alsmede alle Equivalente Steun voor land bouwprodukten, welke som:
i) zowel wat betreft de steun die is verleend in de basisperiode (d.w.z. het
„Basisbedrag van de Totale AMS” — „Base Total AMS”), als het toe gestane maximum per jaar van de uitvoeringsperiode en van de periode daarna (d.w.z. het Geconsolideerde Jaar- en Edniveau van de Verbintenis sen — Annual and Final Bound Commitment Levels) is gespecificeerd in deel IV van de Lijst van een Lid, en
▼B
ii) wat betreft de steun die feitelijk is verleend in een jaar van de uitvoerings periode en van de periode daarna (d.w.z. de „Actuele Totale AMS” —
„Current Total AMS”), is berekend overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, waaronder artikel 6, en de gegevens en methodes die zijn gebruikt voor de tabellen in de documentatie die via verwijzing daarnaar zijn opgenomen in deel IV van de Lijst van een Lid;
i) wordt voor f) en voor de specifieke verbintenissen van een lid onder „jaar” verstaan, het kalenderjaar, begrotingsjaar of verkoopseizoen dat is gespecifi ceerd in de Lijst van het betrokken Lid.
Artikel 2
Produkten
Deze Overeenkomst is van toepassing op de produkten bedoeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 1 bij deze Overeenkomst, hierna „landbouwprodukten” genoemd.
DEEL II
Artikel 3
Integratie van concessies en verbintenissen
1. De in deel IV van de Lijst van een Lid vermelde verbintenissen inzake interne steun en uitvoersubsidies zijn verbintenissen tot beperking van de subsi diëring en zijn een integrerend deel van de GATT 1994.
2. Onverminderd artikel 6 verleent een Lid de interne producenten steun bo ven de niveaus waartoe hij zich heeft verbonden en die zijn gespecificeerd in sectie I van deel IV van zijn Lijst.
3. Onverminderd artikel 9, lid 2, onder b), en lid 4, geeft een Lid voor de landbouwprodukten of groepen produkten die zijn gespecificeerd in sectie II van deel IV van zijn Lijst geen uitvoersubsidies als vermeld in artikel 9, lid 1, boven de daarin gespecialiseerde verbintenissen inzake begrotingsuitgaven en hoeveel heden, en geeft hij dergelijke subsidies ook niet voor landbouwprodukten die niet zijn gespecificeerd in die sectie.
DEEL III
Artikel 4
Markttoegang
1. De in de Lijsten opgenomen concessies inzake markttoegang betreffen con solidaties en verlagingen van tarieven, en andere daarin gespecificeerde verbin tenissen inzake markttoegang.
2. De Leden handhaven geen, nemen geen en nemen evenmin opnieuw maat regelen van het type dat omgezet moet worden in gewone douanerechten (1), tenzij overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 en in bijlage 5.
(1) Deze maatregelen omvatten kwantitatieve invoerbeperkingen, variabele invoerheffingen, minimuminvoerprijzen, discretionaire invoervergunningenregelingen, niet-tarifaire maat regelen die in stand worden gehouden via staatshandelsondernemingen, vrijwillige uit voerbeperkingen, en andere dergelijke grensbescherming dan gewone douanerechten, ongeacht of het gaat om maatregelen in het kader van landgebonden uitzonderingen op de bepalingen van de GATT 1947, maar zij omvatten niet maatregelen in het kader van betalingsbalansbepalingen of andere algemene, niet specifiek agrarische bepalingen van de GATT 1994 of van de andere Multilaterale Handelsovereenkomsten van bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst.
▼B
Artikel 5
Bijzondere vrijwaringsclausule
1. Niettegenstaande artikel II, lid 1, onder b), van de GATT 1994 mag ieder Lid voor de invoer van een landbouwprodukt waarvoor de in artikel 4, lid 2, van deze Overeenkomst bedoelde maatregelen zijn omgezet in een gewoon dou anerecht en dat in zijn Lijst met de afkorting „SSG” (Special Safeguard) is aangeduid als behorend tot een concessie waarvoor een beroep mag worden gedaan op het bepaalde in dit artikel, de bepalingen van de leden 4 en 5 toe passen, als:
a) de hoeveelheid van dat produkt die in de loop van een jaar wordt ingevoerd in het douanegebied van het Lid dat de concessie verleent, een reactieniveau overschrijdt dat zich tot de geldende markttoegang verhoudt zoals is aange geven in lid 4 of, maar niet gelijktijdig,
b) de prijs waartegen dat produkt in het douanegebied van het Lid dat de con cessie verleent, kan worden ingevoerd en die is bepaald aan de hand van de c.i.f.-prijs bij invoer van de betrokken partij en is uitgedrukt in de nationale valuta van dat Lid, daalt onder een reactieprijs die gelijk is aan de gemiddelde referentieprijs (1) voor het betrokken produkt over de periode 1986 tot en met 1988.
2. Invoer in het kader van vigerende markttoegang en van verbintenissen inzake minimummarkttoegang die een onderdeel zijn van een concessie als be doeld in lid 1 wordt meegerekend voor het bepalen van de ingevoerde hoeveel heid waarbij een beroep kan worden gedaan op de bepalingen van lid 1, onder a), en lid 4, maar op die invoer mag geen aanvullend douanerecht worden toegepast noch op grond van lid 1, onder a) en lid 4, noch op grond van lid 1, onder b), en lid 5.
3. Leveranties van het betrokken produkt die onderweg waren op grond van een contract dat is afgesloten voordat het aanvullende rcht op grond van lid 1, onder a), en lid 4 is ingevoerd, worden vrijgesteld van dat recht, met dien verstande dat die leveranties met het oog op toepassing van de bepalingen van lid 1, onder a), in het volgende jaar mogen worden gerekend tot de invoer van het betrokken produkt in dat jaar.
4. Aanvullende douanerechten die worden ingevoerd op grond van lid 1, onder a), mogen slechts worden toegepast tot het einde van het jaar waarin zij zijn ingevoerd en mogen niet hoger zijn dan een derde van het gewone dou anerecht in het jaar waarin de maatregel wordt genomen. Het reactieniveau wordt vastgesteld volgens de hierna vermelde formule waarbij wordt uitgegaan van de markttoegang, d.w.z. de invoer als percentage van het betrokken interne verbruik (2) in de laatste drie jaren waarvoor gegevens beschikbaar zijn en waar bij
a) als de markttoegang voor een produkt niet groter is geweest dan 10 %, het basisreactieniveau 125 % bedraagt;
b) als de markttoegang voor een produkt groter is geweest dan 10 %, maar niet groter dan 30 %, het basisreactieniveau 110 % bedraagt;
c) als de markttoegang voor een produkt groter is geweest dan 30 %, het basis reactieniveau 105 % bedraagt.
(1) De referentieprijs die wordt gebruikt voor een beroep op het bepaalde in deze alinea is in het algemeen de gemiddelde c.i.f.-prijs per gewichtseenheid van het betrokken produkt of anders een wat betreft de kwaliteit en het verwerkingsstadium van het produkt passende prijs. Nadat deze prijs voor het eerst is toegepast, wordt hij publiek gemaakt voor zover nodig om andere Leden in staat te stellen te bepalen welk aanvullend douanerecht kan worden opgelegd.
(2) Wanneer geen rekening wordt gehouden met het interne verbruik, geldt het in lid 4, onder a), bedoelde basisreactieniveau.
▼B
Het aanvullende douanerecht mag in ieder geval worden ingevoerd in ieder jaar waarin de hoeveelheid van het betrokken produkt die wordt ingevoerd in het douanegebied van het Lid dat de concessie verleent, groter is dan de som van het bovengenoemde basisreactieniveau vermenigvuldigd met de gemiddeld inge voerde hoeveelheid in de laatste drie jaren waarvoor gegevens beschikbaar zijn
(x) en de absolute verandering in het interne verbruik van het betrokken produkt in het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar (y), op voorwaarde dat het reactieniveau niet kleiner is dan 105 % van de gemiddelde invoer in (x).
5. Het aanvullende douanerecht op grond van lid 1, onder b), wordt vast gesteld volgens de onderstaande formule:
a) als het verschil tussen de in de nationale valuta uitgedrukte c.i.f.-prijs bij invoer van de partij (hierna de „invoerprijs” genoemd) en de in datzelfde lid 1, onder b), gedefinieerde reactieprijs niet groter is dan 10 % van de reactieprijs, wordt geen aanvullend douanerecht toegepast;
b) als het verschil tussen de invoerprijs en de reactieprijs (hierna het „verschil” genoemd) groter is dan 10 %, maar niet groter dan 40 % van de reactieprijs, bedraagt het aanvullende douanerecht 30 % van het verschil boven 10 %;
c) als het verschil groter is dan 40 %, maar niet groter dan 60 % van de reactie prijs, bedraagt het aanvullende douanerecht 50 % van het verschil boven 40
%, plus het aanvullende douanerecht op grond van het bepaalde onder b);
d) als het verschil groter is dan 60 %, maar niet groter dan 75 %, bedraagt het aanvullende douanerecht 70 % van het verschil boven 60 % van de reactie prijs, plus de aanvullende douanerechten op grond van het bepaalde onder b) en c);
e) als het verschil groter is dan 75 % van de reactieprijs, bedraagt het aanvul lende douanerecht 90 % van het verschil boven 75 % van de reactieprijs, plus de aanvullende douanerechten op grond van het bepaalde onder b), c) en d).
6. Voor bederfelijke produkten en seizoenprodukten worden de hierboven vastgestelde bepalingen zo toegepast dat rekening wordt gehouden met de spe cifieke kenmerken van deze produkten. Met name mogen voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder a), en lid 4 kortere periodes worden gebruikt, namelijk deze periodes van de basisperiode en mogen voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder b), verschillende referentieprijzen voor verschillende periodes worden gehanteerd.
7. De vrijwaringsmaatregelen worden verifieerbaar toegepast. Leden die maat regelen nemen op grond van lid 1, onder a), zenden de Landbouwcommissie onder opgave van de relevante gegevens zo vroeg mogelijk en in ieder geval binnen tien dagen na de invoering ervan een schriftelijke kennisgeving. In ge vallen waarin veranderingen in de omvang van het verbruik moeten worden uitgesplitst over verschillende tariefposten waarvoor maatregelen worden ge nomen op grond van lid 4, moeten de gegevens en methodes met betrekking tot de uitsplitsing van deze veranderingen worden verstrekt. Leden die maat regelen nemen op grond van lid 4 geven belanghebbende Xxxxx de mogelijkheid om met hen te overleggen over de wijze van toepassing van die maatregelen. Leden die maatregelen nemen op grond van lid 1, onder b), zenden de Land bouwcommissie onder opgave van de relevante gegevens een schriftelijke ken nisgeving binnen tien dagen na de invoering van de eerste maatregel of, wat bederfelijke produkten en seizoenprodukten betreft, van de eerste maatregel in een bepaalde periode. De Leden verbinden zich ertoe om, voor zover mogelijk, de bepalingen van lid 1, onder b), niet toe te passen bij afnemende invoer van de betrokken produkten. In beide gevallen geven Xxxxx die dergelijke maatregelen nemen belanghebbende Leden de mogelijkheid om met hen te overleggen over de wijze van toepassing van die maatregelen.
▼B
8. De Leden verbinden zich ertoe om, wanneer maatregelen worden genomen op grond van de leden 1 tot en met 7, ten aanzien van die maatregelen geen gebruik te maken van de bepalingen van artikel XIX, lid 1, onder a), en lid 3, van de GATT 1994 of artikel 8, lid 2, van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.
9. De bepalingen van dit artikel gelden voor de duur van het in artikel 20 bedoelde hervormingsproces.
DEEL IV
Artikel 6
Verbintenissen inzake interne steun
1. De verbintenissen tot verlaging van de interne steun die de Leden hebben opgenomen in deel IV van hun Lijst gelden voor alle maatregelen inzake interne steun aan landbouwers, behalve de maatregelen die op grond van de criteria die zijn vastgesteld in dit artikel en in bijlage 2 bij deze Overeenkomst vrijgesteld zijn van de verlagingsverbintenis. De verbintenissen worden uitgedrukt in „Totale Geaggregeerde Steun” en „Geconsolideerd Jaar- en Eindniveau van de Verbin tenissen”.
2. Op grond van de MTR-Overeenkomst dat regeringsmaatregelen voor di recte of indirecte steun om de ontwikkeling van landbouw en platteland te bevorderen een integrerend deel zijn van de ontwikkelingsprogramma's van ont wikkelingslanden, zijn, in tegenstelling tot wat anders het geval zou zijn geweest, de verbintenissen tot verlaging van de interne steun niet van toepassing op investeringssubsidies die Leden die ontwikkelingslanden zijn algemeen beschik baar stellen voor de landbouw en evenmin op de inputsubsidies voor de land bouwsector die deze Leden algemeen beschikbaar stellen voor producenten met een laag inkomen of met weinig produktie-middelen; zulks geldt eveneens voor steun die deze Leden verlenen om producenten aan te moedigen om over te schakelen op de teelt van andere gewassen dan illegale gewassen voor de pro duktie van drugs. Interne steun die voldoet aan de in dit vermelde criteria behoeft niet te worden meegerekend in de Actuele Totale AMS van een Lid.
3. Leden worden geacht hun verbintenis tot verlaging van de interne steun te zijn nagekomen in ieder jaar waarin de interne steun aan landbouwers, uitgedrukt in de Actuele Totale AMS, niet groter is dan de geconsolideerde verbintenis voor een bepaald jaar of de geconsolideerde eindverbintenis die is gespecificeerd in deel IV van de Lijst van dat Lid.
4. a) Xxxxx zijn niet verplicht om bij de berekening van hun Actuele Totale AMS rekening te houden met en zijn niet verplicht om over te gaan tot verlaging van:
i) produktgebonden interne steun die normaliter meegerekend zou moe ten worden, maar die niet groter is dan 5 % van de totale produktie-waarde van een referentielandbouwprodukt van dat Lid in het betrokken jaar, en
ii) niet-produktgebonden interne steun die normaliter meegerekend zou moeten worden, maar die niet groter is dan 5 % van de totale pro duktiewaarde van de landbouw van dat Lid.
b) Voor Leden die ontwikkelingslanden zijn bedraagt het de-minimis-per centage op grond van dit lid 10 %.
▼B
5. a) Directe betalingen in het kader van programma's voor produktiebeper king vallen niet onder de verbintenis tot verlaging van de interne steun, op voorwaarde dat
i) dergelijke betalingen gebaseerd zijn op een bepaalde oppervlakte en een bepaalde opbrengst, of
ii) dergelijke betalingen gebaseerd zijn op niet meer dan 85 % van het basisniveau van de produktie, of
iii) betalingen per dier gebaseerd zijn op een bepaald aantal dieren.
b) De vrijstelling van de steunverlagingsverbintenis wordt voor de directe betalingen die aan bovengenoemde criteria voldoen, gerealiseerd door bij de berekening van de Actuele Totale AMS van een Lid geen rekening te houden met de waarde van deze directe betalingen.
Artikel 7
Algemene discipline inzake interne steun
1. De Leden zorgen ervoor dat interne steun aan landbouwers die niet onder de steunverlagingsverbintenis valt op grond van de criteria die zijn vermeld in bijlage 2 bij deze Overeenkomst, aan die criteria blijft voldoen.
2. a) Interne steunmaatregelen ten gunste van landbouwers, met inbegrip van alle wijzigingen in dergelijke maatregelen, en alle later ingevoerde maat regelen waarvoor niet kan worden aangetoond dat zij voldoen aan de criteria van bijlage 2 bij deze Overeenkomst of dat de verlagingsver bintenis daarop niet van toepassing is op grond van een andere bepaling van deze Overeenkomst, moeten worden meegerekend voor de bereke ning van de Actuele Totale AMS van een Lid.
b) Als in deel IV van de Lijst van een Lid geen verbintenis inzake de Totale AMS is opgenomen, mag dat Lid aan zijn landbouwers geen steun verlenen boven het relevante de-minimis-percentage dat is vast gesteld in artikel 6, lid 4.
DEEL V
Artikel 8
Verbintenissen inzake concurrentie bij uitvoer
De Leden verbinden zich ertoe uitsluitend uitvoersubsidies toe te kennen in overeenstemming met deze Overeenkomst en met de verbintenissen die zijn opgenomen in hun Lijst.
Artikel 9
Verbintenissen inzake uitvoersubsidies
1. De hierna genoemde uitvoersubsidies vallen onder de verlagingsverbinte nissen in het kader van deze Overeenkomst:
a) de toekenning door de overheid of door overheidsinstanties aan een bedrijf, een bedrijfstak, producenten van een landbouwprodukt, een coöperatie of een ander samenwerkingsverband van dergelijke producenten of aan een officiële afzetorganisatie, van directe subsidies, waaronder betalingen in natura, die afhankelijk zijn van de uitvoer;
b) de verkoop of afzet via uitvoer, door de overheid of door overheidsinstanties van niet-commerciële voorraden landbouwprodukten tegen een lagere prijs dan de vergelijkbare prijs die voor het corresponderende produkt in rekening wordt gebracht aan kopers op de interne markt;
▼B
c) betalingen bij uitvoer van een landbouwprodukt die worden gefinancierd krachtens overheidsmaatregelen, al of niet ten laste van de openbare middelen, waaronder betalingen die worden gefinancierd uit de opbrengst van een hef fing op het betrokken landbouwprodukt of op een landbouwprodukt waarvan het uitgevoerde produkt een afgeleid produkt is;
d) de toekenning van subsdies ter verlaging van de afzetkosten bij uitvoer van landbouwprodukten (andere dan algemeen beschikbare diensten voor uitvoer bevordering en advies terzake), waaronder kosten van handling, kwaliteits verbetering en andere verwerkings-kosten en de kosten van internationaal vervoer;
e) door of in opdracht van de overheid bij verzending naar het buitenland toegepaste tarieven voor intern vervoer die gunstiger zijn dan de tarieven voor binnenlandse verzendingen;
f) subsidies voor landbouwprodukten die afhankelijk zijn van de verwerking daarvan in produkten die worden uitgevoerd.
2. a) Onverminderd het bepaalde onder b) gelden de verbintenissen inzake het niveau van de uitvoersubsidie in de afzonderlijke jaren van de uitvoeringsperiode die de Leden voor de in lid 1 van dit artikel opge somde uitvoersubsidies in hun Lijsten hebben opgenomen,
i) wat de verbintenissen tot verlaging van de begrotingsuitgaven be treft, als het maximumniveau van de uitgaven voor dergelijke sub sidies dat in dat jaar mag worden uitgetrokken of vastgelegd voor het betrokken landbouwprodukt of de betrokken groep landbouw produkten en
ii) wat de verbintenissen tot verlaging van het volume van de uitvoer betreft, als de maximumhoeveelheid van een landbouwprodukt of een groep landbouwprodukten waarvoor in dat jaar dergelijke uit voersubsidies mogen worden toegekend.
b) Van het tweede tot en met het vijfde jaar van de uitvoeringsperiode mogen de Leden bij de toekenning van de in lid 1 genoemde uitvoer subsidies de verbintenissen voor een bepaald jaar die voor de produkten of groepen produkten zijn gespecificeerd in deel IV van hun Lijst over schrijden op voorwaarde dat:
i) de cumulatieve begrotingsuitgaven voor dergelijke subsidies vanaf het begin van de uitvoeringsperiode tot en met het betrokken jaar, de cumulatieve uitgaven die het resultaat zouden zijn geweest van vol ledige nakoming van de relevante verbintenissen over de uitgaven per jaar die zijn gespecificeerd in de Lijst van het betrokken Lid ten hoogste overschrijden met 3 % van de betrokken begrotingsuitgaven in de basisperiode;
ii) de cumulatieve uitvoer met behulp van dergelijke uitvoersubsidies vanaf het begin van de uitvoeringsperiode tot en met het betrokken jaar, de cumulatieve uitvoer die het resultaat zou zijn geweest van volledige nakoming van de relevante verbintenissen over de hoe veelheden per jaar die zijn gespecificeerd in de Lijst van het betrok xxx Xxx ten hoogste overschrijdt met 1,75 % van de uitvoer in de basisperiode;
iii) over de hele uitvoeringsperiode de totale cumulatieve begrotingsuit gaven voor dergelijke uitvoersubsidies en de uitvoer waarvoor der gelijke uitvoersubsidies zijn toegekend, niet groter zijn dan de totale bedragen en de totale uitvoer die het resultaat zouden zijn geweest van volledige nakoming van de relevante verbintenissen per jaar die zijn gespecificeerd in de Lijst van het betrokken Lid, en
▼B
iv) de begrotingsuitgaven van een Lid voor uitvoersubsidies en de uit voer van dat Lid met dergelijke subsidies aan het einde van de uitvoeringsperiode niet groter zijn dan 64, respectievelijk 79 % van het niveau van de basisperiode 1986—1990. Voor Leden die ontwikkelingslanden zijn, bedragen deze percentages 76, respectie velijk 86 %.
3. De verbintenissen om de werkingssfeer van de uitvoersubsidies niet uit te breiden, zijn gespecificeerd in de Lijsten.
4. Tijdens de uitvoeringsperiode behoeven de Leden die ontwikkelingslanden zijn geen verbintenissen aan te gaan voor de in lid 1, onder d) en e), genoemde uitvoersubsidies, op voorwaarde dat deze uitvoersubsidies niet zo worden toege past dat daardoor de verbintenissen inzake steunverlaging worden omzeild.
Artikel 10
Voorkoming van het omzeilen van verbintenissen inzake uitvoersubsidies
1. De niet in artikel 9, lid 1, genoemde uitvoersubsidies worden niet zo toegepast dat zulks leidt tot of kan leiden tot het omzeilen van de verbintenissen inzake uitvoersubsdies; niet-commerciële transacties zullen niet worden gebruikt om dergelijke verbintenissen te omzeilen.
2. De Leden verbinden zich ertoe mee te werken aan de totstandbrenging van internationaal aanvaarde disciplines voor uitvoerkredieten, uitvoerkredietgaranties of uitvoerkredietverzekeringsregelingen en om, na goedkeuring van dergelijke disciplines uitsluitend uitvoerkredieten, uitvoerkredietgaranties of uitvoerkrediet verzekeringsregelingen toe te passen die daarmee in overeenstemming zijn.
3. Leden die stellen dat hoeveelheden die worden uitgevoerd boven de in een verbintenis tot verlaging van de gesubsidieerde uitvoer gespecificeerde hoeveel heden niet worden gesubsidieerd, moeten aantonen dat voor de betrokken hoe veelheid geen uitvoersubsidie, noch als genoemd in artikel 9, noch een andere, is toegekend.
4. Leden die internationale voedselhulp geven, zorgen ervoor
a) dat internationale voedselhulp noch direct, noch indirect gekoppeld wordt aan uitvoer van landbouwprodukten naar de ontvangende landen;
b) dat internationale voedselhulptransacties, waaronder geldelijke bilaterale voed selhulp, worden uitgevoerd met inachtneming van de „Principles of Surplus Disposal and Consultative Obligations” (Beginselen inzake afzet van over schotten en overlegverplichtingen) van de FAO, en, indien van toepassing, het stelsel van „Usual Marketing Requirements (UMRs)” (Normale commerciële invoer), en
c) dat dergelijke hulp zoveel mogelijk wordt verleend in de vorm van schenkin gen of op voorwaarden die minstens even gunstig zijn als die van artikel IV van het Voedselhulpverdrag van 1986.
Artikel 11
Verwerkte produkten
De uitvoersubsidie per eenheid van een verwerkt primair landbouwprodukt mag in geen geval hoger zijn dan de uitvoersubsidie per eenheid die van toepassing zou zijn bij uitvoer van het primaire landbouwprodukt als zodanig.
▼B
DEEL VI
Artikel 12
Disciplines inzake verboden op en beperkingen van de uitvoer
1. Wanneer een Lid op grond van artikel XI, lid 2, onder a), van de GATT 1994 een nieuw verbod of een nieuwe beperking op de uitvoer van voedings middelen invoert, moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen:
a) het Lid dat het uitvoerverbod of de uitvoerbeperking invoert, dient passende aandacht te geven aan het effect van een dergelijk verbod of van een derge lijke beperking op de continuïteit in de voedselvoorziening van Leden die voedselinvoerende landen zijn;
b) voordat een Lid een uitvoerverbod of een uitvoerbeperking invoert, zendt het de Landbouwcommissie zo vroeg mogelijk een schriftelijke kennisgeving met daarin gegevens zoals de aard en de duur van de maatregel en pleegt dat Lid, na een verzoek dienaangaande, met ieder ander Lid dat een aanzienlijk belang heeft als importeur overleg over alle aangelegenheden in verband met de betrokken maatregel. Het Lid dat een uitvoerverbod of een uitvoerbeperking invoert, verstrekt een Lid dat een aanzienlijk belang heeft als importeur, op verzoek de nodige gegevens.
2. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op Leden die ontwikke lingslanden zijn, tenzij de maatregel wordt genomen door een Lid dat een ont wikkelingsland en tegelijk een netto-exporteur van het betrokken voedingsmiddel is.
DEEL VII
Artikel 13
Passende terughoudendheid
Ondanks de bepalingen van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake subsi dies en compenserende maatregelen (in dit artikel „Subsidie-overeenkomst” ge noemd) geldt voor de uitvoeringsperiode het volgende:
a) interne steunmaatregelen die volledig in overeenstemming zijn met de xxxxx xxxxxx van bijlage 2 bij deze Overeenkomst
i) kunnen niet leiden tot compenserende rechten (1);
ii) kunnen niet leiden tot acties op grond van artikel XVI van de GATT 1994 en deel III van de Subsidie-overeenkomst, en
iii) kunnen niet leiden tot acties vanwege het feit dat de voordelen van tarief concessies die volgens artikel II van de GATT 1994 aan een ander Lid toekomen, zijn tenietgedaan of uitgehold in de zin van artikel XXIII, lid 1, onder b), van de GATT 1994 zonder dat de bepalingen van de GATT zijn overtreden;
b) de interne steunmaatregelen die zijn gespecificeerd in de Lijsten van de Leden en die volledig in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 6 van deze Overeenkomst, met inbegrip van de directe betalingen die in overeen stemming zijn met lid 5 daarvan, alsmede de interne steun die beneden de de-minimisniveaus blijft en in overeenstemming is met artikel 6, lid 2,
i) kunnen niet leiden tot compenserende rechten, tenzij volgens artikel VI van de GATT 1994 en deel V van de Subsidie-overeenkomst schade of dreigende schade wordt vastgesteld, met dien verstande voorts dat inzake het openen van een onderzoek aangaande compenserende rechten pas sende terughoudendheid wordt betracht;
(1) In dit artikel wordt onder „compenserende rechten” verstaan rechten als bedoeld in artikel I van de GATT 1994 en in deel V van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.
▼B
ii) kunnen niet leiden tot acties op grond van artikel XVI, lid 1, van de GATT 1994 of de artikelen 5 en 6 van de Subsidie-overeenkomst, op voorwaarde dat in het kader van dergelijke maatregelen voor een specifiek produkt niet meer steun wordt verleend dan in het jaar 1992, en
iii) kunnen niet leiden tot acties vanwege het feit dat de voordelen van tarief concessies die volgens artikel II van de GATT 1994 aan een ander Lid toekomen, zijn tenietgedaan of uitgehold in de zin van artikel XXIII, lid 1, onder b), van de GATT 1994 zonder dat de bepalingen van de GATT zijn overtreden, op voorwaarde dat in het kader van dergelijke maatregelen voor een specifiek produkt niet meer steun wordt verleend dan in het jaar 1992;
c) de in de Lijsten van de Leden gespecificeerde uitvoersubsidies die volledig in overeenstemming zijn met de bepalingen van deel V van deze Overeenkomst
i) kunnen alleen leiden tot compenserende rechten, nadat volgens artikel VI van de GATT 1994 en deel V van de Subsidie-overeenkomst schade of dreigende schade wordt vastgesteld in verband met de volumeontwikke ling, het effect op de prijzen of latere gevolgen, met dien verstande voorts dat inzake het openen van een onderzoek aangaande compenserende rech ten passende terughoudendheid wordt betracht, en
ii) kunnen niet leiden tot acties op grond van artikel XVI van de GATT 1994 of de artikelen 3, 5 en 6 van de Subsidie-overeenkomst.
DEEL VIII
Artikel 14
Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
De Leden komen Overeen de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen uit te voeren.
DEEL IX
Artikel 15
Bijzondere en afwijkende behandeling
1. Overeenkomstig de erkenning dat een afwijkende en gunstiger behandeling voor leden die ontwikkelingslanden zijn, een integrerend deel is van de onder handelingen, wordt een bijzondere en afwijkende behandeling inzake verbinte nissen toegestaan zoals vastgesteld in de relevante bepalingen van deze Over eenkomst en vastgelegd in de Lijsten van concessies en verbintenissen.
2. Leden die ontwikkelingslanden zijn hebben het recht de verlagingsverbin tenissen uit te voeren over een periode van maximaal tien jaar. Leden die minst ontwikkelde landen zijn, behoeven geen verlagingsverbintenissen aan te gaan.
DEEL X
Artikel 16
Minstontwikkelde landen en ontwikkelingslanden die netto-importeurs van voedsel zijn
1. De Leden die ontwikkelde landen zijn, nemen de maatregelen waarin is voorzien in het Besluit inzake maatregelen naar aanleiding van de mogelijke negatieve effecten van het hervormingsprogramma op de minstontwikkelde lan den en op de ontwikkelingslanden die nettoimporteur van voedsel zijn.
2. De Landbouwcommissie houdt toezicht op de uitvoering van dit besluit.
▼B
DEEL XI
Artikel 17
Landbouwcommissie
Hierbij wordt een Landbouwcommissie opgericht.
Artikel 18
Evaluatie van de uitvoering van de verbintenissen
1. De vorderingen bij de uitvoering van de verbintenissen die zijn overeen gekomen in het hervormingsprogramma in het kader van de Uruguay-Ronde worden in de Landbouwcommissie geëvalueerd.
2. De evaluatie wordt uitgevoerd aan de hand van kennisgevingen die de Leden over vast te stellen onder werpen en op vast te stellen tijdstippen indienen, alsmede aan de hand van de documentatie die het Secretariaat van de WTO kan worden verzocht op te stellen om de evaluatie te vergemakkelijken.
3. Naast de op grond van lid 2 in te dienen kennisgevingen, moeten onver wijld kennisgevingen worden ingediend voor iedere nieuwe interne steunmaat regel of iedere wijziging in een bestaande steunmaatregel waarvoor aanspraak op vrijstelling van de verlagingsverbintenis wordt gemaakt. In de kennisgeving die nen details te worden meegedeeld over de nieuwe of gewijzigde maatregel en moet worden aangetoond dat deze in overeenstemming is met de in artikel 6 of in bijlage 2 bij deze Overeenkomst vastgestelde criteria.
4. Bij de evaluatie houden de Leden terdege rekening met het effect van zeer hoge inflatiepercentages op de mogelijkheden van een Lid om zich aan zijn verbintenissen inzake interne steun te houden.
5. De Leden komen overeen in de Landbouwcommissie jaarlijks, tegen de achtergrond van de verbintenissen inzake uitvoersubsidie in het kader van deze Overeenkomst, overleg te plegen over hun aandeel in de normale groei van de wereldhandel in landbouwprodukten.
6. Bij de evaluatie kunnen de Leden iedere kwestie aan de orde stellen die relevant is voor de uitvoering van de verbintenissen die in deze Overeenkomst zijn opgenomen in het kader van het hervormingsprogramma.
7. Ieder Lid mag iedere maatregel onder de aandacht van de Landbouwcom missie brengen die naar zijn oordeel door een ander Lid via een kennisgeving had moeten worden gemeld.
Artikel 19
Overleg en beslechting van geschillen
De bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitge werkt en toegepast in het Memorandum van Overeenstemming inzake Geschil lenbeslechting, zijn van toepassing op het overleg en de beslechting van geschil len in het kader van deze Overeenkomst.
DEEL XII
Artikel 20
Voortzetting van het hervormingsproces
Erkennend dat hun doelstelling op lange termijn, aanzienlijke en progressieve verlaging van ondersteuning en bescherming leidend tot een fundamentele her vorming, een permanent proces impliceert, komen de Leden overeen dat de onderhandelingen over de voortzetting van dat proces één jaar vóór het einde van de uitvoeringsperiode begonnen zullen worden, rekening houdend met,
a) de ervaring tot dat tijdstip met de uitvoering van de verlagingsverbintenissen;
b) de effecten van de verlagingsverbintenissen op de wereldhandel in landbouwprodukten;
▼B
c) overwegingen van niet-commerciële aard, de bijzondere en afwijkende behan deling voor Leden die ontwikkelingslanden zijn, het doel een billijk en markt georiënteerd handelssysteem voor landbouwprodukten tot stand te brengen en de andere doelstellingen en overwegingen die zijn genoemd in de considerans van deze Overeenkomst, en
d) de verdere verbintenissen die nodig zijn voor het bereiken van boven genoemde doelstellingen op lange termijn.
DEEL XIII
Artikel 21
Slotbepalingen
1. De bepalingen van de GATT 1994 en van andere Multilaterale handels overeenkomsten in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst zijn van toepassing onder voorbehoud van de bepalingen van deze Overeenkomst.
2. De bijlagen bij deze Overeenkomst vormen een integrerend deel van deze Overeenkomst.
▼B
BIJLAGE 1
PRODUKTEN
1. Deze Overeenkomst heeft betrekking op onderstaande produkten:
i) GS-hoofdstukken 1 tot en met 24, exclusief vis en visserijprodukten, plus (*)
ii) GS-code | 2905 43 | (mannitol) |
GS-code | 2905 44 | (sorbitol) |
GS-tariefpost | 3301 | (etherische oliën) |
GS-tariefposten | 3501 t/m 3505 | (albumine-achtige stoffen, ge |
wijzigd zetmeel, lijm) | ||
GS-code | 3809 10 | (appreteermiddelen) |
GS-code | 3823 60 | (sorbitol n.e.g.) |
GS-tariefposten | 4101 t/m 4103 | (huiden en vellen) |
GS-tariefpost | 4301 | (pelterijen) |
GS-tariefposten | 5001 t/m 5003 | (ruwe zijde en zijdeafval) |
GS-tariefposten | 5101 t/m 5103 | (wol en haar) |
GS-tariefposten | 5201 t/m 5203 | (ruwe katoen, afval van ka toen en gekaarde of gekamde katoen) |
GS-tariefpost | 5301 | (ruw vlas) |
GS-tariefpost | 5302 | (ruwe hennep) |
2. Het bovenstaande doet niets af aan de werkingssfeer van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen.
(*) De produktomschrijvingen tussen haakjes zijn niet noodzakelijkerwijs limitatief.
▼B
BIJLAGE 2
INTERNE STEUN: GRONDSLAG VOOR VRIJSTELLING VAN DE VERLAGINGSVERBINTENISSEN
1. Interne steunmaatregelen waarvoor aanspraak op vrijstelling van de ver lagingsverbintenissen wordt gemaakt, moeten voldoen aan de fundamentele eis dat zij de handel of de produktie niet of hoogstens minimaal verstoren. Daarom moeten alle maatregelen waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, voldoen aan de volgende basiscriteria:
a) de betrokken steun moet worden verleend in het kader van een uit over heidsmiddelen (waaronder gederfde inkomsten) gefinancierd overheids programma dat geen overdrachten van consumenten omvat, en
b) de betrokken steunmaatregel mag geen prijsondersteuning voor de pro ducenten inhouden;
alsmede, naargelang van de categorie van de maatregelen, aan de hierna vermelde soortspecifieke criteria en voorwaarden.
Overheidsregelingen
2. Algemene dienstverlening
Deze categorie maatregelen omvat uitgaven (of gederfde inkomsten) voor regelingen in het kader waarvan diensten worden verleend aan de landbouw of de plattelandsgemeenschap of die aan de landbouw of de plattelands gemeenschap ten goede komen. Deze maatregelen mogen geen directe beta lingen aan producenten of verwerkers inhouden. Dergelijke regelingen moe ten voldoen aan de in bovenstaand lid 1 vermelde basiscriteria en eventuele hierna vermelde specifieke voorwaarden. Deze regelingen kunnen de hierna vermelde maatregelen, doch ook andere maatregelen omvatten:
a) onderzoek, waaronder algemeen onderzoek, onderzoek in verband met milieuprogramma's en onderzoekprogramma's in verband met specifieke produkten;
b) bestrijding van plagen en ziekten, waaronder algemene maatregelen en maatregelen per produkt, zoals alarmeringssystemen, quarantaine en uitroeiing;
c) opleidingsdiensten, waaronder zowel faciliteiten voor algemene als spe cialistische scholing;
d) voorlichtings- en adviesdiensten, waaronder het verstrekken van middelen om producenten en consumenten beter te kunnen inlichten, ook over de resultaten van onderzoek;
e) inspectiediensten, waaronder algemene inspectiediensten en de inspectie van bepaalde produkten met het oog op volksgezondheid, veiligheid, indeling of standaardisatie;
f) diensten voor afzet en verkoopbevordering, waaronder marktinformatie, advies en verkoopbevordering voor bepaalde produkten, maar geen uit gaven voor niet-gespecificeerde doeleinden zodat deze middelen door de verkopers zouden kunnen worden gebruikt om hun verkoopprijs te ver lagen of de kopers een direct economisch voordeel te verschaffen, en
▼B
g) infrastructuurvoorziening, waaronder elektriciteitsnet, wegen en andere transportvoorzieningen, markten en haveninstallaties, watervoorziening, dammen en waterafvoer, en de infrastructuur voor milieubeschermings programma's. In al deze gevallen mogen de uitgaven uitsluitend betrek king hebben op de levering of de aanleg van de infrastructuur en niet op gesubsidieerde levering van andere voorzieningen op het landbouwbedrijf dan de aansluiting op algemeen beschikbare nutsvoorzieningen. De uit gaven mogen geen subsidies op produktiebenodigdheden of kosten van bedrijfsvoering, noch voorkeurstarieven omvatten.
3. Overheidsvoorraden met het oog op de continuïteit van de voedselvoorzie ning (1)
Uitgaven (of gederfde inkomsten) voor het aanleggen en aanhouden van voorraden produkten die een integrerend deel zijn van een programma om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen dat wordt uitge voerd op grond van bepaalde nationale wetten. Dit kan ook overheidssteun omvatten voor particuliere opslag van produkten in het kader van een der gelijk programma.
De omvang en de aanleg van dergelijke voorraden dienen te corresponderen met vooraf bepaalde doelstellingen die uitsluitend verband houden met waar borging van de voedselvoorziening. De aanleg, zowel als de afzet van de voorraden dient financieel verifieerbaar te zijn. De aankoop van het voedsel door de overheid dient te gebeuren tegen de gangbare marktprijzen en de verkoop uit de voorraden dient te geschieden tegen prijzen die niet lager zijn dan de gangbare prijzen op de interne markt voor het betrokken produkt en de betrokken kwaliteit.
Uitgaven (of gederfde inkomsten) in verband met interne voedselhulp aan bevolkingsgroepen in nood.
Het recht op voedselhulp dient afhankelijk te worden gesteld van duidelijke criteria gekoppeld aan doelstellingen op het gebied van voeding. Dergelijke steun kan worden verleend in de vorm van rechtstreekse verstrekking van voedsel aan de betrokkenen of door diegenen die aan de voorwaarden vol doen de middelen te verstrekken om voedsel te kopen tegen marktprijzen of gesubsidieerde prijzen. Het voedsel dient door de overheid tegen gangbare marktprijzen te worden aangekocht en de financiering en administratie van de steun dient verifieerbaar te zijn.
5. Directe betalingen aan producenten
Steun aan producenten via directe betalingen (of gederfde inkomsten, met inbegrip van betalingen in natura) waarvoor aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de verlagingsverbintenissen, dient te voldoen aan de basiscri teria die zijn vermeld in punt 1 en aan de in de punten 6 tot en met 13 vermelde specifieke criteria voor de afzonderlijke categorieën directe beta lingen. Als aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de verlagingsver bintenis voor andere bestaande of nieuwe directe steun dan vermeld in de punten 6 tot en met 13, dient die steun behalve met de in punt 1 vermelde basiscriteria ook in overeenstemming te zijn met de in punt 6, onder b) tot en met e), vermelde criteria.
(1) Voor de toepassing van punt 3 van deze bijlage worden overheidsprogramma's inzake voorraden voor voedselvoorziening die in ontwikkelingslanden verifieerbaar en overeen komstig officieel bekendgemaakte objectieve criteria of richtlijnen worden uitgevoerd, geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van dit punt, ook wanneer het programma's betreft in het kader waarvan voorraden voedselprodukten met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening worden aangekocht en worden vrijgegeven tegen officiële prijzen, op voorwaarde echter dat het verschil tussen de aankoopprijs en de externe referentieprijs wordt meegerekend in de AMS.
(2) Voor de toepassing van de punten 3 en 4 van deze bijlage wordt de levering van voedsel tegen gesubsidieerde prijzen met de bedoeling om regelmatig tegen redelijke prijzen te voorzien in de voedselbehoefte van armen in steden en op het platteland in ontwikke lingslanden, geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen in dit punt.
▼B
6. Niet-produktiegebonden inkomenssteun
a) Het recht op dergelijke betalingen moet worden bepaald aan de hand van duidelijke criteria, zoals inkomen, de status van producent of grondeige naar, het gebruik van produktiefactoren of de produktie-omvang in een bepaalde basisperiode.
b) De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekop peld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de produktie (waar onder het aantal stuks vee) van de producent in een jaar na de basisperiode.
c) De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekop peld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereld markt, voor een produkt in een jaar na de basisperiode.
d) De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekop peld aan of gebaseerd op de produktiefactoren die zijn gebruikt in een jaar na de basisperiode.
e) Produktie zal geen voorwaarde zijn om in aanmerking te komen voor dergelijke betalingen.
7. Overheidsbijdrage voor inkomensverzekeringsregelingen
a) Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van een in komensverlies, waarvoor uitsluitend rekening wordt gehouden met het inkomen uit de landbouw, van meer dan 30 % van het gemiddelde bruto-inkomen of het daarmee corresponderende netto-inkomen (betalin gen uit deze of soortgelijke regelingen niet meegerekend) over de voor gaande drie jaar of van het gemiddelde van drie jaren van de vijf voor gaande jaren, de jaren met het hoogste en het laagste inkomen niet mee gerekend. Iedere prodocuent die aan deze voorwaarde voldoet, dient recht te hebben op de betaling.
b) Deze betalingen mogen niet meer compenseren dan 70 % van het in komensverlies van de producent in het jaar waarin hij recht krijgt op deze steun.
c) Deze betalingen mogen uitsluitend gekoppeld worden aan het inkomen; zij mogen niet gekoppeld worden aan het type of de omvang van de produktie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent, noch aan de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor de betrokken produkten, noch aan de gebruikte produktiefactoren.
d) Als een producent in hetzelfde jaar betalingen ontvangt op grond van het bepaalde in dit punt en in punt 8 (steun in verband met natuurrampen), dient het totaal van die betalingen kleiner te zijn dan 100 % van zijn totale verlies.
8. Betalingen (hetzij rechtstreeks, hetzij via een overheidsbijdrage voor oogst verzekeringen) in verband met natuurrampen
a) Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van formele erkenning door de overheid dat er sprake is of is geweest van een na tuurramp of soortgelijke ramp (waaronder epidemieën, plagen, kernonge lukken, en oorlog op hst grondgebied van het betrokken Lid) en een produktiedaling van meer dan 30 % van de gemiddelde produktie in de laatste drie jaar of de gemiddelde produktie van drie jaren van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste produktie niet meegerekend.
▼B
b) Betalingen naar aanleiding van een ramp mogen slechts betrekking heb ben op het verlies van inkomen, vee (waaronder ook betalingen voor diergeneeskundige behandeling van de dieren), land of andere produktie factoren als gevolg van de betrokken natuurramp.
c) De betalingen mogen hoogstens de verliezen compenseren en geen voor waarden of bepalingen omvatten wat betreft het type of de omvang van de produktie in de toekomst.
d) Betalingen tijdens een ramp mogen niet groter zijn dan nodig is om verdere verliezen als gedefinieerd onder b) te voorkomen of te beperken.
e) Als een producent in hetzelfde jaar betalingen ontvangt op grond van het bepaalde in dit punt en in punt 7 (inkomensverzekeringsregelingen), dient het totaal van die betalingen kleiner te zijn dan 100 % van het totale verlies van de producent.
9. Steun voor structuuraanpassing via beëindigingsregelingen
a) Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in programma's om bedrijfsbeëindiging door personen die com mercieel agrarische produkten produceren of hun omschakeling op niet-agrarische activiteiten, te vergemakkelijken.
b) De betalingen moeten afhankelijk worden gesteld van volledige en per manente beëindiging van commerciële agrarische produktie.
10. Steun voor structuuraanpassing via braakleggingsprogramma's
a) Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in programma's om land of andere produktiemiddelen, met in begrip van vee, te onttrekken aan commerciële agrarische produktie.
b) De betalingen moeten afhankelijk worden gesteld van het uit produktie nemen van land voor commerciële agrarische produktie voor minstens drie jaar en, wat betreft vee, van het slachten of definitieve permanente verwijdering van het bedrijf.
c) De betalingen mogen geen voorwaarden of bepalingen omvatten inzake gebruik van dergelijk land of andere produktiemiddelen voor de commer ciële produktie van landbouwprodukten.
d) De betalingen mogen niet worden gekoppeld aan het type of de omvang van de produktie en evenmin aan de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor de produkten die worden verkregen met gebruikma king van het land of de overige produktiemiddelen die voor produktie resteren.
11. Steun voor structuuraanpassing in de vorm van investeringssteun
a) Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in overheidsprogramma's ter ondersteuning van de financiële of materiële herstructurering van de bedrijfsactiviteit van een producent in verband met objectief aangetoonde structuurhandicaps. Het recht op steun in het kader van dergelijke programma's kan ook worden gebaseerd op een duidelijk overheidsprogramma voor privatisering van landbouwgrond.
b) De hoogte van dergelike betalingen in een jaar mag niet worden gekop peld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de produktie (waar onder het aantal stuks vee) van de producent, afgezien van bepalingen als bedoeld onder e), in een jaar na de basisperiode.
▼B
c) De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekop peld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereld markt, voor een produkt in een jaar na de basisperiode.
d) De betalingen worden slechts gedaan voor de periode die nodig is voor de uitvoering van de investeringen waarvoor ze worden gegeven.
e) De betalingen mogen voor de ontvangers geen verplichtingen inhouden, noch anderszins aanwijzingen omvatten wat betreft de te produceren land bouwprodukten, behalve de eis om een bepaald produkt niet te produceren.
f) De betalingen mogen niet hoger zijn dan nodig is om de structuurhandi cap te compenseren.
12. Betalingen in het kader van milieubeschermingsprogramma's
a) Het recht op dergelijke betalingen dient een onderdeel te zijn van een duidelijk overheidsprogramma voor milieubescherming of natuurbehoud en afhankelijk te worden gesteld van de naleving van specifieke voor waarden in het kader van dat overheidsprogramma, waaronder voorwaar den wat betreft de produktiemethoden of de produktiebenodigdheden.
b) De betaling mag niet hoger zijn dan de extra kosten of de gederfde inkomsten als gevolg van naleving van het overheidsprogramma.
13. Betalingen in het kader van programma's voor regionale bijstand
a) Het recht op dergelijke betalingen dient beperkt te blijven tot producenten in probleemgebieden. Dergelijke gebieden dienen duidelijk omschreven aaneengesloten geografische gebieden te zijn met een definieerbare eco nomische en administratieve identiteit en moeten als probleemgebieden zijn aangemerkt aan de hand van neutrale en objectieve criteria die dui delijk zijn vastgelegd in wetten of verordeningen en waaruit blijkt dat de problemen van het gebied niet uitsluitend zijn toe te schrijven aan tijde lijke omstandigheden.
b) De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekop peld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de produktie (waar onder het aantal stuks vee) van de producent in een jaar na de basis periode, behalve aan de eis om de produktie te verlagen.
c) De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekop peld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereld markt, voor een produkt in een jaar na de basisperiode.
d) Het recht op de betalingen geldt alleen voor producenten in de te onder steunen gebieden, maar in die gebieden voor" alle producenten.
e) Als de betalingen worden gekoppeld aan de produktiefactoren, zijn de bedragen degressief boven een bepaalde drempel voor de betrokken produktiefactor.
f) De betalingen mogen niet groter zijn dan de extra kosten of de gederfde inkomsten als gevolg van de landbouw in het betrokken gebied.
▼B
BIJLAGE 3
INTERNE STEUN: BEREKENING VAN DE GEAGGREGEERDE STEUN
1. Onverminderd de bepalingen van artikel 6 wordt de Geaggregeerde Steun (Aggregate Measurement of Support — AMS) produktgebonden berekend voor ieder referentielandbouwprodukt waarvoor marktprijsondersteuning, niet-vrijgestelde directe betalingen of enige andere niet van de verlagings verbintenis vrijgestelde subsidie (andere „niet-vrijgestelde beleidsmaatrege len”) wordt toegekend. Voor de niet-produktgebonden steun wordt de niet-produktgebonden AMS berekend in een enkel totaalbedrag.
2. De in punt 1 bedoelde subsidies omvatten zowel de begrotingsuitgaven als de gederfde inkomsten van de overheid of haar uitvoeringsorganen.
3. Zowel de steun op nationaal als subnationaal niveau wordt meegerekend.
4. Door de producenten betaalde specifieke landbouwheffingen of retributies worden in mindering gebracht op de AMS.
5. De volgens het onderstaande berekende AMS voor de basisperiode vormt het basisniveau voor de uitvoering van de verbintenis tot verlaging van de interne steun.
6. Voor ieder referentielandbouwprodukt wordt een specifieke AMS bepaald en uitgedrukt in een totaal geldbedrag.
7. De AMS wordt berekend voor het produkt dat zo kort mogelijk volgt op de eerste verkoop van het betrokken referentielandbouwprodukt. Maatregelen ten gunste van de verwerkers van landbouwprodukten worden meegerekend voor zover zij ten goede komen aan de producenten van de referentieland-bouwprodukten.
8. Marktprijsondersteuning: de ondersteuning van de marktprijzen wordt bere kend door het verschil tussen een vaste externe referentieprijs en de toege paste regelingsprijs te vermenigvuldigen met de geproduceerde hoeveelheid die in aanmerking komt voor de regelingsprijs. Begrotingsuitgaven om dit verschil te handhaven, zoals de opkoopkosten of de opslagkosten, worden niet meegerekend voor de AMS.
9. De externe referentieprijs wordt gebaseerd op de jaren 1986 tot en met 1988 en wordt in het algemeen de gemiddelde f.o.b.-prijs per gewichtseenheid voor het betrokken referentielandbouwprodukt in een netto-exporterend land en de gemiddelde c.i.f.-prijs per gewichtseenheid voor het betrokken referentielandbouwprodukt in een netto-importerend land tijdens de basis periode. De referentieprijs kan, zonodig, worden aangepast in verband met kwaliteitsverschillen.
10. Niet-vrijgestelde directe betalingen: niet-vrijgestelde directe betalingen die afhankelijk zijn van een prijsverschil, worden berekend door het verschil tussen de referentieprijs en de toegepaste regelingsprijs te vermenigvuldigen met de geproduceerde hoeveelheid die in aanmerking komt voor de rege lingsprijs of worden berekend aan de hand van de begrotingsuitgaven.
11. De referentieprijs wordt gebaseerd op de jaren 1986 tot en met 1988 en is in het algemeen de prijs waarvan wordt uitgegaan voor de bepaling van het niveau van de directe betalingen.
12. Het bedrag van de niet-vrijgestelde directe betalingen die gebaseerd worden op andere factoren dan de prijs, wordt berekend aan de hand van de begrotingsuitgaven.
13. Andere niet-vrijgestelde maatregelen, waaronder imputsubsidies en andere maatregelen zoals maatregelen tot verlaging van de afzetkosten: de waarde van dergelijke maatregelen wordt berekend aan de hand van de begrotings uitgaven van de overheid of, wanneer de volle omvang van de subsidie niet uit de begrotingsuitgaven blijkt, het verschil tussen de prijs van het gesub sidieerde produkt of de gesubsidieerde dienst en een representatieve markt prijs voor een soortgelijk produkt of een soortgelijke dienst, vermenigvuldigd met de hoeveelheid produkten of diensten.
▼B
BIJLAGE 4
INTERNE STEUN: BEREKENING VAN AMS-EQUIVALENT
1. Onverminderd de bepalingen van artikel 6 worden AMS-equivalenten bere kend voor alle referentielandbouwprodukten waarvoor de in bijlage 3 gedefinieerde marktprijsondersteuning bestaat, maar waarvoor be rekening van deze component van de AMS niet uitvoerbaar is. Voor derge lijke produkten omvat het basisniveau waarvan wordt uitgegaan voor de uit voering van de verbintenissen inzake verlaging van de interne steun, een marktprijsondersteuningscomponent uitgedrukt in AMS-equivalenten als be doeld in punt 2, alsmede eventuele niet-vrijgestelde directe betalingen en andere niet-vrijgestelde steun, die wordt geraamd overeenkomstig het be paalde in punt 3. Zowel op nationaal als subnationaal niveau toegekende steun moet worden meegerekend.
2. De in punt 1 bedoelde AMS-equivalenten worden voor alle referentieland bouwprodukten waarvoor marktprijsondersteuning wordt toegekend en waar voor de berekening van de marktprijsondersteuningscomponent van de AMS niet uitvoerbaar is, produktgebonden berekend voor het produkt dat zo kort mogelijk volgt op de eerste verkoop. Voor deze referentielandbouwprodukten wordt het equivalent van de marktprijsondersteuning berekend met gebruik making van de toegepaste regelingsprijs en de geproduceerde hoeveelheid die in aanmerking komt voor die prijs of, als dit niet uitvoerbaar is, de begrotings uitgaven voor ondersteuning van de producentenprijs.
3. Als voor onder punt 1 vallende referentielandbouwprodukten niet-vrijgestelde directe betalingen of andere produktgebonden, niet van de verlagingsverbin tenis vrijgestelde subsidies worden toegekend, worden de AMS-equivalenten voor deze maatregelen berekend zoals de overeenkomstige AMS-componenten (zie de punten 10 t/m 13 van bijlage 3).
4. De AMS-equivalenten worden berekend aan de hand van de subsidie voor het produkt dat zo kort mogelijk volgt op de eerste verkoop van het betrokken referentielandbouwprodukt. Maatregelen ten gunste van de verwerkers van landbouwprodukten worden meegerekend voor zover zij ten goede komen aan de producenten van de referentielandbouwprodukten. Voor specifieke landbouwheffingen of retributies die door de producenten zijn betaald, worden de AMS-equivalenten dienovereenkomstig verlaagd.
▼B
BIJLAGE 5
BIJZONDERE BEHANDELING OP GROND VAN ARTIKEL 4, LID 2
Sectie A
1. De bepalingen van artikel 4, lid 2, zijn niet met ingang van de inwerking treding van de WTO-Overeenkomst van toepassing op primaire landbouw produkten en verwerkte en/of bereide produkten daarvan („aangeduide pro dukten”) waarvoor aan de onderstaande voorwaarden is voldaan (deze be handeling wordt hierna „bijzondere behandeling” genoemd):
a) de invoer van de aangeduide produkten bedroeg in de basisperiode 1986—1988 (hierna „de basisperiode” genoemd) minder dan 3 % van het betrokken interne verbruik;
b) sinds het begin van de basisperiode zijn voor de aangeduide produkten geen uitvoersubsidies toegekend;
c) er worden doeltreffende produktiebeperkende maatregelen toegepast voor het primaire landbouwprodukt;
d) dergelijke produkten worden, in sectie I-B van deel I van de Lijst van een Lid die als bijlage is gehecht aan het Protocol van Marrakesh, aangeduid met de vermelding „ST-Annex 5” als produkten waarvoor een bijzondere behandeling geldt in verband met niet-commerciële overwegingen, zoals waarborging van de continuïteit van de voedselvoorziening en milieu bescherming, en
e) de minimumtoegang voor de aangeduide produkten, zoals gespecificeerd in sectie I-B van deel I van de Lijst van het betrokken Lid, bedraagt vanaf het begin van het eerste jaar van de uitvoeringsperiode 4 % van het interne verbruik van de aangeduide produkten tijdens de basisperiode en wordt vervolgens per resterend jaar van de uitvoeringsperiode verhoogd met 0,8 % van het betrokken interne verbruik in de basisperiode.
2. Een Lid mag aan het begin van elk jaar van de uitvoeringsperiode door het bepaalde in punt 6 toe te passen een einde maken aan de bijzondere behan deling voor de aangeduide produkten. In dat geval dient het betrokken Lid de op dat tijdstip reeds geldende minimumtoegang te behouden en de mini mumtoegang per resterend jaar van de uitvoeringsperiode te verhogen met 0,4 % van het betrokken interne verbruik in de basisperiode. Daarna moet de minimumtoegang die op grond van deze formule geldt voor het laatste jaar van de uitvoeringsperiode, behouden blijven in de Lijst van het betrokken Lid.
3. Onderhandelingen over de vraag of de in punt 1 vermelde bijzondere be handeling kan blijven gelden na de uitvoeringsperiode, moeten binnen deze uitvoeringsperiode worden afgerond in het kader van de in artikel 20 van deze Overeenkomst bedoelde onderhandelingen, daarbij rekening houdende met niet-commerciële overwegingen.
4. Indien als resultaat van de in punt 3 bedoelde onderhandelingen wordt over eengekomen dat een Lid de bijzondere behandeling mag blijven toepassen, verleent dat Lid de aanvullende en acceptabele concessies die tijdens die onderhandelingen zijn vastgesteld.
5. Als de bijzondere behandeling aan het einde van de uitvoeringsperiode niet langer van toepassing blijft, past het betrokken Lid de bepalingen van punt 6 toe. In dat geval moet na de uitvoeringsperiode de minimumtoegang voor de aangeduide produkten 8 % blijven van het betrokken interne verbruik in de basisperiode dat is gespecificeerd in de Lijst van het betrokken Lid.
▼B
6. Op de andere voor de aangeduide produkten toegepaste grensbeschermings maatregelen dan gewone douanerechten worden de bepalingen van artikel 4, lid 2, van toepassing vanaf het begin van het jaar waarin de bijzondere behandeling niet meer wordt toegepast. Voor dergelijke produkten worden gewone douanerechten toegepast die worden geconsolideerd in de Lijst van het betrokken Lid en die, vanaf het begin van het jaar waarin de bijzondere behandeling wordt beëindigd en daarna, worden toegepast op het niveau dat van toepassing zou zijn geweest als tijdens de uitvoeringsperiode in gelijke jaarlijkse stappen een verlaging met minstens 15 % zou zijn toegepast. Deze douanerechten worden bepaald aan de hand van tariefequivalenten die wor den berekend overeenkomstig de richtlijnen in het aanhangsel bij deze bijlage.
Sectie B
7. De bepalingen van artikel 4, lid 2, zijn ook niet met ingang van de inwer kingtreding van de WTO-Overeenkomst van toepassing op een primair land bouwprodukt dat' traditioneel het belangrijkste voedingsmiddel is in een Lid dat een ontwikkelingsland is en waarvoor, behalve aan de in punt 1, onder a) tot en met d), vermelde voorwaarden, voor zover van toepassing, wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a) de minimumtoegang voor de betrokken produkten, zoals gespecificeerd in sectie I-B van deel I van de Lijst van het betrokken Lid dat een ont wikkelingsland is, bedraagt vanaf het begin van het eerste jaar van de uitvoeringsperiode 1 % van het interne verbruik van de betrokken pro dukten tijdens de basisperiode en wordt tot het begin van het vijfde jaar van de uitvoeringsperiode in gelijke stappen verhoogd tot 2 % van het betrokken interne verbruik in de basisperiode. Vanaf het begin van het zesde jaar van de uitvoeringsperiode bedraagt de minimumtoegang voor de betrokken produkten 2 % van het betrokken interne verbruik in de basisperiode en wordt deze toegang tot het begin van het tiende jaar in gelijke stappen verhoogd tot 4 % van het betrokken interne verbruik in de basisperiode. Daarna moet de minimumtoegang die op grond van deze formule geldt voor het tiende jaar van de uitvoeringsperiode, behouden blijven in de Lijst van het betrokken Lid dat een ontwikkelingsland is;
b) er moet adequate markttoegang zijn verleend voor andere produkten die onder deze Overeenkomst vallen.
8. Onderhandelingen over de vraag of de in, punt 7 vermelde bijzondere be handeling kan blijven gelden na het tiende jaar na het begin van de uitvoe ringsperiode, moeten worden begonnen en afgerond binnen dit tiende jaar.
9. Indien als resultaat van de in punt 8 bedoelde onderhandelingen wordt over eengekomen dat een Lid de bijzondere behandeling mag blijven toepassen, verleent dat Lid de aanvullende en acceptabele concessies die tijdens die onderhandelingen zijn vastgesteld.
10. Als de bijzondere behandeling op grond van punt 7 aan het einde van het tiende jaar na het begin van de uitvoeringsperiode niet langer van toepassing blijft, worden voor de betrokken produkten gewone douanerechten toegepast die worden vastgesteld aan de hand van tariefequivalenten die worden bere kend overeenkomstig de richtlijnen in het aanhangsel bij deze bijlage en die worden geconsolideerd in de Lijst van het betrokken Lid. Voor het overige worden de bepalingen van punt 6 toegepast overeenkomstig de wijzigingen die zijn overeengekomen in het kader van de bijzondere en afwijkende behandeling die op grond van deze Overeenkomst is toegestaan voor Leden die ontwikkelingslanden zijn.
▼B
Aanhangsel bij bijlage 5
Richtlijnen voor de berekening van tariefequivalenten in verband met het bepaalde in de punten 6 en 10 van deze bijlage
1. De tariefequivalenten worden, ongeacht of ze worden uitgedrukt in ad valorem-rechten of specifieke rechten, verifieerbaar berekend aan de hand van het verschil tussen de interne en de externe prijzen. Daarbij wordt uit gegaan van gegevens over de jaren 1986 tot en met 1988. De tariefequiva lenten
a) worden in beginsel vastgesteld voor viercijferige tariefposten van het GS;
b) worden zonodig vastgesteld op zescijferig of nog gedetailleerder niveau van het GS;
c) worden voor verwerkte en/of bereide produkten in het algemeen vast gesteld door vermenigvuldiging van het (de) specifieke tariefequivalent(en) voor het (de) primaire landbouwprodukt(en) met het aandeel (de aandelen), naargelang van het geval, in waarde of fysiek, van het (de) primaire land bouwprodukt(en) in het verwerkte en/of bereide produkt, daarbij, zonodig, rekening houdende met bestaande additionele elementen ter bescherming van de industrie.
2. Als externe prijzen worden in het algemeen gemiddelde c.i.f.-prijzen per een heid genomen voor het invoerende land. Als geen of geen adequate gemid delde c.i.f.-prijzen beschikbaar zijn, worden als externe prijzen genomen
a) adequate gemiddelde c.i.f.-prijzen per eenheid van een nabij land, of
b) worden de externe prijzen geraamd aan de hand van gemiddelde f.o.b.- prijzen per eenheid van een adequaat belangrijk exporterend land of ade quate belangrijke exporterende landen, welke prijzen worden aangepast door daarbij een geraamd bedrag voor verzekering, vracht en andere kosten naar het land van invoer op te stellen.
3. De externe prijzen worden in het algemeen in de nationale valuta omgerekend met gebruikmaking van het jaargemiddelde van de marktwisselkoers voor dezelfde periode als de periode waarover prijsgegevens beschikbaar zijn.
4. Als interne prijs wordt in het algemeen een prijs genomen die representatief is voor de groothandelsprijs op de interne markt of, als geen adequate gegevens beschikbaar zijn, een raming van die prijs.
5. De oorspronkelijke tariefequivalenten kunnen, zonodig, met gebruikmaking van een passende coëfficiënt, worden aangepast in verband met verschillen in kwaliteit of soort.
6. Als een op grond van deze richtlijnen berekend tariefequivalent negatief is of lager is dan het huidige geconsolideerde recht, kan het initiële tariefequivalent worden vastgesteld op het huidige geconsolideerde recht of op grond van een aanbod van het betrokken land voor dat produkt.
7. Als het tariefequivalent dat volgens bovenstaande richtlijnen zou moeten wor den toegepast, wordt aangepast, geeft het betrokken Lid, op verzoek, alle gelegenheid voor overleg om via onderhandelingen tot een passende oplossing te komen.
▼B
OVEREENKOMST INZAKE SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
DE LEDEN,
Nogmaals verklarend dat ieder Lid de voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant noodzakelijke maatregelen mag vaststellen of toepassen, op voorwaarde dat de toepassing van deze maatregelen niet zo gebeurt dat zij een instrument zijn voor willekeurig of ongerechtvaardigd onderscheid tussen Leden in wier landen de omstandigheden gelijk zijn of een instrument voor een verkapte beperking van de internationale handel;
Geleid door de wens om de gezondheidssituatie van mens, dier en plant in de landen van alle Leden te verbeteren;
Vaststellende dat sanitaire en fytosanitaire maatregelen vaak worden toegepast op grond van bilaterale overeenkomsten of protocollen;
Geleid door de wens om een multilateraal kader van regels en disciplines vast te stellen voor de opstelling, vaststelling en toepassing van sanitaire en fytosanitaire maatregelen ten einde de negatieve effecten van deze maatregelen op de handel zoveel mogelijk te beperken;
Erkennend dat internationale normen, richtlijnen en aanbevelingen in dit opzicht een belangrijke bijdrage kunnen leveren;
Geleid door de wens om te bevorderen dat de Leden geharmoniseerde sanitaire en fytosanitaire maatregelen toepassen die zijn gebaseerd op internationale nor men, richtlijnen en aanbevelingen van de relevante internationale organisaties, waaronder de Codex Alimentarius Commissie, het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE), en de relevante internationale en regionale or ganisaties in het kader van het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten, zonder daarbij echter van de Leden te eisen om het voor hen adequate niveau van bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te veranderen;
Erkennend dat Xxxxx die ontwikkelingslanden zijn bijzondere moeilijkheden kunnen ondervinden om zich te houden aan de sanitaire of fytosanitaire maat regelen van Leden die importlanden zijn en daardoor om toegang te krijgen tot de markten, maar ook om in hun eigen land sanitaire of fytosanitaire maatregelen vast te stellen en toe te passen, en geleid door de wens de Leden die ontwikke lingslanden zijn te helpen bij hun inspanningen in dit opzicht;
Geleid daarom door de wens om regels op te stellen voor de toepassing van de bepalingen van de GATT 1994 die betrekking hebben op het gebruik van sani taire of fytosanitaire maatregelen, en met name de bepalingen van artikel XX, onder b) (1),
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
Artikel 1
Algemene bepalingen
1. Deze Overeenkomst geldt voor alle sanitaire en fytosanitaire maatregelen die, direct of indirect, van invloed kunnen zijn op de internationale handel. Dergelijke maatregelen moeten worden opgesteld en toegepast overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst.
2. In het kader van deze Overeenkomst gelden de in bijlage A vastgestelde definities.
3. De bijlagen zijn een integrerend deel van deze Overeenkomst.
4. Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten die de Leden kunnen doen gelden op grond van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemme ringen, voor zover het gaat om maatregelen die niet binnen de werkingssfeer van deze Overeenkomst vallen.
(1) In deze Overeenkomst geldt een verwijzing naar artikel XX, onder b), ook als verwijzing naar de inleidende bepalingen bij dat artikel.
▼B
Artikel 2
Fundamentele rechten en verplichtingen
1. De Leden hebben het recht de sanitaire en fytosanitaire maatregelen te nemen die nodig zijn voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen niet in strijd zijn met de bepalingen van deze Overeenkomst.
2. De Leden zorgen ervoor dat sanitaire of fytosanitaire maatregelen alleen worden toegepast voor zover nodig voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, dat dergelijke maatregelen worden gebaseerd op wetenschappelijke uitgangspunten en niet van kracht worden gelaten zonder voldoende wetenschappelijk bewijs, tenzij in de gevallen als bedoeld in artikel 5, lid 7.
3. De Leden zorgen ervoor dat hun sanitaire en fytosanitaire maatregelen niet leiden tot een willekeurig of ongerechtvaardigd onderscheid tussen Leden in wier landen de omstandigheden gelijk of gelijkaardig zijn, en ook niet tussen hun eigen grondgebied en dat van andere Leden. Sanitaire en fytosanitaire maatrege len mogen niet zo worden toegepast dat zij een verkapte beperking van de internationale handel vormen.
4. Sanitaire of fytosanitaire maatregelen die in overeenstemming zijn met de relevante bepalingen van deze Overeenkomst worden geacht in overeenstemming te zijn met de verplichtingen van de Leden op grond van de bepalingen van de GATT 1994 die betrekking hebben op het gebruik van sanitaire of fytosanitaire maatregelen, en met name de bepalingen van artikel XX, onder b).
Artikel 3
Harmonisatie
1. Om ervoor te zorgen dat de sanitaire en fytosanitaire maatregelen op een zo breed mogelijke grondslag worden geharmoniseerd, baseren de Leden hun sani taire of fytosanitaire maatregelen op internationale normen, richtlijnen of aan bevelingen, voor zover die bestaan, tenzij anders is bepaald in deze Overeen komst en met name in lid 3.
2. Sanitaire of fytosanitaire maatregelen die in overeenstemming zijn met internationale normen, richtlijnen of aanbevelingen worden geacht noodzakelijk te zijn voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, en worden geacht niet in strijd te zijn met de relevante bepalingen van deze Overeenkomst en van de GATT 1994.
3. De Leden hebben het recht sanitaire of fytosanitaire maatregelen in te voeren of toe te passen die resulteren in een hoger niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming dan maatregelen gebaseerd op de relevante internatio nale normen, richtlijnen of aanbevelingen, als dat wetenschappelijk kan worden verantwoord of dat samenhangt met het niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming dat een Lid adequaat acht overeenkomstig de relevante bepalingen van artikel 5, lid 1, tot en met lid 8 (1). Desalniettemin mogen maatregelen die resulteren in een ander niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming dan het niveau dat zou resulteren uit maatregelen op grond van internationale normen, richtlijnen of aanbevelingen, niet strijdig zijn met enige andere bepaling van deze Overeenkomst.
4. De Leden werken in de relevante internationale organisaties en hun onder steunende organen, in het bijzonder de Codex Alimentarius Commissie, het Inter nationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE), en de internationale en regionale organisaties in het kader van het Internationaal Verdrag voor de Be scherming van Planten, binnen hun mogelijkheden ten volle mee om in deze organisaties te bevorderen dat normen, richtlijnen en aanbevelingen met betrek king tot alle aspecten van sanitaire en fytosanitaire maatregelen worden opgesteld en periodiek opnieuw worden bekeken.
(1) In de zin van artikel 3, lid 3, zijn maatregelen wetenschappelijk verantwoord als, op grond van een onderzoek en evaluatie van de beschikbare wetenschappelijke gegevens overeenkomstig de relevante bepalingen van deze Overeenkomst, een Lid bepaalt dat de relevante internationale normen, richtlijnen of aanbevelingen niet toereikend zijn voor het door hem adequaat geachte niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming.
▼B
5. De in artikel 12, leden 1 en 4, bedoelde Commissie voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (in deze Overeenkomst de „Commissie” genoemd) stelt een procedure op om de internationale harmonisatie te volgen en de inspanningen terzake met de relevante internationale organisaties te coördineren.
Artikel 4
Gelijkwaardigheid
1. De Leden aanvaarden de gelijkwaardigheid van de veterinaire of fytosani taire maatregelen van andere Leden, zelfs als deze maatregelen verschillen van hun eigen maatregelen of van de maatregelen die worden toegepast door andere Leden die in hetzelfde produkt handelen, als het exporterende Lid het importe rende Lid objectief aantoont dat zijn maatregelen resulteren in het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming van het importerende Lid. Daartoe wordt aan het importerende Lid, op diens verzoek, redelijke toegang gegeven wat betreft inspectie, proeven en andere relevante procedures.
2. De Leden aanvaarden, op verzoek, overleg met het oog op bilaterale en multilaterale overeenkomsten over de erkenning van de gelijkwaardigheid van gespecificeerde sanitaire of fytosanitaire maatregelen.
Artikel 5
Risico-evaluatie en bepaling van het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming
1. De Leden baseren hun sanitaire of fytosanitaire maatregelen op een aan de omstandigheden beantwoordende evaluatie van de risico's voor het leven of de gezondheid van mens, dier of plant, en houden daarbij rekening met de risico-evaluatiemethoden van de relevante internationale organisaties.
2. Bij de evaluatie van de risico's houden de Leden rekening met wetenschap pelijk bewijs, relevante produktieprocessen en produktiemethoden, relevante inspectie-, bemonsterings- en beproevingsmethoden, prevalentie van specifieke ziekten of plagen; bestaan van ziekte- of plagenvrije gebieden, relevante omstan digheden wat betreft de ecologische situatie of het milieu, en quarantaineregelin gen of andere behandelingen.
3. Bij de evaluatie van het risico voor het leven of de gezondheid van dier of plant, en bij de bepaling van de toe te passen maatregel om het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming tegen een dergelijk risico te bereiken, worden door de Leden als relevante economische factoren in aanmerking ge nomen: de mogelijke schade in de vorm van verliezen aan produktie of verkoop als een plaag of ziekte wordt binnengebracht, gevestigd raakt of zich verspreidt, de kosten van bestrijding of uitroeiing op het grondgebied van het importerende Lid, en de kosten-batenverhouding van andere methoden om de risico's te beperken.
4. De Leden behoren bij het bepalen van het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming rekening te houden met het doel de negatieve effecten op de handel zo klein mogelijk te houden.
5. Met het oog op een samenhangende toepassing van het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming tegen risico's voor het leven of de gezondheid van de mens, dier of plant dient ieder Lid willekeurige of ongerecht vaardigde verschillen in de niveaus die hij in verschillende situaties adequaat acht te vermijden, als die verschillen resulteren in discriminatie of in een verkapte beperking van de internationale handel. De Leden werken, overeenkomstig ar tikel 12, leden 1, 2 en 3, in de Commissie samen voor het opstellen van richt lijnen om de praktische toepassing van deze bepaling te bevorderen. Bij het opstellen van de richtlijnen houdt de Commissie rekening met alle relevante factoren, waaronder het feit dat mensen slechts bij uitzondering opzettelijk ri sico's nemen ten aanzien van hun gezondheid.
▼B
6. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 2, zorgen de Leden ervoor dat sanitaire of fytosanitaire maatregelen die door hen vastgesteld of toegepast wor den met het oog op hun adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescher ming, de handel niet meer beperken dan nodig is om dat niveau te bereiken; ze houden daarbij rekening met de technische en economische uitvoerbaarheid (1).
7. Wanneer onvoldoende wetenschappelijk bewijs beschikbaar is, mag een Lid voorlopige sanitaire of fytosanitaire maatregelen vaststellen op grond van de beschikbare relevante gegevens, waaronder gegevens van de betrokken inter nationale organisaties en gegevens in verband met sanitaire of fytosanitaire maat regelen die worden toegepast door andere Leden. In die situatie moeten de Leden ernaar streven om de bijkomende gegevens te verzamelen die nodig zijn voor een objectievere risico-evaluatie en om de betrokken sanitaire of fytosanitaire maat regel binnen een redelijke termijn dienovereenkomstig opnieuw te bekijken.
8. Wanneer een Lid reden heeft om aan te nemen dat een specifieke sanitaire of fytosanitaire maatregel die door een ander Lid is ingevoerd of wordt toegepast, zijn uitvoer beperkt of kan beperken en de betrokken maatregel niet gebaseerd is op de relevante internationale normen, richtlijnen of aanbevelingen of dergelijke normen, richtlijnen of aanbevelingen niet bestaan, mag uitleg over de redenen voor deze sanitaire of fytosanitaire maatregel worden gevraagd en moet het Lid dat de maatregel toepast, die uitleg verstrekken.
Artikel 6
Aanpassing aan de regionale omstandigheden, waaronder ziekte- of plagenvrije gebieden of gebieden met een lage ziekte- of plagenprevalentie
1. De Leden zorgen ervoor dat hun sanitaire of fytosanitaire maatregelen aangepast zijn aan de sanitaire of fytosanitaire kenmerken van het gebied, hetzij een land of een gedeelte van een land, hetzij enkele landen of gedeelten van enkele landen, waaruit het produkt afkomstig is en waarvoor het produkt is bestemd. Bij de evaluatie van de sanitaire of fytosanitaire kenmerken van een gebied houden de Leden onder andere rekening met de prevalentie van specifieke ziekten of plagen, eventuele uitroeiings-of bestrijdingsprogramma's en eventuele adequate criteria of richtlijnen van de relevante internationale organisaties.
2. Xx Xxxxx aanvaarden met name de concepten ziekte- of plagenvrije gebie den en gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen. Dergelijke gebieden worden bepaald aan de hand van factoren zoals geografische situatie, ecosystemen, epidemiologische toezicht, en doeltreffendheid van sanitaire of fy tosanitaire controles.
3. Exporterende Leden die stellen dat gebieden binnen hun grondgebied vrij van ziekten of plagen zijn of een lage prevalentie van ziekten of plagen hebben, dienen terzake de nodige bewijzen te leveren om het importerende Lid objectief aan te tonen dat dergelijke gebieden ziekte- of plagenvrije gebieden zijn en waarschijnlijk zullen blijven, respectievelijk gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen zijn of waarschijnlijk zullen blijven.
Daartoe wordt aan het importerende Lid, op diens verzoek, redelijke toegang gegeven wat betreft inspectie, proeven en andere relevante procedures.
(1) In de zin van artikel 5, lid 6, beperkt een maatregel de handel niet meer dan nodig is, tenzij er, rekening houdende met de technische en economische uitvoerbaarheid, een andere redelijkerwijs toepasbare maatregel bestaat die het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming geeft en aanzienlijk minder beperkingen voor de handel meebrengt.
▼B
Artikel 7
Openheid
De Leden zorgen voor kennisgeving van de wijzigingen in hun sanitaire of fytosanitaire maatregelen en verstrekken gegevens over hun sanitaire of fytosa nitaire maatregelen overeenkomstig de bepalingen in bijlage B.
Artikel 8
Controle-, inspectie- en goedkeuringsprocedures
De Leden houden zich bij de toepassing van controle-, inspectie- en goedkeu ringsprocedures, waaronder nationale regelingen voor de goedkeuring van het gebruik van additieven of voor de vaststelling van toleranties voor contaminanten in voedingsmiddelen, drank of diervoeder, aan de bepalingen in bijlage C, en zorgen er ook overigens voor dat hun procedures niet in strijd zijn met de bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 9
Technische bijstand
1. De Leden komen overeen de technische bijstand aan andere Leden, met name Xxxxx die ontwikkelingslanden zijn, te vergemakkelijken hetzij op bilate raal niveau, hetzij via de betrokken internationale organisaties. Dergelijke assis tentie kan onder andere worden verleend op het vlak van procestechnologie, onderzoek en infrastructuur, daaronder begrepen de oprichting van nationale regelgevende instanties, en kan worden verleend in de vorm van adviezen, kre dieten, schenkingen en subsidies, ook voor het bekostigen van technische des kundigheid, opleidingen en apparatuur om deze landen in staat te stellen zich aan te passen aan het niveau van en uitvoering te geven aan de sanitaire of fytosa nitaire maatregelen die nodig zijn om het adequate niveau van sanitaire of fyto sanitaire bescherming op hun uitvoermarkten te bereiken.
2. Als aanzienlijke investeringen nodig zijn om een Lid dat een uitvoerend ontwikkelingsland is in staat te stellen om te voldoen aan de sanitaire of fyto sanitaire eisen van een importerend Lid, dient laatstgenoemd Lid te overwegen om die technische bijstand te verlenen die het ontwikkelingsland in staat stelt zijn markttoegang voor het betrokken produkt te handhaven of te vergroten.
Artikel 10
Bijzondere en afwijkende behandeling
1. Bij de voorbereiding en de toepassing van sanitaire of fytosanitaire maat regelen houden de Leden rekening met de bijzondere behoeften van de Leden die ontwikkelingslanden zijn en met name van de Leden die minstontwikkelde lan den zijn.
2. Wanneer in het kader van het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming een gefaseerde invoering van nieuwe sanitaire of fytosanitaire maat regelen mogelijk is, behoren langere invoeringstermijnen te worden toegestaan voor produkten die van belang zijn voor Leden die ontwikkelingslanden zijn, ten einde hun uitvoermogelijkheden niet te verminderen.
3. Om ervoor te zorgen dat Xxxxx die ontwikkelingslanden zijn, in staat zijn om aan de bepalingen van deze Overeenkomst te voldoen, wordt de Commissie gemachtigd deze landen, rekening houdende met de situatie van hun financiën, handel en ontwikkeling, op hun verzoek gespecificeerde en tijdelijke uitzonderin gen toe te staan wat betreft alle of een gedeelte van hun verplichtingen op grond van deze Overeenkomst.
4. De Leden behoren Xxxxx die ontwikkelingslanden zijn aan te moedigen om actief mee te werken in de betrokken internationale organisaties en hun dit ook te vergemakkelijken.
▼B
Artikel 11
Overleg en beslechting van geschillen
1. De bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast in het Memorandum van Overeenstemming inzake Ge schillenbeslechting zijn van toepassing op het overleg en de beslechting van geschillen in het kader van deze Overeenkomst, tenzij hierin uitdrukkelijk anders is bepaald.
2. Bij een geschil op het gebied van deze Overeenkomst dat handelt over wetenschappelijke of technische kwesties behoort een panel advies te vragen van deskundigen die het kiest in óverleg met de partijen bij het geschil. Daartoe kan het panel, wanneer het dit dienstig acht, een adviesgroep van technische deskundigen vormen of de betrokken internationale organisaties raadplegen, een en ander op verzoek van een van de partijen bij het geschil of op zijn eigen initiatief.
3. Niets in deze Overeenkomst doet afbreuk aan de rechten van de Leden op grond van andere internationale overeenkomsten, daaronder begrepen het recht om gebruik te maken van de goede diensten of regelingen voor geschillen beslechting die bestaan in het kader van andere internationale organisaties of als uitvloeisel van een internationale overeenkomst.
Artikel 12
Administratie
1. Hierbij wordt als forum voor regelmatig overleg een Commissie voor sa nitaire en fytosanitaire maatregelen opgericht. De Commissie vervult de functies die nodig zijn om de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst en de doelstellingen daarvan, met name op het vlak van de harmonisatie, te bevorderen. De Commissie beslist bij consensus.
2. De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt ad hoc-overleg of ad hoc-onderhandelingen tussen de Leden over specifieke sanitaire of fytosanitaire kwesties. De Commissie stimuleert de toepassing van internationale normen, richtlijnen of aanbevelingen door de Leden en verstrekt in dit verband financiële bijdragen voor technisch overleg en onderzoek dat gericht is op sterkere coördi natie en integratie van internationale en nationale regelingen en methodes voor de goedkeuring van het gebruik van voedingsmiddelenadditieven of voor de vast stelling van toleranties voor contaminanten in voedingsmiddelen, drank of diervoeder.
3. De Commissie onderhoudt nauwe contacten met de relevante internationale organisaties op het gebied van sanitaire en fytosanitaire bescherming, met name met de Codex Alimentarius Commissie, het Internationaal Bureau voor Besmet telijke Dierziekten, en het Secretariaat van het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten, ten einde zich met het oog op het beheer van deze Overeenkomst te verzekeren van de beste wetenschappelijke en technische ad viezen die beschikbaar zijn en ervoor te zorgen dat dubbel werk wordt voorkomen.
4. De Commissie stelt een procedure op voor het volgen van de internationale harmonisatie en de toepassing van internationale normen, richtlijnen of aanbeve lingen. Daartoe behoort de Commissie in samenwerking met de relevante inter nationale organisaties een lijst op te stellen van internationale normen, richtlijnen of aanbevelingen inzake sanitaire of fytosanitaire maatregelen die volgens haar belangrijke consequenties hebben voor de handel. In deze lijst behoort te worden opgenomen een door de Leden verstrekte opgave van de internationale normen, richtlijnen of aanbevelingen die zij als voorwaarden voor invoer hanteren of op grond waarvan ingevoerde produkten die aan deze normen beantwoorden toegang hebben tot hun markten. Als een Lid een internationale norm, richtlijn of aan beveling niet als voorwaarde voor invoer toepast, behoort het de reden daarvoor op te geven en met name of het van mening is dat de norm niet streng genoeg is met het oog op het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming. Als een Lid, na te hebben opgegeven dat het een norm, richtlijn of aanbeveling als voorwaarde voor invoer toepast, zijn standpunt herziet, behoort het zijn ver anderde houding toe te lichten en het Secretariaat van de WTO en de relevante internationale organisaties daarvan in kennis te stellen, tenzij de kennisgeving en toelichting gebeuren volgens de procedures in bijlage B.
▼B
5. Om dubbel werk te voorkomen, kan de Commissie, zonodig, besluiten de gegevens te gebruiken die beschikbaar komen via de procedures, met name de kennisgevingsprocedures, die worden toegepast bij de relevante internationale organisaties.
6. De Commissie kan, op initiatief van een van de Leden, via passende kanalen de relevante internationale organisaties of hun ondersteunende organen verzoeken specifieke punten met betrekking tot een bepaalde norm, richtlijn of aanbeveling te onderzoeken, daaronder begrepen de grondslag van de in het kader van lid 4 verstrekte toelichting waarom een specifieke norm, richtlijn of aanbeveling niet wordt gebruikt.
7. De werking en de uitvoering van deze Overeenkomst worden door de Commissie onderzocht drie jaar na de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst en vervolgens steeds als dat nodig is. De Commissie mag, zonodig, aan de Raad voor de handel in goederen voorstellen voor wijzi ging van deze Overeenkomst voorleggen; zij houdt daarbij onder andere rekening met de bij de uitvoering opgedane ervaring.
Artikel 13
Uitvoering
Op grond van deze Overeenkomst zijn de Leden ten volle verantwoordelijk voor de naleving van alle hierin vastgelegde verplichtingen. De Leden stellen maat regelen en regelingen vast om te bevorderen dat de bepalingen van deze Over eenkomst ook worden nageleefd door andere instanties dan die van de centrale overheid en geven uitvoering aan deze maatregelen en regelingen. Zij nemen alle redelijke in hun vermogen liggende maatregelen om ervoor te zorgen dat andere instanties op hun grondgebied dan overheidsinstanties, evenals de regionale in stanties waartoe de relevante instanties op hun grondgebied behoren, de relevante bepalingen van deze Overeenkomst naleven. Voorts nemen de Xxxxx geen maat regelen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, dergelijke regionale instanties of an dere instanties dan overheidsinstanties, of plaatselijke overheidsinstanties, ver plichten of stimuleren tot handelingen die in strijd zijn met de bepalingen van deze Overeenkomst. De Leden zorgen ervoor dat zij voor de toepassing van sanitaire of fytosanitaire maatregelen alleen andere instanties dan overheidsinstan ties inschakelen, als deze instanties de bepalingen van deze Overeenkomst naleven.
Artikel 14
Slotbepalingen
Leden die minstorttwikkelde landen zijn mogen voor hun sanitaire of fytosani taire maatregelen met betrekking tot invoer of ingevoerde produkten de toepas sing van de bepalingen van deze Overeenkomst uitstellen tot het zesde jaar na de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst. Leden die ontwikkelingslanden zijn, mogen de toepassing van de andere bepalingen van deze Overeenkomst dan artikel 5, lid 8, en artikel 7 uitstellen tot het derde jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst voor zover het gaat om bestaande sanitaire of fytosanitaire maatregelen met betrekking tot invoer of ingevoerde produkten en voor zover bovenbedoelde bepalingen niet kunnen worden toege past als gevolg van een tekort aan technische deskundigheid, aan technische infrastructuur of aan middelen.
▼B
BIJLAGE A
1. Sanitaire of fytosanitaire maatregelen — Iedere maatregel die wordt toegepast
a) om het leven of de gezondheid van dieren of planten binnen het grond gebied van het Lid te beschermen tegen de risico's als gevolg van het binnenbrengen, gevestigd raken of de verspreiding van plagen, ziekten, vectororganismen of pathogene organismen;
b) om het leven of de gezondheid van mens of dier binnen het grondgebied van het Lid te beschermen tegen de risico's van additieven, contaminanten, toxines of pathogene organismen in levensmiddelen, drank of diervoeder;
c) om het leven of de gezondheid van de mens binnen het grondgebied van het Lid te beschermen tegen de risico's als gevolg van ziekten met als vector dieren, planten of produkten daarvan, of als gevolg van het binnen brengen, gevestigd raken of de verspreiding van plagen, of
d) om andere schade binnen het grondgebied van het Lid als gevolg van het binnenbrengen, gevestigd raken of de verspreiding van plagen te voor komen of te beperken.
Tot de sanitaire of fytosanitaire maatregelen worden gerekend alle relevante wetten, besluiten, regelingen, eisen en procedures, waaronder, inter alia, cri teria voor het eindprodukt; produktieprocessen en -methodes; onderzoek-, inspectie-, certificerings- en goedkeuringsprocedures; quarantaineregelingen, waaronder de eisen aangaande het vervoer van dieren of planten, of de stoffen die nodig zijn voor het overleven van deze dieren of planten tijdens het vervoer; bepalingen inzake relevante statistische methodes, bemonsteringspro cedures en methodes voor risico-evaluatie; eisen inzake verpakking en etiket tering die rechtstreeks verband houden met de veiligheid van voedingsmiddelen.
2. Harmonisatie — De vaststelling, erkenning en toepassing van gemeenschap pelijke sanitaire en fytosanitaire maatregelen door verschillende Leden.
3. Internationale normen, richtlijnen en aanbevelingen
a) wat betreft voedselveiligheid: de normen, richtlijnen en aanbevelingen van de Codex Alimentarius Commissie inzake voedingsmiddelenadditieven, residuen van diergeneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen, con taminanten, analyse- en bemonsteringsmethodes, en gedragscodes en richt lijnen voor hygiënische werkwijzen;
b) wat betreft diergezondheid en zoönosen: de normen, richtlijnen en aan bevelingen die zijn opgesteld onder auspiciën van het Internationaal Bu reau voor Besmettelijke Dierziekten;
c) wat betreft de gezondheid van planten: de internationale normen, richt lijnen en aanbevelingen die zijn opgesteld onder auspiciën van het Secre tariaat van het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten in samenwerking met de regionale organisaties in het kader van het Inter nationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten, en
d) wat betreft aangelegenheden die niet onder bovengenoemde organisaties vallen: adequate door de Commissie voor sanitaire en fytosanitaire maat regelen opgegeven normen, richtlijnen en aanbevelingen van andere be voegde internationale organisaties waarvan het lidmaatschap openstaat voor alle Leden.
(1) In de zin van deze definities omvat „dier” ook vis en wilde fauna, „plant” ook bossen en wilde flora, „plagen” ook onkruid, en „contaminanten” ook residuen van gewasbescher mingsmiddelen en diergeneesmiddelen, alsmede vreemde bestanddelen.
▼B
4. Risico-evaluatie — Beoordeling van de waarschijnlijkheid, naargelang van de sanitaire of fytosanitaire maatregelen die zouden kunnen worden toegepast, dat een ziekte of plaag op het grondgebied van een invoerend land wordt binnengebracht, gevestigd raakt of zich verspreidt, alsmede van de mogelijke biologische en economische consequenties daarvan; beoordeling van de mo gelijke negatieve effecten op de gezondheid van mens of dier als gevolg van additieven, contaminanten, toxines of pathogene organismen in voedingsmid delen, drank of diervoeder.
5. Adequaat niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming — Het niveau van bescherming dat door het Lid dat een sanitaire of fytosanitaire maatregel vaststelt adequaat wordt geacht voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier op plant op zijn grondgebied.
Aantekening: Veel Leden duiden dit begrip aan met de term „aanvaardbaar risiconiveau”.
6. Ziekte of plagenvrij gebied — Een gebied, hetzij een heel land of een gedeelte van een land, hetzij enkele landen of gedeelten van enkele landen, dat door de bevoegde autoriteiten is gedefinieerd en waarbinnen een bepaalde plaag of ziekte niet voorkomt.
Aantekening: Een ziekte- of plagenvrij gebied mag zich uitstrekken rond, omgeven zijn door of grenzen aan een gebied, ongeacht of dit een gedeelte van een land is of een geografisch gebied dat gedeelten van of enkele landen in hun totaliteit omvat, waarvan bekend is dat daar een bepaalde ziekte of plaag voorkomt, maar waarvoor regionale bestrijdingsmaatregelen gelden zo als beschermings-, toezicht- en bufferzones waardoor de verspreiding van de betrokken ziekte of plaag beperkt blijft of deze wordt uitgeroeid.
7. Gebied met een lage prevalentie van ziekten of plagen — Een gebied, hetzij een land of een gedeelte van een land, hetzij een aantal landen of gedeelten van een aantal landen, dat door de bevoegde autoriteiten is gedefinieerd en waar een bepaalde ziekte of plaag in lage mate voorkomt en waar ten aanzien van de betrokken ziekte of plaag efficiënte maatregelen worden toegepast op het vlak van toezicht, bestrijding of uitroeiing.
▼B
BIJLAGE B
OPENHEID OVER SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE REGELINGEN
Bekendmaking van de regelingen
1. De Leden zorgen ervoor dat alle sanitaire en fytosanitaire regelingen (1) die zij vaststellen, onverwijld zo worden bekendgemaakt dat belanghebbenden Leden er kennis van kunnen nemen.
2. Dringende gevallen uitgezonderd, zorgen de Leden ervoor dat er een rede lijke termijn ligt tussen de bekendmaking van een sanitaire of fytosanitaire regeling en de inwerkingtreding daarvan, teneinde de producenten in expor terende Leden, en met name in Leden die ontwikkelingslanden zijn, de tijd te geven om hun produkten en produktiemethoden aan te passen aan de eisen van het importerende Lid.
Informatiepunten
3. Ieder Xxx zorgt ervoor dat er één informatiepunt is dat verantwoordelijk is voor het beantwoorden van alle redelijke vragen van belanghebbende Leden en voor het verstrekken van relevante documenten met betrekking tot:
a) alle voor zijn grondgebied vastgestelde of voorgestelde sanitaire of fyto sanitaire regelingen;
b) alle op zijn grondgebied toegepaste controle- en inspectieprocedures; re gelingen voor produktie en quarantaine; procedures voor de vaststelling van toleranties voor gewasbeschermingsmiddelen en goedkeuringspro cedures voor voedingsmiddelenadditieven;
c) risico-evaluatieprocedures, de factoren waarmee daarbij rekening wordt gehouden, alsmede de vaststelling van het adequate niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming;
d) het lidmaatschap en de medewerking, anders gezegd de betrokkenheid van het Lid of van bevoegde instanties op zijn grondgebied bij inter nationale en regionale sanitaire en fytosanitaire organisaties en systemen, alsmede bij bilaterale en multilaterale overeenkomsten en arrangementen op het vlak van deze Overeenkomst, alsmede de teksten van dergelijke overeenkomsten en arrangementen.
4. De Leden zorgen ervoor dat, als belanghebbende Leden om exemplaren van documenten vragen, deze documenten, in het geval dat daarvoor een prijs wordt gevraagd, worden geleverd tegen dezelfde prijs, afgezien van de ver zendkosten, als die welke wordt gevraagd aan de onderdanen (2) van het betrokken Lid.
Kennisgevingsprocedures
5. Als er geen internationale norm, richtlijn of aanbeveling bestaat of een voor gestelde sanitaire of fytosanitaire regeling qua strekking niet nagenoeg gelijk is aan een internationale norm, richtlijn of aanbeveling, en als een regeling aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de handel van andere Leden, moeten de Leden
a) in een vroeg stadium op dusdanige wijze een kennisgeving publiceren dat belanghebbende Leden kennis kunnen nemen van het voorstel om een bepaalde regeling in te voeren;
(1) Sanitaire en fytosanitaire maatregelen, zoals wetten, decreten of verordeningen die alge meen toepasselijk zijn.
(2) Als in deze Overeenkomst het woord „onderdanen” wordt gebruikt, wordt wat betreft een afzonderlijk douanegebied dat Lid is van de WTO daaronder verstaan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die is gedomicilieerd of die een feitelijke industriële of commerciële vestiging heeft in dat douanegebied.
▼B
b) de andere Leden, via het Secretariaat van de WTO, in kennis stellen van de produkten waarop de regeling betrekking zal hebben en daarbij in het kort het doel en de reden van de voorgestelde regeling aangeven. Deze kennisgevingen moeten worden gedaan in een vroeg stadium, wanneer nog wijzigingen kunnen worden aangebracht en nog rekening kan worden gehouden met opmerkingen;
c) de andere Leden op hun verzoek exemplaren van de voorgestelde rege ling verstrekken en, zo mogelijk, de gedeelten aangeven die op essentiële punten verschillen van internationale normen, richtlijnen of aanbevelingen;
d) zonder te discrimineren, aan de andere Leden een redelijke termijn geven om schriftelijk opmerkingen te maken, deze opmerkingen, indien daarom wordt verzocht, met hen bespreken en rekening houden met de opmer kingen en de resultaten van de besprekingen.
6. Als zich voor een Lid dringende problemen op het vlak van gezondheids bescherming voordoen of dreigen voor te doen, mag dat Lid echter, naar eigen inzicht, een of meer van de in punt 5 Van deze bijlage opgesomde stappen achterwege laten, op voorwaarde dat het
a) de andere Leden, via het Secretariaat van de WTO, onmiddellijk in kennis stelt van de specifieke regeling en de produkten en daarbij in het kort het doel en de reden van de regeling vermeldt, en ook de aard van het (de) urgente probleem (problemen);
b) de andere Leden op hun verzoek exemplaren van de regeling verstrekt;
c) de andere Leden de gelegenheid geeft schriftelijk hun opmerkingen te maken, deze opmerkingen, op hun verzoek, met hen bespreekt en reke ning houdt met de opmerkingen en de resultaten van de besprekingen.
7. De kennisgevingen aan het Secretariaat van de WTO moeten worden opge steld in het Xxxxxx, Xxxxx of Spaans.
8. Leden die ontwikkelde landen zijn verstrekken, als andere Leden daarom verzoeken, in het Xxxxxx, Xxxxx of Spaans, exemplaren of, als het omvang rijke documenten betreft, samenvattingen van de documenten waarover een kennisgeving is gedaan.
9. Het Secretariaat van de WTO zendt de tekst van de kennisgeving onverwijld aan alle Leden en belanghebbende internationale organisaties en vestigt de aandacht van Xxxxx die ontwikkelingslanden zijn op alle kennisgevingen met betrekking tot produkten die voor hen van bijzonder belang zijn.
10. De Leden stellen één enkele instantie van de centrale overheid aan die ver antwoordelijk is voor de nationale uitvoering van de bepalingen inzake kennisgevingsprocedures overeenkomstig de punten 5, 6, 7 en 8 van deze bijlage.
Algemene reserves
11. Niets in deze Overeenkomst mag worden uitgelegd
a) als een verplichting om details of exemplaren van ontwerpteksten te ver strekken of teksten bekend te maken in een andere taal dan de taal van het Lid, behoudens het bepaalde in punt 8 van deze bijlage, of
b) als een verplichting voor de Leden om vertrouwelijke informatie bekend te maken die de rechtshandhaving wat betreft de sanitaire of fytosanitaire wetgeving zou bemoeilijk of die de rechtsmatige handelsbelangen van specifieke bedrijven zou schaden.
▼B
BIJLAGE C
PROCEDURES VOOR CONTROLE, INSPECTIE EN GOEDKEURING (1)
1. Wat betreft de procedures om de naleving van sanitaire of fytosanitaire maat regelen te controleren en te waarborgen, zorgen de Leden ervoor
a) dat deze procedures zonder onnodig tijdverlies worden begonnen en uit gevoerd, op een wijze die voor ingevoerde produkten niet ongunstiger is dan voor soortgelijke binnenlandse produkten;
b) dat de normale duur van iedere procedure wordt bekendgemaakt of dat, op verzoek van de betrokkene, de verwachte duur van de procedure wordt meegedeeld; dat, wanneer de bevoegde instantie een aanvraag ontvangt, onverwijld wordt onderzocht of de verstrekte documentatie compleet is en de betrokkene nauwkeurig en volledig wordt ingelicht over alle fouten en tekortkomingen; dat de bevoegde instantie de uitkomsten van de procedure zo spoedig mogelijk nauwkeurig en volledig aan de betrokkenen meedeelt, zodat, zonodig, voor correcties kan worden gezorgd; dat, zelfs in geval van fouten en tekortkomingen in de aanvraag, de procedure, als de betrokkene dat wenst, door de bevoegde instanties zo ver mogelijk wordt afgewerkt, en dat, op verzoek van de betrokkene, deze wordt ingelicht over het stadium van de procedure en over eventuele oorzaken van vertraging;
c) dat slechts inlichtingen worden gevraagd voor zover die nodig zijn voor passende controle-, inspectie- en goedkeuringsprocedures, waaronder pro cedures voor de goedkeuring van het gebruik van additieven in voedings middelen, drank of diervoeder of voor de vaststelling van toleranties voor contaminanten daarin;
d) dat de vertrouwelijkheid van informatie over ingevoerde produkten die afkomstig is van of verstrekt is in samenhang met controle, inspectie en goedkeuring, niet minder wordt gerespecteerd dan voor binnenlandse pro dukten en zo dat rechtmatige handelsbelangen worden beschermd;
e) dat de eisen in verband met controle, inspectie en goedkeuring van indi viduele exemplaren van een produkt beperkt blijven tot hetgeen redelijk en noodzakelijk is;
f) dat eventuele rechten voor de procedures voor ingevoerde produkten billijk zijn in verhouding tot eventuele rechten die in rekening worden gebracht voor soortgelijke binnenlandse produkten of produkten van oorsprong uit het land van andere Leden, met dien verstande dat deze rechten niet hoger behoren te zijn dan de feitelijke kosten;
g) dat voor zover mogelijk dezelfe criteria worden gebruikt voor de bepaling van de plaats van vestiging van diensten of installaties die worden gebruikt bij procedures en het selecteren van monsters van ingevoerde produkten als bij de bepaling van die plaats voor binnenlandse produkten, zodat de hinder voor aanvragers, invoerders, uitvoerders of hun agenten tot een minimum beperkt blijft;
h) dat als, nadat een produkt in het kader van de toepasselijke regelingen is gecontroleerd en geïnspecteerd, de specificaties van dit produkt worden gewijzigd, de procedure voor het gewijzigde produkt beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk is om te bepalen of de adequate zekerheid bestaat dat het produkt nog steeds voldoet aan de betrokken regelingen, en
i) dat er een procedure bestaat voor het onderzoek van klachten over de werking van deze procedure en om corrigerende maatregelen te nemen in geval van een gerechtvaardigde klacht.
Als een Lid dat een land van invoer is een regeling voor de goedkeuring van het gebruik van voedingsmiddelenadditieven of voor de vaststelling van tole ranties voor contaminanten in voedingsmiddelen, drank of diervoeder toepast in het kader waarvan de toegang tot zijn interne markt wordt verboden of beperkt voor produkten waarvoor geen goedkeuring is verleend, moet dat Lid overwegen een relevante internationale norm als basis te nemen voor het verlenen van toegang voor produkten totdat een eindbeslissing wordt genomen.
(1) De procedures voor controle, inspectie en goedkeuring omvatten, onder andere, de pro cedures voor bemonstering, onderzoek en certificering.
▼B
2. Als een sanitaire of fytosanitaire maatregel voorziet in controle in het produk tiestadium, verleent het Lid op wiens grondgebied de produktie plaatsvindt de nodige bijstand om deze controle en het werk van de controlerende instanties te vergemakkelijken.
3. Niets in deze Overeenkomst belet dat de Leden binnen hun eigen grondgebied redelijke inspecties uitvoeren.
▼B
OVEREENKOMST INZAKE TEXTIEL- EN KLEDINGPRODUKTEN
DE LEDEN,
Eraan herinnerende dat de Ministers te Punta del Este zijn overeengekomen dat
„de onderhandelingen over de textiel- en kledingsector erop gericht dienen te zijn de voorwaarden te formuleren waarop deze sector uiteindelijk op basis van ver sterkte GATT-regels en -disciplines in de GATT kan worden geïntegreerd, waar door tevens het doel van een verdere liberalisering van de handel naderbij zal worden gebracht”;
Tevens eraan herinnerende dat bij het Besluit van de Commissie Handelsbespre kingen van april 1989 was overeengekomen dat het integratieproces na afsluiting van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde moest beginnen en progressief van aard moest zijn;
Voorts eraan herinnerende dat werd overeengekomen dat de Leden die minst ontwikkelde landen zijn voor een speciale behandeling in aanmerking moesten komen,
KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:
Artikel 1
1. Deze Overeenkomst bevat de bepalingen die de Leden tijdens de over gangsperiode voor de integratie van de textiel- en kledingsector in de GATT 1994 dienen toe te passen.
2. De Leden komen overeen artikel 2, lid 18, en artikel 6, lid 6, onder b), zo toe te passen dat kleine leveranciers duidelijk meer toegangsmogelijkheden en dat nieuwkomers op het gebied van de handel in textiel en kleding commercieel significante mogelijkheden kunnen verkrijgen (1).
3. De Leden besteden de nodige aandacht aan de situatie van de Leden die de sinds 1986 gesloten Protocollen tot verlenging van de Internationale Textiel Overeenkomst (in deze Overeenkomst „MVO” genoemd) niet hebben aanvaard en geven deze zoveel mogelijk een speciale behandeling bij de toepassing van het bepaalde in deze Overeenkomst.
4. De Leden komen overeen, bij de toepassing van het bepaalde in deze Overeenkomst, rekening te houden met de bijzondere belangen van de katoen producerende, exporterende Leden, zulks in overleg met deze Leden.
5. Met het oog op de integratie van de textiel- en kledingsector in de GATT 1994 dienen de Leden rekening te houden met het continue, autonome proces van industriële aanpassing en de steeds sterkere concurrentie op hun markten.
6. Tenzij in deze Overeenkomst anders bepaald, heeft deze geen invloed op de rechten en plichten van Leden op grond van de bepalingen van de WTO-Overeenkomst en de multilaterale handelsovereenkomsten.
7. In de bijlage is de lijst opgenomen van de textiel- en kledingprodukten waarop deze Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 2
1. De gegevens over alle kwantitatieve beperkingen krachtens bilaterale over eenkomsten die op grond van artikel 4 worden toegepast of die op grond van artikel 7 of 8 van de MVO zijn medegedeeld en die van kracht zijn op de dag vóór de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst, worden door de Leden die deze beperkingen handhaven binnen 60 dagen na deze inwerkingtreding
(1) Voor zover mogelijk kan de export uit een Lid dat een minstontwikkeld land is ook voor deze bepaling in aanmerking komen.
▼B
medegedeeld aan het Orgaan Supervisie Textielprodukten (hierna „OST” ge noemd) dat bij artikel 8 is ingesteld. Onder meer moeten het niveau van de beperkingen, de groeipercentages en de flexibiliteitsbepalingen worden mede gedeeld. De Leden komen overeen dat alle beperkingen tussen de partijen bij de GATT 1947 die van kracht zijn op de dag vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, onder het bepaalde in deze Overeenkomst vallen.
2. Het OST doet deze gegevens, ter informatie, aan alle Leden toekomen die hierover, binnen 60 dagen na toezending, bij het OST alle op- en aanmerkingen kunnen maken die zij nuttig achten. Deze op- of aanmerkingen worden, ter informatie, aan alle Leden medegedeeld. Het OST kan, indien het dit nuttig acht, de betrokken Leden aanbevelingen doen.
3. Wanneer de twaalfmaandelijkse toepassingsperiode van de beperkingen die op grond van lid 1 worden medegedeeld, niet samenvalt met de periode van twaalf maanden die onmiddellijk aan de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst voorafgaat, dienen de betrokken Leden, met het oog op de toepassing van dit artikel, in onderling overleg regelingen te treffen om de toepassingsperiode van de beperkingen en het toepassingsjaar van de Overeen komst (1) met elkaar in overeenstemming te brengen, en om de theoretische basisniveaus voor deze beperkingen vast te stellen. De betrokken Xxxxx komen overeen op verzoek onmiddellijk overleg te plegen ten einde zulke regelingen te treffen. Hierbij dient, onder meer, rekening te worden gehouden met de seizoen structuur van de leveranties in de laatste jaren. De resultaten van dit overleg worden het OST medegedeeld, die de betrokken Leden de aanbevelingen doet die het dienstig acht.
4. De op grond van lid 1 meegedeelde beperkingen worden geacht het totaal te zijn van dit soort beperkingen die door de respectieve Leden worden toegepast Op de dag vóór de inwerkingtreding van de WTO-Overeen-komst. Tenzij in deze Overeenkomst of in de GATT 1994 anders bepaald, worden er geen nieuwe beperkingen ten aanzien van produkten of Leden ingevoerd (2). Beperkingen die binnen 60 dagen na de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst niet zijn medegedeeld, komen onmiddellijk te vervallen.
5. Unilaterale maatregelen die op grond van artikel 3 van de MVO zijn ge nomen vóór de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst mogen van kracht blijven voor de daarin vermelde duur, die echter niet meer dan 12 maanden mag bedragen, indien deze door het bij de MVO opgerichte Orgaan voor Toezicht op Textielprodukten (in deze overeenkomst „OTT” genoemd) zijn onderzocht. Mocht het OTT niet in de gelegenheid zijn geweest dergelijke uni laterale maatregelen te onderzoeken, dan worden deze door de OST onderzocht overeenkomstig de regels en procedures die gelden voor maatregelen die op grond van artikel 3 van de MVO zijn genomen. Maatregelen die op grond van artikel 4 van de MVO vóór de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst zijn toegepast en waarover een geschil bestaat dat het OTT niet heeft kunnen onderzoeken, worden ook door het OST onderzocht overeenkomstig de daarvoor geldende MVO-regels en -procedures.
6. Op de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst integreert ieder Lid in de GATT 1994 de produkten die ten minste 16 % uitmaakten van de totale hoeveelheid van de in de bijlage genoemde produkten (per GS-post of
-categorie) die het in 1990 heeft ingevoerd. De te integreren produkten omvatten produkten uit elk van de volgende vier groepen: tops en garens, weefsels, ge confectionneerde artikelen en kledingartikelen.
(1) Het toepassingsjaar van de Overeenkomst is de periode van twaalf maanden die op de dag van inwerkingtreding van deze Overeenkomst aanvangt en vervolgens steeds twaalf maanden later.
(2) De desbetreffende bepalingen van de GATT 1994 omvatten niet artikel XIX wat betreft produkten die nog niet in de GATT 1994 zijn geïntegreerd, tenzij in lid 3 van de bijlage anders is bepaald.
▼B
7. Volledige gegevens over de op grond van lid 6 te nemen maatregelen worden door de betrokken Leden als volgt medegedeeld:
a) Leden die op grond van lid 1 beperkingen handhaven, verbinden zich ertoe, ongeacht de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst, deze gegevens het Secretariaat van de GATT uiterlijk mede te delen op de datum vastgesteld bij het Ministeriële Besluit van 15 april 1994. Het Secretariaat van de GATT geeft deze gegevens, ter informatie, aan de andere deelnemers door. Deze gegevens zullen het OST, zodra het is ingesteld, beschikbaar worden gesteld voor de in lid 21 genoemde doeleinden.
b) Leden die, op grond van artikel 6, lid 1, het recht hebben behouden van artikel 6 gebruik te maken delen deze gegevens aan het OST mede binnen de 60 dagen na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Oereenkomst of, wat de Leden betreft waarop artikel 1, lid 3, van toepassing is, ten laatste aan het einde van de twaalfde maand dat deze Overeenkomst van kracht is. Het OST deelt deze gegevens, ter informatie, aan de andere Leden mede en onderzoekt ze als in lid 21 is aangegeven.
8. De overige produkten, dat wil zeggen de produkten die niet op grond van lid 6 hierboven in de GATT 1994 zijn geïntegreerd, worden, per GS-post of
-categorie, in drie fasen, als volgt, geïntegreerd:
a) Op de eerste dag van de 37e maand dat de WTO-Overeenkomst van kracht is, de produkten die ten minste 17 % uitmaakten van de totale hoeveelheid van de in de bijlage genoemde produkten dat het Lid in 1990 heeft ingevoerd. De door de Leden te integreren produkten omvatten produkten uit elk van de volgende vier groepen: tops en garens, weefsels, geconfectionneerde artikelen en kledingartikelen.
b) Op de eerste dag van de 85e maand dat de WTO-Overeenkomst van kracht is, de produkten die ten minste 18 % uitmaakten van de totale hoeveelheid van de in de bijlage genoemde produkten dat het Lid in 1990 heeft ingevoerd. De door de Leden te integreren produkten omvatten produkten uit elk van de volgende vier groepen: tops en garens, weefsels, geconfectionneerde artikelen en kledingartikelen.
c) Op de eerste dag van de 121e maand dat de WTO-Overeenkomst van kracht is, is de textiel- en kledingsector geheel in de GATT 1994 geïntegreerd, daar alle beperkingen op grond van deze Overeenkomst dan zullen zijn opgeheven.
9. Leden die, op grond van artikel 6, lid 1, hun voornemen bekend hebben gemaakt af te zien van het recht gebruik te maken van het bepaalde in artikel 6, worden, voor de toepassing van deze Overeenkomst, beschouwd hun textiel- en kledingprodukten in de GATT 1994 te hebben geïntegreerd. Deze Leden zijn vrijgesteld van de verplichting het bepaalde in de leden 6 tot en met 8 en 11 in acht te nemen.
10. Geen enkele bepaling in deze Overeenkomst vormt een belemmering voor een Lid dat op grond van de leden 6 of 8 een integratieprogramma heeft voor gelegd produkten eerder in de GATT 1994 te integreren dan in een dergelijk programma voorzien. Een dergelijke integratie van produkten wordt van kracht aan het begin van een toepassingsjaar van de Overeenkomst, en bijzonderheden hierover worden ten minste drie maanden van tevoren aan het OST medegedeeld, dat deze aan alle Leden doorgeeft.
11. Bijzonderheden over de overeenkomstig lid 8 opgestelde integratiepro gramma's worden ten minste 12 maanden voor hun inwerkingtreding mede gedeeld aan het OST, dat deze aan alle Leden doorgeeft.