VLAAMSE
Handelingen
RAAD
VLAAMSE
Z I T T I N G
1988 - 198 9
Vergaderingen van februari 1989
REGERINGSVERKLARING VLAAMSE EXECUTIEVE
AUTOMATISERING GEGEVENS SCHOLEN, PERSONEEL EN LEERLINGEN
OVEREENKOMST BELGISCHE STAAT EN MEKANOGRAFISCH INSTITUUT DER KEMPEN
HUURCONTRACT MET VAKANTIECENTRUM BLUTSIJDE TE BREDENE
NIEUWE INITIATIEVEN FRANSE GEMEENSCHAPSREGERING IN BRUSSELSE RANDGEMEENTEN
Inhoud : omslag 2-3 Trefwoordenregister : omslag 4
Inhoud
Nr. 18 Dinsdag 14 februari 1989 Berichten van verhindering, blz. 473.
Ondenoek naar taalgroep en woonplaats,
blz. 473.
Voorstel van decreet
Indiening en verwijzing, blz. 473.
Voorstel van resolutie
Indiening en verwijzing, blz. 473.
Verzoekschrift
Indiening en verwijzing, blz. 473.
Mededeling van het Rekenhof
Indiening en verwijzing, blz. 474.
Arresten van het Arbitragehof
Indiening , blz. 474.
Schriftelijke vragen (R.v.O. art. 69) Indiening, blz. 474.
Mededeling van de Voorzitter Wijzigingen in verwijzingen naar Commis- sie, blz. 474.
Regeringsverklaring van de Vlaamse Exe- cutieve
Mededeling, blz. 476.
Sprekers : de xxxx X. Xx Xxxxxxx, Mi- nister Geens, de xxxx X. Xxxxx
Regeling van de werkzaamheden, blz.
482.
a
Nr. 19 Woensd 15 februari 1989
orgenvergadering
Berichten van verhmdering, blz. 483.
Regeringsverklaring van de Vlaamse Exe- cutreve
Debat, blz. 483.
Sprekers : de heren X. Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxxxxxxxx , X. Xxxxx , Ministers
N. De Xxxxxxxxx, X. Lenssens, de heren
P. Xxx Xxxxxxxxxx, X. Xxxxxxx, Mi- nister L. Van den Bossche
Samenstelling van Commissies Wijzigingen onder de vaste en plaatsver- vangende leden, blz. 506.
Nr. 20 Woensdag 15 februari 1989
Middagvergadering
Berichten van verhindering, blz. 507.
Regeringsverklaring van de Vlaamse Exe- cutreve
Debat (Voortzetting), blz. 507.
S rekers : de heren X. Xxxxx, X. S eeckx, Ministers X. De Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxx, X. Xxxxxx, X. Xxxxxxxx, xxxxxxx X. Xxxx, Minister X. Xxxxx, de heren X. Xxxxxxxx, M. Did- den, X. Xxxxxxxxxx, X. Xxxxxx, X. La- verge A. Xxxxx, xxxxxxx X.-X. Xxxxxxxxx-Xxxxxxx, de heren M. Ca- xxxx, X. Xxx Xxxxx, xxxxxxx X. Xxxxxx, X. Xxxxx-Xxxxxxxxxx, de he- ren X. Xxxxx, Xxxxx Xxxxxxx, X. Xxxxxxxx, X. Xxxxxxx, xxxxxxx X. Xx Xxxxx, de heren M. Xxxxxxx, X. Xxx- xxxxxxx, X. Xxxxxxx, X. Xxxxxxxxxx,
X. Xxxxxxx, X. Xxxxxxxxxxx, X. De Xxxx, X. Xxxxxxx, X. Van Mechelen,
X. Xx Xxxxxxx
Regeling van de werkzaamheden, blz.
572.
Nr. 21 Donderdag 16 februari 1989
Morgenvergadering
Berichten van verhindering, blz. 573.
Regeringsverklaring van de Vlaamse cutreve
Debat (Voortzetting), blz. 573.
Sprekers : de heren X. Xxxxxxxxxxxx,
D. Xxxxxxx, X. Xxxxx, Minister X. Xxxxxxx, de heren X. Xxxxxxxxxx, X. Xxxxxxx, Ministers X. Xxxxx, X. Van den Bossche, X. Xxxxx, de heren X. Xxxxxxxxx, X. Xxxxxxxx, X. Xxxxx- xxxx, X. Xxxxxxxx, X. Xxxxxxxx, X. Xxx Xxxx, X. Xxxxxx, X. Xxxxxx, X. Xxx Xxxxx, X. Xxxxxxx, X. Xxxx, X. Blanpain
Regeling van de werkzaamheden, blz. 600.
Regeringsverklaring van de Vlaamse cuheve
Debat (Voortzetting), blz. 601.
Sprekers : de heren X. Xxxxxx, X. Xxxxxxxx, X. Xxxxx, X. Xxxxxx, me- vrouw X. Xxxxxx-Xxx Xxxx, de xxxx
X. Xxx Xxxxxxx, mevrouw X. Vo- gels, de xxxx X. Xxx Xxxxx, Minister
X. Xxxxx, de heren X. Xxx
xxxx, X. Xx Xxxx, X. Xx Xxxx, X. Xxxxxx, X. Xxx Xxxxxxx, Minister X. Xxxxx, de heren X. Xxxxx, X. xxxxxx, X. Xxxxxxxxxxxxxx, V. xxxxx, X. Xxxxxx, X. Xx Xxxx, X. Gey- sels, X. Xxxxxxxxx
Hoofdelijke stemming, blz. 636.
Sprekers : de heren X. Xxxxxx, X. Xxxxx
Moties tot besluit van de interpellatie van de heer H. Xxx Xxxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxxxx, Gemeenschapsminister van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, en de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx,
minister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting, over Center en de organisatie van het toerisme in Lim- burg
Hoofdelijke stemming, blz. 637.
Moties tot besluit van de interpellatie van mevrouw M. Vogels tot de heer X. Lens- sens, Gemeenschapsminister van Xxxxxxx en Gezin, over de voortdurende onrust in de gehandicaptensector en de sector bij- zondere jeugdzorg
Hoofdelijke stemming, blz. 638.
Sprekers : mevrouw X. Xxxxxx, de he- xxx X. Xxx Xxxxx, X. Xxxxx, X. Van der Sande
Moties tot besluit van de interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Land- inrichting, over de problematiek van de huisvuilophaling in het Arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde en het sluiten van de breekwerf te Zaventem door de Intercommunale Haviland
Hoofdelijke stemming, blz. 640.
Moties tot besluit van de interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxx- termans, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrich- ting, over maatregelen om de CFK- en haloonuitstoot terug te dringen in het ka- der van het afvalstoffendecreet
Hoofdelijke stemming, blz. 641. Spreker : de xxxx X. Xxxxxx
van de werkzaamheden, blz. Nr. 22
Donderdag 16 februari 1989
Middagvergadering
Moties tot besluit van de interpellatie van de heer L. Bril tot de heer L. Van den
Berichten van verhindering, blz.
Regeling van de werkzaamheden, blz. Sprekers : de xxxx X. Xxxxx, Minister
X. Xxxxx
Bossche, Gemeenschapsminister van Bin- nenlandse Aangelegenheden en Open- baar Ambt, over de dreigende politisering bij de uitbouw van de Vlaamse admini- stratie
Hoofdelijke stemming, blz. 642.
Omslag 2
Moties tot besluit van de interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxx tot de heer L. Xxx xxx Xxxxxxx, Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en Open- baar Ambt, over het taalgebruik in de Ge- meenteraden en de Schepencolleges van de randgemeenten rond Brussel, meer in het bijzonder in de Gemeenten Kraainem en Linkebeek
Hoofdelijke stemming, blz. 643.
Moties tot besluit van de interpellatie van de xxxx X. Xx Xxxx tot de heer J. Sau- wens, Gemeenschapsminister van Open- bare Werken en Verkeer, over de impro- visatie en de slechte voorbereiding van de overdracht van de bevoegdheid inzake de beleidsmateries verkeer en openbare werken
Hoofdelijke stemming, blz. 644.
Moties tot besluit van de interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxx tot de heer J. Sau- wens, Gemeenschapsminister van Open- bare Werken en Verkeer, en de xxxx X. Xxxxxxxxxxxx, Gemeenschapsminister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Land- inrichting, over de problematiek rond het kanaal Gent-Terneuzen
Hoofdelijke stemming, blz. 645.
Moties tot besluit van de interpellatie van de xxxx X. Xxxxx tot de heer N. De Bat- selier, Vice-Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsminister van Economie, Middenstand en Energie, over de geruisloze verstaatsing van het Vlaams
xxx xx XXXX bij de overname van de NV Barco Industries
Hoofdelijke stemming, blz. 646.
Samenstelling van een werkgroep Wijzigingen onder vaste en plaatsvervan- gende leden, blz. 647.
Regeling van de werkzaamheden, blz.
647.
Nr. 23 Vrijdag 17 februari 1989 Berichten van verhindering, blz. 649.
Interpellaties (R.v.O. art. 72) (Voortzet- ting)
Interpellatie van de xxxx X. Xx Xxxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxx, Gemeenschapsmi- nister van Onderwijs, over de studie om- trent de in uitzicht gestelde automatise- ring van gegevens betreffende scholen, personeel en leerlingen
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxx tot de xxxx X. Xxxxx, Gemeenschapsminister van Onderwijs, over de studie omtrent de in uitzicht gestelde automatisering van ge- gevens betreffende scholen, personeel en leerlingen
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxx tot
van Onderwijs, over de overeenkomst ge- sloten tussen de Belgische Staat en het Mekanografisch Instituut der Kempen VZW, blz. 649
Sprekers : de heren X. Xx Xxxxxxxxx,
X. Xxxxx, Minister D. Xxxxx, X. De- xxxxx, X. Xxx Xxxxxxx, X. Xxxxxx
Indiening van moties, blz. 668.
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxx, Gemeenschapsminister van Onderwijs, over het huurcontract met het vakantiecentrum Blutsijde te Brede- ne, blz. 668.
Sprekers : de heren X. Xxxxxxxx, X. Xxxxxxx, Minister X. Xxxxx, de xxxx
X. Xxxxxxxxx
Indiening van moties, blz. 672.
Interpellatie van de xxxx X. Xxxxxxxxx tot de xxxx X. Xxxxx, Voorzitter van de Vlaamse Executieve, Gemeenschapsmi- nister van Financiën en Begroting, over nieuwe initiatieven van de Franse Ge- meenschapsregering in de Brusselse rand- gemeenten, blz. 673.
Sprekers : de heren F. Xxxxxxxxx, X.
Xxx Xxxxxx, Minister X. Xxxxx
Indiening van moties, blz. 677.
Voorstel van decreet
Indiening en verwijzing, blz. 678.
Voorstel van resolutie
Indiening en verwijzing, blz. 678.
Regeling van de werkzaamheden, blz.
678.
economisch beleid en inzonderheid de rol de xxxx X. Xxxxx, Gemeenschapsminister
Omslag 3
20e vergadering Woensdag 15 februari 1989 Middagvergadering
VOORZITTER : de xxxx X. xxxxxxxxx
De notulen van de jongste vergade- ring worden ter tafel gelegd.
De vergadering wordt geopend om 14 uur.
De Voorzitter : Dames en heren, de vergadering is geopend.
BERICHTEN VAN VERHINDE- RING
0. Xxxxxxx, X. Xxxxxxxxxxx gezond- heidsredenen.
X. Xxxxxx, X. Xxxxxxxxxx, L. mans buitenslands.
REGERINGSVERKLARING
VAN DE VLAAMSE EXECUTIE- VE
De Voorzitter : Aan de orde is de voortzetting van het debat over de Regeringsverklaring van de Vlaamse Executieve, met de daaraan toege- voegde interpellaties.
De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, deze voor- middag hebben wij een eerste beoor- deling gekregen over de
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
verklaring van de Vlaamse Executie- ve. Er werden terecht een aantal punten onderstreept. De bevoegdhe- den die de Executieve na de tweede fase van de staatshervorming zijn toe- bedeeld stellen de Executieve en de Vlaamse Raad in staat een positief en progressief beleid te voeren dat beter aan de noden van Vlaanderen tegemoet komt. Wij zijn effectief in staat een aantal sectoren volledig te beheersen. Wij hebben de bevoegd- heid over Economie, met uitzonde- ring van Landbouw, over Volksge- zondheid, Openbare Werken, Socia- le Zaken, met uitzondering van de Sociale Zekerheid en over Cultuur. Dat laatste is zeer belangrijk. Wij kunnen nu de brede maatschappelij- ke waaier beleidsmatig benaderen.
In de Regeringsverklaring wordt on- voldoende erkend dat de aanzet wordt gegeven tot het heroriënteren van het beleid en tot het meer af- stemmen op de noden van het Vlaamse volk.
Sommigen wensen misschien een to- taal nieuw beleid. Dit zou echter be- tekenen dat alles wat in het verleden is gebeurd slecht was. In de Rege- ringsverklaring worden op het maat- schappelijk vlak een aantal accent- verschuivingen gelegd.
De leden van de oppositie zullen de- ze accentverschuivingen misschien op een andere wijze benaderen, maar als leden van de meerderheid is het onze plicht de positieve punten te beklem- tonen.
De vele bevoegdheden die ons zijn toebedeeld laten ons toe een aantal regionale problemen op een andere
Berichten van verhindering
manier aan te pakken. Met vereende krachten kunnen wij tot een betere analyse komen van de probleemge- bieden in Vlaanderen en kunnen wij nagaan welke de positieve factoren zijn die wij kunnen stimuleren en welke de negatieve factoren zijn die wij kunnen wegwerken. Door een ge- zamenlijk beleid op economisch vlak, via Huisvesting, Volksgezondheid en Gehandicaptenzorg kunnen wij de problemen in die probleemgebieden nu beter benaderen dan in het verle- den. Ik pleit niet alleen voor de ge- bieden die door de Europese Ge- meenschap zijn erkend.
Na een analyse van de problematiek van een bepaalde streek moeten wij via programma’s de noodzakelijke imputs geven die naast het econo- misch aspect de infrastructuur, de so- ciale, en culturele aspecten behande- len. Dat is een bijkomend element.
Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, ik geef dit als voorbeeld om te bevestigen dat er wel een dynamiek kan worden ont- wikkeld. Wij kunnen die terugvinden in uw Regeringsverklaring want u hebt in dit verband zelfs een nota opgenomen waarbij bepaalde landsstreken nader worden bekeken. Dat betekent niet dat wij ons op- nieuw moeten verliezen in provincia- lisme of regionalisme. Integendeel, wij hebben de zorg om de troeven die zich op het Vlaamse vlak manifes- teren maximaal uit te spelen. Dat be- tekent dat wij onze economie gezond moeten houden en dat wij daar op de ingeslagen weg verder moeten gaan. Op het culturele vlak moeten wij im- pulsen geven om onze bevolking op een hoger peil te brengen en ons
Moors
penen tegen de vervlakking van de maatschappij. Wij moeten in Vlaan- deren promoten dat daadwerkelijk meer is afgestemd op de noden van de bevolking.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil vooral enkele woorden zeggen over de be- langrijke sector van het onderwijs. Het grootste gedeelte van het budget van de Vlaamse Gemeenschap zal naar onderwijs gaan. Dat is een be- langrijke opdracht. Men zegt wel dat het onderwijs feitelijk reeds was gionaliseerd op het nationale vlak. Dat is inderdaad juist. De jongste ja- ren was er een Nederlandstalig en een Franstalig Minister van Onder- wijs. Wij weten echter ook dat net dit nationale vlak dikwijls een belem- mering was om tot bepaalde oplossin- gen te komen zoals bij voorbeeld in verband met de vragen hoe wij het globale onderwijsbeleid zien en hoe wij de vernieuwing zullen realiseren.
Ik wil hier enkele elementen naar vo- ren brengen waarbij wij oog moeten hebben voor een toekomstgericht on- derwijs. Wij stellen vast dat het on- derwijs op maatschappelijk vlak mo- menteel duidelijk een andere rol ver- vult dan in het verleden. Als ik spreek over het verleden, dan bedoel ik de jaren zestig. Welk wijzigingen hebben zich voltrokken ? Op de eer- ste plaats is er de vraag naar kwali- teit. De kwaliteitseisen worden zeer hoog gesteld. Wij verwachten dat men de jongeren op het ogenblik een vorming geeft waardoor zij meer per- soonlijkheid krijgen, omdat de zoge- naamde zeer be-
langrijk is in deze ingewikkelde we-
reld, waarin iedereen een grote indi- viduele verantwoordelijkheid draagt en men niet langer leeft in een geslo- ten gemeenschap waarin men zich veilig en zeker voelt. Wij vragen onze jonge mensen dat zij hun eigen weg zoeken op persoonlijk, maatschappe- lijk en beroepsvlak. Wij moeten hen daarvoor wapenen en een sterke per- soonlijkheidsvorming geven. Dit wordt van het onderwijs geëist, meer dan in het verleden het geval was. Wij verwachten ook dat de jongeren zich maatschappelijk kunnen wape- nen en integreren. Zij moeten
lijk ,,gemeenschapswezens” zijn en moeten met anderen kunnen commu- niceren. Ook de bedrijfswereld stelt vaak de vraag of jongeren met ande- ren kunnen samenwerken. Dezelfde vraag stellen wij ook op het gebied van vrijetijdsbesteding en op vlak, meer bepaald bij de communi- catie tussen echtgenoten. Met elkaar kunnen communiceren is een eis die in het onderwijs heel sterk zou moe- ten worden beklemtoond. Wij vragen de jongeren eveneens dat zij zich be- roepsmatig weten in te passen in de snel evoluerende maatschappij. Wij stellen vast dat de beroepswereld in- derdaad zeer snel evolueert en dat de wetenschappelijke vooruitgang en de nieuwe managementtechnieken er een grote inbreng in hebben. Dit vraagt van de jongeren een grote fle- xibiliteit. De oudere werklozen, zoals men hen noemt, voor wie bijzondere financiële maatregelen op nationaal vlak werden getroffen vormen een probleem, omdat zij zich niet meer kunnen aanpassen, niet flexibel ge- noeg zijn voor de nieuwe manage- ment-, organisatie- en
nieken die door de bedrijven worden
gevraagd. Zij voldoen evenmin aan de kwalificatie-eisen om zich in een beroep waar te kunnen maken. Daar ligt de eigenlijke uitdaging voor de jonge generatie. Zij moet zich anders en beter oriënteren. Men verwacht dat het onderwijs hiertoe een bijdra- ge levert. Ik weet dat niet enkel het onderwijs hierin een rol speelt. Ik be- klemtoon dat onderzoeken hebben uitgewezen dat ook het gezin steeds een zeer grote invloed zal blijven uit- oefenen op het gedrag van de jongere en zijn toekomstmogelijkheden. Het onderwijs neemt echter hoe dan ook een belangrijk deel van de tijd van de jongeren in beslag, want wij heb- ben de leerplicht tot 18 jaar verlengd. Wij dwingen de jongeren tot 18 jaar naar school te gaan en 30 tot 40 pro- cent studeert verder tot 21 jaar en ouder. Het onderwijs heeft dus een enorme invloed op het jonge leven en kan eraan een bepaalde richting geven. Daarom moet het onderwijs met de nieuwe eisen rekening hou- den.
Een andere opdracht van het onder- wijs is ongetwijfeld ook mee te gaan
met het wetenschappelijk onderzoek en het onderzoek op pedagogisch vlak. Wij dienen rekening te houden met de nieuwe mogelijkheden zoals onder meer de audio-visuele middel- en, informatica, enzovoort. Het hele onderwijs, vanaf het lager tot het ho- ger onderwijs moet zich aanpassen en de wil hebben om op die nieuwe mo- gelijkheden in te spelen. Ook de leidsmensen hebben de plicht daar- aan mee te werken.
Ik vind het positief dat in de Rege- ringsverklaring is vermeld dat, wat het secundair onderwijs betreft, een einde zal worden gemaakt aan de dualiteit tussen de verschillende ty- pes, dualiteit die als het ware een oorlog heeft gecreëerd tussen die ver- schillende onderwijstypes en die ge- deeltelijk, naast psychologische ele- menten, mede bepalend was bij de keuze van de ouders. Vanaf 1 sep- tember aanstaande zal, in tegenstel- ling met vroeger, een globale wijsstructuur worden vastgelegd waarin de totaliteit van het secundair onderwijs zich zal terugvinden. Er zal rekening worden gehouden met de afzonderlijke noden, maar daarnaast zal er de mogelijkheid zijn tot meer uniformiteit in het onderwijs.
Aangezien wij van de jongeren eisen dat zij tot 18 jaar naar school gaan, hebben wij ook de plicht hen te bege- leiden bij het kiezen van de juiste richting. Dit is een belangrijke uitla- ting.
Bovendien moeten wij ook rekening houden met het feit dat steeds meer eisen aan het onderwijs zullen wor- den gesteld. Het volstaat de kranten van de jongste weken door te nemen om deze nieuwe eisen te kennen.
Er is vaak sprake van kindermishan- deling en van het falen van het onder- wijs op dat vlak. Men had het ook over de drugverslaafden en men ver- wees naar wat het onderwijs hieraan kan doen. Er is ook sprake geweest van jongeren die niet kunnen lezen of schrijven. Het onderwijs wordt hiermee onrechtstreeks verweten aan al deze problemen te weinig aandacht te hebben besteed. Tegenwoordig worden, bij voorbeeld, er ook eisen gesteld in verband met de opvoeding. Ik heb zelfs vernomen
dat er een studiedag werd gepland over de leef- en eetgewoonten van de jeugd. Ook daar werden verwach- tingen gekoesterd naar het onderwijs toe.
Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, ik geef hier enkel een ongeordende opsomming van wat ik de jongste drie weken vaststelde in kranten en op TV. Het is natuurlijk onmogelijk dat het on- derwijs al deze problemen kan oplos- sen, temeer omdat men dan wordt geconfronteerd met de inhoud van de bestaande vakken. Vorig weekend hebben wij trouwens het dispuut meegemaakt in verband met het vak
Niet alleen voor dit vak worden meer uren gevraagd. Ook de leraren lichamelijk opvoe- ding, aardrijkskunde, Nederlands en Latijn vragen meer uren. Iedereen voelt zich tekort gedaan en vindt dat hij over te weinig uren beschikt om zijn vak op een degelijke manier te kunnen geven. Welnu, de verwach- tingen van buiten en van binnen het onderwijs betreffende de inhoud die moet worden gegeven aan de oplei- ding is zo groot dat niet op alles kan worden ingegaan. De beslissing moet van binnen het onderwijssysteem zelf komen. Daar moet men oordelen wat kan worden gegeven en op welke ma- nier dit kan gebeuren, Als politici zullen wij daar ook moeten trachten aan tegemoet te komen ik bedoel hiermee dat we moeten trachten een oplossing te geven zonder daarom persé iedereen datgene te geven waarop hij meent recht te hebben. Ik heb het gevoel dat wij naar een zeke- re vorm van corporatisme van de leerkrachten gaan binnen het onder- wijs. Dit doet niets af aan onze be- kommernis om de inhoud die men moet geven aan bepaalde vakken. Ik meen dat nu niet de discussie aan de gang is over de inhoud zelf van het vak De pedagogen, de leerkrachten zelf en de directies moeten die inhoud bepalen. Zij moeten nagaan hoe, op een ei- gentijdse manier, moderne geschie- denis kan worden gegeven, hoe de verantwoorde evolutie van de maat- schappij kan worden aangegeven. Zij moeten uitmaken hoe de andere vak- ken pedagogisch verantwoord
nen worden gegeven. Er moet hulp komen van buitenuit, maar wij moe- ten de verantwoordelijkheid laten aan de betrokkenen en mogen ver- wachten dat zij die ook op zich ne- men.
Een andere element, steeds in ver- band met het onderwijs, dat ik hier wil naar voren brengen is een vraag naar het beroepsleven toe. Ik heb reeds gewezen op de noodzaak van aanpassing van de jongeren aan het beroepsleven.
Het is duidelijk dat er op dit ogenblik wordt gevraagd om tot polyvalentie te komen. Er moet een meervoudige opleiding aan de leerlingen worden gegeven. Zo alleen zijn zij in staat om de veranderingen die zich in het beroepsleven voordoen op te vangen. Immers, de informatici van vandaag zijn niet die van morgen. Aan dege- nen die vandaag aan de machines werken zullen morgen andere eisen worden gesteld. Daar moet dus wor- den gewaakt voor een polyvalente opleiding.
Wij moeten ook meer oog krijgen voor de kwaliteit op zichzelf van de opleiding. De eisen voor het onder- wijs liggen hoog zowel op het vlak van de persoonlijkheid, de sociale vorming en de beroepsvorming. Wij moeten eens nagaan hoe het huidig onderwijs functioneert. Wij stellen vast dat 50 procent van de jongeren aan de universiteit mislukken in het eerste jaar van de kandidatuur. Dat is een veel te groot aantal. De inves- teringen met gemeenschapsgelden zijn daar onverantwoord. Hieraan te remediëren is een opdracht van uit de Vlaamse Gemeenschap.
Hoe is het bij voorbeeld gesteld met de talenkennis ? Xxxxxxx zegt men dat deze sterk achteruitgaat. Wij plei- ten voor het promoten van het onderwijs. Nu is het ogenblik geko- men om duidelijk tot de Vlaamse jeugd te zeggen dat het zich afzetten tegen een andere taal of gemeen- schap niet meer opgaat. Het negeren van, bij voorbeeld de andere lands- taal is uit den boze. Wij moeten de jeugd leren de andere cultuur te ontdekken en dat kan maar gebeuren door op de eerste plaats de taal te
leren. Ik pleit dus voor een grotere kennis van de Franse taal, maar ook van andere talen.
De xxxx X . Xxxxxxx : Ik veroorloof mij u even te onderbreken.
Ik heb enkele jaren in het onderwijs gestaan. De onderwijsproblematiek op zichzelf is niet mijn specialiteit, maar ik heb ervaren dat bij zowel jonge als oudere leerlingen vaak voor de hand liggende automatismen ont- breken. Vaak beheersen de leerlin- gen niet eens de essentiële regels. Leerlingen van 16, 17 en 18 jaar hebben bij voorbeeld moeilijkheden met de regel van drie uit de wiskunde.
Zouden wij in het onderwijs er niet goed aan doen om opnieuw belangrij- ke automatismen er bij de leerlingen in te hameren ? Ik heb het gevoelen dat in het onderwijs er teveel werd geëxperimenteerd met als resultaat dat 18-jarige leerlingen aan de lopen- de band dt-spellingsfouten maken. Het gebeurt nogal eens dat leerlingen van die leeftijd mij hun dissertatie la- ten lezen. Op één bladzijde vind ik dan vaak zeven of meer dt-fouten. Dat zijn zaken waaraan dringend moeten worden verholpen.
De heer Xxxxx : Inderdaad, de ken- nies van onze moedertaal is bij de leerlingen soms erbarmelijk. Er zou een hele opsomming kunnen worden geven over bepaalde tekorten. De kwaliteit van het onderwijs moet ten aanzien van die problemen worden verbeterd.
Ik wil het grote onderscheid in kwa- liteit tussen de scholen beklemtonen. Zo heb ik uit gesprekken met perso- neelsdirecteuren van bedrijven in verband met de scholingsgraad ver- nomen dat sommige grote bedrijven en dit ingevolge opgedane erva-
ring bij selectie een dusdanige kwalificatie met betrekking tot de scholen uit hun streek hebben gedaan dat zij sollicitanten uit bepaalde scho- len voor de screening weigeren, om- dat zij de kwaliteit van die scholen te laag vinden. Het verschil in kwaliteit tussen de diverse scholen is zo groot dat dit onder de aandacht moet wor- den gebracht. Wij moeten streven
Moors
naar meer gelijkheid inzake de kwa- liteit.
Mijnheer de Voorzitter, een ander element waarmee wij de volgende ja- ren rekening moeten houden, is on- getwijfeld de evolutie van het genaantal. Wanneer men prognoses maakt ik wil hier niet lang blijven bij stilstaan zouden volgens gege- vens, tussen het schooljaar 1987-1988 en het schooljaar 1999-2000, dus over een periode van 11 jaar, het lager- en kleuteronderwijs 78.000 leerlingen minder hebben, minder hebben, zijn- de 14 procent het secundair onder- wijs 50.000 leerlingen minder, zijnde 11 procent van het huidige bestaand. De weerslag hiervan op het onderwijs moeten wij eveneens bekijken en dan ook een aangepaste politiek voeren.
Ik zal niet ingaan op de eisen van het onderwijzend personeel. Xxxxxxx Xxx Xxxx zal dit verder uitdiepen. Er worden heel wat vragen gesteld om- trent de motivatie, de beloning, het probleem van de vergrijzing en der- gelijke meer. Kortom, ik heb ge- tracht een aantal elementen aan te halen waaruit blijkt dat wij in staat moeten zijn een ander leid te voeren. Het onderwijsbeleid moet meer worden afgestemd op de behoeften van de jongeren maar te- vens moet het onderwijs aan de hui- dige gestelde uitdagingen beantwoor- den.
Mijnheer de Voorzitter, hoewel ik bijzondere aandacht heb gehecht aan de inhoud van het onderwijs, wil ik eveneens wijzen op de politieke antwoordelij kheid die wij dragen. Gedurende 30 jaar hebben wij een onderwijsbeleid gevoerd dat nogal sterk gericht was op de financiering van het onderwijs. De concurrentie van de netten, de ideologische tegen- stellingen zijn een politiek gegeven. Wij moesten daarvoor een oplossing brengen. Toch denk ik dat deze pun- ten nu veel minder scherp worden gesteld dan in het verleden. Wij kun- nen dus nu een meer geëigend beleid voeren waarin desondanks de zorg voor de financiering van het onder- wijs blijft bestaan. Tenslotte is de nancierbaarheid van het onderwijs en de middelen ervoor ter beschikking
te stellen op de eerste plaats onze verantwoordelijkheid.
Namens mijn fractie vraag ik uw aan- dacht voor het politieke akkoord af- gesloten op 9 november 1988. Het ligt aan de basis van een nieuwe geest, met betrekking tot het onder- wijs, die kan groeien binnen de Vlaamse Gemeenschap.
Dat politieke akkoord omvat vele fa- cetten met name de oprichting en het functioneel maken van de ARGO ; het personeelsstatuut de subsidië- ring van de werkingstoelage het op- nieuw van de betoelaging inzake scholenbouw het mogelijk maken van pedagogische inspecties en dergelijke meer.
Onze fractie vraagt er de komende jaren werk van te maken om dit be- leid te kunnen realiseren.
Mijnheer de Voorzitter, door het zelfstandig worden van onze Vlaamse Gemeenschap inzake onderwijs, wor- den wij in staat gesteld een nieuw dynamisch beleid te voeren aange- past aan de noden en de wensen van onze Vlaamse Gemeenschap, van on- ze Vlaamse bevolking. Het is de taak van de politici om dit, samen met de onderwijsgemeenschap en de hele volksgemeenschap waar te maken. (Applaus bij de CVP, SP en VU)
De Voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X . Xxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, heren Minis- ter, collega ’s, ik zal voornamelijk één aspect belichten, met name het ener- giebeleid. Tevens zal ik zeer bondig ingaan op de problematiek van het racisme.
De Vlaamse Executieve bevestigt in haar beleidsverklaring haar verzet te- gen de bouw in ons land van een achtste kerncentrale, die de elektrici- teitsproducenten ondanks nobyl maar al te graag in Doel wensten in te planten.
Deze passage van het Vlaamse Re- geerakkoord is er ongetwijfeld geko- men dank zij en ik wens dit te beklemtonen de standvastige hou- ding van de SP-Ministers, die met de- zelfde vastberadenheid als in de na-
tionale Regering doen wat zij reeds jarenlang hebben gezegd en zeggen wat zij de komende jaren zullen doen.
Doel V komt er dus niet, althans voorlopig niet. Dit stelt ons welis- waar tevreden maar het mag geen re- den zijn om op onze lauweren te rus- ten. Inderdaad, wil men vermijden dat de elektriciens binnen enkele ja- ren hun vraag voor Xxxx V opnieuw stellen en misschein met meer suc- ces dan vandaag zal de overheid dringend een energiebeleid moeten voeren, ten aanzien van de diverse aktoren die iets minder voluntaris- tisch zijn dan tot hiertoe het geval was.
Het komt er thans op aan als het ware de gewestplannen voor het energielandschap op te stellen. Deze gewestplannen moeten de elektrici- tiens eens en voorgoed de lust ontne- men zich verder in het nucleaire avontuur te storten.
De hoeksteen van elk overheidsbc- leid inzake energie moet het ratio- neel energieverbruik zijn, kortom REV genoemd. Alle internationale instanties zijn het ter zake eens, in- clusief het Internationaal Energie Agentschap en de Commissie van de Europese Gemeenschap. Tot voor kort was het REV-beleid hoofdzake- lijk een nationale aangelegenheid, af- gezien van enkele niet onbelangrijke uitzonderingen, zoals de valorisatie van de restwarmte in de elektriciteits- centrales en de energierecuperatie bij de afvalverbrandingsinstallaties.
Sinds januari van dit jaar is de be- voegdheid inzake REV in zijn geheel naar de Gewesten overgeheveld. Dit is ongetwijfeld de innovatie bij uit- stek, die de recente Staatshervor- ming op het energiebeleid heeft te- weeggebracht. Het belang van deze bevoegdheidsoverdracht kan moei- lijk worden onderschat. In principe beschikt de Vlaamse Regering over het belangrijkste instrument om de energievraag te beteugelen.
Toch zal hierbij rekening moeten worden gehouden met enkele bijzon- der zware handicaps, waarover ik verder zal uitweiden.
Xxxxxxxx de Minister, volgens mij is
Sleeckx
de tijd definitief voorbij dat men zich kon verschuilen achter bevoegd- heidsversnippering tussen nationale en regionale overheden om het Vlaams energiebeleid te reduceren tot de organisatie van bij voorbeeld een hoog technologische T-dag over dit belangrijke onderwerp.
Het passief toekijken van de vorige Vlaamse Regering staat in schril con- trast tot de veelvuldige acties die haar Waalse tegenhanger sinds 1980 heeft ontplooid. Inzake energiebeleid is er ongetwijfeld een België met twee snelheden ontstaan. De Vlaamse achterstand ter zake moet zo spoedig mogelijk worden weggewerkt.
Het verheugt ons dan ook ten zeerste dat de huidige Vlaamse Executieve van het REV-beleid in feite een top- prioriteit heeft gemaakt of zeker wenst te maken, dit omwille van eco- nomische en ecologische redenen.
De Minister van Energie weze echter gewaarschuwd dat sommige lobby ’s er niet zullen voor terugdeinzen een politiek van integrale elektrische ver- warming voor te stellen als een ratio- nele aanwending van primaire ener- giestoffen en als een politiek van REV. Niet alleen in de privé-woning- bouw, maar ook in de sector van de sociale woningbouw wordt steeds meer integraal elektrische verwar- ming toegepast. Ik kreeg graag hier- omtrent het standpunt van de Minis- ter. Welke maatregelen voorziet hij om deze nieuwste evolutie om te bui- gen ?
Dankzij het schrappen van Doel V blijft het rationeel energieverbruik al zijn potentiële ontplooiingskansen ten volle behouden. Het is nu aan de Vlaamse Regering aan dit beleid con- creet gestalte te geven, maar eenvou- dig zal dit evenwel niet zijn, zeker niet in een periode van lage energie- prijzen als gevolg van een overcapaci- teit op de internationale energie- markt, enerzijds, en een steeds snel- lere aanzwengelende economie, an- derzijds. Bovendien hoeft men hier- bij op de spontane en vrijwillige me- dewerking van de energiebedrijven absoluut niet te rekenen. Vanuit hun huidige doelstelling van winstmaxi- malisatie zijn zij dus niet gemotiveerd
om een inspanning te leveren op het vlak van RÊG. Dit is een eerste-zwa- re handicap waarmee de Vlaamse Executieve bij de uitstippeling van haar beleid terdege rekening zal moeten houden. Nochtans is de me- dewerking van de energiedistributie- bedrijven onontbeerlijk voor het wel- slagen van een waar REG-beleid. Mijn vraag is duidelijk. Xxx denkt de Minister zich van deze medewer- king te kunnen verzekeren ? Een be- leid van REG kan niet los worden gezien van het tariefbeleid betreffen- de de verschillende energiedragers. Hoe men het ook draait of keert, de prijs van de energie is voor de ver- bruiker uiteindelijk het doorslagge- vend argument. Dit zal bepalen in welke mate hij bereid is te investeren in energiebesparingsuitrustingen.
Dat het tariefbeleid een nationale be- voegdheid blijft is een tweede zeer ernstige handicap waarmee het auto- nome Vlaamse REG-beleid hoe dan ook rekening zal moeten houden. Het is enkel via vertegenwoordigers in de bestaande concertatie-organen zoals het controlecomité voor elektri- citeit en gas dat de Vlaamse Execu- tieve medezeggenschap kan verwer- ven in de tariefpolitiek. De socialis- ten pleiten ervoor dat de Vlaamse Regering al haar gewicht in de schaal zou werpen om een REG-vriendelij- ke tariefhervormingspolitiek tot stand te brengen, zoniet zal het Vlaams REG-beleid alle mooie voornemens ten spijt niet de ge- wenste vruchten kunnen afwerpen.
Het geïntegreerd energiebeleid dat de Vlaamse Executieve zich voor- neemt te voeren, zal moeten uitmon- den in tal van precieze en concrete acties in nagenoeg alle sectoren van de samenleving zoals de industriële sector, de huisvestingssector, de voerssector en dies meer. Daartegen- over staat dat de Regeringsverklaring zeer vaag blijft, zowel in de omschrij- ving van de uiteindelijk te bereiken doelstellingen als in de concretisering van de te nemen acties. Dat wil zeg- gen dat de kapstokken er wel zijn, maar dat de kleermaker nog zeer veel werk voor de boeg heeft.
De vraag die op dit ogenblik in de Vlaamse Raad rijst is of het niet
tig kan zijn in de Vlaamse Raad een Vlaams energiedebat te voeren. De vraag dient gesteld hoe wij dit gaan aanpakken. Welk belang heeft een rationeel energieverbruik ? Welk is het standpunt van de verscheidene fracties hierover ? Het kan nuttig zijn ook in de Vlaamse Raad, zoals reeds is geschied in het nationale Parle- ment, inzake energie in het algemeen een debat te voeren ?
Mijnheer de Minister, ik wens nog een woord. te zeggen over het SCK. Ik zal ter zake niet te ver uitweiden, maar enkele krachtlijnen in verband met het SCK naar voren brengen.
De gedeeltelijke overheveling van het SCK naar de Vlaamse Gemeen- schap, namelijk de niet-nucleaire programma ’s, die 33 procent van de werkings- en onderzoeksactiviteiten van het SCK uitmaken, zal met zich meebrengen dat volgens de SP het centrum op een dergelijke wijze moet worden opgevat en gestructureerd dat dit wereldwijd bekend onder- zoekscentrum verder wordt uitge- bouwd. Dat is enorm belangrijk voor de Kempen, enerzijds op het vlak van de tewerkstelling en anderzijds voor de wetenschappelijke uitstraling van de streek. Wij menen dat alles in het werk moet worden gesteld om van het SCK een waarachtig polyvalent Vlaams Energie- en Milieuonder- zoekscentrum het VEM te ma- ken. Dat is enkel mogelijk wanneer wij ons concentreren op enkele on- derzoeksdomeinen, op het vlak van energie, milieu en nieuwe materia- len. Het SCK moet vanwege de Vlaamse Executieve alle kansen krij- gen zich in de toekomst verder te profileren als een internationaal ver- maard hoog technologisch onder- zoekscentrum.
Heren Ministers, het is een absolute must dat het SCK daartoe de nodige middelen zou bekomen weze het via die 33 procent opdat het ook op dat vlak wereldfaam zou genieten, waardoor wij naar buiten uit een enorme uitstraling zouden kennen.
Mijnheer de Minister, met de inge- bouwde garanties voor een volledige autonomie en wetenschappelijke on- afhankelijkheid zal het VEM ook
derzoeksopdrachten dienen uit te
Sleeckx
voeren voor andere instanties. Zulks zou kunnen gebeuren zowel in ver- band met de nationale Regering, als in verband met de privé-sector. Het VEM zal ertoe moeten worden aan- gespoord zeer nauw samen te werken met de andere onderzoeksteams in de universiteiten. Deze samenwer- king zou de vorm kunnen aannemen van een grotere mobiliteit van vor- sers tussen voornoemde centra.
Mijnheer de Minister, ik blijf nog even stilstaan bij de problematiek van de Limburgse mijnwerkers. Op dit ogenblik zijn de mijnwerkers in Limburg ten zeerste verontrust over het feit dat de Vlaamse Regering heeft gevraagd de plannen voor Xxxx opnieuw te actualiseren. Dat heeft bij zeer veel mijnwerkers een aantal vragen doen rijzen. Ook de vakbonden vragen zich af wat er ei- genlijk zal gebeuren. Tot op heden is er naar mijn mening nog ongeveer 50 miljard frank tot 1996 voor KS voor- zien. Ik vestig er vooral uw aandacht op dat bij de Limburgse mijnwerkers het gevoelen leeft dat aan dit bedrag zal worden wat op het vlak van de tewerkstelling enorme re- percussies zou hebben. In 1987 werd immers beslist de helft van het geld, dat KS uit de enveloppe overhield, terug te storten naar de staatskas. In 1987 bedroeg dat 400 miljoen frank, in 1988 was het reeds 1 miljard frank, dat wil zeggen dat 500 miljoen frank naar de staatskas werden terugge- stort. De arbeiders van KS maken zich daarover veel zorgen en vragen wat dat plan en die actualisering in- houden.
Heren Ministers, op deze vraag zou ik zeer graag een antwoord beko- men, vermits dit in de Limburgse streek zeer veel beroering verwekt.
Minister X. De Batselier : Mijnheer Xxxxxxx, het komt mij voor dat men op dit punt een beetje de gekke toer op gaat. Men maakt zich daar zorgen over iets wat niemand heeft gezegd. Men legt mij allerlei verklaringen in de mond, die ik nooit heb uitgespro- ken. Er wordt zelfs beweerd dat ter zake op mijn verzoek bepaalde zin- nen in het Regeerakkoord werden
opgenomen. Dat is totaal onjuist. Ik heb niet om die zin verzocht, maar dat is minder ter zake.
Ik wijs er enkel op dat ik solidair ben met wat over de actualisering inzake gans het dossier van KS wordt ver- meld. Ik denk eveneens dat diegene, evenals de vakbonden, die daarover reeds een gesprek met mij hebben gehad, zeer goed weten waarover het hier gaat. Deze actualisering impli- ceert dat men zal moeten nagaan hoe men het best de overgedragen mid- delen voor KS in de toekomst moet aanwenden. Dat kan op verschillen- de wijzen. De Vlaamse Executieve heeft nog voor geen enkel scenario geopteerd. Alleszins kan slechts van vervroegde sluiting worden gespro- ken indien er alternatieve tewerkstel- ling wordt voorzien. Wanneer zou blijken dat er niet voldoende voor handen is, kan er naar mijn strikt per- soonlijke mening geen sprake zijn van vroeger te sluiten dan 1996.
Indien men nu verklaart zoals ik nog vandaag lees in bepaalde kranten dat volgens sommige opzichters nu
al moet rekening gehouden worden met een kolenproduktie na 1996, kan ik alleen antwoorden dat men dat iets vroeger had moeten eisen en dat op dat vlak de vorige nationale regering ons daarvoor een aantal middelen ge- limiteerd heeft overgedragen. Hier kan alleen nog sprake zijn van het optimaal benutten van wat er aan ruimte vrijkomt.
Het feit dat noch ik noch de Execu- tieve uitspraak hebben gedaan over de richting die zal worden genomen, klopt volledig. Dit laat toe om in de toekomst te evalueren wat de rol van de steenkool kan zijn. Dat betekent dat daaromtrent de discussie nog open is. Als men ooit zou opteren voor een kolenproduktie na 1996 dan zal in dat geval dit moeten gebeuren met eigen middelen en niet met de middelen die vandaag worden over- geheveld vanuit de nationale over- heid. Gezien de beperkte financiële middelen van de Vlaamse Gemeen- schap tot 1995-96 zal dit geen sinecu- re zijn.
Minister X. Xxxxxxx : Aanvullend kan ik de heer Sleeckx mededelen dat van het woord sluiting of
sluiting nog geen sprake is geweest in de Executieve. De tekst van het Regeerakkoord houdt enkel in dat wij de huidige situatie van de KS terdege onderzoeken. Ik bevestig de woorden van de heer De
lier, namelijk dat wij rekening moe- ten houden met de reële noden en problemen die zich stellen, onder meer in West-Limburg. Het debat daaromtrent is inderdaad volledig open en er is op geen enkel ogenblik een engagement genomen in verband met enige sluitingsdatum. Wat dat betreft bestaat er in Limburg terecht heel wat ongerustheid. Het debat moet worden gevoerd, maar dat zal in volledige openheid naar de Vlaam- se Raad toe gebeuren. Er is geen en- kele beslissing genomen, integen- deel.
De xxxx X. Xxxxx : Xxxxxxxx vraagt u dan ons akkoord ?
De xxxx X. Xxxxxx : Xxxxxxxx Xxxxxxx, het is misschien vervelend dat wij u onderbreken, maar u hebt een heel belangrijk en delicaat pro- bleem naar voren geschoven.
De xxxx X. Xxxxxxx : Ik meen dat de bespreking van de energiesector daartoe de gepaste gelegenheid is.
De xxxx X. Xxxxxx U hebt daartoe natuurlijk het volste recht en het doet ons zelfs genoegen dat het debat op die wijze wordt geopend. Het voorlo- pig antwoord dat de beide Ministers geven betekent voor ons, Limbur- gers, reeds een hele geruststelling. Wij menen nochtans dat het wense- lijk zou zijn om, niet in dit kader want daarvoor ontbreekt het aan tijd en ruimte maar eventueel tijdens een commissievergadering, dit pro- bleem rustig uit te praten. Want, mijnheer De Xxxxxxxxx, er zijn bepaal- de uitspraken die u nu doet en waar- over wij in de wandelgangen een paar weken geleden uitvoerig hebben ge- praat, die ik niet zonder meer aan- vaard. Wanneer men zegt dat er geen geld voorzien zou zijn voor na 1996 is dat op het eerste gezicht juist, maar ik wens daarop toch enkele nuances aan te brengen.
Ik herhaal dat uw antwoord zeker po- sitief is en dat mijn onderbreking niet negatief of kritisch is bedoeld.
Dhoore
heer de Voorzitter, ik wens de colle- ga ’s van de Commissie en de betrok- ken Ministers uit te nodigen om op een ander ogenblik, wellicht in de Commissie, daarover een grondig de- bat te voeren.
Minister X. De Batselier : De finan- cieringstabel is duidelijk : vanaf 1996 komt er 0 frank bij. Ik spreek mij niet meer uit over het plan. Vroeger heb ik mij er in andere omstandighe- den al over uitgesproken maar dat doet nu niet ter zake. In 1996 moet KS rendabel zijn want er is geen geld meer bij de overdracht.
De enige nuance is dat door de ver- snelde afslanking, die zich in de prak- tijk voordoet, ruimte vrij komt. Dat is wat de heer Xxxxxxx het miljard voor 1988 noemt. Een half miljard komt in feite terug naar de Gemeen- schap. Een half miljard blijft voor de reconversie.
De Voorzitter : Er resten de heer Xxxxxxx nog slechts drie minuten om
Volgens de xxxx X. Xxxxxx (C VP) heejf de Vlaamse Regering een unieke kans om de motivering van haar personeel te verbeteren door het opleggen van een eigen stijl, waardoor het vertrouwen van de bevolking voor haar administratie kan worden gewonnen
zijn betoog af te ronden.
De xxxx X . Xxxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, ik werd verschillende ke- ren onderbroken.
De Voorzitter : Ik heb daarmee reke- ning gehouden, mijnheer Sleeckx.
De xxxx X . Xxxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, de vraag had de bedoe- ling een opheldering te krijgen. Ik meen dat vele mijnwerkers in Lim- burg, die inderdaad zeer ongerust waren, voldoende antwoord hebben gekregen en iets geruster zullen zijn.
Een fenomeen dat onze maatschappij enorm bedreigt, is het racisme. Op 17 april verschijnt een boek van Hu- go Gijsels. Ik heb het manuscript bij me. Ik raad alle leden aan dat boek ten gronde te lezen. Het gaat over het verdriet van Vlaanderen, met an- dere woorden over het Vlaams Blok van 1938 tot 1988.
Wat in het boek staat, neem ik aan voor waar en is iets dat in een be- schaafde samenleving niet meer kan. De partijen hebben de plicht zich af te zetten tegen de feiten die zijn ver- meld in het boek en tegen de activi-
teiten die door het Vlaams Blok wor- den ontketend. Ik stel vast dat de pamfletten die in Mol verschijnen mensonterend zijn.
Ik heb de gewoonte paard en ruiter te noemen. Ik zal enkele citaten voorlezen. De xxxx Xxxxx Xxxxxx zegt op 23 januari 1988 in Vrij Neder- land : ,,Ik kan niet ontkennen dat de ideeën van Xxxx en Le Pen over het vreemdelingenvraagstuk ons wel aan- spreken.” Wij weten allemaal wat Le Pen eigenlijk bedoelt. De xxxx Xxxxxx zei in 1979 : ,,Ik ben trots en dank- baar om te mogen spreken in naam van een groot Vlaams leider als Eric- son.” Ook daarbij heb ik bedenkin- gen. Ik lees ook de woorden van de heer Xxxxxxxx in Vrij Nederland van 23 januari 1988 en vandaar dat ik ze in dit forum wil voorlezen : ,,Als iemand mij op een belangrijk forum, zoals het Parlement bij voorbeeld, een racist noemt, zal ik juridische stappen ondernemen. Als één of an- dere linkse wauwelaar mij in zijn krant van racisme beschuldigt, lig ik daar niet van wakker.”
De praktijken van het Vlaams Blok laten we het kind bij naam noe-
men kunnen werkelijk niet blijven bestaan. Boven de partijen heen moeten we een front vormen om dat racisme, dat sterker en sterker wordt, en de activiteiten die door het Vlaamse Blok worden ontwikkeld, te
,,verketteren” want zoiets kan in een beschaafde samenleving echt niet meer. Vanop deze plaats wil ik een duidelijke oproep doen. (Onderbre- king van de xxxx Xxxxxxxx)
Xxxxxxxx Xxxxxxxx, u hoeft mij niet te onderbreken want ik wil ook nog een van uw uitspraken citeren. Op 24 maart 1988 zegt u het volgende :
,,Het VMO heeft een pioniersrol ver- vuld. Wij moeten niet naar die men- sen beginnen stampen zoals de politi- ci die de VMO ’ers de wandluizen van de Vlaamse Beweging hebben ge- noemd.”
Om te besluiten nog een laatste citaat van de xxxx Xxxxxx, uitgesproken op het congres van het Vlaams Blok :
,,Wanneer men de derde leeftijd na- dert, heeft men alle beledigingen wel gehad. Racist en kunnen er dan maar bij komen. Voor mij zijn dit zelfs eretitels.”
Sleeckx
Geachte collega ’s, ik meen dat het meer dan hoog tijd wordt dat de de- mocratische partijen zich sterk afzet- ten tegen de praktijken van het Vlaams Blok in verband met gastar- beiders. Ik vind het hoogst nodig dat wij deze partij isoleren en met alle partijen samenkomen om een bepaal- de taktiek te ontwikkelen.
De xxxx X. Xxxxxx : Mijnheer de Voorzitter, ik wens niet het woord te vragen voor een persoonlijk feit.
De Voorzitter : Ik neem hiervan ak- te.
De xxxx Xxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X . Xxxxxxxx (op de tribu- ne) Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Voorzitter van de Executie- ve, heren Ministers, collega ’s, bij het ontvangen van het Vlaams Regeer- programma heb ik niet kunnen nala- ten eerst en vooral eventjes naar het hoofdstuk Huisvesting te kijken. Zo- als u weet, mijnheer de Voorzitter, ligt deze materie mij zeer nauw aan het hart.
Met verstomming heb ik vastgesteld dat over dit ontwerp slechts vijf blad- zijden werden geschreven. Boven- dien staat de tekst bol van algemeen- heden en niets zeggende citaten.
De rubriek Huisvesting kan in twee
. hoofdstukken worden opgedeeld.
Enerzijds de sociale huursector ik neem daarbij ook de verkoopsector die nu werd samengebracht, met na- me de vroegere Landmaatschappij en de NMH. Daarbij voeg ik nog het Vlaams Woningfonds dat goedkope leningen verschaft aan kandidaat- bouwers, die daarvoor in aanmerking komen anderzijds de premiestelsels.
Mijnheer de Voorzitter, bijna acht jaar geleden zaten wij met een vrese- lijke kater wat de schulden van het verleden betrof inzake Huisvesting. Het eerste wat ik toen heb gedaan is gaan zoeken hoe de financiering van de huisvesting kon worden geregeld.
Wat de huidige financiering van de huisvesting betreft, lees ik op bladzij- de 103, punt 9 van het Vlaams
geerprogramma wat volgt : ,,De tech- nisch-financiële mogelijkheden moe- ten onderzocht worden om de inves- teringen van de Vlaamse Huisves- tingsmaatschappij op een zo hoog mogelijk peil te houden in functie van de woonbehoeften met een zo klein mogelijke budgettaire last.” De fi- nanciering van de huisvesting wat toen een vreselijk probleem was en nog steeds is beslaat wel geteld vier lijnen en twee woorden in uw Regeerprogramma. Dat vind ik fan- tastisch ! Het is fantastisch geschre- ven en men kan er alle kanten mee uit. U heeft dit in vier lijnen kunnen schrijven. Dat is ongelooflijk knap. Kunt u mij verklaren wat u met die zin bedoelt ?
Minister X. Van den Bossche : Over die zin kunnen wij het eens zijn.
De xxxx X . Xxxxxxxx : U bent het eens met mij dat men met die zin alle kanten uit kan.
Is men de financiering dan vergeten. Ik veronderstel van niet. Ik ben dan eens gaan nakijken wat men zou kun- nen vergeten zijn. Voor 1989 zijn er 8,485 miljard aan annuïteiten te beta- len. In 1990, 5,121 miljard, in 1991
10,410 miljard en in 1992 10,653 mil-
jard tot 2000 96 miljard. Waarom wordt over die financiering van de huisvesting niets meer gezegd en hoe zullen die bijna 100 miljard worden betaald ? Is men van plan de prefi- nanciering opnieuw te prefinancie- ren, terwijl de prefinanciering toch het probleem was. Nergens wordt dus over dat gigantisch bedrag ge- sproken en nergens wordt gezegd hoe men het gaat wegwerken. Xxxxx kreeg ik daarover een antwoord.
De nood inzake huisvesting is groot en de middelen zijn beperkt. Als ik mij niet vergis voorzag de begroting oorspronkelijk in 4 miljard voor de twee maatschappijen, in ongeveer evenveel voor het Woningfonds en in ongeveer 4 miljard voor het pre- miestelsel. Wie kan tellen weet dat men met 4 miljard, geen 5 miljard kan uitgeven. Ik veronderstel dus dat men ofwel gaat prefinancieren, ofwel alternatieve financieringswijzen zal kiezen, maar hierover wordt ook niet gesproken.
Sommigen zullen zich herinneren dat wij vier jaar geleden in de Commissie Huisvesting epische discussies heb- ben gewijd aan alternatieve financie- ring en dat wij decretale mogelijkhe- den naar voren hadden geschoven. Daar wordt nu met geen woord over gerept. Wij hadden in feite aan twee mogelijkheden gedacht. Ten eerste, een alternatieve financiering door fi- nanciële instellingen. Op aanraden van de heer Xxx den Bossche moes- ten het bona fide financiële instellin- gen zijn die de sociale huisvesting zouden financieren via een soort lea- se back-contract of huurkoopcontract met de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, nu de Vlaamse vestingsmaatschappij.
Een tweede financieringswijze die wij ook hadden voorzien, en propageer- den, was aan de huurder van een so- ciale woning de mogelijkheid geven die te verwerven. Met de middelen die dan vrijkwamen zouden nieuwe woningen worden gebouwd. Op die wijze zouden opnieuw sociale wonin- gen ter beschikking worden gesteld van degenen die dat nodig hebben. Daarover wordt met geen woord ge- sproken. Ik zou graag van x xxxxx- men of men heel die problematiek vergeet en zich beperkt tot niets of zeer weinig ter beschikking te stellen. U zegt wel dat, wanneer u over finan- ciering spreekt, het binnen de bud- gettaire normen moet blijven. Ik kan daarin komen maar dan wordt er dus niet meer gebouwd. Het is dus het één of het ander.
U besteedt veel aandacht aan het as- pect van het huren van een woning. Als ik mij niet vergis omvat dit drie- maal meer lijnen dan voor de finan- ciering. U drukt daar een aantal wen- sen uit. U zegt dat u een rondschrij- ven gaat richten aan alle huurders om uit te leggen wat de mogelijkheden zijn. Ik denk dat de meeste huurders dat weten. Ik wens u echter te wijzen op een belangrijk feit met name dat deze huurreglementering pas 45 da- gen gangbaar is. U spreekt er nu al over om ze te wijzigen ten einde ze voor de huurders eenvoudiger te ma- ken. Wanneer u op 12 oktober 1988 een huurreglementering in de Execu- tieve goedkeurt die u 40 à 45 dagen later wenst te wijzigen en dat u dan
Buchmann
ook nog schrijft dat er een werkgroep zal worden opgericht wij weten allemaal wat een werkgroep wil zeg- gen die binnen het jaar een verslag zal moeten opmaken wat wil zeggen dat men ten vlugste binnen de twee jaar aan die reglementering iets zal kunnen doen, dan moet men zich toch wel de vraag stellen of de vorige Executieve geweten heeft wat zij deed op 12 oktober 1988. Bovendien kan men zich afvragen of iemand nog kan volgen hoe deze reglementering in elkaar zit. Wanneer deze regle- mentering om de haverklap gewijzigd wordt vraag ik mij af of de huurders nog zullen weten wat hun rechten zijn.
Er wordt ook geen woord gezegd over de fusie en de herstructurering van de erkende vennootschappen. Dit is, volgens mij althans, een pro- bleem waaraan absoluut zou moeten worden gewerkt. Er zijn kleine, zeer kleine vennootschappen die amper leefbaar zijn. Er zijn mastodonten die veel te groot zijn en een veel te groot terrein bestrijken.
Mijnheer de Voorzitter, ik dring aan opdat men zo vlug mogelijk rekening zou houden met enerzijds de geogra- fische ligging van de maatschappij en anderzijds de financiële mogelijkhe- den van deze maatschappij zodat men zou kunnen komen tot gezonde erkende vennootschappen die hun taak kunnen uitoefenen in het licht van de noden van de sociaal-behoef- tigen.
Ik wens te besluiten met nog heel even een oproep te doen inzake de premiestelsels. Over de premiestel- sels in het kader van de verzekering tegen inkomstenderving hebt u bijna twee positieve lijnen geschreven. Hiervoor mijn dank.
Deze premiestelsels hebben er in fei- te mede voor gezorgd dat de bouw- sector volledig terug op gang is geko- men en zelfs nu een kleine overver- hitting kent. De premies moeten nor- maal worden uitbetaald vooraleer de woning wordt betrokken. Dit sys- teem heeft gedurende een bepaalde periode goed gefunctioneerd, maar thans is de toestand weer uit de hand
gelopen. Vanuit mijn dienstbetoon ervaar ik dat de meeste mensen soms zes tot zeven maanden nadat zij de woning hebben betrokken de pre- mies nog niet hebben opgestreken.
De premie kan dan nog worden ge- bruikt om meer luxe in de woning aan te brengen, maar dat is niet haar uiteindelijke bedoeling. Ten einde de mensen snel te laten genieten van de- ze premie moet het hele stelsel terug worden vereenvoudigd en moet wor- den teruggekeerd naar de vroeger be- staande toestand. Indien dit niet kan is het beter ze af te schaffen, want dan heeft ze geen nut meer.
Mijnheer de Voorzitter, dat waren mijn opmerkingen bij het hoofdstuk Huisvesting. Zoals ik reeds heb aan- gestipt wordt er zeer weinig aandacht besteed enerzijds aan het enorme fi- nanciële probleem en, anderzijds, aan de problemen waarvoor er wel mogelijkheden bestaan maar die men ofwel heeft vergeten ofwel niet heeft willen vermelden. (Applaus)
De Voorzitter : Xxxxxxx Xxxx heeft het woord.
Xxxxxxx X. Xxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, heren Minis- ters, dames en heren, ik kan natuur- lijk niet mevrouw de Minister zeg- gen, want deze Vlaamse Regering heeft er geen. Ik weet niet of u, bin- nen uw exclusief mannelijke club, de eigenaardigheid van deze situatie al heeft overwogen. U heeft ons niet het genoegen gegund om, voor het eerst sinds er een Vlaamse Regering bestaat ervoor te zorgen dat, na de zoveelste herschikking, een vrouw daarvan deel uitmaakt. Ik twijfel er niet aan dat er anderzijds een grote en onevenredig met het aantal vrouwelijke leden inspanning zal worden gedaan om de eisen die door de vrouwenbewegingen worden ge- formuleerd daadwerkelijk tot de uwe
te maken.
Onderwijs is het enige domein waar- over ik zal uitweiden. Ik zal mij niet op technische vlakken begeven maar met de collega ’s en met u, heren Mi- nisters van de Vlaamse Regering, spreken over de grote uitdaging van ons onderwijs, waaraan u een belang- rijk deel van uw mededeling heeft
wijd en waaraan ook veertig procent van uw budget zal worden besteed. Het is voor ons van uitzonderlijk be- lang dat wij nu voor het eerst een regeringsverklaring mogen bespre- ken waarin uitvoerig op dit belangrij- ke hoofdstuk kan worden gewezen, aangezien dit de eerste regerings- verklaring is waarbij Re- gering over de volle onderwijsbe- voegdheid beschikt. Dit verheugt ons ten zeerste en ik meen dan ook dat het de gelegenheid bij uitstek is om ons te bezinnen over de grote uitda- gingen van dat onderwijs. In het ver- leden kon men zich geregeld ver- schuilen achter de onophoudelijke communautaire discussies om excu- ses te vinden voor de grote manke- menten in ons onderwijsbeleid. Het feit dat het hoe dan ook nationaal bleef bleek telkens weer de moeilijk- heid. Onze benadering van dit wijshoofdstuk kan dus grosso modo niet anders zijn dan positief. Toch rij- zen er enkele vragen.
Zo is de kwaliteit van het onderwijs voor de toekomst een onontwijkbare vraag geworden.
Mijnheer de Eerste Minister van Vlaanderen, ook in uw document wordt erop gewezen. U zegt dat u over die kwaliteit zal waken maar laat mij in alle duidelijkheid stellen dat zij op dit ogenblik erg in het ge- drang komt. Momenteel is er echt sprake van een malaise in het onder- wijs en bij het onderwijzend perso- neel. Er bestaat een grote ontgooche- ling omtrent de inhoud van ons on- derwijs en inzake het niveau van de opleiding, zeker voor de toekomst. Er is een profielverlaging gebeurd van ons onderwijs en die niet in het minst tot uiting
komt in een relatieve weddeverlaging
en die aantoont dat de status en de aantrekkelijkheid van dit beroep tijdens de laatste jaren erg in het gedrang is gekomen.
Wanneer u spreekt over een her- waardering van het lerarenberoep dan zal u die echt niet kunnen afdoen met een paar losse flodders in een regeringsverklaring. Er zullen be- leidslijnen centen op tafel moeten komen. Voor de collega ’s die niet al- tijd met onderwijs bezig zijn maak ik
een aantal weddevergelijkingen. Een bouwvakker verdiende tot in de pe- riode na de tweede wereldoorlog de helft van de wedde van een leraar. Vandaag verdient een leraar pro- cent meer dan een bouwvakker.
De xxxx X. Xxxxxxx : Ik vind dat niet erg. Als men op een goede vakman beroep doet moet die betaald wor- den. Wij als intellectuelen denken al- tijd dat wij beter moeten worden be- taald dan een arbeider.
Xxxxxxx X. Xxxx : De heer Xxxxxxx is bekend voor zijn ijver voor sociale rechtvaardigheid. Ik deel deze ijver. De vraag is alleen of wij goede le- raars in het leraarsberoep kunnen houden, en welke prijs wij bereid zijn daarvoor te betalen.
Het is nu reeds zo, mijnheer Xxxxxxx, dat de goede leraars het technisch on- derwijs verlaten omdat zij in de sector veel meer verdienen dan in het onderwijs.
De xxxx X. Xxxxx : In het programma wordt een soepelheid in- gebouwd om werknemers uit het be- drijfsleven aan te trekken. Hierbij hebben we speciaal de nadruk gelegd op het technisch onderwijs en
tus mutandis ook op het universitair onderwijs.
Xxxxxxx X. Xxxx : Ik heb de soe- pelheid in de formulering opgemerkt en ik vind het een goed idee. In som- mige afdelingen, bij voorbeeld in de CMO-onderwijs, hebben wij daar goede ervaringen mee. De wisselwer- king tussen theorie en praktijk is er goed. Ik wil echter reageren tegen het systematisch verlagen van de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het leraarsberoep. U zult dit pro- bleem niet oplossen, mijnheer de Mi- nister, want er staat nu reeds vast dat goede leraars technisch onderwijs de- finitief verlaten om in de industrie te gaan werken. U bedoelt het omge- keerde. U wil goede werknemers met ervaring uit de industrie aantrekken voor het onderwijs. Als u daar geen aantrekkelijke financiële en speciale voorwaarden aan koppelt zult u daar niet in slagen. Doen alsof de kwaliteit van het onderwijs niet te maken heeft
met centen is een fictie. Aan degenen die geregeld zeggen dat er in het on- derwijs moet worden bespaard wil ik duidelijk zeggen dat wij hun bondge- noten niet zijn. Wij willen vechten voor de kwaliteit van het onderwijs omdat dit volgens ons de duidelijkste garantie is voor de kwaliteit van de opleidingen en voor het grootste po- tentieel dat wij te bieden hebben. Dat zijn, mijnheer Xxxxxxx, goed op- geleide personen die over een alge- mene kennis beschikken en tegelij- kertijd in staat zijn om zich aan de gevarieerde situaties van onze ar- beidsmarkt aan te passen. Daarvoor zullen wij inspanningen moeten leve- ren, en ik ben zeker dat de Minister van Onderwijs dit pleidooi zal den.
De xxxx X. Xxxxx : U spreekt uiter- aard naar mijn hart. Het is een voor- deel dat in het Parlement personen uit diverse interessesferen elkaar kunnen aanhoren. Dat is goed. Want als onderwijs alleen onder mensen wordt besproken missen wij het doel van het grote project voor het nieuwe Vlaanderen, waarin wij het onderwijs een volwaardige plaats willen geven. Ik wil er echter een di- mensie aan toevoegen. Wij zullen ons moeten beraden over de omkadering en het volume. Er is echter ook de problematiek van de volledige renu- meratie. Uitgaande van de feitelijke omkadering die momenteel vrij be- hoorlijk is wordt het probleem opge- roepen van het budgettaire kader waarbinnen wij moeten werken. Ik doe dus niets af van uw pleidooi voor een volwaardige financiering van het onderwijs. Wij moeten echter alle va- riabelen ter zake onderzoeken. Wij moeten een open en eerlijk debat voeren, niet alleen met de betrokken sector maar ook met de sectoren daarbuiten.
Xxxxxxx X. Xxxx : Ik treed u hier bij, mijnheer de Minister. Ik wil al- leen stellen dat dit niet louter een financieel probleem is maar ,,ook” een financieel probleem. Wij moeten immers niet ontveinzen dat wij inza- ke omkadering . grote inspanningen hebben gedaan. Maar die inspannin- gen zijn niet gelijk verdeeld geweest.
Wanneer wij de cijfers nauwkeurig
bekijken dan stellen wij vast dat, waar wij voor onderwijs in 1960 hon- derd frank uitgaven per leerling, wij in 1985 voor het basisonderwijs, waar een grote explosie van leerlingen heeft plaatsgehad, 168 frank en voor ons universitair onderwijs, nadat wij een grote boom hebben gehad, dit per student van 100 gestegen was naar 149 frank maar opnieuw gedaald is tot 100 frank. De latere cijfers zou- den moeten worden aangepast. Ik ben er echter zeker van dat de evolu- tie in die zin is verder gegaan. De oorzaken hiervan hebben natuurlijk niet alleen te maken met de stijging van het aantal leerlingen. Integen- deel. Wij stellen vast dat het aantal universitairen en studenten hoger on- derwijs momenteel gelukkig meer dan 10 procent bedraagt terwijl het in 1960 slechts 3 procent was en dat er nu verhoudingsgewijze veel min- der leerlingen zijn in het lager onder- wijs. Wij hebben in die periode ook betaald voor het Schoolpact en voor alle instellingen die wij hebben ge- creëerd, ook al was de behoefte er- aan niet steeds zo evident aanwezig. Wij hebben dus veel geld uitgegeven, maar het is niet steeds dat geld ge- weest dat tot kwaliteitsverhoging van het onderwijs heeft geleid. Ter zake deel ik uw mening, mijnheer de Mi- nister. Het heeft allerlei doelstellin- gen gediend, en niet louter de kwali- teit. Wij willen deze zaken toch alle- maal opnieuw objectief bekijken, want in Vlaanderen zullen verschui- vingen noodzakelijk zijn. Er zijn on- der andere inhoudelijke verschuivin- gen nodig. De heer Xxxxx heeft reeds op het belang van de leiding xxxxxxx.Xx Volksunie heeft zeer sterk aangedrongen op een her- waardering van het geschiedenison- derwijs. Mijnheer de Minister, wij dreigen een volk zonder geheugen te worden, dat niet weet waar het van- daan komt of waarheen het gaat. Bij de herwaardering van het geschiede- nisonderwijs moeten wij dringend be- paalde grondslagen opnieuw definië- ren. Ik wil even het boek van Xxxxx Xxxxx aanhalen, boek dat de laatste tijd nogal vaak wordt geciteerd en dat, behalve hopeloos conservatieve reacties, ook werkelijk
waardige dingen bevat. Xxxxx Xxxxx
spreekt over de gene- ratie”. Ik geef zijn mening over de
Maes
Amerikaanse situatie waarin ook het geschiedenisonderwijs voortdurend meer veronachtzaamd is geworden : gevolg van dit alles voor het onderwijs is, dat jonge Amerikanen veel minder weten van de Ameri- kaanse geschiedenis en haar helden. Dat was nog één van de weinige din- gen, die zij vroeger meekregen in de middelbare school, die iets te maken hadden met hun eigen leven. Niets is daarvoor in de plaats gekomen, be- halve was losstaande feitjes die zij over andere landen en culturen le- ren.” Dit noopt tot meer bezinnning.
Bij mijn pleidooi voor de kwaliteit van het onderwijs in het algemeen voeg ik een pleiddoi voor het onderwijs in het bijzonder. Wij heb- ben een belangrijk kunstonderwijs dat op het ogenblik perspectieven opent voor veel leerlingen, niet xx- xxxx als beroepsonderwijs, maar vooral als onderwijs met beperkt leerplan. Niet minder dan 40.000 leerlingen volgen les in meer dan
2.000 scholen. Omwille van de kwali- teit van ons gemeenschappelijk cultu- reel leven en de kwaliteit en inhoud van het individuele leven van onze mensen, pleit ik met hart en ziel voor het kunstonderwijs, voor de afschaf- fing van het onzinnige inschrijvings- geld, waardoor wij ons uit de markt prijzen, maar vooral voor de inhou- delijke uitwerking van wat wij als kwaliteitsonderwijs beschouwen. Kwaliteit moet bewaakt worden en in de industrie heeft men daarvoor bepaalde middelen. Wij hebben ei- genlijk geen meter voor de kwaliteit van ons onderwijs, behalve in het on- derwijs met beperkt leerplan. Daar blijven de leerlingen gewoon weg
zij zijn immers niet verplicht te ko-
men als de lessen niet goed en interessant zijn. Daar prijst de goede waar zichzelf. Dat is niet het geval voor de kunstrichtingen in het alge- meen secundair onderwijs, die er maar een beetje hangen”. Ik pleit dus voor een eigen identiteit, een eigen administratie en een eigen profiel en niet voor het soort hervor- mingen dat heet te zijn, maar in feite een financieel oogmerk heeft. Ik weet dat ik dit thema breder zou moeten kunnen uitwerken, want
het is interessant en ik weet dat vele collega’s erom bekommerd zijn. Ik beloof u dan ook op dit onderwerp terug te komen.
Mijnheer de Voorzitter, ik besluit met een belangrijke vraag.
In het hoofdstuk Onderwijs vinden wij de belofte dat, in overleg met de betrokken inrichtende machten, aan- dacht zal worden besteed aan de spe- cifieke plaats en de rol van het pro- vinciaal en gemeentelijk onderwijs.
Mijnheer de Minister, u kent onze bekommernis voor een onderwijs waarin de levensbeschouwelijke ver- scheidenheid positief wordt gewaar- deerd. Wij weten dat er een grote secularisatie in onze samenleving heeft plaatsgegrepen. Zou het nu toch niet mogelijk zijn dat u de rem, die op dit ogenblik nog steeds ligt op een waarachtig pluralistisch onder- wijs, wegneemt door de wettelijke mogelijkheid te scheppen voor het gemeentelijk en provinciaal onder- wijs de mogelijkheid en niet de verplichting om toe te treden tot het pluralistisch onderwijs ? Wij heb- ben dit onderwijs een Hoge Raad en een keure gegeven, maar het heeft geen plaats in onze onderwijsmarkt, terwijl bij uitstek het gemeentelijk en provinciaal onderwijs dat pluralis- tisch onderwijs zou kunnen zijn.
Wij zijn nu nieuwe wegen opgegaan met het gemeenschapsonderwijs in de ARGO. Laten wij ook, ter gele- genheid van wat u belooft in deze Regeringsverklaring, die grote wette- lijke rem wegnemen die op de tot- standkoming van een effectief plura- listisch onderwijs op dit ogenblik nog steeds gevestigd is. Geef het de kans om vanuit de eigen situatie te evolue- ren naar het pluralistisch onderwijs zoals het in de keure getekend werd door de Hoge Raad voor het Pluralis- tisch Onderwijs.
De Voorzitter : Minister Xxxxx heeft het woord.
Minister X. Xxxxx : Mijnheer de Voorzitter, deze passus uit het geerprogramma is uitermate belang- rijk. Met betrekking tot de rol en de plaats van het gemeentelijk en pro- vinciaal onderwijs hebben wij
daad gesteld ons hierover te zullen beraden. Dit wil niet zeggen dat wij hierover in het Regeerprogramma al uitsluitsel hebben gegeven, maar wel dat wij het probleem hebben onder- kend. De vele facetten hiervan zal ik hier nu niet behandelen. Wel wil ik de autonomie ter zake onderstrepen, een zaak die ook voor u, xxxxxxx Xxxx, als Schepen van Onderwijs in een belangrijke cultuurstad in Vlaan- deren, van het allergrootste belang is. Er is ook de problematiek van alle consequenties ter zake. Wij moeten ook de gevolgen ervan afwegen. Het is niet alleen de principiële discussie maar ook een discussie in verband met het concreet onderwijsbeleid, met het systeem dat wij kennen inza- ke reaffectatie, programmatie, lingenvervoer enzovoort. Meer nog, het gaat over het hele schoolpact met daarin de grote verworvenheden van de vrije keuze tussen confessioneel of niet-confessioneel.
Wij moeten ons als autonome Vlaam- se Gemeenschap ten gronde beraden over de termen waarin wij dat in de toekomst zullen stellen.
Met deze invalshoek opent u een for- midabel brede, boeiende en interes- sante problematiek waar wij niet om- heen kunnen. Wij hebben dat erkend en wij beloven hier in de Vlaamse Raad dit debat opnieuw en ten gronde te voeren.
Xxxxxxx X. Xxxx : Mijnheer de Xx- xxxxxx, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben de mening toegedaan dat de wil het begin is. Wij hebben allemaal te maken met de administraties op het lokale en het nationale vlak. Een politieke overheid echter, die goed weet wat zij wil, kan al deze moeilijk- heden, die opgeworpen worden van- uit de wirwar van onze
overwinnen. Ik wens u de moed en de overtuigingskracht toe om onze Vlaamse Gemeenschap te overtuigen dat wij niet anders kun- nen en het aan onszelf verplicht zijn om een waarachtig
wijs uit te bouwen. Daarvoor zullen wij soms moedige beslissingen moe- ten nemen omdat in sommige opzich- ten de kwaliteit van ons onderwijs onvoldoende is. Wij moeten dit dur- ven erkennen. Wij moeten ook de
moed hebben om het geld daarvoor op tafel te leggen ten einde aan onze jonge mensen de kansen te geven die zij in een groeiend Europa verdie- nen. (Applaus op talrijke banken)
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, waarde collega’s, ik heb de eer en het genoegen te behoren, zo- als Xxx Xxxxxxx het daarstraks zei, tot de grootste oppositiepartij in deze Assemblée. Ik ga er van uit dat de oppositionele rol die wij te vervullen hebben, niet alleen het gevolg is van een toevallige regeringsconstellatie, maar dat deze rol ons toekomt om fundamenteel ideologische en strate- gische redenen. Ik geloof inderdaad, collega’s, dat er fundamentele ver- schillen bestaan tussen het staatkun- dig en economisch denken van de Groenen, enerzijds en van alle ande- re formaties, anderzijds. Dat bete- kent dat de discussies met de heren De Batselier en Vandenbroucke nog moeten worden gevoerd, want als zij het hebben over ideologie en groene economie of rood-groene economie, dan hanteren zij een totaal ander grippenarsenaal dan wij. Er is dus nog stof voor discussie.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb twee grote problemen, twee grote zorgen. Ik hoop dat u het eerste probleem mettertijd zult oplossen en dat u het andere probleem zo snel mogelijk zult opruimen.
Zoals u weet zijn wij Groenen demo- craten en federalisten. Wij geloven dat federalisme een verrijking is van de democratie. Wij sluiten aan bij het denken van Xxxxxxxxxxx, Xxxx, Prondhon en de Rougemont auteurs die hebben uitgelegd dat fe- derale staten niet kunnen bestaan zonder democratie en dat zij de de- mocratie verrijken en verfijnen. Mijn vraag is of de Belgische federale Staat, zoals Xxx Xxxxxxx het daar straks heeft gezegd, inderdaad een verrijking inhoudt van de echte parle- mentaire democratie.
In dat verband wil ik een paar vragen
stellen. Ik verwijs daarbij naar de bij- zondere wet tot hervorming van de instellingen, meer bepaald naar de artikelen 6, 14 en 92bis waarin wordt gesproken over het plegen van overleg tussen de betrokken Execu- tieven en de bevoegde nationale overheid, onder andere, inzake ener- giebeleid, veiligheidsnormen in het vlak van het verkeerswezen, lucht- verkeer, spoorwegen, samenwerking met streekvervoer, normen voor ste- debouw en waterbeleid, algemene politie ten aanzien van verkeer en vervoer en samenwerking inzake we- tenschapsbeleid en wetenschappelijk onderzoek. Minister Xxxxxxx heeft het daar onlangs nog over gehad in de Senaat. In artikel 92bis is er sprake van facultatieve en verplichte samen- werking tussen Executieven en de na- tionale Regering.
Mijnheer de Voorzitter, wanneer de Vlaamse Executieve overleg heeft gepleegd met de andere Executieven en met de nationale Regering of een samenwerkingsakkoord heeft geslo- ten, welke zijn dan nog de democra- tische rechten en mogelijkheden van de Vlaamse Raad ? Heeft dan dit Vlaamse Parlement nog iets in de pap te brokken ? Hebben wij dan nog amenderingsrecht of zal de Executie- ve gewoonweg naar ons toekomen en zeggen dat zij overleg heeft gepleegd met de Waalse Executieve, ons het bereikte akkoord voorleggen en stel- len dat het net als een internationaal verdrag valt te nemen of te laten ? Op deze vraag zou ik zeer graag een antwoord krijgen.
Heeft het Vlaamse Parlement bij het tot stand komen van overleg en van dergelijke samenwerkingsakkoorden amenderingsrecht ? Heeft het Vlaamse Parlement, wanneer een dergelijk akkoord of overleg is tot stand gekomen, in een later stadium, de mogelijkheid hieraan iets te wijzi- gen ? Op deze vragen zou ik graag zeer duidelijke antwoorden beko- men.
Tijdens het debat in de Senaat heeft de xxxx Xxxxxxx geantwoord dat wan- neer inzake de financiering van het wetenschapsbeleid een akkoord met de nationale Regering wordt bereikt die voor kan tussenbeide
komen het de Vlaamse Raad moet zijn met name ook de Executieve die moet bepalen in welke mate het Vlaamse Parlement daaraan nog iets kan veranderen. Immers, beslis- singen inzake de financiering van het
wetenschapsbeleid zijn zeer belang- rijk. Wanneer wij dan, de beslissin- gen moeten aanvaarden zoals ge- meenteraden, de beslissingen van de
moeten aanvaar- den of zowel als het nationale Parle- ment de beslissingen van de Europe- se ministerraad dient te aanvaarden, dan meen ik dat wij niet met een verrijking, een verfijning en een ver- dieping van de democratie hebben te maken.
De vraagt dringt zich dus op wanneer er overleg en samenwerking is er ook nog democratie kan zijn. Met andere woorden wanneer er in het Vlaamse Parlement democratie is, kan er dan tegelijkertijd overleg en samenwer- king met de andere Executieven zijn ? Echt federalisme houdt volgens mij in dat het ene het andere niet uitsluit. In een echte federale staat is er samenwerking en democratie op het regionale vlak en ook op het na- tionale of federale vlak, omdat er in een normale federale staat een hië- rarchie van normen bestaat, evenals een evocatierecht, die bij ons niet be- staan. Als er geen evocatierecht be- staat kan in zeer veel gevallen én de nationale democratie én de regionale democratie schaakmat worden gezet.
Mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, heeft u de indruk dat alle bevoegdheden, die voorheen inzake onderwijs tot het nationale Parle- ment behoorden naar de
werden overgeheveld ? Is het mogelijk dat er minder bevoegdhe- den werden overgeheveld ? Met an- dere woorden, hebben de
minder bevoegdheden dan voorheen het nationale Parlement ? Ik denk aan alles wat werd toever- trouwd aan de grondwetgever, aan de rechtspraak van het Arbitragehof, aan alles wat in het kader van ARGO zal worden geregeld. Ik denk ook aan de materies die onder de Europese richtlijnen vallen en aan alles wat bin- nen de proportioneel samengestelde Vlaamse Executieve zal worden be- slist. Wat blijft er dan nog over van
Dierickx
de Vlaamse Parlementaire democra- tie ?
Nog in verband met de democratie heb ik een kleine vraag. Hoe staan wij tegenover het gastarbeiderspro- bleem ? Het Europees Parlement, de heer Xxxxxxx en Agalev pleiten voor stemrecht op gemeentelijk niveau. Zijn wij daarvoor in de Vlaamse Raad ?
Tenslotte een woord over het plura- lisme. Graag zou ik in een rustig ge- sprek eens willen onderzoeken of het moeilijke, maar rijke pluralisme, dat wij op Belgisch vlak hebben gekend ook in Vlaanderen en in Wallonië af- zonderlij k kan worden gereprodu- ceerd. Dat is een fundamenteel pro- bleem dat ook met de verzuiling ver- band houdt.
Mijnheer de Voorzitter van de Vlaamse Executieve, mijn tweede probleem wens ik als volgt in te lei- den. U heeft wellicht gehoord dat wij, Groenen, samen met Ecolo, er vaak voor hebben gepleit de kansen, die ons in dit land worden geboden, te gebruiken om van de Belgische fe- deratie een model te maken voor Eu- ropa, misschien zelfs ook voor de we- reld. Ik betwijfel of wij daarin zijn geslaagd. Immers, ik heb van Euro- pese federalisten nog nooit gehoord dat zij het Belgisch model beschou- wen als een voorbeeld voor Europa. Toen Xxxxxxxxxx te doen dad met problemen in Armenië en Azerbeid- jam, heb ik hem nooit horen refere- ren naar het Belgische voorbeeld. In- tegendeel, ik heb hem horen tekeer- gaan tegen hen die het nationalisme gebruiken en misbruiken om mensen tegen elkaar in het harnas te jagen.
Ik heb ook niet gehoord dat men in Joegoslavië naar België verwees. Ik heb zelfs gehoord dat een Zwitsers specialist in federalisme, Xxxxxxx Xxxxx stelde dat, indien het Bel- gische systeem in Zwitserland zou worden toegepast, het met de Zwit- serse federale democratie zou gedaan zijn.
Mijnheer de Voorzitter, er is echter een nieuw teken, een teken van hoop. Inderdaad, een regeringsleider
uit een ander land heeft iets gezegd waarover wij op zijn minst ernstig moeten nadenken. Deze regeringslei- der is de heer Xx Xxxxx, de vervanger van de actueel xxxxx Xxxxx, Minister- President van Zuid-Afrika.
Een paar dagen geleden hoorde ik op de radio een correspondentie van Xxxxxx xxx Xxxxx. Ik kon mijn oren niet geloven, en heb daarom naar de BRT getelefoneerd, met het verzoek mij de tekst van deze corresponden- tie mede te delen; Ik zal hem voorle- zen, want ik vind het belangrijk dat u op de hoogte bent. wij moeten iets doen. Het gaat om iets dat wij niet zomaar kunnen laten voorbijgaan.
In zijn commentaar vanuit Xxxxxxxx- burg zegde Xxxxxx xxx Xxxxx onder andere : ,,De heer De Klerk verwierp het algemeen stemrecht. Het systeem van één man, één stem, zal tot een ramp leiden, aldus De Klerk. In plaats daarvan moet er volgens hem een grontwet tot stand komen waarin de rechten van alle Zuid-Afrikanen ongeacht ras, maar vooral de rechten van de groepen, moeten worden be- schermd. In dit verband verwees Xx Xxxxx naar België, land dat, volgens hem, gedwongen was speciale rege- lingen te treffen voor de beveiliging van de verschillende bevolkingsgroe- pen. Dat moeten wij ook doen, aldus De Klerk.” (Onderlinge twìstgesprek- ken)
Het artikel dat in ,,De Standaard” verscheen meldde onmiddellijk de protesten van het ANC, het Afri- kaans Nationaal Congres. Ik heb dan aan de ambassade de volledige tekst gevraagd van de uiteenzetting van de heer Xx Xxxxx, meer bepaald de tekst van de rede die hij heeft gehou- den in het Zuid-Afrikaanse Parle- ment. Ik heb niet de tekst van zijn persconferentie gekregen. Ik wil be- doelde tekst voorlezen opdat hij in de handelingen zou kunnen worden opgenomen. Daarna kunnen wij na- gaan wat er juist is en wat moet wor- den gedaan.
De Klerk zei : ,,Maar net zoals de Verenigde Staten de verscheidenheid moeten erkennen en integreren door een pressiegroep van zwarte parle- mentsleden en ook speciale regelin- gen moeten uitwerken voor indianen-
reservaten en positieve actiepro- gramma ’s, zal Zuid-Afrika moeten blijven rekening houden met culture- le en raciale verscheidenheid bij de verdere planning. Net zoals België genoodzaakt was speciale regelingen uit te werken voor de zekerheid van de verschillende groepen, als basis voor samenwerking, zullen wij iets gelijkaardigs moeten doen.”
De xxxx X. Xxxxxx : Wat wil u daar- mee bewijzen ?
De xxxx X. Xxxxxxxx : Mijnheer Luy- ten, wij hebben het dus ver ge- schopt ! Is dit niet mooi ? Is het niet opbeurend dat wij geen voorbeeld zijn voor Europa, maar wel voor Zuid-Afrika !
De xxxx X. Xxxxxx : Mijnheer Die- rickx, ik kan u een ander citaat ge- ven, meer bepaald van de heer Xxx Xxxxxxxxx : gelukkig is in dit land de tegenstelling tussen de volkeren zon- der bloedvergieten opgelost. Dat is een citaat van de heer Xxx Xxxxxxxxx en zo kan ik u er nog andere geven.
De xxxx X. Xxxxxxxx : Ik heb het ar- tikel van de heer Van Istendael niet alleen gelezen, maar ook bestudeerd. U weet dat wij altijd tegenstander zijn geweest én van een tweeledig én van een drie-ledig federalisme. Im- mers, hadden wij een meerpolig fede- ralisme in dit land, dan had de heer Xxx Xxxxxxxxx dit artikel niet kunnen schrijven. (Protest bij de VU) Precies omdat wij in die termen hebben ge- dacht, zullen wij in moeilijkheden ge- raken en zal het ons niet lukken rust en vrede in dit land te verkrijgen.
Mijnheer de Voorzitter, mag ik vra- gen dat zulke commentaren, komen- de van het buitenland en verspreid door de officiële pers minder door onze pers door deze Executieve zouden worden bestudeerd. Men zou dan moeten preciseren waarin wij ons duidelijk onderscheiden van de poli- tiek die wordt gevolgd door de Afrikaanse Regering. Ik wil daarmee niet op gelijke voeten worden ge- steld.
De Voorzitter : De heer Xxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxx (op de tribune) :
Mijnheer de Voorzitter, heren
Didden
ters, geachte collega ’s, na dit ,,strijd- gewoel” zal ik mij meer bij de tekst houden. Het is mijn bedoeling mij in dit betoog te beperken tot het hoofd- stuk ,,Personeelsbeleid”.
Niemand in deze Raad kan ontken- nen dat dit hoofdstuk ook goede in- tenties bevat. Dat is het minste wat men erover kan zeggen.
De na te streven doelstellingen zijn het doorvoeren van decentralisatie van de beslissingsbevoegdheden, een uitgebreide delegatie van de diensten en het groeperen van de diensten per Provincie, met daaraan gekoppeld een delegatie van eveneens de beslis- singen naar de provinciale diensten in de zogenaamde Vlaamse Huizen. Er is voorzien in het gebruik van mo- derne beheersmethoden, de respon- sabilisering van het personeel en men streeft zelfs naar een integrale kwali- teitszorg. Dit wijst er duidelijk op dat men via gemotiveerde en verant- woorde personeelsleden, een verant- woord personeelsbeleid in functie van de bevolking wil opzetten.
Mijnheer de Voorzitter, en heren le- den van de Executieve ik kan echter niet nalaten een vijftal vragen te stel- len. Ik heb immers de indruk dat niet alles even duidelijk is.
Om te beginnen is er de bepaling met betrekking tot het objectiveren van het beleid waarbij men zegt dat dit zal gebeuren ,,met inachtneming van de dwingende bepalingen van het Cultuurpact”. Voor zover ik weet, heeft het Cultuurpact, dat dateert van 1972, betrekking op evenwichten tussen filosofische en ideologische opvattingen. Ik begrijp dus niet wat dit te maken heeft met een objectief personeelsbeleid. Tenzij natuurlijk ik hoop dat ik mij vergis dat
dit een verbloemende formulering is voor de toekomstige politisering. Met andere woorden, moet men on- der ,,objectief personeelsbeleid in Vlaanderen” verstaan dat er een evenwicht wordt nagestreefd onder de personeelsleden op basis van zo- genaamde filosofische opvattingen en inzichten van dat personeel. Ik wil niet geloven dat mijn interpretatie de juiste is. Mag ik vernemen welke dan
wel de betekenis is van de zogenaam- de ,,dwingende bepalingen van het Cultuurpact” als norm voor een ob- jectief personeelsbeleid ?
Een tweede punt betreft de bevorde- ringen. Daar staat bepaald dat men een aantal personeelsbeheersinstru- menten zal introduceren en dat men eveneens een personeelsbeheersin- formatiesysteem zal bezigen.
In de tekst staat verder : ,,Ten einde tot de objectivering te komen zal de benoemende instantie haar beslissing baseren op de aldus bekomen infor- matie en op het advies van de direc- tieraad.” Ter zake heb ik enkele vra- gen.
Heeft men met ,,personeelsbeheers- instrumenten bij bevorderingen” een permanente evaluatie door een of an- dere beoordelingsstaat, een soort Joopbaanboekje” waarin elke fase van de loopbaan alsmede het rende- ment van het personeelslid op een objectieve manier worden beoor- deeld, op het oog ? Zal men bij de bevordering van het personeel nauw- lettend met een reeks criteria reke- ning houden ? Zal men aan de direc- tieraden gemotiveerde voorstellen vragen ? Er wordt immers gesproken over een advies van de directieraad maar men kan zich afvragen of dit zal gemotiveerd zijn. In welke mate zal het advies van de directieraden worden gerespecteerd ? Zal bij de personeelsbeheersinformatiesyste- men ik heb die woorden niet uitge- vonden, zij staan in de tekst te lezen
men rekening houden met de ge-
noten vorming, de evaluatie en zullen deze uiteindelijk een criterium vor- men bij de promotie ?
Mijnheer de Voorzitter, u ziet in wel- ke richting ik de zaken beschouw. Ik zou het op prijs stellen indien de tek- sten die ik lees ook in deze richting kunnen worden geïnterpreteerd.
Een derde punt heeft betrekking op volgende passus : toestand van de precaire personeelsleden zal vol- gens de bepalingen van het enig sta- tuut worden geregeld”. Ik zou graag ook deze woorden willen begrijpen en vooral wat men bedoelt met statuut” en met Xxx men naar analogie met de gesubsidieerde
contractuelen in de gemeenten onder meer alle precairen in dienst nemen ? Wordt het Vast Wervingssecretariaat betrokken in de aanwervingsvoor- waarden van deze personen ? Zullen ook de verantwoordelijken van de dienst waar deze mensen nu werken, in een weliswaar precair statuut, een gemotiveerd advies kunnen uitbren- gen en zal daarmee rekening worden gehouden ?
Ten vierde, in het Regeerprogramma staat ook dat een interne auditcapaci- teit zal worden ontwikkeld. Ik vind het een mooi woord, maar ik begrijp het niet. Om het te begrijpen stel ik een aantal vragen. Is het een andere bepaling voor een permanente com- missie voor het openbaar ambt ? Zal deze audit strikt beperkt worden tot de Vlaamse Regering of zullen ook externe instanties, zoals universitaire specialisten inzake personeelsbeleid, vertegenwoordigers van de vakbon- den en leden van de Vlaamse Raad worden betrokken in de bespreking die deze audit zal opleveren ? Zal de- ze audit een eenmalig dan wel een permanent karakter hebben ?
Graag stel ik nog een laatste vraag, om dan over te gaan tot mijn besluit. Ik lees dat het Regeerakkoord ook voorziet in een continu vormingspro- ces van haar ambtenaren. Hierbij rijst de vraag in welke mate daarbij gebruik zal worden gemaakt van de aanzet die ter zake door de nationale Regering is gebeurd via de algemene dienst voor selectie en vorming. Zal de Vlaamse administratie een eigen vormingsdienst oprichten of zal men op een systematische manier gebruik maken van het bestaande vormings- aanbod ? Het hoeft voor mij niet al- leen datgene te zijn dat door de over- heid wordt georganiseerd, er mag ook overleg worden gepleegd met de nieuwe regionale overheden en met externe instanties, zodat op een sys- tematische manier voor alle ambte- naren een vormingsproject tot stand wordt gebracht.
Mijnheer de Voorzitter, als besluit kan ik stellen dat deze Vlaamse Re- gering een unieke kans krijgt om een modern personeelsbeleid te voeren. Ik begrijp dat dit ook haar intentie is. De overheidsadministratie maakt
Didden
reeds geruime tijd het voorwerp uit van een omstreden gesprek onder de partijen, maar ook onder de burgers die zich door deze administratie zel- den als een gewaardeerd cliënt be- handeld voelen. xxxx en politisering leiden tot ondoel- matigheid en tot kritiek. De ambte- naren zijn vaak ontgoocheld over de politiseringstussenkomst gedurende hun loopbaan en over de gebrekkige financiële en materiële infrastructuur waarover zij beschikken. De beleids- instanties voelen zich onmachtig in- zake het functioneren van deze admi- nistratie. De Vlaamse Regering heeft een unieke kans om de motivering van haar personeel te verbeteren door het opleggen van een eigen stijl, waardoor het vertrouwen van de be- volking voor haar administratie kan worden gewonnen.
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxx- mans heeft het woord.
De xxxx X . Xxxxxxxxxx (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, heren Gemeenschapsministers, geachte col- lega ’s, voor de SP is dit investituurde- bat van groot belang. Critici die den- ken : ,,De SP, die jaren moord en brand heeft kunnen schreeuwen te- gen de regeerakkoorden waar zij niet aan meegewerkt had, zal zich nu wel heel ongemakkelijk voelen wat het investituurdebat betreft”, moet ik ontgoochelen.
Primo, de SP heeft zich gedurende al die oppositiejaren, nooit beperkt tot platweg afwijzend oppositiewerk. Zij heeft zes volle jaren consequent ge- kozen voor een constructieve opposi- tie. Haar opbouwende tussenkom- sten en voorstellen, waaronder meer dan 30 voorstellen van wet en van decreet in de sector leefmilieu-ruim- telijke ordening, zijn daar de bewij- zen van.
Secundo, op heel wat terreinen en dus ook op het vlak van ruimtelijke ordening, leefmilieu, huisvesting, in- frastructuur beantwoordt dit nieuw Vlaams Regeerakkoord aan de socialistische benadering van de gro- te sociale en ecologische uitdagingen van deze tijd.
Xxxxxx, ik moet deze critici ontgoo- chelen omdat mijn fractie zich in het geheel niet monddood voelt in dit de- bat. Integendeel, wij blijven een con- structieve houding aannemen en wij zullen van deze zitting en van alle andere zittingen van de Vlaamse Raad die nog zullen volgen onder de- ze Executieve, gebruik maken om aan het beleid te timmeren. Want in- derdaad, het beleid moet nog nen” gevoerd te worden als het Re- geerakkoord is afgesloten, en dat is een gevecht van alledag voor een po- litieke partij : een dagelijks gevecht in de Executieve, maar ook in het Parlement.
Vandaag hoort u dus mijn eerste uit- eenzetting over leefmilieu en ruimte- lijke ordening onder de Executieve Geens IV. Ze is in dezelfde stijl, in dezelfde taal gesteld als de SP-tussen- komsten in het verleden en het zal ook zo zijn in de toekomst. Waar kijk ik nu vooral naar uit als een regeer- akkoord ter discussie wordt aangebo- den, waar mijn eigen partij zich mee akkoord verklaard heeft ? Mij inte- resseert het drie dingen tegen elkaar af te wegen :
1. Wat had ik mij als Vlaamse Socia- list voorgesteld van een ideaal be- leid ?
2. Wat staat daarover in het Regeer- akkoord ?
3. Zo nodig, hoe interpreteer ik dat ?
Ik leg elke eigen interpretatie voor aan de nieuwe Executieve en vraag telkens een duidelijk antwoord : is dit de juiste interpretatie of niet ? Moet wel degelijk dat verstaan worden on- der die passage ? Xxxx antwoord of geen ,,nee-antwoord beschouw ik
zo zal u het met mij eens zijn vol- komen logisch als een teken dat mijn interpratie juist is. Ik zal dan ook niet nalaten dit te lande te gaan verkondi- gen. Andersom, indien nu zou blij- ken dat er in feite sta mij deze parafrasering toe “niet staat wat er staat,,, dan zal ik zowel mijn inter- pretatie als het antwoord van de be- trokken Gemeenschapsminister wijd en zijd verkondigen. Jammer genoeg kan ik door elke zin, elk woord van het akkoord op die wijze beschouwen. Ik beperk mij dus
noodgedwongen tot de absoluut ritaire punten, met het risico daarbij andere, ook zeer belangrijke punten, onvermeld te moeten laten.
Inzake leefmilieu is de SP duidelijk voorstander van “milieuheffingen op- dat de vervuiler zou betalen,,. In het akkoord lees ik : rationele herverde- ling van de thans beperkte financiële middelen door toepassing van het principe “de vervuiler betaalt,,.
Ik interpreteer dat als volgt. De thans geldende regeling op de
gen wordt geëvalueerd. De nieuwe regeling zal gekenmerkt moeten zijn door : ten eerste, heffingen die een behoorlijk stuk hoger zijn om dus niet, zoals nu, afgedaan te worden als een volkomen lachertje ten tweede, heffingen die een sturend ka- rakter hebben in de door ons gewen- ste meest milieuvriendelijke richting. De gedetailleerd uitgewerkte ver- schillen in de heffingstarieven moe- ten een stimulans zijn in een
paalde richting.
De nu bestaande heffingen, die trou- wens nog alleen de afvalstoffen be- treffen, voldoen aan geen van beide eisen daarover is vriend en vijand het eens inclusief de administratie. Het SP-voorstel van decreet beant- woordt hier wel aan. In het kader van mijn eerder aangekondigde “con- structieve bijdrage,, zal ik, bij wijze van discussiedocument in de Vlaamse Raad, vandaag nog een voorstel van decreet bij de Griffier indienen. ,
Mag ik de tekst van het Regeerak- koord zo interpreteren ? De milieu- beweging zal samen met mij met spanning uitkijken naar uw ant- woord. Het SP-standpunt is dat een geïntegreerd milieubeleid noodzake- lijk is. De beleidsverklaring stelt een integratie van de milieuzorg in alle beleidsbeslissingen.
Alle Gemeenschapsministers moeten in feite een beetje “milieu,,-Minister zijn en zullen daarom de reflex aan- kweken in hun dossiers een milieu- verantwoording af te wegen, zoals al gebeurt door Xxxxxxx Xx Xxxxxxxxx bij elk “economisch,, dossier. Belang- rijke milieubeslissingen zullen wor- den genomen met concrete afspraken in de Executieve, waarin iedere
Timmermans
meenschapsminister of althans alle mogelijke Gemeenschapsministers “hun,, deel erkennen, toevoegen en onderschrijven. Een beetje zoals de Minister van Begroting of Financiën moet de Gemeenschapsminister van Xxxxxxxxxx een centrale, coördine- rende rol krijgen en op alle departe- menten een coördinerende, supervi- serende inbreng hebben.
Is dat de juiste interpretatie ?
Het SP-standpunt over een planmati- ge aanpak is dat de tekst van het ak- koord omzeggens zo duidelijk is als ik maar kan wensen. Het is een plan- matige aanpak waarbij rekening wordt gehouden met verschillende internationale, nationale, regionale en lokale evoluties. Een dergelijke planning veronderstelt een regelma- tig overleg tussen de verantwoordelij- ken van de onderscheiden beleidsni- veaus, gebaseerd op een zo volledig mogelijke beschrijving van de milieu- toestand in Vlaanderen. De basisin- formatie zal worden verzameld in een centrale milieudatabank en de doel- stellingen, het karakter van de plan- ning en de in te zetten middelen zul- len worden bepaald.
Mijn interpretatie is : er komt over korte tijd binnen ongeveer 6 maanden een discussiedocument van de Executieve naar de Raad waarin een eerste proef gedaan wordt van gedachtenoefening omtrent : de milieudatabank, de milieu-planning met doelstellingen, aard van de plan- ning, in te zetten middelen en een voorstel om in de toekomst een zo accuraat mogelijke beschrijving van de milieutoestand permanent ter be- schikking te hebben : de milieudata- bank.
Dit document is nodig willen wij nog, na een ernstig overleg, binnen afzien- bare tijd, één en ander op poten zet- ten en in zijn meest elementaire vorm kunnen laten proefdraaien. Dit bete- kent ook dat eerstdaags in de Execu- tieve de eerste besprekingen starten.
preventief beleid betreft, lees ik in de beleidsverklaring :
“1. De maximale beveiliging van de burgers en van het leefmilieu tegen diverse risico ’s veronderstelt een ab- solute prioriteit voor preventie. De instrumenten bij uitstek in dit ver- band zijn :
een geïntegreerd vergunningsstel- sel van afval-, bouw-, exploitatie-, lo- zings- en waterwinningvergunning. Dit zal onder meer bij de herziening van het afvalstoffendecreet worden gerealiseerd
milieueffect- en veiligheidsrappor- tering voor alle projecten, welke een belangrijke invloed hebben op de ecologische waarden, in uitvoering van de EG-richtlijn.
“2. Het toegepast onderzoek, de in- formatie-uitwisseling en de investe- ringen in milieuvriendelijke produk- ten en produktiemethoden en in mi- lieutechnologie zullen worden gesti- muleerd, teneinde schoonmaakope- raties ex post te voorkomen.,, De ab- solute prioriteit voor preventie is noodzakelijk om achteraf opruim- werk te voorkomen.
Graag breng ik namens de SP hulde aan de verdiensten van Gemeen- schapsminister Xxxxxxx Xx Xxxxxxxxx om voor het eerst onderzoek en in- vesteringen in milieuvriendelijke pro- dukten en schone produktiemetho- den te stimuleren.
Door dergelijke milieu-investerings- plannen eveneens van strategisch aard te beschouwen, worden op eco- logisch vlak nieuwe benaderingen mogelijk en kunnen wij een door- braak forceren inzake de dikwijls ver- keerdelij k aangewende, zogenaamde contradictie inzake tewerkstelling en leefmilieu. Door de sociale gesprek- spartners aan dezelfde tafel te bren- gen met de milieubeweging zal sa- menwerking en inzicht groeien, wat een constructieve bijdrage moet leve- ren. Ik interpreteer dus dat het ont- werp van uitvoeringsbesluit dat bij de Raad van State werd neergelegd en
- het geïntegreerd milieuvergun- ningsstelsel dat hier wordt vooropge- steld, omvat heel wat meer vergun- ningen dan in het milieuvergunnings- decreet zijn opgenomen
MER wordt eindelijk, na een ja- renlange vraag van de SP vanuit de oppositie, niet langer “alleen,, voor hinderlijke inrichtingen, maar ook bij voorbeeld voor grote infrastructuur- werken voorzien. Dit is ook in de EG-richtlijn vermeld
er zal een totale herziening komen van de procedure van inspraak en van informatieverschaffing aan de burgers zoals voorzien in de EG- richtlijn waaromtrent het ontwerp totaal in gebreke bleef.
Ik interpreteer dit gegeven dus ook als komt er nu toch eindelijk een de- creet op de MER en een decreet Vei- ligheidsrapportering. Dit is logisch want men kan via het uitvoeringsbe- sluit van het milieuvergunningsde- creet onmogelijk de MER en de Vei- ligheidsrapportering een ruimere toe- passing geven dan voor de hinderlijke inrichtingen.
Ook hier is het dus niet verboden vooral ook om tijd te winnen aan de Executieve te vragen om de voorstellen van decreet ter zake, die een kant-en-klaaroplossing bieden, onverwijld te bestuderen en hopelijk tot de hare te maken.
Speciaal wat de MER betreft, inter- preteer ik het feit dat men zal vol- doen aan de EG-richtlijn, dat er gro- te vraagtekens rijzen bij de aan gang zijnde plannen inzake de TGV en de grote ring rond Antwerpen. Is dit de juiste interpretatie ? Milieu-bewust Vlaanderen kijkt met spanning uit naar het antwoord.
Inzake afval meent de SP dat het bes- te beleid is afval te voorkomen.
Het beleid inzake voorkoming,
en recuperatie van afvalstoffen zal worden geïntensifieerd, onder meer door stimulering van initiatie- ven van selectieve ophaling en inza-
Mag ik de tekst van het koord zo interpreteren ?
Regeerak-
dat nog door de vorige Executieve
werd opgesteld, op belangrijke pun- ten zal worden bijgewerkt. Inder-
meling, het toepassen van richte milieuheffingen en het uitvaar-
digen van afvalvoorkomende
Wat het SP-standpunt inzake een
daad,
kingsreglementering, indien met de
Timmermans
betrokken sector op korte termijn niet tot een akkoord gekomen wordt. De SP stelt met grote voldoening vast dat de Gemeenschapsminister voor Xxxxxxxxxx, het afvalbeleid over een totaal andere boeg zal gooien dan wat wij de voorbije jaren meemaak- ten. Ook hier zal nu een preventief beleid gevoerd worden. Wij herhalen nogmaals de intentie om “effectge- richte milieuheffingen toe te pas- sen,, : dat zullen dus duidelijk andere
heffingen zijn.
Het milieubeleid dat de jongste jaren al te stiefmoederlijk werd behandeld, moet dringend een grote investe- ringsinjectie krijgen. De beleids- verklaring zegt dat bijzondere aan- dacht moet gaan naar de realisatie van diverse nog uit te breiden inves- teringsprogramma ’s inzake de water- zuivering, de stortplaatsen voor in- dustrieel afval en de sanering van bo- demvervuiling van industriële oor- sprong met prioriteit voor de zoge- naamde “black points,,.
Collega ’s, dit punt kan nauwelijks on- derschat worden en zal vast en zeker eenieders verbazing aangename of minder aangename, voor onze fractie alvast “aangename,, hebben opge- wekt. Hier staat inderdaad een pro- grammapunt dat een totaal ander en beter milieubeleid aankondigt. Ik in- terpreteer het zo een andere inter-
moet ook maar eens bewijzen “harde noten te kunnen kraken,,. “Sanering bodemvervuiling,, lees ik samen met “de vervuiler betaalt,, of niet soms ?
Het SP-standpunt inzake mestover- schotten is voorkomen, beperken, verwerken.Ik lees in het akkoord : “ Voor de mestoverschottenproble- matiek dient het beleid erop gericht te zijn om de overschotten maximaal
te beperken. De oprichting van een mestbanksysteem gepaard gaande met een selectieve heffing zijn hierbij essentieel. Op korte termijn evenwel zal een gefaseerde en passende regle- mentering, ook met betrekking tot de bodemkwaliteit, worden uitge- werkt.
De xxxx X. Xxxxx : Met één mest- bank of meer.
De heer X . Tiummermans : Eén.
De xxxx X. Xxxxx : Dus een boeren- bondmestbank !
De xxxx X . Xxxxxxxxxx : Ik inter- preteer dit als volgt :
een concrete “vestigings,,-politiek voor alle bedrijven voor de toekomst. Dit betekent dat er in sommige stre- ken geen toename meer mogelijk is !
d e verplichting tot opslagcapaci- teiten,
- strikte regels omtrent de bemes- tingsmodaliteiten van de gronden,
door de Boerenbond, en vooral ge- zien de tekst van het Regeerakkoord, meent de SP dit inderdaad zo te moe- ten interpreteren. Vóór het zomerre- ces komt er dus een eerste versie van een allesomvattend meststoffende- creet. Is dit ja of neen de juiste inter- pretatie van de tekst ?
Inzake het natuurbehoud en beheer, het bosbehoud en beheer, het land- schapsbehoud en beheer, zelfs de jacht en de visvangst hebben wij als SP altijd gezegd dat de algemene eva- luatie en de optimalisatie van het wettelijke arsenaal in milieuvriende- lijke zin moest gebeuren.
Ik stel vast dat in het Regeerakkoord inzake het natuurbehoud de volgen- de uitgangspunten werden gehan- teerd :
het verder optimaliseren van de bestaande wetgeving op het natuur- behoud in zijn diverse aspecten en de integratie van de landschapszorg
het verder integreren van de jacht- vogelbeschermingsreglementering in het natuurontwikkelingsbeleid en het jachtbeheer
het uitbouwen van een instrumen- tarium voor het natuurbehoudsbe- leid, onder andere via wetenschappe- lijk onderzoek en een administratieve ondersteuning
de onderlinge afstemming van na- tuurbehouds- en landsbouwbeleid ;
pretatie zou niet kunnen, of het doel
wordt niet gehaald : tegen 1995, zoals inderdaad wettelijk voorzien moeten wij de gestelde teitsdoelstellingen halen. Dit bete- kent een enorme investeringsinjectie, nu al, bij de eerstvolgende begroting,
bodemkwaliteitsnormen bemestingsnormen,
een meststoffenbank, een heffingen-systeem.
alsook
het verderzetten van natuureduca- tie en sensibiliseringsacties.
Ten derde, de SP vindt in deze tekst haar eigen bekommernis voor een al- gehele evaluatie en optimalisatie van
over enkele weken. De amper 2 mil- xxxx xxxxx per jaar van de afgelopen jaren stelt het gestelde doel wellicht pas over 20 jaar in het vooruitzicht. Namens de SP verheug ik mij ten zeerste over deze drastische omme- keer in het investeringsbeleid, waar de milieubeweging ook al jaren op zit te wachten. Xxxx zelfde interpre- tatie geef ik aan de investeringen voor klasse 1-stortplaatsen : een pro- bleem dat al jaren aansleept met alle gevolgen moet maar eens eindelijk zijn beslag krijgen. Een meenschapsminister voor Leefmilieu
Als ik al deze beleidspunten zie, dan
kan ik niet anders dan te veronder- stellen dat de Gemeenschapsminister voor Leefmilieu daarbij zinnens is een meststoffen-decreet uit te werken. Dit alles, lees ik letterlijk, moet “op korte termijn,, gebeuren.
Mogen wij dus vóór het
nog een initiatief verwachten van de Executieve ? Gezien de xxxxx van de problematiek, het drinkwater is op sommige plaatsen al in gevaar, gezien de brede consensus omtrent de nood- zaak van een initiatief, zowel door de milieubeweing én uiteindelijk ook
het bestaande wettelijk arsenaal, te-
rug. Sinds jaren pleit de SP ervoor om al deze deel-wetgevingen eens systematisch door te lichten, op el- kaar af te stellen en te moderniseren. Sommige dateren uit de vorige eeuw. Vanuit de oppositie heeft de SP voor elk van deze wetgevingen nieuwe voorstellen van decreet ingediend. Het zal dus, voor de Executieve die haar werk wil van maken, geen zaak zijn van jarenlange, futiele onderzoe- kingen : evaluatie en voorstellen kunnen vlug worden opgebouwd, er is al heel wat materiaal klaar. Die
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 523
Timmermans
evaluatie moet met alle betrokkenen gebeuren en moet met de nodige kracht worden georganiseerd. Ter- wijl in het verleden “beleefdheidsfor- mules,, nog regeerakkoorden sierden zoals “er wordt nagegaan of de wetgeving niet kan verbeterd wor- den,, is deze tekst vrij concreet en gekenmerkt door een nieuw geluid : het wetenschappelijk onderzoek, de administratieve, de educatie, de on- derlinge integratie en coördinatie van
de verschillende wetten.
Ik interpreteer deze tekst derhalve als volgt : “de Gemeenschapsminis- ter, in nauwe samenspraak met de Commissie Leefmilieu van de Vlaam- se Raad, zal dringend een algehele evaluatie organiseren, met brede raadpleging van alle betrokkenen, en zal, vertrekkend van de reeds be- staande voorstellen en de resultaten van de evaluatie, binnen redelijke termijn de nodige wetswijzigingen voorstellen.
Is dit ja of neen ook de interpretatie van de Executieve ?
Een SP-standpunt was eveneens de bescherming van de kwetsbare gebie- den, onder meer de duinen en de wa- terrijke gebieden om een unieke en verscheiden fauna en flora te vrijwa- ren voor verdwijnen. In de beleids- verklaring werden ze als dusdanig op- genomen. Daarin zijn er voor de SP twee uitschieters. De duinen of wat er nog van rest worden eindelijk als kwetsbare en beheersbehoefti-
ge natuurterreinen erkend en hier- voor zal dus het dynamisch selectief aankoopbeleid gelden. Ik verheug mij over deze stelling en stel dan ook vandaag nog aan de nieuwe Executie- ve voor onmiddellijk de weinige dui- nen die ons resten te beschermen. Zij mogen zonder twijfel beschouwd worden als top-prioritair te bescher- men natuurterreinen ! Laat, na de gedurfde tekst van dit Regeerak- koord ook een duidelijk signaal aan de Vlaamse bevolking geworden : hier is een nieuwe ploeg, niet alleen met nieuwe partijen, met nieuwe mensen en nieuwe ideeën, maar ook met een nieuwe stijl ! Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx, als de Vlaamse Raad u straks, namens het Vlaamse volk,
op basis van deze programmatekst, het vertrouwen geeft maak er dan ge- bruik van. Schrijf geschiedenis en be- scherm direct nog alle duinen.
Een tweede aandachtspunt in deze passage van het akkoord betreft de golfterreinen. Eindelijk wordt zwart op wit de kans geboden om de vaude- ville van de laatste jaren te stoppen. Ik lees letterlijk en wens te onderstre- pen “Golfterreinen zullen niet meer mogen worden aangelegd in Reser- vaat- en Natuurgebieden en in be- schermde landschappen,, .
Voorts staat er : “Duidelijke regels zullen in een beleidsnota worden vastgelegd,,. Dit is vrij duidelijke taal waar, wat mij betreft, nog slechts twee punten om bevestiging vragen.
Ten eerste, tot die beleidsnota er is kan geen enkel nieuw golfterrein noch uitbreiding worden toegestaan
Ten tweede, de proefballon die in welbepaalde kringen al is opgelaten in de zin van “er is in vele gevallen toch geen vergunning nodig,, moet van meetaf aan worden gecounterd. Dit is namelijk de theorie van de libe- ralen.
De xxxx X. Xxxxx : Xxxx het betoog van collega Content hieromtrent.
De xxxx X . Xxxxxxxxxx : De heer Content sprak in deze aangelegen- heid niet namens de SP. Hij is een eenzaat op dat vlak. Ik spreek hem hier in naam van de SP formeel te- gen.
Daarom, mijnheer Xxxxx, is het no- dig :
dat elke vegetatiewijziging vergun- ningsplichtig wordt gemaakt, wat ook vermeld is in het akkoord onder punt
dat het besluit van delegatiebe- voegdheid op dit vlak wordt herzien de volledige Executieve moet beslis- sen daar het dossier van de golfterrei- nen toch ook economische, culturele, tewerkstellings-, en vrije tijdsbeste- dingsaspecten heeft
dat de Executieve onmiddellijk aan haar administratie instructies geeft die nu ingaan, om alle handelin-
gen of uitvoeringen van werken voor aanleg van zogenaamde “niet-ver- gunningsplichtige,, golfterreinen te stoppen.
Dit is mijn interpretatie. Mag ik daar- op een duidelijk antwoord ontvangen van de Executieve ?
Inzake landinrichting noteren wij in dit Regeerakkoord meerdere interes- sante passage.
Belangrijk zijn :
de ruilverkaveling en de landin- richting, maar dan volgens de MER- verplichting
het uitwerken en evalueren van pilootprojecten inzake landinrich- ting
het leggen van nieuwe klemtonen in opdracht van de Vlaamse Land- maatschappij.
Punt 7 somt een reeks principes op van het landinrichtingsbeleid.
Wanneer men al deze punten groe- peert krijgt men toch de indruk dat deze Executieve start met een duide- lijke en evenwichtige visie op het landinrichtingsbeleid.
Dat kon in het verleden nog niet te dikwijls worden vermoed, om het zacht uit te drukken. De SP heeft aan dit deel van het akkoord zwaar getild en dat zal niemand verwonde- ren : de nefaste milieuimpact van het verleden had onze partij erg argwa- nend en veeleisend gemaakt. Xxx xxx- xxx ook herinneren aan de belofte van Gemeenschapsminister
mans in de Commissie Leefmilieu van de Vlaamse Raad bij de behan- deling van het decreet tot oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, om binnen het jaar een ontwerp-de- in te dienen bij de Raad. De
SP heeft ter zake reeds een voorstel ingediend. Daar onze partij bij de voorbereiding van het ontwerp-de- zal worden betrokken, zullen
wij enigszins gerustgesteld, maar met grote aandacht hierop toezien. Inza- ke ruimtelijke ordening noteren wij dat het SP-standpunt erin bestaat dat de hiërarchie van de plannen drin- gend in eer moet worden hersteld en dat de gewestplannen moeten
Timmermans
den geëerbiedigd. In het Regeerpro- gramma is vermeld dat dit dient te gebeuren onder andere via een strik- te controle op de naleving van de voorschriften en een strenge beteuge- ling van inbreuken. De goedkeuring van BPA ’s zal kaderen binnen de be- stemingen vastgelegd in de gewest- plannen. Voor zover de BPA ’s afwij- ken van de gewestplannen, zal de be- slissing genomen worden door de Vlaamse Regering.
Deze tekst behoeft in feite weinig “interpretatie,, : er is eenvoudigweg niet veel aan toe te voegen. Duidelij- ker kan het niet. Bovendien wordt aan de juridische anomalie van de de- legatie van bevoegdheid voor het goedkeuren van BPA ’s cf. Raad van State eindelijk een einde ge- steld.
Inzake de wetgeving op de ruimtelij- ke ordening is een dringende aanpas- sing en verbetering noodzakelijk door middel van een nieuw decreet. In het Regeerprogramma is opgeno- men dat de wet van 29 maart 1962 inzake de ruimtelijke ordening en de stedebouw zal worden tot een decreet. De belangrijkste princi- pes hiervan zullen zijn :
de versterking van de rechtszeker- heid
dynamische planning en uitvoe- ring op gedecentraliseerde wijze, on- der de verantwoordelijkheid van de drie bestuursniveaus : Gewest, Pro- vincie, Gemeente
een ruime uitwerking van de in- spraak en de participatie van de be- volking op alle bestuursniveaus
het creeëren van nieuwe mogelijk- heden inzake grond- en pandenbeleid om te komen tot een maximale vrij- waring van de open ruimten door prioriteit te geven aan inbreiding
de ecologische en de stedebouw- kundige aspecten moeten gelijkwaar- dig en gelijktijdig in rekening worden gebracht
een billijke oplossing voor de plan- schade en de meerwaarde.
Ik ben het daarmee eens. Ik wens er evenwel op te wijzen dat de SP al jaren een voorstel van decreet heeft ingediend, dat wij uiteraard handha- ven en dat wij alle regeringspartijen ter beoordeling voorleggen. Gezien de uitzonderlijke situatie van de PVV in deze Regering, die de Gemeen- schapsminister levert die normaliter dit initiatief zou moeten nemen, in uitvoering van een akkoord dat deze partij niet wil onderschrijven, vraagt de SP van de andere regeringspartij- en om wetgevende initiatieven uit de Raad, er zijn er nog van andere partijen ook aan te moedigen, te discussiëren, te evalueren zolang zij dezelfde uitgangspunten hebben als dit akkoord.
Is dit ja of neen een goede interpre- tatie en gaat u akkoord met mijn con- structief voorstel ? Inzake het mini- decreet is er een dringende bijsturing nodig.
In het Regeerakkoord staat duidelijk vermeld dat de open ruimten maxi- maal moeten worden gevrijwaard door een toepassing van het decreet van 28 juni 1984 dat na evaluatie zal worden herzien.
Ook in dat verband was de SP vra- gende partij en vindt zij zich terug in de tekst.
Wij wijzen op ons voorstel van de- creet ter zake. Dat is een dringende zaak. Alle Gemeenschapsministers sinds 28 juni 1984 hebben dit beloofd, maar nooit gedaan. Ik ben zo vrij- moedig de Executieve te vragen om van dit programmapunt een aller- hoogst prioritair punt te maken. De ingreep is klein en eenvoudig, de im- pact voor de vrijwaring van de open ruimten in Vlaanderen is enorm. Het is tenslotte een programmapunt dat verschillende malen in de tekst voor- komt. De intrekking en vervanging door één decreet van alle bestaande reglementen voor stads- en dorps- kernvernieuwing was voor de SP een absolute must voor het voeren van een geïntegreerd ruimtelijk beleid naar de centra toe. In het Regeerpro- gramma staat duidelijk dat in afwach- ting daarvan de bestaande systemen zullen worden geëvalueerd.
Wij gaan daarmee akkoord maar wil-
len het graag meer expliciet vermeld zien. Aangezien men van plan is om de bestaande systemen te evalueren en in een decreet op te nemen is het voor de SP logisch dat er niet eerst nog een nieuw systeem wordt opge- start, zoals het besluit Xxxxxx in ver- band met de private publieke samen- werking, waarvoor nog geen kredie- ten werden uitgetrokken.
In afwachting van de aangekondigde beleidsinitiatieven moet er een op- schorting komen van de private pu- blieke samenwerkingsregeling. Dit kan vrij eenvoudig gebeuren door geen kredieten in de begroting in te schrijven en geen projecten goed te keuren. Los daarvan kan er nu reeds een forse verhoging van de kredieten van stads- en dorpsherwaarderings- projecten gebeuren. Dat is immers dringend en dwingend nodig voor en- ze verkrotte Vlaamse binnensteden.
In het huisvestingsbeleid staat voor de SP dat is in het Regeerakkoord opgenomen het recht op wonen centraal. Het sociaal leid viseert meer in het bijzonder de woonzekerheid. Dit impliceert dat aan de mindergegoeden, onder be- taalbare voorwaarden, een kwalita- tief behoorlijk ingerichte of aange- paste woning ter beschikking wordt gesteld. Teneinde deze doelstelling te realiseren zal bijzondere aandacht worden besteed aan de sociale huur- en koopsector.
Het huisvestingsbeleid in het alge- meen heeft belangrijke repercussies op het leefmilieu. De SP verheugt zich over de nauwe samenhang met de doelstellingen inzake leefmilieu en het beleid inzake ruimtelijke orde- ning. Zij verheugt er zich ook over dat prioriteit aan inbreiding zal wor- den gegeven door middel van een so- ciaal inbreidingsgericht grond- en pandenbeleid en vernieuwbouw in verouderde wooncentra. De verschil- lende steun- en gelen zullen worden herzien binnen het raam van voornoemde punten. Er zal een groter selectiviteit worden nagestreefd zowel naargelang de fi- nanciële draagkracht van de genie- ters als naargelang het beoogde doel. De SP verheugt zich over de ontwik- kelde krachtlijnen in verband met de
Timmermans
sanering van woningen, het bouwen van nieuwe woningen en het verwer- ven van woningen in de sociale huis- vestingssector.
Ik wil nog enkele woorden zeggen over de sociale huurregeling. Naast het stelsel van de sociale leningen en de verzekering tegen inkomensver- lies bij de aankoop of bouw van een sociale woning doet het de SP bijzon- der genoegen dat het besluit van de Executieve van 12 oktober 1988 zal worden aangepast. Het doetoñs ook genoegen dat bij het huren van een sociale woning door de laagste in- komsencategorieën, dit zijn inko- mens van minder dan 400.000 frank, een verduidelijkende omzendbrief naar de vennootschappen zal worden gestuurd. De verhoging van de reële huurprijs zal in verhouding staan tot de stijging van het inkomen en de eventuele verhoging van de basis- huurprijs boven de 5 procent wordt geneutraliseerd. Daardoor zal op korte termijn het sociale aspect van de huurprijs worden hersteld voor deze lage inkomenscategorieën en zal binnen het jaar door een grondige evaluatie de huurprijsberekening worden bijgestuurd.
Ziedaar, mijnheer de Voorzitter, de elementen die ik in verband met de Regeringsverklaring naar voren wou brengen. (Applaus)
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxx heeft het woord.
be xxxx X. Xxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, heren van de Vlaamse Executieve, dames en he- ren, eigenlijk heeft men de leden van de Vlaamse Executieve, ongewild en uiteraard met de beste bedoelingen, onrecht aangedaan met het overigens zeer goede verzoek van collega De- nys dat zij hier talrijk aanwezig zou- den zijn. Zij zijn hier inderdaad tal- rijk aanwezig en als men rondkijkt, merkt men dat zij in dit halfrond bij- na de meerderheid vormen. En dan is er nog een doodziek bij.
De xxxx X. Xxxxxx : De wens is de vader van de gedachte.
D e h ee r K . D i ll e n : Mijnheer
Hancké, het is altijd mijn mening ge- weest dat men tussen politici de scherpste problematiek kan houden maar nooit op menselijk vlak. De wens zal hier dus zeker niet de vader van de gedachte zijn.
Collega Didden is jammer genoeg af- wezig. Ik wilde hem even gelukwen- sen. Hij haalde een woord uit de Re- geringsverklaring aan dat hij niet be- greep en zo heeft hij in feite de durf gehad te zeggen wat de meesten die kennis hebben genomen van deze merkwaardige tekst, moeten hebben gedacht. Hij heeft in een notedop de stijl, de woordenschat, het gehele op- stel samengevat en gezegd dat het on- verstaanbaar is.
Dat heeft mij overigens geïnspireerd tot de volgende veronderstelling. La- ten we even veronderstellen dat er een hel voor politici zou bestaan. U moet niet dadelijk allen bleek wor- den, het is maar een veronderstel- ling, zoals ik zeg. Het is overigens, ik geef het grif toe, een dwaze veron- derstelling omdat het een acuut pro- bleem van overbevolking zou schep- pen. Maar laten we het dan toch maar even veronderstellen en in die hel dus ook een afdeling voor Vlaam- se verdoemde policiti opnemen. Ik kleef er geen namen op.
De xxxx X . Xxxxxxx : Bedoelt u mis- schien de eerste rij ?
De xxxx X. Xxxxxx : Het gaat niet al- leen over de eerste rij. Dan zou er wellicht ook een duivel in die hel moeten zijn om de straffen uit te de- len. Met wellust en sadisme zou ik mij daarvoor kandidaat stellen. Werd deze kandidatuur aanvaard, dan zou ik voor die verdoemde Vlaamse poli- tici volgende verschrikkelijke straf uitvaardigen. Ik zou hen er toe dwin- gen met luider stemme, - want po- litici moeten gecontroleerd worden, in stilte mag het dus niet gebeuren
- de tekst van het Vlaams Regeer- akkoord voor te lezen. Dat moet een marteling zonder weerga zijn. Nie- mand zou nog ooit met Xxxx-Xxxx Xxxxxx zeggen : “L’enfer c ’est les au- tres,,. Men zou zeggen “De hel dat is het voorlezen van het Vlaams Re- geerprogramma,,, de hel van de ver- veling. Troost u, ik ben nog een ou- derwets man van vóór het concilie en
ik geloof nog in de kracht zelfs van het onvolmaakt berouw. Wie zich toch wagen wil of wilde aan de lezing van het Regeerprogramma geef ik de raad zich de nodige hoeveelheid aspi- rines of andere middelen tegen bar- stende of schele hoofdpijn aan te schaffen. Meer dan honderd bladzij- den verveling ; en meer dan honderd bladzijden verveling alleem maar om een totale vaagheid en nietszeggend- heid te verwoorden en te verbergen. Meer dan honderd bladzijden ge- wichtigdoenerij om het absolute niets te verhullen.
Meer dan honderd bladzijden zwaar- wichtigheid willen een indruk wek- ken van geleerdheid en diepzinnig- heid, doch laten alleen een grote ver- ’ achter zoals de verbazing die ontstaat wanneer het rookgordijn op- getrokken is en men niet voor een stralend landschap staat, doch voor de leegte, de totale leegte, de vol- strekte leegte. Waar is de tijd en voor mij is het helaas zeer lang gele-
den dat men leerlingen uit het middelbaar onderwijs eenvoud, een- voud en nog eens eenvoud voorhield als eerste en voornaamste voorschrift bij het opstellen. Waar is de tijd dat men in datzelfde middelbaar onder- wijs zoveel uren besteedde aan
“ce
xxxxx “Art poétique,,, ja, waar is de tijd dat de leraar Frans zijn leerlingen op het hart drukte dat zij moesten van buiten kennen, voor de rest van hun leven van buiten kennen en ook toepassen, de woorden van Xxxxxxx
se conçoit bien s ’énonce et les mots pour le dire
vent aisément,, .
Waarschijnlijk echter is de Vlaamse Executieve meer te rade gegaan bij Xxxxxxxxxxx en heeft ze voor haar Vlaams Regeerprogramma als lei- draad genomen about thing,,. Dit is handig. Het is de toe- passing van een aloud en beproefd recept : zwam erop los, wauwel erop los, zever erop los, lul erop los ! Ge- bruik zoveel mogelijk zo moeilijk mo- gelijke onverstaanbare en duistere woorden, gebruik zoveel mogelijk zo moeilijk mogelijke onverstaanbare en duistere zinnen, en op het einde zal niemand het nog aandurven te zeggen dat we voor meer dan hon- derd bladzijden nietszeggendheid
Dillen
staan. Niemand zal het dan nog aan- durven de waarheid te zeggen, te zeg- gen dat de kleren van de keizer er geen zijn. Niemand ? Neen, gelukkig niet. Dat zou al te kras zijn. Gisteren, tijdens de door de voorzitter van de Vlaamse Executieve voorgelezen re- geringsverklaring, bromde in het voorbijgaan ons een lid van een meerderheidspartij toe : “Dat heb ik al vijfentwintig keer gehoord.
Een ander lid van een andere Vlaam- se meerderheidspartij drukte het in meer academische termen en be- woordingen uit dan de mijne. Hij is hier nu ook aanwezig, namelijk collega Xxxxxx, hem heb ik daar- straks geluk gewenst maar nu is het de beurt aan iemand anders van uw partij namelijk Xxxx Xxx Xxxxxx. De tekst was voorbereid vóór de op- roep tot een algemene frontvorming. Het is niet mijn bedoeling dat front nu kapot te schieten. Maar geluk- wensen die verdiend worden, moeten worden uitgesproken. Deze geluk- wensen gelden voor het vraaggesprek in de Gazet van Antwerpen. Dit ver- scheen enkele dagen vóór de rege- ringsverklaring en ik citeer er het vol- gende uit : “Het nieuwe Vlaanderen neemt duidelijk een valse start. Het geheel laat op mij een lamentable in- druk. De politieke klasse heeft geen totaalvisie op het Vlaanderen van morgen, en houdt zich bezig met het uitvechten van ruzies in de media.,,
Nu moet ik collega Xxx Xxxxxx nog eens extra bedanken, want het is de eerste keer dat één van mijn toespra- ken door applaus wordt onderbro- ken. Dat had ik nog nooit meege- maakt. ik ga nu verder met de woor- den van Xxxx Xxx Xxxxxx : “Wij zijn in een echte Vlaamse état spectable,, terechtgekomen, waar tegenstellin- gen kunstmatig worden opgeklopt. Het politiek gekrakeel viert hoogtij. De kernvraag bij heel wat Vlaamse politici is niet : voor welk Vlaanderen zijn wij aan het vechten ? Maar : hoe werk ik mij op het
De xxxx X. Xxxxxxxxxxx : Wij trach- ten hem geregeld te helpen.
De xxxx X. Xxxxxx : is een zeer
gevaarlijke evolutie. De vraag naar de essentie van onze zelfstandigheid wordt niet gesteld. Daar wordt niet eens meer over nagedacht, bij voor- beeld over het cultuurbeleid van Xx- xxxxxx Xxxxxx. In het nieuwe regeer- akkoord is daar nauwelijks iets over terug te vinden. We durven niet het risico nemen om met iets nieuws te beginnen. Het is allemaal erg ontgoo-
Vlaamse culturele au- tonomie heeft zich te veel beperkt tot het uitbouwen van infrastructuur. Maar er is totaal geen boodschap ge- bracht.
“Het is de hoogste tijd om deze evo- lutie om te buigen. Het beleid moet afstappen van het partijpolitiek ge- haspel en streven naar een
beeld. Een terugkeer dus naar de es- sentie : wat bindt ons wat is onze eigenheid wat zijn onze troeven ook naar Europa toe. Een hernieuwd Vlaams bewustzijn zou ons ook ster- ker maken ten opzichte van de Frans- taligen. Vlaams pluralisme mag geen synoniem zijn van neutraliteit. Het mag geen in vakjes zijn vol- gens het Cultuurpact, waaruit geen enkele identiteit meer kan voort- vloeien. Geen getto’s dus, maar wel duidelijk geprofileerde opstellingen die openstaan voor vernieuwing en verrijking , verscheidenheid. We mo- gen Vlaanderen niet verkavelen vol- gens zuilen. Geen nieuwe tiek. We moeten terug naar het her- stel van het vrije initiatief en de vrije instellingen. Dit houdt een zeker risi- co in voor bepaalde
groepen, maar men kan niet alles op een apothekersschaaltje afwegen. Het begrip eigen volksaard moet te- rug inhoud krijgen. In Vlaanderen pogen allerhande marginale pringen zich in naam van het pluralis- me te verheffen tot maatschappelijke norm. Als er geen belangstelling meer is voor het volksbelang, heeft een volk geen bestaansrecht meer.,,
Tot daar Xxxx Xxx Xxxxxx, die ik nog eens oprecht en van harte moet gelukwensen om zijn heldere en moe- dige woorden die zo een artikel in het maandblad van het Vlaams Blok zouden kunnen zijn. (Gelach) Als hij dat echter niet te erg zou vinden.
De xxxx X. Xxxxxxxxxxx : Hij vindt
het waarschijnlijk erg dat u het hier hebt voorgelezen.
De xxxx X. Xxxxxx : Wij zijn verheugd over elke bekeerling. (Gelach) Ik moet de heer Xxx Xxxxxx dus van harte gelukwensen, maar hem ook uitnodigen voor een volledige beker- ing, dit wil zeggen, hij moet dan de nodige consequentie aan de dag leg- gen. Wanneer hij minister Xxxxxx over de hekel haalt, haalt hij zijn mi- nister over de hekel, haalt hij zijn Vlaamse Executieve over de hekel. Zijn woorden zijn inderdaad een grondig en vernietigend rekwisitoor tegen het Vlaams regeerprogramma. Ze zijn dus ook een grondige en ver- nietigende afwijzing van de Vlaamse Executieve zelf. Ik vraag hem de no- dige consequentie aan de dag te leg- gen, ik vraag hem de nodige Vlaamse consequentie aan de dag te leggen en omwille van zijn woorden welke om een daad vragen, omwille van zijn woorden dus deze Vlaamse Executie- ve het vertrouwen te weigeren. Ik vraag Xxxx Xxx Xxxxxx de nodige consequentie aan de dag te leggen en te dien einde bied ik hem hier meteen een lidmaatschapskaart van het Vlaams Blok aan.
De xxxx X. Xxxxxxx : Die zal hij mij niet aanbieden. (Gelach)
De xxxx X. Xxxxxx : Er is altijd hoop voor iedereen.
De xxxx X. Xxxxx : De heer Xxx Xxxxxx kan zijn woorden toch niet inslikken.
De xxxx X. Xxxxxx : Dat doet nie- mand in de politiek.
Wij gaan dus terug naar die meer dan
100 bladzijden gescherm en gegoo- chel met woorden welke toch de vraag doen rijzen : “Waartoe dit al- les
Het is duidelijk. Het is zelfs meer dan duidelijk. Het is overduidelijk.
Men is voor de eerste maal “Vlaamse Regering,, aan het spelen. De Vlaam- se Executieve eist de dankbare rol voor zichzelf op. De Vlaamse Execu- tieve heeft ongetwijfeld zichzelf de rol toebedeeld van een Sinterklaas die niet en nooit meer stoppen wil met uitdelen. De Vlaamse
Dillen
ve heeft ongetwijfeld zichzelf de rol toebedeeld van een Kerstmannetje dat handen tekort heeft om zijn ge- schenken aan te reiken en te over- handigen.
De xxxx X. Xxxxx : Zeer juist.
De xxxx X. Xxxxxx : De Vlaamse Exe- cutieve heeft ongetwijfeld zichzelf de rol toebedeeld van de rijke oom die na zoveel jaren uit Amerika terug keert en zijn nichten en neven weer- galoos verwennen wil. Meer dan hon- derd bladzijden beloften, beloften en beloften. Van hoofdstuk tot hoofd- stuk komen we dichter bij het land onzer dromen. Van hoofdstuk tot komen we dichter bij het luilekkerland waar we badend in de zon liggen onder de bomen en waar de gebraden kippen ons in de mond vallen. Van hoofdstuk tot hoofdstuk komen we dichter bij het aards para- dijs. Van hoofdstuk tot hoofdstuk ko- men we dichter bij het Vlaanderen, welig huis. Wie wil er nog wat ?
Vraag het maar aan de Vlaamse Exe- cutieve. Wie wil er nog wat ? Put maar uit de hoorn des overvloeds van de Vlaamse Executieve.
Als nooit tevoren en in nooit geziene mate wordt er hier gegoocheld en ge- schermd met “we gaan dit doen en we gaan dat doen, en we gaan nog meer doen, en we weten niet wat we nog allemaal zullen doen.,, Als nooit tevoren gelijkt een regeerprogramma als twee druppels water op het ver- kiezingsprogramma van één van de kleurpartijen. Helaas weten we wat verkiezingsbeloften waard zijn. Het valt te vrezen dat het pak beloften dat nu over ons uitgekapt wordt wel eens een droom met een bitter ont- waken zou kunnen worden.
In de “Algemene Inleiding,, van het Vlaams Regeerprogramma wordt er gesproken over “de dynamiek van een volk in opgang,,. “Een volk in opgang,,. Het is als een leuze uit ver- dachte tijden.
“Een volk in opgang,,. dat hebben wij vroeger nog gehoord. Het is als een slagzin van extremisten. “Een volk in opgang,,. Het is als de kreet van Vlaams-nationalisten.
“Een volk in opgang,,. Het is haast een vers van Xxxxxxx Xxxxxxxxx of Xxxxxx xxx Xxxxxx
of Xxxx Xxxxx. Maar “een volk in opgang,, kan ons helaas niet doen vergeten hoeveel vernederingen, toe- gevingen, nederlagen Vlaanderen heeft moeten slikken en ondergaan voor de toch nog altijd ontoereikende bevoegdheden.
“Een volk in opgang,, kan ons helaas niet doen vergeten tot welke zware misdaden tegen Vlaamderen Vlaam- se politieke partijen, welke ons nu dit Vlaams regeerprogramma voor- schotelen, al vendelzwaaiend met de Vlaamse Leeuw, bereid waren.
“Een volk in opgang,, kan ons niets doen vergeten. En evenmin is daar- toe in staat alle gezwam en geleuter over “de omvangrijke bevoegdheden en de nieuwe middelen waarover wij na de staatshervorming beschikken,, , over “de staatshervorming biedt de Vlaamse Raad en de Vlaamse Rege- ring een historische kans om op een coherente manier een vernieuwend beleid te voeren,,, over “de
vorming stelt een einde aan de unitai- re staat. Het zwaartepunt van de po- litieke beslissingen wordt verplaatst van de centrale overheid naar de Executieven en Raden. De Vlaamse Regering zal hiervan gebruik maken om autonoom nieuwe
ten te leggen.,,, over “ Vlaanderen kan voortaan in ruime mate op eigen kracht werken.,,, over “een eigen, dynamisch beleid binnen een ver- ruimde Vlaamse autonomie,, , over “de kans onze eigen identiteit maxi- maal te ontplooien,,. Xxxx, al dit ver- baal triomfalisme, al deze
pronk en -praal, al deze Vlaamse zuinstoten kunnen noch mogen ons
doen vergeten dat voor een toch nog altijd ontoereikende eigen bevoegd- heid Vlaanderen een prijs moest be- talen waar het al lang geen prijs meer mocht betalen.
Neen, al dit verbaal triomfalisme, al deze woordenpronk en -praal, al de- ze Vlaamse bazuinstoten kunnen noch mogen doen vergeten dat de op- stellers van en verantwoordelijken voor dit Vlaams regeerprogramma dezelfden zijn die ertoe bereid gevon- den werden hun namen toe te
voegen aan de lange reeks van dege- nen die het Belgisch belang boven het Vlaamse belang plaatsten, van degenen die het partijbelang boven het Vlaamse belang plaatsten, van degenen die het persoonlijk belang boven het Vlaamse belang plaatsten.
Neen, al dit verbaal triomfalisme, al deze woordenpronk en -praal, al de- ze Vlaamse bazuinstoten kunnen noch mogen ons doen vergeten dat de opstellers van en verantwoordelij- ken voor dit Vlaams regeerprogram- ma dezelfden zijn om hun handteke- ning onder een zoveelste Vlaamse uitverkoop te zetten.
Neen, al dit verbaal triomfalisme, al deze woordenpronk en -praal, al de- ze Vlaamse bazuinstoten kunnen noch mogen ons doen vergeten dat de opstellers van en verantwoordelij- ken voor dit Vlaams regeerprogram- ma dezelfden zijn die de diefstal ten van Vlaanderen bestendigen, de faciliteiten vereeuwi- gen, nieuwe aanslagen op de integri- teit en gaafheid van ons grondgebied mogelijk maken.
Neen, al dit verbaal triomfalisme, al deze woordenpronk en -praal, al de- ze Vlaamse bazuinstoten kunnen nog mogen ons doen vergeten dat de op- stellers van en verantwoordelijken voor dit Vlaams regeerprogramma dezelfden zijn die de nooit voor mo- gelijk geachte misdaad tegen Vlaan- deren voltrokken, het verheffen van Brussel tot Derde Gewest, het uit- bannen, uitstoten, uitsnijden van dat onvervreemdbare stuk Vlaanderen, van Brussel uit Vlaanderen. Ja, “Een volk in opgang,, is mooi en hard en waar als woord van de dichter.
Ja, “een volk in opgang,, is mooi en hard en waar als een lied uit
rens strijdrepertorium.
Ja, “een volk in opgang,, is mooi en hard en waar als de gelofte van een radicale Vlaamse Beweging.
Ja, “een volk in opgang,, is mooi en hard en waar als de verzamelkreet van een niet en nooit toegevende na- tionalistische partij.
Maar “een volk in opgang,, is een vloek en een leugen uit de mond van
Dillen
degenen die de schuldigen, de hoofd- schuldigen werden van de jongste en zo zware nederlagen.
En dan lezen we in het Vlaams re- geerprogramma nog het zwaarste woord. Indien het niet zo tragisch was zouden we dat woord doodge- woon onderbrengen bij het hoofd- stuk politieke hoogmoed, zouden we dat woord doodgewoon klasseren als politieke navelkijkerij, zouden we dat woord doodgewoon verwerpen als politiek narcissisme, zouden dit woord uiteindelijk en enkel en alleen beschouwen als een groteske en zelfs onovertrefbare uiting van een totaal gemis aan enige zin voor enige be- trekkelijkheid.
Hoe is het mogelijk, hoe is het moge- lijk dat deze Vlaamse Executieve in het Vlaams regeerprogramma zich- zelf durft voor te stellen als, zichzelf durft te verheffen tot de belichaming van het “nieuwe Vlaanderen,,. In een normaal land, met een minimum aan politieke zeden, met een minimum aan politieke behoorlijkheid, met een minimum aan politiek fatsoen en ook en vooral met een minimum aan zin voor humor zou er bij het vallen van dit woord op de eerste lijn van een regeringsprogramma een bevrijdende schaterlach opgaan.
Een bevrijdende schaterlach. Hier echter meent men het. Het “nieuwe Vlaanderen,, . Hier meent men het zelfs met wat de Duitsers noemen een “tierischer Ernst,,. Hoe waagt men het te spreken over het “nieuwe Vlaanderen,, , waar dit zogezegde “nieuwe Vlaanderen,, een executie- vevorming op zijn Belgisch heeft meegemaakt, met al het politiek ge- konkel, gefoefel en gekonkelfoes. Deze Vlaamse Executieve is alleen
Moet ik hier niet en degenen die me kennen, weten wat mij dit als Vla- ming kost zeggen dat het “nieuwe Vlaanderen,, helaas door zijn tot- standkoming, door zijn prijs en door zijn “politikasterijen,, nog erger is dan het oude België, en ik heb er helemaal geen heimwee naar. Maar daarin kon men dan toch hier en daar nog de belichaming vinden van wat politieke traditie. Het “nieuwe Vlaanderen,, daarentegen mist alle politieke traditie en heeft de strijd- baarheid reeds lang opgegeven. Wat in de plaats van de strijdbaarheid kwam, is de heerschappij van het po- litieke ,,parvenudom,” van de politie- ke ,,omhooggevallenen”. De op- schepperigheid waarmee men ver- klaarde ,,wat we zelf doen doen we beter” zou men beter vervangen door
,,wat we zelf doen doen we Belgi- scher”. Aan de heerschappij van de Belgische politieke onzeden wordt geen einde gesteld. Ze werden over- geërfd in het ,,nieuwe Vlaanderen” dat beter als leuze zou nemen ,,wat we zelf doen, doen we protsiger”. En het is zeer de vraag of we over enkele jaren niet zullen moeten zeggen ,,wat we zelf doen, doen we duurder”.
Ja, er werd inderdaad een grote kans gemist, zoals wij hier gisteren en van- daag reeds ettelijke malen hoorden. De kans om een grote Vlaamse, een grote Nederlandse, een grote Euro- pese visie te ontplooien werd gemist omdat men in dit regeerprogramma alleen maar vaagheid na vaagheid op- eengestapeld heeft. Anderen buiten het parlement veroordeelden dit re- geerprogramma als woordenkrame- rij. Het woord is zeker niet te hard. De kans, de énige kans, werd gemist om het volk aan te spreken met be- zieling en geloofwaardigheid. Wat men niet is, wat men niet heeft, kan men niet geven.
denresem welke door zijn holheid, leegheid en vaagheid zinnebeeldig is voor het hele Vlaamse regeerpro- gramma. Terloops moet ik er nog met klem op wijzen dat ,,open”, ,,de- mocratisch , ,,pluralistisch” en draagzaam” typisch de tot jargon ge- worden woorden zijn van degenen die uitblinken door onverdraagzaam- heid en erger. Daarvan hebben wij enkele minuten geleden een fraai staaltje meegemaakt. De kans om een grote visie gekoppeld aan een grote bezieling en een grote geloof- waardigheid te brengen, werd ge- mist.
Deze grote visie, deze grote bezie- ling, deze grote geloofwaardigheid moeten er toch eens komen. Dit zal echter pas kunnen in een echt een waarachtig nieuw Vlaanderen, in een echt en waarachtig onafhankelijk Vlaanderen. Dit zal echter pas kun- nen in een onafhankelijk Vlaanderen dat niet langer de voortzetting is van het oude België, dat niet langer be- smet blijft met de politieke kwalen en erger van het oude België waar- mee men nu voorgoed dreigt het woord ,,Vlaanderen” te besmeuren en waardoor nu in de ogen van de gewone burger het woord synoniem is van al wat vuil en verach- telijk is. Daarom kan van hieruit slechts een hard gezegd wor- den tot dit Vlaams regeerprograama. Dit harde ,,neen” van het Vlaams Blok is meteen het van het Vlaams Blok tot de verdere strijd voor een onafhankelijk Vlaanderen, dat inderdaad nieuw zal zijn in zover- re het ook verlost zal worden van de Belgische politieke Dan zal dit ons hier voorgeschotelde Vlaams regeerprogramma nog slechts de kwalijke herinnering zijn uit een vol- tooid verleden tijd.
maar een produkt van het oude Bel- gië, van het gesjacher om een rege- ringscombinatie tot stand te brengen,
Het is gemakkelijk te kwijlen over
,,een hechte, open, democratische,
De Voorzitter :
heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx
en van op het eerste ogenblik tot en
met vandaag heeft men kunnen vast- stellen en kan men vaststellen dat de mannen en de partijen van het “nieu- we Vlaanderen,, al de onzeden, ge- breken en ondeugden van het oude België overgeërfd hebben tot en met de stoelendans. Moeten we zelfs niet nog harder zijn in onze woorden ?
pluralistische en verdraagzame Ge- meenschap”. Het is des te gemakke- lijker wanneer men de moed en of het inzicht mist om te erkennen dat we hier te maken hebben met de meest gebruikte, de meest misbruik- te, de meest gemanipuleerde woor- den welke dringend een oppoets- beurt nodig hebben. Het is een woor-
De xxxx X . Xxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, heren Minis- ters, geachte collega ’s, de vorige Vlaamse Regering heeft op uitste- kende wijze ingespeeld op het stelbeleid dat ook op het nationale vlak werd gevoerd. Dit beleid heeft zijn vruchten afgeworpen, niemand kan dit ontkennen. De economie is
Laverge
aangezwengeld, de werkloosheid is gedaald. Proficiat voor diegenen die zes jaar lang de moed hebben gehad dit te doen.
Het is dus duidelijk dat het recept dat door de liberalen werd gepresen- teerd van goede kwaliteit was, van hoogstaande culinaire waarde en ze- ker zou moeten worden aangehou- den.
Wat mij verrast is dat men nu deze goede Vlaamse culinaire schotel gaat overgieten met ketchup en toevallig is de ketchup nu rood.
Geachte collega ’s, dit Regeerak- koord heeft, op het vlak van econo- mie en tewerkstelling, slechts drie duidelijke elementen.
Het eerste wat zeer duidelijk is en pijnlijk moet zijn voor de Voorzitter van de Vlaamse Executieve, is de zinsnede die hij heeft moeten slikken met name dat men naar beleidskeu- zen gaat van glijdende meerjaren- planning die bij decreet zal worden georganiseerd. Minister Xxxxx, u hebt gisteren bij de Regeringsverkla- ring niet veel enthousiasme getoond over deze zinssnede.
Een tweede duidelijk element in het economisch beleid is het feit dat plots de GIMV wordt ingeschakeld in het beleid van de Vlaamse Executieve.
Een derde element dat zeer duidelijk is en waarover ik mij zorgen maak is de groeiende invloed van allerlei niet-parlementaire organisaties die het beleid op het economische vlak beïnvloeden. Men spreekt van VE- SOC, de SERV en dies meer. Ik heb zelfs gelezen dat men een vrouwen- commissie gaat oprichten waarnaar de Vlaamse Executieve zich zal rich- ten. Wat deze voruwencommissie zal betekenen staat hier niet in de tekst vermeld. Graag verneem ik wie van deze commissie deel zal uitmaken en welke de opdracht van deze vrou- wencommissie zal zijn. Spijtig genoeg is xxxxxxx Xxxxx Xxxx niet meer aanwezig, zij zou misschien vereerd zijn te vernemen dat in dit Regeerak- koord toch nog over vrouwen wordt gepraat.
Geachte collega ’s, bij het doornemen van het economische luik moet ik zo- als collega Dillen felicitaties uitreiken en gelukwensen richten naar bepaal- de personen. Een van de grote figu- ren in dit economisch akkoord is Mi-
De Batselier. Hij is de Xxxxxx die kwam, zag en overwon. Ik over- drijf niet want als ik zijn perscommu- niqués van vóór de samenkomst in het kasteel doorlees, vind ik identiek dezelfde teksten terug in het Regeer- akkoord zonder noemenswaardige afwijkingen. U hebt met uw doorzet- tingsvermogen een zware stempel ge- drukt op het economische beleid van het Vlaamse land voor de komende jaren.
Uit deze algemene vaststellingen wens ik enkele punten aan te halen waarover ik duidelijkheid wens. Wat mij eerst en vooral verrast is dat men ditmaal duidelijk terug wil gaan naar overheidsinmenging. Ik betreur dat de GIMV, als een stukje onafhanke- lijke organisatie, vandaag wordt inge- schakeld in een politieke structuur. Ik ben verrast te constateren dat de GIMV een beleid krijgt als een draak met twee koppen en de twee koppen zitten hier naast mekaar. Hopelijk trekken ze in dezelfde richting, maar ze kunnen ook in andere richtingen trekken.
Het valt mij op, mijnheer de Voorzit- ter van de Vlaamse Executieve, dat u ter zake duidelijk hebt toegegeven dat u deze veldslag hebt verloren, veldslag waarvoor u jarenlang hebt gestreden. U kennende ben ik niet pessimistisch gesteld over de effectie- ve uitvoering, omdat ik weet dat u bij het verliezen van één veldslag nog niet de oorlog hebt verloren. Ik zie u het ooit allemaal nog afzwakken.
Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Vice-Voorzitter, welke zijn uw be- doelingen om de GIMV uit zijn nor- male functie te halen en op te peppen tot uw ,,Société Générale de Fland- res ? U hebt duidelijk de neiging om een nieuwe Société Générale op te richten. U kent het avontuur van de Société Générale en u weet wellicht ook dat de Société Générale jullie goedgezind was, want zij heeft altijd de beste zaken gedaan wanneer de socialisten deel uitmaakten van de
Regering. Ik zal niet terugkomen op alle verhalen en regelingen die des- tijds zijn gebeurd.
Minister Xx Xxxxxxxxx : Ik zou u an- dere verhalen kunnen vertellen.
De xxxx X . Xxxxxxx : Misschien kun- nen wij daarover nog eens praten.
Wij hebben steeds beweerd dat de vrijheid van initiatief en het loskop- pelen van interventies voor het be- drijfsleven de beste garanties zijn voor een Vlaams, economisch, ex- pansief beleid. Ik meen dat de Voor- zitter van de Executieve dat jaren- lang heeft begrepen. Zijn DIRV-ac- tie was een element waarvoor ik al- tijd een grote bewondering heb ge- had omdat het een stimulans was, een psychologische benadering, die het Vlaamse volk naar een nieuwe evolutie leidde. Ik zou het betreuren indien men die visie zou verlaten om- dat de jeugd, die de toekomst van ons volk betekent, er duidelijk een boodschap aan heeft en van deze in- gesteldheid kan profiteren.
Wat ik ook betreur is dat men ik weet niet om welke reden de pansiewetgeving niet gaan ombuigen is naar een stelsel van verlaging van de lasten. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat in het bedrijfsleven dat is bewezen door
een dynamiek kan worden ge- creëerd, hetgeen niet gebeurt door een selectieve of misschien
tieve subsidiëring. Xxxxxx heeft men de kans niet aangegrepen om een dergelijk beleid, dat een nieuw en geen Belgisch beleid zou zijn, hier toe te passen ? Het zou niet meer geld kosten, maar het zou duidelijk over de hele lijn van het economisch leven de stimuli geven om de bedrij- ven naar winsten, naar investeringen, naar werkgelegenheid en expansie te leiden.
Minister Xx Xxxxxxxxx : Sta mij toe u te onderbreken, teneinde uw vraag- stelling te begrijpen. Wat is het ver- schil tussen export en expansie ?
De xxxx X . Xxxxxxx : Ik spreek niet over export. Ik heb duidelijk gespro- ken over expansie . . .
De xxxx X. Xxxxx : Subsidies zijn kettenpolitiek.
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989 Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 530
De xxxx X. Xxxxxxx : Uiteraard. Fis- cale stimuli zijn een algemene vorm die alle bedrijven ten goede komt, terwijl lokettenpolitiek alleen gunstig is voor degenen die het hardst roe- pen. Op het element van de
kom ik straks nog terug, want dat is in het economisch beleid ook zeer belangrijk.
Mijnheer de Voorzitter, geachte col- lege%, een vierde vaststelling is de onduidelijkheid over de structuur van de U zegt niet precies wat u er zal mee doen het is opnieuw een vaag element. Men gaat onderzoeken en belichten, maar het blijft bij be- lichten en men ziet nooit het licht.
Ik begrijp ook niet waarom men niets zegt over de intercommunales. In heel het beleidsprogramma spreekt men niet over de rol, de toekomst, de mogelijkheden, de integratie, het algehele economische kader van de intercommunales, die toch in vele ge- westen een belangrijk economisch element betekenen. Men spreekt er niet over, men heeft ze vergeten of men heeft ze misschien begraven. Nergens vind ik ze in het programma terug.
Een vijfde vaststelling is dat u zich inzake de KMO’s toch wel door ons hebt laten overtuigen.
De xxxx X. Xxxxxxx : Dat meent u toch niet ?
De xxxx X . Xxxxxxx : U hebt de KMO’s teruggevonden en gestimu- leerd als een economische drijvende kracht.
Ik waardeer dat. Het is een blijk van een eerlijke en verstandige economi- sche benadering.
Het KMO-beleid is opnieuw een kettenbeleid. Minister Xx Xxxxxxxxx, u hebt zelf gezegd dat de administra- tie 5 tot 6.000 dossiers achter is. Wat is dan het effect van stimuli als men jaren moet wachten voor zijn dossier wordt behandeld ?
Ik pleit ervoor deze middelen om te buigen tot kosten- en belastingverla- ging. Het is een politiek die veel di- recter en minder omslachtig is voor de bedrijven en voor de KMO.
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Nu is het een warboel. Het kost een fortuin een dossier te maken en het kost de gemeenschap een fortuin aan ambtenaren. Het zou eenvoudiger en efficiënter kunnen zijn.
Voor al die punten doet men precies hetzelfde als wat men heeft gedaan in ,,België”. Ik sluit me in dit verband aan bij wat de xxxx Xxxxxx heeft ge- zegd. De kansen tot een vernieuwde politiek hebben wij niet aangegre- pen.
Minister X. De Batselier : Dat is to- taal onjuist. U moet goed lezen.
Als men een evaluatie maakt, is dit precies met de bedoeling maatrege- len te nemen voor de KMO teneinde de centen, die men voor deze bedrij- ven heeft voorbehouden, opnieuw te laten gaan naar die KMO-bedrijven. Het is de bedoeling om in samen- spraak met degenen die de
sector goed kennen een evaluatie te maken en na te gaan of men de bu- reaucratische werkwijze kan vereen- voudigen. Dit komt tegemoet aan wat u daarnet verklaarde.
Het is hoegenaamd niet de bedoeling dit te politiseren. Van vele politici krijg ik echter brieven in verband met dergelijke ondernemers. Vaak van politici die hier erg tegen politisering opkomen.
De xxxx X. Xxxxxxx : Het zou dom zijn geen gebruik te maken van de lokettenpolitiek.
De xxxx X. Xxxxxxxxxx : Dat is poli- tiseren.
Minister X. De Batselier : Ik zal uw brieven in de toekomst terugsturen, mijnheer Xxxxxxxxxx.
Wij moeten onderzoeken hoe wij dit alles kunnen vereenvoudigen. Daar- om zeggen wij nu niet expliciet wat wij zullen doen. De vraag is of wij het samen willen doen. Daaraan zul- len wij keihard werken. Het is be- langrijk voor die sector. Het gaat na- melijk niet over de grote mastodon- ten die iemand kunnen betalen om dit alles na te gaan.
De Voorzitter : De heer Xxxxx heeft het woord maar verlengt daarmee
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
met twee minuten de spreektijd de xxxx Xxxxxxx.
De xxxx X. Xxxxx : Het is een inte- ressante discussie : fiscale stimuli ver- sus subsidies.
In het vorige Regeerakkoord had men gepland om het globale bedrag uit te splitsen : 50 procent van de pansiewetgeving zou gaan naar de KMO en 50 procent naar de grote ondernemingen. De trend zou worden omgebogen ten gunste van de KMO.
Dat is nu niet meer het geval. Welke mooie woorden men ook schrijft over KMO-beleid, men wil de waarborg niet meer geven om van het globale bedrag tenminste 50 procent ter be- schikking te stellen van de KMO. Dat is een afwijking van het vorige CVP-PVV-regeerakkoord.
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxxx heeft opnieuw het woord.
De xxxx X. Xxxxxxx : Een zesde vast- stelling betreft het exportbeleid. Wij lezen dat men inspanningen zal doen.
Voor mij is het echter onduidelijk wat er gebeurt met de effectieve lisering van de BDBH en met de fi- nanciële en personeelsregelingen. Welke zijn de exportinitiatieven per regio en per bedrijfsstuctuur ?
Het exportbeleid heeft een tekort aan structuren en preciesheid. Ik ken de discussie met de BDBH. Ook in dit Regeerakkoord wordt dit pro- bleem niet ten gronde aangevat.
Zevende vaststelling : Vlaanderen in Europa. Een prachtige kreet : Vlaan- deren in Europa 1992. Niets vindt men terug van de agressieve politiek om Vlaamse bedrijven in het buiten- land te stimuleren ; niets vindt men terug van het aanmoedigen tot in- plantingen in het buitenland niets vindt men terug om in deze vermen- ging van een economische entiteit als Europa bedrijven aan te trekken die iets aan onze regio kunnen bijbren- gen. Men gaat naar een Vlaanderen in Europa als een geslacht dier. Ik vraag dan ook onze mensen niet al- leen te steunen met geld maar met ondersteuning, hulp en assitentie. Trek buitenlandse bedrijven aan. Die
531
Laverge
,,bevruchting” kan alleen ons Vlaam- se volk dienen.
Achtste vastelling : het tewerkstel- lingsbeleid. Het tewerkstellingsbe- leid is gekoppeld aan het economi- sche beleid. Wat het tewerkstellings- beleid betreft, bestond het fameuze TOP-plan. Wat gaat er van dit plan geworden ? Zullen de moeilijke ge- vallen inzake tewerkstelling nog wor- den opgelost ? Bestaat de oplossing erin deze gevallen te begeleiden naar vorming ? Of bestaat de oplossing er- in duidelijkheid te scheppen en te durven aanvaarden dat er werklozen en werkzoekenden zijn ?
De Voorzitter : Xxxxxxxx Xxxxxxx, mag ik vragen te besluiten.
De xxxx X . Xxxxxxx : Ik zal besluiten, mijnheer de Voorzitter.
Het economisch luik mist
,,Gründlichtkeit ”, mist diepgang, mist een concrete visie. Het lijken
en ik durf het woord bijna niet meer uitspreken Zaïrese palavers. (Ap- plaus bij de leden van de PVV)
De Voorzitter : Mevrouw Xxxxxxxxx- Xxxxxxx heeft het woord.
Mevrouw X.-X. Xxxxxxxxx-Xxxxxxx (op de tribune) Mijnheer de Voor- zitter, mijnheer de Voorzitter van de Vlaamse Executieve, heren Minis- ters, waarde collega ’s, in het Vlaams Regeerakkoord is er in het hoofdstuk economie een passus voorzien voor een specifiek KMO-beleid. Het be- lang van het KMO-beleid wordt thans zeker niet meer ontkend.
Vlaanderen is immers een
land. Niet minder dan 95 procent van het aantal ondernemingen in Vlaan- deren zijn KMO en het aantal werk- nemers in de privé-sector is bij de KMO bijna even belangrijk aan het worden als bij de overige bedrijven : dit aantal bedroeg in 1974 38 procent, in 1984 43 procent en thans 45 pro- cent. Het was dan ook niet alleen wenselijk maar noodzakelijk een spe- cifiek programma te bepalen. Het is verheugend vast te stellen dat de Vlaamse Regering hiervan werk wil maken.
Het KMO-beleid moet worden
steund op een aantal hefbomen : eerst en vooral moeten er voldoende middelen worden voorzien. Inder- daad, zonder middelen hebben goede intenties geen waarde. Bovendien is het belangrijk dat er een geïntegreerd beleid tot stand komt.
In de voorbije overgangsperiode van de staatshervorming heeft het KMO- beleid fel geleden onder de versnip- pering tussen, enerzijds, het groten- deels uitgeholde nationaal departe- ment van middenstand anderzijds de verspreide bevoegdheden, ook binnen de Vlaamse Regering.
Samen met de middenstandsorgani- saties betreuren wij overigens het verdwijnen in de uitgebreide Vlaam- se Executieve van een specifieke KMO-minister.
Teneinde de versnippering tegen te gaan, wil ik pleiten voor de oprich- ting in de Vlaamse administratie van een afzonderlijk KMO-directoraat- generaal, dat het totale beleid bun- delt en bijgevolg ook de efficiëntie zal bevorderen. Om in het Vlaams Gewest een doorgedreven KMO-be- leid tot stand te brengen, moet ook worden gewerkt aan de verdere com- munautarisering van de materies, die middenstand en KMO speciaal aan- belangen.
Hierbij denk ik in het bijzonder aan de regionalisering van de steunmaat- regelen in de sector kredietverlening, meer bepaald aan de opsplitsing van het Waarborgfonds en het Participa- tiefonds. Ook voor het Economisch en Sociaal Instituut voor de Midden- stand (ESIM) dringt de splitsing zich op, met name voor de taken betref- fende wetenschappelijke ondersteu- ning van middenstand en KMO.
De xxxx X. Xxxxx : Het ESIM blijft toch nationaal ?
De xxxx X. Xxxxxxxxx : Gedeelte- lijk.
De xxxx X. Xxxxx : Welk gedeelte wordt overgeheveld ?
Mevrouw Xxxxxxxxx-Xxxxxxx : De acti- viteiten van het geregionaliseerd Waarborg- en Participatiefonds, het ESIM en het Instituut voor de voort-
durende vorming van de midden- stand, zouden samen kunnen onder- gebracht worden in een parastatale, waar de erkende middenstandsorga- nisaties zelf voor het beheer van hun sector instaan. Het Regeerakkoord bevat een aantal maatregelen voor de KMO die zeker positief kunnen wor- den genoemd.
Wij kunnen toejuichen dat het Re- geerakkoord voorziet dat de autono- me middenstandsopleiding verder zal worden uitgebouwd. De midden- standsopleiding is de meest aangewe- zen vorm voor opleiding en voorbe- reiding op het zelfstandig onderne- merschap. Ze heeft haar waarde reeds lang bewezen. Het succes van de middenstandsopleiding steunt op een aantal specifieke eigenschappen inzake doelgroep, opdracht en me- thodiek. Deze eigenheid van het sys- teem ten overstaan van andere vor- mingsinitiatieven moet gewaarborgd blijven. Coördinatie tussen de vor- mingssystemen, zoals in de Rege- ringsklaring wordt gesteld, kan in de vorm van samenwerkingsakkoorden, waarbij infrastructuur en know how” tegen bepaalde voorwaarden ter beschikking worden gesteld. De middenstandsopleiding moet over voldoende middelen kunnen beschik- ken om te kunnen voldoen aan de explosie van vormingsbehoeften. Daarom moet verdere uitvoering worden gegeven aan het protocol dat destijds werd gesloten tussen de Ge- meenschapsministers Dupré e n Kelchtermans in verband met de be- stemming van de fondsen die van de arbeidsplaatspremies worden en zul- len worden overgeheveld.
Wij stellen met voldoening vast dat de Vlaamse Regering jonge en klein- schalige bedrijven zal aanmoedigen en dat prioritaire aandacht zal wor- den besteed aan de adviesverlening aan KMO-bedrijven, namelijk voor het beheer, het management, marke- ting, de export en de gieoverdracht. De maatregelen die door Minister Xxx Xxxxx, als meenschapsminister voor KMO, werden voorgesteld zijn een nuttig initiatief. Het zou inderdaad wense- lijk zijn dat de KMO-adviespremie, die als doel heeft het professionalis- me in het bedrijfsleven bij de KMO
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989 Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 532
Xxxxxxxxx-Xxxxxxx
op te voeren, daadwerkelijke uitvoe- ring krijgt.
Inzake steunverlening aan
drijven zou ik hier nogmaals willen pleiten om de achterstand in de be- handeling van KMO-dossiers weg te werken. In de Commissie Economie heeft Gemeenschapsminister De
xxxxxx bevestigd werk te zullen maken van deze aangelegenheid. Een auto- matisering van behandeling van de aanvragen is perfect mogelijk en er kan ook delegatie gegeven worden aan de administratie, zodanig dat de achterstand vrij vlot kan worden weg- gewerkt.
Op het vlak van toelevering blijven er voor de KMO kansen onbenut. In het kader van de Europese
markt zullen zich nieuwe mogelijkhe- den voordoen. Bedrijven die zullen profiteren van de schaalvoordelen op een grotere markt zullen zich specia- liseren op hun sterkste punten en minder rendabele activiteiten afsto- ten en deze uitbesteden. Ook de technologische vernieuwing is een antwoord op de uitdaging van ver- hoogde concurrentie.
Graag zou ik willen vernemen welke initiatieven er zullen worden geno- men om de KMO toegang te geven tot nieuwe technologieën en om de toelevering naar deze bedrijven te bevorderen ? Mij zijn diverse initia- tieven bekend die door de gewestelij- ke ontwikkelingsmaatschappijen werden genomen en die gunstige re- sultaten hebben gegeven. Ik denk hierbij aan de toeleveringsdagen en toeleveringsbeurzen. Welke bijko- mende acties zal de Vlaamse Rege- ring hiertoe echter ondernemen. Ik hoop dat voor de dracht naar de KMO een substantieel bedrag in de begroting zal worden gereserveerd.
Het Regeerakkoord bevat een aantal beleidsmaatregelen voor de midden- stand en KMO die wij op prijs kun- nen stellen, op voorwaarde nochtans dat er een adequate en daadwerkelij- ke invulling gebeurt.
Samen met de CVP-fractie betreur ik evenwel de miskenning van de
vrije beroepen die ook behoren tot wat wij de middenstand noemen. De expansiewetgeving discrimineert de vrije beroepen. Het nationaal Re- geerakkoord wil deze discriminatie wegwerken. Nu de ving een volledig geregionaliseerde materie is, moet deze
gel door de Vlaamse Regering wor- den uitgevoerd. Hieromtrent is noch- tans niets opgenomen in het Regeer- akkoord van de Vlaamse Regering.
Ook valt het te betreuren dat on- danks de beloften, de commerciële zender kon starten zonder reclame- code. De commerciële televisie is ge- start met als enige richtlijn dat zij haar programma’s niet mag onder- breken door reclamespots. Wat de inhoud van de reclame betreft kan VTM haar zin doen. De wet bepaalt wel dat reclamespots niet in strijd mogen zijn met de code voor de delspubliciteit. Maar die code is nog steeds niet opgesteld. Nochtans zou reeds kunnen worden gestart met de samenstelling van de commissie die de reclamecode moet ontwerpen en moet zorgen voor toezicht op het na- leven ervan. Ik hoop dat spoedig de nodige initiatieven hiertoe zullen worden genomen. (Applaus bij de CVP en de VU)
De Voorzitter : De heer Xxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Voorzitter van de Vlaamse Executie- ve, mijnheer de Minister, geachte collega’s, in mijn uiteenzetting zal ik spreken over enkele aspecten van het leefmilieubeleid om te eindigen met enkele beschouwingen rond het telandsbeleid.
Een doeltreffende bestrijding en voorkoming van milieuhinder vereist een geïntegreerde aanpak of een multi-media-benadering waarbij de economische bedrijvigheid, de socia- le- en maatschappelijke gedragingen, het leefmilieu, de ruimtelijke orde- ning, het natuurbehoud en de landin- richting niet langer meer los van el- kaar worden benaderd, maar inte- gendeel beschouwd worden als een samenhangend geheel waarbinnen onderlinge wisselwerkingen plaats- grijpen.
In het verleden was het moeilijk, zo niet onmogelijk, om een samenhan- gend en doelgericht milieubeleid te voeren, wegens het gebrek aan vol- doende middelen, het optreden en denken in milieukompartimenten, de versnippering van de bevoegdheden binnen de Vlaamse Regering en de onduidelijke afbakening van de werkterreinen tussen de Gewesten en de centrale Regering.
In het voorliggend Regeerakkoord zitten er heel wat elementen die het voeren van een samenhangend beleid mogelijk zullen maken. Bij deze be- spreking van het Regeerprogramma zullen wij ons beperken tot de be- langrijkste nieuwe accenten inzake milieubeleid en milieubeheer. Zo vinden we naast het uitgebreid hoofdstuk over leefmilieu, natuurbe- houd en landinrichting, in ieder be- langrijk hoofdstuk de zorg voor een beter leefmilieu terug. Zo wordt in het hoofdstuk Economie bij de uit- gangspunten duidelijk gesteld dat alle nagestreefde doelstellingen zullen ge- dragen worden door de zorg onder meer voor het ecologisch evenwicht. Het Rationeel Energie Gebruik zal niet alleen vanuit economische maar ook vanuit ecologische overwegingen benaderd worden.
In het hoofdstuk Infrastructuur en Vervoer wordt milieuhinder een be- langrijke parameter bij de beoorde- ling van verkeersknelpunten en is aankondiging van de MER voor alle belangrijke infrastructuurwerken of bij ingrijpende wijzigingen ervan, een belangrijk pluspunt voor een meer geïntegreerde aanpak inzake leefmi- lieu.
In het hoofdstuk Ruimtelijke Orde- ning wordt geopteerd voor een pla- nologisch en maatschappelijk verant- woord beheer van de ruimte, reke- ning houdend met alle aspecten van het sociale en economische leven. Het ruimtelijk beleid zal aldus in vol- ledige samenhang met het ecologi- sche het infrastructuur- en teitsbeleid worden benaderd en ka- deren binnen een globale ordening van het grondgebied.
Al deze voorbeelden illustreren dui- delijk dat de integratie van de
zorg in alle beleidsbeslissingen een
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 533
Capoen
absolute prioriteit zal zijn. Een ander belangrijk nieuw gegeven is het stre- ven naar een grote betrokkenheid van de sociale gesprekspartners en de milieubeweging bij het milieubeleid. Wij hopen en verwachten dat via de- ze weg het bedrijfsleven en het ruime publiek zich meer betrokken zullen voelen bij het milieugebeuren en dat er aldus een basis wordt gelegd voor een positieve dialoog rond deze pro- blematiek. Van een ernstig en doel- treffend milieubeleid kan geen spra- ke zijn wanneer er niet voldoende middelen voorhanden zijn om dit be- leid gestalte te geven. Wij hebben dan ook vele vragen omtrent de voor- gestelde verhoging van de tiemiddelen en de rationele herver- deling van de thans beperkte finan- ciële middelen.
Nochtans is er een substantiële ver- hoging van de financiële middelen noodzakelijk om het leefmilieu daad- werkelijk te beschermen en te verbe- teren, waardoor we tevens de basis voor verdere economische groei en meer welzijn veilig stellen. Het lijkt
ons niet mogelijk om van de ene dag op de andere een fundamentele schikking van de budgetten te be- werkstelligen, zonder dat daaraan een grondig maatschappelijk debat is voorafgegaan.
Misschien is de zoëven genoemde brede dialoog een nuttige uitgangsba- sis voor deze denkoefenening. Vol- gens de algemene inleiding van het voorliggend Regeerprogramma biedt de staatshervorming de Vlaamse Raad en de Vlaamse Regering een historische kans om op een coherente manier een vernieuwend beleid te voeren.
Wegens de snel toenemende omvang van de milieuproblemen en de steeds grotere wisselwerking en samenhang tussen economie en ecologie zijn we ook op dit terrein dringend toe aan een coherent en vernieuwend beleid. Een doorgedreven en consequente integratie van de milieuzorg in alle beleidsbeslissingen, ondersteund door voldoende financiële middelen moet ons in staat stellen om de opge- lopen achterstand in te halen, en be- ter nog, om de mogelijkheden te
creeëren voor een waarachtig milieu- beheer. In dit Regeerprogramma vin- den wij een belangrijke aanzet om dit beleid mogelijk te maken en ten uitvoer te brengen.
Tot slot wens ik nog enkele beschou- wingen in verband met het platte- landsbeleid naar voren te brengen.
Het plattelandsbeleid mag zo maar niet worden beschouwd als een aan- hangsel van de landinrichting. De plattelandsproblematiek is van der- gelijke grote omvang dat een voort- durende zorg en een specifiek beleid voor deze gebieden meer dan gewet- tigd is. Het gaat hier om zeer uitge- breide gebieden, de Westhoek be- draagt een vierde van de oppervlakte van West-Vlaanderen en een nage- noeg ononderbroken brede strook langsheen de taalgrens, die geken- merkt zijn door een zwakke economi- sche onderbouw en daarmee gepaard gaande een relatief laag welvaartsni- veau. De industrie, en derhalve ook de dienstensector, zijn er nooit vol- doende tot ontwikkeling gekomen. Daardoor is er een voortdurend ge- brek aan werkgelegenheid, wat op zijn beurt leidt naar een aanhouden- de uitwijking, pendelarbeid en een sterke vergrijzing van de bevolking.
De voortdurende economische erosie en de steeds groter wordende gaten in het sociaal en maatschappelijk weefsel brengen deze gebieden steeds meer en meer in een noodsi- tuatie. De zwakke economische structuur en de verdere inkrimping van de tewerkstelling in de agrarische sector hebben een permanent
op de arbeidsmarkt tot ge- volg en werken een selectieve uitwij- king in de hand. Het zijn immers de jongeren, de best gevormden en de meest dynamische mensen die het eerst uitwijken. Deze selectieve wijkingsstroom leidt tot veroudering en verlies aan dynamiek, wat de wikkelingskansen van deze gebieden ernstig belemmert.
Om deze helse kringloop te doorbre- ken moet er een aangepast en samen- hangend beleid komen voor de in
In zijn redevoeringsbesluit concludeerde PVV-Raadslid X. Xxxxxxx dat het econo- misch luik van de Regeringsverklaring ,,Griindlichkeit” mist, het mist diepgang en een concrete visie ontbreekt
nood verkerende den. Dit beleid moet uiteraard stre- ven naar het behoud van het speci- fiek karakter van het platteland,
Capoen
maar het moet ook oog hebben voor de sociale, economische en culturele functies die noodzakelijk zijn voor het behoud en de versterking van de leefbaarheid van het platteland.
Voor ons betekent plattelandsbeleid dan ook een globale en op schaal aangepaste aanpak van de land- en tuinbouw, de natuur en de recreatie, het toerisme, het wonen, het werken en het beleven van cultuur. Dergelijk beleid vereist in de eerste plaats een aanpassing van de bestaande normen en reglementen die thans het platte- land discrimineren ten opzichte van de verstedelijkte gebieden.
Wij denken hier onder meer aan : de bevolkingsnormen voor het be-
houd en oprichten van plattelands-
scholen. (Wij stellen voor dat men deze normen zou richten naar de be- volkingsindex)
reglementering voor het bouwen van sociale woningen
verdeling van de middelen uit het Gemeentefonds tussen steden en kleinere gemeenten
subsidiëring van socio-culturele en economische initiatieven. (de thans geldende reglementering van of verhouding is meestal
niet haalbaar voor meenten)
normen en reglementen die niet beantwoorden aan de noden en de wensen van het platteland en die vele projecten vaak onuitvoerbaar ma- ken. Het Regeerprogramma is op dat stuk nogal vaag, zodat enige toelich- ting en verduidelijking omtrent het voorgestelde plattelandsbeleid ten zeerste gewenst is.
Bouwen aan een nieuw en levens- krachtig Vlaanderen betekent ook dat men voldoende aandacht en mid- delen besteedt aan de achtergebleven gebieden, zodat de betrokken bewo- ners op een evenwaardige manier kunnen deelnemen aan de algemene opgang die men via het voorgestelde globaal Vlaamse project tracht te ken. (Applaus)
De Voorzitter : De heer Xxx Xxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxx Xxxxx (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Voorzitter van de Vlaamse Executieve, collega ’s, het uitvoerig Regeerprogramma geeft de krachtlij- nen van het toekomstig Vlaams be- leid aan. Wij willen aandacht beste- den aan enkele deelfacetten van het programma, niet zozeer om kritiek te uiten om de kritiek, maar met de hoop dat bij de concrete uitvoering de Vlaamse Executieve rekening zou houden met de bekommernissen van de oppositie.
Wij stellen wereldwijd een toene- mende bezorgdheid vast voor de mi- lieuproblematiek. Dit blijkt onder meer uit het Nederlandse rapport
,,Xxxxxx voor morgen”, dat weten- schappelijk aantoont dat ingrijpende maatregelen nodig zijn als wij een ramp willen vermijden. In haar kerst- boodschap verklaarde de Nederland- se koningin dat de aarde stervende is. Onze samenleving heeft slechts overlevingskansen als wij de politieke moed hebben om de milieuproblema- tiek prioritair aan te pakken. Ook Vlaanderen, hoe klein ook in opper- vlakte, is met zijn dichte bevolkings- graad en zijn hoge industriële ontwik- keling, mede-veroorzaker van veel milieu-ellende. Lapwerk en deelop- lossingen volstaan niet meer. Er moet een beleid zijn dat fundamente- le keuzes maakt. De milieuwetgeving en de efficiënte daarvan is in Vlaan- deren onvoldoende. Ontwerpen van decreet, die milieuproblemen en het natuurbehoud regelen, blijven voor advies in de Raad van State jarenlang onder het stof liggen, zodat de toe- stand blijft aanmodderen. Als er dan een wetgeving is, dan wordt ze niet strikt toegepast vooral door gebrek aan middelen en mensen. Een voor- beeld daarvan is het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, een decreet waarvan de mogelijkheden niet ten volle worden benut. De basis van een goed afval- stoffenbeleid is het vermijden van af- val. In het Regeerprogramma wordt vermeld dat het beleid inzake voor- koming van afvalstoffen en het uit- vaardigen van afvalvoorkomende verpakkingsreglementering zal wor- den versterkt. Dit is een mooie inten- tie, maar ondertussen werd artikel 8 en 9 van het afvalstoffendecreet nooit
toegepast, alhoewel ze perfect de mogelijkheid inhouden tot het voe- ren van een produktpolitiek. Zolang men verder toelaat niet-noodzakelij- ke produkten die het milieu en de volksgezondheid schade toebrengen op de markt te brengen kan men niet spreken van een voorkomingsbeleid. Om de afvalstroom te beperken is de toepassing van artikel 8 en 9 van het afvalstoffendecreet dringend nodig.
Ondertussen is het beleid ook niet bij machte om de afvalstroom onder controle te houden en het toezicht efficiënt uit te bouwen. In de OVAM-structuur is de dienst ,,Toe- zicht” een zwak broertje en kan hij zijn opdracht niet uitvoeren. Na ze- ven jaar beschikt deze dienst over geen beleidsplan, waarin de prioritei- ten en concrete richtlijnen zijn ver- vat, zodat de toezichthoudende amb- tenaren vaak op eigen initiatief moe- ten handelen. Voor geheel Vlaande- ren zijn 15 toezichthoudende ambte- naren tewerkgesteld, die elk een be- paald gebied zijn toegewezen. Naast de vraag of dit aantal voldoende is, stelt zich het probleem van de werk- wijze. De toezichthoudende ambte- naren worden veronderstelt geheel de problematiek van de afvalsector te beheersen. Het lijkt ons aangewe- zen dat de Dienst Toezicht beschikt over deskundigen die één bepaalde sector controleren. Het bedrijfsleven beschikt over hooggeschoold en ge- kwalificeerd personeel. Wil OVAM zijn taak aankunnen dan moet het eveneens over dergelijk personeel beschikken.
Binnen de dienst Toezicht zou het wenselijk zijn een ,,parket-cel” op te richten, die de vragen vanuit het par- ket en de Pro Justitia ’s coördineert. Te vaak wordt door toezichthouden- de ambtenaren de overtredingen met de ,,zachte procedure” behandeld. Wij hebben ook de indruk dat de par- ketten soms de draagwijdte van de milieuovertredingen niet beseffen en al te veel Pro Justitia ’s zonder gevolg werden geklasseerd.
Wij zouden het nog over andere as- pecten kunnen hebben waarin OVAM duidelijk in gebreke blijft. Het zou verkeerd zijn OVAM met kritiek te overladen als wij de
Van Durme
woordelijken buiten schot laten. De verantwoordelijkheid voor het mi- lieubeleid berust bij de Vlaamse Exe- cutieve en het is de Regering die er moet voor zorgen dat OVAM over voldoende middelen beschikt om haar taak te vervullen. De Vlaamse Executieve moet er zich van bewust zijn dat met 15 toezichthoudende ambtenaren geen grondig werk kan worden verwacht. Wij zwijgen dan nog over andere deelgebieden of over het niet uitvoeren van decreten of besluiten.
Als Groenen geven wij de nieuwe Gemeenschapsminister voor Leefmi- lieu nog steeds krediet. Wij wachten af en het zal mij vlug duidelijk wor- den in hoever de intenties van het Regeerprogramma daadwerkelijk vorm krijgen. Dit geldt ondermeer voor de problematiek van de mest- overschotten, al beschouwen wij de intenties op dit vlak ondermaats. Om het milieu te beschermen zijn rand- maatregelen slechts tussenstappen. Een moratorium op en een terugdrin- gen van de bio-industrie is de enige maatregel die het probleem funda- menteel aanpakt. Tot onze ergernis en zelfs verbazing stellen wij vast dat de bio-industrie nog verder wordt uit- gebouwd ten nadele van het familiaal landbouwbedrijf en van het milieu.
Wij willen bijzondere aandacht vra- gen voor het plattelandsbeleid dat nu is versnipperd in het Regeerprogram- ma. Het platteland heeft alsmaar meer af te reken met problemen die elkaar onderling versterken. De dor- pen ontvolken, er is een gebrekkige onderbouw inzake socio-culturele en welzijnsvoorzieningen of diensten. De open ruimten worden schaarser en het leefmilieu wordt aangetast. Vanuit de Vlaamse Executieve zou er een globaal plattelandsbeleid moe- ten worden gevoerd, waarin naast de economische functie, ook de ruimte- lijke en menselijke functies aandacht krijgen. In de economische functie staan de agrarische activiteiten cen- traal, maar er moet tevens worden gestreefd naar het scheppen van an- dere werkgelegenheidskansen, aan- gepast aan de typische eisen van het platteland. Wij denken hier natuur-
lijk niet aan de wildgroei van pretper- ken en golfterreinen, maar eerder aan hoevetoerisme en passieve re- creatie of aan ambtachtelijke tewerk- stellingsinitiatieven.
Een goed plattelandsbeleid dient vol- gens de Groenen de open ruimte ma- ximaal te beschermen en het natuur- lijk milieu te herwaarderen. Onder de menselijke functie verstaan wij dat plattelandsbewoners, evengoed als de bewoners uit grote centra, kunnen beschikken over sociaal-culturele en sportieve voorzieningen, over zijnsdiensten, scholen, een goed openbaar vervoer, bejaardenwonin- gen en dergelijke.
De Groenen pleiten voor een apart en coherent plattelandsbeleid en dit vanuit de bekommernis om het plat- teland te behouden en niet te laten verdwijnen door verstedelijking of ontvolking. Deze bekommernis de- len wij met mensen uit de verschillen- de partijen en wij hopen op een dui- delijk standpunt van de Vlaamse Re- gering.
Reeds herhaalde malen hebben wij de Aids-problematiek ter sprake ge- bracht. Wij blijven van mening dat inzake Aids-voorlichting en preven- tie de Vlaamse Executieve tekort schiet. Momenteel zouden er in ons land tussen de 12 en 15.000 seroposi- tieven zijn, waarvan de helft zeker binnen de vijf jaar ziek wordt. De verzorging van deze patiënten zal de begroting sterk belasten als men aan- neemt dat één Aids-patiënt per jaar
1 miljoen frank aan geneeskundige zorgen kost, zonder rekening te hou- den met de maatschappelijke kost en het menselijk leed. In verhouding tot wat de verzorging van Aids-patiënten zal kosten is de som die aan voorlich- ting en preventie wordt besteed te gering. Alle inspanningen moeten ge- richt zijn op voorlichting en preven- tie, opdat de Aids-ziekte kan worden ingedijkt. Wij menen te weten dat de bevoegde Gemeenschapsminister zich bewust is van de draagwijdte van het probleem. Wij verwachten dan ook dat hij, beter dan in het verle- den, een politiek voert die tegemoet komt aan de signalen vanuit de we- tenschappelijke en maatschappelijke groepen.
Xxx besluiten met het media-beleid. De Groenen blijven op het standpunt dat commerciële televisie overbodig is. De goodwill waarop de commer- ciële zender kan rekenen gaat zo ver dat VTM de wet op de handelspubli- citeit ongestraft overtreedt. Dagelijks kan men vaststellen dat men VTM- programma ’s onderbreekt om recla- me uit te zenden. Een spelprogram- ma van een half uur, een film of ont- spanningsprogramma worden tegen de wetgeving in, onderbroken. Op welke manier kan de Vlaamse Execu- tieve deze praktijken tegengaan ?
De Groenen blijven geloven in de openbare omroep die de concurren- tie van de commerciële zender goed kon opvangen. Het is de plicht van de Vlaamse Gemeenschap de BRT optimaal te ondersteunen, zodat deze de methodes van commerciële zen- ders niet dient over te nemen. De BRT moet een kwaliteitszender zijn en daarvoor moet hij over de nodige middelen beschikken.
De Groenen verzetten zich om prin- cipiële redenen tegen reclameuitzen- dingen van de regionale en lokale te- levisie. Krijgt Vlaanderen morgen vijftig kleine VTM+zendertjes ? Te- gen dergelijke vorm van ethervervui- ling verzetten wij ons. Met enige creativiteit kunnen andere methodes worden gehanteerd om regionale te- levisie mogelijk te maken.
Over enkele tijd zullen wij de inten- ties, vervat in het Regeerprogramma, kunnen toetsen aan de werkelijkheid. Het zal ons de gelegenheid geven dieper in te gaan op de hier aange- brachte thema ’s. (Applaus)
De Voorzitter : Xxxxxxx Xxxxxx heeft het woord.
Xxxxxxx X. Xxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, collega Moors heeft een fundamentele uit- eenzetting gehouden over het Vlaam- se onderwijs- en vormingsbeleid. Het gaat erom de jeugd de kans te geven zich te ontplooien, zich voor te berei- den om in de toekomst aan de uit- bouw van de Vlaamse Gemeenschap en de uitstraling van Vlaanderen in de wereld mee te werken. Mijn uit- eenzetting zal zich beperken tot en- kele aspecten die in het Vlaamse
Leysen
geerakkoord zijn opgenomen en meer toelichting vragen.
Ik wil even wijzen op het politiek ak- koord aangaande de ARGO waarin staat vermeld dat dit orgaan zal kun- nen beschikken over een eigen peda- gogische begeleidingsdienst die bij voorkeur zal worden opgevuld met personen die nu een rol vervullen in het inspectiekorps. Er is tevens be- paald dat de gesubsidieerde netten aanspraak zullen kunnen maken op pedagogische begeleidingsdiensten die rechtstreeks zullen worden gesub- sidieerd. Volgens het akkoord zal de subsidiëring echter gebeuren binnen het geheel van de middelen die zullen worden uitgetrokken voor de bege- leiding van de onderwijsvernieuwing en de navorming. Moet deze tekst begrepen worden in die zin dat de pedagogische begeleidingsdiensten van het gemeenschapsonderwijs uit een aantal statutaire personeelsleden bestaan terwijl in het gesubsidieerd onderwijs zal moeten worden ge- werkt met gedetacheerde personeels- leden waarvan het aantal elk jaar af- hankelijk zal zijn van de financiële middelen die zullen worden ter be- schikking gesteld voor nieuwing en navorming, waarover het gemeenschapsonderwijs thans eveneens kan beschikken ? Dit zou toch een discriminatie zijn.
Voor de begeleiding van
wings- en navormingsprojecten moet er dringend een organieke regeling komen wat betreft middelen, perso- neel en werkvoorwaarden. In sommi- ge projecten zijn personeelsleden reeds bijna 10 jaar aan het werk in een nepstatuut zonder enig uitzicht op een stabiele betrekking. Dit is niet langer verantwoord. In het Vlaams Regeerakkoord staat dat de nodige maatregelen zullen worden genomen om de navorming van de personeels- leden binnen het kader van een glo- baal plan te organiseren.
Overweegt de Executieve tegen vol- gend schooljaar een organieke rege- ling ter zake uit te bouwen ? De on- gelijke werkvoorwaarden werken de- motiverend op een aantal waardevol- le medewerkers. De uitbouw van een organieke regeling mag niet langer
worden uitgesteld. In het Regeerak- koord opteert men uitdrukkelijk voor een algemene structuur voor het se- cundair onderwijs. Dit zal aan dit on- derwijs de nodige rust geven, zodat alle inspanningen naar de
verbetering van dit onderwijs kunnen gaan. Om het schooljaar 1989-1990 in goede omstandigheden te kunnen voorbereiden, mag men ook niet lan- ger wachten met het treffen van maatregelen inzake de klassering van de vakken, de vereiste heidsbewijzen met de nodige over- gangsmaatregelen, de vaststelling van de prestaties in de eerste en tweede graad van het secundair on- derwijs en tenslotte de zo belangrijke omkadering op alle veaus.
Ook het kunstonderwijs heeft drin- gend behoefte aan rust. Iedereen is het erover eens dat het kunstonder- wijs een onvervangbare rol speelt in de kunstzinnige opleiding van de jeugd en van de volwassenen. In het muziekonderwijs met beperkt leer- plan is een experiment met een nieu- we structuur aan zijn tweede school- jaar toe. Verenigingen van leerkrach- ten uit deze sector verspreiden over de resultaten van dit experiment erg tegenstrijdige informatie. Een eva- luatierapport over het experiment zou deze onduidelijke toestand kun- nen ophelderen. Kunnen de leden van de Vlaamse Raad over een eva- luatierapport voor het schooljaar 1987-1988 beschikken ? Zal men ook over de resultaten van het experi- ment, dat op basis van bijgestuurde teksten wordt uitgevoerd tijdens het schooljaar 1988-1989, een evaluatie- rapport opstellen ? De algemene in- voering van de nieuwe structuur zal meer kosten. Is het haalbaar om dit vanaf 1 september 1989 te doen ? Dit betekent concreet dat de Executieve bijkomende financiële middelen be- schikbaar moet stellen. Er moet een uitbreidingsstrategie worden uitge- werkt. Het in het Regeerakkoord vermelde rationalisatie- en
xxxxxxxxx voor het onderwijs met be-
perkt leerplan in de beeldende kun- sten en de muziek moet zo vlug mo- gelijk worden uitgevoerd. Het is on- verantwoord dat deze sector hiervan verstoken blijkt. Samen met het in werking treden van het
en programmatieplan moet de pla- fonnering van de subsidieerbare pres- taties in het kunstonderwijs met be- perkt leerplan worden opgegeven en krijgt het kunstonderwijs toegang tot de bouwtoelagen. Een decreet op de structuur van het hoger kunstonder- wijs, zoals vermeld in de regerings- verklaring, kan ervoor zorgen dat de leerkrachten van het secundair onderwijs degelijk zijn opgeleid om aan de nieuwe structuur met nieuwe leerinhouden concreet gestalte te ge- ven.
De communautarisering van het on- derwijs betekent werkelijk de uitda- ging voor de Vlaamse Regering en voor de Gemeenschapsminister van Onderwijs. Wij zijn eindelijk bevrijd van de ruzies, betwistingen en com- pensaties die verlammend werkten op het vroegere beleid. We zullen nu het bewijs moeten leveren dat wij het niet alleen anders, maar ook beter kunnen doen. (Applaus bij de meer- derheid.)
De Voorzitter : Mevrouw Xxxxxxxxxx heeft het woord.
Xxxxxxx X. Xxxxx-Xxxxxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, heren Gemeenschapsministers, colle- ga ’s, in mijn tussenkomst wil ik het hebben over het beleid dat de Vlaam- se Regering heeft uitgestippeld in de sector welzijn en volksgezondheid. Vooraf wil ik toch nog een paar be- denkingen geven bij het begrotings- beleid.
Deze Regering heeft in de eerste plaats haar beleid gesitueerd binnen de grenzen van de budgettaire moge- lijkheden. Voor 1989 wordt die grens bepaald op de basisbedragen vermeld in de financieringswet met als doel voor het einde van de overgangspe- riode een budgettair overschot te doen ontstaan, waarbij beoogd wordt het sneeuwbaleffect inzake financiële lasten uit de weg te gaan. Vanzelf- sprekend kunnen wij dit ten zeerste toejuichen.
In dit Regeerakkoord lees ik dat de fundamentele beginselen inzake uni- versaliteit en niet-affectatie van de middelen zullen geëerbiedigd wor- den, dat alle ontvangsten van welke aard ook in de globale middelenbe-
groting opgenomen worden behalve indien er een afzonderlijke inschrij- ving om begrotingstechnische rede- nen noodzakelijk is.
Deze tekst was ook opgenomen in het Regeerakkoord van 1988. En wat stelden we nadien vast ? De begro- ting 1988 bevatte niet minder dan 34 decretale artikelen die ofwel betrek- king hadden op verrichtingen op de afzonderlijke sectie, ofwel afwijkin- gen op de comptabiliteitswetten. Ruim 40 procent van de totale in- komstenbegroting werd overgehe- veld naar de afzonderlijke sectie. Mi- nister Xxxxxxxx beweerde toen dat hij een aanvang had gemaakt met het afschaffen van de fondsen. Ik hoop dan ook dat deze Regering op dit stuk wat meer dynamiek aan de dag zal leggen zodat de begroting voor 1990 een gezuiverde begroting zal worden. Hierbij denk ik ook aan de prefinanciering, die volgens het vorig Regeerakkoord op gefaseerde wijze zou worden afgebouwd. De uiteinde- lijke afbouw in de begroting 1988, bedroeg 400 miljoen hetzij 0,25 pro- cent van de geprefinancierde massa.
Het huidig Regeerakkoord is minder voortvarend en wellicht dichter bij de realiteit : er wordt gesteld dat proble- men als prefinanciering zullen wor- den onderzocht. We dringen er noch- tans op aan dat dit geen terugschroe- ven van de klok zou betekenen, maar dat de prefinanciering geleidelijk aan zou worden afgebouwd. Dit moet mogelijk zijn.
Vlaanderen beleeft immers een histo- risch moment. Nooit heeft het zoveel macht xxxxxxxx, nooit beschikte het over zoveel middelen, met andere woorden nooit stond Vlaanderen er zo zelfbewust goed voor.
De volgende begroting zal een om- vangrijk document worden. Hier zou ik er dan voor willen pleiten dat de omvangrijke begroting bij de bespre- king in de Vlaamse Raad zou worden opgedeeld volgens de beleidspaket- ten van de respectieve ministers die op afzonderlijke tijdstippen zouden worden behandeld in de bevoegde commissies en in de openbare qerga- dering ; dus niet meer zoals tot op
heden gebeurde tegelijkertijd in di- verse commissies. Buiten deze be- schouwingen van algemene aard wil ik het vooral hebben over het wel- zijn,- en gezondheidsbeleid.
De welzijns- en gezondheidssector is de jongste tijd onafgebroken in het nieuws geweest. Zowel verpleegkun- digen en vroedvrouwen als opvoe- ders, bejaardenhelpsters en alle wel- zijnswerkers hebben hun noden in de aandacht van de bevolking gebracht. Maar goed ook, want stille werkers die veelal bewust uit idealisme voor de welzijnssector hebben gekozen, halen nooit de krantekoppen, zodat hun problemen niet de aandacht trekken van de beleidsverantwoorde- lijken. De welzijnssector is een kwetsbare sector. Grotendeels is hij gesteund op projecten en initiatieven die zich moeten behelpen met perso- neel dat enkel via nepstatuten, werk- zekerheid heeft.
De jongste tijd werden vele van die projecten afgebouwd het personeel moest worden verminderd met niet alleen gevolgen op de tewerkstelling, maar vooral op de werkomstandig- heiden van het overblijvend perso- neel. De overdreven werkbelasting evenals het massa1 grijpen naar uit- wegen als part-time werk, loopbaan- onderbreking, enzovoort werkt een overdreven personeelsbeloop in de hand. Een praktijkvoorbeeld illus- treert dit : in een leefgroep van 10 zwaar mentaal gehandicapten komen wekelijks 6 verschillende opvoeders plus enkele therapeuten en verple- gers.
Mocht deze instelling ingaan op alle vragen voor part-time werk dan zou- den de bewoners door het dubbel aantal personen worden begeleid. Zowel verplegers als opvoedend per- soneel zijn het erover eens dat het deeltijds werk een nefaste invloed heeft op de verzorgings- en opvoe- dingstaak. Ook dit moet men kunnen onderkennen en daarvoor moeten oplossingen worden gevonden. Reeds bij de bespreking van de be- groting 1988 pleitten veel collega ’s voor verbetering van de loon- en ar- beidsvoorwaarden van het personeel in de welzijnssector. Nu dat in de in- dustriële en in de commerciële secto-
ren ruimte wordt gecreëerd voor loonsverhoging en er ook in de open- bare diensten op verschillende trap- pen een loonsverhoging wordt toege- staan, is het meer dan rechtvaardig dat voor dit personeel eindelijk bud- gettaire ruimte wordt gevonden. De huidige voorstellen van Minister Xxxxxxxx betekenen alleszins een stap in de goede richting, maar moe- ten, mits fasering, nog verdere moge- lijkheden openlaten.
Mooie beleidspunten hebben immers geen betekenis indien aan de basis de hulpverlening tekortschiet. Deze Vlaamse Regering moet ervoor zor- gen dat het personeel uit de welzijns- sector een degelijk statuut krijgt met inbegrip van het financieel aspect, maar ook dat een hogere tewerkstel- ling of betere spreiding, de dienstver- lening in de sector doet vooruitgaan, waarbij de problematiek van het deeltijds werken niet mag uit de weg worden gegaan.
Een hogere kwaliteit van de dienst vergt echter nog meer dan een beter personeelsstatuut, ze is afhankelijk van het aanbod en de differentiatie van de voorzieningen. De nieuwe programmatie die vooropgesteld wordt in het Regeerakkoord, is daar- bij van essentieel belang. Het is slechts via de programmatie dat orde kon worden gebracht in het zieken- huiswezen. De nieuwe programmatie van de voorzieningen in de gehandi- captensector moet het mogelijk ma- ken dat de middelen efficiënt worden besteed, dat overconsumptie wordt afgeremd en de werkelijke noden worden gelenigd.
Hier wil ik toch nog even het
wicht in herinnering brengen dat reeds door collega Xxxxxx werd ge- signaleerd bij de bespreking van de begroting 1988.
In sectie 56 en 60 van de begroting is een indrukwekkend aantal voorzie- ningen in eerste lijn, opgesomd. Toch beslaat ze slechts 3 procent van de begroting, terwijl sectie 59 de xxxxxx- niseerde minder-validen met 45 à 50 procent bedeeld wordt.
Een fundamentele analyse en discus- sie over dit budget voor het fonds nr.
81 dringt zich op. Het ligt voor de
Xxxxx-Xxxxxxxxxx
hand dat dringend een onderzoek moet gebeuren naar de behoeften in de semi-internaten voor schoolgaan- de jongeren.
Slechts de aangekondigde nieuwe programmatie van de voorzieningen, evenals de omkadering ervan, kan de garantie geven dat het beleid dat de Vlaamse Regering zal voeren, on- geacht de ideologische, filosofische en godsdienstkundige overtuiging van de personen en de verenigingen, een beleid is dat enkel tot doel heeft de levensomstandigheden van de zwakkere te verbeteren.
We hopen, mijnheer de Minister van Welzijns- en Gezondheidszorg dat de nieuwe visie, die dit akkoord uit- straalt, ook prioritair wordt uitge- voerd.
In zake gezinsbeleid bevat het pro- gramma duidelijke oogmerken die we volledig kunnen onderschrijven. Het zal een beleid worden waar man en vrouw dezelfde maatschappelijke kansen krijgen, ook bij de opvoeding van de kinderen.
Eindelijk waait een frisse wind in een materie, die zo vaak traditionele re- gels, maar o zo ver van de realiteit verwijderde regels, werd beheerst. Velen van onze collega’s, die bij de besreking van de begroting 1988 de afwezigheid van kredieten voor de bouw van kinderkribben in de open- bare sector hebben aangeklaagd, zul- len verheugd zijn thans vast te stellen dat de Vlaamse Regering oordeelt dat een ondersteunend beleid ten overstaan van het gezin zal liggen in de harmonisatiemaatregelen tussen arbeid en gezinsleven.
Waar ouders buitenhuis werken, zal de opvangcapaciteit van een gediffe- rentieerd net van kinderopvang wor- den vergroot, met nadruk op kwali- teit en flexibiliteit.
Wij hopen ook dat uieidelijk een ein- de komt aan de erkenningsstop op de kinderkribben en nen.
De Vlaamse Regering moet geen voorkeur laten blijken voor het sys- teem van de onthaalmoeders, hetzij
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
voor de opvang in kinderkribben. Maar deze laatsten zouden inderdaad meer moeten inspelen op de moge- lijkheid tot flexibiliteit. De Vlaamse overheid moet zich enkel laten leiden door de behoefte en de voorkeur van de ouders, met eerbied voor hun ideologosiche, filosofische en gods- dienstige overtuiging.
De nood aan kinderopvang onder- schatten of negeren, betekent noch min noch meer dat de Vlaamse Rege- ring geen oog heeft voor de primor- diale noden van de gezinnen. Indien hiervoor geen oplossing komt, dan aarzel ik niet om te zeggen dat het gezinsbeleid van de Vlaamse Rege- ring onbestaande is en dat zullen heel veel vrouwen en mannen in dit land, met mij beamen.
In de bejaardenzorg stellen we een- zelfde fenomeen vast. Er is een span- ning ontstaan tussen de stijgende genbehoeften en de stagnerende col- lectieve middelen.
In de ganse gezondheidszorg trou- wens, manifesteert zich de afbouw van de voorzieningen, ter bevorde- ring van de thuiszorg, meer bepaald de zogenaamde mantelzorg. Met het afbouwen van de meer formele ge- subsidieerde instellingen en diensten bestaat het gevaar dat de ongelijk- heid stijgt omdat de kost daardoor ongelijker gespreid wordt.
Als ik daartegenover de tekst van het Regeerakkoord plaats : namelijk dat op de eerste plaats zal gestreefd wor- den naar maximale kansen voor thuiszorg, dat de thuiszorg moet ont- wikkeld worden omwille van haar trensieke waarde en omwille van de kansen op meer menselijke verzor- ging, dan huiver ik een beetje. Want is het wenselijk dat de vrijheden die de verzorgingsstaat de burger gaf, te- rug worden afgenomen.
Is een terugkeer naar de familiale so- lidariteit als ordenend beginsel in op- vang en begeleiding van behoeften, indien wenselijk, wel mogelijk ? De gezinsstructuur is zodanig geëvo- lueerd dat het hedendaags gezin daarvoor niet meer is uitgerust. De draagkracht van de mantelzorg blijkt te zwak.
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
Deze draagkracht werd bestudeerd op basis van een aantal vragen in een enquête van het H.I.V.A. (Hoger In- stituut voor de Arbeid). Voor de groep der 65-plussers blijkt dat de mantelzorgnetwerken vaak zeer kwetsbaar zijn. Van netwerken is zelfs niet zoveel sprake : de
zorg zit zeer sterk geconcentreerd bij een centrale verzorger meestal de partner. Deze neemt gemiddeld 87 procent van de totale mantelzorguren op zich. De kwetsbaarheid wordt dui- delijk indien men weet dat 80 procent van de partner zelf bejaard is (+ 65) en 40 procent zelfs hoogbejaard (+ 75). Ongeveer 1 op 5 van de voor- naamste verzorgers is zelf hulpbehoe- vend of ziek.
Uit een KAV familie-enquête blijkt dat bijna de helft van de bejaarden, waar de bejaardenhulp aan huis komt, alleenwonenden zijn en enkel samenwoont met een partner.
De wankele basis en de kwetsbaar- heid van de informele zorg maakt duidelijk dat het niet volstaat de for- mele zorg af te bouwen met de be- doeling het informeel netwerk in te schakelen. Integendeel, wanneer de informele zorg geprogrammeerd wordt, moet de formele zorg evenre- dig worden uitgebouwd.
Ter overweging van de Vlaamse Exe- cutieve wil ik besluiten dat men geen heil moet verwachten, tenzij de soms enig zaligmakende kostenbesparing van het netwerk van de thuiszorg. Bij de thuiszorg, zoals ze kan worden georganiseerd door de overheid met name het louter bieden van materiele hulp, ontbreekt een menselijk aspect, namelijk het sociale contact. Naar- mate de rustoorden vervangen wor- den door rust- en verzorgingstehui- zen, komt er minder ruimte voor de opvang van sociaal vereenzaamden. Naast de grote nood aan rust- en ver- zorgingstehuizen moet men oog blij- ven hebben voor voldoende rustoor- den, of voor nieuwe oplossingen, zo- als verblijven voor dag- of vang.
Wil men de groeiende behoefte aan zorgen die de stijgende vergrijzing met zich brengt, inlossen wil men de armoedebestrijding grondig aan- pakken en niet terugkeren naar de
539
Xxxxx-Xxxxxxxxxx
sfeer van liefdadigheid, dan moet de Vlaamse Regering in de eerste plaats ervoor waken dat de formele zorg verder uitgebouwd wordt. zal haar beleid afglijden tot een systeem waarbij enkel nog ruimte bestaat voor een paar uurtjes per week mate- riële hulp, terwijl de hulpbehoevende mens omkomt van eenzaamheid en verlatenheid.
Verder bevat dit Regeerakkoord een uitgebreid hoofdstuk gewijd aan het beleid voor migranten. De tekst staat niet bol van clichés en holle slogans, maar stelt integendeel concrete maat- regelen in het vooruitzicht. Ik verwijs naar bij voorbeeld de impulsen die men aan gemeenten met een hoge concentratie van migranten zal geven om gemeentelijke beleidsplannen uit te werken met het oog op de lokale betrokkenheid van de migranten en de integratie van etnische groepen. De Vlaamse Regering wil een beleid voeren dat gericht is op de emancipa- tie en volwaardige deelname van mi- granten aan de Vlaamse samenleving en de wederzijdse aanvaarding van alle bevolkingsgroepen.
De Vlaamse Socialisten collega Vandenbroucke heeft het deze mor- gen uitvoerig uiteengezet zijn van oordeel dat dit beleid in de eerste plaats moet passen in de kansen die de Vlaamse Regering wil geven aan de zwaksten van onze maatschappij. De economische crisis heeft de zwak- sten het zwaarst getroffen, derhalve heeft de overheid de belangrijke taak elk lid van de samenleving een aantal sociale en economische grondrechten te waarborgen zoals inkomen, ar- beid, huisvesting, gezondheidszorg.
Tot slot een laatste punt inzake het gezondheidsbeleid. Op dit stuk kon- digt de Vlaamse Regering een gron- dige evaluatie aan van de verschillen- de ziekenhuisdiensten en hun teitenniveau teneinde een beter in- zicht te verwerven inzake het resul- taat van de talrijke herschikkingen in de ziekenhuizen. Ze stelt dat ook de samenwerkingsverbanden tussen de verschillende instellingen aan een on- derzoek zullen worden onderworpen. Hier dringen de Vlaamse socialisten erop aan dat zulks moet kunnen in
een sfeer die getuigt van een streven naar open pluralisme die alle sporen die leiden naar verzuiling ontwijkt. Daarbij moeten de bepalingen in ver- band met de OCMW-ziekenhuizen scrupuleus worden nageleefd.
Tijdens de bespreking van de begro- ting 1988 vond Minister Xxxxxxxx dat er geen sprake kon zijn van het op- nieuw invoeren van belangrijke wijzi- gingen inzake de herstructurering van de ziekenhuissector. Wijzigingen in de reglementering moeten er niet komen. Mogen wij er echter op wij- zen dat België over 12.000 zieken- huisbedden beschikte boven de vast- gestelde norm en op dit ogenblik daarvan slechts de helft is afge- bouwd ? Het oogmerk is dus verre van bereikt. De inspanningen tot sa- nering in de sector mogen niet wor- den stopgezet. Ze moeten toelaten dat meer ruimte vrijkomt voor de omkadering en mede een oplossing bieden voor de slechte arbeidsvoor- waarden van het verpleegkundig per- soneel. De sanering van de zieken- huisbedden moet ook toelaten meer rust- en verzorgingsinstellingen uit te bouwen. De vergrijzing van de bevol- king vergt een opvang voor hoogbe- jaarde, demente bejaarden. Ook op dit stuk pleiten elk jaar bij de tingsbespreking vele collega’s om be- taalbare ligdagprijzen. De hoogbe- jaarde, demente bejaarden kunnen echter geen actie voeren. Daarom moeten wij, mijnheer de Minister, met de meeste aandracht
men opdat halt zou worden geroepen
aan de onbetaalbare prijzen die som- mige instellingen aanrekenen.
U ziet, mijnheer de Voorzitter, de Vlaamse socialisten hebben de aan- dacht willen vestigen op tere punten, op mogelijke verbeteringen van dit Regeerakkoord, waaraan ze hun steun zullen verlenen.
De Voorzitter : De xxxx Xxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Voorzitter van de Vlaamse Executie- ve, mijnheer de Minister, geachte collega’s, wanneer een Limburger het woord neemt, vergezelt hem al- licht het ongunstige vooroordeel op- nieuw aan de klaagmuur te staan. Dit
geldt niet voor mij. Ik was de eerste om de klaagmuur in Limburg te hel- pen afbreken en zal dus niet in het vroegere euvel hervallen. Ik wil mij beperken tot het zakelijk ontwikke- len van drie thema’s. Een eerste the- ma moet uiteraard gaan over het pro- bleem van de integratie. Ter zake rij- zen vragen naar de reden en de argu- menten om op dit ogenblik te beslui- ten dat deze integratie niet zonder meer kan doorgaan. Dit was in 1985 een verworven feit. Het probleem van de integratie bestaat van 1971 met de oprichting van de
res. ,,Een van mijn voorgangers, de heer Xxxxxxxxx, heeft dit toen reeds in het vooruitzicht gesteld, doch niet gerealiseerd.” : zei Minister Xxxxx bij de bespreking van het ontwerp in 1985 in de Kamer. Toen dit probleem in 1985 actueel werd, werd van alle zijden dit initiatief bijgetreden. In de Senaat werd hierover met een haast volstrekte meerderheid negen per- sonen onthielden zich gestemd. Ik citeer de heer Xxxxxxxxxxxx, die niet tot onze groep behoort, maar die ik als een objectieve getuige aanzie : feite kregen Antwerpen, Namur en Mons reeds twintig jaar geleden hun integratie, zodat wij nu in 1985 rustig kunnen stellen dat voor Lim- burg een grote nalatigheid wordt rechtgetrokken.” Wij ervaren ook de niet-integratie als een grote nalatig- heid. De verdediging van die integra- tie kwam niet van een Limburger, maar van de toenmalige Minister van Onderwijs, de huidige Minister van Onderwijs van de Vlaamse Executie- ve. Ik citeer zijn beweegredenen. Hij was de beste pleitbezorger die men zich kon inbeelden. Ik citeer : meen dat de integratie van het econo- misch hoger onderwijs en het univer- sitair onderwijs, met daarbij het we- tenschappelijk onderzoek, een hef- boom kan zijn om die crisis feitelijk en mentaal te bestrijden. Ik geloof ook in de unieke situatie van de Eco- nomische Hoge School Limburg, ge- geven de feitelijke integratie in het Limburgs universitair centrum.” Ik beschik nog meer over dergelijke ci- taten. Ik bespaar ze u, ik heb ze ter inzage. In de Kamer is dat initiatief spijtig genoeg teloorgegaan door een voorstel van de heer Xxxxxx, die vond dat er door deze integratie 1000 uni- versitairen meer zouden komen in
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 540
Aerts
Vlaanderen, waardoor er voor 1000 universitairen meer geld zou voor- zien worden, wat een discriminatie zou teweegbrengen. U kent de ge- schiedenis wellicht. Tot grote con- sternatie van eenieder in Vlaanderen die zich verwachtte aan de goedkeu- ring van een rechtmatige eis, kwam, als een donderslag bij helblauwe he- mel, de alarmbel en dit louter en al- leen omwille van financiële redenen.
Waar staan wij nu ? Ik lees in de Re- geringsverklaring dat men advies gaat vragen aan de Vlaamse Raad voor het Wetenschapsbeleid en aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad dat wij ook in de Vlaamse Raad daar- over zullen debatteren en dat men zich zal uitspreken over de leefbaar- heid van sommige instellingen, inzonderheid de integratieproblema- tiek.
Welke verwachtingen zijn daarom- trent in het vooruitzicht gesteld ? Ik citeer dezelfde Minister die op dat ogenblik in 1985 de volgende redenering hield. Hij zegde dat hij zich had ingespannen om met heel deze sector een akkoord te bereiken over participatie, rationalisatie en zo meer waar wij voorstander van zijn. Ik citeer : ,,Ik betreur dat de verantwoordelijken van deze instel- lingen ondergedoken zijn, toen de Regering na de verklaring van 1984 aankondigde te willen streven naar een rationalisatie van het hoger on- derwijs. Zij zijn allen pijlsnel boven water gekomen toen ze de kans zagen op de Limburgse boot te springen. Blijkbaar hebt u allen hun argumen- tatie, zelfs niet voor integratie, maar voor omvorming tot een autonome universitaire instelling, ontvangen. Wij hebben hierover contacten ge- had, die echter niets hebben opgele- verd. Ik heb weinig verantwoorde- lijkheidsgevoel ontmoet om geza- menlijk een oplossing te zoeken. En als ik dat zo zeg is dat een eufemis- me. Nu is er blijkbaar wél enige inte- resse, niet om mee te werken aan de rationalering, maar om voor allemaal het universitair statuut te bekomen. Ik ben erg ontgoocheld over het overleg met de betrokken sector. Elk ziet zijn eigen instelling.” Dat is nu nog zo : de lobbying bewijst het
. En hij besluit : die wijze kun- nen wij er niet komen.” Hij steekt de handen in de lucht hij is ontgoo- cheld over wat in 1985 gebeurde.
Er zou dus een totale mentaliteitsver- andering in het Vlaamse landschap moeten gekomen zijn om nu iets nets, iets redelijks op te bouwen, om een oplossing te geven in heel deze sector voor het universitair en het ho- ger onderwijs.
Minister Xxxxx zei toen : ,,Een vol- gende Regering zal deze problema- tiek niet meer kunnen ontwijken.” Wij staan nu voor deze volgende Re- gering die deze problematiek niet zal kunnen ontwijken. Wanneer in het Regeerakkoord staat dat het allemaal op korte termijn zal gebeuren, kan de Regering ons dan zeggen welke limiet aan deze korte termijn wordt gesteld ? Een korte termijn kan heel lang zijn, en dat blijft voor ons een ernstig probleem.
Ik herhaal dat wij van in 1971 met deze zaak bezig zijn. Wij zijn nu in 1989 en wij staan precies even ver. Als Xxxxxx hier aanwezig was, dan zou hij herhalen : ,,quousque tan- dem, . ..” hoe lang gaat men nog misbruik maken van ons geduld, hoe lang gaat dat spel nog duren ? Ik kan mij in Limburg niet vertonen of men spreekt mij aan over dit probleem.
De Voorzitter : Collega, uw spreek- tijd van 5 minuten duurt nu al 8 mi- nuten. Gelieve te eindigen.
De heer F. Aer ts : Mijnheer de Voorzitter, dat is heel vervelend want ik ben nog helemaal niet klaar. Ik neem aan dat ik nog enige tijd krijg. Anders moet ik naar de pers gaan en daar mijn uiteenzetting hou- den als ik er in de Vlaamse Raad geen tijd voor krijg.
Maar ik zal inkorten. Men heeft ooit gesteld dat wij zouden moeten parti- ciperen in de technische vooruitgang en zouden moeten beschikken over een onderzoekscentrum voor nieuwe materialen, voor keramische mate- rialen. Dit werd door de Vlaamse Regering positief beantwoord en ka- derde perfect in wat men bezig was te doen.
Keramische materialen, micro-elek-
tronica en bio-technologie waren de drie speerpunten van de DIRV-actie. Ik neem aan dat ik dit woord nog mag uitspreken.
Het was een goed concept. Twee de- len ervan zijn gerealiseerd de kera- mische materialen niet.
Het eindrapport, betaald door de Executieve en opgesteld door de GIMV en door Leuven Research and Development was positief. Het kon niet worden gerealiseerd want er moest nog eens advies gevraagd wor- den aan de SERV en aan de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid. Dit zijn dezelfde instellingen die men zal ondervragen over de integratie.
Na het advies waren er opnieuw drie vragen. Ten eerste, is de keuze van neo-keramiek goed ? De bedrijfswe- reld in Limburg vraagt ernaar de rest van Vlaanderen niet. Ten twee- de, moeten wij inspanningen in één centrum of in verschillende centra doen ? Ten derde, moet het centrum in Limburg komen ?
Ik neem aan dat de Vlaamse Rege- ring onderzoek en advies vraagt. Ik kan er echter niet bij dat men stelt dat men deze hele sector dan maar aan het SCK zal toekennen. Ik vind dit terug op bladzijde 72 van het Re- geerakkoord. Ik zal het niet voorle- zen want de tijd is tekort.
Dat kan niet. De vraag om te partici- peren in het wetenschappelijk onder- zoek is gesteld uit grote bezorgdheid. Ook dit wordt ons niet toegestaan. Ik herhaal : dat kan niet.
Wij kunnen deze evolutie vergelijken met wat in Frankrijk gebeurt. Parijs loopt ook ,,wetenschappelijk” leeg men gaat naar Straatsburg. Duitsland en Zwitserland liggen in de nabij- heid. Voor Vlaanderen is Limburg interessant : dichtbij Aken, Luik en Maastricht, met een eigen centrum voor dergelijk onderzoek.
Dat kan blijkbaar ook niet. Het moet dan ook niet verwonderen dat ik deze Regeringsverklaring, waarvan ik allerlei aspecten goed vind, niet zonder meer kan bijtreden. Het
wordt voor mij moeilijk.
Xxxxxxxx de Vice-Eerste Minister,
bent onlangs in Limburg geweest. U heeft een schitterend pleidooi gehou- den. Ik was aanwezig en heb aan- dachtig geluisterd. Ik heb u met vuur horen verdedigen dat, wil men in een streek iets doen, men er wetenschap- pelijk onderzoek moet doen. Als u dat in Limburg verdedigt, moet u dat ook elders, dus ook in het Regeerak- koord, doen. Of verklaart u ,,A” hier om applaus te krijgen en wil u ,,B” neerschrijven . . .
Minister X. De Batselier : Ik wil al-
*leen maar xxxx antwoorden als u der- gelijke persoonlijke aanvallen doet. Mag ik erop wijzen dat wat u heeft gezegd over neo-keramiek van de vo- rige Executeive is ? Neo-keramiek is niet ter sprake gekomen in de huidige coalitie.
De xxxx X. Xxxxx : Dat is niet juist. Nu wordt een optie op het SCK geno- men.
Minister X. De Batselier : Waar staat dat ?
De xxxx X. Xxxxx : Op bladzijde 72.
Minister X. De Batselier : Een van de elementen van het SCK is neo-ke- ramiek. ,,Nieuwe materialen” is ver- meld maar dat is alles.
De xxxx X. Xxxxx : Nieuwe materia- len is ruimer.
Minister Xx Xx Xxxxxxxxx : Natuur- lijk. Tijdens de onderhandelingen is geen woord gezegd over zulk cen- trum. Men interpreteert alles maar men leest niet was er precies staat.
De xxxx X. Xxxxx : Ik heb destijds leren lezen, en ik kan er niets aan doen dat ik iets anders lees dan u. Wij zijn blijkbaar elk naar een andere school geweest. In het Regeerak- koord staat dat ,,de aanwezige know- how maximaal zal worden gevalori- seerd inzonderheid inzake milieu, energie en nieuwe materialen.” Wat de nieuwe materialen betreft, is er dus blijkbaar wel een probleem.
Minister X. De Batselier : Wil u de nieuwe materialen uit het SCK zien verdwijnen ?
De xxxx X. Xxxxx : U moet mij niet uitdagen.
Minister X. De Batselier : Ik stel al- leen een concrete vraag.
De xxxx X. Xxxxx : Ik zeg alleen er- voor te pleiten dat men dit centrum voor nieuwe materialen zou brengen waar er vraag is, en dat is in Limburg. De Limburgse bedrijfswereld vraagt erom.
Minister X. De Batselier : Wat is er eigenlijk tegenstrijdig met de passage die u daarnet voorleest in het Vlaams Regeerprogramma ?
De xxxx X. Xxxxx : Hier staat dat het in het SCk zal gebeuren.
Minister X. De Batselier : Neen, er staat dat men net zoals vandaag in het SCK nieuwe materialen doet. Er zou nog één element moeten worden aan toegevoegd, met name de nieuwe systemen. Dat doet men ook in het SCK.
De xxxx X. Xxxxx : Mijnheer de Xx- xxxxxx, u zal de gelegenheid krijgen op mijn vragen te antwoorden. Ik moet nu trouwens mijn uiteenzetting beëindigen.
Ik wil nog een derde vraag stellen, meer bepaald wat de Regering be- doelt op bladzijde 65 van heteRegeer- programma met ,,de actualisering van de gelden in de nationale sectoren.” Men gebruikt de term nationale sec- toren, maar meer bepaald gaat het om KS. De actualisering van een Re- geringsbeslissing wordt gevraagd. Wat betekent dit ? Ik ook ken een beetje economie, maar dit begrip ken ik niet. Wat wordt bedoeld met ,,een beslissing van de Ministerraad actua- liseren”. Dat zal u mij toch eens moe- ten uitleggen.
De xxxx X. Xxxxx : Dit is een duide- lijk voorbeeld van de vaagheid van de tekst.
De xxxx X. Xxxxx : Ik vraag alleen om uitleg. Het actualiseren van de miljarden die voor de verliezen wor- den voorzien. Wat betekent dit ?
Een tweede vraag betreft de financie- ring van het plab. Kan de voorgeno- men recyclage tijdig klaar komen ?
Betekent dit misschien actualise- ring ?
Minister X. De Batselier : Op deze vraag heb ik deze morgen reeds geantwoord aan de heer Xxxxxxx.
De xxxx X. Xxxxx : Dit antwoord was bijzonder handig, maar wel te handig om echt te zijn.
De Voorzitter : Xxxxxxxx Xxxxx, de fractie heeft u vijf minuten toegewe- zen en u heeft reeds twaalf minuten gesproken.
De xxxx X. Xxxxx : Ik verwacht een antwoord op de door mij gestelde vragen. Daarna zal ik uitmaken of ik dit Regeerakkoord kan goedkeuren.
De Voorzitter : De xxxx Xxxxx Xxx- xxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxxxx (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, heren Gemeenschapsminister, waarde col- lega ’s, in de tijd die mij vanwege mijn fractie is toegemeten, wil ik het Re- geerakkoord met betrekking tot het leefmilieu en het natuurbehoud be- spreken.
Afgemeten aan de omvang van de tekst gewijd aan dit beleidsdomein, wil men klaarblijkelijk werk maken van het leefmilieubeleid. Helaas, ook voor dit hoofdstuk wat voor de ganse tekst van dit Regeerakkoord van toepassing is, met name dat het makkelijk is 107 bladzijden te vullen met mooie intentieverklaringen, ter- wijl men zo weinig mogelijk het ge- schrevene expliceert. Xxxxxxx als een beleid voeren” of bij- zondere acties ondernemen ” zijn veelbelovend maar tevens zo weinig precies. Het lijkt erop alsof men in het kasteel van Ham een tekst heeft gemaakt met het oog op het wegka- pen van een prijs voor de vaagheid, eerder dan een regeerakkoord te schrijven. Maar goed, daarover heb- ben andere collega ’s reeds voldoende uitgeweid.
In de weinige punten waarin de tekst het beleid reeds iets of wat concrete vorm geeft, is het zó dat men finaal elke vorm van creativiteit dreigt te- niet te doen. De beruchte bladzijde 19 van het akkoord, de bladzijde-De Batselier, wordt ook in het hoofdstuk
Xxxxx Xxxxxxx
over het leefmilieu ingepast. Als uit- gangspunt wordt met name een plan- matige aanpak vooropgesteld, onder- steund door een geregeld overleg tus- sen de verantwoordelijken van de on- derscheiden beleidsniveaus. De be- lemmerende dwang haalt het op de innoverende creativiteit. De onge- breidelde overheidsinmenging doet ook haar intrede in het milieubeleid, met verstarring en ring tot gevolg.
De socialisten denken dus nog steeds dat normen en reglementeringen al- lerhande de beste weg zijn om het milieu te dienen. Nochtans blijkt steeds meer en meer dat het zinloos is de problemen verder op een mach- teloze overheid af te wentelen. Inte- gendeel, er is nood aan een nieuwe, dynamische visie op de bescherming van onze leefomgeving, maar daar- over vinden we weinig terug in de tekst. Geen pogingen om in de drijfswereld de gedachte ingang te doen vinden dat milieubehoud geen hindernis vormt voor verdere econo- mische ontwikkeling. Daartoe zou in eerste instantie een overdracht een een preventief milieubeleid noodza- kelijk zijn met klare doelstellingen in plaats van korte termijnuitspraken, en een verregaande deregulering.
echter van dit alles. Met de
voorziene overreglementering gaat men compleet de tegenovergestelde richting uit. Men blijft steken bij wat mijn fractie reeds jaren terug heeft gelanceerd, namelijk wie vervuilt moet betalen. Nog steeds heeft men daarop geen afdoende aanvulling ge- vonden, want voor de rest zijn er wei- nig initaitieven merkbaar die in het algemeen milieuschade moeten voor- komen. Er wordt bij voorbeeld geen woord gezegd over een of andere vorm van positieve sanctionering, van een beloning voor milieuvriende- lijk gedrag. Dit zou nochtans het middel bij uitstek zijn voor de over- heid om preventief op te treden. Nog steeds moet de bedrijfswereld wach- ten op het invoeren van fiscale stimu- li om investeringen die milieuvrien- delijk zijn, aantrekkelijk te maken.
Of mogen we dit alsnog verwachten in uitvoering van, en ik citeer
lijk stimuleren van investeringen in milieuvriendelijke produkten en produktiemethoden”.
Ik vrees helaas dat ik het antwoord op deze vraag reeds ken, want het zoeken naar een antwoord op de vraag hoe het behoud van het leefmi- lieu goedkoper kan gemaakt worden en milieuverontreiniging duurder, was voor de onderhandelaars geens- zins een aanzet om te komen tot een eigentijdse oplossing. Het ligt natuur- lijk perfect in de lijn van het volledige akkoord, dat ouderwets en archaïsch is.
Een treffend voorbeeld hiervan is het beleid inzake voorkoming, recyclage en recuperatie van afvalstoffen dat zal geïntensifieerd worden door on- der meer het toepassen van richte milieuheffingen en het uitvaar- digen van afvalvoorkomende kingsreglementering. Hoe lang zal het nu nog duren vooraleer men
ziet dat reglementeringen onvoldoen- de zijn om te voorkomen en milieu- heffingen evenmin soelaas bieden ? Heffingen zijn in het slechtste geval een vorm van verhaalbelasting, in het beste geval zorgen zij alleen maar voor een probleemverplaatsing naar elders. En dan hebben we het nog niet over de problemen, door onze huidige Voorzitter goed gekend, van de inning van de heffingen. Daarom- trent heeft hij namelijk in april vorig jaar de noodklok geluid en ervoor gepleit het controle-apparaat te ver- stevigen. En gezien de oriëntatie die het beleid met dit akkoord heeft meegekregen zal dit inderdaad een noodzaak zijn. Vraag blijft dan nog of men hierin ook nog de mogelijk- heid ziet voor een herschikking van de taken van milieuparastatalen die dringend aan een evaluatie toe zijn. Zij zouden zich meer moeten bezig- houden met sensibilisering ter voor- koming van vervuilende techniek en procédés die het leefmilieu schaden, eerder dan zich te beperken tot het berispen en bestraffen van vervuilers. Maar ook hier zal onze hoop weer ijdel zijn, vrees ik, het afstoten van een aantal taken van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij zal niet voor de nabije toekomst zijn en OVAM zal bijgevolg rechter en partij kunnen blijven. Een rol die het
in het verleden maar al te graag heeft gespeeld. Als slotsom bij dit alles kunnen we dus stellen dat ook inzake leefmilieu het socialistische model van overheidsbemoeiing en over- reglementering haar intrede heeft ge- daan. In de toekomt zal onze groot- ste aandacht dus uitgaan naar de ma- nier waarop de bevoegde Minister, de xxxx Xxxxxxxxxxxx, dit alles aan- pakt.
Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, reeds gerui- me tijd kondigt de Gemeenschapsmi- nister van Leefmilieu aan dat hij zijn beleid wil voeren in samenspraak en overleg met de sociale partners en de milieubewegingen. Wat die eersten betreft is ons alles duidelijk, maar wat de milieubewegingen betreft rij- zen meerdere vragen. Hoe zal dit georganiseerd worden en welke ver- enigingen precies zullen erbij betrok- ken worden ? Wij ontkennen niet het belang van de milieubewegingen die immers een jarenlange ervaring be- zitten en vaak over een intelligente, analytische benadering op het micro- niveau beschikken die macro-organi- saties niet bezitten. Maar het is wel tekenend dat een organisatie als de Bond Beter Leefmilieu er als de kip- pen bij is om meer middelen op te eisen om hun door de Executieve verleende inspraakfunctie volwaardig te kunnen uitoefenen. Ik kan mij dan ook niet van de indruk ontdoen dat dit de grootste inspiratiebron is ge- weest voor hun opgetogenheid over het Vlaams milieubeleid, want voor het overige maakt diezelfde milieu- beweging een hoop bedenkingen bij de tekst van het Regeerakkoord.
Zo bij voorbeeld plakt de organisatie prijskaartjes aan de diverse nog uit te breiden investeringsprogramma ’s, maar de bond Xxxxx Xxxxxxxxxx stelt natuurlijk niet de vragen die wij als liberalen wel stellen, namelijk waar zal dat geld vandaag gehaald wor- den ? Voor de waterzuivering is meer dan 10 miljard nodig, de
ring zal meer dan 15 miljard kosten, en dit zijn dan nog maar twee van de drie programma ’s die in het Regeer- akkoord vermeld worden. Het is dan ook een niet meer dan logische vraag waar die middelen moeten vandaan komen, waar gaat men ter compensa- tie in de budgetten knippen of heeft
Xxxxx Xxxxxxx
men geredeneerd dat dit de zorg niet uitmaakt van de heren onderhande- laars ?
Daarom kunnen wij nu reeds voor- spellen dat, eens de bevoegde Minis- ter geconfronteerd wordt met de budgettaire realiteiten, hij zich niet meer zal kunnen herinneren wat hem ertoe heeft geleid de verspilzucht van de negen van Ham te volgen. Wan- neer hij dan zijn beleid voert zoals een bonus pater familias die niet meer uitgeeft dan wat in zijn porte- feuille zit, dan zal de opgetogenheid van de Bond Beter Leefmilieu snel omslaan in diepe ontgoocheling. In het andere geval zal de ontgoocheling voor de belastingbetaler zijn die na een aantal jaren zal gevraagd worden om inspanningen te doen om het be- grotingstekort te helpen financieren.
Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, collega ’s, met betrekking tot het natuurbehoud heeft Minister Xxxxxxxxxxxx recente- lijk het nieuws gehaald door met de klap zes nieuwe staatsnatuurreserva- ten te erkennen. Voor elk van deze natuurreservaten dient door de Mi- nister een adviescommissie ingesteld te worden. Bij deze adviesverlening en bij het uitvoeren van beheerswer- ken wil de Minister naast de bevoeg- de administratieve diensten en de Hoge Raad voor het Natuurbehoud ook plaatselijke deskundigen en geïn- teresseerden nauw betrekken. Is dit nu de concrete invulling, mijnheer de Minister, van wat in het Regeerak- koord staat over het hanteren van formules van mede-eigendommen ?
Mede-eigendommen lijkt mij alles- zins verder te reiken dan het betrek- ken van specialisten en geïnteresseer- den bij het uitvoeren van beheers- werken. Maar misschien zullen wij ook hier weer van mening verschil- len.
Van deze reeks van zes bossen ver- dient er een nog verder onze speciale aandacht. Het is het Hannecartbos te Oostduinkerke dat grenst aan het duinengebied Ter Yde. De afgelopen zomer werden daar door de Inter- communale Waterleidingsmaat- schappij van Veurne-Ambacht ille- gaal 17 boorputten aangelegd precies op de rand van het Hannecartbos zo-
dat het zeker is dat waterwinning on- vermijdelijk tot gevolg zal hebben dat het waterpeil in het natuurreservaat zal dalen en unieke plantensoorten zullen verloren gaan. Nu is de ver- gunningsaanvraag voor deze water- winning in een eindfase gekomen, maar het is nog helemaal niet zeker of de waterwinning in Ter Yde defini- tief zal verboden worden omdat bei- de dossiers tot dusver gescheiden ble- ven. De waarde van het natuurreser- vaat in Oostduinkerke wordt dus van meetaf aan ernstig op de helling gezet en het getuigt allerminst van een doortastend beleid met visie.
Mijnheer de Voorzitter, collega ’s, als eindconclusie kunnen we dus stellen dat ook het milieubeleid in al zijn aspecten doordrongen is van sociali- serende tendezen. De oubollige ideeën, de overreglementering en er- ger nog de laksheid met betrekking tot de budgettaire weerslag van de voorgenomen initiatieven zijn veel- vuldig aanwezig. Het triomfalisme van de stelling dat het Vlaams Re- geerakkoord langs rood-groene ba- kens loops is dus niets meer dan een inhoudloze knipoog naar de milieu- bewegingen. Het feit dat de CVP, SP en VU de discipline niet hebben kun- nen opbrengen om ook blauwe ba- kens uit te zetten, zal de belastingbe- taler tot zijn grote ergernis weldra kunnen merken als hij zijn portefeuil- le in de hand neemt. (Applaus bij de PVV)
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorziter, mijnheer de Voorzitter van de Executieve, heren Ministers geachte collega ’s, ik kan niet naleten even in te pikken op de discussie die vanmiddag tot misver- standen dreigde te leiden.
Voor enkele jaren hebben wij ten zeerste gepleit voor het installeren van pilootinstallaties en voor een coatingcentrum in Limburg omdat een aantal van onze industrieën be- hoefte hebben aan die coatingtechno- logie. Nu is het zeer duidelijk dat wanneer men het heeft over moderne coating, de keramische coating daar- in een toenemende belangrijke rol speelt. Wanneer wij spreken over een
pilootcentrum voor neo-keramiek versta ik daar iets anders onder, en wanneer wij het hebben over een coatingcentrum met keramische di- mensie bestaat daar een markt voor, is daar behoefte aan. Ik zou graag zien dat dit in Limburg gebeurt.
Ik denk inzake neo-keramiek ook aan een aantal andere eigenschappen en toepassingen en moet daarbij be- kennen dat het SCK een internatio- nale en zelfs wereldwijde reputatie heeft. Wij hebben in ons land, buiten de universitaire wereld, drie bedrij- ven die op dat vlak wereldfaam heb- ben. Het gaat om kleinere bedrijven zoals het SCK, het mini-bedrijfje Lemmens-Elektronica in Haasrode bij Leuven dat is gespecialiseerd in het meten van de E-modules en een aantal eigenschappen in bepaalde materialen meer specifiek in de kera- mische sector. Daarnaast hebben wij National Forge in Sint-Niklaas gespe- cialiseerd in het dichten en veredelen van keramische materialen. Laten wij deze ondernemingen respecteren en meer kansen geven. Dit laat niet na dat ik, wanneer ik de kans krijg te pleiten voor een centrum in Limburg, ik dat ook doe.
Coating is het veredelen van materia- len waar de keramiek een rol gaat spelen. Ik vraag om op het gebied van neo-keramiek het SCK, interna- tionaal erkend, te respecteren.
Deze Regeringsverklaring biedt, mijns inziens, een kans voor een nieuwe dynamiek voor Vlaanderen. Een aantal vragen blijven echter on- opgelost, vooral aangaande die do- meinen waar de afbakening van de bevoegdheden tussen de nationale en de Vlaamse Regering onvoldoende duidelijk is.
Daarom pleit ik ervoor dat de Vlaamse Executieve aan
zetting zou doen, daar waar er grijze zones zijn initiatieven zou nemen en een zeer dynamische en actieve wezigheidspolitiek zou voeren op die terreinen waar er nog vaagheid be- staat. Ik denk hierbij aan de econo- mie, het wetenschapsbeleid, de bui- tenlandse handel, de deelname aan internationale programma ’s en pro- jecten. Het beleid inzake regionale luchthavens vraagt nog onze speciale
Candries
aandacht alsmede, en niet in onbe- langrijke mate, het kunstambacht.
Inzake economie zoekt men op dit ogenblik in de Belgische context naar allerhande adjectieven internatio- naal, defensie om een aantal dos- siers nationaal te houden. Het gaat in veel gevallen om belangrijke dos- siers, om miljardendossiers die ook vanwege hun hefboomvermogen, door de belangrijke wetenschappelij- ke dimensie die ze hebben, een vermogen in zich dragen. Men pro- xxxxx die dossiers opnieuw te centra- liseren. Er is een actie aan de gang die wij van nabij zullen moeten vol- gen. Daarom durf ik ervoor pleiten dat wij zo snel mogelijk aan
zetting zouden doen.
Wanneer wij zien hoe nefast de im- pact van de nationale echelons is ge- weest op onze aanwezigheid, dan wil ik hierbij maar drie cijfers vooropstel- len : Vlaamse export, meer dan twee derden van de Belgische export overheidsbestellingen : ongeveer fif- ty-fifty compensaties : slechts één derde. Er wordt verwezen naar het feit dat er een nieuwe balans is opge- maakt ter zake. In de Commissie van Economische Zaken heeft Minister Xxxxx zich inzake compensaties dui- delijk van die jongste balans. Kom dan niet aandraven met de vraag of dit wel zo belangrijk is. Collega’s, één procent daarvan bete- kent één miljard en dit is ongeveer een jaar werk voor duizend man. Wij moeten dus vechten voor elk pro- cent. Daarom stel ik mij de vraag of wij vanuit die nieuwe Vlaamse moge- lijkheden niet onze stem moeten la- ten horen opdat wij tot een duidelijke bepaling van de huidige stand van za- ken zouden kunnen komen. Vandaag lezen wij in de krant dat in die balans driehonderd procent compensaties zijn ingeschreven voor jeeps, maar dat het in feite luchtballonnen zijn. Er werden onder meer compensaties uitgetrokken voor camions, zelfs 500 procent maar daarbij betrekt men dan allerhande zaken die daarin hele- maal niet thuis horen. Wij moeten betrokken worden bij de definitie zelf van de compensaties voor
bestellingen in het buitenland, bij de
oriëntering van die compensaties, bij de selectie en ten slotte bij de contro- le op de uitvoering ervan. Moeten wij niet een comité oprichten, zoals bij voorbeeld het F ló-comité, om de Executieve te betrekken bij de beslis- singen inzake compensaties. Want vaak is het misschien meer interes- sant clean te kopen, zonder bijko- mende inspanningen. Dan kunnen wij het geld dat daaraan verloren zou gaan beter op een andere manier oriënteren. Wij moeten bij de beslis- sing anwezig zijn om te bepalen of er al dan niet compensaties nodig zijn, en als er compensaties zijn welke richting ze moeten uitgaan. Ik pleit voor het uitdokteren van een formule die onze aanwezigheid in dat belang- rijk beslissingsproces garandeert.
Een ander nationaal orgaan, de COK, komt bijna niet meer samen. De zaken stilletjes onder tafel afhan- delen is altijd veel gemakkerlijker. In het verleden zijn wij echter vaak af- wezig gebleven. Onze stoel was soms niet bezet. Ik denk dat wij daar dyna- mischer moeten optreden en in de toekomst op dit vlak een meer actie- ve politiek moeten voeren.
Inzake het wetenschapsbeleid, zijn de bevoegdheden ook niet duidelijk afgebakend, wij zullen in dat verband zeer voorzichtig moeten zijn. In het verleden is vaak misbruik gemaakt van de zogezegde mogelijkheiden. Gecamoufleerde subsidies werden naar een aantal be- drijven georiënteerd die van jaar tot jaar van dat soort opdrachten leef- den. Vandaag lezen wij dagelijks in de kranten hoezeer de bedrijven die op deze manier jaar na jaar hebben gewerkt in moeilijkheden verkeren. Dat biedt dus geen oplossing. Wij moeten van dit soort beslissingen weg. Maar, hoe zullen wij onze in- dustrie, die in hoofdzaak een indus- trie is van versnipperde mogelijkhe- den, gekenmerkt door kleinschalig- heid, maar vaak groot in kleine din- gen, met een hoog gespecialiseerd vermogen, beter betrekken bij de in- ternationale programma’s dan in het verleden is gebeurd. In vele gevallen moesten onze bedrijven via interna- tionale omwegen terechtkomen in een programma waar de Belgische overheid de middelen voor had.
Inzake Airbus zijn er goede beslissin- gen genomen. Ik ben daar dankbaar voor. Wij moeten op het vlak van het ruimtevaartproject ESA, dat enorme perspectieven biedt, meer verwezen- lijken. als men ziet welke groei ESA kent en hoeveel kleine bedrijven er reeds bij betrokken zijn zo wordt de keramische en andere coating be- langrijk. Als wij tevens zien hoe wij steeds meer onder druk komen te staan van de kwaliteitseisen van de ruimtevaart moeten wij grotere in- spanningen leveren om er meer be- drijven bij te betrekken. Het grote Europees programma Eureka is onze zaak. Andere programma’s zoals BRITE, RACE, ESPRIT en andere poogt men nog nationaal te houden. Maar ook daar moeten wij grote in- spanningen leveren om er gestructu- reerd aanwezig te zijn. Wij moeten onze bedrijven daartoe voortdurend aanporren. Vele hebben het mis- schien nog te goed en voelen de nood niet aan om in te spelen op een aantal ontwikkelingen die hun toekomst ga- randeren. Vaak hebben zij een te korte termijnvisie. als hun orderboe- ken volgeboekt zijn is het voor hen in orde. Wij moeten ze leren denken aan overmorgen. Daarom is er een behoefte aan één of andere vorm van een eigen planbureau. Ik ben een beetje verontrust door de reactie van daarstraks waar men heeft gezegd dat dit een collectivistische visie is. Neen, planning is een noodzaak in om het even welke politieke context men zich ook plaatst. Wij hebben behoef- ten aan een goed ment. In Nederland is het dank zij het centraal planbureau dat de Ne- derlanders een internationale dimen- sie hebben kunnen geven aan een aantal van hun bedrijven. Zij zijn 20 jaar voor ons gestart met een goed plansysteem. Zij hebben de bedrijven internationaal kunnen lanceren om- dat zij voortdurend zeer goed geïn- formeerd waren.
Hoe kunnen wij in het wetenschappe- lijk beleid aanwezig zijn. Ik ga hier even terug naar het uitgangspunt van daarstraks. Wij moeten aan begelei- ding doen van onze bedrijven. Maar hoe ? Hoe wijzen wij bedrijven, die in een doodlopend straatje zitten, nieuwe wegen ? Men kan dat niet aan het toeval overlaten. Daarom
Candries
moet de brug tussen het onderwijs en het bedrijfsleven worden verbreed. Naarmate het innovatieritme van produkten en processen verhoogt is de nood naar onderzoeksinbreng groot. Wij hebben dus veel meer be- hoefte aan een intens contact tussen de universiteiten en de bedrijven. Ook dat zullen wij moeten structure- ren. Er moet een wisselwerking tus- sen de twee ontstaan en er moet een vorm van mobiliteit zijn. Er moeten kaders worden gevormd die én in het onderwijs én in het bedrijfsleven meer actief zijn. Nu het onderwijs on- der onze eigen bevoegdheid
teert en wij zelf de bevoegdheid heb-
ben inzake economie en de begelei- ding van ons bedrijfsleven kunnen wij eigen formules zoeken, zelfs indien die nergens anders in de wereld be- staan. Wij moeten iets doen. Wij kunnen niet anders. Op dat vlak moeten wij durven vooruit kijken. Wij hebben gezien hoe in het verle- den naarmate de productiviteit in de bedrijven toenam, dat er nieuwe kan- sen kwamen in andere
sectoren. Wanneer wij teruggaan naar de jaren 60 dan zien wij dat door de multinationalisering van het wes- terse bedrijfsleven er meer ruimte komt voor andere dingen. Zo is een recreatie-industrie tot stand geko- men. Ik meen dat er in de jaren ne- gentig een trie,, zal ontstaan. Ik meen ook dat het SCK de mogelijkheid heeft om in te spelen op een heleboel problemen die in de moderne maatschappij rij- zen, zoals het wetenschappelijk aan- pakken van de afvalproblematiek en het creëren van bedrijven daarvoor. Een dergelijke markt bestaat. Men moet proberen een visie te ontwikke- len en rond die visie wetenschappelij- ke structuren op te bouwen, die uit- monden in nieuwe bedrijven met nieuwe kansen.
Tot besluit druk ik mijn bezorgdheid uit over onze export. De BDBH is een instrument waarover wij vaak met ontmoediging en soms nog iets sterkere gevoelens hebben gespro- ken. Wij moeten deze dienst van dichterbij kunnen besturen, wij moe- ten er bij betrokken worden en de
samenstelling van de organen van de BDBH moet ons ter harte gaan.
De regionale luchthavens hebben ui- teraard een bij het luchttrans- port. Wanneer wij echter kijken naar Eindhoven en Beek dan stellen wij vast dat zij niet enkel een functie hebben, maar eveneens het centrum en het hart van een pool zijn. Rond het vliegveld van Eindhoven komen een groot aantal activiteiten op gang. Dat moet ook bij ons mogelijk zijn en wij moeten in die richting denken. Wij moeten de regionale luchthaven niet enkel in verband brengen met transport ui- teraard is dat nodig maar haar in- kapselen in een breder economisch geheel en haar beschouwen als een groeipool.
Ik vraag nog even uw aandacht voor het kunstambacht. Het klinkt zo goed te zeggen dat men Vlaanderen in het buitenland niet kent en men vraagt zich af hoe men Vlaanderen dan wil promoten. Men kent Vlaan- deren wel, maar wij moeten naar vo- ren komen met symbolen die men in de wereld kent. Eigenlijk is de kunst één van deze symbolen.
De xxxx X. Xxxxx : Xxxxx Xxxxxx.
De xxxx X. Xxxxxxxx : Wij hebben in Vlaanderen ook vandaag nog een aantal mogelijkheden op het vlak van het kunstambacht die wij niet mogen laten teloorgaan door deze bedrijven in een keurslijf te dwingen van socia- le structuren en reglementeringen, zodat zij niet kunnen overleven. Dan zitten wij op het verkeerde pad. Enerzijds moeten wij een aantal mo- derne richtingen inslaan en een aan- tal nieuwe dingen introduceren, om- dat dat de gang van zaken is, maar anderzijds mogen wij de andere be- drijven niet vertrappen. Ook hen moeten wij een kans geven. Wij moe- ten aandacht besteden aan het ambacht. Gisteravond was ik in de weverijen van Xxxxxxx Met zijn produkten kunnen wij wereld- wijd uitpakken. De tapijtkunst en zo- vele andere produkten, zoals het kunstmeubel en de diamant zijn zeer specifieke activiteiten, die zich bijna in de rand van onze economie afspe- len : dit geldt natuurlijk niet voor de diamant. Deze takken van de nijver-
heid moeten wij ook kansen geven. Er moeten geschikte formules wor- den gezocht om aan dat soort bedrij- ven een groei- en overlevingskans te geven. Wanneer wij soms miljarden zien verdwijnen naar grote bedrijven die vijf jaar later opnieuw komen be- delen, dan lijkt het mij toch veel nut- tiger om een aantal administratieve en andere beslommeringen van de kleine bedrijven te verlichten, opdat ze zouden kunnen overleven. Met hun produkten kunnen wij onze an- dere produkten meesturen. Dan zul- len wij wel verkopen. Beweren dat men Vlaanderen in de wereld niet kent, gaat niet meer op. Misschien ontbreekt te dikwijls het vertrouwen in ons eigen kunnen. Wij kennen on- ze eigen mensen en bedrijven te wei- nig.
Verleden week had ik een gesprek met mensen uit een psychiatrische in- richting die aan en politici trachtten te vertellen hoe moeilijk het is een psychiatrische patiënt dag en nacht te begeleiden, hoeveel ver- schillende activiteiten daarbij te pas komen en hoe groot de inzet is van de personen die daarbij betrokken zijn. Ik heb hen de raad gegeven meer mensen bij hen uit te nodigen zodat zij de betekenis van hun werk kunnen ontdekken. Welnu, dat moe- ten wij ook meer doen met ons be- drijfsleven. Wij moeten veel meer voeling hebben met het gebeuren in de bedrijven. Op die manier zullen wij beter aanvoelen wat zij nodig hebben en zullen wij de kansen op succes voor het bedrijfsleven vergro- ten.
Eigenlijk dromen wij allemaal van het betere Vlaanderen, maar het be- tere Vlaanderen zal maar leefbaar zijn op voorwaarde dat er een
titieve economie tot stand komt en dat de bedrijven de middelen kunnen verschaffen waarmee wij dan sociaal kunnen ageren. (Applaus bij de meer- derheid)
De Voorzitter : Mag ik voorstellen onze werkzaamheden op te schorten tot 20 uur ? (Instemming)
De vergadering wordt geschorst om
19.15 uur.
De vergadering wordt hervat om
20.00 uur.
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 546
De Voorzitter : Dames en heren, wij hervatten de vergadering.
De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X . Xxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, collega ’s, eigenlijk betreur ik het een beetje dat wij zoëven een eet- pause kregen. Ik zal duidelijk ma- ken waarom.
Ik had namelijk gedacht mijn kleine interventie op te vatten als een soort “menu à la carte,,. Ik vrees echter dat jullie nu allemaal voldaan op de banken zitten, maar misschien ver- hoogt dit wel jullie bereidheid om naar mijn verhaal te luisteren. In die zin is het dan toch meegenomen.
Ik ga u nu mijn menu voorstellen, waarin ik een aantal “plats,, heb op- genomen in verband met Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu.
In het kader van de operatie public relations wordt de milieubeweging uitgenodigd op een “gastronomische maaltijd,, gegeven door de Vlaamse Executieve.
Het aperitief valt op het eerste zicht eerlijk gezegd wel mee : de milieube- wegingen krijgen inspraak in het be- leid. Xxxxxxx collega ’s, u herinnert zich wellicht nog de discussie over het ontwerp van decreet betreffende de Vlaamse Landmaatschappij. Spij- tig genoeg werd ons amendement op dit ontwerp weggestemd ; amende- ment waarin wij voorstelden dat alles sectoren die een aanspraak maken op de open ruimte, lid zouden kunnen worden van de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij. Dat was een kleine randopmerking.
Als voorgerecht dient de erkenning door Gemeenschapsminister Kelch- termans van 6 nieuwe staatsnatuur- bossen, waaronder het veel bespro- ken Hannecartbos. Wanneer dit nog kan aangevuld worden met de stellige belofte geen waterwinning meer toe te staan in de duinengordel, zijn de verwachtingen van de milieujongens en -meisjes toch weer zeer hoog ge- spannen voor de rest van het menu. Spijtig genoeg stelt de hoofdschotel “ietsje,, teleur. We krijgen niet het zolang gevraagde superministerie van
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Leefmilieu, dat bevoegd zou zijn voor én Milieu én ruimtelijke Orde- ning én Infrastructuur. De bevoegd- heden en de verantwoordelijkheden over de aanwending van de ene open ruimte blijven versnipperd, zodat er van een eenduidig beleid moeilijk sprake kan zijn.
De milieubewegingen hopen dat de tweede keuzeschotel nog wel te prui- men zal zijn : een samenwerkïngspro- tocol tussen de Gemeenschapsminis- ter van Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, Landinrichting en Na- tuurbehoud voor de daadwerkelijke bescherming van de natuurwaarden in de open ruimte. Ik vind dit alle- maal zeer fraai. Maar tot in het re- cente verleden, om niet te zeggen tot gisteren, bezorgde de Vlaamse tradi- tie van het voeren van een non-beleid bij Ruimtelijke Ordening de “Groene jongens,, meer dan zure oprispingen. Alhoewel in elke regeringsverklaring de bescherming en het behoud van de open ruimte en de inspanning voor een vernieuwd ruimtelijk beleid in Vlaanderen altijd werden onder- streept, is hier de voorbije jaren nooit echt werk van gemaakt. Integendeel, de uitholling van de bestaande ge- westplannen is bewust en weloverwo- gen doorgezet en er werd de vrije hand gegeven aan het verder opsou- peren van de weinige open ruimte die ons nog rest.
Bij wijze van maagzout vragen de mi- lieubewegingen aan de voltallige mi- nisterploeg dat ze radikaal deze indi- gestie door de aantastingen van de open ruimte stopt. Als duidelijke sig- nalen in die nieuwe richting verwach- ten de milieujongens de dringende verwerping van de volgende niet ex- haustieve lijst van BPA ’s :
a) het BPA-Maaswinkel te Maasme- chelen
b) het BPA-Prinsenpark voor de aan- leg van een groot vakantiedorp, eveneens in Maasmechelen
c) het BPA voor het golfterrein in Tielt-Wingene
d) het BPA-Rauwse Meren in Mol Rauw voor de bouw van het vakan- tiedorp van Xxx Xxxxx International.
Wij gaan verder met ons menu. Als
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
drank bij het eten kiezen de milieu- jongens voor goedsmakend Vlaams gezuiverd drinkwater wat de so- berheid van AGALEV bewijst
De Vlaamse Executieve vreest nu dat de pret kan worden bedorven door ongewenste bijsmaakjes afkomstig van te weinig gecontroleerde lozin- gen, van niet gesaneerde blackpoints in de buurt van waterwinningen, van te veel aan nitraten uit dierlijke mest- overschotten, van een te veel aan fos- faten uit detergenten en kunstmest- stoffen en als laatste verdacht snuifje te veel pesticidenresidu ’s.
Kan de Vlaamse Executieve daar echt iets tegen doen en wil ze dat ook ? Gaat ze kunnen optornen én tegen de landbouwlobby én tegen de drukkingsgroepen van de industrie om te komen tot een ecologisch ver- antwoorde produktpolitiek ? De lieujongens wijzen er op dat waar een wil is, er een weg is, maar is de wil niet weg ?
De Vlaamse Executieve heeft ook nog gedacht aan een nagerecht dat het gehemelte van de milieujongens zal strelen. Volgens het menu mogen golfterreinen niet meer worden aan- gelegd in natuur- en den en ook niet in beschermde land- schappen. Een verontrust milieu- meisje wijst er de Vlaamse Executie- ve op dat onder het begrip “be- schermde landschappen,, ook gebieden en bosgebieden moeten thuishoren.
XXXXXX betwijfelt dat schapsminister Xxxxxxxxxxxx dit ver- bod zal kunnen hard maken zonder een eitje te moeten pellen met zijn collega Xxxxxxxx. Uit diens brief van 21 oktober 1988 leid ik af dat er van de 28 nieuwe aanvragen voor golfter- reinen die zijn administratie “toeval- lig,, hebben bereikt er welgeteld drie geen aanspraak maken op hetzij na- tuurgebieden, gerangschikte land- schappen, bosgebieden, den, landschappelijk waardevolle agrarische gebieden. Van die drie zijn er twee te saneren gebieden en is er één industrieterrein.
Slechts een resolute aankooppolitiek, enerzijds en een absoluut morato- rium op ruimteverslindende golfter- reinen en pretparken in
547
Cuyvers ne) : Mijnheer de Voorzitter, heren Ministers, geachte collega ’s, het gaat
We stelden het reeds : de langdurige werkloosheid is een complex pro-
melde gebieden, anderzijds kan het
natuurbehoud echt veilig stellen.
Tijdens het eten wil de Vlaamse Exe- cutieve de lawaaihinder graag ver- vangen zien door een romantisch strijkje. Je moet je gasten toch aange- naam stemmen nietwaar ? Maar waar blijven in de realiteit de dringing van de decibels en de
zones in Vlaanderen ? “Wait en see,, fluitstert een milieujongen stilletjes in het oor. Als pousse-café staat er be- perking van het gebruik van vermeld. Xxxx XXXXXX-xxxxxx be- gint te popelen. Dit verlost ons mis- schien van één zorg voor morgen. Zoals jullie weten zijn er nog onein- dig veel andere zorgen voor morgen. Wanneer zal het AGALEV-decreet in de Commissie voor het Leefmilieu worden besproken ?
De milieubewegingen bederven vol- gens de Vlaamse Executieve
jes de goede stemming aan tafel door hun volgende vraag die ze best toch nog wat zouden uitstellen volgens de Vlaamse Executieve. “ Wanneer
de Vlaamse Executieve ons, echt als een volwaardige partner wil erken- nen, gaat u de subsidies gevoelig moeten verhogen. Op gemeentelijk niveau lijkt de Vlaamse Executieve zo veel te verwachten van de plaatse- lijke milieudiensten. In de realiteit moeten in 44 procent van de gemeen- ten die diensten nog worden opge- richt en bemand, liefst niet met poli- tieke vriendjes, maar met geschoold personeel. Ook hiervoor zullen subsi- dies onvermijdelijk zijn.,,
Slechts indien de begroting 1989 een gevoelige stijging vertoont voor de budgetten Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, Landinrichting en Na- tuurbehoud, kan dit etentje een doorbraak betekenen in de richting van een volwaardig Vlaams leid.
Ondanks alles, mijnheer de Voorzit- ter, heren Ministers, geachte colle- ga ’s, toch smakelijk eten. (Applaus)
De Voorzitter : Mevrouw Xx Xxxxx heeft het woord.
Xxxxxxx X. Xx Xxxxx (op de
beter met Vlaanderen, het gaat beter met de Vlaamse tewerkstelling. Voor het eerst kan men spreken een structurele daling van de werkloos- heid, maar de problemen zijn verre van opgelost.
Een hardnekkige langdurige werk- loosheid, die zelfs stijgt, en die, wan- neer we niet snel en structureel ingrij- pen, de reeds bestaande dualiteit in onze samenleving dreigt te bestendi- gen.
In 1987 was van de totale groep werk- lozen in Vlaanderen al 57 procent langdurig, dit wil zeggen meer dan 2 jaar werkloos, en dit vertegenwoor- digt in absolute cijfers 149.000 men- sen. Het is niet alleen een groot, maar ook vooral een vrouwelijk pro- bleem : tweederden van de langdurig werklozen zijn vrouwen, terwijl die toch slechts 40 procent van de actieve bevolking in Vlaanderen uitmaken. Deze groep van langdurig werklozen wordt niet alleen gekenmerkt door een lage scholing, maar vaak ook door slechte huisvesting, problemen met gezondheid, demotivatie, gerin- ge weerbaarheid en armoede. De aanpak zal dus een belangrijke socia- le dimensie moeten hebben. Voor- rang op alle domeinen is noodzake- lijk om te vermijden dat deze groep sociaal wordt uitgesloten.
Een complex probleem vergt een ernstige en aangepaste aanpak. De SP is dan ook ten zeerste verlengd met de plannen voor een heroriënte- ringsactie voor langdurig werklozen, waarover in het VESOC reeds eerder een akkoord was gesloten, en waar- over men nu ook in het Regeerak- koord een politiek akkoord heeft be- reikt. Het plan verdient dan ook alle garanties om er een succes van te ma- ken.
Om dat succes te bereiken, zijn er voorwaarden die vervuld moeten worden : het moet gaan om een in- tensieve actie: waarvoor voldoende deskundigheid en middelen ingezet kunnen worden, waarbij voldoende zorg gaat naar de lijkheden, de opleiding en de tewerk- stelling, die men de langdurig werk- lozen moet kunnen bieden.
bleem. Alle wetenschappelijke analy- ses zijn het er dan ook over eens dat de aanpak een kwestie is van “maat- werk,, . Geen collectieve, formalisti- sche aanpak, maar een reeks van in- dividuele gesprekken, op vrijwillige basis, waarbij bemiddeling en sanc- tionering strikt gescheiden blijven.
Om een ambitieuze doelstelling te verwezenlijken, is deskundigheid no- dig. Het is goed dat een heroriënte- ringsactie op Vlaamse schaal vooraf- gegaan wordt door een experimen- teerfase, waarin de organisatie, de methodieken, de doorverwijzingsmo- gelijkheden uitgeprobeerd en ge- toetst worden, waarin deskudigheid verworven wordt in de aanpak van het probleem. Deskundigheid is ook nodig op het niveau van het perso- neel dat de heroriëntering zal uitvoe- ren, personeel dat de doelgroep kent en er ervaring mee heeft. Dit perso- neel heeft recht op een volwaardig statuut.
Heroriënteringsgesprekken, hoe des- kundig ook gevoerd, kunnen geen ef- fect bereiken wanneer geen ernstig aanbod van perspectieven wordt ont- wikkeld, op het vlak van opleiding en op het vlak van tewerkstelling.
Indien het voor hen aangewezen is, moeten langdurig werklozen terecht kunnen in de RVA-beroepsoplei- ding, een opleiding die, ook in het algemeen, “werklozen-vriendelijker,, gemaakt moet worden. Lange wacht- lijsten zijn nefast voor de werklozen en moeten, dan ook door een opti- male planning en flexibiliteit worden vermeden. In de beroepsopleiding komen een aantal groepen van werk- lozen onvoldoende terecht. Zo stelt men in oktober 1988 vast dat 52,5 procent van de Uitkeringsgerechtig- de Volledig Werklozen langdurig werkloos was, maar dat het aandeel langdurig werklozen in de Beroeps- opleiding slechts 29,5procent be- droeg. Tegenover 8 procent migran- ten bij de UVW, treft men bij de Beroepsopleiding-cursisten slechts 2 procent migranten aan.
Waar 59 procent van de UVW ’s vrouwen zijn, maken ze slechts 47 procent uit van het cursistenbestand.
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989 Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 548
Xx Xxxxx
In verband met dit laatste is het ver- heugend te lezen dat de Minister van plan is om de toegankelijkheid van de Beroepsopleiding voor vrouwen met kleine kinderen te verhogen. De- centralisatie van de Beroepsopleiding en mogelijkheden voor kinderopvang zijn een must om vrouwen met kin- derlast te bereiken. Van een positief discriminerende benadering voor werkloze vrouwen moet in de VDAB dringend werk worden gemaakt. Men kan zich hier onder andere in- spireren op de “adviseurs voor gelij- ke kansen,, die in de Waalse zuster- structuur van de VDAB, de FO- REM, actief zijn. Misschien kan een positieve actie binnen de VDAB zelf de garantie op slagen van een derge- lijke benadering verhogen.
Hoewel de Beroepsopleiding in prin- cipe flexibel kan inspelen op de ken- merken van de werklozen, blijkt in praktijk toch dat de ingangsproeven en selectiecriteria vaak te zwaar zijn voor de doorsnee-bediende in de ter- tiaire sector, voor de doorsnee-laag- geschoolde in de secundaire sector. Vooropleidingen zijn dus méér dan nodig.
Wat nu al specifiek voor langdurig werklozen werd ontwikkeld, moet verder ondersteund en uitgebouwd worden :
- de schakelopleidingen moeten geïntegreerd worden in de Beroeps- opleiding, hier onmiddellijk op aan- sluiten en dus doorstromingsmoge- lijkheden voor de deelnemers garan- deren ;
- het Regeerakkoord voorziet in de verruiming van mogelijkheden om opleidingscontracten met derden af te sluiten. Het is belangrijk dat via deze formule bestaande kleinschalige projecten in de opbouwsector en de socio-culturele sector structureel bij de heroriënteringsactie betrokken worden. De langdurig werklozen die aan dergelijke initiatieven buiten de RVA deelnemen, moeten evenwel het recht hebben op de opleidings- vergoeding, zoals die aan de Be- roepsopleiding-cursisten wordt uitbe- taald. Deze opleidingsvergoeding is, volgens ons, ook aan herziening toe.
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
De nieuwe geregionaliseerde VDAB staat in haar opleidingsbeleid voor een moeilijk opdracht. Aan de ene kant is er het bedrijfsleven, dat vraagt naar hoogopgeleide, gespecia- liseerde werknemers. Aan de andere kant is er de taak om de beroepsop- leiding te oriënteren naar de pro- bleemgroepen toe. Tussen beide op- gaven in moet de VDAB een even- wicht vinden, waarbij de eerste op- dracht niet ten koste mag gaan van de tweede.
Stelt zich de vraag waar men de gel- den moet halen om de afstemming van de beroepsopleiding op de pro- bleemgroepen te realiseren, dan kan men het volgende overwegen :
- moet de Gemeenschap de kosten dragen voor een doorgedreven spe- cialisatie van reeds hooggeschoold personeel ? Of met een concreet voorbeeld : moeten de kosten voor een opleiding van een kaderlid in Ja- pan voor 50 procent door de Ge- meenschap gefinancierd worden ?
is men niet al te gul met het toe- staan van verschillende opleidings- formules in het bedrijfsleven, zonder echte controle of het wel gaat om opleiding of goedkope tewerkstel- ling, zonder echte garantie op te- werkstelling achteraf ?
De gelden die eventueel vrij zouden komen door een strengere, meer ge- controleerde toepassing van de dingsformules, kunnen dan aange- wend worden om daadwerkelijk de opleidingsmogelij kheden voor groe- pen als laaggeschoolden en langdurig werklozen te verhogen en te verbete- ren.
Thans kom ik tot de programma ’s. Het is belangrijk te le- zen in het Regeerakkoord dat de risi- cogroepen prioritair zullen behan- deld worden. De harmonisering van de verschillende stelsels dient zo vlug mogelijk te gebeuren. Het behoud van het contingent van 1988 wat de tewerkstellingsprogramma ’s betreft, zal echter niet voldoende zijn. Er is nog altijd een veel te groot aantal werkzoekenden ten opzichte van een veel te klein aantal vacatures.
Ook al zou de meldingsplicht
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
tief worden (wat alleszins belangrijk is-, dan nog blijft het aanbod voor het aantal werkzoekenden te klein. We zouden dan ook willen pleiten voor het opnemen van bijkomende tewerkstellingsprogramma ’s in een meerjaren programmatie. Dit is trou- wens een belangrijke zaak voor het stimuleren van de tewerkstelling van vrouwen : het is heel moeilijk om de arbeidskansen van vrouwen te verho- gen als er geen algemene expansie van de tewerkstelling is. Daarom moet het aantal arbeidsplaatsen in de opslorpingsprogramma ’s uitgebreid worden.
de
In de quartaire sector zijn nog vele zinvolle initiatieven mogelijk. De overwerkte welzijnswerker wijst er terecht op dat er behoefte is aan uit- breiding van de normale tewerkstel- ling. We verwijzen ook naar de resul- taten van de VESOC-werkgroep Non-profit, waaruit bleek dat er heel wat mogelijkheden zijn voor schoolden in het segment van
zins- en bejaardenhulp.
Het is evident dat een
ringsactie een gedecentraliseerde aanpakt vergt. De problematiek van de langdurig werkloze is in het Waas- land of het Hageland anders dan in of Vilvoorde de opleidings- en tewerkstellingsbehoeften en -mo- gelijkheden verschillen. In de keuze van de regio ’s die voor een menteerfase worden gekozen, kan men zich baseren op de recente SERV-studie die een aantal streken als “zwarte zone,, kenmerkt. In de coördinatie van een regionale aanpak kunnen de subregionale
lingscomités een belangrijke rol spe- len. Zij zouden in staat moeten zijn om, in samenspraak met de sectoren van vorming en onderwijs en de
cie-culturele sector, plannen uit te dokteren voor een streekgebonden aanpak van de langdurig werklozen in hun gebied.
Ook gemeentebesturen en
zouden kunnen deelnemen aan een dergelijke lokale
groep binnen de subregionale werkstellingscomités.
Samengevat, in het Regeerakkoord zitten goede lijnen en aanzetten voor een echt Vlaams
549
Xx Xxxxx
leid, waarvan wij een verdere uitwer- king vragen op drie vlakken : ten eer- ste, een doelmatige, geplande actie naar langdurig, laaggeschoolde werk- lozen, ten tweede de heroriëntering van de beroepsopleiding en de instru- menten van de beroepsopleiding, in functie van de noden van alle werklo- zen en ten derde de uitbreiding van de tewerkstellingsprogramma ’s. (Ap- plaus bij de SP, CVP en VU)
De Voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, waarde collega ’s, namens de CVP-fractie wil ik stilstaan bij een tweetal aspecten, namelijk de te- werkstelling en opleiding en de huis- vesting. Met een hoofdstuk, ietwat regionaal getint, wil ik mijn betoog afsluiten.
Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx, mijnheer de Minister, collega ’s, het tewerkstel- ‘lingsbeleid valt uiteen in twee brede sporen.
Vooreerst blijft een algemeen voor- waardenscheppend economisch be- leid van arbeidsintensievere groei cruciaal voor de verbetering van de tewerkstelling. De belangrijkste bron van jobs blijven onze ondernemin- gen, vooral dat weten wij uit erva- ring in onze streek in de diensten- sector en in de kleine en middelgrote bedrijven. Daarom moeten degenen die een eigen bedrijf hebben of er mee willen starten, sterk aangemoe- digd worden.
In de tweede plaats moet het speci- fiek tewerkstellingsbeleid in plementariteit met het eerste spoor
gericht zijn op het bevorderen van een doelmatige en rechtvaardige af- stemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
Na meer dan tien jaar specifiek werkstellingsbeleid dringt zich een permanente evaluatie op. Een dege- lijk tewerkstellingsbeleid wordt ge- kenmerkt door het
probleem vanuit verschillende invals- hoeken te benaderen waardoor er een evenwichtig geheel van verschil-
lende maatregelen tot stand kan wor- den gebracht. Gezien en de cijfers bewijzen dit de mannelijke werk- loosheid in Vlaanderen zeer sterk is gedaald, moeten de inspanningen grotendeels betrekking hebben op bepaalde categorieën mevrouw Xx Xxxxx heeft het straks ook ge- zegd namelijk, de laaggeschool- den, de vrouwen de oudere werklo- zen, de migranten en andere pro- bleemcategorieën.
Rekening houdend met de ongelijke geografische spreiding van de werk- loosheid moet er tevens worden ge- werkt aan bijkomende selectieve maatregelen van specifiek tewerk- stellingsbeleid voor sub-regio ’s waar de werkloosheidsgraad het hoogst is. De uitvoering van dit job-beleid blijft nog altijd een duidelijke bevoegd- heidsverdeling en samenwerking tus- sen centrale Regering en Executie- ven vereisen.
Er is eerst en vooral de opleiding en vorming. In het algemeen is er geen tekort aan maatregelen ter zake, in- tegendeel. Na de talrijke initiatieven van de jongste jaren, is er mijns in- ziens vooral nood aan het beter ken- baar maken van het aanbod inzake opleiding en vorming.
Teneinde tot een meer coherent ge- heel van scholingsmaatregelen te ko- men, is het essentieel dat goed wordt nagegaan waar zich precies een scho- lingsknelpunt stelt, conferator de bouwsector, de sector van de grafi- sche nijverheid en de sector van de mecanica, enzovoorts, en dat de ver- schillende doelgroepen en de daar- naar gerichte initiatieven steeds goed van elkaar worden onderscheiden.
Er is de vorming van de toekomstige actieven, met name de jongeren die voor hun studiekeuze staan. Hier stelt zich hoe langer hoe meer, de vraag van de juiste en kwalitatief de- gelijke scholing onder andere sensibi- liseringscampagne.
Verder is er de beroepsactieve bevol- king en de problematiek van de per- manente vorming, van de bij-, om-, en herscholing met de eigen verant- woordelijkheid van de bedrijven zelf zonder staatstussenkomst.
Er is de opleiding van werklozen met onder meer een herdenken van de stageregeling voor jongeren die meer gericht moet zijn op scholing.
Een bijzondere doelgroep ik ben niet de eerste die dat in dit debat ter sprake breng vormen de langdurig werklozen. Hier zal zich het scho- lingsprobleem meer stellen in termen van terug leren leren. Hier stelt zich met andere woorden het toetredings- probleem waar men vooral het ni- veau, de drempel moet verlagen zo- danig dat ook voor deze mensen niet uit de bijscholing, uit de vervolma- king worden ,,gerangeerd”.
In het kader van lokale werkzoeken- denwerking kunnen ook elementen van scholing en vorming ingebouwd worden. In deze Raad werd een reso- lutie gestemd betreffende de bevor- dering van een plaatselijk tewerkstel- lings- en werkzoekendenbeleid. Deze resolutie bevat een reeks interessante aanbevelingen en praktische richtlij- nen waarvan we in het huidig regeer- programma weinig terugvinden, ten- zij enkele algemeenheden.
Een volgend luik betreft de vermin- dering van de arbeidskosten. kostensubsidies, zo blijkt uit alle luatie-studies ter zake, hebben om diverse slechts een beperk- te doelmatigheid.
Kent men toch loonsubsidies toe dan moet dit gebeuren op marginale en zo weinig mogelijk categorische wijze namelijk jongeren en langdurig werk- lozen dit laatste is nodig om dringing van de andere werklozen te vermijden.
Bovendien moet het voordeel sub- stantieel zijn zodat het een decisief karakter heeft in de beslissing tot aanwerving en moet het toegekend worden voor een onbeperkte perio- de. Een nieuwe en meer algemene
,,Maribel-operatie kan voor de toe- komst overwogen worden. De effec- ten hiervan op de werkgelegenheid zullen trouwens belangrijker zijn dan die van een hervorming van de nenbelasting. In elk geval moeten de bestaande sociale en fiscale stimuli geüniformiseerd en vereenvoudigd worden. Veelvuldige wijzigingen
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989 Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 550
Xxxxxxx
(stop-go) zoals in het verleden dienen te worden vermeden.
In de derde plaats is er de deeltijdse arbeid.
Ten opzichte van de meeste Europe- se landen is de deeltijdse arbeid in België nog te weinig ontwikkeld on- danks de spectaculaire aangroei de jongste drie jaar (+ 150.000). Het in- haalmaneuver moet hier verder wor- den ondersteund. Op het regionaal niveau kunnen wij hier een belangrij- ke rol spelen.
Tenslotte zijn er de tewerkstellings- programma ’s.
Met betrekking tot het bijzondere beidscircuit zijn we verheugd te kun- nen vernemen dat het aantal arbeids- plaatsen wordt, behouden. Verder dient het evenwicht tussen de twee essetieële componenten, met name de tewerkstellingscreatie enerzijds en het tegemoetkomen aan collectieve behoeften waaraan anders niet zou worden voldaan, anderzijds, behou- den te blijven en zelfs versterkt te worden. Het herinschakelen van risi- cogroepen in het arbeidsproces, het aantal tewerkgestelden in deze pro- gramma ’s, en in het bijzonder in de non-profit sector, opvoeren is meer dan lovenswaardig.
Het statuut van gesubsidieerde con- tractuelen heeft ongetwijfeld aan ve- len een volwaardig statuut bezorgd. Dit belet niet dat er nog altijd men- sen zijn die als tewerkgestelde werk- loze zijn tewerkgesteld. Ook voor de- ze groep moet er een verbetering ko- men van hun statuut. Toch moet er in dit luik ons iets van het hart, met name dat wij in het huidige Regeer- akkoord niets meer horen van het zo- genaamde Top-plan. Het moet ons als CVP-fractie van het hart nergens iets te horen van het zogenaamd Top- plan van Minister Xxxxxxxxxxxx. Via een grondige analyse van de langdu- rige werkloosheid en een onderzoek naar de factoren die samengaan met langdurige werkloosheid werd ge- peild naar geslacht, leeftijd, beroeps- categorie, geografische spreiding en andere factoren. Een vierjarenplan ter bevordering van de tewerkstelling
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
en opleiding van xxxxxxxxx werklo- zen, werd in dit Top-plan uitgestip- peld.
De uitgangspunten zijn dat men prio- riteit verleent aan een curatieve aan- pak door het verhogen en selectiever aanwenden van de bestaande middel- en met als doel bijkomende blijvende tewerkstelling. Prioriteit moet ver- leend worden aan werklozen die laagst geschoold zijn, langst werkloos zijn en de grootste effectieve gezins- last hebben.
Het Top-plan zou een “weerwerk,,- plan worden. Wij hopen dat het vroe- gere plan alleen een andere naam zal krijgen maar dat de globale filosofie behouden blijft. Daarover zullen wij vanuit onze fractie nauwlettend toe- zien.
In een tweede hoofstuk wil ik het hebben over de huisvesting.
In het luik “Huisvesting,, vinden we belangrijke accenten terug die onze CVP-fractie dierbaar zijn. De aanhef is bijzonder belangrijk. “Woonzeker- heid,, en het “voorzien van werkelij- ke keuze tussen eigendomsverwer- ving of huren van een woning,, zijn expliciet opgenomen in de tekst. Het is inderdaad zo dat hoe langer hoe meer groepen die aan de rand van de maatschappij leven “woononzeker,, zijn of worden omdat zij niet in de mogelijkheid zijn een bescheiden wo- ning te kopen, zelfs niet te huren. Het is de grote uitdaging voor de vol- gende jaren ervoor te zorgen dat mensen met een inkomen beneden de 400.000 frank ook in de mogelijk- heid zijn zich op een behoorlijke ma- nier te kunnen huisvesten. Ik spreek niet over het verwerven van een ei- gendom, want het zal voor deze men- sen hoe goedkoop men leningen ook ter beschikking stelt onmoge- lijk blijven een eigendom te verwer- ven, tenzij men het met ongekende middelen doet. Daarom noem ik het positief dat specifieke “zorgengroe-
pen,, aandacht krijgen inzake huis- vesting. Ik denk aan de gehandicap- ten, de migranten, de grote gezinnen,
de alleenstaanden en anderen. U hebt een goede inventaris gemaakt van al deze groepen die inzake huis- vesting onze bijzondere aandacht moeten krijgen. Wij gaan volledig ak-
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
koord met inbreiding, verbetering van het bestaande patrimonium, kostprijsverlaging enzovoort. Het mag evenwel niet gebeuren ten koste van alles. Het gaat echter niet op zoals in een vroeger plan circuleerde
zomaar mensen uit hun huizen te jagen om bepaalde meer begoede be- volkingscategorieën te huisvesten. Die richting mogen we niet uitgaan.
Wat het luik ,,krachtlijnen” betreft wens ik even te blijven stilstaan bij de premiestelsels. Het wordt nu sti- laan welletjes met de reglementerin- gen inzake premiestelsels. Op enkele jaren tijd zijn wij aan de vierde Minis- ter toe, als wij er de verantwoordelij- ke Minister voor stadsvernieuwing bijnemen. Ik geloof dat wij inzake huisvesting met iedere nieuwe Minis- ter een nieuwe premieregeling heb- ben gekend. Inzake premiestelsel moet er weer rust komen.
Ik wens er toch op te wijzen dat, wan- neer men een premiestelsel op punt stelt men er ten minste moet voor zorgen dat de nodige aanvraagformu- lieren aanwezig zijn. In de betrokken diensten is er voor het ogenblik geen enkel formulier te vinden om een aanvraag te doen voor een bouw- of saneringspremie. De reden hiervoor is dat de man in de drukkerij overge- plaatst is en tot op heden niet vervan- gen werd. Het zal nog weken duren, zoals voor de mijnwerkers, vooraleer de aanvraagformulieren ter beschik- king zullen zijn. U weet, collega ’s uit Limburg, dat voor de mijnwerkers een termijn werd vastgelegd waarbin- nen de aanvragen nog konden gebeu- ren.
Mijnheer de Voorzitter, ik wens toch nog even in te gaan op het systeem van de sociale leningen. Ik meen dat wij een degelijk systeem op punt heb- ben gesteld en dat de fusie van de maatschappijen de aanleiding zal zijn om de verschillende rentevoeten te uniformiseren.
Inzake het huurstelsel van sociale woningen gaan wij volledig akkoord met wat in het regeerprogramma is bepaald, alhoewel wij moeten zeggen dat in het besluit van 12 oktober er in het basisbesluit een aantal moge- lijkheden steken met name de beper- king tot het dubbele van de huurprijs en tot een zestigste van het
Xxxxxxx
inkomen. Daarenboven kan conform het artikel 19 elke erkende vennoot- schap sociale tegemoetkomingen doen.
Mag ik tot slot nog even aandringen bij de Executieve om de BTW-tarie- ven voor de sociale woningbouw te verlagen. Hiervoor is zowel op het nationale vlak als bij de Europese Commissie een dringende tussen- komst vereist. Zo zou het BTW-ta- rief tussen 4 en 9 procent kunnen te- ruggebracht worden.
Tenslotte wil ik nog gedurende enke- le minuten stilstaan bij een annex bij mijn tussenkomst, namelijk het the- ma onderwijs.
Bepaalde aspecten van het luik on- derwijs, meer bepaald de organisatie van het universitair onderwijs zijn blijkbaar het voorwerp geweest van harde discussies. De vraag naar de integratie van EHL in het LUC en de uitbreiding van de disciplines werd door Limburg terecht hard gespeeld. Vooraf wil ik stellen dat we vanuit West-Vlaanderen de vraag van Lim- burg ondersteunen. We weten hoe belangrijk een universiteit is voor een provincie, voor haar ontwikkeling en culturele ontplooiing. West-Vlaande- ren onderkent dit probleem en voelt het nog des te harder aan omdat we de enige Provincie zijn die over geen universitaire instelling beschikken en zich, tevreden moet stellen met een afdeling van de KUL op haar grond- gebied.
Ik spreek dan ook namens alle CVP- collega ’s en het provinciaal bestuur van de CVP-West-Vlaanderen. Ik weet me daarenboven gesteund door de GOM West-Vlaanderen, de Inter- communale Leiedal, gemeentebestu- ren, sociaal-economische en culturele organisaties. Vanuit West-Vlaande- ren, waar we het economisch goed stellen, willen we ook op het vlak van onderwijs en cultuur ons recht- matig aandeel.
Wat men in den lande niet weet is dat wij vooral met één groot pro- bleem worden geconfronteerd, na- melijk de afvloeiing, de vlucht van het eigen intellect vanuit onze Pro-
vincie naar andere regio ’s. Dat is een zaak waarvoor wij in de toekomst méér dan bijzondere aandacht moe- ten hebben. Daarin kan de aanwezig- heid van een universiteit, ook al is het maar de eerste cyclus, een be- langrij k element zijn.
De aanwezigheid van een universiteit in een provincie is inderdaad belang- rijk omdat dit de culturele ontplooi- ing van een volk mede bepaalt, hoog- technologische bedrijven aantrekt, maar vooral de brain-drain tegen- gaat. Het drama in de Provincie West-Vlaanderen is dat hoe langer hoe meer afgestudeerden, univer- sitair en ander geschoolden de streek verlaten. Deze culturele vlucht willen we tegengaan door het verrui- men van het aanbod op onderwijs- en cultureel vlak in het algemeen en meer specifiek door de uitbreiding van het universitair aanbod naar an- dere disciplines toe in de eerste cy- clus.
Even enkele cijfers om de ernst van het probleem te situeren.
Precies 8772 studenten uit West- Vlaanderen studeerden in 1987-1988 aan een universiteit buiten de Provin- cie : 3032 gaan naar Gent, 3257 naar Leuven, 582 naar UFSIA, 643 naar de VUB en 442 naar andere instellin- gen. 816 studenten studeerden aan de KULAK. In het huidige acade- miejaar 1988-1989 zijn er 920 studen- ten. Dat is meteen het hoogste cijfer dat men ooit in Kortrijk bereikte. De participatiegraad van de Provincie West-Vlaanderen inzake universitair onderwijs loopt achter ten opzichte van andere provincies.
In 1964-1965 datum van het ont- staan van KULAK kwamen er op 38.775 studenten 4073 studenten procent uit West-Vlaanderen en 1088 uit Kortrijk of procent van het totaal.
IN 1985-1986 kwamer er op 90.839
studenten 8946 studenten procent uit West-Vlaanderen en uit het arrondissement Kortrijk 2.241 studenten of procent. Ook dat is een achteruitgang niettegenstaande ernstige inspanningen. Het HOBU kent daarentegen een enorm succes, niet alleen in Kortrijk maar ook in Brugge.
We weten dat een groot deel studen- ten omwille van de kosten deze vorm van onderwijs kiezen hoewel ze het universitair niveau aankunnen. Na twee jaar studies kunnen de beste studenten naar Mons waar ze mits een ingangsexamen en na twee jaar studies een volwaardig diploma van licentiaat kunnen bekomen. Dat is een bewijs temeer dat aan deze in- stellingen studenten zijn die be- kwaam zijn om universitaire studies te volgen.
In de disciplines die in Kortrijk ont- breken, volgen 1.406 studenten eco- nomische wetenschappen, 1.415 stu- denten wetenschappen, 800 studen- ten sociale en politieke wetenschap- pen in universitaire instellingen bui- ten de Provincie. Deze cijfers stem- men tot nadenken. We wensen ze openbaar te maken maar ze moeten nog worden verfijnd.
De bestaande instellingen zijn over- bevolkt zodat degelijk doceren niet meer kan, pedagogisch onverant- woord is en moet leiden tot spannin- gen in en buiten de universiteit.
Waarom zou men de algemene centralisatietendens van de Executie- ve niet doortrekken voor bepaalde facetten van het universitair onder- wijs, en dit vooral in de eerstvolgen- de jaren.
Wij weten dat de weg die men heeft ingeslagen in KULAK in Kortrijk de goede is. Wij moeten hem blijven volgen. Het verleden heeft dat bewe- zen. Het blijft de goedkoopste wijze. Studeren aan de universiteit in afde- lingen zoals in Kortrijk, is. ook voor het beleid het goedkoopste.
Belangrijker is dat het slaappercenta- ge in Kortrijk en in ,,doorstroming” bijzonder gunstig is.
Dit zijn enkele argumenten. Ik meen dat wij op de rechtmatige eisen mochten terugkomen, vooral omdat het inwilligen van die eisen geen bud- gettaire implicaties heeft op het vlak van de investeringen noch inzake werkingsuitgaven. Wij hebben ver- trouwen in datgene wat in het Re- geerakkoord staat. Er zal een beroep worden gedaan op de VLIR en op de Vlaamse Raad voor
Xxxxxxx
leid. Deze adviezen kunnen jaren uit- blijven. Is het juist dat deze adviezen tegen 1 mei verwacht mogen wor- den ?
Collega ’s, het uitbouwen van de KU- LAK naar andere disciplines toe blijft een eis vanuit West-Vlaande- ren. We hebben ondertussen met verschillende fracties een voorstel van decreet ingediend. Wij zullen niet rusten tot wanneer onze wensen zijn ingewilligd in het belang van de democratisering van het universitair onderwijs, in het belang van de stu- dent, in het belang van de West- vlaamse gezinnen, in het belang van de Westvlaamse gemeenschap. (Ap- plaus bij de leden van de CVP, de VU en de SP)
De Voorzitter : De heer Xxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxxxx (up de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Voorzitter van de Vlaamse Executieve, heren Ministers, colle- ga ’s, op dit late uur wens ik mij te beperken tot dit aspect van het Re- geerakkoord dat de externe relaties van Vlaanderen in de toekomst zal
reld is België er nooit in geslaagd een eigen imago te creëren. Wanneer men op reis is ver buiten de grenzen en ik heb dit experiment dikwijls gewaagd en men vraagt bij voor- beeld aan een taxichaffeur : ,,do you know Belgium ? Where is it” ? ,,Oh yes,” hebben ze mij geantwoord, ,,so- mewhere in Germany” ! Ik ken nog andere anecdotes in dit verband. Aan journalisten die mij ooit op een pers- conferentie vragen stelden in ver- band met de door mij geleide missie, vroeg ik ,,Belgium, what does it mean for you antwoordden zij : ,,Oh it is a smal1 country in Europe” en zij voegden er nog aan toe : ,,There are many catholics and it has a good foot- ballteam”. Wel dat is het beeld dat ze van ons hebben ondanks het feit dat wij 65 procent van ons bruto-na- tionaal product exporteren en wij per capita de grootste exporteurs in de wereld zijn. Ondanks onze enorme exportcapaciteit zijn wij in die vele decennia er niet voldoende in ge- slaagd een imago in de wereld uit te bouwen. En ik vrees dat het voor Vlaanderen nog heel wat moeilijker zal zijn omdat Vlaanderen daar noch
de middelen noch de nodige man- kracht voor heeft. Een éénmalige pu- bliciteit in News Week of in Time kost enorm veel geld en is niet ge- noeg om zo een imago te krijgen. De meer ingewikkelde structuur en de meer verwarde infrastructuur die wij vandaag kennen zullen de zaak niet vergemakkelijken. Bij de regionalise- ring van de financiële middelen van de Belgische Dienst voor Buitenland- se Handel werd Vlaanderen trou- wens benadeeld in gevolge de ver- deelsleutel 60 procent voor Vlaande- ren, 35 procent voor Wallonië en 5 procent voor Brussel en dit terwijl het aandeel van Vlaanderen in de Belgische export 70 procent be- draagt.
In uw Regeerakkoord staan nochtans ronkende gemeenplaatsen. De Vlaamse Regering zal ijveren voor een maximale uitstraling van Vlaan- deren naar Europa en de rest van de wereld, onder meer door het bevor- deren van een Vlaams
go”. Een en ander roept bij mij vra- gen op. Nergens, ook niet in de ver- klaring die u gisteren hebt
behartigen. Uit ervaring ben ik mij ervan bewust dat het geen gemakke-
lijke taak is een Gewest naar het bui- tenland toe uit te dragen en te ,,ver- kopen”. Dit was nooit een gemakke- lijke taak, zelfs voor België niet. Niettegenstaande het feit dat wij er prat op gaan 65 procent van ons bru- to nationaal produkt uit te voeren en wij altijd fier zijn te mogen zeggen dat wij per capita de grootste uitvoer- ders van de wereld blijven, bezitten wij niettegenstaande deze twee zeer grote troeven, nog altijd geen duide- lijk imago in de wereld. Wanneer men een beeltenis brengt van enkele tulpen, een paar klompen, een molen en een kaasbol, waar ook ter wereld, zegt men : dat is Nederland. Zet, waar ook ter wereld, een fles wijn op tafel, en men zal zeggen : dat is Frankrijk. Spreekt men, waar ook ter wereld, over Mercedes, Volkswagen
of BMW, dan zegt men : dat is Duits-
land. De koekoeksklok staat voor Zwitserland, en ik zou zo verder kun- nen gaan. In weinig geïndustrialiseer-
In het Regeerakkoord zitten, in de appreciatie van xxxxxxx X. Xx Xxxxx (SP),
degelijke aanzetten van een echt Vlaams tewerkstellingsbeleid dat o.m. op het vlak van de heroriëntatie van de beroepsopleiding en de uitbreiding van de verder dient te worden uitgewerkt
de landen van Europa en van de we-
Kempinaire
zen, vernemen wij wat ,,die maximale uitstraling van Vlaanderen naar Eu- ropa en de rest van de wereld” in- houdt. Ik vraag me af of men reke- ning houdend met de beperkte finan- ciële middelen die doelstellingen niet bescheidener had kunnen voorstel- len. Dat Vlaanderen zich naar Euro- pa richt, daarover bestaat niet de minste twijfel, maar dat Vlaanderen daarnaast ook de rest van de wereld beoogt, is naar mijn gevoelen een beetje overdreven. Dat doet mij een beetje denken aan de fabel van de kikker die zich opblaast. Het ware mijns inziens beter geweest dat, naast Europa dat wij vanzelfsprekend als een potentiële markt op het culture- le, economische en handelsvlak moe- ten beschouwen, Vlaanderen zich bij zijn eerste schreden bescheidener had kunnen opstellen en ook de na- druk zou hebben gelegd op welbe- paalde mikpunten in de wereld. Van- zelfsprekend moeten deze mikpunten naast Europa de andere geïndustria- lisserde landen er zijn er niet zo- veel in de wereld zijn. Daarnaast moet onze aandacht ook gaan naar de NIC-landen, de New Industriali- sed Countries. Dat alleens reeds, meen ik althans, is een uitgebreid ge- bied waar de kansen op penetratie van markten en van imago-uitbouw reëler zouden zijn dan de poging om een imago in de 155 landen van de wereld uit te bouwen.
De voorwaarde van het succes die- naangaande, ik zei het reeds, is dat men over de nodige mankracht en middelen beschikt. Wat tot nu toe gebeurd is met Vlaanderen en de uit- straling naar de wereld toe is, u zult het grif toegeven, totaal onvoldoende geweest. Technology is voor de uitstraling van Vlaanderen geen slechte zaak geweest. U weet ook welke inspanningen dat vergt en welke middelen een dergelijke on- derneming vereisen. Op dit ogenblik beschikt men over weinig mankracht om Vlaanderen in de wereld te gaan verkopen. Indien ik het goed voor- heb beschikt het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap over een drie- of vijftal personen die op het terrein in het buitenland aanwezig zijn. Uit informatie en ook door de
ervaring waarover ik beschik, weet ik dat het niet volstaat dat die men- sen in het buitenland aanwezig zijn. Zij vertegenwoordigen ons in Was- hington, in Boston en in Osaka en misschien nog in andere plaatsen. In feite vormen deze mensen een een- manszaak. Zij moeten avonds zelf, met hun twee vingers, hun rapporten uittikken. Zij beschikken niet over de nodige omkadering en infrastructuur om hun taak op een volwaardige en succesvolle manier te vervullen. Zo meen ik ook dat onze actuele verte- genwoordiging in het buitenland veeleer een weinig renderende ope- ratie is en een negatief imago kan brengen.
Mijnheer de Voorzitter, wij hebben enkele jaren geleden in New-York een Vlaams huis gehad. Wat is daar- van overgebleven ? Bestaat het nog ? Dat was een kamer van zoveel vier- kante meter op de 70ste verdieping van de Rockefellerbuilding. Er was ook een telefoon. Dat was dan het Vlaamse huis.
De xxxx X. Xxxxxxx : Het was niet dat alleen.
De xxxx X. Xxxxxxxxxx : Dat was alles. Ik zeg u dit om aan te tonen dat men in die zaken niet mag impro- viseren. Het volstaat niet ronkende publiciteit te voeren voor iets dat in- houdelijk weinig om zich heeft.
De Belgische dienst voor de Buiten- landse Handel werd geregionali- seerd. Personeel en middelen werden verdeeld. Er blijft een deel nationaal, er wordt een deel Vlaams en er wordt een deel Waals en Brussels. Het to- taal aan geldmiddelen en personeel blijft echter gelijk. Het wordt uitein- delijk naar mijn gevoelen een totale versnippering van middelen die na- tionaal reeds ruimschoots onvoldoen- de waren. Het wordt meteen ook een overlapping van taken en opdrach- ten.
De BDBH maakt er reeds jaren een klacht van dat het haar bij gebrek aan voldoende middelen moeilijk was België op een volwaardige wijze in de wereld te promoten. Morgen wordt het nog moeilijk en vooral nog ingewikkelder.
Tot welke handelsattaché zal de bui- tenlandse imDorteur zich in het bui- tenland moeien wenden ? Moet hij zicht richten tot de handelsattachk die nationaal is gebleven zal dat geen moeilijkheden opleveren want hij staat op dat ogenblik voor een grote- re entiteit. Quid wanneer hij zich zal wenden tot de handelsattaché die, zoals voorzien, Vlaams, Waals of Brussels geregionaliseerd is gewor- den. Zal hij dan in contact worden gebracht met hetzij Vlaamse, Waalse of Brusselse exporteurs ? Zullen op bepaalde plaatsen in het buitenland drie handelsattachés op hetzelfde ogenblik aanwezig zijn ?
Ik herhaal dat het gaat om een ver- snippering van krachten, een over- lapping en verzwakking van de hele bestaande exportinfrastructuur.
Ik citeer in dit verband een uitspraak van de heer De Belder, Voorzitter van de Commissie voor de Buiten- landse Handel van de Senaat : .,Men regionaliseert tot in het absurde door ons net van 133 attachés die in het buitenland ten dienste staan van onze exporteurs, aan stukjes te snij-
,den.Waar de belanghebbende (de ex- porteur) naartoe moet blijkt een raadsel”. De herwaardering van het statuut van de handelsattaché, van zijn opleiding en zijn was meer noodzakelijk dan een louter re- gionale opdelening.
De de Japanner, de Brit en noem maar op, die uit ons land iets wil importeren of die in ons land wil investeren zal, wanner hij dit ini- tiatief aanpakt, met Kafkaïaanse si- tuaties worden geconfronteerd. In zijn eigen land zal hij al niet begrijpen dat hij zich moeten wenden hetzij tot de Nationale Belgische Ambassadeur hetzij tot de Vlaamse, Waalse of Brusselse handelsattaché. Komt hij naar België dan riskeert hij van
tius naar Pilatus te worden gestuurd : op nationaal vlak naar Economische Zaken, naar het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brusselse Hoofd- stedelijk Gewest, de enzo- voort. Er is weinig of geen coördina- tie in deze belangrijke materie.
Ik vrees dat wat in Trends op 2 fe- bruari jongstleden verscheen zal wor- den bewaarheid : “Ooit heb je
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989 Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 554
Kempinaire
werkt met de BDBH, in het oude België. Toen was de exportdienst nog enigszins overzichtelijk. Dat is ge- daan. Door de Staatshervorming. Vergeet de BDBH. Exporteer al- leen.,, Dat is een beetje het gevolg van de wirwar, van het kluwen van de diensten die wij ter beschikking zullen hebben van onze potentiële exporteurs, vooral van de buiten- landse importeurs en investeerders.
Alleen reeds omwille van die versnip- pering van middelen zal
niet aan zijn trekken kunnen komen inzake de overheidsondersteuning
de Vlaamse uitvoer.
Ten slotte zou het nuttig zijn mocht u ons kunnen meedelen hoever het staat met de onderhandelingen in verband met de nieuwe nen van de BDBH. Uit de informatie die ik kreeg zou blijken dat de Vla- mingen in de nieuwe beheersorganen van de BDBH slechts twaalf van de negenentwintig bestuurszetels zou- den krijgen : zeven zetels worden voorbehouden aan de nationale Ne- derlandstalige vertegenwoordigers, zeven zetels aan de nationale Frans- talige vertegenwoordigers, vijf zetels voor de vertegenwoordigers van het Vlaamse Gewest, evenveel voor de vertegenwoordigers van het Waalse Gewest en vijf zetels voor het Brus- sels Gewest, dus verre van pariteit voor de Vlamingen zelfs een minder- heid in dat belangrijk
gaan.
Ik zie niet in hoe Vlaanderen derhal- ve hier uit zijn startblokken zal gera- ken om morgen de wijde wereld te veroveren, om zijn imago uit te dra- gen, zijn cultuur, om zijn exportpro- dukten te gaan verkopen. Volgens mij zal dit niet gebeuren met een der- gelijk vaag Regeerakkoord waarin al- les- en nietszeggende verklaringen zijn vervat. Het wordt zeker geen succes, toch niet in de nabije toe- komst.
Mijnheer de Voorzitter, in verband met de internationale relaties voor Vlaanderen wil ik het nog even heb- ben over de verdragrechtelijke be- voegdheid van de Vlaamse Gemeen- schap. Om internationale relaties op
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
een volwaardige wijze te laten uit- groeien moeten er echter internatio- nale juridische instrumenten voor- handen zijn, wat vandaag nog niet het geval is. Het nationale Regeerak- koord vertaalt duidelijk het inzicht om de internationale betrekkingen grondig te federaliseren. Voorzien wordt, zowel voor de Gemeenschap- pen als voor de Gewesten : in de eer- ste plaats het recht om internationale verdragen te sluiten. Ten tweede, de vertegenwoordiging van onze Ge- meenschappen en Gewesten bij som- mige internationale instellingen.
Ten derde, de organisatie van een gestructureerd overleg tussen de na- tionale overheid en de Gemeen- schappen en Gewesten aangaande de voorbereiding van onderhandelingen en beslissingen alsmede met de op- volging van de beslissingen op Euro- pees vlak.
Wat is de situatie van de Gemeen- schappen na de Grondwetsherzie- ning ? Ingevolge de huidige tekst van artikel 59 van de Grondwet zijn de Gemeenschappen grondwettelijk be- voegd om verdragen te sluiten inzake onderwijs, de culturele- en persoons- gebonden aangelegenheden.
Tijdens de besprekingen in de Kamer verduidelijkte de Minister dat de voorwaarden om deze bevoegdheid concreet uit te oefenen bij een wet met bijzondere meerderheid moeten worden bepaald en dat de volledige regeling van deze aangelegenheid pas kan gebeuren nadat het artikel 68 van de Grondwet is gewijzigd. Dat is nog niet gebeurd.
Voor de verdragsrechterlijke be- voegdheid van de Gewesten, bepaald in het Regeerakkoord, werd nog niets geregeld. Voor de Gewesten blijft het artikel 81 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 ongewijzigd van kracht. Dit betekent dat de westexecutieve enkel betrokken wordt bij de onderhandelingen over de internationale akkoorden en dat de Koning krachtens artikel 68 van de Grondwet de enige gesprekspart- ner blijft op het internationale vlak. Ook hier, meer nog dan voor de Ge- meenschappen, dringt zich dus een wijziging op van het artikel 68 van de Grondwet.
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
In verband met de ke bevoegdheden van de Gemeen- schappen en de Gewesten wil ik u enkele concrete vragen stellen.
Hoe zal de Vlaamse Executieve de tegenstrijdigheid oplossen tussen het nu reeds gewijzigde artikel 59bis en het nog steeds ongewijzigde artikel 68 van de Grondwet ?
Wie zal Vlaanderen op internationale conferenties vertegenwoordigen ? Xxx dat gebeuren door Gewest- of Gemeenschapsministers die niet door de Koning worden benoemd ?
Onder wiens autoriteit zullen onze ambassadeurs of diplomaten staan wanneer zij taken of opdrachten ver- vullen die tot de exclusieve bevoegd- heid behoren van ons Gewest of onze Gemeenschap ?
Zal de Vlaamse Executieve haar ei- gen gezanten of ambassadeurs be- noemen ? Zo ja, welke zal het kenrechterlijk statuut zijn van deze diplomaten ?
Wie zal in het internationaal recht garant staan voor de goede uitvoe- ring van de door de Vlaamse Ge- meenschap afgesloten verdragen ?
Indien op deze vragen geen duidelijk antwoord kan worden gegeven zal de verwarring op internationaal vlak ten aanzien van België en Vlaanderen nog toenemen.
Ik vrees dat ingevolge de vaagheid van het Vlaamse Regeerakkoord en de onvolledigheid van uw verklaring het zogezegde “kwaliteitsimago,, dat u voor Vlaanderen in de wereld zal uitdragen, helaas een negatief imago zal zijn. Voor de buitenlanders ten opzichte van onze instellingen en Vlaanderen een Kafkaiaans imago.
De Voorzitter : De heer Xxxxxx xxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, “Wat wij zelf doen, doen wij beter,, is de recente uitdrukking van het groeiend collec- tief Vlaams bewustzijn in het groeiend autonomieproces dat gelei- delijk maar onomkeerbaar uitmondt in de omvorming van de Belgische unitaire staat tot een federatie in een
555
X. Xxxxxxx
Europa, eveneens volop in federale uitbouw. Tegelijk groeiend met dat zelfbewustzijn is er de twijfel, naar- mate de mogelijkheden om de woor- den om te zetten in daden groter wor- den. Inzake het welzijns- en heidsbeleid is de onzekerheid nog groter omwille van een dubbele gren- del op de maatschappelijke uitbouw van het Vlaanderen van morgen. Eerst en vooral is er de vaststelling dat het sociaal instrumentarium voor- alsnog unitair en centraal blijft.
Ten tweede is er de vaststelling dat het pluralistisch Vlaams maatschap- pelijk gegeven nog grotendeels ge- klemd zit in de gekende versteende zuilenstructuur.
Ik wil het over beide vaststellingen hier momenteel niet ten gronde heb- ben. Wat ook, meer zelfs niettegen- staande deze dubbele rem is het een uitdaging voor onze vergrote zelf- standigheid, de verworven bevoegd- heden en de beschikbare middelen maximaal aan te wenden bij de uit- bouw van onze Vlaamse maatschap- pij tot zoals gesteld in de inleiding van dit Vlaamse regeerprogramma, “een hechte, open, democratische, pluralistische en verdraagzame ge- meenschap, waarin alle burgers zich thuis weten, waarin solidariteit, so- ciale rechtvaardigheid en maatschap- pelijke verantwoordelijkheid voorop staan, en waarin iedereen de kans ge- boden wordt zichzelf maximaal te ontplooien,, . Niettegenstaande blijft de Volksunie meer dan ooit van oor- deel dat voor een coherent en ver- nieuwend sociaal beleid een federale herschikking van de sociale zeker- heid uiteindelijk noodzakelijk en on- afwendbaar zal blijken, om binnen de groeiende Europese federale nor- mering de “kwalitatieve verbetering van de dienstverlening vanwege de overheid aan de burger, zowel op het vlak van de inhoudelijke vernieuwing en verfijning als op het vlak van de administratieve doeltreffendheid,, zoals eveneens vooropgesteld in dit Regeerprogramma te verzekeren.
In “Het Vlaams Welzijnsbeleid,,, van december 1987 een periodieke uitga- ve van de Gemeenschapsminister van Welzijn, Gezin en Volksgezondheid
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
wordt trouwens terecht het volgende opgemerkt :
“De lichtende, positieve ontwikkelin- gen in de welzijnszorg mogen ons echter niet verblinden en verhinde- ren om ook oog te hebben voor de schaduwzijden van de
ming van 1980. In tegenstelling met materies zoals cultuur, huisvesting en ruimtelijke ordening, om er enkele te noemen, zijn er, zeker in de per- soonsgebonden materies, blijvende onduidelijkheden inzake de bevoegd- heden.,,
De Minister xxxx dan enkele voor- beelden op en gaat verder als volgt : “ Deze onduidelijkheden inzake de bevoegdheidsafbakening beginnen hoe langer, hoe meer te wegen zowel op het beleid als in het veld zelf. Het Arbitragehof zal ongetwijfeld
tussen de bestuursniveaus be- slechten maar dit zal niet automatisch leiden tot bevredigende en afdoende oplossingen. Naast onduidelijkheden in de bevoegdheden zijn er ongetwij- feld ook de ,,doorsijpelingseffecten” van beleidsmaatregelen op het natio- nale vlak die consequenties hebben voor de beleidsvoering op het vlak van de Gemeenschappen. Een her- ziening op het nationale vlak van het ziekenhuisbeleid bij voorbeeld inza- ke langdurige verzorging van patiën- ten of chronische zieken, zal niet zon- der gevolgen blijven voor de organi- satie van de thuiszorg. De financie- ring van de ziekenzorg is een nationa- le materie, deze van de thuiszorg, waarvoor de hoofdverantwoordelijke de en bejaardenhulp is, is een gemeenschapsmaterie.
Eén en ander zal ongetwijfeld een stimulans zijn voor de volgende grondwetsherziening. Ik citeer een uitspraak van december 1987. Niet alleen bevoegdheden zullen dan ter discussie staan, maar ook de financie- ring ervan. Autonome bevoegdheden vereisen autonome financiële middel- en.
Het gebrek aan financiële middelen binnen de Vlaamse Gemeenschap leidt tot moeilijke, soms zelfs tot pijn- lijke keuzen. De welzijnssector, die op budgettair vlak in de nationale mi- nisteries nauwelijks opviel, staat nu volop in de kijker.,, Dit zei de
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
xxx xxx Xxxxx, Welzijn en Gezond- heid in december 1987. Welnu, pre- cies inzake welzijns- en beleid werd niets aan de Bijzondere wet van 1980 gewijzigd.
Een tweede belangrijke rem op de ontwikkeling van een eigen Vlaams, doelgericht en efficiënt welzijns- en gezondheidsbeleid is het verzuilde Vlaamse maatschappelijke land- schap.
De maatschappelijke discussie rond “verzuiling en ontzuiling,, is volop aan gang, is “in,,. Zij komt op het juiste ogenblik en het is daarom no- dig dat zij sereen wordt gevoerd en op een relevante wijze het pluralisti- sche maatschappelijke patroon van onze Vlaamse volksgemeenschap aan bod laat komen.
Wij verzetten ons daarom tegen een concept “verzuiling,, dat louter func- tioneert als zondebok voor vrijwel al- les dat in onze samenleving mis- loopt : filosofische onverdraagzaam- heid, beperkte vrijheid op ethisch ge- bied, verkwisting van menselijk kapi- taal, overdreven competitie, versnip- pering van middelen, politieke en cliëntelisme, onvoldoende inspraak, inflatie van overheidsuitga- ven, overwoekering van het alge- meen belang door groepsbelangen, nauwe bewegingsruimte van het be- leid, het blokkeren van vernieuwin-
gen enzovoort.
Zo’n mentale reductie suggereert op een al te gemakkelijke wijze een al te eenvoudige oplossing : schaf de zuilen af en alles komt vanzelf in or- de.
Het is onze overtuiging dat zulk glo- baliserend en onzindelijk spreken over “verzuiling,, tot strategieën leidt die noodgedwongen vastlopen.
Wij pleiten daarentegen voor een brede maatschappelijke evaluatie en een sociologische herdefiniëring van het verzuilingsverschijnsel, waardoor de kansen op bespreekbaarheid van de verzuiling, over de levensbeschou- welijke, ideologische en partijpolitie- ke grenzen heen, kunnen worden verhoogd.
Dit is voor de Volksunie een
556
X. Xxxxxxx
de noodzaak indien men de Vlaamse autonomie ten volle wil benutten of verder wil vergroten.
Wij pleiten voor een vernieuwde dia- loog, ook en vooral in de welzijns- en gezondheidssector, over vormen van pluralisme in het Vlaanderen van morgen dat wij vandaag bouwen.
Gesprekken over pluralisme hebben maar zin wanneer uitgegaan wordt van gemeenschappelijke doelstellin- gen, die de tegenstellingen overstij- gen, zoals een originele maatschap- pelijke vormgeving van de Vlaamse eigenheid in verscheidenheid, ook en vooral op “de markt van welzijn en geluk,, .
Het verheugt ons dan ook ten zeerste op diverse plaatsen in het deel “Wel- zijns-en Gezondheidsbeleid,, van dit regeerprogramma de aanzet en de uitnodiging tot die dialoog terug te vinden. Het is er ons niet om te doen uit te maken welke partij deze accen- ten in de beleidsverklaring heeft ge- legd. Het zijn accenten waar wij vol- komen achter staan. Het mag ook hier echter niet bij intentieverklarin- gen blijven. Tenslotte is een rege- ringsverklaring in hoofdzaak een in- tentieverklaring.
Na deze inleidende bedenkingen maak ik enkele concrete opmerkin- gen. Ik zal kort gaan.
In de uitgangspunten van het Vlaams “Welzijns ’ en Gezondheidsbeleid,, in het Regeerakkoord onderschrijven wij mede voluit de grote krachtlij- nen : evenwicht tussen persoonlijke verantwoordelijkheid en georgani- seerde solidariteit zeg maar het samenhorigheidsmodel , pluralis- me, gelijkwaardige aandacht voor preventie en gediversifieerd curatief aanbod, de “echelonnering,, in de dienstverlening, de integrale benade- ring, evenwicht tussen kostenbeheer- sing en kwaliteitsbewaking, continu overleg, samenwerking en coördina- tie, kwaliteitsvolle personeelsomka- dering en prioritaire zorg voor onze demografie. Dit zijn de hoekstenen van een efficiënt en behoeftegericht- gezondheids- en welzijnsbeleid, zoals ook de Volksunie dat altijd heeft
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
pleit. Het vastmetsen van die hoek- stenen in de muren van ons Vlaams welzijnsgebouw wordt dé uitdaging voor iedereen die in Vlaanderen ter zake verantwoordelijkheid draagt.
Voor de Vlaamse Regering en voor ons, de politieke vertegenwoordigers van ons Vlaamse volk, wordt de Vlaamse begroting hét beleidsdocu- ment bij uitstek een eerste test voor de geloofwaardigheid van dit Regeerakkoord. Ik wil het nu nog even meer speciaal hebben over het gehandicaptenbeleid en de thuiszorg.
Zowel de overheveling van het Bui- tengewoon Onderwijs als van het Rij ksfonds voor Sociale Reclassering van Mindervaliden biedt aan de Vlaamse Gemeenschap belangrijke nieuwe kansen tot een vernieuwd ge- coördineerd beleid : 1989 wordt dus een cruciaal jaar voor de Vlaamse handicaptenzorg. Hierbij zullen de structuur, de werkwijze, het beheer en de subsidiëring van het “Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap,, waar- van de oprichting in het Regeerak- koord in het vooruitzicht wordt ge- steld, van bepalend belang zijn. In het Regeerakkoord worden de grote krachtlijnen geschetst. Het voor- naamste probleem echter, de finan- ciering, blijft nog in het ongewisse. Dit is natuurlijk een budgettair pro- bleem.
Wij stellen ons daarom de vraag : zijn er voldoende middelen om alle no- den te lenigen ?
De jongste vijftien jaar zijn er boven- dien een aantal nieuwe vormen van zorgverlening ontstaan die nog op zoek zijn naar een degelijke vorm van subsidiëring. In de minderjarigenzorg zijn er de Centra voor Ontwikke- lingsstoornissen, de diensten Thuis- begeleiding en het Geïntegreerd On- derwijs. Ook in de meerderjarigen- zorg werden nieuwe initiatieven ge- nomen zoals het Begeleid Wonen en een aantal projecten van Zelfstandig wonen waarbij enkel nog
tentie geleverd wordt. Deze nieuwe
vormen van hulpverlening die duide- lijk bewezen hebben aan een reële behoefte te beantwoorden, zijn op dit ogenblik nog niet of onvoeldoende gesubsidieerd. Ook hier staat de
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
Vlaamse Gemeenschap voor een uit- daging .
De fondsen zijn op dit ogenblik dui- delijk ontoereikend. zelfs voor de be- staande hulpverlening volstaat het budget van het Fonds ‘81 nu niet om bij voorbeeld aan de instellingen tij- dig de nodige middelen te verstrek- ken, laat staan voor een selectief ab- soluut noodzakelijke opheffing van de personeelsstop die nu reeds sinds 1983 van kracht is. Daarnaast is het zo dat ondertussen het aantal volwas- sen gehandicapten dat een beroep doet op de voorzieningen gestadig groeit. Na aftrek van een daling in de minderjarigenzorg blijft er gemid- deld per jaar een stijging met onge- veer 250 eenheden.
De verklaring ligt voor de hand : ze- ker de volwassenzorg is nog bezig aan een inhaalbeweging. Dertig jaar gele- den bestond er vrijwel niets aan voor- zieningen voor volwassen gehandi- capten, buiten de psychiatrie. Wie daar niet opgevangen werd, zat thuis. De volwassenen die naar de nieuwe voorzieningen komen, komen dan ook vooral uit het thuismilieu en uit de psychiatrie.
Spijtig genoeg wordt de logica niet doorgetrokken dat de terechte uitzui- vering van de functie van de psychia- trie, door de overheveling van de zorg voor de mentaal gehandicapten naar de Gemeenschappen, ook tot gevolg zou moeten hebben dat een evenredig deel van het budget meer zou moeten worden overgedragen, Dat gebeurt nog altijd niet.
Een ander fenomeen is het feit dat de Gemeenschap er niet in slaagt tij- dig aan haar verplichtingen te vol- doen. De achterstallen in de betalin- gen stapelen zich regelmatig op niettegenstaande de maatregelen die Minister Xxxxxxxx bij de behandeling van de Begroting 1989 in het vooruit- zicht had gesteld en hierdoor blij- ven de instellingen verplicht dure en niet-subsidieerbare leningen aan- gaan.
Tot slot willen wij hierbij nog vermel- den als dat nog nodig is dat het personeel, werkzaam in de gehandi- captenzorg, financieel en maatschap- pelij k schromelijk ondergewaardeerd
557
X. Xxxxxxx
wordt. Ik heb in deze sector ruim vijfentwintig jaar ervaring. Een aan- tal beschrijvende elementen laat ik niet achterwege omdat de actualiteit voldoende heeft bewezen dat hieraan zeer dringend, zowel financieel als in- houdelijk, iets dient te worden ge- daan. Het verwondert hen die de sec- tor van nabij kennen, dat de acties die thans te allen kant worden ge- voerd zolang zijn uitgebleven.
Globaal gezien kan men stellen dat de voorziene budgetten hoe dan ook te laag zijn. In Nederland bij voor- beeld kent men dagprijzen die drie keer hoger zijn dan de onze. Het dienstenniveau is er dan ook duide- lijk hoger. Daarvan de oorzaak is me- de het feit dat in België de sector gehandicaptenzorg in feite later tot ontwikkeling is gekomen dan in Ne- derland namelijk op het einde van de jaren zestig tot het begin van de jaren zeventig. Dat was te laat, gezien de algemene economische toestand. De ontwikkeling had in de vroege jaren zestig tot stand moeten komen. We zijn dus nog steeds aan het inhalen op een moment dat bij voorbeeld de ziekenhuissector aan het afbouwen is.
.Hoe dan ook, de discussie over de toekomst van onze Vlaamse gehandi- captenzorg zal pas ten gronde wor- den gevoerd, zal vooral pas kunnen wordeh geëvalueerd bij de invuloefe- ning van de begroting.
Het begrotingsontwerp 1989 houdt geen perspectieven in naar meer wer- kingsmiddelen evenmin als naar een beter financieel statuut voor het per- soneel.
De Vlaamse Regering zal dus ofwel de begroting 1989 moeten herzien (onder meer door de opheffing van de personeels- en erkenningsstop) of- wel de verantwoordelijkheid moeten dragen voor de kwaliteitsafbouw van de dienstverlening aan de zwakste groep in onze samenleving. En dat laatste is alvast in tegenspraak met wat in dit Regeerakkoord wordt vooropgesteld. Op korte termijn zal dan ook bij de herverdeling van het verviervoudigde financiële middelen- pakket een aantal herschikkingen
moeten gebeuren om aan de directe problemen een oplossing te bieden. De VU-fractie zal hierop nauwlet- tend toezien.
Op langere termijn zal het gehandi- captenbeleid echter structureel moe- ten worden aangepakt in de eerste plaats bij het tot stand komen van het decreet inzake het “ Vlaams Fonds,, .
Bij het tot stand komen van dit de- creet dienen volgens de Volksunie alle betrokkenen te worden geraad- pleegd. Slechts dan kan een bevra- ging ten gronde gebeuren omtrent de opzet van een vernieuwd geïnte- greerd Vlaams gehandicaptenbeleid waarin plaats moet zijn voor het ont- wikkelen van nieuwe inzichten, ook buiten de bestaande, sterk verzuilen- de structuren om.
In dit kader meent de Volksunie dat het toekomstig Vlaamse welzijns- landschap moet worden hertekend op basis van behoeftengerichten effi- ciëntie en doelgerichtheid.
Nog een woord over de Thuiszorg. Wij juichen de bevestiging toe in het Regeerakkoord van de principiële valorisering van de thuiszorg en de eerste-lijnsverzorging in een goed ge- structureerde, efficiënt geëchellon- neerde, kwalitatief hoogstaande ge- zondheidszorg op mensenmaat. Dat hierbij veelvoudige samenwerkings- verbanden binnen de eerste lijn zelf en tussen de verschillende échelons onderling zullen worden uitgebouwd, onderschrijven wij met kracht.
Wij vinden het echter even belangrijk dat hierbij expliciet zoals in het Regeerakkoord trouwens is vermeld de vrije keuze van de zorgenbe- hoevende wordt gewaarborgd. Wij willen in dit verband toch andermaal waarschuwen voor structurele ingre- pen die een nieuw hoofdstuk aan het zielige verzuilingsdebat zouden toe- voegen. Wij verheugen ons dan ook ten zeerste over het recent genomen standpunt ter zake van Minister Xxxxx in een gesprek met een Vlaamse krant. Wij vinden zijn standpunt behartenswaardig. Ik denk alleen dat aan het recent genomen besluit van de Executieve inzake
thuiszorg een aantal correcties zullen moeten worden aangebracht.
Het kan niet dat de zorgenbehoeven- de mens voor hulp op zuilenorganisa- ties zou aangewezen zijn in zoverre deze zich om professor Xxxxxxx te citeren zouden blijven aandienen als “gepolariseerde en met politieke partijen verbonden parallelle netwer- ken van particuliere organisaties en diensten die op grond van een levens- beschouwelijke en/of ideologische identiteit werkzaam zijn in meerdere maatschappelijke domeinen en die kunnen uitgroeien tot aparte bevol- kingsgroepen,, .
De organisatie van de thuiszorg wordt dan ook, in het gezondheids- en welzijnsbeleid, de eerste uitdaging voor een vernieuwde dialoog over vormen van pluralisme in het Vlaan- deren van morgen dat, zonder het voorwendsel van bevoogding, van de inhoudelijke invulling van zijn pas verworven middelen en structuren, nu wel snel werk zal moeten maken en daardoor de kans krijgt te bewij- zen dat “wat wij zelf doen, wij inder- daad ook beter doen,,.
De Voorzitter : De heer Vanden- bosch heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxxxxx (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, heren Ministers, geachte collega ’s, wie al- lerlei verklaringen van de jongste we- ken goed stelt vast dat door alle partijen zonder onderscheid sterk gepleit wordt voor de bevorde- ring van de kwaliteit van het leven. Ook voor de CVP zal het nieuwe Vlaanderen een Vlaanderen zijn, waar de kwaliteit van het leven opstaat. Het is niet alleen op het vlak van het leefmilieu dat deze streving tot uiting komt. Ook in de gingssector, in de verdere uitbouw van de verkeersveiligheid en bij voor- beeld bij de aanleg van
structuur in het algemeen moet dit een leidend beginsel zijn.
Het is echter voor iedereen duidelijk dat de kwaliteit van het leven in de eerste plaats en in grote mate be- paald wordt door ons leefmilieu.
Het is met zeer grote voldoening dat de CVP-fractie vaststelt dat na het
Vandebosch
opeenvolgend beleid van de Milieu- ministers Xxxxxxxx, Dupré en nu Kelchtermans, de bekommernis voor een goed leefmilieu gaandeweg is gaan behoren tot een van de basis- prioriteiten van de Regering. Bij de totstandkoming van het nieuwe Vlaanderen kan ons dat alleen maar hoopvol stemmen. Nog groter is onze voldoening bij het lezen van de uit- gangspunten van dit nieuwe leefmi- lieubeleid. Wij vinden er de essentie terug van wat de CVP-fractie en haar mandatarissen reeds jarenlang be- pleiten.
Het meest essentiële is wel dat de zorg om het leefmilieu als dusdanig geïntegreerd zal worden in alle be- leidsbeslissingen. Dit is een uiterma- te belangrijke psychologische stap die in dit Vlaams Regeerakkoord gedaan werd en die in de toekomst verre- gaande consequenties kan en zal in- houden.
Bijzonder op prijs gesteld wordt ook de ruimte die wordt geschapen voor gesprek en dialoog door een grotere betrokkenheid van de sociale ge- sprekspartners en de milieubeweging in het milieubeleid via de geëigende advies- en overlegstructuren.
Wat evident is, wordt uiteraard ook opgenomen in dit Regeerakkoord, met name de inschrijving in de Euro- pese regelgeving met betrekking tot de milieunormering.
Samenvattend kunnen wij stellen dat voor wat betreft de fundamentele uit- gangspunten, de CVP-fictie zich vol- ledig kan terugvinden.
Uiteraard kan men slechts beleid beoordelen aan de hand van concrete beleidsbeslissingen, beleidsbeslissin- gen, die op hun beurt in de meeste gevallen slechts kunnen worden ge- nomen als daarvoor de nodige bud- gettaire voorzieningen geschapen werden. En hier kan wellicht in de volgende maanden het schoentje gaan nijpen. Het leefmilieubeleid is nu van wal gestoken in de verpakking van een luxe-cruiser op een zuivere en rimpelloze zee, maar wij hebben echter voorlopig het raden naar het meubilair, de kwaliteit van de techni-
sche uitrusting en naar het comfort waarmee de vaart zal kunnen verlo- pen.
Op het punt van de budgettaire mid- delen kan de CVP-fractie alleen maar de hoop blijven uitspreken dat al de goede voornemens ook zullen gespij- zigd worden met de nodige financiële middelen ter uitvoering. Weliswaar lezen wij dat “onderzoek zal gebeu- ren naar de verhoging van de inter- ventiemiddelen en dit via verschillen- de mechanismen, zoals een rationale herverdeling van de thans beperkte financiële middelen en door toepas- sing van het principe ,,de vervuiler betaalt”. Maar deze passage staat ze- ker niet in verhouding tot de vanzelf- sprekendheid waarmee nu wel onge- veer alle partijvoorzitters in Vlaande- ren de klemtoon gelegd hebben op de groene lijn en dit in alle toonaar- den en steeds crescendo. Het depar- tement leefmilieu moet het inder- daad inzake budgettaire claims regel- matig en misschien zelfs wel stelsel- matig afleggen tegen de traditionele tussen aanhalingstekens ,,investe- ringsdepartementen”, zoals Openba- re Werken. Verontrustend hierbij is de verregaande staat van weldoend- heid waarmee sommige leden van de Vlaamse Executieve nu reeds, zon- der enig beslissingsrecht en zonder overleg in alle vrijblijvendheid in Vlaanderen beloftevol rondgaan.
Het is onze overtuiging dat in dit nieuwe Vlaanderen de mogelijkheid moet geopend worden om uit de bud- gettaire keurslijven van gisteren te onsnappen en daadwerkelijk te han- delen naar de door iedereen onder- tussen onderkende en politiek bele- den behoeften van een goed en ge- zond leefmilieu. In dit opzicht kijken wij met spanning en met hoopvolle verwachting uit naar de eerstvolgen- de begroting, die de Vlaamse uitvoe- rende macht aan deze Vlaamse Raad zal voorleggen.
Overigens moet volgens de CVP- fractie in de bevordering van het leef- milieu niet het enige heil verwacht of gezocht worden in de in onze ogen herverkavelde overheidsmiddelen, meer en meer zou beroep moeten ge- daan worden op de ,,groeiende markt van milieugoederen”, die in onze
provincies nog niet voldoende tot zijn recht komt. Hiervoor is het uiteraard nodig om de relatie met het bedrijfs- leven bij te stellen. Leefmilieu en economie zijn niet elkaars tegenge- stelden. Een progressief milieubeleid laat enerzijds toe aanzienlijke scha- deposten te vermijden en levert an- derzijds ook zeer interessante per- spectieven voor tewerkstelling en economische groei.
Dat economie en ecologie niet el- kaars tegengestelden zijn bewijst de milieutechnologie, die een aanzienlij- ke bijdrage kan leveren in het econo- mische, financiële en sociale beleid.
Er moeten milieubeleidsinstrumen- ten toegepast worden, die een econo- mische stimulans inhouden voor de ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën en -produkten. De overheid kan direct naar het markt- mechanisme teruggrijpen door er- voor te zorgen dat de overbevolking door de fabrikanten geïnformeerd moeten worden over de milieuken- merken van hun produkt. De instru- menten milieuheffing en fiscale sti- muli kunnen in sommige omstandig- heden eveneens met succes worden ingezet.
Wetenschappelijk onderzoek naar en de verdere ontwikkeling van technologiën kunnen een sterke sti- mulans zijn tot een nieuwe economi- sche groei.
In de milieuproduktiesector kan naar analogie met Nederland en Duitsland een belangrijke tewerkstel- ling worden gecreëerd.
Een positieve dialoog met het be- drijfsleven moet worden verdergezet om onder meer als doel het opnemen van eigen verantwoordelijkheden door het bedrijfsleven van vrijwillige overeenkomsten. Dit
ment kan gehanteerd worden om de
huidige traag malende administratie- ve en wetgevende molen te counte- ren en op een adequate en snelle ma- nier te reageren op bepaalde evolu- ties.
De industrie kan ter hulp gekomen worden door informatieverstrekking over beschikbare nieuwe schone technologieën, waar vraag en aanbod elkaar onvoldoende ontmoeten.
Vandebosch
De milieuëducatie moet verder uitge- breid worden tot de talrijke bedrijfs- opleidingen, die op para-universitair niveau, door bedrijfsfederaties en door de bedrijfssectoren worden op- gezet.
Het komt de CVP-fractie voor dat de hierboven geschetste eerder volunta- ristische relatie met het bedrijfsleven in een te dirigistisch en strak keurslijf wordt gestopt in deze Regerings- verklaring. Verdere samenspraak met de diverse sectoren kan wellicht versoepeling in deze houding bren- gen.
Een ander thema, waarbij de CVP- fractie nog enige bemerkingen wenst te plaatsen is de rol van de Provincie- en Gemeentebesturen. In het voor- liggend Regeerakkoord wordt de be- voegdheid van deze niveaus zeer ruim opgevat : naast een informatie- ve, educatieve en preventieve rol voor de milieuambtenaren zou de be- voegdheid reiken tot en met een sanctionerende bevoegdheid. Het is onze overtuiging dat op deze manier precies één stap te ver wordt gezet. Door het verder gaan dan alleen maar een bepaalde vaststellingsbe- voegdheid inzake milieu-overtredin- gen en door ook een sanctionerende rol voor te behouden aan de onderge- schikte besturen lijken mij de verant- woordelijkheden slechts gespreid te worden. Wij zijn eerder van mening dat voor het typisch sanctionerend optreden inzake milieuconflicten het aantal effectieven in de gerechtelijke kaders zou moeten worden opgetrok- ken. Los hiervan, maar toch in ver- band hiermee, moet ook de vraag worden gesteld naar de opleiding en de vorming van de milieuambtena- ren. Wij zijn voorstander van het toe- kennen van ruimte bevoegdheden aan de gemeentebesturen, maar er moet misschien binnen het kader van decretaal werk worden gezocht naar een afdoende bewaking van de kwa- liteit en de deskundigheid van de ambtenaren, die met milieuzorg zou- den worden belast. In dit verband wordt door de CVP-fractie ook her- innerd aan de financiële context waarbinnen een en ander moet kun- nen gebeuren. Naar analogie van cul-
tuurfunctionarissen, opbouwwer- kers, sportfunctionarissen en biblio- thecarissen moet ook voorzien wor- den in een subsidiëringssysteem voor de gemeentelijke milieu-ambtenaren. Wij zullen erover waken dat het voorstel van collega Xxxxxx, dat in deze zin voorstellen formuleert, een passende behandeling zal krijgen in de Commissie Leefmilieu.
Het verschaffen aan de gemeentebe- sturen van gekwalificeerde milieume- dewerkers kan sprongsgewijze de openheid van de beleidsvoering ten gunste komen. Nochtans schuilen hierin een aantal gevaren, waarop wij even willen wijzen. De CVP-fractie onderschrijft de noodzaak om rond leefmilieu met alle betrokkenen een bepaalde vorm van openbaarheid van bestuur te gaan beoefenen. Hieraan zijn echter ook grenzen. Om te be- ginnen zijn wij van mening dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid steeds moet blijven liggen bij de door het volk democratisch gekozen man- datarissen. Dit wil zeggen dat de ad- vies- en overlegorganen, met inbe- grip van de sociale gesprekspartners, waar wij dus uitdrukkelijk voorstan- der van blijven, enkel binnen een ad- viserend kader kunnen begrepen worden. Ieder zijn verantwoordelijk- heid.
Wij willen ook nog wat bemerkingen kwijt over de milieudatabank.
De CVP-fractie staat hier positief te- genover, maar zou graag zien dat vooraleer deze volledig operationeel wordt, voldoende garanties inge- bouwd worden op een verantwoord gebruik van deze gegevens. Zij kun- nen volgens de CVP-fractie enkel ge- bruikt wordt om de beleidsvoerders de nodige basisinformatie te ver- schaffen om een preventief en even- tueel curatief beleid te voeren. De toegang tot deze gegevens moet strak gereglementeerd worden en hiervoor zal een wetgevend kader moeten worden uitgebouwd. In dezelfde con- text is er dringend behoefte aan reglementering van de zwijgplicht en het spreekrecht van de gemeentelijke ambtenaren en van de ambtenaren in het algemeen. In afwachting van wetgeving ter zake zijn wij voorstan- der van het uitwerken en doen toe-
passen van een welomschreven
code. (Applaus)
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Voorzitter van de Executieve, mijn- heer de Minister, collega ’s, namens de CVP-fractie wil ik hier tussenbei- de komen in verband met het hoofd- stuk Cultuurbeleid. Andere collega ’s zullen dit doen, of hebben dit al ge- daan voor het Mediabeleid, Sport en Toerisme. Wat het Cultuurbeleid be- treft wens ik een korte evaluatie te maken van de voorliggende Rege- ringsverklaring, dit vanuit de bekom- mernissen die wij hier telkens op- nieuw hebben herhaald en die een constante vormen in onze visie op het Cultuurbeleid.
Ik wil deze visie in vijf ten samenvatten.
1. Het streven naar een werkelijke democratisering van de Cultuur. Het Cultuurbeleid moet er op gericht zijn een zo breed mogelijk publiek aan het culturele aanbod laten partici- peren en ook gebruik te laten maken van kansen tot plooiing. De christen-democraten zijn er van overtuigd dat het
beleid één van de belangrijkste hef- bomen is voor de emancipatie van de brede lagen van onze bevolking.
2. Om dit doel te realiseren, is het meest aangepaste instrument het on- dersteunen van het privé-initiatief. Het is het eigene van onze Gemeen- schap dat wij beschikken over een zeer rijk verenigingsleven, dat niet al- leen zeer vele, maar ook vele vrijwil- ligers groepeert en dat in het verle- den heeft bewezen zich te kunnen aanpassen aan de noden van de be-
Wij verdedigen het privé-initiatief, niet op de eerste plaats omdat wij van mening zijn dat de levensbe- schouwelijke verscheidenheid in het cultuurbeleid belangrijk is. Bij het cultuurbeleid gaat het essentieel om een visie op mens en samenleving. Deze visie is niet neutraal, maar waardengebonden.
X. Xxxxxxx
Een derde uitgangspunt hierbij is dat het Cultuurbeleid voor ons de kern vormt van de opbouw van onze ge- meenschap. Bij het uitwerken van een cultuurbeleid heeft men het im- mers over het doel dat wij in onze gemeenschap willen bereiken. Vele andere sectoren zijn maar middelen en instrumenten om dit doel dat ons voor ogen staat te bereiken, met na- me een zo menselijk mogelijke sa- menleving waarin het welzijn van eenieder vooropstaat en waarin het voor eenieder ook mogelijk is de koers die deze samenleving uitgaat, mee te bepalen.
Dat heeft tot gevolg dat de overheid haar engagementen die ze heeft ge- nomen ten overstaan van de culturele organisaties die deze doelstelling hel- pen realiseren, moet nakomen. En als voorbeeld geef ik hiervan de vol- ledige uitvoering van de decreten. Dit heeft eveneens tot gevolg dat de- genen die op professionele basis met het cultuurbeleid bezig zijn, als vol- waardige werknemers moeten wor- den beschouwd. In alle tewerkstel- lingsplannen die de Vlaamse Rege- ring ontvouwt moet de culturele sec- tor zeker na jarenlange achterstel- ling als een prioritaire sector kun- nen aan bod komen.
Bovendien lijkt het ons logisch dat de overheid ook moet bereid zijn om voor dit cultuurbeleid de noodzakelij- ke middelen uit te trekken. Wij wil- len nu al zeggen dat dit in de komen- de jaren méér dan in de voorbije ja- ren het geval zal moeten zijn.
Ten vierde, zijn wij van mening dat bij het uitwerken van het cultuurbe- leid de inspraak van alle betrokkenen van het grootste belang is. Professio- nele ondersteuning is belangrijk, maar de klemtoon moet vooral liggen bij diegenen die op het terrein actief zij én bij de gebruikers. In de mate dat de toepassing van het Cultuur- pact zoals dit tot op heden gebeur- de daarbij als een hinder kan wor- den ondervonden, namelijk doordat
Ten vijfde en tenslotte zijn wij van mening dat de decentralisatie conse- quent moet worden doorgevoerd. De inbreng van de gedecentraliseerde besturen ook in het cultuurbeleid
en wellicht vooral in het cultuurbe- leid is dermate groot dat daaraan ook de politieke consequenties moe- ten worden verbonden. De decentra- lisering is voor ons evenwel meer dan dat. Zij sluit nauw aan bij ons streven om de participatie van onze bevol- king aan het cultureel en vormings- aanbod voortdurend uit te breiden.
Welnu, al deze uitgangspunten vin- den wij in de voorliggende beleids- verklaring terug, namelijk de levens- beschouwelijke verscheidenheid, de zorg voor het ondersteunen van het privé-initiatief, ook de zorg voor de uitvoering van de decreten, met an- dere woorden het nakomen door de overheid van haar engagementen en de decentralisering. Wij vinden ons zeer sterk terug in de tekst van het Regeerakkoord, die handelt over het cultuurbeleid en daarom kunnen wij er dus ook ons akkoord aan hechten.
Toch wil ik nu al zeggen dat wij bij- zonder waakzaam zullen zijn over de wijze waarop de Vlaamse Executieve deze intenties zal realiseren. Een eer- ste toetssteen zal daarvoor de begro- ting 1989 zijn. In de mate dat de Vlaamse Executieve niet bereid zou zijn, meer middelen uit te trekken, blijven al deze intenties loze belof- ten.
Tweede toetssteen zal zijn de wijze waarop de overheid zal handelen naar de gedecentraliseerde besturen toe. Ik denk hier met name aan de subsidiedossiers voor infrastructuur. Het gaat niet op dat de Vlaamse overheid haar financiële problemen, door wijziging van allerlei procedures en ander kunst en vliegwerk, afwen- telt op de regionale en lokale bestu- ren. Ook de engagementen die de Vlaamse overheid met betrekking tot de gemeenten nam, ondermeer in de verschillende decreten, moeten ons inziens strikt worden nagekomen.
mengde gebieden met name aan het cultuurbeleid in de Brusselse randge- meenten. Wij verheugen er ons over dat vooral de uitbouw van de culture- le infrastructuur aldaar prioritair zal worden aangepakt. Niemand zal loo- chenen dat dergelijke infrastructuur voor de ontplooiing van de Vlamin- gen rond Brussel levensnoodzakelijk is. Wees er dan ook van overtuigd dat op de uitvoering van deze intentie zeer nauwlettend zal worden toege- zien. (Applaus bij de CVP, SP en
De Voorzitter : De heer Xxx xxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxx Xxxxxxxx (op de tribune) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, mijnheer de
ter, geachte collega ’s, mijn bedoeling is in een korte uiteenzetting over de Huisvesting, mij voornamelijk te richten tot Minister Xxxxxxxx, één van die twee Ministers, die volgens Voor- zitter Geens, gisteren hier op deze tribune, geen inhoudelijke inbreng heeft gehad in wat in dit programma staat.
Programma, dat er toch op gericht moet zijn, een beter Vlaanderen uit te bouwen. Nu weet ik dat de PVV over de uitbouw van een beter Vlaan- deren nog nooit heeft wakker gele- gen, maar ik heb meer vertrouwen in mensen dan in structuren. Ik heb in de Commissie voor Huisvesting de heer Xxxxxxxx ervaren als een min- zaam man, zodat ik me gerust tot hem durf wenden voor een materie, waarin hij zogezegd geen inhoudelij- ke inbreng heeft gehad.
Ik heb mij gebaseerd, niet op de pa- ragraaf die Voorzitter Geens gisteren voorlas, wel op de bladzijden over Huisvesting uit het ma. Met de uitgangspunten kan ik mij akkoord verklaren. Wat de krachtlijnen aangaat zou ik het vol- gende willen stellen.
1. Saneren van woningen.
overwicht zou worden gegeven aan individuen die zich verder nergens op het terrein actief engageren, zullen wij tegen het Cultuurpact blijven waarschuwen.
Tenslotte wil ik hier als Vlaams-Bra- Er staat geschreven : ,,Ten behoeve bander toch nog in het bijzonder mijn van de bejaarden en gehandicapten voldoening uitspreken over de bij- dienen specifieke formules te worden zondere aandacht die in het Regeer- uitgewerkt, gericht op functionele akkoord wordt besteed aan de taalge- aanpassing van de woning en op de
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 561
Xxx Xxxxxxxx
thuiszorg”. Ik zie niet goed in wat die thuiszorg hier komt doen bij het saneren van woningen. Een woning kan functioneel aangepast worden om thuiszorg mogelijk te maken. De thuiszorg zelf behoort mijns inziens niet tot de taak van een erkende ven- nootschap van Huisvesting omdat zij daarvoor niet over de nodige infra- structuur beschikt.
2. Bouwen van nieuwe woningen, en verwerven van woningen in de socia- le huisvestingssector .
In dit verband maak ik twee bemer- kingen.
Ten eerste, om niet aan voorfinancie- ring te moeten doen bij het bouwen van nieuwe woningen, kan een sys- teem uitgewerkt worden waarbij de toekomstige koper zelf bij de opbouw financiert, het zogenaamde BA 4-sys- teem. Dit systeem dient verder te worden gepropageerd. Dat is de taak van de nieuwe Minister. Op die ma- nier kunnen een aantal problemen van voorfinanciering worden opge- vangen.
Ten tweede, sociale verkavelingen doen in inbreiding schijnt me prak- tisch niet haalbaar aangezien wegens de centrumligging van deze gronden, de grondprijs te duur zal uitvallen om nog sociaal genoemd te kunnen wor- den.
3. Huren van een woning.
Ter zake maak ik drie bemerkingen.
Ten eerste, controle en inspraak van de sociale huurder zijn mooie en idealistische begrippen maar soms moeilijk haalbaar als men met een huurderspubliek zit met allerlei vor- men van gescheiden leven, waarbij nogal wat mutaties optreden.
Ten tweede, rond de voorziene eva- luatie van de huurprijsberekening, de huurprijs zelf en de daaraan gekop- pelde financiële situatie van de er- kende vennootschappen : twee be- merkingen :
- de huurprijsberekening dient een- voudig, doorzichtig en begrijpbaar te zijn, iets wat ze nu niet is.
het decreet van 7 november 1984, dat pas sedert 1 januari 1989 zijn vol- le uitwerking kreeg, is een goed de- creet, waarop niet mag teruggekrab- beld worden.
Ten derde, wat die interpretatieve omzendbrief betreft rond de lage in- komenscategorieën, moet in de tekst toch uitzondering worden gemaakt voor woningen die in waarde verho- gen als gevolg van renovatiewerken. Ook dit moet bij die omzendbrief worden vermeld.
4. Vlaams Huisvestingsmaatschappij .
Wat de tekst zelf betreft, vraag ik gewoonweg dat hij in praktijk wordt toegepast, zoals hij is neergeschre- ven. Wat VHM betreft dring ik aan op een snelle, juiste, objectieve vor- ming, zodat we, zo vroeg mogelijk met een eigen creatief Vlaams beleid kunnen starten.
5. Inbreiding
Deze paragraaf is zeer dringend. Als we eerlijk zijn, moeten we erkennen dat het beleid inzake erkende her- waarderingsgebieden jammer genoeg gefaald heeft ik zoek geen schuldi- gen -, zodat een heleboel geplande renovaties geen doorgang vonden. Een radikaal nieuwe start is hier ze- ker op zijn plaats.
6. Financiering van de huisvesting
Om de doelstelling die in deze graaf staat te halen, dient de nieuwe Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, die de mogelijkheid heeft een nieuwe start te nemen, te werken met een efficiënte administratie, die alle on- nuttige administratie, alle tijdroven-
de statistieken die toch geen waarde hebben, alle archaïsche systemen, over boord gooit, en die voor de ad- ministratie een computernetwerk creëert Vlaanderen 2.000 waardig.
Dit waren, mijnheer de Minister, en- kele bouwstenen die u kunt gebrui- ken voor uw inhoudelijke inbreng post
Ik wil ook nog een woord zeggen aan Minister Xxxxxxxx, in verband met het gehandicaptenbeleid. Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx heeft het, namens on- ze fractie, vóór mij gedaan, maar ik
denk dat ik er toch nog even mijn eigen mening mag aan toevoegen. Ik heb twee kinderen die in de sector werkzaam zijn, en een dat er als men- taal gehandicapte patiënt is. Enkel dit : ik wil niet ingaan op de ge- rechtvaardigde financiële eisen van de sector, ik weet dat u hiervoor een inspanning doet, en ik apprecieer die. Ik wil enkel ingaan op die twee- de eis, meer jobs. Het is als in een Evangelie, het eerste gebod, maar het tweede evenwaardig aan het eer- ste. De tekst van het akkoord is in dit verband nogal wazig.
Ik lees echter in de verklaring van Voorzitter Geens : ,,De solidariteit met de kansarmen in de Vlaamse sa- menleving is een belangrijk objectief”. En verder : Vlaamse Regering zal werk maken van de op- richting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, waardoor zowel aan kinderen en jongeren als aan volwas- senen een maximale integratie qua opvoeding, revalidatie, leef- en omstandigheden kan worden gega- randeerd. Om dit te garanderen is meer volk nodig. Vandaar mijn vraag het opheffen van de perso- neelsstop. Ik wil het hierbij laten.
Deze Regering is zo wat gestart en sourdine, ook in haar taalgebruik. Het is misschien een bewijs van onze realistische nuchterheid. De bedoe- ling is echter duidelijk : de uitbouw van een beter Vlaanderen. Laat het ons wat meer kracht heeft dan woorden in daden bewijzen.
De Voorzitter : De heer De Beul heeft het woord.
De xxxx X. Xx Xxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, net als de xxxx Xxxxxxx wens ik te spreken over het hoofdstuk Cultuur en Me- diabeleid.
Mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, ik voel mij wat verweesd op deze winteravond, niet alleen omdat bijna 180 collega ’s afwezig zijn maar vooral omdat de Minister van Cul- tuur afwezig is. Xxxxxx Xxxxxxxxxxx zou hem omschrijven als de mooie jonge god, de man die op zijn truitje “Vlaanderen leeft,, gepropa- geerd heeft. Precies die man
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989 Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 562
De Beul
breekt bij het debat. Ik betreur dat ten zeerste, met alle sympathie die ik voor hem persoonlijk voel maar ik vind het voor onze Gemeenschap een droevige bedoening.
Ik voel mij ook wat verweesd omdat precies het hoofdstuk Cultuur ik laat het mediabeleid terzijde vrij zwak is. Dat is het minste wat men ervan kan zeggen.
Ik meen niet dat dit hoofdzakelijk ligt aan het feit dat de Minister van Cul- tuur inhoudelijk niet bij de gesprek- ken betrokken was. Ik neem aan dat de andere leden van de Executieve voldoende cultuur-minded zijn om een goede bijdrage te leveren.
Nochtans is cultuur de oudste be- voegdheidsdochter van deze Raad. Cultuur was in 1971 de eerste op- dracht van deze Raad.
Nu stellen wij vast dat die oudste dochter een oude jongedochter is ge- worden die stiefmoederlijk wordt be- handeld. Ik vind dit treurig want ge- let op een aantal uitdagingen die zich aandienen en gelet op onze nieuwe start, is het aangewezen dat precies in het hoofdstuk Cultuur blijk wordt gegeven van een heel nieuw elan. Dit hoofdstuk zou met enthousiasme moeten zijn geschreven en zou visie moeten tentoon spreiden. Wat ik nog veel meer zou waarderen, is dat het zou zijn neergepend met geloof. Ik vrees dat dit er allemaal niet in zit.
Cultuur is voor ons enorm belangrijk en vormt een enorme uitdaging andere leden hebben er reeds op ge- wezen omdat wij naar het Europa van na 1992 gaan en omdat Brussel, waar al onze vergaderingen plaats- vinden, de hoofdstad wordt van Eu- ropa met een enorme inwijking van vreemdelingen en van culturen, waaronder meer “rijke,, culturen. Daarmee bedoel ik vooral de centen- culturen, de imperialistische culturen en de wereldculturen zoals de Angel- saksiche. Het is voor ons een enorme uitdaging om onze eigen cultuur hier- bij in stand te houden en aan bod te laten komen. Dat zal een zeer grote inspanning vergen.
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Ik betreur het dat er in het Regeerak- koord alleen maar wordt verwezen naar een samenwerking met Neder- land in het kader van de Nederlandse Taalunie. Die zou het dan allemaal moeten oplossen.
Mijnheer de Minister, nu wij toch over een groot geldmiddelenpakket beschikken, zouden wij moeten pro- beren de prioriteiten anders te leggen dan in het verleden het geval was. Ook de xxxx Xxxxxxx heeft gezegd dat cultuur de laatste jaren, wellicht uit de dwang der middelen, stiefmoe- derlijk werd behandeld. Nu zouden wij er moeten van uitgaan dat cultuur voor ons naar de toekomst toe zeer belangrijk en prioritair is. Van nu af aan zouden wij voor cultuur meer middelen moeten besteden.
Indien wij zo zouden handelen, zou- den wij dan een enorme innovatie doorvoeren ? Helemaal niet. In Frankrijk bij voorbeeld is dit tot hier- toe reeds twee maal gebeurd, een eerste maal toen President Xxxxxxxxx de Regering Xxxxxx kon installeren. Hij heeft toen aan zijn Minister van Cultuur toegelaten het cultuurbudget liefst met vijftig procent te verhogen. Toen Xxxx Xxxx voor de tweede maal Minister van Cultuur werd, heeft hij opnieuw meer middelen en mogelijk- heden gekregen. Inderdaad, zelfs een sterke en oude cultuurnatie als Frankrijk voelt duidelijk wat op cul- tureel vlak de bedreigingen en de uit- dagingen zijn. De Fransen menen zich daartegen te moeten wapenen. Bovendien zien zij in en dit geldt ook voor ons dat cultuur zeer be- langrijk is.
De waarde van de cultuur en het cul- tuurleven stijgt met het teloorgaan
en men kan dit betreuren of niet
van de godsdienstigheid. Mensen hebben nood aan nieuwe waarden. Mensen die bepaalde waarden of le- venspatronen hebben laten vallen, moeten hiervoor iets nieuws in de plaats krijgen, zoniet kunnen zij niet op een normale, menselijke wijze functioneren in een “moderne onme- selijke,, maatschappij. Vandaar mijn pleidooi voor meer middelen, meer centen voor cultuur. Wanneer dit principe in het Regeringsprogramma ware ingeschreven, had ik mij voor
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
meer dan de helft gerust gevoeld. Dit is echter niet het geval, maar het is misschien nog recht te zetten bij het opstellen van de begroting. Xxxxxxx Xxxxxxx heeft trouwens ook in die zin gealludeerd.
Mijnheer de Voorzitter, op dit gevor- derde uur wil ik mij beperken tot het maken van enkele opmerkingen bij bepaalde passages in het hoofdstuk cultuur en ook bij het hoofdstuk me- dia.
Op bladzijde 35 is sprake van een intense samenwerking met Neder- land in het kader van de Nederlandse Taalunie. Ik had graag gelezen dat wij er zouden naar streven om het Taalunieverdrag uit te breiden, om dit verdrag niet alleen over taalaan- gelegenheden te laten handelen maar over cultuur in ruime zin, derwijze dat wij Nederlanders allemaal samen
14 miljoen Nederlanders, 6 mil- joen Vlamingen sterk zouden staan om onze eigen culturele identi- teit zo goed mogelijk te vrijwaren in het Europa en de wereld van mor- gen. Ik pleit hiervoor en zou graag zien dat men in die richting evo- lueert.
Een tweede punt waarvan ook sprake is op bladzijde 35 betreft het respect voor de levensbeschouwelijke ver- scheidenheid en de pluriformiteit van het cultureel werk. Hiermee kunnen wij volledig akkoord gaan. Wij willen zelfs de xxxx Xxxxxxx in zijn uiteen- zetting volgen, maar wij wensen wel dat het gemeend is. Wij wensen ook dat van dit begrip niet altijd gebruik zou worden gemaakt om in alle om- standigheden te pleiten voor de prio- riteit van het privé-initiatief, wat de xxxx Xxxxxxx daarnet heeft gedaan. Inderdaad, mijnheer de Voorzitter van de Executieve, er zijn sectoren en materies waar het initiatief, om diverse redenen, best door de ge- meenschap wordt genomen. In dat verband wil ik u wijzen op bladzijde
36 van het Regeerakkoord, punt III, Sectorieel, punt a), waarin u spreekt over het vijfde decreet. Dit lijkt mij eventueel in een verkeerde richting te gaan. Inderdaad, ik vraag mij af, of bij voorbeeld bij de doelgroepen die men hier op het oog heeft en ik denk hierbij aan de analfabeten
563
De Beul
het initiatief niet best zou worden ge- nomen op gemeentelijk vlak via een aangepast en gespecialiseerd ge- meentelijk onderwijs. Idem voor het tweede kansonderwijs. Idem voor het migrantenonderwijs. Het is wellicht aangewezen dat deze begeleiding een vorming op gemeentelijk vlak ge- beurt, onder de verantwoordelijk- heid van de gemeentelijke overheid, weliswaar gesubsidieerd en geregle- menteerd door de Vlaamse Gemeen- chap. Deze materie moet niet per se worden toevertrouwd aan privé-orga- nisaties, al geef ik toe dat op het ogenblik zij de enige zijn die daar mee bezig zijn. Maar die formule is volkomen amateuristisch en ontoe- reikend. Deze aparte categorie van begeleiding en vorming moet volgens mij goed worden gestructureerd en aan de gemeenten worden toever- trouwd, zonder verspilling van mid- delen. Niemand zal zich daardoor ge- schaad voelen. Het is evident dat an- dere materies aan privé-groepen in plaats van aan de Gemeenschap, de Provincies of de Gemeenten kunnen worden toevertrouwd.
Mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, u hebt vandaag al heel wat pleidooien gehoord voor meer spits- technologie, voor het introduceren van de nieuwste technologische snuf- jes en dit op de beste wijze. Wij wil- len dus blijkbaar de spitstechnologi- sche trend niet missen, maar volgens wat ik onderaan bladzijde 36 lees over het bibliotheekdecreet, denk ik dat wij in dit perspectief nopens het openbaar bibliotheekwerk een totaal verkeerde houding dreigen aan te nemen. Deze week heb ik van de Vlaamse Vereniging voor het Biblio- theek-, het Archief- en Documenta- tiewezen een brochure ontvangen “Op weg naar morgen, de toekomst van de openbare bibliotheek,,. De VZW die deze brochure uitgeeft heeft het niet over de bibliotheek van vandaag, maar over de bibliotheek van de 21ste eeuw, dus over 10 à 11 jaar. Dan zal de bibliotheek geen bi- bliotheek meer moeten zijn, maar een informatheek. De VZW schetst de evolutie die de bibliotheek zal moeten doormaken en die onafwend- baar is. Maar terwijl wij onze ogen
niet willen sluiten voor burotica, computers en andere technologische snufjes stellen we vast dat met de in het Regeerprogramma ingeschreven bepalingen over het bibliotheekde- creet een soort achterhoedegevecht wordt geleverd om instellingen die in feite reeds verouderd zijn. De privé- sector zou hierbij een nieuwe kans krijgen evenals de verzuiling die men aan het afbouwen was. Dit zijn eigen- lijk toestanden om bij te wenen. Als wij de doelstelling voorgeschreven door de VZW willen bereiken zullen we veel geld nodig hebben. De zin “uitvoering wordt gegeven aan het overgangsdecreet van 21 december 1988,, is volkomen overbodig, want de wet van 1 januari 1981 is self-exe- cuting. Het gaat enkel om de wijzi- ging van een paar data. Als die zin er toch staat, dan verwijst dat naar een aantal revendicaties om toch nog een zevental vrije bibliotheken tegen de wet in te erkennen.
Welnu, dat kan dus niet, niet enkel omdat het met verzuiling te maken heeft maar gewoonweg omdat het te- gen de meest elementaire belangen van onze gemeenschap ingaat zoals u in deze brochure kunt lezen. Xxxx- xxxx, in de begeleidende brief bij de- ze brochure waarschuwen de mensen van de bibliotheeksector voor dit ge- vaar.
Ik kom thans bij bladzijde 37. Daar mis ik de monumentenzorg. Ik weet dat dit uit de culturele sector gewipt is en bij de ruimtelijke ordening en landschapsinrichting terecht is geko- men. Ik neem dus de desbetreffende bladzijde, bladzijde 90, en lees daar enkele gemeenplaatsen waarbij men laat blijken dat het bij de bescher- ming van de monumenten en het cul- tureel patrimonium enkel zou gaan over gebouwen of landschappen en stads- en dorpsgezichten. Er is toch ook het roerend patrimonium. Daar- over staat niets in dit Regeerak- koord. Er is ter zake een decreet dat al twee of drie jaar op uitvoeringsbe- sluiten wacht. Daarover vind ik niets terug. Ik begrijp wel dat men sommi- ge teksten vlug in elkaar schrijft. Bij de start echter van een nieuwe Exe- cutieve zoals deze is dat alleen maar te betreuren.
Er staat op die bladzijde 37 ook een
korte passus, met name het punt over het statuut en de ondersteuning van de scheppende en de uitvoerende kunstenaars. Over het statuut van de kunstenaars heb ik mijn twijfels. Ik vraag mij af of wij ter zake bevoegd zijn. Immers, dat heeft te maken met een stuk sociale zekerheid en de so- ciale wetgeving. Ik vrees dus dat wij daar niet zoveel kunnen doen. In de aanmoediging van die mensen kan er iets zitten. De Minister van Cultuur heeft twee jaar geleden reeds een de- creet aangekondigd houdende maat- regelen die de creativiteit zouden sti- muleren. Over dat decreet vind ik hier niets terug. Het is nochtans noodzakelijk, eenvoudigweg omdat de huidige Minister van Cultuur tij- dens zijn vorige periode de begroting overhoop heeft gegooid altijd met de belofte dat er een dergelijk decreet zou komen. Als dat decreet er niet is dan is de begroting eigenlijk niet controleerbaar. Dat decreet moet er dus komen. Ik hoop dat u dit noteert en aan hem overmaakt.
Op bladzijde 38 is onder het punt 1 sprake van het opzetten van een be- leid met betrekking tot de filmsector in al zijn aspecten onder meer door een aangepaste ondersteuning van de produkties. Ik hoop dat die aange- paste ondersteuning rekening zal houden met het feit dat men hoofdza- kelijk experimentele films zou moe- ten betoelagen. De rest zal wel wor- den opgevangen in het commerciële circuit of door coprodukties. Boven- dien meen ik dat men er moet voor zorgen dat in de films die men subsi- dieert ook Nederlands wordt gespro- ken. Thans is het zo dat er in een aantal films die in Vlaanderen wor- den gemaakt met ons geld Engels wordt gesproken. Ik zeg niet dat die films niet goed zijn. Er zijn er zelfs zeer goede bij maar ik vind dat dit niet gaat. Ik heb vorige week nog in een artikel gelezen dat Minister Xxxx dat in Frankrijk geweigerd heeft ook al beweert de producent dat hij er een groot financieel voordeel bij heeft. De theorie van Xxxx is dat als deze producent er nadeel bij heeft dat zo mogelijk zal trachten te ver- goeden. Het is toch wel erg dat wij de produktie van Nederlandstalige culturele films in het Engels moeten meemaken met daarna een
De Beul
bing,, in het Nederlands. Op die ma- nier hoeft het voor mij niet meer. Dan kunnen onze mensen evengoed voor buitenlandse, Amerikaanse pro- duktiemaatschappijen gaan werken en dit volledig in het Engels. Heel de tast is dan in het Engels, alle mede- werkers tot en met de scriptgirl zijn Engelstalig. Maar dan is het niet op onze kosten.
Tot zover cultuur. Ik heb dan nog enkele opmerkingen over het media- beleid. Ik heb de indruk dat de tekst die voorligt de perfecte weergave is van een wapenstilstand tussen de Ge- meenschapsomroep en de commer- ciële omroep. Het is geen slechte op- lossing, maar ze bevat toch enkele zwakke punten. Het zwakste punt, mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, is het ontbreken van een vast percentage van het kijk- en luister- geld. Reeds drie voorgaande rege- ringsverklaringen hebben hetzelfde vermeld. Er werd een belofte gedaan die telkens weer werd herhaald en opgeschoven. Was het nu niet moge- lijk geweest te bepalen dat er voor 1989 bij voorbeeld 600 miljoen zou bijkomen en dat vanaf 1990 bij voor- beeld 70 procent van het kijk- en xxxx- xxxxxxx zou worden gegeven. Niet het cijfer op zich is belangrijk, maar wel het feit dat een vast bedrag wordt vermeld. Het Regeerakkoord ver- meldt slechts dat er een bepaald per- centage zal worden vastgelegd. Der- gelijke verklaring lezen wij reeds voor de vierde maal. Zij getuigt van een gebrek aan moed of beslistheid of van een vorm van wederzijds hu- welijksbedrog in een drieledig gezin. Ik betreur dit ten zeerste.
Op twee punten nog van het media- beleid vestig ik uw speciale aandacht.
De commerciële zender is gestart. Er werd op deze tribune reeds vermeld dat VTM een loopje neemt met de reglementering op de handelspublici- teit. Zij onderbreekt films om publi- citeit uit te zenden, wat in strijd is met de wet op de handelspubliciteit op radio en televisie.
Idereen had hiervoor gewaarschuwd en het gebeurt toch, mijnheer de Voorzitter, nu de publiciteit behoort
tot de bevoegdheid van de Executie- ve, moet zij daaraan iets doen. Er is echter meer. De beruchte wet op de handelspubliciteit schrijft voor dat er een raad voor de handelspubliciteit moet worden opgericht. De Execu- tieve moet daar zo spoedig mogelijk voor zorgen. De nationale Regering heeft dat gedurende twee jaar ver- zuimd.
De raad voor de handelspubliciteit moet ten eerste, een code voor de handelspubliciteit op radio en televi- sie opstellen, ten tweede ervoor zor- gen dat die voorschriften worden na- geleefd, en ten derde een advies ver- lenen met betrekking tot de proble- matiek inzake handelspubliciteit op radio en televisie. Zonder het be- staan van deze raad voor de handels- publiciteit kan er niet tot sancties worden overgegaan indien deze han- delspubliciteit verkeerdelijk of abu- sief wordt gevoerd.
Een ander belangrijk orgaan in ver- band met ons mediabeleid dat nog niet operationeel is, is de geschillen- raad die in artikel 14 van het kabelde- creet is voorzien voor de niet-open- bare televisieverenigingen. Hij is on- ontbeerlijk voor diverse redenen. Overtreedt de commerciële televisie een aantal bepalingen van de uitvoe- ringsbesluiten van het kabeldecreet, dan kan men niet optreden omdat deze geschillenraad niet effectief be- staat. Als particulieren zich te bekla- gen hebben over VTM dan kunnen ook zij niet terecht bij die geschillen- raad. De administratie van de ge- schillenraad is ten laste van de Exe- cutieve. De leden van die raad zijn reeds voorgedragen door deze Raad en nu moet worden overgegaan tot de installatie zodat hij van start kan gaan. Die voordracht gebeurde onge- veer een jaar geleden en men kan toch niet blijven dralen met de instal- latie en het operationeel maken van deze Raad.
Mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, als men het ernstig meent met het mediabeleid dan moet men de instrumenten die door de wetge- ver en de decreetgever in het leven zijn geroepen om te waken over een correct mediabeleid ook beschikbaar stellen, geeft men de indruk
de vrije baan te geven aan de com- merciële TV-omroepen.
Tot besluit een korte waarschuwing betreffende de regionale en lokale TV-omroepen. Daarvoor moet de handelspubliciteit nog worden gere- geld. Wij hebben daartoe nu de mo- gelijkheid. In het voorliggende docu- ment is vermeld dat men netvorming gaat weren. Ik neem aan dat dit pro- grammatisch is bedoeld maar het zal ook moeten inzake handelreclame, anders komt u uw verbintenissen ten opzichte van VTM niet na. Niettemin denk ik dat het zeer moeilijk zal zijn. Ik verwijs naar het voorbeeld van de vrije radio ’s waar het op dit ogenblik een poespas is, waar de netvorming schering en inslag is, niet alleen pro- grammatisch maar ook wat de mewerving en -uitzending van publi- citeit betreft. U staat daar voor een zeer harde dobber en ik wens u daar- bij veel succes. Ik ken uw bekommer- nis voor VTM, die niet de mijne is. In ieder geval zal daarvan afhangen of VTM al dan niet failliet zal gaan. Als die vijf commerciële regionale omroepen op de buis komen en zij een gelijkaardig pakket citeit verwerven als VTM, dan is het gedaan met VTM.
Mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, wij zullen uw Regerings- verklaring goedkeuren, zij het dan met enige reserve, ik zou bijna zeg-
gen bénéfice d ’inventaire”, maar die boedelbeschrijving zullen wij opmaken naar aanleiding van de
begroting. (Applaus)
De Voorzitter : De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx X. Xxxxxxx (op de tribune) : Mijnheer de Voorzitter, het valt al- licht moeilijk om op dit late uur nog iets toe te voegen aan al hetgene reeds gezegd werd. Ik denk dat het uithoudingsvermogen van de Voor- zitter van de Executieve en van de Minister hier aanwezig is getart. Nochtans meen ik dat de heer Xx Xxxx een goede start heeft gegeven voor de kanttekeningen die ik bij het mediabeleid wil maken.
Sinds 1 februari zijn wij ontwaakt in een totaal ander medialandschap waarvan wij nu reeds de gevolgen
Derycke
zien. Die zijn voor mij verre van be- moedigend.
Na de verschrikkelijke periode van deregulering, door de blauwe ruiters in het medialandschap veroorzaakt,
is de Regeringsverklaring van de
statuut en een mogelijkheid tot per- lijken moeten er eerder voor zorgen soneelspolitiek. Nu de BRT daaren- dat naast VTM, een andere soort TV boven en dat is niet onbelangrijk, van bestaat die wel oog heeft voor ,,een de Vlaamse Regering ook nog de mo- grote Vlaamse culturele identiteit”. gelijkheid heeft gekregen tot sponso- Ik kan mij immers niet van de indruk ring, co-financiering, en hand- en ontdoen dat er in Vlaanderen altijd spandiensten, moet hij in de toe- een elite zal zijn die, wanneer zij de komst inderdaad op een volwaardige informatie niet op behoorlijke wijze
Vlaamse Executieve in wezen een rustpauze, het is een soort verade-
manier zorgen voor een goede public service, en daar twijfelen wij niet
via radio en televisie kan krijgen, an-
dere middelen, ook financiële heeft
ming en zorgt zij voor een meer dan noodzakelijke herregulering.
Vooral de PVV heeft een aantal ar- gumenten gebruikt om VTM op de
aan. Als public service moet de BRT om zich op een bewuste, ordentelijke
op pluralistische en open manier zor- en pluralistische manier te informe- gen voor gedegen televisie in Vlaan- ren. Dat is echter niet het lot van de deren, met oog voor haar essentiële grote gemene deler van onze bevol- informatie en cultuuropdracht. king.
rails te zetten, die nu al vals blijken te zijn. Het is spijtig dat Minister De- wael hier niet aanwezig is. Hij lijkt plots een enorme interesse te verto- nen voor de public service. Hij bracht vorige week een hele dag door op de BRT nieuwsdienst. Misschien was deze dag het begin van de wijsheid en heeft hij begrepen dat de BRT als public service inderdaad niet te on- derschatten is. Ook de Vlaamse Exe- cutieve heeft dit begrepen. Ik felici- teer de SP onderhandelaars omdat zij 600 miljoen frank meer krediet hebben willen verlenen aan de BRT.
De 600 miljoen frank die de BRT meer is toegewezen zal hem meer armslag geven om hun taken uit te voeren.
Ik blijf er echter bij, en hier treed ik de mening van de heer De Beul bij, dat de BRT in de toekomst met vaste quota moet kunnen werken, zodat zij aan betere planning kan doen, wat hem zal toelaten grote toekomstge- richte investeringen te doen en groot- sere projekten op te zetten.
Ik ben het met de liberale Minister altijd eens geweest dat, als men cen- ten in de handen van de openbare dienst stopt, de Vlaamse Raad, daar- over ook de nodige controle moet kunnen uitoefenen.
Het is overigens de vaste bedoeling van de Commissie voor het Mediabe- leid om toe te zien op de versnelde implementatie die de BRT wil voe- ren. Wij vinden dat positief.
Overigens kon een modern manage- ment bij de BRT alleen maar batig werken. Men moet daarbij zeker kunnen rekenen op een moderner
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
Waarom heb ik op dit laatste aspect de nadruk willen leggen en kom ik eigenlijk terug tot het zwakke in de bewering van minister Dewael waar hij altijd heeft gezegd dat vrije con- currentie op onze televisiemarkt, de Vlaamse Gemeenschap aan culturele identiteit zou winnen.
Mijnheer de Voorzitter van de Exe- cutieve, als u in de weinige tijd die u rest ingevolge uw drukke politieke le- ven eens naar de VTM-televisie kijkt, dan stel ik u de vraag of dit onze Vlaamse culturele entiteit” is en zo ja, dan is het met onze cultu- rele entiteit triestig gesteld. Ik vrees dat wij hier terecht gekomen zijn in wat ik er altijd van verwacht heb. Eigenlijk kan je het de commerciële televisie niet zozeer verwijten omdat hij werkt met het vooruitzicht winst te maken en zich weinig bekommert om cultuur. Over heel dat project raast eigenlijk één zin : La raison cal- culante. Dat is televisie maken met een berekening, die berekening laten kloppen, winst maken en zich voor het overige zelfs niet om de culturele Vlaamse entiteit bekommeren.
Wij kunnen op VTM immers soap-te- levisie zien. Ik bedoel daarmee dat de zender wordt gefinancierd door soap, wat een Amerikaanse uitdruk- king is. Voor het overige is VTM in- houdelijk, eveneens volgens Ameri- kaanse termen, chewing-gum televi- sie. Dat is televisie waarbij men niet moet nadenken.
Men kan tegenwerpen dat dit soort televisie een bepaald succes heeft en dat de mensen er naar kijken. Dat is juist. De kijker blijft meester van zijn keuze. Wij als beleidsverantwoorde-
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
Ik sluit mij dan ook volkomen aan bij wat de heer De Beul nopens de controle heeft gezegd. Ik zal de eer- ste zijn om te beamen dat wij de BRT moeten controleren. Ik zal daarvoor ook ijveren, maar de Vlaamse Rege- ring moet eveneens de moed hebben VTM op de toepassing van de wet te controleren. De heer De Beul heeft er reeds op gewezen dat de
lenraad en de Publiciteitsraad zeer snel moeten worden opgericht om te vermijden dat wij voor een fait compli staan. Ik vrees dat nu reeds. Ik ga hier niet het proces van VTM maken, de tijd is daarvoor te kort, maar de programmering van deze zender en de manier waarop men de reclameblokken inlast, is werkelijk een fundamentele aanfluiting van de wet op de handelspubliciteit. De
moet daaruit nu de conclu- sies trekken.
Een laatste element in mijn betoog, mijnheer de Voorzitter van de Vlaamse Executieve, is het volgende. Wij moeten niet alleen oog hebben voor het Vlaamse perspectief maar eigenlijk al lang voor het Europese perspectief. Ik geloof dat men zich op het vlak van de media in Vlaande- ren daarvan te weinig bewust is. Bin- nen de Europese Gemeenschap heeft men dat al lang ingezien en ik zal zeer kort het probleem schetsen door een kleine tekst voor te lezen, gelicht uit wat Xxxxx Xxxxxxxx dé man bij de media-gigant Xxxxxxxxxx die verant- woordelijk is voor de programme- ring, zegt over televisie op Europees vlak : een zo groot mogelijk aantal kijkers te trekken en hun aan- dacht zo lang mogelijk vast te hou- den, moet televisie een zo klein
566
Derycke
gelijk mentale inspanning vragen. Het beeld moet vloeibaar als water door de hersenen stromen”. Als men dit verneemt uit de mond van een media-gigant als Xxxxxxxxxx dito taal wordt gebruikt door Xxxxxxx en Xxxxxxx dan ben ik bevreesd. Daar ligt de Europese uitdaging. De Vlaamse Executieve moet zich zeer dringend gaan interesseren voor wat de EG op media-vlak wil verwezenlij- ken. Zij moet een bunker vormen, een wal opwerpen tegen de volledige commercialisering van de Europese media. Dit zou het vreselijkste zijn wat wij kunnen beleven. Ik geloof dat wij niet alleen als democraten, maar ook als Vlamingen en cultureel bewuste mensen daartegen moeten ageren. Ik roep de Vlaamse Regering dan ook op om zich te interesseren voor de mediaprojecten die binnen de EG bestaan, er zich in te integre- ren en er haar vlotte medewerking aan te verlenen. Dit is immers een onlosmakelijke schakel om onze Vlaamse media op Europees niveau te tillen en er ook de positieve gevol- gen inzake de Europese medewer- king van te hebben. Daar heeft een klein land als het onze zeker baat bij. Wij moeten ons vooral kunnen ver- weren tegen de dreigende alles over- spoelende commercialisering waar- van wij de nadelige gevolgen in het buitenland, Amerika en Japan, bij voorbeeld, kennen.
Om deze uiteenzetting te beëindigen, mijnheer de Voorzitter, wil ik zeggen dat wij de regeringsverklaring op het vlak van de media goedkeuren en zelfs toejuichen, maar dat wij meteen alle Ministers en u, mijnheer de Voorzitter van de Executieve, aan- sporen de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen. Tevens vragen wij u aandacht te besteden aan al wat op Europees vlak op dit thema gebeurt.
De Voorzitter : De heer Van Meche- len heeft het woord.
De heer D. Xxx Xxxxxxxx (op de tribune) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, waarde colle- ga’s, voor de meeste jongeren, bete- kent het hebben van een vaste be- trekking waarin zij zich ten volle kun-
nen ontplooien, niet alleen dat zij materieel op eigen benen kunnen staan, maar ook dat zij met betrek- king tot de toekomst over de nodige perspectieven beschikken.
Daarom is het onontbeerlijk dat zij daadwerkelijk voelen dat er in deze maatschappij, niet alleen vandaag, maar ook morgen, een plaats voor hen is weggelegd.
Te veel jongeren voelen zich immers nog steeds buitengesloten en het fe- nomeen van de drop-outs, namelijk jongeren die hun toevlucht zoeken in allerhande surrogaat-middelen om de soms harde werkelijkheid te ont- vluchten, neemt nog altijd wekkend toe.
De rol van een efficiënt werkgelegen- heidsbeleid is dan ook voor deze groep jongeren in het bijzonder, maar ook voor de vele werkloze vrouwen en voor de langdurig werk- lozen van fundamenteel belang. De rol van een efficiënt werkgelegen- heidsbeleid is voor deze jongeren be- langrijk en dat kunnen wij niet ge- noeg onderstrepen. Dit beleid zal er dan ook voornamelijk moeten op ge- richt zijn om hen te helpen een vol- waardig, duurzaam en stabiele be- trekking te vinden. Wanneer de Vlaamse meerderheid in haar Re- geerakkoord verbetering van de werkgelegenheid en de bestrijding van de werkloosheid door de creatie van duurzame tewerkstelling als eer- ste prioriteit stelt, zal zij in principe kunnen rekenen op de steun van mijn fractie. De wijze echter waarop de realisatie van deze beleidsoptie zal worden nagestreefd, is voor de Vlaamse liberalen niet aanvaardbaar.
In het Regeerakkoord van 30 januari 1988 verklaarde de CVP zich nog he- lemaal akkoord met een meer econo- misch verantwoorde aanpak van dit probleem, namelijk en ik citeer :
,,Het van een gunstig kli- maat voor het privé-initiatief zal de toegevoegde waarde in competitieve ondernemingen doen toenemen het- geen de tewerkstelling zal doen toe- nemen.”
Ik moet vaststellen dat deze Vlaamse Regering dit eenvoudig, maar funda-
menteel principe niet meer heeft overgenomen.
De CVP heeft zich opnieuw laten verleiden om de fatale koers van de jaren zeventig in te slaan. Een poli- tiek waar iedereen de nefaste gen van onderkent, of blijkbaar toch niet ?
De tewerkstellingsproblematiek denkt u op te lossen door een doel- matigere arbeidsbemiddeling, ge- paard gaande met het muilkorven van de interim-bureaus door de roepsopleiding beter toegankelijk en flexibeler te maken en door het aan- tal tewerkgestelden in de lingsprogramma’s, inzonderheid in de non-profit sector te verhogen.
Tenslotte wordt nog het bestaan van een meerjarenplan vermeld, ter ver- mindering van de langdurige werk- loosheid.
Een plan waarvan de oorspronkelijke naam blijkbaar niet meer mag wor- den vernoemd.
De klassieke socialistische
doos wordt dus andermaal boven ge- haald. Wonderdokters van de klasse Xxx Xxxxxxxx, kunnen hun herintrede doen, met een ongeoorloofde toena- me van de overheidsuitgaven tot on- vermijdelijk gevolg, zodat een nieuw saneringsbeleid zich binnen enkele jaren opnieuw zal opdringen.
Op een ogenblik dat onze nationale pers terecht uitbazuint dat de Bel- gische economie het in 1988 uitste- kend deed en dat in de analyses van de Nationale Bank te lezen staat dat de conjunctuurindicator het hoogste peil sinds verscheidene jaren heeft bereikt, besluit deze Vlaamse meer- derheid terug te grijpen naar achter- haalde nep-remedies ter bestrijding van de werkloosheid en bewijst zij geen vertrouwen te hebben in de heilzame werking van een verdere economische groei.
Integendeel. Door het voeren van een tewerkstellingsbeleid hoofdzake- lijk gestoeld op het opvoeren van werkstellingsprogramma’s riskeert zij de nog broze economische groei in belangrijke mate te hypothekeren. Dit Regeerakkoord blinkt niet alleen
Van Mechelen
uit in vage beleidsintenties, maar ook in een gebrek aan inzicht in de funda- mentele oorzaken welke aan de basis liggen van de huidige, nog steeds te hoge werkloosheid.
Het ontbreken van een diepgaande analyse van de werkloosheid en een schrijnend tekort aan voldoende creativiteit om vanuit deze kennis op een adequate wijze het probleem ten gronde aan te pakken,zal deze meer- derheid beletten een coherent beleid ter zake te voeren. Ook hier wordt een kans op een nieuw en dynami- scher Vlaanderen duidelijk gemist.
Om dit gebrek aan inzicht te verdoe- zelen en de onmacht van deze meer- derheid voor de burger te verbergen, worden overheidsinterventies, het lapmiddel waarvan Rooms-Rode coalities zich in het verleden reeds al te veel bedienden, opnieuw tot dog- ma verheven.
Blijkbaar zijn sommige bewindslie- den er zich nog steeds niet van be- wust dat juist het overdreven over- heidsdirigisme een van de factoren is die ervoor heeft gezorgd dat het werkloosheidsprobleem momenteel zo accuut is.
Het uitvaardigen van complexe regle- menteringen, een ongebreidelde sub- sidiëringspolitiek en het kunstmatig creëren van arbeidscircuits hebben een totaal averechts effect.
De PVV is er dan ook van overtuigd dat meer heil valt te verwachten van een coherent industrieel beleid met oog voor :
aanmoediging van investeringen, verdere fiscale hervormingen, betere en meer aangepaste oplei-
dingsmogelij kheden,
doorgedreven exportpromotie en
-begeleiding,
het verder herstel van de concur- rentiekracht van de ondernemingen,
- een drastische sanering van de overheidsfinanciën.
Hiervan vinden wij in het voorgestel- de Regeerprogramma weinig terug.
In het hoofdstuk tewerkstelling en opleiding kunnen wij vier aandachts- punten onderscheiden, namelijk
arbeidsbemiddeling beroepsopleiding tewerkstellingsprogramma ’s
een meerjarenplan voor langdurig werklozen.
In het kader van de arbiedsbemidde- ling worst de Vlaamse Dienst van Ar- beidsbemiddeling en Beroepsoplei- ding operationeel en verder uitge- bouwd.
Een ,,vacaturebank” wordt ontwik- keld en een meldingsplicht wordt in- gevoerd.
Graag venam ik van de Minister wel- ke ondernemingen zullen worden on- derworpen aan deze meldingsplicht, en wat hiervan de juiste draagwijdte is ?
Op het vlak van de uitzendarbeid streeft men naar een grotere decen- tralisatie. Er zal een ontwerp-decreet betreffende de erkenning van de uit- zendbureaus worden ingediend.
Het zal de leden van deze Raad be- kend zijn dat de PVV uitdrukkelijk wenst dat op alle domeinen van het economisch gebeuren een deregule- ringsbeweging op gang komt.
Naar mijn oordeel moeten zowel een versnelde afbouw van overbodige reglementeringen en waar mogelijk administratieve vereenvoudigingen, als de flexibiliteit in de arbeidsver- houdingen hiervan de krachtlijnen zijn.
Ik stel mij ook vragen rond het ope- rationeel worden en de verdere uit- bouw van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsop- leiding.
Kan de nagestrefde heroriëntatie van de beroepsopleiding en de
beid niet efficiënter gebeuren door de privé-sector ?
Een extra betoelaging van deze dienst door het creëren van een nieu- we administratieve onderbouw, is bo- vendien concurrentieverstorend ten aanzien van deze martksector.
Uizendarbeid is inziens geen taak voor de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsop- leiding.
Het is tevens zeer de vraag of deze dienst in staat zal zijn om hiervoor haar kaders terug te motiveren en te sensibiliseren of om voldoende ge- schikt personeel voor deze taak aan te werven.
Graag vernam ik trouwens van de heer Minister xxxxxxx nieuwe perso- neelsleden moeten worden aange- worven om deze bijkomende taak te verzekeren, hoe deze dienst gaat functioneren en welke de budgettaire impact zal van zijn van dit initiatief ?
In het Regeerakkoord lezen wij de intentie om een ontwerp-decreet in- zake uitzendbureaus in te dienen, maar over de juiste inhoud van zulk een decreet of over de draagwijdte ervan vinden wij niets terug. Graag ook daarover meer uitleg.
Is dit misschien de start van een li- kwidatie van de bestaande
reaus, die op het vlak van de tewerk- stelling door hun flexible houding en door hun adequaat inspelen op de behoeften op de arbeidsmarkt hun groot nut en hun recht van bestaan toch reeds hebben bewezen ?
Deze Vlaamse meerderheid schept de indruk een monopoliepositie te willen nastreven op het vlak van de arbeidsbemiddeling. Dit zal automa- tisch leiden tot een grotere syndicale greep op de werklozen en op hun toekomst.
Daarmee kunnen de Vlaamse len niet akkoord gaan !
Bij de bespreking van het aangekon- digde ontwerp van decreet in de Vlaamse Raad zullen wij dan ook de grootste waakzaamheid aan de dag leggen.
In een derde deel van uw akkoord wordt gesproken over de leiding.
Ook hier duikt de Vlaamse Dienst van Arbeidsbemiddeling en opleiding op, en is er andermaal spra- ke van het voorzien in een aangepas- te administratieve onderbouw.
Van Mechelen
Ik moet toegeven dat aan dit tempo de werkloosheid snel zal opgelost ra- ken !
In het Regeerakkoord van 30 januari 1988 werd voorzien :
1. de verdere uitbouw van de be- roepsopleiding
2. dat dit moest gebeuren op een fle- xibele wijze en in functie van de be- hoeften en noden van specifieke doelgroepen en van de omstandighe- den.
3. De coördinatie van aanbod met beroepsopleiding en onderwijs.
Verder werd gesteld, en ik citeer,
,,De sociale partners zullen een Vlaamse conventie voor vorming en opleiding in de ondernemingen moe- ten afsluiten.”
In het nieuwe akkoord worden bo- vengenoemde beginselen quasi allen overgenomen.
Enkel van de ,,conventie” is er geen sprake meer. Als het kan, ook daar- over iets meer uitleg.
In het nieuwe akkoord zijn weliswaar een aantal nieuwe doelstellingen op- genomen. Ik citeer : ,,Voor opleidin- gen van werknemers in de onderne- mingen zal een selectief en eenvor- mig beleid worden nagestreefd.”
De PVV is van oordeel dat de rol van de ondernemingen in het vor- mingsproces moet worden verhoogd.
Er zou een ruimer gebruik kunnen worden gemaakt van de praktische toepassingsmogelijkheden in de on- dernemingen zelf. Zulke vormings- cultuur moet leiden tot een meer kwaliteitsgerichte produktie.
Weliswaar zetten wij ons af tegen de idee dat die samenwerking met de ondernemingen in een dwingende verplichting zou worden omgezet.
In plaats van deze flexible gedecen- traliseerde aanpak wordt thans een selectief en éénvormig beleid voorop- gesteld.
Overleg en samenwerking zijn nodig
met andere vormen van opleiding, zoals onderwijs en vorming.
Een globale taakafstemming tussen onderwijs- en vormingssystemen zal worden nagestreefd.
Wij kunnen er inderdaad niet genoeg de nadruk op leggen dat, de polyva- lentie in het onderwijs, de beroepsge- richte vorming vergemakkelijkt en de integratie en de verdere doorgroei in de beroepsloopbaan in de hand werken.
Vandaar de behoefte aan periodieke aanpassingen van de leerstof, wat evenwel een grotere soepelheid in de samenstelling van de onderwijspro- gramma’s veronderstelt en een per- manente bijscholing van het leraren- korps impliceert.
Vooral het technisch- en beroepson- derwijs moet zich beter en vlugger aan de reële noden van het bedrijfs- leven kunnen aanpassen.
Het is immers schrijnend te moeten vaststellen dat met een werkloosheid van 186.923 uitkeringsgerechtige vol- ledige werklozen in Vlaanderen, niet kan worden voldaan aan onder meer een ernstig tekort aan bekwame bouwvakkers en lassers.
Concurrentie, wordt thans op de ar- beidsmarkt vertaald in termen van kwalificatie, met als gevolg dat de zwakkeren, in termen van opleiding, het eerst worden uitgestoten.
Deze Vlaamse Regering heeft dan ook tot plicht het onderwijs daadwer- kelijk in deze context te benaderen en te heroriënteren.
Mijnheer de Minister, tot slot twee opmerkingen over de rubriek tewerk- stellingsprogramma ’s, waaruit onmis- kenbaar blijkt dat deze nieuwe Vlaamse meerderheid definitief de rode vlag heeft gehesen !
Ik kan niet anders dan Minister Xx Xxxxxxxxx en de ACW-ministers van harte te feliciteren met de behaalde xxxx.
Niet alleen het DIRV-beleid van Xxxxxx Xxxxx wordt met deze Rege- ringsverklaring bijgestuurd, maar te- vens wordt het ganse tewerkstelling- beleid gesocialiseerd.
Vooreerst stel ik vast dat de Vlaamse Regering niet allen het behoud van het aantal tewerkgestelde personen waarborgt, maar dat ze bovendien het aantal tewerkgestelden in de werkstellingsprogramm ’s, inzonder- heid in de non-profitsector, zal op- voeren.
Ondanks de gewettigde bekommer- nis voor de langdurig werklozen kun- nen wij niet instemmen met dergelij- ke gemakkelij kheidsoplossingen.
Teruggrijpen naar de oude recepten van de zeventiger jaren is onverant- woord !
De negatieve effecten van zulk een beleid zijn ons wel bekend en het zich langzaam manifesterende econo- misch herstel wordt er door bedreigd.
De Vlaamse liberalen willen klaar en duidelijk stellen dat de oplossing van de werkloosheid niet mag gezocht worden in parallelle arbeidscircuits, zelfs al wil men deze tewerkgestelden in een contractueel stelsel onderbren- gen.
De tewerkstellingsprogramma ’s ka- deren bovendien niet in de door u zelf geformuleerde algemene doel- stelling, namelijk het creëren van duurzame tewerkstelling.
Tevens stel ik vast dat u niet alleen het aantal tewerkgestelden wil op- voeren maar dat u bovendien naast de financiering van de ook nog een vergoeding wil toekennen voor de werkingskosten.
Het kunstmatig en ongemotiveerd karakter dat in vele gevallen aan deze tewerkstelling is verbonden, moet ons doen bezinnen over deze wijze van tewerkstelling die, hoe dan ook dat wens ik te benadrukken bij
verdere uitbreiding, veel van de schaarse beschikbare middelen zal opslorpen.
Het is onze overtuiging dat iedere frank geïnvesteerd in vorming, bij- scholing en herscholing veel meer rendeert dan wat wordt besteed aan parallelle tewerkstelling.
Wat de langdurig werklozen betreft, zal de Vlaamse Regering een meerja- renplan uitvoeren.
Van Mechelen
Graag vernam ik of het oorspronke- lijk TOP-plan van Minister Xxxxxxxx- mans opnieuw ter bespreking zal worden voorgelegd op het VESOC- overleg.
Mijnheer de Voorzitter, onze fractie beschouwt het vrijwaren van de con- currentiekracht van onze onderne- mingen als onontbeerlijk en funda- menteel in de strijd tegen de werk- loosheid. Alleen gezonde bedrijven en KMO ’s kunnen toekomstgericht investeren en door hun expansie nieuwe arbeidsplaatsen creëren. En- kel op die manier kan de werkloos- heid geleidelijk worden opgeslorpt.
Vanuit deze optiek is onze fractie er- van overtuigd, dat de Vlaamse Rege- ring in de eerste plaats moet zorgen voor een ondernemingsvriendelijk klimaat door bij voorbeeld fiscale sti- muli of het verlagen van de vennoot- schapsbelasting ?
Wenst men de expansiesteun toch te behouden dan moet er een duidelijke accentverschuiving komen naar de KMO ’s.
Mijnheer de Voorzitter, de PVV- fractie kan bij de analyse van het te- werkstellings- en beroepsopleidings- beleid enkel maar vaststellen dat geen adekwaat antwoord wordt gege- ven op de actuele problemen.
De werkloosheid zal ook na het uit- voeren van dit programma een even acuut probleem blijven.
Integendeel, u zal niet alleen het werkloosheidsprobleem bestendigen door uw foutieve aanpak, maar u wil van de gelegenheid gebruik maken om de privé-ondernemingen in een strakker keurslijf te plaatsen.
U slaagt er bovendien in om als over- heid, concurrentieverstorend te werken.
Het is een illusie te geloven dat uw interventionisme, uw dirigisme, uw planeconomie en uw geprogram- meerde tewerkstelling, in staat zullen zijn om de economie te stimuleren en het zo zeer verhoopte terugdrin- gen van de werkloosheid te bewerk- stelligen.
Ik wil dan ook besluiten met de woorden die vandaag in de Finan- cieel Economische Tijd te lezen staan : ,,Ook dit is allicht typisch Bel- gisch : premiers die nog enkel als boegbeeld dienen om te verdoezelen dat het schip een andere koers is gaan varen, dat iemand anders het roer in handen heeft genomen.”
Het weze inderdaad morgen, na de eindstemming over deze regerings- verklaring, voor gans Vlaanderen duidelijk : het beleid van deze, na een institutionele krachttoer ontstane nieuwe Vlaamse meerderheid, is fun- damenteel verschillend van het sane- ringsbeleid dat gedurende meer dan zes jaar door het Rooms-liberale ka- binet werd gevoerd.
De Rode draad door dit nieuwe Re- geerakkoord kan niet worden verloo- chend.
De Vlaamse liberalen zullen dan ook waakzaam en kritisch uw ,,sociaal en ecologisch verantwoord economisch beleid” en uw tewerkstellingspolitiek volgen.
Wij zullen niet nalaten ook deze CVP- borgtocht voortdurend aan de kaak te stellen.
De Voorzitter : De heer De Seranno heeft het woord.
De xxxx X . Xx Xxxxxxx (op de tribu- ne) : Mijnheer de Voorzitter, mijn- heer de Voorzitter van de Executie- ve, geachte collega ’s, wegens het gevorderde uur zal ik mijn tussen- komst beperken tot enkele wat losse- re bemerkingen bij het regeringspro- gramma en een paar vragen. Mijn- heer de Voorzitter, ik neem aan dat de instemming van mijn gehoor wel omgekeerd evenredig zal zijn met de lengte van mijn betoog.
De Vlaamse Regering is blijkbaar zinnens een zeer planmatige politiek te voeren. Zo zal het beleid inzake infrastructuur en vervoer steunen op niet minder dan zeven plannen. Deze vaststelling hoeft geen kritiek in te houden.
In een zogenaamd mobiliteitsplan zou het beleid geïntegreerd benaderd worden inzake vervoer, infrastruc- tuur, ruimtelijke ordening en milieu.
Volgens het regeringsprogramma zal dit plan ,,zo spoedig” mogelijk wor- den opgemaakt.
Ten tweede, er is ook voorzien in een globaal infrastructuurplan voor Vlaanderen. Dat plan zal volgens de Regering het kader vormen voor een evenwichtig investeringsbeleid.
Ten derde, inzake de waterbeheer- sing zal worden gewerkt met een nieuw meerjarenplan waarin de strijd tegen de overstroming zal worden verder gezet.
Ten vierde, vermeldt dit beperkte hoofdstuk verder dat een scheep- vaartbeleidsprogramma op langere termijn zal worden opgesteld waarin bovendien zal worden onderzocht welke er is op een
beleidsplan in verband met de scheepsbouw.
Ten vijfde, zal een strategisch en ge- coördineerd havenbeleidsplan wor- den uitgewerkt.
Ten zesde, er zal vervolgens een meerjarenplan voor de havens wor- den opgesteld en jaarlijks worden geëvalueerd. Ik neem aan dat daar- over jaarlijks ook een verslag aan de Vlaamse Raad ter bespreking zal worden voorgelegd. Ik neem overi- gens aan dat dit voor al die andere plannen ook zal gelden zodanig dat wij wellicht wat minder mondelinge vragen zullen moeten stellen. Zulke evaluatie zal trouwens een welkome afwisseling vormen met de bespre- king van de begroting waarin wij de intenties van de Ministers lezen.
Ten zevende en ten slotte zal vóór het einde van dit jaar voor de regio- nale luchthavens een beleidsplan worden opgesteld, zulks na een door- lichting naar de rol van de luchtha- vens economisch gezien inzake trans- port en inzake transit.
Volgens de Regeringsverklaring moet het geheel van deze plannen vanzelfsprekend kaderen in het geac- tualiseerd structuurplan voor Vlaan- deren dat opnieuw zal worden opge- nomen. Ik neem aan dat men het niet heeft laten vallen.
Mijnheer de Voorzitter, uiteraard juichen wij zulke planmatige aanpak
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989 Regeringsverklaring Vlaamse Executieve 570
De Seranno
toe, vooral voor de belangrijke inves- teringen die noodzakelijk zijn voor de bestendige en vooral verantwoor- de modernisering van onze transport- infrastructuur. De vraag rijst hoe het Vlaamse Parlement inzicht zal heb- ben over de begrotingen 1989 en 1990, begrotingen die opgesteld zul- len zijn vooraleer één van deze plan- nen aanwezig zal zijn. Ik veronderstel dat de begroting voor 1989 een van de volgende weken ter sprake komt en dat de begroting voor 1990 in de zomer van dit jaar zal worden opge- steld. Geen van deze plannen zal op dat ogenblik reeds gereed zijn. Dan zullen reeds drie begrotingen met be- trekking tot deze legislatuur zijn op- gesteld. Ik neem aan, mijnheer de Voorzitter, dat men aanvaardt dat een parlementslid inzage moet heb- ben in de eerder vernoemde plannen, precies omdat de inzichten van de re- geerders kunnen worden afgelezen in de begroting, met als drager een be- leidsplan op langere termijn. Wij zul- len dit jaar worden geconfronteerd met het opstellen van de begrotingen voor 1989 en 1990. 1991 is het laatste jaar van uw legislatuur, en dus een iets moeilijker jaar.
Met genoegen akteren wij daarom dat de begrotingen veel doorzichtiger zullen worden gemaakt, maar vooral d a t d e verantwoordelijkheidspro- gramma’s zullen worden geherwaar- deerd. Wie in het verleden geduren- de enkele jaren, begrotingsverant- woordingsprogramma ’s volgde stelde vast dat voor bepaalde projecten sommige programmapunten herhaal- delijk terugkeren, met tussenpozen van drie jaar. Op die wijze wordt het Parlement soms herhaalde malen met dezelfde begrotingspost om de tuin geleid.
Ik wens er u trouwens op te wijzen dat wat de grote infrastructuurwer- ken betreft wegen en waterwegen de totale behoeften voor ‘t Vlaam-
se Gewest rond de 32 miljard be- loopt waarvan ongeveer 11 miljard voor de waterwegen, circa 7 miljard voor de wegen, en 15 miljard voor personeel, werking en onderhoud. Ook hier neigen de lopende uitgaven naar het overschrijden van de
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989
teringsuitgaven, wat een beangsti- gende verhouding betekent. Ten wa- re de Vlaamse Regering niet de di- recte financiering zou toepassen en een debutgettering zou verkiezen waarop het Parlement op langere ter- mijn geen zicht zou hebben.
Wat de supersnelle trein betreft wenst de Vlaamse Regering betrok- ken te worden bij de Commissie die dit dossier behandelt. Die wens naar betrokkenheid geldt uiteraard ook voor de Vlaamse Raad en met reden, omdat er belangen zijn die de levens- duur van een Vlaamse Regering overtreffen en omdat het over het al- gemeen gaat om irreversele ingre- pen. Wij verzoeken derhalve de Re- gering zich slechts uit te spreken na verslag te hebben uitgebracht aan de Vlaamse Raad. Op 6 december 1988 hebben wij met leden van verschillen- de politieke partijen van de meerder- heid daartoe een voorstel van decreet ingediend. Bij het uitvoeren van werken voor supersnelle sporen of grote express-wegen moet verslag aan de Vlaamse Raad worden uitge- bracht. Daarin moet worden aange- toond dat de uitvoering verantwoord is, zowel economisch als ecologisch en maatschappelijk.
Meer algemeen stellen wij dat leden van de Vlaamse Regering hun verkla- ringen zouden moeten temperen, vooral in afwachting van de goedkeu- ring van hun begroting. Trouwens, deze tribune is de plaats bij uitstek om beleidsverklaringen af te leggen. Ik meen hiermede de tolk te zijn van leden van alle partijen. Dit zou een valorisatie betekenen van onze Raad en een gesprek mogelijk maken tus- sen het Parlement, de verkozenen van Vlaanderen, en de directe leidsverantwoordelijken.
Het programma in verband met Ruimtelijke Ordening bevat goede uitgangspunten, onder meer het ma- ximaal vrijwaren van de open ruimte. Doen wij dat niet, dan zal Vlaande- ren spoedig verworden tot een amorf gewest in het verstedelijkt centrum van West-Europa. Amorf : een vor- meloze toestand, waarbij onze Vlaamse leef- en werkruimte dreigt ten onder te gaan indien wij geen normen naleven om onze eigenheid te bewaren.
Regeringsverklaring Vlaamse Executieve
Zo is in vele gemeenten, vooral in het oostelijke gedeelte van Vlaande- ren, de open agrarische ruimte bene- den de kritieke grens van de leefbaar- heid gedaald. Zonder snelle aanpas- sing van de inrichting van de land- bouwgebieden en van de bosgebie- den, komt de economische leefbaar- heid van land-, tuin- en bosbouw vol- ledig in het gedrang.
De begroting zal een aanduiding ge- ven of het de Regering ernst is met het versterken van de leefbaarheid en het behoud van de open ruimte.
Inzake ruimtelijke ordening zegt de Regering prioriteit te zullen geven aan inbreidingsplannen. Zij zal nieu- we mogelijkheden creëren inzake grondbeleid, aldus nog de verklaring.
Ook die intentie zullen wij kunnen controleren en beoordelen in het ko- mende begrotingsdecreet . Onze vraag is of dan eindelijk het decreet op het sociaal grondbeleid dat hier in deze Vlaamse Raad werd gestemd, in uitvoering zal worden gebracht.
U kondigt initiatieven aan en het stond al vermeld in de verklaring van 1981-1982 in verband met inbreiding. Intussen is het decreet gestemd. De- ze inbreiding is slechts mogelijk mits een grondbeleid. Mijn verzoek : ,,pas het decreet inzake sociaal leid toe
Mijnheer de Voorzitter, wat de in- spraak en de participatie van de be- volking inzake ruimtelijke ordening betreft, vereist zulks ook een
lisering en een bewustwording van alle inwoners omtrent de uitzonderlij- ke betekenis van de ruimtelijke aan- wending van de bodem in ons dicht bevolkt gebied. Xxxxxxx ook het be- lang van het onderwijs ter zake dat tot civisme en solidariteit moet aan- zetten ten aanzien van onze mede- mens en van de komende generaties. Slechts in zulk klimaat zal Vlaande- ren in een éénwordend Europa een eigen perspectief voor zijn toekomst kunnen uitbouwen. bij de
571
R E G E L I N G VA N D E over de Regeringsverklaring voort te
ZAAMHEDEN zetten.
De vergadering wordt gesloten om
23.15 uur.
De Voorzitter : Hiermede zijn wij aan het einde gekomen van onze werkzaamheden voor vandaag.
Wij komen morgen om 10 uur en 14
Is de Raad het daarmee eens ?
stemming)
Dan is aldus besloten.
uur opnieuw bijeen om het debat De vergadering is gesloten.
Vlaamse Raad Handelingen Nr. 20
15 februari 1989 Xxxxxxxx werkzaamheden 572