Voor de EER relevante tekst)
Mededeling overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 van 14 december 1987 betreffende zaak IV/37.730 — Austrian Airlines Österreichische Luftverkehrs AG/Deutsche Lufthansa AG
(2001/C 356/04)
(Voor de EER relevante tekst)
I. STAND VAN DE PROCEDURE
Op 10 december 1999 meldden Austrian Airlines en Deutsche Lufthansa overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad een samenwerkingsovereenkomst bij de Commissie aan ter verkrijging van een beschikking tot toepas- sing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst op de door hen aangegane alli- antie.
Op 11 juli 2000 maakte de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 een samenvatting van het verzoek in het Publicatieblad van de Europese Gemeen- schapen bekend. Zij gaf in deze bekendmaking ook een samen- vatting van de argumenten die de partijen ter verkrijging van een vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3, van het Verdrag aanvoerden.
Op 4 oktober 2000 liet de Commissie de partijen weten dat zij in de zin van artikel 5, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 ernstige twijfel had omtrent de toepasselijkheid van artikel 81, lid 3, van het Verdrag.
Op 11 mei 2001 zond de Commissie de partijen een medede- ling van punten van bezwaar toe, waarin zij bevestigde dat niet aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, van het Verdrag was voldaan en dat zij voornemens was een beschikking te geven waarbij de aangemelde samenwerkingsovereenkomst zou wor- den verboden. De Commissie was met name voorshands van oordeel dat door de samenwerkingsovereenkomst de mededin- ging op een wezenlijk deel van de Oostenrijks-Duitse markt voor luchtvervoer zou worden uitgeschakeld.
De diensten van de Commissie traden daarop met de partijen in overleg teneinde passende en doeltreffende corrigerende maatregelen te vinden om de bezwaren uit het oogpunt van de mededinging die zij in haar mededeling van punten van bezwaar had geformuleerd, te verhelpen. Dit overleg heeft ertoe geleid dat de partijen zich bereid hebben verklaard een aantal verbintenissen aan te gaan, zoals hieronder uiteengezet. Het voornaamste doel van deze verbintenissen bestaat erin ervoor te zorgen dat op de betrokken markt werkzame nieuwe mede- dinging kan ontstaan door de bestaande toetredingsdrempels voor potentiºle concurrenten weg te nemen. De diensten van de Commissie ontvingen aanwijzingen dat een aantal concur- renten belangstelling hebben om de markt op basis van die verbintenissen te betreden. Onder die omstandigheden en voor zover de nieuwe gegadigden de noodzakelijke verkeers- rechten krijgen om op de relevante markten actief te zijn, is de Commissie voornemens een vrijstelling te verlenen voor de aangemelde samenwerkingsovereenkomst.
II. VOORGESTELDE VERBINTENISSEN
Deze verbintenissen zullen gelden voor de partijen, hun doch- terondernemingen en hun rechtsopvolgers en rechtverkrijgen- den; de partijen verplichten zich ertoe erop toe te zien dat hun dochterondernemingen en hun rechtsopvolgers en rechtverkrij- genden deze verbintenissen nakomen.
1. Verbintenissen betreffende slots
Austrian Airlines en Lufthansa („de partijen”) verbinden zich ertoe om, wanneer een luchtvaartmaatschappij die op de datum
van de aanmelding geen luchtvervoerdiensten tussen Oostenrijk en Duitsland verrichtte („nieuwe gegadigde”) en die onafhanke- lijk van de partijen is, met een nieuwe non-stopdienst tussen ØØn of meer Oostenrijks-Duitse stedenparen („het stedenpaar of de stedenparen van de nieuwe gegadigde”) wenst te beginnen, die maatschappij onder de hieronder uiteengezette voorwaar- den slots ter beschikking te stellen. Met het oog op de onder- havige verbintenissen wordt onder een non-stopdienst mede verstaan een dienst met verschillende tussenlandingen waarbij gebruik wordt gemaakt van ØØn enkel vliegtuig, die in Oosten- rijk, Duitsland of een derde land begint en/of eindigt en die ten minste ØØn non-stopsegment tussen Oostenrijk en Duitsland omvat.
De partijen verbinden zich ertoe een nieuwe gegadigde voor een bepaald stedenpaar van de nieuwe gegadigde slots („slots voor de nieuwe gegadigde”) ter beschikking te stellen tot een maximum van 40 % van de slots die de partijen op het ogen- blik van de aanmelding voor vluchten tussen het betrokken stedenpaar gebruikten. Wanneer de partijen voorafgaandelijk op basis van vrijwilligheid slots ter beschikking stellen, worden deze echter op de 40 % in mindering gebracht.
De partijen verbinden zich ertoe ervoor te zorgen dat de slots voor de nieuwe gegadigde binnen 45 minuten van het door de nieuwe gegadigde gewenste tijdstip liggen, en kennen in het geval van diensten met ØØn tussenlanding een transitlandings- en starttijd binnen 90 minuten toe, voorzover de partijen bin- nen het relevante tijdvak over slots beschikken.
De nieuwe gegadigde moet een duidelijk schriftelijk verzoek met betrekking tot de voorgenomen dienst tot de partijen rich- ten, en dit uiterlijk zes weken vóór de IATA-dienstregelings- conferentie voor het verkeersseizoen tijdens hetwelk de nieuwe gegadigde voornemens is met de dienst te beginnen. Een nieuwe gegadigde zal slechts voor de terbeschikkingstelling van slots overeenkomstig de onderhavige verbintenissen in aan- merking komen, indien hij kan aantonen dat alle in redelijkheid en te goeder trouw gedane inspanningen om voor het steden- paar van de nieuwe gegadigde volgens de gewone procedure van toewijzing van slots tijdens de eerstvolgende dienstrege- lingsconferentie (met inbegrip van de toewijzing van slots door de coördinator na het verstrijken van de termijn voor de teruggave van slots) slots te verkrijgen, mislukt zijn. De nieuwe gegadigde moet gedurende de gehele periode (vanaf de indiening van voornoemd schriftelijk verzoek tot het einde van de betrokken IATA-dienstregelingsperiode) met betrekking tot de onderscheiden luchthavens een beleid van openheid voeren. Wanneer de nieuwe gegadigde volgens de gewone toe- wijzingsprocedure slots verkrijgt, worden deze in mindering gebracht op het totale aantal slots waarom de nieuwe gega- digde overeenkomstig dit onderdeel van de verbintenissen ge- rechtigd is te verzoeken, tenzij het aandeel van de partijen in het totale aantal frequenties tussen het betrokken stedenpaar meer dan 60% bedraagt. Verzoeken om slots overeenkomstig het bepaalde in deze paragraaf gelden slechts voor een bepaald dienstregelingsseizoen. Wanneer een nieuwe gegadigde niet met de dienst is begonnen, met de dienst is begonnen tegen een lagere frequentie dan voorzien, of een bijkomende frequentie wenst te exploiteren, is het bepaalde in deze afdeling van toe- passing op elk verzoek om bijkomende slots tijdens een vol- gend dienstregelingsseizoen.
Slots voor een nieuwe gegadigde mogen uitsluitend worden gebruikt voor het verrichten van diensten tussen het stedenpaar van de nieuwe gegadigde met vliegtuigen met een capaciteit van 46 of meer plaatsen. Deze voorwaarde geldt niet, wanneer een nieuwe gegadigde vóór de datum van bekendmaking van de vrijstellingsbeschikking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen met de dienst is begonnen.
Wanneer een nieuwe gegadigde voor diensten op een route tussen Oostenrijk en Duitsland gebruik wenst te maken van een vliegtuig dat op een luchthaven in een derde land is ge- stationeerd, kan die nieuwe gegadigde overeenkomstig de on- derhavige bepalingen (met inbegrip van beperkingen op het aantal slots dat voor de dienst tussen een stedenpaar beschik- baar is) slots verkrijgen voor vluchten vanuit of naar dat derde land om het vliegtuig bij het begin of het einde van de ope- raties te bestemder plaatse te brengen („technische slots”). De partijen zijn slechts verplicht technische slots ter beschikking te stellen, indien de nieuwe gegadigde die om dergelijke slots verzoekt en/of zijn franchisegever minder dan drie frequenties per dag vanuit de betrokken luchthaven naar derde landen/van- uit derde landen naar de betrokken luchthaven onderhouden op het ogenblik waarop het verzoek wordt ingediend. Boven- dien verbinden de partijen zich ertoe technische slots ter be- schikking te stellen die binnen 180 minuten van het door de nieuwe gegadigde gewenste tijdstip liggen, voorzover de par- tijen binnen het relevante tijdvak over slots beschikken.
Wanneer de nieuwe gegadigde een dienst tussen een derde land en ØØn van de tot de stedenparen van de nieuwe gegadigde behorende steden onderhoudt en de nieuwe gegadigde de fre- quenties vermindert of de dienst op het derde land stopzet, is de nieuwe gegadigde verplicht de slots die voorheen voor de dienst op het derde land werden gebruikt, voor de dienst tussen de stedenparen van de nieuwe gegadigde te gebruiken. De nieuwe gegadigde zal in dat geval verplicht zijn evenveel slots voor de nieuwe gegadigde aan de partijen terug te geven als voorheen voor de dienst op het derde land werden gebruikt.
Wanneer een nieuwe gegadigde die overeenkomstig de onder- havige procedure slots heeft verkregen, besluit ofwel niet ofwel tegen een lagere frequentie met een dienst tussen het steden- paar van de nieuwe gegadigde te beginnen, moet de nieuwe gegadigde de partijen hiervan onverwijld in kennis stellen en hun de slots teruggeven. Wanneer een nieuwe gegadigde die overeenkomstig de onderhavige verbintenissen slots heeft ver- kregen, de dienst tussen het stedenpaar van de nieuwe gega- digde stopzet of die slots om een andere reden (bv. wegens onrechtmatig gebruik) dreigt te verliezen, moet de nieuwe ge- gadigde de partijen hiervan onverwijld in kennis stellen en hun de slots teruggeven. Met het oog op het bepaalde in deze paragraaf zullen een nieuwe gegadigde en zijn dochteronder- nemingen worden geacht de dienst tussen een stedenpaar van de nieuwe gegadigde te hebben stopgezet, wanneer naar gelang van het geval hij of zij hun slots niet ten minste voor 80 % hebben gebruikt tijdens het dienstregelingsseizoen waarvoor ze waren toegewezen voor het betrokken stedenpaar, tenzij de nieuwe gegadigde zich voor het niet-gebruiken van de slots kan beroepen op ØØn van de rechtvaardigingsgronden, vermeld in artikel 10, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 95/93 of in enige andere verordening tot wijziging of ter vervanging daarvan.
Ingeval de nieuwe gegadigde de partijen te laat in het dienst- regelingsseizoen op de hoogte brengt om de partijen in staat te stellen de teruggegeven slots onmiddellijk te gebruiken over-
eenkomstig de bepalingen van artikel 10, lid 3, van Verorde- ning (EEG) nr. 95/93 of na het verstrijken van de termijnen van artikel 10, lid 4, van die verordening en vóór het daadwerke- lijke begin van het dienstregelingsseizoen, zijn de partijen ertoe gerechtigd van de nieuwe gegadigde te eisen dat hij hun een slot overdraagt die met de teruggegeven slots vergelijkbaar zijn. Indien de nieuwe gegadigde, om welke reden ook, niet in staat is om de partijen slots over te dragen die met de teruggegeven slots vergelijkbaar zijn, kunnen de partijen het niet-gebruik van de teruggegeven slot rechtvaardigen op grond van artikel 10, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 95/93.
Teneinde te waarborgen dat de door de partijen ter beschikking gestelde slots in overeenstemming met de onderhavige verbin- tenissen worden gebruikt, zullen de partijen en de nieuwe ge- gadigde in onderlinge overeenstemming een mechanisme instel- len dat de partijen in staat stelt op het gebruik van de slots toe te zien. De partijen zullen de Commissie van de aard van dit mechanisme op de hoogte brengen.
Door de partijen overeenkomstig de onderhavige verbintenissen ter beschikking gestelde slots zullen zonder enige compensatie worden aangeboden.
2. Verbintenissen betreffende frequenties
De partijen verbinden zich ertoe aan de dienst tussen een bepaald stedenpaar van de nieuwe gegadigde geen frequenties toe te voegen gedurende ten minste vier opeenvolgende IATA- tariefseizoenen, te beginnen met en met inbegrip van het tarief- seizoen tijdens hetwelk de nieuwe gegadigde met de dienst tussen het stedenpaar van de nieuwe gegadigde begint.
3. Verbintenissen betreffende tarieven
De partijen verbinden zich ertoe om, telkens wanneer zij een gepubliceerd tarief voor vluchten tussen een stedenpaar van de nieuwe gegadigde verlagen, een (in procent) gelijke tariefver- laging toe te passen op de vluchten tussen drie andere Oosten- rijks-Duitse stedenparen met betrekking tot welke zij geen con- currentie ondervinden. Deze verbintenis geldt slechts zolang de tariefverlaging voor vluchten tussen het stedenpaar van de nieuwe gegadigde van kracht blijft. Met het oog op deze ver- bintenis worden als gepubliceerde tarieven beschouwd: de toe- passelijke IATA-tarieven, tarieven van luchtvaartmaatschappijen die via de openbare tarievendatabank van de ATPCO (Airline Tariffs’ Publishing Corporation) naar geautomatiseerde boe- kingssystemen worden verspreid, en tarieven die op het Inter- net worden aangeboden, mits deze tarieven voor het grote publiek beschikbaar zijn.
Op welke drie andere vergelijkbare Oostenrijks-Duitse steden- paren de partijen gelijke tariefverlagingen zullen toepassen, zal als volgt worden bepaald: de partijen zullen twee stedenparen kiezen uit de vijf qua belang (gemeten aan het aantal reizigers) op het betrokken stedenpaar van de nieuwe gegadigde vol- gende Oostenrijks-Duitse stedenparen met betrekking tot welke zij geen concurrentie ondervinden. Het derde Oostenrijks-Duits stedenpaar zullen de partijen geheel vrij mogen kiezen, op voorwaarde dat het een stedenpaar is met betrekking tot het- welk zij geen concurrentie ondervinden.
De onderhavige verbintenis zal niet gelden in uitzonderlijke gevallen waarin de partijen tot voldoening van de Commissie kunnen aantonen dat een tariefverlaging wordt gerechtvaardigd door veranderingen in de omstandigheden met betrekking tot een bepaald stedenpaar die geen verband houden met de con- currentieactiviteit van de nieuwe gegadigde.
4. Verbintenissen betreffende overeenkomsten inzake voorbehouden capaciteit
Telkens wanneer het aantal door een nieuwe gegadigde aange- boden frequenties lager is dan het aantal door de partijen onderhouden frequenties, zullen de partijen op verzoek van de nieuwe gegadigde met betrekking tot het stedenpaar of de stedenparen van de nieuwe gegadigde een overeenkomst inzake voorbehouden capaciteit sluiten.
Elke overeenkomst inzake voorbehouden capaciteit moet be- trekking hebben op een vast aantal plaatsen („vast blok”) en moet ten minste gedurende ØØn volledig IATA-tariefseizoen van kracht zijn. Het aantal plaatsen waarop dergelijke overeen- komsten betrekking hebben, mag ten hoogste 15 % van het aantal op een bepaalde frequentie aangeboden plaatsen bedra- gen; het mag in geen geval om minder dan 12 of meer dan 25 plaatsen in een bepaald vliegtuig gaan. De nieuwe gegadigde draagt het volledige commerciºle risico voor de plaatsen die onder toepassing van de overeenkomst inzake voorbehouden capaciteit vallen.
5. Verbintenissen betreffende interlining
De partijen verbinden zich ertoe om, telkens wanneer nog geen interlining-overeenkomst tussen een nieuwe gegadigde en de partijen bestaat, met betrekking tot het stedenpaar of de ste- denparen van de nieuwe gegadigde waartussen de nieuwe ge- gadigde een dienst onderhoudt, een interlining-overeenkomst te sluiten.
Elke overeenkomstig dit onderdeel van de verbintenissen geslo- ten interlining-overeenkomst zal:
— slechts van toepassing zijn op de tariefcategorieºn F, C en Y;
— voorzien in interlining op basis van de gepubliceerde tarie- ven enkele reis van de partijen in geval van uitgifte van een biljet enkele reis, en op basis van de helft van de gepubli- ceerde tarieven voor een heen- en terugvlucht van de par- tijen in geval van uitgifte van een retourbiljet;
— uitsluitend gelden voor vervoer met een werkelijke oor- sprong en bestemming, verricht door de nieuwe gegadigde;
— aan de MITA-regels en/of de gebruikelijke commerciºle voorwaarden onderworpen zijn; en
— in de mogelijkheid voorzien dat de nieuwe gegadigde of reisagentschappen een heen- en terugvlucht aanbieden, be- staande uit een door de partijen verrichte dienst in de ene richting en een door de nieuwe gegadigde verrichte dienst in de andere richting.
De partijen verbinden zich ertoe, afhankelijk van het aantal beschikbare plaatsen in de betrokken tariefklasse, een reiziger te vervoeren die in het bezit is van een biljet voor een vlucht van een nieuwe gegadigde tussen een stedenpaar van de nieuwe gegadigde. Om misbruik te voorkomen, zullen de partijen evenwel kunnen eisen dat naar gelang van het geval de nieuwe gegadigde of de reiziger een toeslag betaalt, gelijk aan het ver- schil tussen het door de partijen aangerekende tarief en het door de nieuwe gegadigde aangerekende tarief. Ook zullen, wanneer het door de nieuwe gegadigde aangerekende tarief lager is dan de waarde van het door de partijen uitgegeven biljet, de partijen slechts verplicht zijn hun biljet te endosseren ten belope van het door de nieuwe gegadigde aangerekende tarief. Nieuwe gegadigden zullen dezelfde bescherming genie- ten, wanneer het door de partijen aangerekende tarief lager is dan de waarde van het door de nieuwe gegadigde uitgegeven biljet.
Elke overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling met betrek- king tot een bepaald stedenpaar van een nieuwe gegadigde
gesloten interlining-overeenkomst zal vervallen, wanneer de nieuwe gegadigde de dienst tussen dat stedenpaar van de nieuwe gegadigde stopzet.
De partijen verbinden zich ertoe op verzoek van een nieuwe gegadigde met die nieuwe gegadigde een bijzondere pro-rata- overeenkomst voor verkeer met een werkelijke oorsprong en bestemming in Duitsland of Oostenrijk en/of verder dan Duits- land of Oostenrijk te sluiten, en dit onder voorwaarden, ver- gelijkbaar met die welke voor de betrokken route met derde, niet tot de alliantie behorende/andere tot de alliantie behorende luchtvaartmaatschappijen zijn overeengekomen. In het geval van een bijzondere pro-rata-overeenkomst die betrekking heeft op internationaal transferverkeer, geldt deze verbintenis slechts voor routes waarop het internationale transferverkeer meer dan 35 % van het totale volume van het verkeer tussen het steden- paar van de nieuwe gegadigde bedraagt.
6. Verbintenissen betreffende ÐFrequent Flyer Programs” (FFP’s)
De partijen verbinden zich ertoe om, wanneer een nieuwe gegadigde niet aan ØØn van de FFP’s van de partijen deelneemt, noch over een eigen vergelijkbaar FFP beschikt, die nieuwe gegadigde op zijn verzoek toe te staan met betrekking tot de stedenparen van de nieuwe gegadigde aan hun gemeenschap- pelijk FFP deel te nemen. Er zal met de nieuwe gegadigde onder redelijke en niet-discriminatoire voorwaarden een contract wor- den gesloten, onder meer met betrekking tot de compensatie voor eventueel door de partijen gedane kosten.
Elk overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling gesloten con- tract zal met betrekking tot een bepaald stedenpaar van de nieuwe gegadigde vervallen, wanneer de nieuwe gegadigde de dienst tussen dat stedenpaar stopzet.
7. Verbintenissen betreffende intermodale diensten
De partijen verbinden zich ertoe op verzoek van een spoor- wegmaatschappij of een andere onderneming voor vervoer te land die tussen Oostenrijk en Duitsland werkzaam is („inter- modale partner”) een overeenkomst inzake intermodaal vervoer te sluiten op grond waarvan de partijen op hun routes tussen Oostenrijk en Duitsland luchtvervoer van reizigers verrichten als onderdeel van een traject dat vervoer te land door de inter- modale partner omvat („intermodale dienst”).
Elke overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling gesloten overeenkomst inzake intermodaal vervoer zal zijn gebaseerd op de MITA-beginselen (met inbegrip van het „Intermodal In- terline Traffic Agreement — Passengers” en de „IATA Recom- mended Practice 1780e”) en op de gebruikelijke commerciºle voorwaarden.
De partijen verbinden zich ertoe een strikte pro-rataverdeling overeenkomstig de MITA-regels toe te passen, ook met betrek- king tot sectoren waarin uitsluitend spoorvervoer wordt ver- richt, mits de spoorwegmaatschappij de IATA heeft meegedeeld om welke sector en om hoeveel kilometer het gaat, alsook, wanneer niet ØØn tarief voor het volledige traject is meegedeeld, welk bijkomend tarief wordt aangerekend.
De partijen zullen zich op verzoek van een potentiºle inter- modale partner te goeder trouw beijveren om tot een overeen- komst te komen onder voorwaarden, vergelijkbaar met die welke eventueel met andere intermodale partners zijn overeen- gekomen, mits is voldaan aan de noodzakelijke vereisten be- treffende inzonderheid de veiligheid, de kwaliteit van de dienst- verlening, de dekking door een verzekering en beperkingen van de aansprakelijkheid. De bepalingen van een dergelijke overeen- komst zullen voorrang hebben boven de algemene verplichtin- gen die uit het bepaalde in deze afdeling voortvloeien.
8. Duur van de vrijstelling en de verbintenissen
De onderhavige verbintenissen zullen van kracht zijn vanaf de datum waarop de op grond van artikel 5, lid 4, van Verorde- ning (EEG) nr. 3975/87 gegeven beschikking in het Publicatie- blad van de Europese Gemeenschappen wordt bekendgemaakt. De verplichtingen van de partijen uit hoofde van deze verbintenis- sen zullen vervallen op de datum waarop de vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3, van het Verdrag verstrijkt.
Indien de Commissie de op grond van artikel 81, lid 3, van het Verdrag voor de samenwerkingsovereenkomst verleende vrij- stelling krachtens artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 3975/87 of krachtens een overeenkomstige bepaling in enige verorde- ning ter vervanging daarvan intrekt, indien de op grond van artikel 81, lid 3, van het Verdrag verleende vrijstelling nietig wordt verklaard of indien de partijen de aangemelde samen- werkingsovereenkomst beºindigen, zullen de onderhavige ver- bintenissen vervallen met ingang van de datum van die intrek- king, nietigverklaring of beºindiging. In dat geval zullen de partijen het recht hebben de teruggave te eisen van alle slots die uit hoofde van deze verbintenissen ter beschikking zijn gesteld van een luchtvaartmaatschappij die op het tijdstip van de intrekking, nietigverklaring of beºindiging met gebruikma- king van die slots diensten verricht op routes tussen Oostenrijk en Duitsland. De partijen zullen ook het recht hebben elke
overeenkomstig deze verbintenissen gesloten overeenkomst in- zake voorbehouden capaciteit, interlining-overeenkomst, FFP- overeenkomst of overeenkomst inzake intermodaal vervoer met onmiddellijke ingang te beºindigen.
III. CONCLUSIE
De Commissie is voornemens op grond van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-Overeen- komst gedurende zes jaar een vrijstelling te verlenen. Vooraleer een beschikking in die zin te geven, verzoekt de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 alle belanghebbende derden hun opmerkingen binnen 30 dagen na de datum van publicatie van deze mededeling te doen toekomen aan:
Europese Commissie
Directoraat-generaal Concurrentie
T.a.v. Xxxxxx Xxxxxxxx Eenheid IV/D2,
Kamer C100 6/134 Xxxxxxxxx 000
B-1049 Brussel
fax (00-0) 000 00 00
e-mail: Xxxxxx.Xxxxxxxx@xxx.xx.xxx