TREASURY- EN BELEGGINGSSTATUUT
TREASURY- EN BELEGGINGSSTATUUT
Inhoud
3 Status en inhoud van het statuut 4
4 Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden 5
5.2 Doelstellingen cashmanagement 6
6.3 Financiering met WSW-borging 7
6.4 Financiering zonder WSW-borging 7
6.5 Gebruik brokers, bemiddelaars 8
7.2 Eisen vanuit het wettelijk kader, weergegeven in het Reglement financieel beleid en beheer 9
7.3 Collegiale financiering 10
8.2 Het beschikbaarheidsrisico 11
8.5 Indekken van renterisico’s 12
9.1 Beleid ten aanzien van financiële derivaten 13
9.2 Eisen ten aanzien van financiële derivaten 13
9.3 Vanuit het wettelijk kader, weergegeven in het reglement financieel beleid en beheer 13
10 Administratieve organisatie en interne controle 14
10.3 Treasurycommissie en evaluatiebeleid 15
10.4 Takenpakket treasuryfunctie 15
10.5 Financiële beleidscyclus/rapportages 16
10.6 Begroting en treasuryparagraaf 16
Bijlage 2 Kredietwaardigheidsbeoordelingen 29
Bijlage 3 Format transactievoorstel 32
1 Definities
In dit statuut wordt verstaan onder:
a. Directeur-bestuurder: het bestuur van de Stichting;
b. Bijlage: een bijlage bij dit statuut;
c. BTiV: Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;
d. RTiV: de Regeling besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;
e. Huurdersorganisatie: de Huurdersvereniging Barneveld;
f. Gemeente: de gemeente waarin de Stichting feitelijk werkzaam is, zijnde de gemeente Barneveld;
g. Governancecode: de governancecode woningcorporaties 2015 of zoals deze op enig moment luidt;
h. RvC: de raad van commissarissen van de Stichting;
i. Statuten: de statuten van de Stichting;
j. Stichting: Woningstichting Barneveld;
k. VTW: de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties;
l. Website: de website van de Woningstichting Barneveld;
m. Wet: Woningwet 2015;
n. WSW: Waarborgfonds Sociale Woningbouw.
o. Aw: Autoriteit woningcorporaties.
2 Inleiding
Het treasury- en beleggingsstatuut van de Stichting is onderdeel van het toezichtkader van de RvC. Het Reglement financieel beleid en beheer (hierna: RFBB) bevat bepalingen waarbinnen de treasuryfunctie actief is. In het Treasury- en beleggingsstatuut worden de doelstellingen, de governance, de planning en control, de interne organisatie, het risicomanagement, het verantwoordingskader en het normenkader (zie bijlage 4) rondom de treasuryfunctie beschreven.
De verantwoordelijken op het gebied van treasury binnen de Stichting nemen, bij de adviezen of beslissingen op het gebied van treasury, de in dit statuut geformuleerde uitgangspunten in acht. In de jaarlijks op te stellen treasuryparagraaf worden de kaders van dit statuut nader uitgewerkt naar concrete doelen.
3 Status en inhoud van het statuut
Oplossingen voor financierings- of beleggingsvraagstukken welke niet binnen het kader van het Treasury- en beleggingsstatuut en de treasuryparagraaf vallen, worden door de directeur-bestuurder vooraf ter goedkeuring voorgelegd aan de RvC en vervolgens door hem vastgesteld.
Dit statuut geldt voor zowel de Stichting als ook voor eventuele de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan conform de wettelijke bepalingen opgenomen in de Wet en het Reglement financieel beleid en beheer.
Dit statuut wordt vastgesteld door de directeur-bestuurder na voorafgaande goedkeuring door de RvC. Het statuut wordt eens in de drie jaar op actualiteitswaarde getoetst en zo nodig aangepast. Indien veranderende wet- of regelgeving doorwerking heeft op de inhoud van dit statuut, heeft dit voorrang boven de uitgangspunten opgenomen in het Treasury- en beleggingsstatuut. Het Treasury- en beleggingsstatuut zal dan zo spoedig als mogelijk worden aangepast, zodat deze zich verhoudt met de nieuwe regelgeving.
Het onderhoud van het Treasury- en beleggingsstatuut is opgedragen aan de manager bedrijfsvoering. Deze coördineert alle voorstellen tot wijziging. Een voorstel tot wijzing wordt slechts dan aan de directeur- bestuurder voorgelegd als de intern controller zich er een oordeel over heeft gevormd.
4 Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden
De algemene doelstelling van de treasuryfunctie kan worden opgedeeld in:
1. Het waarborgen van een blijvende toegang tot de geld- en kapitaalmarkt teneinde voldoende financiële middelen voor de bedrijfsactiviteiten op korte en lange termijn te garanderen;
2. Het beheersen van rente- en rendementsrisico's die samenhangen met financiering, belegging en liquide middelen;
3. Het realiseren van een zo hoog mogelijk rendement op het eigen vermogen door:
• een optimaal rendement op liquide en belegde middelen;
• een zo laag mogelijke vermogenskostenvoet van het vreemd vermogen; deze doelstelling wordt uitgevoerd met inachtneming van punt 2;
• en overigens binnen de in dit statuut aangegeven kaders;
4. De organisatie van een efficiënt betalingsverkeer;
5. Het voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
De prioriteiten van het treasurybeleid liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”).
4.2 Algemene uitgangspunten
• Binnen dit Treasury- en beleggingsstatuut gelden de bepalingen die opgenomen zijn in het RFBB.
• Het financiële beleid van de Stichting heeft als uitgangspunt het waarborgen van de financiële continuïteit.
• Met betrekking tot bevoegdheden en verantwoordelijkheden inzake de treasury-activiteiten gelden onverminderd de vigerende statuten van de Stichting. De treasury-activiteiten worden uitgevoerd binnen het speelveld van de Wet, het BTiV en de RTiV. Daarnaast zijn er in de Wet algemene bepalingen opgenomen rond verslaglegging, administratieve organisatie en informatievoorziening die ook betrekking hebben op treasury.
• Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om de renterisico's en het renteresultaat te optimaliseren.
• De toekomstige financierings- en beleggingsbehoefte wordt in kaart gebracht met behulp van de opgestelde financiële meerjarenprognose en bijbehorende kasstromen voor de komende tien jaar. Minimaal driemaal per jaar worden voortschrijdende maandelijkse liquiditeitsprognoses voor de komende twaalf maanden opgemaakt.
• Het treasurybeleid is gebaseerd op de beleidsregels van het WSW.
• Het weerstandsvermogen van de Stichting dient te voldoen aan de grenzen zoals gesteld door de Autoriteit woningcorporaties (Aw) en de borgbaarheidscriteria van het WSW.
• Transacties dan wel het aangaan van rente-instrumenten, worden overeengekomen met uitsluitend kredietwaardige partijen met een hoofdvestiging in een lidstaat van de Europese Unie. De kredietwaardigheid van tegenpartijen dient door een onafhankelijk 'rating agency' te worden vastgesteld. Beleggingsbesluiten worden niet op basis van een rentevisie genomen.
• Afgesloten financiële derivatentransacties moeten voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende uit de European Market Infrastructure Regulation (EMIR).
• Er moet niet alleen gehandeld worden naar de letter maar ook naar de geest van dit statuut.
• De uitvoering van bepaalde (deel) taken van de treasuryfunctie kunnen worden opgedragen aan derden via een besluit van de directeur-bestuurder. Voorwaarde is dat deze derden onafhankelijk zijn en geen direct geldelijk belang hebben bij de uitkomst van te nemen beslissingen. De betrokkenheid mag evenmin conflicterend zijn met de gewenste functiescheiding.
5 Cashmanagement
De definitie van liquiditeitenbeheer is het beheer van saldi in rekening-courant en de portefeuille geldmarkttransacties met een looptijd van maximaal twee jaar.
Uitgangspunten van het cashmanagement binnen de Stichting zijn:
• De liquiditeitspositie dient te allen tijde te waarborgen dat verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;
• De Stichting heeft als uitgangspunt het optimaliseren van het rendement op beschikbare liquide middelen tegen zo gering mogelijke kosten. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat deze liquide middelen te allen tijde tijdig en tegen lage kosten verkrijgbaar zijn;
• Ontwikkelingen in de kaspositie worden periodiek vergeleken met de prognose;
• Kortgeldfinanciering (waaronder rekening-courant, met een liquiditeit-typische looptijd - korter dan twee jaar) dient te allen tijde onder de grens zoals gesteld door het WSW te blijven. Indien deze norm wordt overschreden, wordt de directeur-bestuurder hierover geïnformeerd en wordt op zo kort mogelijke termijn actie ondernomen om de omvang binnen de grens te brengen
Bovenstaande uitgangspunten worden in onderstaande paragrafen nader geconcretiseerd.
5.2 Doelstellingen cashmanagement
• Het streven is erop gericht om een minimale kaspositie aan te houden, het zogenaamd sturen naar nul. Eventuele tekorten worden opgevangen door het aanhouden van een kasgeldfaciliteit en/of een rekening-courantkrediet. Eventuele kortstondige (maximaal drie maanden) overschotten op de rekening-courant worden belegd in geldmarktproducten (deposito's, of rekening- courant tegen een marktconforme rente).
• De kortlopende financieringen (met een liquiditeit-typische looptijd korter dan twee jaar) dienen te allen tijde onder de WSW-grens te blijven. Indien deze norm wordt overschreden, wordt de directeur-bestuurder hierover geïnformeerd en wordt op zo kort mogelijke termijn actie ondernomen om de omvang binnen de grens te brengen.
5.3 Huisbank
De huisbank wordt gezien als een strategische partner. De volgende eisen worden gesteld aan de huisbank:
1. Een Nederlandse bank die onder toezicht staat van de Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
2. Beschikt ten minste over een AA-rating afgegeven door ten minste twee van de ratingbureau’s Moody’s, Standard en Poort’s en Fitch.
3. Marktconforme tarieven (betalingsverkeer, credit- en debetrente);
4. Actieve advisering (zowel gevraagd als ongevraagd);
5. In staat om niet-DAEB activiteiten te financieren;
6. Het beschikbaar stellen van rekening-courantfaciliteit.
De dienstverlening van de huisbank wordt elke drie jaar geëvalueerd. De overeenkomst met de huisbankier is niet gekoppeld aan deze termijn maar is direct opzegbaar.
De Stichting beschikt desgewenst over een direct opvraagbare kredietfaciliteit teneinde:
• Op onverwachte ontwikkelingen te kunnen inspelen (flexibiliteit);
• Om kortstondige liquiditeitstekorten te kunnen opvangen;
• Binnen de kaders van dit statuut te kunnen financieren op basis van een geldmarktrente. De eisen ten aanzien van de kredietfaciliteit zijn:
• Voor het aantrekken van een kredietfaciliteit is voorafgaande toestemming van het WSW nodig;
• Verstrekken van een bankgarantie aan derden legt beslag op (een gedeelte van) de liquiditeiten en is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming hiervoor van de directeur-bestuurder. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met het deelnemersreglement van het WSW.
6 Financieringsmanagement
De volgende uitgangspunten vormen een integraal onderdeel van het beleid voor het aantrekken van nieuwe financieringen:
• Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico's en het renteresultaat te optimaliseren. Het vervroegd aantrekken van externe financieringsmiddelen zal onder enkele voorwaarden kunnen geschieden. Uitgangspunt in dezen is dat de beslissing gebaseerd is op het verminderen van renterisico en het minimaliseren van vermogenskosten op korte en/of lange termijn met inachtneming van het risico. In de treasuryparagraaf en/of begroting
worden de specifieke situaties nader gedefinieerd. In afwijkende gevallen wordt dit door de directeur-bestuurder onderbouwd en voorzien van een positief advies van de treasurycommissie, vooraf ter goedkeuring voorgelegd aan de RvC;
• Bij het aantrekken van financieringen is het uitgangspunt, binnen het kader van maximaal risico, de flexibiliteit van de totale leningenportefeuille te vergroten. Leningen met verplichte renteconversie, anders dan een spreadherziening bij een geldmarkt-modaliteit, worden niet aangetrokken. De stichting past integrale bedrijfsfinanciering toe voor de DAEB-tak. Binnen de niet-DAEB-tak kan de financieringsbehoefte zowel integraal als op projectniveau afgedekt worden;
• Het streven is om een evenwichtige opbouw van de leningenportefeuille te bewerkstelligen, zowel voor DAEB als niet-DAEB en in de onderlinge samenhang, met name gericht op vervaltermijnen van aflossing en rentebetalingen alsmede op looptijden;
• Nieuwe leningen worden afgestemd op meerjarenkasstroomprognose en de liquiditeitsplanning;
• Alvorens nieuwe leningen aan te trekken, worden er bij minimaal drie verschillende instanties concurrerende offertes aangevraagd, waaronder minimaal één broker/bemiddelaar. Dit ten dienste van informatieverwerving, optimalisatie van besluitvorming en om de marktwerking optimaal tot stand te laten komen;
• Bij het aantrekken van financiering wordt altijd getracht dit onder garantstelling te bewerkstelligen, zodat lagere rentekosten worden gerealiseerd. Borgstelling door het WSW is hiervan een voorbeeld;
• Afhankelijk van de bestaande leningenportefeuille (inclusief renterisicomomenten en vervalschema), de looptijd, rentevisie en renteontwikkelingen, zal de voorkeur omtrent de te gebruiken leningsvorm worden bepaald;
• Financieringen mogen uitsluitend plaatsvinden in euro’s.
In principe zijn alle financieringsvormen toegestaan zoals fixe-, annuïtaire en lineaire leningen. De voorkeur gaat in eerste instantie uit naar fixe-financiering. De keuze ten aanzien van de financieringsvorm wordt in principe volledig bepaald door de geprognosticeerde kasstromen van de Stichting. De kasstromen voortvloeiende uit de nieuw aan te trekken financiering worden, zoveel als mogelijk, gematcht met de kasstromenprognose. Daarnaast wordt getracht flexibiliteit in de financiering aan te brengen.
6.3 Financiering met WSW-borging
Ten behoeve van de DAEB-tak wordt in principe de financiering met borging van het WSW aangetrokken. Afwijking van dit uitgangspunt dient goed gemotiveerd te worden voorgelegd aan de directeur-bestuurder ter besluitvorming. De randvoorwaarden ten aanzien van geborgde financiering zijn:
• Per twaalf maanden (voortschrijdend) mag maximaal een percentage van 15% van het saldo uitstaande leningen van het laatste verslagjaar voor aflossing / herfinanciering en/of rente- c.q. spreadaanpassing in aanmerking komen. In de situatie dat de beleidsnorm van het WSW niet geldt op corporatieniveau, zal de Stichting deze beleidsnorm intern als renterisiconorm hanteren;
• Er worden geen middelen aangetrokken voor een langere periode dan op grond van de (meerjaren-) begroting / prognoses en op basis van het beleid van de Stichting noodzakelijk is;
• Financiering wordt aangetrokken op basis van een geprognosticeerde financieringsbehoefte. Voor geborgde financieringen geldt een uiterste stortingsdatum na afsluiten overeenkomst, conform de WSW-richtlijnen (actueel is zes maanden);
• Nieuwe leningen waarin zogenaamde embedded options zijn verwerkt, zijn niet toegestaan;
• Voor het aantrekken van nieuwe financiering dient de gemeentelijke achtervang op voorhand geregeld te zijn conform WSW reglement;
• Teneinde het herfinancieringsrisico te reduceren voldoen de jaarlijkse en contractuele eindaflossingen in enig jaar aan de hiervoor benoemde interne renterisiconorm.
6.4 Financiering zonder WSW-borging
In deze paragraaf zijn de contouren vastgelegd waarbinnen besluiten genomen worden over het aantrekken van ongeborgde leningen voor niet-borgbare projecten door de Stichting.
Bij financiering van niet-DAEB projecten is sprake van een markttoets conform de Wet en het BTiV. Er zal conform de wettelijke procedure gehandeld dienen te worden: aanvragen externe offertes, WSW-toets, rendementseisen et cetera. Het daadwerkelijk aangaan van financieringsverplichtingen kan pas plaats vinden na toestemming van de Aw om het niet-DAEB project te mogen gaan uitvoeren. Financierbaarheid (intern dan wel extern) van een niet borgbaar project is een voorwaarde voor de voortgang van het project.
Uitgangspunten niet-borgbare financiering
1. De Stichting komt zowel voor als na aantrekking van de ongeborgde lening voor reguliere borging door het WSW in aanmerking.
2. De ongeborgde lening past binnen het financieringsbeleid van de Stichting op totaalniveau (bedrijfsfinanciering).
3. Er is specifiek aandacht voor het herfinancieringsrisico en het renterisico van de totale ongeborgde leningenportefeuille (inclusief de nieuw aan te trekken ongeborgde lening);
4. Het project waarvoor borging wordt aangetrokken past binnen de portefeuillestrategie van de Stichting.
5. Verplichtingen (van enige omvang) ten aanzien van niet-DAEB activiteiten kunnen pas worden aangegaan nadat gecommitteerde financiering binnen de criteria van het investeringsstatuut is geregeld.
6. Voordat de lening wordt aangetrokken, heeft het WSW daarvoor toestemming verleend inclusief toestemming van het WSW ten aanzien van vrijgave van onderpand (indien aan de orde).
7. Het tegenpartijrisico wordt beperkt door geen leningsovereenkomsten te sluiten waarin is opgenomen dat leningen terstond opeisbaar zijn indien de lening verstrekker in surseance van betaling verkeert, of andere clausules met een dergelijke strekking.
8. Nieuwe financiële producten worden voor het afsluiten getoetst of ze voldoen aan de wet- en regelgeving en zo nodig voorgelegd aan het WSW en de Aw.
Zekerheden
1. De directeur-bestuurder besluit over het geven van (aanvullende) garanties en/of zekerheden.
2. Voor het verstrekken van zekerheden aan derden is toestemming van het WSW vereist.
3. Zekerheden (bijv. hypothecaire zekerheid) voor de financiering van een nieuw project worden in eerste instantie gegeven op basis van de waarde van dat project.
4. Alle zekerheden die de Stichting verstrekt worden nauwkeurig omschreven en zijn altijd begrensd in omvang en looptijd.
5. De te verstrekken zekerheden worden integraal opgenomen in het financieringsadvies.
6. Externe kaders (met name artikel 21d van de Wet) worden in acht genomen.
Besluitvorming
1. De leden van de treasurycommissie adviseren de directeur-bestuurder over de financierbaarheid. De overwegingen die tot het advies hebben geleid, worden geprotocolleerd.
2. Dit advies vormt onderdeel van de formele besluitvorming van het doorgaan van het project.
Na een goedkeurend besluit door de directeur-bestuurder, is de manager bedrijfsvoering verantwoordelijk voor de contacten met financiers en voor het aantrekken van de financiering.
6.5 Gebruik brokers, bemiddelaars
1. Brokers of bemiddelaars zijn tussenpersonen die bemiddelen tussen twee partijen in het tot stand brengen van financiële contracten, waarvoor zij na het afsluiten van de transactie worden vergoed middels een bemiddelingsprovisie;
2. Het gebruik van brokers/bemiddelaars is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. Zij dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen en/of onder toezicht te staan van een Europese centrale bank;
b. Indien in de besluitvorming gebruik wordt gemaakt van een bemiddelaar dan worden de totale kosten, inclusief de bemiddelingsprovisie, meegenomen;
c. De maximale provisie bedraagt 0,025% over de looptijd en (het verloop van de) hoofdsom van de lening;
d. Indien de provisie meer bedraagt dan 0,025%, dan besluit de directeur-bestuurder en legt achteraf verantwoording af aan de RvC;
e. Een separate provisienota wordt direct aan de afdeling bedrijfsvoering van de Stichting gestuurd.
7 Beleggingsmanagement
In beginsel worden beschikbare middelen intern aangewend. Indien dat niet direct mogelijk is, worden middelen zodanig belegd dat ze weer vrijkomen op het moment dat zich naar verwachting een financieringsbehoefte of renteconversie voordoet. Toekomstige financieringsbehoeften en renteconversies zijn factoren die medebepalend zijn bij de keuze van de looptijd van een belegging.
Het beleggingsbeleid en -beheer van de Stichting is dienstbaar aan het realiseren van de gewenste (volkshuisvestelijke) doelstellingen en is op transparante wijze gericht op de financiële continuïteit. Dit wordt door de Stichting vormgegeven door:
a. Het aantrekken en afstoten van beleggingen is uitsluitend ingegeven op het beperken van risico’s van het financiële beleid en beheer en op de financiële continuïteit;
b. Uitsluitend risicomijdend te beleggen;
c. Het niet hanteren van een rentevisie op basis waarvan beleggingsbesluiten worden genomen;
d. Het uitsluitend beleggen van de niet voor lopende betalingen benodigde middelen.
De Stichting trekt geen extern vermogen aan uitsluitend met het doel de aangetrokken gelden te beleggen. De Stichting streeft een beleggingsbeleid na, waarbij de nadruk ligt op het voorkomen van risico's. Dit betekent dat de volgende beleggingscategorieën in aanmerking komen:
Voor de korte termijn (beleggingshorizon tot één jaar):
• Rekening-courant;
• Xxxxxxxx'x of met deposito's vergelijkbare beleggings- en spaarvormen met hoofdsomgarantie.
Een belegging voor de lange termijn (beleggingshorizon vanaf één jaar en een maximale looptijd van vijf jaar) is alleen toegestaan na voorafgaande besluitvorming door de directeur-bestuurder. Dit besluit wordt achteraf ter kennisname aan de RvC gebracht.
De bestaande beleggingsportefeuille wordt periodiek geanalyseerd om te zien of deze nog voldoet aan het Reglement financieel beleid en beheer. Indien een belegging niet meer voldoet dan stelt de manager bedrijfsvoering een plan van aanpak op en legt deze, na consultatie van de treasurycommissie, voor aan de Aw. Het uitgangspunt bij dit plan is dat de desbetreffende belegging in zo spoedig mogelijk haalbaar te achten termijn wordt afgebouwd, rekening houdend met bedrijfseconomische uitgangspunten.
7.2 Eisen vanuit het wettelijk kader, weergegeven in het Reglement financieel beleid en beheer
1. De Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan hanteren geen rentevisie voor financiële derivaten, collegiale leningen en beleggingen. Conform BTiV artikel 106 lid 1 sub a.
2. Het aantrekken en afstoten van financiële derivaten en beleggingen geschiedt uitsluitend om de risico's van het financiële beleid en beheer te beperken. Conform BTiV artikel 106 lid 1 sub b.
3. In paragraaf 7.1 zijn mogelijke soorten beleggingen en omvang daarvan opgenomen. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub b en RTiV artikel 41 lid 1 sub c.
4. Alleen tijdelijk overtollige middelen komen voor belegging in aanmerking. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub d.
5. De Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan zetten slechts middelen, al dan niet in waardepapieren, uit bij financiële ondernemingen die zijn gevestigd in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee van de ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub e.
6. De Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan zetten slechts middelen uit in waardepapieren die een garantie bevatten dat op de einddatum de inleg of de hoofdsom beschikbaar komt. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub f.
7. De Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan doen slechts beleggingen in euro’s. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub g.
8. De Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan doen geen beleggingen in aandelen en achtergesteld papier. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub h.
9. De Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan zetten hun middelen voor ten hoogste vijf jaar uit. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub i.
10. De looptijd van de belegging dient in verhouding te staan tot de periode waarin de belegde middelen niet benodigd zijn om aan de lopende financiële verplichtingen te kunnen voldoen, zoals blijkend uit de kasstroomprognose. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub j.
11. De beleggingen worden zoveel mogelijk aangehouden tot de bij aanvang van de belegging vastgestelde looptijd. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub k.
12. De Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan gaan geen beleggingsovereenkomsten aan waarin clausules worden gehanteerd die op enigerlei wijze de uitoefening van het toezicht op toegelaten instellingen of dochtermaatschappijen kunnen belemmeren. Conform RTiV artikel 41 lid 1 sub l.
Bij het extern uitzetten wordt offerte gevraagd bij minimaal twee, bij voorkeur drie, verschillende partijen alvorens een transactie wordt afgesloten.
In geval van een downgrading, waarbij de nieuwe kredietwaardigheid van de tegenpartij onder de vereiste minimale rating komt te liggen, zal dit door de manager bedrijfsvoering gerapporteerd worden aan de directeur-bestuurder die dit aansluitend ter kennisname aan de RvC zal brengen. Omwille van nog verdere reductie van risico worden beleggingen in principe gespreid over meerdere partijen tenzij per partij op enig moment een bepaald maximum aan beleggingen uitstaat. In de treasuryparagraaf zal worden aangegeven welke limieten gesteld worden aan de beleggingen per tegenpartij.
In geval van daadwerkelijke voorziene overliquiditeit kunnen op basis van voornoemde uitgangspunten in de treasuryparagraaf aanvullende criteria worden opgenomen. Bij het daadwerkelijk doen van beleggingen zijn de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van toepassing zoals beschreven in artikel 10.
Indien de Stichting een beleggingsportefeuille heeft, zal zij hierover rapporteren in haar jaarverslag, conform de wettelijk eisen.
7.3 Collegiale financiering
De Stichting kan een collega toegelaten instelling ondersteunen met de (tijdelijke) financiering van volkshuisvestelijke activiteiten en/of investeringen. Een besluit tot collegiale financiering wordt, met bijbehorende voorwaarden en inachtneming van het gestelde artikel 40a van het RTiV , vooraf door de directeur-bestuurder ter goedkeuring voorgelegd aan de RvC. Financiering binnen een regionaal samenwerkingsverband dient eveneens vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de RvC en te voldoen aan de eisen voor collegiale financiering.
Sinds 1 juli 2015 zijn nieuwe financieringen en garantstellingen aan dochtermaatschappijen en/of verbindingen niet meer toegestaan.
8 Risicomanagement
De belangrijkste risico’s ie betrekking hebben op alle treasury-activiteiten zijn:
• renterisico;
• beschikbaarheidsrisico;
• liquiditeitsrisico;
• tegenpartijrisico.
Dit is het risico dat de toekomstige operationele kasstromen van de Stichting negatief worden beïnvloed door wijzigingen in de rentestanden.
Onder renterisico wordt verstaan de optelsom van:
a. De schuldrestanten van de langlopende leningen die (deels) worden geherfinancierd in het betreffende jaar;
b. Schuldrestant van leningen op moment van renteconversies en spreadherzieningen;
c. Leningen met een variabele rente;
d. Kort geld (zie onderdeel Cashmanagement/liquiditeitenbeheer); verminderd met:
e. De som van de schuldrestanten van de leningen waarvan de renterisico's zijn afgedekt met financiële derivaten.
Alleen de bestaande renterisicopositie is onderwerp van renterisicobeheer.
Doelstelling
Doel is het renterisico in de tijd te spreiden zodat de Stichting een hoge mate van zekerheid krijgt over de toekomstige rentekosten. Daarnaast is een doelstelling, gegeven de mogelijkheid in beperkte mate een renterisico te lopen, de rentekosten te minimaliseren voor de langere termijn.
Limieten
Voor het renterisicobeheer gelden de volgende limieten:
a. Het afgesproken rentetarief mag niet het (maandelijks) door het WSW gepubliceerde renteplafond overschrijden;
b. De Stichting maakt gebruik van de WSW-methodiek voor de meting van het renterisico. In deze methodiek worden jaarlijks de geraamde (her)financieringen en de renteconversies opgeteld. Dit vormt het zogenaamde renterisicovolume. Dit renterisicovolume wordt vervolgens gerelateerd aan de omvang van het rentedragend vreemd vermogen. Het renterisicovolume is gemaximeerd op 15% van de omvang van het rentedragend vreemd vermogen van het betreffende jaar waarin het renterisico wordt gemeten. Indien het WSW een andere beleidsnorm vaststelt, op corporatieniveau of sectorniveau, dient die norm gehanteerd te worden.
8.2 Het beschikbaarheidsrisico
Het risico bestaat uit de behoefte aan nieuwe (her)financiering voor de komende twaalf maanden minus de mate waarin op dat moment met zekerheid in deze behoefte kan worden voorzien.
Het beschikbaarheidsrisico is afhankelijk van:
a. De algemene economische situatie en meer specifiek de woningmarkt, inclusief het aanbod van financieringsmiddelen;
b. Het risicoprofiel van de Stichting;
c. Een aantal andere elementen die in dit Treasury- en beleggingsstatuut worden geadresseerd (zie onderdeel instrumenten).
Doelstelling
Doel is in hoge mate in de financieringsbehoefte voor de komende zes maanden te voorzien.
Limieten
In het algemeen zal de Stichting alleen geborgde lange termijn financiering kunnen aantrekken indien het WSW een borgingsplafond toekent en de Stichting dit gestelde maximum niet overschrijdt. Om ongeborgde financiering te kunnen aantrekken is voldoende onderpand noodzakelijk, dat door WSW moet zijn vrijgegeven. De hoogte van het borgingsplafond dient voldoende te zijn om aan de financieringsbehoefte in een kalenderjaar te voldoen.
Instrumenten
Voor het beheren van het beschikbaarheidsrisico heeft de Stichting de volgende instrumenten tot haar beschikking:
a. De wijze waarop wordt omgegaan met relaties met financiers;
b. De wijze waarop wordt omgegaan met het aantal financiers;
c. De wijze waarop eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de financiers;
d. De wijze waarop een samenloop van vervaldata van lopende leningen wordt toegestaan (zie onderdeel financiering en cashmanagement/liquiditeitenbeheer).
De financieringsbehoefte wordt op basis van een geactualiseerde liquiditeitsplanning ingeschat. In de treasuryparagraaf zal worden vastgelegd in welke mate de financieringsbehoefte zal worden afgedekt.
8.3 Het liquiditeitsrisico
Het liquiditeitsrisico betreft het risico dat de Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan op enig moment niet aan de direct opeisbare financiële verplichtingen kan voldoen.
Doelstelling
Doelstelling van de Stichting is het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte financiering van alle
voorgenomen activiteiten (inclusief eventueel de dochtermaatschappijen en verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan). Concreet betekent dit dat er voldoende borgingsplafond bij het WSW voor de investeringen in borgbare activiteiten beschikbaar is (DAEB-tak), dat tijdig ongeborgde (her-)financiering beschikbaar is en voor de korte termijn er ruimte is in beschikbare kredietfaciliteit bij de bank(en).
Limieten
Een kortgeldfaciliteit die voldoet aan de beleidsregels van het WSW. De looptijd van de aan te trekken leningen mag niet langer zijn dan twee jaar. De minimum liquiditeit c.q. liquiditeitsruimte zal jaarlijks worden vastgesteld en in de treasuryparagraaf worden opgenomen.
Instrumenten
1. De Stichting zorgt voor een kwalitatief goede en periodiek geactualiseerde liquiditeitsprognose en - planning, inclusief scenario-analyse;
2. Bij de totstandkoming van de treasuryparagraaf levert de manager bedrijfsvoering een actieve bijdrage aan de kaderzetting, het opstellen en de beoordeling daarvan. Op basis daarvan kan beoordeeld worden of zowel voor het eerstkomende jaar als over een periode van 10 jaar voldoende liquiditeiten / financieringsruimte (DAEB-tak en niet-DAEB-tak) beschikbaar is.
Bij het aangaan van financiële transacties loopt de Stichting een kredietrisico. Het kan zijn dat de tegenpartij niet aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. In dat geval lijdt de Stichting mogelijk een verlies.
Doelstelling
Mogelijke verliezen voortkomend uit een gelopen kredietrisico minimaliseren.
Limieten
Teneinde mogelijke verliezen te voorkomen streeft de Stichting ernaar financiële (trans)acties aan te gaan met financieel solide tegenpartijen met zo hoog mogelijke lange termijn credit rating. Deze lange termijn credit rating van de betreffende tegenpartij zal minimaal AA-rating dienen te zijn afgegeven door ten minste twee van de ratingbureaus Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch, voor geldmiddelenbeheer, het aantrekken en gebruiken van financiële derivaten en beleggingsactiviteiten.
Daarnaast is de uitstaande (netto) vordering per tegenpartij op enig moment gebonden aan een maximum. In de treasuryparagraaf zal het jaarlijkse limiet worden aangegeven. De vordering is de som van de saldi op de bankrekeningen, uitstaande uitzettingen (call geld en/of deposito's) en financiële derivatentransacties (die een vordering vertegenwoordigen).
Instrumenten
Er bestaat voor de Stichting een aantal mogelijkheden om het tegenpartij risico te reduceren. Deze zijn:
1. De keuze van tegenpartijen;
2. De spreiding over tegenpartijen;
3. Het verkrijgen van onderpand. Indien de totale uitstaande vordering de gestelde limiet dreigt te overschrijden dan kan de Stichting aan de tegenpartij onderpand gaan vragen. Indien de tegenpartij hiertoe niet genegen is, of de gestelde condities zijn niet acceptabel, dan dient de positie door de Stichting te worden afgebouwd.
8.5 Indekken van renterisico’s
Ten minste drie keer per jaar brengt de Stichting de verwachte renterisico's in een meerjarenperspectief in beeld. Deze renterisico's kunnen voortvloeien uit de bestaande leningen- en beleggingsportefeuilles en de liquiditeitsplanning. De renterisico's worden beoordeeld in relatie tot de geldende spreidingsnormen en de actuele rentestructuur en de rentevisie.
Op basis hiervan wordt besloten welke acties worden ondernomen om renterisico's in te dekken of het renteresultaat verder te optimaliseren. Voor het indekken van renterisico's gelden de richtlijnen, gebaseerd op de voorschriften van het WSW.
Jaarlijks stelt de treasurycommissie tijdig een rentepercentage vast dat wordt gehanteerd in de begroting voor het komende jaar en op te nemen als maximum rente voor nieuwe financieringen en/of renteconversies en/of
forward renteafspraken. Hierbij dienen de richtlijnen van de Aw en/of het WSW in aanmerking te worden genomen.
Voor het indekken van renterisico's zijn verschillende soorten instrumenten voorhanden. Meestal worden hiervoor conventionele instrumenten ingezet, zoals een uitgestelde storting. Daarnaast is het mogelijk renterisico's in te dekken met behulp van derivaten. In sommige gevallen zijn deze flexibeler of tegen lagere kosten toepasbaar dan conventionele instrumenten.
9 Financiële derivaten
Financiële derivaten zijn:
a. Financiële contracten waarvan de waarde is afgeleid van een onderliggende waarde of een referentieprijs, of;
b. Onderdelen van financiële contracten die, op zichzelf beschouwd, financiële contracten als bedoeld in onderdeel a. zijn.
Financiële derivaten dienen altijd één op één aan te sluiten op de financieringsactiviteiten van de Stichting. Rekening houdend met de wettelijke bepalingen laat de Stichting de mogelijkheid open om financiële derivatencontracten af te sluiten.
9.1 Beleid ten aanzien van financiële derivaten
Het aantrekken en afstoten van financiële derivaten heeft uitsluitend ten doel om risico’s van het financiële beleid en beheer te beperken, specifiek het beheren van het renterisico. Derhalve zal de netto financiële derivatenportefeuille per saldo nooit de omvang van de leningenportefeuille overstijgen.
Uitgangspunt zal zijn dat de Stichting in principe geen gebruik maakt van financiële derivaten. Uitzonderingen zijn:
a. Er is geen goede alternatieve oplossing beschikbaar;
b. Ten opzichte van de geoffreerde financieringsalternatieven resulteert het aangaan van een lening in combinatie met een financiële derivatentransactie in substantieel lagere financieringskosten (de verschillende mogelijkheden moeten (per saldo) volledig vergelijkbaar zijn). In deze situatie wordt, indien mogelijk, het derivaat integraal onderdeel van de leningendocumentatie.
9.2 Eisen ten aanzien van financiële derivaten
a. Het aantrekken van financiële derivaten wordt alleen toegestaan na het afwegen van alternatieven (kosten- en batenanalyse) en risicoanalyse;
b. Voorwaarde is dat wordt voldaan aan het deelnemersreglement en de richtlijnen van het WSW.
9.3 Vanuit het wettelijk kader, weergegeven in het reglement financieel beleid en beheer De Stichting hanteert ten aanzien van financiële derivaten de volgende bepalingen:
1. De Stichting, eventueel de dochtermaatschappij en de verbonden ondernemingen waarvan de
Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan hanteren geen rentevisie voor financiële derivaten. Conform BTiV artikel 106 lid 1 sub a.
2. Het aantrekken en afstoten van financiële derivaten uitsluitend geschiedt om de risico's van het financiële beleid en beheer te beperken. Conform BTiV artikel 106 lid 1 sub b.
3. Het vervreemden van financiële derivaten, anders dan met het doel om derivaatposities te sluiten, is niet toegestaan. Conform BTiV artikel 106 lid 1 sub c.
4. Er worden geen clausules gehanteerd die op enigerlei wijze de uitoefening van het toezicht op de Stichting en eventueel dochtermaatschappijen en verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan kunnen belemmeren. Conform BTiV artikel 106 lid 2.
5. Dat de Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan geen andere financiële derivaten aantrekken dan rentecaps of payer swaps:
a. ter hedging van variabele leningen die voor of tegelijk met het tijdstip van aantrekken van dat derivaat zijn aangetrokken;
b. welke payer swaps geen langere looptijd hebben dan tien kalenderjaren;
c. waarvan het kalenderjaar waarin zij worden aangetrokken het eerste is;
d. of basisrenteleningen indien zij uitsluitend tot doel hebben om daarin financiële derivaten in te
‘laten doorzakken’ om te kunnen voldoen aan de buffereis of het sluiten/unwinden van contracten met toezicht belemmerende bepalingen. Conform BTiV artikel 107 lid 1 sub a en b.
6. Dat de Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan uitsluitend financiële derivaten aantrekken, als de financiële instelling bij wie ze aankoopt haar heeft aangemerkt als een niet-professionele belegger als bedoeld in artikel 4:18d van de Wet op het financieel toezicht. Conform BTiV artikel 107 lid 2 sub a.
7. Dat de Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan uitsluitend financiële derivaten aantrekken, nadat zij met de instelling van welke zij die financiële derivaten aantrekt een Raamovereenkomst interest rate swaps (bijlage 6 bij artikel 43 RTiV) en een zogenaamd " ISDA Master Agreement" (zie ook onderdeel B van bijlage 7 bij artikel 43 RTiV: "Schedule to 2002 Master Agreement") heeft afgesloten. Conform BTiV artikel 107 lid 2 sub b en c.
8. Dat de Stichting en eventueel de dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan de Stichting meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan uitsluitend financiële derivaten aantrekken die in euro's luiden. Conform BTiV artikel 107 lid 2 sub d.
9. De bank, waarbij een dochtermaatschappij financiële derivaten afsluit of middelen uitzet, voldoet aan de eisen, genoemd in BTiV artikel 13, eerste lid. Conform BTiV artikel 107 lid 3.
1. Voor het aangaan van financiële derivatentransacties is vooraf goedkeuring nodig van de directeur- bestuurder. Deze financiële derivatentransacties moeten passen binnen de treasuryparagraaf. Bovendien is voorafgaande aan het effectueren van de financiële derivatentransactie een advies van een extern deskundige noodzakelijk. Deze deskundige mag op geen enkele wijze betrokken zijn bij de partij die de transactie verschaft;
2. Voordat wordt overgegaan tot de inzet van financiële derivaten wordt advies gevraagd van de treasurycommissie;
3. Derivatencontracten worden afgesloten zonder marktwaardeverrekening, ofwel zonder CSA. Een CSA is een contractuele afspraak om het marktwaardeverschil tussentijds te verrekenen en kan als annex bij een raamovereenkomst voor financiële derivatentransacties worden opgenomen. De Stichting heeft dit onderdeel voor af te sluiten financiële derivatencontracten uitgesloten.
10 Administratieve organisatie en interne controle
De volgende uitgangspunten vormen onderdeel van het beleid.
• De Stichting draagt er zorg voor dat de beschikkende, registrerende en controlerende functies met betrekking tot het financieel beleid zoveel mogelijk worden gescheiden;
• Iedere transactie wordt door twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);
• Er is gekozen voor een AO/IC-model waarbij de nadruk ligt op het interne controleaspect (achteraf);
• De directeur-bestuurder en RvC kunnen zich desgewenst laten bijstaan door een extern deskundige;
• De externe accountant betrekt de interne controle in haar controlewerkzaamheden en rapporteert daarover rechtstreeks aan de directeur-bestuurder;
• De RvC kan in gevallen dat financierings- en beleggingsvraagstukken buiten het kader van dit statuut vallen of afwijken van dit statuut, besluitvorming goedkeuren mits dit besluit duidelijk wordt gedocumenteerd.
De organisatiestructuur van de Stichting is, voor zover van belang in het kader van de treasury, op hoofdlijnen weergegeven. De treasuryfunctie van de stichting is organisatorisch ondergebracht binnen de afdeling bedrijfsvoering. De volgende functies worden onderscheiden en waar mogelijk, bij de treasuryactiviteiten, niet gecombineerd:
• De beschikkende functie waaronder het beoordelen van voorstellen, het nemen van besluiten en het doen afsluiten van transacties;
• De uitvoerende functie waaronder het beheer van de lening- en beleggingsportefeuille, het aanvragen van offertes en het doen van voorstellen ter besluitvorming;
• De registrerende functie waaronder het registreren van alle relevante informatie in de administratie;
• De controlerende functie waaronder het controleren van in- en externe gegevens.
De directeur-bestuurder is eindverantwoordelijk voor het ontwikkelen, formuleren en het vaststellen van het treasurybeleid. Het treasurybeleid behoeft de instemming van de RvC.
10.3 Treasurycommissie en evaluatiebeleid
De Stichting draagt zorg voor het instellen van een treasurycommissie of neemt deel aan een treasurycommissie in een (regionaal) samenwerkingsverband van woningcorporaties. De treasurycommissie is een adviesorgaan dat de directeur-bestuurder gevraagd en ongevraagd adviseert over uit te voeren transacties en overige treasury vraagstukken. De treasurycommissie komt minimaal drie maal per jaar bijeen of zoveel vaker als nodig is. In iedere bijeenkomst van de treasurycommissie zal kennis worden genomen van een door derden opgestelde rentevisie voor de komende periode. Tijdens de vergaderingen van de treasurycommissie worden in ieder geval de wijzigingen in de liquiditeitsprognose op zowel korte als lange termijn, de concept-financieringsvoorstellen, de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt en de treasuryparagraaf besproken. Daarnaast kan de treasurycommissie voorafgaand aan belangrijke financiële beslissingen bijeenkomen.
Van iedere bijeenkomst wordt een verslag en besluitenlijst gemaakt. De treasurycommissie kan zich laten bijstaan door externe adviseurs, in het geval van een voornemen tot inzet van financiële derivaten is het advies van een extern deskundige verplicht. Met het oog op de permanente educatie van de leden van de treasurycommissie en de directeur-bestuurder wordt tenminste eenmaal per jaar een extern deskundige uitgenodigd.
Minstens éénmaal per jaar evalueert de directeur-bestuurder het gevoerde treasurybeleid. De evaluatie richt zich enerzijds op het beleid zelf en anderzijds op de uitvoering van het beleid. De performance wordt besproken en er wordt ingegaan op korte, midden en lange termijndoelstellingen. Tevens wordt het risicomanagement zoals opgenomen in artikel 8 geëvalueerd. Besproken wordt hoeveel risico is gelopen bij elk van de genoemde risico’s en wat de ontwikkeling is geweest van elk van deze risico’s alsmede de verwachtingen zijn voor het komende jaar. De evaluatie van het beleid richt zich enerzijds op de vraag in hoeverre er aanpassingen gewenst c.q. noodzakelijk zijn in het beleid ten aanzien van:
• cashmanagement;
• financieringsbeleid;
• beleggingsbeleid;
• renterisicobeleid;
• financiële derivaten.
De uitkomsten en bevindingen die bij de uitvoering van het beleid naar voren komen, kunnen van invloed zijn op de beslissing tot het bijstellen van het treasurybeleid. De evaluatie van het beleid richt zich anderzijds op de volgende punten:
• de kwaliteit van de uitgebrachte rapportages: voldoen de rapportages aan de informatiebehoeften (besluitvormings-/verantwoordingsinformatie);
• het gevoerde beleid;
• de naleving van de voorschriften uit het vastgestelde Treasury- en beleggingsstatuut.
10.4 Takenpakket treasuryfunctie
De taken van de treasuryfunctie binnen de Stichting zijn:
• het initiëren en coördineren van de beleidsvoorbereidende informatievoorziening;
• het voorbereiden van vergaderingen van de treasurycommissie;
• het opstellen en actualiseren van het Treasury- en beleggingsstatuut en de treasuryparagraaf;
• het bijhouden en interpreteren van marktinformatie;
• het doen van voorstellen op het terrein van treasury;
• het uitvoeren van treasurytransacties;
• het opstellen van verantwoordingsinformatie;
• het onderhouden van contacten met banken en marktpartijen;
• administratieve organisatie, interne controle en uitvoering daarvan.
10.5 Financiële beleidscyclus/rapportages
De Stichting gebruikt de jaarlijkse financiële beleidscyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over dat beleid en voor bijstelling van het beleid door het jaar heen. De beleidscyclus kent een begroting en meerjarenbegroting met daarin een jaarplan, periodieke rapportages (waaronder verslag treasurycommissie) en een jaarverslag.
10.6 Begroting en treasuryparagraaf
De begroting wordt elk jaar vastgesteld op basis van de gegevens zoals die worden aangeleverd door de verschillende afdelingen. Onderdeel van de begroting is de treasuryparagraaf die wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de manager bedrijfsvoering.
In de treasuryparagraaf komen de volgende zaken aan de orde:
• het verloop van de liquiditeiten voor de korte en lange termijn;
• de renterisicopositie voor de lange termijn;
• informatie over de lening- en beleggings- en financiële derivatenportefeuille;
• limieten voor bevoegdheden ten behoeve van de vermogenspositie, de schuldpositie, financiële ratio’s en de vermogenskostenvoet;
• de formulering van het beleggingsbeleid;
• overige specifieke aandachtspunten;
• de verwachte ontwikkeling van de vermogenspositie, de schuldpositie, financiële ratio's en de vermogenskostenvoet.
10.7 Het mandaat
Xxxxxxx het vaststellen van de begroting en de daarin opgenomen treasuryparagraaf geeft de directeur- bestuurder het mandaat aan de manager bedrijfsvoering om de in de treasuryparagraaf voorgestelde transacties daadwerkelijk te kunnen uitvoeren.
De manager bedrijfsvoering kan alleen afwijken van de in het mandaat opgenomen bedragen na toestemming van de directeur-bestuurder. De treasurycommissie en de RvC worden per vier maanden geïnformeerd over feitelijke afwijkingen van het mandaat.
Bovenstaande leidt tot de volgende verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden:
Functie | Verantwoordelijkheden |
Raad van commissarissen | • Het goedkeuren van het RFBB; • Het goedkeuren van het Treasury- en beleggingsstatuut en toezicht houden op het treasurybeleid; • Het goedkeuren van de treasuryparagraaf. Dit gebeurt gelijktijdig met het goedkeuren van de begroting; • Het goedkeuren van afwijkingen van bepalingen binnen het treasury- statuut en begrotingsoverschrijdingen; • Het vaststellen van het jaarverslag, waaronder verantwoording over het gevoerde treasurybeleid; • Jaarlijks bespreken van de controlebevindingen met de accountant van het treasuryproces. |
Directeur-bestuurder | • Het vaststellen van het RFBB; • Het vaststellen van het Treasury- en beleggingsstatuut; • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid; • Het vaststellen van de treasuryparagraaf bij de begroting; • Het vaststellen van de administratieve richtlijnen op het gebied van treasurybeleid; • Het nemen van besluiten op grond van schriftelijke transactievoorstellen, die passen binnen het Treasury- en beleggingsstatuut en de treasuryparagraaf; • Het vastleggen van transactievoorstellen die buiten het bereik van het Treasury- en beleggingsstatuut of de treasuryparagraaf vallen, na voorafgaande goedkeuring door de RvC. |
Functie | Verantwoordelijkheden |
Manager bedrijfsvoering | • Het uitvoeren van de treasuryactiviteiten op het gebied van financiering, belegging en relatiebeheer; • Het opstellen/actualiseren van het RFBB; • Het opstellen/actualiseren van het Treasury- en beleggingsstatuut; • Het opstellen van de treasuryparagraaf bij de begroting; • Het opstellen van de periodieke rapportages; • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury; • Het periodiek beoordelen van de sturingsvariabelen ten aanzien van de treasuryfunctie en legt dit met een advies voor aan de directeur- bestuurder; • Het doen van voorstellen ter verbetering van het liquiditeits- en tegenpartijrisico dat de corporatie loopt op haar financiële contracten; • Het uitwerken van transactievoorstellen op basis van rapportages en analyses; • Het uitvoeren van transacties op basis van goedgekeurde voorstellen, binnen de procuratieregeling; • Het onderhouden van de relaties met banken, externe financiers en borgstellers. |
Medewerker registratie team finance & control | • Het voorbereiden en beheren van het bancaire betalingsverkeer; • Het juist en volledig administreren van financiële posities en transacties in de financiële administratie; • Het registreren van betaalopdrachten; • Het controleren of transactiebevestigingen overeenkomen met de transactie informatie zoals verstrekt door de manager bedrijfsvoering. |
(Senior) medewerker analyseren, rapporteren en informeren team finance & control | • Het opstellen van de minimaal 12-maands voortschrijdende liquiditeitsplanning; • Het opstellen van het overzicht renterisico’s leningenportefeuille en mutatie liquide middelen; • Het opstellen van het overzicht uitstaande geldmiddelen; • Het opstellen van verantwoordingsrapportages. |
Treasurycommissie | • Het adviseren van de directeur-bestuurder over het te volgen treasurybeleid; • Het verstrekken van gevraagd en ongevraagd advies met betrekking tot treasuryactiviteiten; • Het behandelen van ingebrachte rapportages, notities en transactievoorstellen; • Het inbrengen van kennis van financiële markten en de werking van financiële producten; • Het adviseren, indien nodig, over wijzigingen in het Treasury- en beleggingsstatuut; • Het bijhouden van marktinformatie. |
Intern controller | • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen; • Het uitvoeren van interne audits op de treasuryprocessen; • Het geven van een oordeel over het Treasury- en beleggingsstatuut; • Het toetsen of transacties voldoen aan interne en externe normen; • Het rapporteren over ontwikkelingen in het tegenpartij- en liquiditeitsrisico dat de corporatie loopt op haar financiële contracten; • Het rapporteren (onafhankelijk) over geconstateerde afwijkingen aan de directeur-bestuurder. |
De externe accountant | • Het in het kader van zijn reguliere controletaak adviseren en controleren betreffende feitelijke naleving van het Treasury- en beleggingsstatuut; • Het controleren van de wettelijke voorschriften en beleidsregels toezichthouder en WSW voor zover van toepassing op het treasurybeleid en onderhevig aan de accountantscontrole. |
De tegenpartij wordt verzocht ten aanzien van een geaccepteerde offerte binnen één werkdag een transactiebevestiging te sturen aan de manager bedrijfsvoering met een kopie aan de directeur-bestuurder. Telefonische offertes dienen te worden uitgebracht in het bijzijn van een medewerker van het team finance & control.
De manager bedrijfsvoering stelt met betrekking tot een geaccepteerde offerte binnen één werkdag ten behoeve van de directeur-bestuurder een notitie op, waarin verantwoording wordt afgelegd ten aanzien van de gedane transactie(s) en de gevolgde procedure. Deze notitie wordt ondertekend door de manager bedrijfsvoering, de medewerker van het team finance & control die bij het uitbrengen van de telefonische offerte aanwezig was en de directeur-bestuurder. De manager bedrijfsvoering is belast met de interne rapportage aan de directeur-bestuurder en de directeur-bestuurder is belast met de rapportage aan de RvC.
De in het kader van het vermogens- en liquiditeitenbeheer afgesloten transacties en de daaruit voortvloeiende transacties worden door de medewerker registratie van het team finance & control in de administratie van de Stichting vastgelegd. De medewerker registratie van het team finance & control ontvangt daartoe afschriften van alle interne en externe documenten die betrekking hebben op leningen, beleggingen, rente-instrumenten en lopende rekeningen.
Documenten van derden en interne notities met betrekking tot in het kader van het vermogens- en liquiditeitenbeheer afgesloten transacties worden door een medewerker van het team finance & control gearchiveerd.
De senior medewerker analyseren, rapporteren en informeren van het team finance & control voert de volgende werkzaamheden uit:
• het leggen van verbanden tussen onder andere uitstaande gelden en ontvangen rente, afgesloten overeenkomsten en ontvangen c.q. betaalde premies en opgenomen gelden en betaalde rente;
• periodieke afstemming tussen subadministraties en grootboek.
Externe documenten, uitgezonderd transactiebevestigingen, op het gebied van leningen, beleggingen, rente- instrumenten en lopende rekeningen worden rechtstreeks aan de betreffende medewerker van het team finance & control gezonden. Tevens ontvangt deze medewerker afschriften van transactiebevestigingen en van interne documenten.
De externe accountant kan op verzoek van de RvC of de directeur-bestuurder in de controle periodiek - voor zover mogelijk - de volgende zaken meenemen:
• beoordelen of de uitvoering van het vermogens- en liquiditeitenbeheer overeenkomt met de beleidsuitgangspunten en besluiten dienaangaande;
• toetsen of bevoegdheden en procedures zijn nageleefd.
In procedurebeschrijvingen zijn werkprocessen in relatie tot de financierings- en beleggingsactiviteiten gedetailleerd weergegeven. De tekeningsbevoegdheden zijn vastgelegd in de Procuratieregeling.
Jaarverslag
In het jaarverslag wordt op een transparante, complete en inzichtelijke wijze, over het gevoerde beleid verslag gedaan.
Er wordt minimaal aandacht geschonken aan:
1. Het Treasury- en beleggingsstatuut: het beleid en de uitvoering ten aanzien van treasuryactiviteiten in relatie tot dit statuut;
2. De beleggingsportefeuille, leningenportefeuille, financiële derivatenportefeuille;
3. De samenstelling en omvang en marktwaarde (ontwikkeling) van de financiële derivaten en de samenstelling en omvang van de beleggingen;
4. De risicobeheersing rond de beleggingen en financiële derivaten met betrekking tot liquiditeits- en renterisico`s;
5. De interne organisatie rond treasury, procesgang, mandatering, interne controle en verantwoording en betrokkenheid externe accountant en interne toezichthouder.
11 Informatievoorziening
De directeur-bestuurder, de manager bedrijfsvoering en de treasurycommissie dienen over adequate informatie te beschikken om het beleid ten aanzien van treasury te kunnen voorbereiden en uitvoeren. De RvC moet over voldoende informatie beschikken om haar toezichthoudende rol te kunnen vervullen. In onderstaand schema wordt weergegeven welke informatie door de Stichting wordt opgesteld. Daarnaast blijkt uit het schema wie de informatie opstelt, wie vaststelt, wie goedkeurt en met welke frequentie de informatie wordt verzorgd.
Informatie | Frequentie | Verantwoor- delijk voor het opstellen | Vaststellen | Goedkeuren | Ter informatie |
Treasury- en beleggingsstatuut (actualiseren) | 1x per drie jaar | manager bedrijfsvoering | directeur- bestuurder | RvC | treasury- commissie |
financiële meerjaren- begroting | 1x per jaar | manager bedrijfsvoering | directeur- bestuurder | RvC | treasury- commissie |
xxxxxxxxx xxxxxxxxx- prognose (jaarbasis) | 1x per jaar | medewerker team finance & control | directeur- bestuurder | RvC | treasury- commissie |
jaarplan | 1x per jaar | manager bedrijfsvoering | directeur- bestuurder | RvC | treasury- commissie |
liquiditeitsprognose (maandbasis) | 1x per maand | medewerker team finance & control | manager bedrijfsvoering | ||
leningenportefeuille | bij wijziging | medewerker team finance & control | manager bedrijfsvoering | * | |
beleggingsportefeuille | bij wijziging | medewerker team finance & control | manager bedrijfsvoering | * | |
overzicht financiële derivaten | bij wijziging | medewerker team finance & control | manager bedrijfsvoering | directeur- bestuurder | RvC |
treasury voorstellen | indien van toepassing | medewerker team finance & control | manager bedrijfsvoering | treasury- commissie | directeur- bestuurder |
marktinformatie | ad hoc | manager bedrijfsvoering | |||
rapportage treasury | 1x per vier maanden | manager bedrijfsvoering | RvC/treasury- commissie |
*) De treasurycommissie wordt bij vergadering op de hoogte gebracht.
Het sturingsmodel met betrekking tot treasury
De Stichting neemt in de meerjarenbegroting (treasuryparagraaf) tevens voor ten minste vijf jaar volgend op het laatst afgesloten boekjaar, streefwaarden en prestatie-indicatoren op, die betrekking hebben op treasury. Deze worden in relatie tot de in die jaren te verwachte financiële situatie en financiële risico’s vastgelegd. In de begroting en de treasuryparagraaf zijn de sturingsvariabelen ten aanzien van treasury opgenomen.
12 Managementinformatie
De managementrapportage vindt, gezien de omvang van de treasuryrapportage, éénmaal per vier maanden plaats. Deze rapportage is bedoeld om verantwoording af te leggen en informatie te verstrekken aan de treasurycommissie, de directeur- bestuurder en de RvC.
Omtrent de volgende aspecten van de treasuryactiviteiten vindt rapportage plaats (indien van toepassing):
• Ontwikkeling van de kaspositie van de Stichting over de rapportageperiode in vergelijking tot de prognose uit de vorige rapportage;
• Gebruik van rekening-courant en kasgeldfaciliteit over de rapportageperiode, inclusief de ontwikkeling van de rentestanden over beide faciliteiten;
• Gedurende de rapportageperiode verrichte financiële transacties:
- type financiële transactie;
- tegenpartij inclusief de rating (belegging en derivaten);
- modaliteiten van de transactie;
- offertes die aangevraagd zijn met bijzonderheden en motivatie van de keuze, de effecten van de transactie op de liquiditeit en het totale renterisico van de Stichting;
- indien het een derivatentransactie betreft dient een beschrijving van de af te dekken positie opgenomen te worden en het effect van de transactie op deze onderliggende;
- positie qua renterisico.
• De ontwikkeling van het percentage kort vreemd vermogen gerelateerd aan de totale omvang het rentedragend vreemd vermogen gedurende de rapportageperiode, rekening houdend met de afdekte posities;
• De ontwikkeling van de beleggingsportefeuille in totaal alsmede de samenstellende delen gedurende de rapportageperiode. De spreiding over de verschillende waarden wordt tevens aangegeven;
• Ontwikkeling van het gemiddeld rentepercentage van de leningenportefeuille gedurende de rapportageperiode;
• Liquiditeitsprognoses;
• Alle interne en externe ontwikkelingen die voor het resterende jaar van belang zijn met betrekking tot de liquiditeitspositie en het aantrekken en uitzetten van gelden;
• Een algemene rentevisie voor het resterende jaar en het treasurybeleid dat de organisatie voorstaat voor het resterende jaar en de financiële consequenties ervan;
• Toetsing uitgevoerde transacties aan het mandaat;
• Rapportage indien er sprake is van een downgrading bij een tegenpartij.
12.3 Besluiten
Besluiten passend binnen het Treasury- en beleggingsstatuut en de begroting worden genomen door de directeur-bestuurder. Besluiten die niet passen binnen het Treasury- en beleggingsstatuut en de begroting worden vooraf ter goedkeuring aan de RvC voorgelegd.
Besluiten worden uitsluitend genomen op basis van schriftelijke transactievoorstellen en dienen te passen binnen de randvoorwaarden van het Treasury- en beleggingsstatuut en de begroting. Transactievoorstellen worden (waar mogelijk en zinvol) voorzien van een kosten/baten analyse. De transactievoorstellen dienen door de treasurycommissie te worden besproken en van advies worden voorzien.
Een transactievoorstel kent een vaste indeling met betrekking tot het aantrekken van kapitaalmarktleningen en derivaten en dient minimaal het navolgende te vermelden zoals opgenomen in bijlage 3.
Alle besluiten worden schriftelijk vastgelegd en door de directeur-bestuurder ondertekend. Een ondertekend transactiebesluit geldt als mandaat voor de uitvoerder van het besluit.
Aldus vastgesteld door het bestuur op 30 oktober 2018
X. Xxxxxxx-xx Xxxx Directeur-bestuurder
Aldus goedgekeurd door de RvC in haar vergadering van 30 oktober 2018
X. Xxxxxx
Voorzitter Raad van commissarissen
Bijlage 1 Begrippenlijst
Aflossingsvrije (fixe) lening
Lening waarbij gedurende de looptijd alleen rentebetalingen plaatsvinden. Aflossing van de hoofdsom vindt plaats aan het eind van de looptijd.
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
De Autoriteit Financiële Markten houdt toezicht op de financiële markten: op sparen, beleggen, verzekeren en lenen.
Annuïtaire lening
Lening waarbij jaarlijks een vast bedrag aan rente en aflossing wordt betaald. In de beginjaren zal de jaarlijkse betaling voor het grootste deel uit rente bestaan, in de eindjaren voor het grootste deel uit aflossing op de hoofdsom.
Administratieve organisatie
Het complex van organisatorische maatregelen dat gericht is op het tot stand brengen en houden van de informatieverzorging omtrent de organisatie. De informatieverzorging dient effectief, efficiënt en betrouwbaar te zijn.
Afschermende instrumenten
Rente-instrumenten die tot doel hebben het renterisico te minimaliseren door de ongunstige ontwikkelingen in rente te beperken, zonder dat het effect van een gunstige renteontwikkeling teniet wordt gedaan.
Autoriteit woningcorporaties (Aw)
De Autoriteit woningcorporaties is de integrale toezichthouder die vanaf 1 juli 2015 het financieel toezicht (tot 1 juli 2015 uitgevoerd door CFV) en het volkshuisvestelijk toezicht (tot 1 juli 2015 uitgevoerd door ILT) combineert. De saneringsfunctie voor de sector wordt via mandatering gedelegeerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. De Aw is een eigenstandige toezichthouder binnen de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die haar taken onafhankelijk uitoefent. Zij houdt toezicht op rechtmatigheid, governance, integriteit, financiële continuïteit, bescherming maatschappelijk bestemd vermogen, solvabiliteit en liquiditeit, de kwaliteit van financieel risicomanagement, beheer, aansturing en verantwoording, en op compensatie
Beleggingshorizon
Periode waarover een belegger middelen kan en wenst uit te zetten.
Breakclause
Een contractuele afspraak om tussentijds af te rekenen op basis van het verschil tussen de huidige marktwaarde van een derivaat en de waarde toen de transactie werd aangegaan. Indien situaties in de documentatie beschreven staan, waarbij verplicht moet worden afgerekend, spreekt men van een mandatory breakclause. Ook kan het zijn dat op bepaalde tijdstippen beide partijen eenzijdig het recht hebben, maar niet de plicht, om tussentijds af te rekenen (mutual breakclause).
Borgingsplafond
Het borgingsplafond is de maximale Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)-geborgde leningenportefeuille per (einde) jaar. Het borgingsplafond wordt jaarlijks vastgesteld door het WSW voor het lopende jaar en/of tweede jaar en/of derde jaar afhankelijk van de risicobeoordelingsklasse en is gebaseerd op de dPi-opgaaf op basis van de begroting en de financiële meerjarenbegroting.
Broker/bemiddelaar
Een tussenpersoon die financiële contracten tot stand brengt tussen twee partijen waarvoor een bemiddelingsprovisie in rekening gebracht wordt.
Bulletlening
Dit betreft een fixe lening ofwel een lening zonder tussentijdse aflossingsverplichtingen. Aan het eind van de looptijd wordt de hoofdsom ineens terugbetaald.
Callgeld
Een overeenkomst tussen twee partijen om voor 1 (één) dag een vast bedrag tegen een vaste vergoeding met elkaar uit te wisselen. Wanneer de overeenkomst geldt voor enkele dagen spreekt men van een call-fixe.
Cap
Een cap is een renteoptie met een afschermende werking. De koper van de cap ontvangt, als de geldmarktrente op vooraf bepaalde data hoger is dan de contractrente (strike), het verschil van de verkoper. Bij een lagere geldmarktrente vindt geen verrekening plaats. De koper van een cap betaalt een premie die onder meer afhankelijk is van de looptijd en de contractrente.
Cashmanagement
De activiteiten van treasurymanagement gericht op saldoregulatie, liquiditeitsbeheer, geldstromenbeheer en valutarisicobeheer.
Collateral
Het verstrekken van zekerheid aan de tegenpartij door bijvoorbeeld storting van cash of (staats)obligaties in verband met het afdekken van een kredietrisico.
Competentietabel
Bestand in de computer waarin is vastgelegd welke functionarissen toegang hebben tot bestanden en programma's en wat de aard van deze bevoegdheid is (bijvoorbeeld raadplegen of muteren). De bevoegdheden dienen in overeenkomst met de controle-technische functiescheidingen te zijn.
Controle-technische functiescheiding
Het creëren van belangentegenstellingen tussen functionarissen in een organisatie om het risico van waardeverlies te beperken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschikkende, bewarende, registrerende, controlerende en uitvoerende functies.
Credit support annex (CSA)
Een contractuele afspraak om het marktwaardeverschil tussentijds te verrekenen. Het is een annex bij een ISDA raamovereenkomst voor financiële derivatentransacties. Om transacties te kunnen doen, is veelal een raamovereenkomst vereist. Een CSA wordt daarentegen niet altijd afgesloten. Indien de marktwaarde (positief of negatief) van een derivaat aanzienlijk oploopt, kan dit betekenen dat een potentiële vordering op een tegenpartij dermate stijgt dat één van de partijen onacceptabel debiteurenrisico loopt. Daarom maken financiële partijen in de derivatenmarkt vaak onderling afspraken om tussentijds af te rekenen op basis van het verschil tussen de huidige marktwaarde en de waarde ten tijde dat de transactie werd afgesloten.
Delegatie
Overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden naar een functioneel lager niveau in de organisatie.
Deposito
Het beleggen van een vast bedrag gedurende een vaste periode (meestal een veelvoud van een maand) tegen een van te voren afgesproken vergoeding.
Derivaten
Financiële instrumenten die zijn afgeleid van andere financiële producten zoals aandelen. Derivaten hebben veelal een off-balance karakter. Enkele voorbeelden zijn: (rente)opties, (rente)futures en swaps.
Downgrading
Een credit rating kan door de rating agency die deze heeft verstrekt, neerwaarts worden bijgesteld. Dit wordt een ‘downgrading’ genoemd. Een downgrading kan zowel het gevolg zijn van bijvoorbeeld algemene (markt)omstandigheden maar ook van specifieke zaken waarmee de betreffende organisatie te maken heeft.
Euribor
Staat voor Euro Inter Bank Offered Rate. Het is het tarief dat banken elkaar in rekening brengen voor kortlopende financiering. Het geldt als de gangbare referentierente voor kortlopende leningen.
Financieringsrisico
Het risico dat geen nieuwe financiering kan worden aangetrokken.
Fixerende instrumenten
Rente-instrumenten die tot doel hebben het renterisico van een lening of belegging te minimaliseren in de vorm van het afschermen voor een toekomstige rentestijging c.q. rentedaling.
Gemiddelde vreemd vermogenskostenvoet
De rentekosten van het vreemd vermogen uitgedrukt in een percentage van dat vreemd vermogen.
Gemiddelde looptijd
De periode waarover een lening, gegeven het aflossingsschema, gemiddeld uitstaat.
Hedge accounting
Bij toepassing van kostprijs hedge accounting wordt het derivaat gedurende de looptijd gewaardeerd tegen kostprijs (nihil). Veranderingen in de reële waarde worden niet verwerkt.
Herbeleggingsrisico
De kans dat de hoofdsom en tussentijdse opbrengsten van een belegging tegen een ander rendement dan het gewenste rendement dienen te worden belegd.
Informatieverzorging
Het verkrijgen, vastleggen en verwerken van gegevens, gericht op het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen en doen functioneren van een organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Interne controle
Controle gericht op de oordeelsvorming en activiteiten van anderen voor zover die controle ten behoeve van de leiding van een huishouding door of namens die leiding wordt uitgevoerd.
Interne financiering
Financiering van de vermogensbehoefte door de aanwending van geldmiddelen die reeds in de organisatie aanwezig zijn.
Interne rekenrente
Rentepercentage waarmee de exploitatie en het rendement van het vastgoed wordt gemonitord.
Kasgeldlening
Het lenen van een vast bedrag gedurende een vaste periode (meestal een veelvoud van een maand) tegen een van te voren afgesproken vergoeding.
Koersrisico (hoofdsomrisico)
De kans dat de marktwaarde van een beleggingsobject fluctueert als gevolg van ontwikkelingen in de rente en eventuele andere variabelen.
Looptijd
De periode die resteert tot het moment dat de voorwaarden van een lening of belegging wijzigingen. Onderscheid wordt gemaakt naar:
• liquiditeits-typische looptijd: de periode die resteert tot het moment dat de lening (o/g) moet worden afgelost dan wel een belegging (u/g) vrijvalt.
• rente-typische looptijd: de periode die resteert tot het moment dat de rente op een lening of belegging een herziening ondergaat.
Liquiditeitspositie
De mate waarin op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan worden voldaan.
Liquiditeits-typische looptijd
De periode die resteert tot het moment dat de lening (o/g) moet worden afgelost dan wel een belegging (u/g) vrijvalt.
Looptijdmanagement
Een onderdeel van portefeuillemanagement, waarbij ter beperking van renterisico's looptijden worden afgestemd op renteverwachtingen als ook renteconversie- en herfinancieringsmomenten in de tijd worden gespreid.
Macro-hedging
Dit is de strategie waarbij niet naar elke post afzonderlijk wordt gekeken maar naar meerdere posten tegelijk, zoals de leningenportefeuille in zijn geheel (of gedeeltelijk) of de begrote investeringsprojecten voor de komende twee jaar.
Margin call
Het bedrag dat onder een CSA wordt verrekend tussen partijen. Dit is de absolute marktwaarde van alle uitstaande financiële derivatenposities per tegenpartij, voor zover deze boven een bepaalde drempelwaarde (threshold) uitkomt, rekening houdend met een minimum transfer amount. Een margin call kan een afrekening in geld zijn of verrekend worden door het verstrekken van verhandelbare zekerheden (bijvoorbeeld obligaties).
Margin-verplichting
In het financiële derivatencontract kan een verplichting worden opgenomen dat Woningstichting Barneveld op het moment dat de marktwaarde van een derivaat negatief is, zal moeten bijstorten. Deze verplichting ontstaat op het moment dat de marktrente lager is dan de afgesproken rente in het derivaat. Op dat moment wordt het renteverschil over de volledige periode, in termen van contante waarde, als onderpand op een rekening-courant (met rentevergoeding) bij de bank gestort (zie ook de toelichting bij threshold bedrag).
Medium Term Note (MTN)
Een standaard schuldtitel waarin de kenmerken van een obligatie en een onderhandse lening zijn samengevoegd. MTN’s zijn courant verhandelbaar.
Minimum transfer amount
In een margin call wordt vaak een minimumbedrag afgesproken dat iedere keer overgeboekt moet worden. Dit is een praktische maatregel om te vermijden dat men voor een paar euro al moet verrekenen.
Micro-hedging
Bij mico-hedging worden financiële derivaten afgesloten om het renterisico van een individuele post af te dekken. Er kan bijvoorbeeld worden besloten om een renteswap af te sluiten om zich te verzekeren van een bepaald rentetarief als op het moment dat een investeringsproject wordt aangegaan, nog niet de details van de financiering van het project zijn vastgelegd. Hierbij heeft elke derivaat een relatie met een individuele post.
Netto financiering(sbehoefte)
Het totaal van opgenomen leningen waarop de aanwezige beleggingen en liquide middelen in mindering zijn gebracht. Bij een negatief saldo liquide middelen heeft dit het effect dat de netto financieringsbehoefte toeneemt.
Niet-DAEB-activiteiten
Hieronder vallen alle activiteiten die niet onder de drie categorieën vallen die zijn opgenomen voor DAEB- activiteiten. Bijvoorbeeld koopwoningen, huurwoningen boven bepaalde huurgrens, commerciële activiteiten et cetera.
Obligatie
Verhandelbaar bewijs van deelname in het vreemde vermogen van een onderneming of overheid voor een van te voren overeengekomen periode tegen een van te voren overeengekomen vergoeding (couponrente).
Onderhandse lening
Onverhandelbaar bewijs van deelname in het vreemde vermogen van een onderneming voor een van te voren overeengekomen periode tegen een van te voren overeengekomen vergoeding.
Portefeuillemanagement
Wijze van beheren van leningen en beleggingen.
Professionele belegger
Professionele belegger zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft) zijn:
• banken;
• een beheerder van een beleggingsinstelling, van een instelling voor collectieve beleggingen in effecten (icbe), van een pensioenfonds of van een daarmee vergelijkbare rechtspersoon of vennootschap;
• een beleggingsinstelling of -onderneming;
• een nationaal of regionaal overheidslichaam of overheidslichaam dat de overheidsschuld beheert;
• de centrale bank;
• een financiële instelling;
• een internationale of supranationale publiekrechtelijke organisatie of daarmee vergelijkbare internationale organisatie;
• een market maker;
• een onderneming wiens belangrijkste activiteit bestaat uit beleggen in financiële instrumenten, het verrichten van securitisaties of andere financiële transacties;
• pensioenfondsen of daarmee vergelijkbare rechtspersonen of vennootschappen;
• een persoon of vennootschap die voor eigen rekening handelt in grondstoffen/derivaten;
• een plaatselijke onderneming;
• een rechtspersoon of vennootschap die aan twee van de volgende omvangvereisten voldoet
- balans ten minste € 20 miljoen;
- netto-omzet ten minste € 40 miljoen;
- eigen vermogen ten minste € 2 miljoen);
• een verzekeraar.
Rating agency
Onafhankelijke organisatie die zich onder meer toelegt op de beoordeling van de lange termijn kredietwaardigheid van tegenpartijen. Bekende rating agencies zijn Standard & Poor (S&P), Moody’s en Fitch. Kwalificaties voor een goede kredietwaardigheid zijn als volgt:
S&P | Moody’s | Fitch | |
Extremely strong | AAA | Aaa | AAA |
Very strong | AA | Aa2 | AA |
Strong | A | A2 | A |
Renteconversie
Tussentijdse aanpassing van de contractuele rente.
Rente-instrument
Een rente-instrument (derivaat) is een financieel contract waarmee het renterisico over een lening of belegging kan worden veranderd of beïnvloed. Onderscheid wordt gemaakt naar instrumenten met een fixerende werking (het tarief wordt vastgelegd) en instrumenten met een beschermende werking (het tarief wordt gelimiteerd). Een rente-instrument kan het (her)financieringsrisico niet beïnvloeden.
Rente-risico
De mogelijkheid dat het toekomstige resultaat en/of vermogensverhoudingen nadelig worden beïnvloed als gevolg van ontwikkelingen in de rente. Het risico in absolute zin is de optelsom van jaarlijkse cashflow en rente-aanpassingen in een bepaalde periode (meestal van 12 (twaalf) maanden). Aanpassingen in de rente kunnen betrekking hebben op leningen en beleggingen, maar ook op financiële derivaten. Bij het risico in relatieve zin wordt het absolute renterisico gedurende een bepaalde periode (meestal 12 (twaalf) maanden) in een percentage van de netto financieringsbehoefte ultimo periode uitgedrukt.
Rente-structuur
Patroon van onderlinge verschillen in rentepercentage, ontstaan als gevolg van looptijdverschillen van de verschillende vermogenstitels en als gevolg van renteverwachtingen.
Rente-swap (interest rate swap)
Een onderhandse overeenkomst, waarbij twee partijen afspreken om gedurende een vooraf bepaalde periode kasstromen in de vorm van rentebetalingen uit te wisselen.
Rente-typische looptijd
De periode die resteert tot het moment dat de rente op een lening of belegging een herziening ondergaat.
Rente-visie
Toekomstverwachting betreffende de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.
Roll-over lening
Een roll-over lening is een overeenkomst tussen twee partijen om gedurende een langere periode (meestal tussen 2 (twee) en 10 (tien) jaar) geld te lenen waarbij de rente periodiek wordt herzien. De rente is meestal gekoppeld aan het Euribortarief. Bij een roll-over met variabele hoofdsom kan bij renteaanpassing eveneens de hoofdsom worden gewijzigd (tussen 20% en 100%). Een roll-over met variabele hoofdsom combineert de voordelen van een lange financiering (lage bancaire opslagen, langdurige beschikbaarheid) met de voordelen van kasgeldfinanciering (grote flexibiliteit, lage tariefstelling).
Risico-profiel
De mate waarin een belegger risico wil lopen.
Risico-spreiding (diversificatie)
Het spreiden van vermogen over meer (soorten) vermogenstitels, waardoor vermindering van risico optreedt.
Solvabiliteit
De mate waarin een organisatie op lange termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen.
Swap
Het Engelse woord swap staat voor ruil. Bij een swap (ook wel rente-swap) komen twee partijen overeen renteverplichtingen met elkaar te ruilen. De ene partij betaalt gedurende de looptijd van de swap een vaste rente aan de tegenpartij waarbij de tegenpartij als tegenprestatie een variabele rente betaalt (meestal Euribor). De onderliggende hoofdsom waarover de renteberekening plaats vindt, wordt niet uitgewisseld. De hoogte van de vaste rente wordt aan het begin van de looptijd van de swap afgesproken. De variabele rente hangt af van de ontwikkeling van de geldmarktrente (meestal Euribor). De gangbare rente-typische looptijd voor de vaste rente is twee tot tien jaar, de gangbare variabele rente is drie of zes maanden.
Binnen de huidige wetgeving is de payers swap toegestaan: de koper van een payers swap betaalt een lange rente (swaptarief) in ruil voor de ontvangst van een korte rente (Euribor).
Swap rate
Het is het tarief dat banken met een hoge kredietwaardigheid (AA-rating) elkaar in rekening brengen bij het aangaan van een renteswap. Het tarief geldt als de gangbare referentierente voor langlopende leningen.
Treasurymanagement
Onderdeel van het financieel management dat belast is met de controle en het beheer van de inkomende en uitgaande geldstromen, het beheersen van rente- en valutarisico's, het uitzetten van overtollige middelen en het aantrekken van financieringsmiddelen.
Threshold bedrag
Het bedrag binnen een financieel derivatencontract waarboven eventueel als margin-verplichting bijgestort moet worden (zie ook margin-verplichting.)
Verbindingen
Onder een verbinding wordt verstaan een 100% dochter van Woningstichting Barneveld, dan wel een meerderheids- of minderheidsdeelneming of een andere vorm van samenwerking.
Verbonden onderneming
Onder een verbonden onderneming wordt verstaan:
• een verbinding als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder a (dochtermaatschappij);
• een deelneming in de zin van artikel 24c boek 2 van het BW;
• een duurzame band.
Ten behoeve van het bepalen of er sprake is van een “duurzame band” kan het volgende kader worden gehanteerd dat volgt uit de Woningwet, de memorie van toelichting, het BW en de jurisprudentie. Er is sprake van een duurzame band wanneer:
• de toegelaten instelling stemrechten heeft in de algemene vergadering; en/of
• wanneer er sprake is van een bestuurlijke band of financiële band, met dien verstande dat het uitsluitend verstrekken van financiering niet voldoende is om van een duurzame band te kunnen spreken; en/of
• wanneer de duurzame band uit de statuten van de verbinding (bijvoorbeeld een dochterstichting) kan worden afgeleid; en/of
• wanneer er sprake is van een duurzame band als bedoeld in artikel 2:24c lid 1 BW.
Uit de memorie van toelichting op dat artikel kan worden afgeleid dat er een oogmerk moet bestaan om duurzaam verbonden te zijn. Hiermee wordt een en ander afgebakend ten opzichte van:
• de “eenvoudige belegging”; en/of
• wanneer er sprake is exclusieve invloed op de benoeming van het bestuur van de verbinding; en/of
• wanneer er sprake is van bezit van 100% van de aandelen.
Onder duurzame band wordt niet verstaan uitsluitend het hebben van een langdurige contractuele relatie.
Vervalkalender
Overzicht van een leningenportefeuille waaruit het tijdstip en de omvang van de toekomstige rente- en aflossingsverplichtingen blijken, alsmede het tijdstip en de omvang van toekomstige renteconversies en vervolgfinancieringen.
Bijlage 2 Kredietwaardigheidsbeoordelingen
LANGE TERMIJN RATINGS | Standard & Poors | Moody’s | Fitch |
Extreem sterke capaciteit om aan financiële verplichtingen te voldoen. | AAA | Aaa | AAA |
Zeer sterke capaciteit om aan financiële verplichtingen te voldoen. Veiligheidsmarges echter minder hoog dan bij AAA. | AA | Aa2 | AA |
Sterke capaciteit om aan financiële verplichtingen te voldoen. Echter, gevoeliger voor veranderende omstandigheden. | A | A2 | A |
Adequate capaciteit om aan financiële verplichtingen te voldoen. Veranderende omstandigheden kunnen de capaciteit verzwakken. Lager dan deze rating beleggen wordt als speculatief gezien. | BBB | Baa2 | BBB |
KORTE TERMIJN RATINGS | Standard & Poors | Moody’s | Fitch |
Extreem sterke respectievelijk sterke capaciteit om aan financiële verplichtingen te voldoen. | A-1 (+) | P-1 | F-1 (+) |
Voldoende capaciteit om aan verplichtingen te voldoen. Echter, gevoeliger voor veranderende omstandigheden. | A-2 | P-2 | F-2 |
Adequate capaciteit om aan financiële verplichtingen te voldoen. Veranderende omstandigheden kunnen de capaciteit verzwakken. Lager dan deze rating beleggen wordt als speculatief gezien. | A-3 | P-3 | F-3 |
Tegenpartij is kwetsbaar. Beleggen is speculatief. | B | Not Prime | B |
Moody's | S&P | Fitch | ||||
Long-term | Short- term | Long-term | Short-term | Long- term | Short- term | |
Aaa | P-1 | AAA | A-1+ | AAA | F1+ | Prime |
Aa1 | AA+ | AA+ | High grade | |||
Aa2 | AA | AA | ||||
Aa3 | AA- | AA- | ||||
A1 | A+ | A-1 | A+ | F1 | Upper medium grade | |
A2 | A | A | ||||
A3 | P-2 | A- | A-2 | A- | F2 | |
Baa1 | XXXx | XXXx | Lower medium grade | |||
Baa2 | P-3 | BBB | A-3 | BBB | F3 | |
Baa3 | BBB- | BBB- | ||||
Ba1 | Not prime | BB+ | B | BB+ | B | Non-investment grade speculative |
Xx0 | XX | XX | ||||
Xx0 | XX- | XX- | ||||
B1 | B+ | B+ | Highly speculative | |||
X0 | X | X | ||||
X0 | X- | X- | ||||
Xxx0 | CCC+ | C | CCC | C | Substantial risks | |
Caa2 | CCC | Extremely speculative | ||||
Caa3 | CCC- | In default with little prospect for recovery | ||||
Ca | CC | |||||
C | ||||||
C | D | / | DDD | / | In default | |
/ | DD | |||||
/ | D |
Bijlage 3 Format transactievoorstel
Format transactievoorstel
Aanleiding en/of doel Borg lening
Renteverwachting/marktomstandigheden
Voorwaarden voor het moment van aantrekken lening (waaronder in ieder geval de bandbreedte voor de bij de looptijd behorende rente)
Transactievoorstel
Hoofdsom Type lening Stortingsdatum
Rentebetaaldata Aflossingsdatum
Bijzonderheden, in geval van toepassing van derivaten het advies van een onafhankelijke deskundige derde.
Plaats, datum Voor akkoord:
Leden TC Bijlagen:
Spreiding en kasstroomontwikkeling
Schuldrestant bij renteconversie | Saldo liquide middelen | Renterisico in % van totaal | ||||
Jaar | Voor aantrekken | Na aantrekken | Voor aantrekken | Na aantrekken | Voor aantrekken | Na aantrekken |
Huidig jaar | ||||||
Huidig jaar +1 | ||||||
Huidig jaar+2 | ||||||
Huidig jaar+3 | ||||||
Huidig jaar+4 | ||||||
Huidig jaar+5 | ||||||
Huidig jaar+6 | ||||||
Huidig jaar+7 | ||||||
Huidig jaar+8 | ||||||
Huidig jaar+9 | ||||||
Huidig jaar+10 |
Maand | Voor aantrekken | Na aantrekken |
Januari | ||
Februari | ||
Maart | ||
April | ||
Mei | ||
Juni | ||
Juli | ||
Xxxxxxxx | ||
September | ||
Oktober | ||
November | ||
December |