BESLISSING VAN 18 OKTOBER 2007 BETREFFENDE DE GEDRAGSCODE VAN DE ERKENDE BEMIDDELAAR SECTIE 1: AANSTELLING VAN DE BEMIDDELAAR ARTIKEL 1
BESLISSING VAN 18 OKTOBER 2007 BETREFFENDE DE GEDRAGSCODE VAN DE ERKENDE BEMIDDELAAR
SECTIE 1: AANSTELLING VAN DE BEMIDDELAAR
ARTIKEL 1
Bij vrijwillige bemiddeling wijzen de partijen in onderlinge overeenstemming de bemiddelaar aan of belasten een derde met die aanwijzing.
ARTIKEL 2
Bij gerechtelijke bemiddeling, bevolen door de rechter op gezamenlijk verzoek van de partijen of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, komen de partijen overeen over de naam van de bemiddelaar die moet erkend zijn. Indien geen enkele erkende bemiddelaar beschikbaar is die over de vereiste bekwaamheden beschikt voor die bemiddeling, kunnen de partijen aan de rechter vragen dat hij een niet-erkende bemiddelaar aanwijst.
SECTIE 2: BEKWAAMHEID VAN DE BEMIDDELAAR
ARTIKEL 3
De bemiddelaar zal op grond van zijn ervaring en/of (permanente) vorming over de nodige bekwaamheid moeten beschikken, die door de aard van het geschil (familiezaken, burgerlijke en handelszaken, sociale zaken) wordt vereist.
SECTIE 3: ETHIEK VAN DE BEMIDDELAAR
1. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid
ARTIKEL 4
De bemiddelaar heeft de plicht om de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid, die onlosmakelijk verbonden zijn met zijn functie, te waarborgen.
ARTIKEL 5
De bemiddelaar mag niet tussenkomen wanneer hij, omwille van persoonlijke materiële of morele belangen, zijn functie niet kan vervullen in onafhankelijkheid en onpartijdigheid:
De bemiddelaar mag niet bemiddelen indien hij een persoonlijke of zakelijke relatie heeft met één der partijen;
Gedragscode, pagina 2
De bemiddelaar mag niet bemiddelen in een conflict waarbij hij rechtstreeks of onrechtstreeks voordelen kan halen uit het resultaat;
De bemiddelaar mag niet bemiddelen in een conflict waarbij één van zijn medewerkers of één van zijn vennoten is opgetreden voor één der partijen in een andere hoedanigheid dan bemiddelaar.
ARTIKEL 6
In voorkomend geval of indien een schijn van gebrek aan onafhankelijkheid en onpartijdigheid bestaat of ontstaat, zal de bemiddelaar zowel voorafgaandelijk als tijdens de bemiddeling melding maken aan partijen van de elementen die kunnen worden geacht zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het gedrang te brengen en ofwel zich terugtrekken uit de bemiddeling ofwel van de partijen een geschreven akkoord bekomen voor de voortzetting van de bemiddeling.
ARTIKEL 7
Bij miskenning van zijn plicht tot onafhankelijkheid en onpartijdigheid, stelt de bemiddelaar zich bloot aan burgerlijke aansprakelijkheid en de door art. 1727, §6, 7° Ger. W. voorziene sancties.
2. Vertrouwelijkheid en Beroepsgeheim
VERTROUWELIJKHEIDSPLICHT( DISCRETIEPLICHT)
ARTIKEL 8
Vertrouwelijkheid is een essentiële waarborg bij bemiddeling.
De bemiddelaar heeft als primordiale taak om te waken over de vertrouwelijkheid van het dossier.
ARTIKEL 9
Alle documenten die worden opgemaakt en alle mededelingen die worden gedaan in de loop en ten behoeve van een bemiddeling blijven vertrouwelijk. Dit impliceert dat daarvan geen voorlegging noch vermelding mag gebeuren in om het even welke procedure. Wederrechtelijk gebruik van dit onrechtmatig verkregen bewijs wordt beteugeld met een ambtshalve wering uit de debatten. De vertrouwelijkheidsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen.
BEROEPSGEHEIM (GEHEIMHOUDINGSPLICHT)
ARTIKEL 10
De bemiddelaar en deskundigen zijn tevens gehouden door het beroepsgeheim zoals gedefinieerd in artikel 458 van het Strafwetboek. De daaruit voortvloeiende geheimhoudingsplicht is strenger dan de vertrouwelijkheidsplicht van partijen, die slechts een gewone discretieplicht is. Bij miskenning van de geheimhoudingsplicht in het kader van zijn functie stelt de bemiddelaar of deskundige zich immers bloot aan de strafsancties Gedragscode, pagina 3
(gevangenisstraf en geldboete) in artikel 458 Sw., onverminderd zijn burgerlijke aansprakelijkheid en de door art. 1727, §6, 7° Ger. W. voorziene sancties.
ARTIKEL 11
Indien de bemiddelaar of een deskundige zijn beroepsgeheim deelt, bijvoorbeeld met zijn tewerkgesteld personeel of zijn medewerkers, strekt de geheimhoudingsplicht zich ook tot deze personen uit.
ARTIKEL 12
Ten gevolge van zijn geheimhoudingsplicht kan de bemiddelaar niet als getuige optreden in een burgerrechtelijke of administratieve procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij in de loop van de bemiddeling kennis heeft genomen. Behoudens de kennisgeving voorzien in artikel 1736 Ger.W., mag de bemiddelaar geen verslag uitbrengen aan de rechter.
ARTIKEL 13
Indien in het bemiddelingstraject een “caucus” nuttig wordt geacht, zal de bemiddelaar alle partijen in kennis stellen dat alle inlichtingen die hem bij deze gelegenheid worden verstrekt geheim en niet-tegensprekelijk blijven, tenzij de partij die de inlichting bezorgde geen bezwaar heeft tegen de mededeling ervan aan de andere partijen. De bemiddelaar vraagt het akkoord van de andere partijen vooraleer dergelijke caucus aan te vatten.
SECTIE 4: DE BEMIDDELINGSPROCEDURE
1. Aanvang van de bemiddeling.
ARTIKEL 14
Alvorens zijn opdracht te aanvaarden, legt de bemiddelaar aan de partijen het traject van de bemiddeling uit en verstrekt hen alle nuttige informatie opdat de partijen met kennis van zaken voor bemiddeling kunnen kiezen.
ARTIKEL 15
De bemiddelaar toetst of hij de opdracht kan aanvaarden en of zijn aanstelling geschiedt op basis van de vrije keuze van alle partijen.
ARTIKEL 16
De bemiddelaar informeert de partijen dat zij ten alle tijde beroep mogen doen op een adviseur of deskundige of specialist inzake het behandelde vakgebied.
ARTIKEL 17
De bemiddelaar informeert de partijen over zijn honoraria, over alle andere kosten met betrekking tot de bemiddeling en over de mogelijkheid van rechtsbijstand. Gedragscode, pagina 4
ARTIKEL 18
De bemiddelaar en alle betrokken partijen ondertekenen een “Bemiddelingsprotocol”, bevattende:
1° de naam en de woonplaats van de partijen en hun raadslieden;
2° de naam, de hoedanigheid en het adres van de bemiddelaar, en in voorkomend geval de vermelding dat de bemiddelaar erkend is door de Federale Bemiddelingscommissie;
3° de herinnering aan het principe dat bemiddeling op vrijwillige basis geschiedt;
4° een beknopt overzicht van het geschil;
5° de herinnering aan het principe van vertrouwelijkheid van de mededelingen die tijdens de bemiddeling worden uitgewisseld;
6° de wijze waarop het ereloon van de bemiddelaar, het tarief ervan, alsook de betalingsvoorwaarden worden bepaald;
7° de datum;
8° de ondertekening door de partijen en de bemiddelaar.
2. Tijdens de bemiddeling
ARTIKEL 19
De bemiddelaar moet erop toezien dat de bemiddeling op een evenwichtige manier verloopt, in een sereen klimaat, waaruit blijkt dat met de belangen van alle partijen rekening wordt gehouden.
ARTIKEL 20
De bemiddelaar nodigt de partijen uit om beslissingen te nemen op grond van voldoende nuttige informatie, desgevallend van externe deskundigen.
De bemiddelaar zal er zich van vergewissen dat iedere partij de gevolgen van de voorgestelde oplossingen kent en begrijpt.
3. Bemiddelingsakkoord
ARTIKEL 21
De bemiddelaar ziet erop toe dat een overeenkomst wordt opgesteld, waarin elk onderhandelingspunt wordt opgenomen waarover een akkoord werd bereikt. De bemiddelaar ziet er op toe dat het bemiddelingsakkoord de getrouwe weergave is van de wil van de partijen.
Hij informeert de partijen over de gevolgen van de ondertekening van het bemiddelingsakkoord. Hij wijst de partijen erop dat een akkoord strijdig met de regels van openbare orde en in familiezaken met het belang van de minderjarige kinderen niet vatbaar zou zijn voor homologatie door de rechter. Gedragscode, pagina 5
SECTIE 5: WEIGERING EN ONDERBREKING VAN DE BEMIDDELING
ARTIKEL 22
De bemiddelaar heeft het recht zijn aanstelling als bemiddelaar te weigeren.
ARTIKEL 23
De bemiddelaar heeft de plicht de bemiddeling te schorsen of te beëindigen indien hij van oordeel is:
- dat de bemiddeling aangewend wordt voor oneigenlijke of onaangepaste doeleinden;
- dat het gedrag van partijen of één van hen onverenigbaar is met het traject van bemiddeling;
- dat de partijen of één van hen niet langer in staat is op een constructieve manier deel te nemen aan de bemiddeling of er geen enkele interesse meer voor vertoont;
- dat de bemiddeling niet langer nuttig is.
SECTIE 6: PUBLICITEIT
ARTIKEL 24
De bemiddelaar mag zijn praktijk enkel bekendmaken en promoten op een professionele en waardige manier.