Pensioenreglement
Pensioenreglement
van
Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland gevestigd te Utrecht
versie 2022
voor het laatst gewijzigd per 25 februari 2021
Inhoudsopgave
Artikel 1 - Definities 3
Artikel 2 - Deelnemerschap 7
Artikel 3 - Informatieverstrekking 8
Artikel 4 – Karakter van de Pensioenregeling 8
Artikel 5 – Overzicht van Pensioenaanspraken 8
Artikel 6 – Beschikbare premie 9
Artikel 7 – Beleggingsrekeningen en beleggingskeuzen vóór aanwending Pensioenkapitaal 10
Artikel 8 - Vrijwillige regeling 11
Artikel 9 - Aanwending Pensioenkapitaal op de Pensioen(richt)datum 12
Artikel 10 - Beëindiging van het deelnemerschap voor de Pensioenrichtdatum 13
Artikel 11 – Overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde 14
Artikel 12 - Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 17
Artikel 13 – Flexibiliseringsmogelijkheden 17
Artikel 14 – Scheiding 20
Artikel 15 - Waardeoverdracht 22
Artikel 16 – Vervallen en afkoop klein pensioen 23
Artikel 17 – Automatische waardeoverdracht klein pensioen 23
Artikel 18 - Parttime Deelnemers 24
Artikel 19 - Bijzondere verlofvormen 24
Artikel 20 - Toeslagen 25
Artikel 21 – Korting van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten 26
Artikel 21a - Aanpassing hoogte Variabele pensioenuitkering 26
Artikel 22 - Uitbetaling van Pensioenen en andere uitkeringen 27
Artikel 23 – Financiering 27
Artikel 24 - Voorbehoud van de Werkgever 28
Artikel 25 - Fiscale bepalingen 29
Artikel 26 – Glijclausule 29
Artikel 27 - Algemene bepalingen 30
Artikel 28 - Onvoorziene gevallen 30
Artikel 29 - Inwerkingtreding 31
Artikel 30 - Slotbepalingen 32
BIJLAGE 1 : Richtlijn Vrijwillige Bijdragen 35
BIJLAGE 2 : Kerncijfers 36
Artikel 1 - Definities
De definities uit de statuten van Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland maken onderdeel uit van dit pensioenreglement. Ter aanvulling of ter verduidelijking gelden in dit pensioenreglement de volgende definities:
a. Afgeleide CPI alle bestedingen: de door het Centraal Bureau voor de Statistiek
gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindex alle bestedingen;
b. Aanspraakgerechtigde: de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan
pensioen;
c. AOW: Algemene Ouderdomswet;
d. Beleggingsrekening: een op naam van een (Gewezen) Deelnemer gestelde
rekening met pensioenbestemming waarmee belegd wordt in beleggingsfondsen conform het bepaalde in dit reglement;
e. Bestuur: het bestuur van de Stichting;
f. Bijzonder Partnerpensioen: de aanspraak op Partnerpensioen die op grond van artikel
57, eerste, tweede of derde lid van de Pensioenwet, verkregen wordt door de Gewezen Partner;
g. Deelnemer: degene die voldoet aan de daartoe gestelde voorwaarden als omschreven in artikel 2 van dit reglement;
h. Factorenreglement: de separate bijlage van dit pensioenreglement, waarin
jaarlijks de in dit reglement genoemde factoren en voorwaarden gepubliceerd worden. Het Factorenreglement staat op de website van de Stichting;
i. Franchise: het deel van het Pensioensalaris waarover geen Pensioenaanspraken worden opgebouwd. De hoogte van de Franchise wordt jaarlijks per 1 januari door het Bestuur vastgesteld. Het Bestuur neemt daarbij als leidraad de Afgeleide CPI alle bestedingen over de meest recente maand september. De Franchise bedraagt nimmer minder dan het op grond van fiscale regelgeving verplicht te hanteren minimum franchisebedrag. Een overzicht van de Franchises, geldend vanaf 2003, is in bijlage 2 opgenomen;
j. Gepensioneerde: de Pensioengerechtigde, voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
k. Gewezen Deelnemer: de Werknemer of gewezen Werknemer van wie het
deelnemerschap is xxxxxxxxx xxxxxx dan door overlijden of pensionering en die een en Pensioenaanspraak heeft behouden jegens de Stichting;
l. Gewezen Partner: de persoon met wie de (Gewezen) Xxxxxxxxx een
Partnerrelatie heeft gehad, en welke relatie beëindigd is;
m. Kind: onder Kind wordt verstaan:
het kind dat in een familierechtelijke betrekking staat tot de Deelnemer;
het niet erkende kind van de Deelnemer, waarvoor, blijkens rechterlijke uitspraak of authentieke akte, de Deelnemer onderhoudsplichtig is;
het kind van de Partner of pleegkind, van wie wordt aangetoond dat de Deelnemer de zorg draagt voor zijn/ haar onderhoud en opvoeding als ware het een eigen kind.
n. | Partner: | de persoon met wie de (Gewezen) Deelnemer of |
Gepensioneerde, voordat het ouderdomspensioen is | ||
ingegaan: | ||
a. conform Nederlands recht gehuwd is; of | ||
b. conform Nederlands recht een geregistreerd | ||
Partnerschap is aangegaan; of | ||
c. een gezamenlijke huishouding voert, mits | ||
voldaan is aan de volgende voorwaarden: | ||
1. de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de | ||
partner zijn beiden ongehuwd en zijn geen | ||
geregistreerd Partnerschap aangegaan met een | ||
derde; en | ||
2. de partner is niet in de rechte lijn verwant; en | ||
3. de partner is niet in horizontale lijn verwant tot in | ||
de derde graad; en | ||
4. de (Gewezen) Xxxxxxxxx en de partner staan | ||
gedurende ten minste een half jaar op hetzelfde | ||
adres in Nederland, Duitsland of België | ||
ingeschreven in de Basisregistratie Personen | ||
(BRP), c.q. de registratie Niet Ingezetenen (RNI) | ||
en daar een gezamenlijke huishouding voeren. | ||
5. De (Gewezen) Deelnemer heeft de Partner | ||
aangemeld bij het Pensioenfonds. |
De (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde heeft nooit meer dan één Partner, waarbij als Partner wordt aangemerkt de persoon met het oudste recht conform het vorenbepaalde, waarbij voorrang wordt gegeven aan de persoon met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde conform het Nederlandse recht gehuwd
is, of bij gebrek daaraan aan de persoon met wie een geregistreerd partnerschap conform het Nederlands recht is aangegaan en vervolgens aan de persoon met wie er in Nederland wordt samengewoond.
o. Partnerrelatie: de formele relatie met een Partner als bedoeld in lid n van dit artikel;
p. Partnerpensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering voor de (Gewezen)
Partner wegens het overlijden van de (Gewezen) Xxxxxxxxx danwel Gepensioneerde;
q. Parttimefactor: het percentage dat gelijk is aan het deel dat het overeengekomen aantal arbeidsuren uitmaakt van de normale arbeidstijd van 40 uur per week, zoals ook nader gedefinieerd in artikel 17;
r. Pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen,
uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
s. Pensioendatum: de dag waarop de pensioenuitkering feitelijk ingaat;
t. Pensioengerechtigde: de persoon voor wie op grond van de in dit reglement
vastgelegde pensioenregeling het pensioen is ingegaan;
u. Pensioengrondslag: het voor de Deelnemer geldende Pensioensalaris in dat
jaar voor zover dat niet meer bedraagt dan het fiscaal maximaal pensioengevend loon (bijlage 2) verminderd met de Franchise.
v. Pensioengrondslag vrijwillige regeling:
het voor de Deelnemer geldende Pensioensalaris vrijwillige regeling in dat jaar per 1 januari, voor zover dat niet meer bedraagt dan het fiscaal maximaal pensioengevend loon (zoals vermeld in het overzicht weergegeven in bijlage 2) verminderd met de Franchise.
w. | Pensioenkapitaal: | het onder de in dit reglement beschreven voorwaarden op te bouwen vermogen ter aanwending op de Pensioen(richt)datum voor de in dit reglement beschreven pensioensoorten; |
x. | Pensioenovereenkomst: | een overeenkomst tussen Werkgever en Werknemer betreffende pensioen; |
y. | Pensioenrecht: | het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening. Dit recht bestaat uit een periodieke uitkering. De periodieke uitkering van het pensioen kan vast (Vastgestelde |
pensioenuitkering), variabel (Variabele pensioenuitkering) of een combinatie van vast en variabel zijn. Op de Vastgestelde pensioenuitkering is het toeslag- c.q. kortingsbeleid van toepassing; | ||
z. | Pensioenrichtdatum: | de dag waarop de Deelnemer of Gewezen Deelnemer AOW-gerechtigd wordt; |
aa. | Pensioensalaris: | 12 maal het vaste maandsalaris op fulltime-basis, vermeerderd met de vakantietoeslag op fulltime- basis, zoals van toepassing in de maand januari. Bij toetreding als deelnemer in de loop van een kalenderjaar wordt het Pensioensalaris voor de eerste maal vastgesteld per de datum van toetreding. |
bb. Pensioensalaris vrijwillige regeling:
het maximaal pensioengevend salaris, bestaande uit 12 maal het vaste maandsalaris op fulltime-basis, zoals dat van toepassing is op 1 januari van het desbetreffende jaar, vermeerderd met de vakantietoeslag op fulltime -basis en vermeerderd met de in het direct voorafgaande kalenderjaar genoten bonus.
Bij toetreding als Deelnemer in de loop van een kalenderjaar wordt het Pensioensalaris vrijwillige regeling voor de eerste maal vastgesteld per de datum van toetreding; | ||
cc. | Pensioenuitvoerder: | een toegelaten pensioenuitvoerder zoals gedefinieerd in de Pensioenwet; |
dd. | Prudent person regel: | het beleggingsbeleid dat zodanig is vormgegeven dat het belang van de (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden voorop staat als bedoeld in het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde; |
ee. | Scheiding: | beëindiging van de Partnerrelatie, anders dan door dood of vermissing, door: a. echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; b. beëindiging van een geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, tenzij sprake is van omzetting in een huwelijk, of beëindiging van een geregistreerd partnerschap door ontbinding op verzoek van één van de partijen; c. beëindiging van het ongehuwde samenlevingsverband als bedoeld in lid n van dit artikel anders dan door het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap met dezelfde Partner. Een schriftelijk bewijs van de |
beëindiging dient aan de Stichting te worden overlegd. Uittreksels uit de Basisregistratie Personen (BRP) waaruit blijkt dat er geen sprake meer is van samenwonen op één adres worden door de Stichting eveneens gezien als bewijs voor de beëindiging van het ongehuwde samenlevingsverband. De datum van adreswijziging wordt in een dergelijk geval gehanteerd als datum einde samenleving;
ff. Stichting: de Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland, statutair gevestigd te Utrecht, kantoorhoudende te Utrecht;
gg. Toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De
Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet;
hh. Uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst tussen Werkgever en de Stichting over de
uitvoering van een of meer Pensioenovereenkomsten;
ii. Variabele pensioenuitkeringen: pensioenuitkeringen die na de ingang van het
pensioen in hoogte kan variëren door verwerking van mee- en tegenvallers ten aanzien van beleggingsrisico, sterfteresultaat, en levensverwachting;
jj. Vastgestelde pensioenuitkeringen:pensioenuitkeringen die na de ingang van het
pensioen in principe gelijk blijft, behoudens eventuele flexibiliseringsmogelijkheden en eventueel van toepassing zijnde toeslag- en kortingsbeleid;
kk. | Verzekeraar: | een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet; |
ll. | Werkgever: | de vennootschap, zoals gedefinieerd in de statuten van de Stichting; |
mm. | Werknemer: | degene die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is van de Werkgever; |
nn. | WIA: | Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. |
Artikel 2 - Deelnemerschap
1. Deelnemer is elke Werknemer of gewezen Werknemer die op grond van een Pensioenovereenkomst Pensioenaanspraken verwerft jegens de Stichting, met uitzondering van:
a. de Werknemer voor wie een andere door de Werkgever gefinancierde pensioenregeling van kracht is; of
b. de Werknemer die (op grond van bijzondere omstandigheden) een niet- herroepbare afstandsverklaring heeft getekend.
Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de Werknemer aan de gestelde voorwaarde voldoet.
2. Het deelnemerschap eindigt:
a. uiterlijk bij het bereiken van de Pensioenrichtdatum of, indien dit eerder valt, de Pensioendatum;
b. bij overlijden;
c. op de dag waarop de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, anders dan door overlijden of pensionering.
In afwijking van het bepaalde in dit lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband zolang als de persoon recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 12.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 sub a wordt het Deelnemerschap ook na de Pensioenrichtdatum geacht voort te duren indien de Werkgever dit schriftelijk aan de Stichting meedeelt en voor zover het dienstverband van de Deelnemer bij de Werkgever blijft voortduren en voor zover dat op basis van fiscale regelgeving mogelijk is.
Artikel 3 - Informatieverstrekking
Op de Stichting rusten de informatieverplichtingen overeenkomstig het bepaalde in of krachtens de wet- en regelgeving, waaronder maar niet beperkt tot de Pensioenwet en de Wet pensioencommunicatie.
Artikel 4 – Karakter van de Pensioenregeling
1. De pensioenregeling kent de volgende pensioensoorten:
a. levenslang ouderdomspensioen;
b. levenslang partnerpensioen;
c. wezenpensioen.
2. De in dit reglement vastgelegde pensioenregeling heeft het karakter van een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Bij een premieovereenkomst worden periodiek premies ten behoeve van pensioen beschikbaar gesteld, de zogenoemde beschikbare premies.
3. Alle pensioenbedragen krachtens dit reglement zijn uitgedrukt in euro’s. Bedragen in een andere munteenheid worden ter berekening van de pensioenen omgerekend in euro’s op basis van door de Stichting te bepalen koersen.
Artikel 5 – Overzicht van Pensioenaanspraken
1. Het deelnemerschap geeft aanspraak op een Pensioenkapitaal op de voor de Deelnemer geopende Beleggingsrekeningen, dat op de Pensioen(richt)datum moet worden aangewend voor de aankoop van ouderdomspensioen voor de Gepensioneerde en Partnerpensioen
voor de Partner van de Gepensioneerde zoals omschreven in artikel 9 (Aanwending Pensioenkapitaal op Pensioenrichtdatum). Het Pensioenkapitaal waar de (Gewezen) Deelnemer aanspraak op heeft is nooit hoger dan het kapitaal dat benodigd is om de maximale pensioenen volgens artikel 24 (Fiscale Bepalingen) aan te kopen.
2. Tevens geeft het deelnemerschap aanspraak op:
a. een Partnerpensioen op risicobasis dat ingaat bij overlijden van de Deelnemer tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de Partner van de Deelnemer;
b. een wezenpensioen op risicobasis dat ingaat bij overlijden van de Deelnemer tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de Kinderen van de Deelnemer;
c. premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, ten behoeve van de Deelnemer;
d. ouderdomspensioen en Partnerpensioen opgebouwd tot 31 december 2015.
Artikel 6 – Beschikbare premie
1. Bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens iedere maand wordt voor de Deelnemer een premie over de Pensioengrondslag beschikbaar gesteld die wordt gestort op de voor de Deelnemer geopende Beleggingsrekening.
2. De beschikbare premie is leeftijdsafhankelijk en wordt vastgesteld zodra de deelname aan de pensioenregeling begint en vervolgens ieder jaar op 1 januari. Als leeftijd wordt genomen de leeftijd van de Deelnemer op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
De voor de Deelnemer beschikbaar te stellen premie bedraagt op jaarbasis:
Leeftijd Deelnemer | Beschikbare premie als percentage van de Pensioengrondslag |
t/m 24 | 6,6% |
25-29 | 7,6% |
30-34 | 8,9% |
35-39 | 10,3% |
40-44 | 12,0% |
45-49 | 13,9% |
50-54 | 16,2% |
55-59 | 19,1% |
60-64 | 22,7% |
65-67 | 25,8% |
3. Voor een parttime Deelnemer geldt het bepaalde in artikel 17.
4. Iedere maand wordt een twaalfde deel van de beschikbare jaarpremie gestort.
5. De beschikbare premie wordt gestort tot uiterlijk de Pensioenrichtdatum. Indien de datum van indiensttreding van een Deelnemer dan wel de datum van beeindiging van het deelnemerschap niet op de eerste dag van een kalendermaand valt wordt de beschikbare premie voor die maand naar rato vastgesteld.
Artikel 7 – Beleggingsrekeningen en beleggingskeuzen vóór aanwending Pensioenkapitaal
1. De gelden op de Beleggingsrekening worden belegd conform een beleggingsstrategie in onderliggende beleggingsfondsen op rekening en risico van de (Gewezen) Deelnemer. Behaalde rendementen worden onverwijld op de Beleggingsrekening bijgeschreven.
2. De (Gewezen) Deelnemer heeft de keuze uit één van de volgende door het Bestuur vastgestelde beleggingskeuzen:
a. LifeCycle,
b. Eigen Verdeling,
c. Sparen.
De (Gewezen) Deelnemer heeft de mogelijkheid een gemaakte keuze te allen tijde te wijzigen. Bij aanvang van het deelnemerschap, of als de (Gewezen) Deelnemer geen beleggingskeuze heeft gemaakt, wordt conform het LifeCycle profiel neutraal (afgesteld op een Vastgestelde pensioenuitkering) belegd.
3. Als de (Gewezen) Deelnemer een beleggingskeuze wil maken of een eerder gemaakte beleggingskeuze wil wijzigen, dan dient hij eerst de Vragenlijst Risicoprofiel in te vullen, die door de Stichting op verzoek wordt verstrekt. De Stichting informeert de (Gewezen) Xxxxxxxxx vervolgens over het resulterende risicoprofiel. De mogelijke risicoprofielen bij de Life Cycle keuze zijn defensief, neutraal en offensief. De (Gewezen) Deelnemer beslist vervolgens zelf of wordt belegd conform de bij het risicoprofiel behorende LifeCycle of dat wordt belegd conform één van de andere door het Bestuur vastgestelde beleggingskeuzen.
4. De Stichting is verantwoordelijk voor het definiëren van de beleggingsstrategie van de beleggingskeuze LifeCycle. Deze strategie is gebaseerd op de Prudent person regel en kent een leeftijdsafhankelijk risicoprofiel, tenzij de Wet op het financieel toezicht anders bepaalt.
5. Bij de beleggingskeus Eigen Verdeling is de (Gewezen) Deelnemer zelf verantwoordelijk voor opstellen en het actueel houden van zijn beleggingsstrategie (met een afnemend risico naarmate de beleggingshorizon korter wordt). De (Gewezen) Deelnemer dient daarbij zelf te controleren of de beleggingen nog in overeenstemming zijn met zijn beleggingsstrategie.
6. De Stichting onderzoekt voor de (Gewezen) Deelnemers, die gekozen hebben voor de beleggingskeus Eigen Verdeling ten minste een keer per jaar of de beleggingen van de (Gewezen) Deelnemer zich binnen de gestelde risicogrenzen bevinden en informeert de (Gewezen) Deelnemer hierover. Bij het bepalen van de risicogrenzen wordt rekening gehouden met de leeftijd van de (Gewezen) Deelnemer en het bepaalde risicoprofiel.
7. Het Bestuur is bevoegd de mogelijke beleggingskeuzen aan te passen.
8. Het Bestuur bepaalt in welke beleggingsfondsen belegd kan worden. Het Bestuur heeft de bevoegdheid hier te allen tijde wijzigingen in aan te brengen. Indien het Bestuur besluit dat in een bepaald beleggingsfonds niet meer belegd kan worden, moet de (Gewezen) Deelnemer de belegging in dit fonds verkopen en opnieuw beleggen in een van de beschikbare beleggingsfondsen.
9. Het Bestuur bepaalt welke uitvoerder de Beleggingsrekeningen beheert en heeft de bevoegdheid van uitvoerder te veranderen.
10. Het Bestuur behoudt zich het recht voor om bij wijziging van beleggingskeuzen / spaaroptie, beleggingsfondsen en of uitvoerder(s) het gespaarde kapitaal over te dragen.
11. Aan een Beleggingsrekening zijn kosten verbonden. Het Bestuur stelt de hoogte van de kosten vast. De kosten worden periodiek in mindering gebracht op het Pensioenkapitaal op de Beleggingsrekening en zijn voor rekening en risico van de (Gewezen) Deelnemer. Het Bestuur stelt vast op welke wijze dit gebeurt. De kosten en de wijze van inhouding worden gepubliceerd in het Factorenreglement.
12. De (Gewezen) Deelnemer is aansprakelijk en verantwoordelijk voor de door hem gemaakte keuzes zoals vermeld in dit artikel. Het Bestuur maakt gebruik van haar bevoegdheden als omschreven in de leden 7 tot en met 10 op basis van evenwichtige belangenbehartiging en deelt haar beslissing hieromtrent aan de betrokken (Gewezen) Deelnemer mede.
Artikel 8 - Vrijwillige regeling
1. De Deelnemer heeft de mogelijkheid om met de Werkgever overeen te komen op vrijwillige basis extra premies te storten.
2. De Deelnemer die van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient dit schriftelijk bij het Bestuur kenbaar te maken door middel van het indienen van een formulier als bedoeld in lid 5.
3. De vrijwillige premie wordt gestort op een apart geadministreerde Beleggingsrekening op naam van de Deelnemer. Het Pensioenkapitaal op deze rekening wordt op Pensioen(richt)datum aangewend voor inkoop van additioneel ouderdomspensioen en/of Partnerpensioen en/of wezenpensioen.
4. De extra premies mogen de door de Stichting bepaalde maximale vrijwillige bijdragen zoals vastgelegd in bijlage 1 niet overschrijden.
5. De Deelnemer heeft de mogelijkheid ervoor te kiezen om voor enig kalenderjaar een éénmalige vrijwillige bijdrage op het salaris te laten inhouden en/of om maandelijks een vrijwillige bijdrage op het salaris te laten inhouden. Daarnaast is het mogelijk om in een bepaalde maand een extra vrijwillige bijdrage te storten. De keuze wordt vastgelegd in een door de Werkgever ter beschikking gesteld formulier. Dit formulier wordt tevens gebruikt om het Bestuur te informeren.
6. Het bedrag van de periodiek in te houden vrijwillige bijdrage kan jaarlijks vóór 1 december worden aangepast voor het volgende jaar.
7. De vrijwillige bijdrage wordt door de Werkgever ingehouden op het loon van de Deelnemer en binnen twee weken na deze inhouding door de Werkgever afgedragen aan de Stichting. De vrijwillige bijdrage wordt – gerekend vanaf de datum waarop de
vrijwillige bijdrage op de rekening is gestort – zo spoedig mogelijk aangewend overeenkomstig de door de Deelnemer gemaakte beleggingskeuze.
8. De Stichting is niet aansprakelijk indien de Werkgever een onjuiste vrijwillige bijdrage op het salaris van de Deelnemer heeft ingehouden.
9. Wat in artikel 7 bepaald is ten aanzien van beleggingsrekeningen en beleggingskeuzen is voor de vrijwillige regeling van overeenkomstige toepassing. Het staat de Deelnemer vrij om ten aanzien van de vrijwillige regeling een andere beleggingskeuze te maken dan voor de beschikbare premie regeling.
10. Het Bestuur heeft de mogelijkheid om een minimuminleg per jaar vast te stellen.
Artikel 9 - Aanwending Pensioenkapitaal op de Pensioen(richt)datum
1. Op de Pensioen(richt)datum wordt het Pensioenkapitaal op de Beleggingsrekeningen, inclusief het pensioenkapitaal verkregen uit waardeoverdracht, van de (Gewezen) Deelnemer naar keuze van de (Gewezen) Deelnemer aangewend voor een recht op:
a. een direct ingaand levenslang ouderdomspensioen, gecombineerd met indien van toepassing een aanspraak op levenslang Partnerpensioen en wezenpensioen; of
b. een direct ingaand levenslang ouderdomspensioen.
Hierbij zijn de flexibiliseringsmogelijkheden beschreven in artikel 13 van toepassing, met uitzondering van de mogelijkheid om het pensioen in hoogte te laten variëren (lid 7).
Indien de (Gewezen) Deelnemer met Partner geen keuze maakt, wordt het kapitaal bij de Stichting omgezet in een levenslang ouderdomspensioen en een Partnerpensioen in de verhouding 100:70.
De (Gewezen) Deelnemer krijgt 6 maanden voorafgaande aan de Pensioenrichtdatum de keuze om het Pensioenkapitaal aan te wenden voor een Variabele pensioenuitkering bij de Stichting, dan wel een Vastgestelde pensioenuitkering bij een andere pensioenuitvoerder voor zover dat op grond van de Pensioenwet mogelijk is. Bij deze keuzemogelijkheid ontvangt de (Gewezen) Deelnemer de informatie over de gevolgen en risico’s bij deze keuze waaronder een opgave van de hoogte van de Variabele pensioenuitkering (op basis van een pessimistisch, verwacht en optimistisch scenario) en de mogelijkheid tot waardeoverdracht om een Vastgestelde pensioenuitkering te kunnen ontvangen.
Voor het aanwenden van het Pensioenkapitaal voor een Vastgestelde pensioenuitkering bij een andere pensioenuitvoerder zal de waardeoverdracht plaatsvinden conform de reken- en procedureregels welke worden vastgesteld bij of krachtens de Pensioenwet. De keuze voor een Variabele pensioenuitkering bij de Stichting dan wel een Vastgestelde pensioenuitkering bij een andere pensioenuitvoerder dient ten minste drie maanden voor de beoogde ingangsdatum van het levenslange ouderdomspensioen bij de Stichting te worden ingediend. Indien op de beoogde ingangsdatum de keuze van de uitvoerder voor een Vastgestelde pensioenuitkering bij een andere uitvoerder niet is doorgegeven aan de Stichting, dan wel nog geen keuze is doorgegeven voor een Variabele pensioenuitkering bij de Stichting zal het pensioenkapitaal op de beoogde ingangsdatum bevroren worden totdat de keuze is doorgegeven aan de Stichting. Er zullen geen pensioenuitkeringen met terugwerkende kracht plaatsvinden.
2. Gedurende de uitkeringsfase wordt het Pensioenkapitaal collectief belegd conform het beleggingsbeleid van de Stichting met in achtneming van de prudent person regel en de vereisten gesteld in wet- en regelgeving. Daarnaast worden de risico’s op een hoger of lagere uitkering door de ontwikkeling van de levensverwachting en het behaalde sterfteresulataat collectief gedeeld. Eén keer per jaar wordt het financieel resultaat, de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting en het stefteresultaat verwerkt in de hoogte van de Variabele pensioenuitkering.
3. Xxxxx xxx xxxxxxxxxx van pensioenen:
Bij aanwending van het Pensioenkapitaal voor inkoop van het ouderdomspensioen en - indien van toepassing- de aanspraak op Partnerpensioen en/of wezenpensioen, bij de Stichting worden de pensioenen berekend aan de hand van de op dat moment geldende sekseneutrale tarieven en grondslagen volgens het Factorenreglement. Bij aanwending bij een andere pensioenuitvoerder zijn de bij die pensioenuitvoerder geldende tarieven en voorwaarden van toepassing.
4. Bij de vaststelling van deze tarieven en grondslagen neemt het Bestuur de handhaving van de solvabiliteit van de Stichting in acht.
5. Indien de (Gewezen) Xxxxxxxxx een Partner heeft, dient de Partner schriftelijk in te stemmen met de door de (Gewezen) Deelnemer gemaakte keuzen als bedoeld in dit artikel.
Artikel 10 - Beëindiging van het deelnemerschap voor de Pensioenrichtdatum
1. Bij beëindiging van de deelnemerschap anders dan door overlijden of het bereiken van de Pensioenrichtdatum behoudt de Gewezen Deelnemer aanspraak op het tot dan toe gevormde Pensioenkapitaal. Het Pensioenkapitaal blijft belegd conform het bepaalde in artikel 7.
2. Daarnaast behoudt de Gewezen Deelnemer de tot dat moment opgebouwde Pensioenaanspraken op ouderdomspensioen en Partnerpensioen als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub d.
3. Gedurende de periode waarin de Gewezen Deelnemer aansluitend op het eindigen van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet houdt de Gewezen Deelnemer recht op Partnerpensioen op risicobasis. ten behoeve van zijn Partner. De hoogte van het Partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen.
4. Bij beëindiging van het deelnemerschap heeft een Gewezen Deelnemer met een Partner, de mogelijkheid een deel van het dan aanwezige Pensioenkapitaal aan te wenden voor de aankoop van een aanspraak op Partnerpensioen. Het aan het Pensioenkapitaal te onttrekken deel wordt bepaald door het Pensioenkapitaal fictief om te rekenen in een aanspraak op ouderdomspensioen met 70% Partnerpensioen. De factoren die bij deze fictieve omrekening gebruikt worden staan in het Factorenreglement.
5. Bij beeindiging van het deelnemerschap heeft een Gewezen Deelnemer zonder Partner maar met een kind, ook de mogelijkheid een deel van het dan aanwezige Pensioenkapitaal aan te wenden voor de aankoop van een aanspraak op wezenpensioen. Het aan het
Pensioenkapitaal te onttrekken deel wordt bepaald door het Pensioenkapitaal fictief om te rekenen in een aanspraak op ouderdomspensioen met wezenpensioen te grootte van 20% van het conform lid 4 van dit artikel fictief vastgestelde Partnerpensioen. De factoren die bij deze fictieve omrekening gebruikt worden staan in het Factorenreglement.
6. Bij beëindiging van het deelnemerschap zijn de bepalingen in artikel 13 lid 9 tot en met 11 betreffende uitruil van ouderdomspensioen naar Partnerpensioen van toepassing indien de Gewezen Deelnemer opgebouwde Pensioenaanspraken heeft.
7. Bij beëindiging van het deelnemerschap kan de Gewezen Deelnemer binnen 2 maanden na de beëindigingsdatum, zonder medische waarborgen, besluiten om naast Partnerpensioen ook wezenpensioen in te kopen. De hoogte van het wezenpensioen is na inkoop gelijk aan 20% van de aanspraak op Partnerpensioen. De voorwaarden waaronder de inkoop gebeurt worden gepubliceerd in het Facorenreglement.
Na de in dit lid genoemde 2 maanden kan een dergelijke inkoop eveneens plaatsvinden, maar de Stichting kan in dat geval nadere eisen en / of medische waarborgen vragen
Artikel 11 – Overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde Partnerpensioen bij overlijden Xxxxxxxxx
1. Bij overlijden van de Deelnemer wordt het Pensioenkapitaal op de Beleggingsrekeningen aangewend ter financiering van een Partnerpensioen. Indien er na het aanwenden van het Pensioenkapitaal voor aankoop van Partnerpensioen nog een kapitaal overblijft op de Beleggingsrekeningen vervalt het kapitaal aan de Stichting, met uitzondering van het overgebleven kapitaal op de Beleggingsrekening van de vrijwillige regeling. Het Pensioenkapitaal opgebouwd in de Vrijwillige Regeling wordt aangewend voor de inkoop van een additioneel Partnerpensioen en/of wezenpensioen voor zover hier fiscale ruimte voor is.
2. Er bestaat uitsluitend recht op Partnerpensioen op risicobasis bij overlijden tijdens deelnemerschap of zolang er recht bestaat op premievrije opbouw gedurende arbeidsongeschiktheid. De financiering van dit Partnerpensioen vindt plaats conform lid 1. Mocht het Pensioenkapitaal niet toereikend zijn voor de financiering van het Partnerpensioen, dan wordt er voor het tekort een risicoverzekering afgesloten ten behoeve van dit Partnerpensioen.
3. Het levenslange Partnerpensioen aan de Partner gaat in op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de dag van overlijden van de Partner.
4. De hoogte van het jaarlijks levenslang Partnerpensioen wordt als volgt bepaald:
fictief aantal deelnemersjaren x de laatst vastgestelde Pensioengrondslag x partnerpensioenpercentage x gemiddelde Parttimefactor,
waarbij:
het fictief aantal deelnemersjaren de periode is in jaren en (naar beneden afgeronde) volle maanden tussen de aanvang van het deelnemerschap (voor zover liggend op of na 1 januari 2003 tenzij artikel 29 van dit reglement van toepassing
is) in deze pensioenregeling en de Pensioenrichtdatum, eventueel vermeerderd met extra jaren uit hoofde van waardeoverdracht, mits die heeft plaatsgevonden na 1 januari 2003. Het fictief aantal deelnemersjaren is maximaal 40 jaar;
de laatst vastgestelde Pensioengrondslag de in het jaar van overlijden vastgestelde Pensioengrondslag is. Voor de bepaling van de risicoverzekering als bedoeld in lid 2 van dit artikel, geldt voor de dienstjaren na 1-1-2018 een franchise zoals opgenomen in Bijlage 2;
een partnerpensioenpercentage van 1,099% wordt gehanteerd over alle deelnemersjaren. Het aldus vastgestelde partnerpensioen wordt eventueel verhoogd met een partnerpensioen ter grootte van het positieve verschil tussen:
o het partnerpensioen op basis van de deelnemersjaren vóór 1 januari 2015 (inclusief die uit hoofde van waardeoverdracht van vóór 1 januari 2015) x de met de gemiddelde loonsverhoging van de werkgever geïndexeerde pensioengrondslag per 31 december 2014 (die wordt gemaximeerd tot de in enig jaar geldende maximale pensioengrondslag ter grootte van het verschil van enerzijds het fiscaal maximaal pensioengevend loon (volgens artikel 18ga Wet LB ’64) en anderzijds de franchise artikel 11, zoals opgenomen op bijlage 2 bij dit pensioenreglement) x partnerpensioenpercentage van 1,225%; en
het partnerpensioen op basis van de deelnemersjaren vóór 1 januari 2015, inclusief die uit hoofde van waardeoverdracht x laatst vastgestelde Pensioengrondslag x partnerpensioenpercentage van 1,099%.
Wezenpensioen op risicobasis bij overlijden Deelnemer
5. Er bestaat uitsluitend recht op wezenpensioen bij overlijden tijdens deelnemerschap of zolang er recht bestaat op premievrije opbouw gedurende arbeidsongeschiktheid.
6. Het wezenpensioen is gelijk aan 20% van het in lid 4 van dit artikel bepaalde partnerpensioen, met dien verstande dat het wezenpensioen wordt verdubbeld wanneer beide ouders van het Kind zijn overleden.
7. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand van het overlijden van de Deelnemer. Het wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de 21-jarige leeftijd van het Kind, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op de dag van overlijden van de uitkeringsgerechtigde.
Voor het Kind dat:
een voltijdse opleidingvolgt in de zin van de Wet op de Studiefinanciering 2000 danwel aan de 18+ bepalingen in de “Wet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten” voldoet, of een daarmee naar het oordeel van het Bestuur gelijk te stellen situatie; of
arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,
wordt de uitkering van het wezenpensioen na de eerste dag van de maand volgende op het bereiken van de 21-jarige leeftijd voortgezet, indien en zolang aan (één van) de bovenvermelde voorwaarden wordt voldaan, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de 27-jarige leeftijd van het Kind of indien eerder, tot de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van het Kind.
Het recht op wezenpensioen herleeft, indien na een onderbreking, de studie wordt hervat en wederom wordt voldaan aan voorwaarden vermeld in dit lid.
Partner- en wezenpensioen bij overlijden Gewezen Deelnemer
8. Bij overlijden van de Gewezen Xxxxxxxxx wordt het (resterende) beschikbare Pensioenkapitaal op de Beleggingsrekeningen aangewend voor de inkoop van het Partnerpensioen voor zover dat op grond van geldende wetgeving mogelijk is. De maximale hoogte van het Partnerpensioen voor de Gewezen Partner is gelijk aan het Partnerpensioen voor de Partner in geval een Deelnemer overlijdt, zoals bedoeld in lid 6. De maximale hoogte van het jaarlijks levenslang Partnerpensioen wordt conform lid 6 als volgt bepaald:
aantal deelnemersjaren x laatst vastgestelde Pensioengrondslag x (1,225% x het aantal jaren tot 2015 + 1,099% x het aantal jaren vanaf 2015) x gemiddeld Parttimefactor.
9. Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer gaat het Partnerpensioen, voor zover daar conform artikel 5 lid 2 sub d recht op bestaat, in op de eerste dag van de maand waarin de Gewezen Deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de dag van overlijden van de Partner.
Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer is er geen recht op wezenpensioen, tenzij dit is ingekocht conform artikel 10 lid 7 bij beeindiging van het deelnemerschap.
Partner- en wezenpensioen bij overlijden Gepensioneerde
10. Bij overlijden van een Gepensioneerde gaat het Partnerpensioen voor zover daar conform artikel 5 lid 2 sub d recht op bestaat, in op de eerste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de dag van overlijden van de Partner.
Bij overlijden van de Gepensioneerde is er geen recht op wezenpensioen, tenzij dit is ingekocht conform artikel 10 lid 7 bij beeindiging van het deelnemerschap of conform artikel 9 lid 1 bij pensionering.
Algemeen
11. De voorwaarden voor de inkoop van Partnerpensioen worden jaarlijks door het Bestuur vastgesteld en gepubliceerd in het Factorenreglement.
Artikel 12 - Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
1. Een Deelnemer die recht heeft op een uitkering krachtens de WIA heeft gedurende de periode, dat deze recht heeft op de WIA-uitkering, recht op (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van pensioenopbouw overeenkomstig de onderstaande tabel:
Mate van Arbeidsongeschiktheid | Percentage Premievrije Voortzetting |
0% tot 35% | n.v.t. |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 72,5% |
80% tot 100% | 100% |
2. De beschikbare premie wordt bepaald conform artikel 6 en volgt daarbij de leeftijdsafhankelijke staffel Hierbij zijn de Pensioengrondslag en het Parttimefactor de Pensioengrondslag en Parttimefactor zoals geldend voorafgaande aan het moment van de eerste ziektedag.
3. Indien de in lid 1 bedoelde Deelnemer voor het niet arbeidsongeschikte deel in dienst blijft bij de Werkgever, vindt de pensioenopbouw en risicodekking van levenslang Partnerpensioen en wezenpensioen voor het arbeidsgeschikte plaats op basis van 100%, verminderd met het percentage premievrije voortzetting. Bij een parttime dienstverband wordt een en ander naar evenredigheid vastgesteld, conform het bepaalde in artikel 17.
4. Bij beëindiging van de WIA-uitkering, anders dan wegens pensionering of overlijden, zijn de bepalingen van artikel 10 - Beëindiging deelnemerschap voor Pensioenrichtdatum van toepassing. Artikel 10 wordt niet toegepast indien de Deelnemer in dienst blijft bij een Werkgever waarmee de Stichting een Uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten.
Bij wijziging van het percentage arbeidsongeschiktheid vindt vanaf dat moment de pensioenopbouw die samenhangt met de arbeidsongeschiktheid plaats op basis van het gewijzigde percentage arbeidsongeschiktheid.
5. Voor de in lid 1 bedoelde Xxxxxxxxx blijft naar rato van het voor hem geldende premievrijstellingspercentage de in artikel 11 bedoelde risicodekking van levenslang Partnerpensioen en wezenpensioen in stand.
Artikel 13 – Flexibiliseringsmogelijkheden
De (Gewezen) Deelnemer heeft het recht om zijn opgebouwde Pensioenaanspraken en het saldo van de pensioenkapitalen op zijn Beleggingsrekeningen op een andere wijze dan de standaard wijze aan te wenden door:
a. het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk op een eerdere of latere datum dan de Pensioenrichtdatum te laten ingaan;
b. ouderdomspensioen en Partnerpensioen voor elkaar te ruilen;
c. pensioenen in hoogte te variëren;
mits de aanpassingen blijven binnen de in dit artikel gestelde voorwaarden en wettelijke kaders. Hieronder wordt op de voorwaarden van deze verschillende keuzes ingegaan.
Keuze Pensioendatum
1. De (Gewezen) Deelnemer heeft de mogelijkheid om een Pensioendatum die afwijkt van de Pensioenrichtdatum door middel van een schriftelijk verzoek te kiezen, met inachtneming van het volgende:
- deze datum is de eerste dag van een kalendermaand of een geheel aantal maanden verwijderd van de pensioenrichtdatum;
- deze datum ligt na de 55-ste verjaardag van de Deelnemer, echter uiterlijk 5 jaar na de pensioengerechtigde leeftijd volgens de alsdan geldende AOW-gerechtigde leeftijd.
De vervroegings- en uitstelfactoren voor het ouderdomspensioen worden door het Bestuur jaarlijks vastgesteld en separaat door het Bestuur gepubliceerd in het Factorenreglement.
2. Het verzoek tot een vervroegde ingangsdatum dient uiterlijk twee maanden voor de beoogde ingangsdatum bij de Stichting ingediend te worden. Indien de ingangsdatum gelegen is eerder dan vijf jaar vóór de AOW-gerechtigde leeftijd, dient het arbeidszame leven dienovereenkomstig beëindigd te worden.
3. Het verzoek tot een uitgestelde ingangsdatum dient uiterlijk twee maanden voor de Pensioenrichtdatum bij de Stichting ingediend te worden.
4. Indien de Pensioendatum niet gelijk is aan de Pensioenrichtdatum wordt de hoogte van het levenslange ouderdomspensioen vastgesteld met inachtneming van het hierna bepaalde voor de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen:
Het tot de ingangsdatum opgebouwde levenslange ouderdomspensioen wordt herrekend naar een levenslang ouderdomspensioen ingaand vanaf de Pensioendatum, en wel op een dusdanige wijze dat er sprake is van een actuariële gelijkwaardigheid. Voor de berekening van de hoogte van de uitkering is de berekening van de Stichting bindend.
Deeltijdpensioen
5. De Deelnemer heeft de mogelijkheid om een gedeelte van het levenslange ouderdomspensioen eerder in te laten gaan. Indien de gedeeltelijke ingangsdatum gelegen is eerder dan vijf jaar vóór de AOW-gerechtigde leeftijd, dient de keuze overeengekomen te worden met de Werkgever en het arbeidszame leven naar rato beëindigd te worden. Voor het gedeelte van de arbeidstijd dat de Deelnemer in dienst blijft bij de Werkgever, blijft hij Deelnemer in deze regeling. Het deeltijdpensioen bedraagt 20, 40, 60 of 80% van de normale arbeidstijd.
6. De pensioenopbouw vindt voor het deel dat de arbeidsovereenkomst wordt voorgezet, plaats met inachtneming van de bepalingen betreffende parttime Deelnemers.
7. Het is niet mogelijk om een ingegaan deeltijdpensioen te wijzigen in geval van latere wijziging van de arbeidstijd.
Hoog/laag
8. De (Gewezen) Deelnemer wordt op de Pensioen(richt)datum de mogelijkheid geboden om een gedeelte van het levenslange ouderdomspensioen dat de Vastgestelde pensioenuitkering betreft, om te zetten in een Vastgestelde pensioenuitkering die voor een vooraf bepaalde periode hoger of lager is dan de Vastgestelde pensioenuitkering na die periode. Dit keuzerecht geldt slechts ten behoeve van vastgestelde uitkeringen.
De maximale variatie in de hoogte van de pensioenuitkeringen over de gehele periode van uitkering mag de verhouding van 100:75 niet te boven gaan.
Voor de toepassing van deze flexibiliseringsmogelijkheid, blijft in de periode tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd, het gedeelte van de uitkering dat overeenkomt met twee maal de uitkering voor een gehuwde als bedoeld in de AOW vermeerderd met de vakantietoeslag buiten aanmerking.
De variatiemogelijkheid geldt alleen voor het levenslange ouderdomspensioen en wordt alleen toegepast indien geen sprake is van deeltijdpensioen.
Uitruil Partnerpensioen naar ouderdomspensioen
9. Alleen op het moment van ingang van het volledige levenslange ouderdomspensioen (niet bij deeltijdpensioen) heeft de (Gewezen) Deelnemer de mogelijkheid geheel of gedeeltelijk afstand doen van zijn aanspraken op Partnerpensioen, door deze aanspraak onherroepelijk om te zetten in een additionele aanspraak op levenslang ouderdomspensioen. Deze mogelijkheid bestaat slechts indien er sprake is van een opgebouwd Partnerpensioen en met inachtneming van het hierna bepaalde.
Indien er geheel of gedeeltelijk uitruil is gedaan van de aanspraken op Partnerpensioen, met uitzondering van de aanspraken op Bijzonder Partnerpensioen, wordt de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen verhoogd met een percentage van het levenslange ouderdomspensioen onder door het Bestuur te stellen voorwaarden. Deze voorwaarden worden door het Bestuur jaarlijks vastgesteld en separaat door het Bestuur gepubliceerd in het Factorenreglement.
Indien sprake is van een Bijzonder Partnerpensioen wordt het verhogingspercentage vermenigvuldigd met de formule (1 -/- Bijzonder Partnerpensioen/ Partnerpensioen). Het verhogingspercentage is alleen van toepassing indien sprake is van een Partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. Indien het Partnerpensioen in een andere verhouding staat tot het ouderdomspensioen, wordt het verhogingspercentage naar analogie van de in dit lid genoemde systematiek vastgesteld.
De (Gewezen) Deelnemer dient op een door het Bestuur nader vast te stellen wijze schriftelijk te verklaren (gedeeltelijk) afstand te doen van het Partnerpensioen.
Uitruil ouderdomspensioen naar Partnerpensioen
10. Indien de (Gewezen) Deelnemer een Partner heeft, wordt standaard het ouderdomspensioen, voor zover opgebouwd na 1 januari 2003, omgezet in ouderdomspensioen en Partnerpensioen in de verhouding 100:70:
a bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering; of
b. met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan. Deze standaard uitruil vindt niet plaats indien de (Gewezen) Deelnemer, binnen de door de Stichting gestelde termijn van twee maanden, te kennen heeft gegeven geen uitruil dan wel de andere ruilverhouding van 100:50 te willen.
11. De in lid 10 van dit artikel omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van een ouderdomspensioen dat verevend moet worden vanwege een Scheiding, zoals omschreven in artikel 14 van dit pensioenreglement.
12. Indien de uitruil, bedoeld in lid 10 van dit artikel, zou leiden tot een Partnerpensioen dat op jaarbasis lager wordt dan de wettelijke grens voor afkoop kleine pensioenen, dan wordt lid 10 van dit artikel niet toegepast.
Algemeen
13. Indien de (Gewezen) Deelnemer een Partner heeft en gebruik maakt van de in dit artikel genoemde mogelijkheden dient de Partner hiermee schriftelijk in te stemmen als de mogelijkheden waarvan gebruik wordt gemaakt invloed hebben op de hoogte van het Partnerpensioen.
14. Voor alle genoemde flexibiliseringsmogelijkheden geldt dat een en ander alleen binnen de fiscale grenzen geschiedt.
15. De in dit artikel bedoelde keuzes dienen tweemaanden voor de beoogde ingangsdatum te zijn gemaakt.
16. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk. Het Bestuur heeft het recht om hiervan, na een verzoek van de Deelnemer, af te wijken.
17. Het Bestuur heeft de mogelijkheid om aan de dienstverlening aan de (Gewezen) Deelnemer betreffende de flexibiliseringselementen nadere voorwaarden te stellen.
Artikel 14 – Scheiding
Bijzonder Partnerpensioen
1. In geval van Xxxxxxxxx wordt aan de Gewezen Partner van de (Gewezen) Deelnemer respectievelijk van de Gepensioneerde een aanspraak op een Bijzonder Partnerpensioen bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer toegekend.
2. Het Bijzonder Partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de in lid 1 bedoelde Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Gewezen Partner.
3. In geval van Scheiding van een Deelnemer wordt ter vaststelling van het Bijzonder Partnerpensioen op de scheidingsdatum het dan aanwezige Pensioenkapitaal (inclusief Pensioenkapitaal verworven voor 2016) fictief aangewend voor verwerving van ouderdomspensioen en Partnerpensioen ingaande bij het overlijden van de in lid 1 bedoelde Gepensioneerde in een verhouding 100:70. De verhouding wordt vastgesteld met inbegrip van eerdere aanspraken op Bijzonder Partnerpensioen. Deze aanspraken worden in mindering gebracht op het totale Partnerpensioen ter vaststelling van het Bijzonder Partnerpensioen dat wordt toegekend op de scheidingsdatum.
Het deel van het Pensioenkapitaal dat bestemd is voor inkoop van het aldus vastgestelde Bijzonder Partnerpensioen wordt separaat geadministreerd en wordt op dezelfde wijze belegd als de rest van het Pensioenkapitaal. Op de Pensioen(richt)datum wordt dit deel van het Pensioenkapitaal aangewend voor inkoop van een Bijzonder Partnerpensioen ten behoeve van de Gewezen Partner, tezamen met de aanwending van het overige Pensioenkapitaal van de (Gewezen) Deelnemer.
In geval van overlijden van de Gewezen Partner voordat het Pensioenkapitaal wordt aangewend voor inkoop van Bijzonder Partnerpensioen, wordt dat kapitaal weer toegevoegd aan het Pensioenkapitaal van de (Gewezen) Deelnemer. Dit geldt eveneens voor de opgebouwde aanspraken op Bijzonder Partnerpensioen, in die zin dat de aanspraak op Bijzonder Partnerpensioen weer onderdeel wordt van de opgebouwde aanspraken op Partnerpensioen.
4. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 geldt, dat indien de (Gewezen) Xxxxxxxxx daarnaast een aanspraak heeft op periodiek Partnerpensioen en de Partnerrelatie van de (Gewezen) Deelnemer eindigt door Xxxxxxxxx, de Gewezen Partner eveneens aanspraak verkrijgt op dit Partnerpensioen.
5. Indien een Partnerrelatie van een Gepensioneerde eindigt door Xxxxxxxxx verkrijgt de Gewezen Partner van de Gepensioneerde een aanspraak op Partnerpensioen zoals de Gepensioneerde ten behoeve van zijn Partner heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 van dit pensioenreglement.
6. Het bepaalde in de voorafgaande leden vindt geen toepassing indien de betrokkenen bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding anders zijn overeengekomen.
7. De aanspraak op Partnerpensioen ten behoeve van een Partner van een (Gewezen) Deelnemer wordt zonder haar of zijn toestemming niet bij overeenkomst tussen de (Gewezen) Deelnemer en de Stichting of de Werkgever verminderd.
8. Indien een of meerdere Gewezen Partners van de (Gewezen) Deelnemer aanspraak heeft op een Bijzonder Partnerpensioen wordt dit Bijzonder Partnerpensioen respectievelijk - pensioenen in mindering gebracht op het conform artikel 11 vastgesteld Partnerpensioen. Bij meerdere Gewezen Partners zal bij overlijden van een Gewezen Partner het Partnerpensioen niet wijzigen voor de overige (toekomstige) Gewezen Partners.
Verevening Pensioenrechten bij Scheiding
9. In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap vindt verevening plaats van het tijdens het huwelijk dan wel het geregistreerd partnerschap bij de Stichting opgebouwde Pensioenkapitaal en indien van toepassing opgebouwde Pensioenrechten conform de Wet verevening Pensioenrechten bij scheiding. Indien van toepassing wordt het opgebouwde Pensioenkapitaal eerst verminderd met het Pensioenkapitaal dat is afgezonderd ten behoeve van het Bijzonder Partnerpensioen.
Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing indien partijen verevening van Pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de Scheiding.
10. Het is mogelijk om het deel van het te verevenen pensioen en het in artikel 14 bedoelde Bijzonder Partnerpensioen van de Gewezen Partner in geval van echtscheiding, samen om te zetten in een eigen recht op levenslang ouderdomspensioen voor de Gewezen Partner, mits wordt voldaan aan het navolgende:
a. de omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de Scheiding;
b. binnen twee jaren na het tijdstip van de Scheiding is hiervan mededeling gedaan aan de Stichting door middel van het daarvoor bestemde formulier;
c. de Stichting heeft ingestemd met de omzetting.
Het bepaalde in artikel 26 (Algemene Bepalingen) is van overeenkomstige toepassing.
11. De Stichting stemt niet in met de beoogde omzetting als bedoeld in lid 10, indien de omzetting die wordt overeengekomen voor de Stichting verzekeringstechnisch nadelig is. De Stichting stemt alleen dan in met de omzetting als het recht op levenslang ouderdomspensioen van de Gewezen Partner ingaat op de bij de Stichting geldende Pensioenrichtdatum. De Stichting heeft de mogelijkheid de instemming met de omzetting afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de (Gewezen) Deelnemer.
12. De Stichting is bevoegd om de kosten van een verevening, afwijkende verevening of conversie voor de helft aan ieder der Partners in rekening te brengen. De kosten van een verevening, afwijkende verevening of conversie worden door het Bestuur vastgesteld. Een opgave van de kosten wordt op verzoek door de Stichting verstrekt.
13. In geval van beëindiging van een Partnerrelatie van ongehuwde Partners, is de Stichting bevoegd dit artikel toe te passen als ware er sprake van echtscheiding, indien beide partijen dit zijn overeengekomen in de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst dan wel in een notariële akte opgemaakt bij de ontbinding van de samenlevingsovereenkomst.
Artikel 15 - Waardeoverdracht
1. Ingeval een Deelnemer de Stichting verzoekt tot een waardeoverdracht waaraan de Stichting krachtens de Pensioenwet verplicht is om mee te werken, wendt de Stichting deze overdrachtswaarde aan ter vorming van een Pensioenkapitaal. Bovendien worden uitsluitend voor de vaststelling van het Partnerpensioen en het wezenpensioen ingaande bij overlijden tijdens het deelnemerschap extra deelnemersjaren toegekend. Een en ander met inachtneming van het bepaalde in de Pensioenwet en het Besluit Uitvoering Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
2. Gewezen Deelnemers hebben de mogelijkheid om de overdrachtswaarde van hun Pensioenaanspraken over te dragen aan de Pensioenuitvoerder van hun nieuwe Werkgever, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de Pensioenwet en het Besluit uitvoering Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
3. Indien geen sprake is van een recht van waardeoverdracht dan wel sprake van een uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht, heeft de Stichting de bevoegdheid om over te gaan tot waardeoverdracht volgens de bij of krachtens de Pensioenwet gestelde eisen.
Artikel 16 – Vervallen en afkoop klein pensioen
1. De Stichting heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 (afkoopbepalingen voor kleine pensioenen) van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een Pensioenrecht of een Pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 (“Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming”) van de Pensioenwet. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een aanspraak op pensioen mede verstaan het pensioen dat met het Pensioenkapitaal op de Beleggingsrekening(en) verworven wordt indien de saldi op een reguliere wijze zouden worden aangewend.
2. Indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2018, er geen afkoop heeft plaatsgevonden, de uitkering van het ouderdomspensioen op de Pensioenrichtdatum meer bedraagt dan € 2,- bruto per jaar en het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat, draagt de Stichting de waarde van dit pensioen indien mogelijk automatisch over naar de huidige pensioenuitvoerder van de Gewezen Deelnemer. Deze automatische waardeoverdracht zal vanaf 2020 plaatsvinden.
3. Bij het eindigen van de deelneming vanaf 1 januari 2019, vervallen de Pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemer indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de Pensioenrichtdatum niet meer zal bedragen dan € 2,- bruto per jaar.
4. De Stichting is bevoegd om over te gaan tot afkoop fiscaal bovenmatige pensioen en wel van het deel van de Pensioenaanspraken:
a. dat op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van het pensioen uitgaat boven de begrenzingen, bedoeld in de artikelen 18a, zevende lid, 18b, zevende lid, 18c, vijfde lid, 18d, 18e, 18f en 38a van de Wet op de loonbelasting 1964; of
b. dat op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de (Gewezen) Deelnemer ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn uitgaat boven de begrenzingen, bedoeld in de in onderdeel a genoemde artikelen.
5. De in dit artikel bedoelde afkoop geschiedt op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De factoren zijn vastgelegd in het Factorenreglement.
Artikel 17 – Automatische waardeoverdracht klein pensioen
1. Indien bij beeindiging van de deelneming na 1 januari 2018, de uitkering van het ouderdomspensioen op de Pensioenrichtdatum het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat, draagt de Stichting dit pensioen automatisch over naar de nieuwe
pensioenuitvoerder van de Gewezen Deelnemer. De Stichting doet tenminste gedurende vijf jaar jaarlijks een poging tot automatische waardeoverdracht. De Stichting heeft het recht om de Pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemer af te kopen indien de Stichting vijf jaar tevergeefs jaarlijks een poging tot automatische waardeoverdracht heeft gedaan en de Gewezen Deelnemer instemt met de afkoop.
2. De afhandeling van de waardeoverdracht vindt plaats volgens artikel 70a van de Pensioenwet. Voor de bepaling van de overdrachtswaarde, de extra Pensioenaanspraken en overige voorwaarden worden de vastgestelde wettelijke reken- en procedureregels door de Stichting steeds in acht genomen.
3. Na een uitgaande overdracht van de waarde van de opgebouwde aanspraken, kan door de Gewezen Deelnemer tegenover de Stichting geen enkel recht meer worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de opgebouwde Pensioenaanspraken betrekking had en wordt bij hernieuwde deelneming met die periode geen rekening gehouden.
4. Indien er een waardeoverdracht op grond van artikel 70a van de Pensioenwet naar de Stichting plaatsvindt, wordt de overdrachtswaarde toegevoegd aan het Pensioenkapitaal , met inachtneming van de vaste onderlinge verhoudingen tussen deze pensioensoorten zoals bepaald in dit pensioenreglement.
Artikel 18 - Parttime Deelnemers
Indien een Deelnemer een arbeidsovereenkomst heeft voor minder dan de normale arbeidstijd (40 uur per week) of extra vakantiedagen bij de Werkgever heeft ingekocht, gelden de volgende bepalingen:
a. de Parttimefactor is gelijk aan het deel dat het overeengekomen aantal arbeidsuren uitmaakt van de normale arbeidstijd;
b. het Pensioensalaris wordt voor de parttime Deelnemer vastgesteld door het salaris om te rekenen naar een voltijds salaris. De pensioenberekeningen worden uitgevoerd op basis van dit Pensioensalaris;
c. de onder b bedoelde uitkomsten worden vervolgens vermenigvuldigd met de voor de Deelnemer geldende Parttimefactor. De beschikbare premie wordt vervolgens naar rato vastgesteld;
d. voor een parttime Deelnemer die tevens arbeidsongeschikt is in de zin van dit pensioenreglement, wordt de Parttimefactor gekort, indien en voor zover de Parttimefactor vermeerderd met het percentage van gedeeltelijke pensioenopbouw uit hoofde van arbeidsongeschiktheid méér bedraagt dan de Parttimefactor geldend vlak voor ingang van de arbeidsongeschiktheid in de zin van dit pensioenreglement;
x. xxxxxxxxxxx van de Parttimefactor worden in aanmerking genomen op de eerste dag van de maand volgend op de wijziging.
Artikel 19 - Bijzondere verlofvormen
1. Tijdens een periode van onbetaald verlof, waaronder ouderschapsverlof, wordt het deelnemerschap voortgezet, maar komt er geen premie zoals bedoeld in artikel 6 beschikbaar, behoudens voortvloeiend uit de levensloopregeling.
De vrijwillige regeling wordt gecontinueerd als ware er sprake van een actief deelnemerschap met dien verstande dat gedurende de periode van onbetaald verlof het niet mogelijk is om bij te storten op grond van de vrijwillige regeling, behoudens voortvloeiend
uit de levensloopregeling.
2. Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de Deelnemer tijdens de deelneming is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het Partnerpensioen (artikel 11 lid 4), wezenpensioen (artikel 11 lid 7) en premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid (artikel 12).
3. De risicopremies voor de voortzetting van de dekkingen genoemd in lid 2 zijn voor rekening van de Deelnemer en worden gebaseerd op het Pensioensalaris en de Parttimefactor zoals die van toepassing waren direct voorafgaande aan het onbetaald verlof. De risicopremies worden voorafgaande aan het onbetaalde verlof aan de Stichting betaald.
4. Afdracht van premies wordt via de Werkgever aan de Stichting gedaan.
5. In geval van een periode van gedeeltelijk ouderschapsverlof is het in lid 1 en 2 beschrevene van overeenkomstige toepassing op dat gedeeltelijke verlof.
Artikel 20 - Toeslagen
1. De kapitalen opgebouwd onder het regime van dit pensioenreglement worden niet door middel van een toeslag verhoogd. Indien het kapitaal wordt omgezet in een periodiek Pensioenrecht of –aanspraak bij de Stichting is de toeslagregeling van de Stichting van toepassing. De toeslagregeling van de Stichting is niet van toepassing op het gedeelte van het Pensioenrecht dat een Variabele Pensioenuitkering betreft.
2. Indien en voor zover het Pensioenkapitaal van het ouderdoms- en Partner en wezenpensioen bij de Stichting is aangewend voor een Vastgestelde pensioenuitkering dan wel anderszins sprake is van een Vastgestelde pensioenuitkering, gelden de navolgende bepalingen:
a. De toeslagverlening is voorwaardelijk. De beoordeling van de vraag of toeslagverlening plaatsvindt, wordt uitsluitend gemaakt door het Bestuur van de Stichting. Op de Pensioenrechten kan jaarlijks toeslag worden verleend met een maximum van de Afgeleide CPI alle bestedingen over de meest recente maand september. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre Pensioenrechten en Pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement van de Stichting gefinancierd.
b. Toeslagverlening vindt – indien van toepassing - plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend over de per 31 december daaraan voorafgaand opgebouwde Pensioenrechten.
c. Een in enig jaar niet toegekende voorwaardelijke toeslag, als bedoeld in lid 2 sub a en b, kan in een later jaar niet worden ingehaald.
d. Het Bestuur is te allen tijde bevoegd de systematiek van de toeslagverlening voor alle betrokkenen aan de omstandigheden aan te passen. Indien het Bestuur de systematiek van toeslagverlening aanpast, wordt deze ten aanzien van alle belanghebbenden (inclusief Gewezen Deelnemers en Gepensioneerden) aangepast.
Artikel 21 – Korting van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten
1. De kapitalen opgebouwd onder het regime van dit pensioenreglement worden niet door middel van een korting gekort. Indien het kapitaal wordt omgezet in een Vastgestelde pensioenuitkering bij de Stichting is de kortingsregeling van de Stichting van toepassing.
2. Indien en voor zover het Pensioenkapitaal van het ouderdoms- en Partner en wezenpensioen bij de Stichting is aangewend voor een periodiek Vastgestelde pensioenuitkering, dan wel anderszins sprake is van periodieke Pensioenrechten of - aanspraken met een Vastgestelde pensioenuitkering, gelden de navolgende bepalingen.
3. In het geval de financiële middelen van de Stichting onvoldoende blijken om de reeds opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, Partnerpensioen en Pensioenrechten ingevolge deze pensioenregeling te dekken gaat het Bestuur over tot vermindering van de reeds opgebouwde Pensioenaanspraken en Pensioenrechten conform artikel 134 (“Korting Pensioenaanspraken en Pensioenrechten door pensioenfonds”) van de Pensioenwet.
4. Vermindering van de Pensioenaanspraken en Pensioenrechten vindt alleen plaats indien:
a. de technische voorziening en het minimaal vereiste eigen vermogen niet meer volledig worden gedekt door de waarde van de beleggingen; en
b. dit op korte termijn niet gerealiseerd kan worden zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere Aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 (“herstelplan”) of artikel 139 van de Pensioenwet.
5. De vermindering zoals bedoeld in lid 3 heeft betrekking op de premievrije aanspraken en ingegane rechten op pensioenuitkeringen.
6. De Stichting informeert de (Gewezen) Deelnemers, Gewezen Partners, Pensioengerechtigden en de Werkgever onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering als bedoeld in lid 3.
7. De vermindering als bedoeld in lid 3 wordt op zijn vroegst gerealiseerd drie maanden nadat de Pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd en een maand nadat de (Gewezen) Deelnemers, de Werkgever en de Toezichthouder hierover geïnformeerd zijn.
Artikel 21a - Aanpassing hoogte Variabele pensioenuitkering
1. Het toeslagbeleid als vastgelegd in artikel 19 en het kortingsbeleid als vastgelegd in artikel 20 zijn niet van toepassing op de Variabele pensioenuitkeringen. De aanpassing van de Variabele pensioenuitkering geschiedt conform artikel 9 door jaarlijkse verwerking van het financieel resultaat, de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting en het stefteresultaat. Het bestuur stelt beleid vast voor de verwerking van deze resultaten en legt dit vast in de actuariële bedrijfstechnische nota. Het bestuur is bevoegd dit beleid te wijzigen binnen de gestelde wettelijke kaders.
Artikel 22 - Uitbetaling van Pensioenen en andere uitkeringen
1. De uitbetaling van pensioenen en van andere uitkeringen vindt plaats aan de rechthebbende of aan diens wettelijke vertegenwoordiger, dan wel onder overlegging van een bewijs van machtiging aan diens gemachtigde. Indien de uitbetaling niet direct aan de gerechtigde zelf geschiedt, dient een bewijs van in leven zijn van de gerechtigde te worden overgelegd indien hierom gevraagd wordt. Ten aanzien van een wezenpensioen heeft de Stichting de mogelijkheid om te bepalen dat betaling geschiedt aan de werkelijke verzorger.
2. Uitbetaling van een pensioen vindt alleen plaats als dit schriftelijk bij de Stichting is aangevraagd.
3. De pensioenen worden in maandelijkse termijnen ter grootte van één twaalfde deel van de jaarpensioenen uitgekeerd aan het einde van iedere maand op een door Pensioengerechtigde aangewezen bankrekening.
4. Indien sprake is van een buitenlandse bankrekening is de Stichting bevoegd om transactiekosten in rekening te brengen.
Artikel 23 – Financiering
1. De Werkgever stelt voor alle Deelnemers gezamenlijk maandelijks een premie ter beschikking. Deze premie wordt vastgesteld op basis van een tussen de Werkgever en de Stichting overeengekomen systematiek die beschreven is in de Uitvoeringsovereenkomst en geldend is gedurende de in de Uitvoeringsovereenkomst omschreven contractperiode. Voor Deelnemers, die gedurende het jaar in- of uit dienst treden c.q. bij het beëindigen van het deelnemerschap, is de bijdrage naar rato van de diensttijd ten opzichte van een vol jaar.
2. De in lid 1 bedoelde premie wordt aangewend voor:
a. de toegekende beschikbare premie;
b. het Partner- en wezenpensioen op risicobasis, en de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid;
c. de voor de uitvoering van de regeling te maken uitvoeringskosten; en
d. de krachtens wetgeving aan te houden voorzieningen.
De voorziening wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Indien de premie meer dan toereikend is, wordt het meerdere toegevoegd aan de algemene reserve van de Stichting.
3. Door betaling van de in lid 1 bedoelde premie voldoet de Werkgever aan de verplichtingen uit hoofde van de pensioentoezegging en is het niet mogelijk de Werkgever aansprakelijk te stellen voor enig tekort in de Stichting. De Werkgever maakt geen aanspraak op enig overschot in de Stichting.
4. De verplichte werknemersbijdrage is vastgesteld op 0%. Voor de Deelnemer die onder artikel 29 lid 5 van dit reglement valt, geldt een afwijkende in de Pensioenovereenkomst vastgelegde deelnemersbijdrage.
5. Werkgever en Werknemer hebben de mogelijkheid om middels een wijziging van de Pensioenovereenkomst een (afwijkende) werknemersbijdrage overeen te komen, een en ander overeenkomstig de bepalingen in de Pensioenovereenkomst en de bepalingen in het pensioenreglement omtrent het wijzigen van de Pensioenovereenkomst (artikel 23).
6. De kosten uit hoofde van de vrijwillige regeling (artikel 8) zijn volledig voor rekening van de deelnemer.
7. De in lid 1 genoemde premie kan niet aangepast worden als gevolg van de financiële positie van de Stichting. Indien de geraamde premie in enig jaar niet leidt tot een minimaal benodigde kostendekkende premie voor dat jaar dan meldt het bestuur dit voor 1 januari van dat jaar aan de Werkgever en de ondernemingsraad. Indien Werkgever en de ondernemingsraad niet tot overeenstemming komen over de te nemen maatregelen om de pensioenregeling kostendekkend te laten zijn, verlaagt het Bestuur de toegekende beschikbare premie, het Partner- en wezenpensioen op risicobasis en/of de premievrijvoortzetting bij arbeidsongeschiktheid zodanig dat de premie in het betreffende jaar wel kostendekkend is.
Artikel 24 - Voorbehoud van de Werkgever
1. De Werkgever heeft zich het recht voorbehouden haar bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen, te beperken of te beëindigen, indien er sprake is van een ingrijpende wijziging van omstandigheden bij de Werkgever.
2. De Werkgever kan de Pensioenovereenkomst zonder instemming van de Werknemer wijzigen indien er sprake is van een zodanig zwaarwegend belang van de Werkgever dat het belang van de Werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. De Werkgever kan van dit voorbehoud onder meer, doch niet uitsluitend, gebruik maken indien:
a. de ouderdoms- of nabestaandenvoorzieningen van overheidswege zodanig ingrijpend worden gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gezien de opzet daarvan, noodzakelijk is;
b. de Werkgever verplicht wordt zich voor de onder deze regeling vallende Werknemers of een gedeelte daarvan aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds;
c. de financiële positie van de Werkgever een onverminderde voortzetting van de werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling niet meer toelaat.
3. Het Bestuur past, indien sociale wetten of verplicht gestelde pensioenvoorzieningen worden ingevoerd of gewijzigd, na overleg met de Werkgever de in dit reglement neergelegde pensioenregeling aan een en ander conform het bepaalde in de statuten.
4. Indien een van de omstandigheden zoals in de vorige leden van dit artikel is omschreven zich voordoet stelt het Bestuur de Deelnemers en Gepensioneerden hiervan onverwijld in kennis. Voor zover mogelijk worden de Gewezen Deelnemers hiervan eveneens in kennis gesteld.
Artikel 25 - Fiscale bepalingen
1. Het opgebouwde Pensioenkapitaal worden getoetst aan de fiscale kaders voor een (geïndexeerde) middelloonregeling als beschreven in hoofdstuk IIB Wet LB. Indien de berekende aanspraken hoger liggen dan de voornoemde fiscale kaders, wordt vervolgens berekend welk deel van het in de eerste zin bedoelde Pensioenkapitaal correspondeert met het deel van de berekende aanspraken die hoger dan voornoemde fiscale kaders liggen. Dit deel vervalt aan de Stichting. De grondslagen voor de actuariële factoren die gelden ter bepaling van het bovenmatig kapitaal worden door het Bestuur vastgesteld.
2. De toetsing als bedoeld in lid 1, vindt plaats op het moment dat het in de regeling opgebouwde Pensioenkapitaal niet langer onderdeel uitmaakt van de onderhavige beschikbare premieregeling, maar uiterlijk op de feitelijke pensioeningangsdatum.
3. De ingangsdatum van het pensioen is nooit eerder of later dan volgens de fiscale wetgeving is toegestaan.
4. Voor alle flexibiliseringselementen zoals genoemd in artikel 13 geldt dat één en ander alleen binnen de fiscale grenzen geschiedt.
5. Een ouderdomspensioen, een partnerpensioen en een wezenpensioen kan ingevolge fiscale regelgeving meer bedragen dan de in dit reglement opgenomen maxima voor zover zulks het gevolg is van:
aanpassing van het pensioen ingevolge toeslagen;
variatie in de hoogte van de uitkeringen waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75 percent van de hoogste uitkering en de mate van variatie ten laatste op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld;
waardeoverdracht van Pensioenaanspraken;
gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van Partnerpensioen, wezenpensioen en ouderdomspensioen, mits de ruil uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen plaatsvindt op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen;
aanpassing van een op een beschikbare-premiestelsel gebaseerd ingegaan pensioen aan de omstandigheid dat de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting, de behaalde sterfteresultaten of de behaalde beleggingsresultaten tot hogere uitkeringen leiden dan op het tijdstip van ingang van het pensioen het uitgangspunt was.
Artikel 26 – Glijclausule
Ingeval een of meer bepalingen in dit reglement volgens het oordeel van de belastingdienst niet voldoen aan de fiscale wet- en andere regelgeving ten aanzien van een fiscaal zuivere pensioenregeling, dan past het Bestuur in overleg met de Werkgever deze bepaling(en) – eventueel met terugwerkende kracht – zodanig aan dat na die aanpassing sprake is van een fiscaal zuivere pensioenregeling.
Artikel 27 - Algemene bepalingen
1. Het Bestuur heeft de bevoegdheid de verplichtingen uit dit reglement geheel of gedeeltelijk te verzekeren bij één of meer herverzekeraars.
2. Indien de Stichting ter waarborging van de pensioenverplichtingen een (her)verzekering enof risicoverzekering heeft gesloten, worden de pensioenverplichtingen jegens de betrokkenen door het Bestuur verminderd, indien en naarmate de Verzekeraar in eventuele afwijking van de overeenkomst van (her)verzekering de (her)verzekerde bedragen niet of niet volledig uitkeert. Overeenkomsten van herverzekering liggen voor de Deelnemers ter inzage bij de Stichting.
3. De (Gewezen) Deelnemer is verplicht om de Stichting schriftelijk opgave te doen van de aanwezigheid van Kinderen en een aanvang of beëindiging van een Partnerrelatie (zoals bedoeld in artikel 1 van dit pensioenreglement).
De Deelnemers en andere rechthebbenden dienen het Bestuur desgevraagd alle inlichtingen te verschaffen, die voor een juiste uitvoering van dit pensioenreglement gewenst zijn; bij weigering of bij onjuiste inlichtingen worden de Pensioenaanspraken naar de eisen van redelijkheid en billijkheid vastgesteld.
4. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de Aanspraakgerechtigde of de Pensioengerechtigde enig recht op zijn Pensioenaanspraken of Pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij sprake is van een uitzondering zoals vermeld in artikel 65 van de Pensioenwet (Afkoop).
Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een Pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
5. De Stichting administreert de deelnemersjaren van de Deelnemers.
6. De aanspraak op ouderdomspensioen en Pensioenkapitaal van een (Gewezen) Deelnemer kan zonder toestemming van diens Partner niet bij overeenkomst tussen die (Gewezen) Deelnemer en de Stichting of de Werkgever worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet, tenzij de Partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening Pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten.
7. De aanspraak op Partnerpensioen ten behoeve van de Partner van de (Gewezen) Deelnemer kan zonder toestemming van die Partner niet bij overeenkomst tussen de (Gewezen) Deelnemer en de Stichting of de Werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 28 - Onvoorziene gevallen.
1. In bijzondere gevallen heeft het Bestuur het recht, in overleg met de Werkgever, af te wijken van het bepaalde in dit pensioenreglement.
2. In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet beslist het Bestuur.
3. Indien de toepassing van dit reglement in een bepaald individueel, niet van algemene aard zijnd, geval aanleiding zou geven tot bijzondere hardheid, is het Bestuur bevoegd af te wijken van de bepalingen in dit Reglement. De afwijking dient niet in strijd te zijn met enige wettelijke bepaling en aan te sluiten bij de gedachten, die aan de opzet en het doel van de Stichting ten grondslag liggen.
Artikel 29 - Inwerkingtreding
1. Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 januari 2017 en vervangt per die datum het (de) voorheen voor een Deelnemer geldende pensioenreglement(en). De in dit pensioenreglement geldende flexibele elementen zijn ook van toepassing op de in de vorige pensioenreglement|(en) opgebouwde pensioenen. Het reglement is laatstelijk gewijzigd op 6 december 2019.
2. Per 31 december 2015 worden, met uitzondering van de reeds opgebouwde pensioenkapitalen,de tijdsevenredige aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en Partnerpensioen vastgesteld als ware sprake van een beëindiging van het Deelnemerschap volgens het tot die datum op hen van toepassing zijnde pensioenreglement. De bepalingen van het tot 31 december 2015 geldende pensioenreglement blijven van toepassing op de in de vorige volzin omschreven aanspraken, met dien verstande dat het bepaalde verband houdende met flexibele elementen en/ of factoren, zoals vastgelegd in dat pensioenreglement en de bijlagen behorende bij dat pensioenreglement, niet van toepassing is maar het bepaalde in het kader van flexibele elementen en/of factoren zoals vastgelegd in het pensioenreglement en het factorenreglement.
3. Per 1 januari 2016 is de Pensioenrichtdatum van 65 jaar naar de AOW-gerechtigde leeftijd gewijzigd. De bij de Stichting - op basis van het tot 1 januari 2016 geldende reglement - opgebouwde pensioenaanspraken met Pensioenrichtdatum van 65 jaar worden per 1 januari 2017 omgezet naar pensioenaanspraken op basis van Pensioenrichtdatum AOW- gerechtigde leeftijd.
4. Deelnemers die per 31 december 2015 recht hebben op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid zetten deze premievrije voortzetting voort volgens het bepaalde van dit pensioenreglement. In afwijking van het in dit pensioenreglement bepaalde wordt de Pensioengrondslag hierbij met ingang van 1 januari 2016 gewijzigd vastgesteld. De Pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met een factor. Deze factor is gelijk aan de waarde van de premievrije voortzetting tot de Pensioenrichtdatum (65 jaar) zoals omschreven in het tot 31 december 2015 geldende pensioenreglement gedeeld door de waarde van de premievrije voortzetting op basis van dit pensioenreglement met de pensioengrondslag geldend op 31 december 2015.
5. In afwijking van lid 3 geldt, dat tijdens een periode waarover een arbeidsongeschikte deelnemer ononderbroken aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), het deelnemerschap premievrij wordt voortgezet volgens dit pensioenreglement overeenkomstig onderstaand tabel:
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Mate van Arbeidsongeschiktheid
15% tot 25% | 20% |
25% tot 35% | 30% |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 72,5% |
80% tot 100% | 100% |
Artikel 30 - Slotbepalingen
Overgangsregeling
1. Voor de Deelnemer die op 1 januari 2003 reeds Deelnemer aan de pensioenregeling van Stichting was, blijven de rechten die een Deelnemer op basis van het tot 1 januari 2003 geldende reglement heeft opgebouwd ingevolge de Regeling Vrijwillig Extra Pensioen en ongehuwdenpensioen gehandhaafd en worden separaat geadministreerd. Deze rechten worden jaarlijks, voor het eerst per 1 januari 2007, verhoogd overeenkomstig de reguliere toeslagregeling, zoals omschreven in artikel 19 van dit pensioenreglement. Uitruil van de rechten ingevolge de Regeling Vrijwillig Extra Pensioen geschiedt op basis van de door het Bestuur vastgestelde genoemde percentages.
2. Voor de Deelnemer die een medewerker was bij oud Volmac of oud Bolesian, en voor wie een Partnerpensioen op risicobasis in de tot 1 januari 2003 geldende pensioenregeling verzekerd was, wordt de periode tussen de feitelijke datum van indiensttreding en 1 januari 2003 meegenomen bij de vaststelling van het Partnerpensioen zoals omschreven in artikel 11.
3. De Deelnemer die een medewerker was bij oud Gemini Consulting, die zijn per 31 december 2002, respectievelijk 31 december 2004, door Centraal Beheer Achmea vastgestelde individuele premievrije aanspraak op basis van (tussentijdse) beëindiging van het deelnemerschap bij Centraal Beheer Achmea heeft overgedragen aan de Stichting en voor wie een Partnerpensioen op risicobasis in de tot 1 januari 2003, respectievelijk 1 januari 2005, geldende pensioenregeling verzekerd was, wordt de periode tussen de feitelijke datum van indiensttreding en 1 januari 2003, respectievelijk 1 januari 2005, meegenomen bij de vaststelling van het Partnerpensioen zoals omschreven in deze regeling.
4. De Deelnemer die een medewerker was bij oud Bit-IC, die zijn per 31 december 2002 door Nationale-Nederlanden vastgestelde individuele aanspraak op basis van tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap bij Nationale-Nederlanden heeft overge dragen aan de Stichting en voor wie een Partnerpensioen op risicobasis in de tot 1 januari 2003 geldende pensioenregeling verzekerd was, wordt de periode tussen de feitelijke datum van indiensttreding en 1 januari 2003 meegenomen bij de vaststelling van het Partnerpensioen zoals omschreven in dit reglement.
De feitelijke datum van indiensttreding is voor medewerkers die op of na 1 januari 2000 bij Bit-IC in dienst zijn getreden vastgesteld op de werkelijke datum van indiensttreding. Voor de medewerkers die voor 1 januari 2000 bij Bit-IC in dienst zijn getreden, geldt als feitelijke datum van indiensttreding 1 januari 2001.
5. Voor alle Deelnemers die op 31 mei 2009 Deelnemer waren in de op die betreffende datum geldende pensioenregeling voor medewerkers Getronics PinkRoccade BAS BV, zoals deze is ondergebracht bij Stichting Voorzieningenfonds Getronics, en die op grond van dat reglement aanspraken aan die regeling ontlenen en die bovendien per 1 juni 2009 Werknemer van Capgemini Bas BV waren geldt de volgende overgangsregeling:
a. Voor de vaststelling van het levenslang Partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden gedurende het deelnemerschap (artikel 11) zijn door de Werkgever op basis van een actuariële methodiek, zoals vastgesteld door de Werkgever en vastgelegd in het addendum bij de Uitvoeringsovereenkomst tussen Werkgever en de Stichting, eenmalig fictieve extra deelnemersjarenvoor de pensioenregeling van de Stichting bepaald, zodat rekening wordt gehouden met de deelnemerstijd bij Stichting Voorzieningenfonds Getronics met inachtneming van het opgebouwd kapitaal bij Stichting Voorzieningenfonds Getronics. Deze fictieve extra deelnemersjaren zijn door de Stichting namens de Werkgever aan de Deelnemers gecommuniceerd en maken onderdeel uit van de Pensioenovereenkomst.
b. De regeling omtrent de fictieve extra deelnemersjaren zoals overeengekomen tussen de Werkgever en de Stichting in het addendum bij de Uitvoeringsovereenkomst behorende bij de op 31 mei 2009 geldende pensioenregeling, ter compensatie van het vervallen van de voorziening van een extra Partnerpensioen bij overlijden van de Deelnemer gedurende het deelnemerschap, maakt tevens onderdeel uit van deze Pensioenovereenkomst. De fictieve extra deelnemersjaren zijn door de Stichting namens de Werkgever aan de Deelnemers gecommuniceerd en maken onderdeel uit van de Pensioenovereenkomst.
c. Tenzij anders overeengekomen, blijft deze overgangsregeling van toepassing op de Deelnemer die per 1 juni 2009 aan de eisen zoals vermeld in de aanhef van dit artikel voldeed, indien deze Werknemer naar een ander bedrijfsonderdeel van Capgemini gaat.
Gewijzigde pensioenregeling per 1 januari 2016
6. Tot 1 januari 2016 kende de Stichting een uitkeringsovereenkomst waarbij deelnemers een pensioenaanspraak opbouwden. Per 1 januari 2016 is de pensioenregeling gewijzigd naar een beschikbare premieregeling. Hierbij zijn de tot 1 januari 2016 opgebouwde aanspraken premievrij gemaakt. Per 1 januari 2016 bouwen deelnemers een Pensioenkapitaal op conform dit pensioenreglement. Dit pensioenreglement is zowel van toepassing op de opgebouwde aanspraken tot 1 januari 2016 als het Pensioenkapitaal wat vanaf 1 januari 2016 wordt opgebouwd.
7. Voor de Deelnemer die een werknemer was bij Sogeti Nederland B.V. op 31 december 2016 en op 1 januari 2017 Werknemer van Capgemini Nederland B.V. is en indien en voor zover voor wie een Partnerpensioen op risicobasis in de tot 1 januari 2017 geldende pensioenregeling van Sogeti Nederland B.V. verzekerd was, wordt de periode tussen de feitelijke datum van indiensttreding bij Sogeti Nederland B.V. en 1 januari 20 17 meegenomen bij de vaststelling van het Partnerpensioen zoals omschreven in artikel 11.
Voor de werknemer van Sogeti Nederland die na 1 januari 2017 Werknemer van Capgemini Nederland B.V. wordt, geldt, dat het in de vorige volzin bepaalde ook van toepassing is indien dat door Capgemini Nederland B.V. en de Werknemer schriftelijk is overeengekomen en aan het Pensioenfonds schriftelijk is gemeld.
BIJLAGE 1 : Richtlijn Vrijwillige Bijdragen
Indien de Deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid een Pensioenkapitaal op te bouwen door het storten van vrijwillige bijdragen, wordt aan de hand van deze bijlage beoordeeld of hier fiscale ruimte voor aanwezig is. De Werkgever is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de toets of de vrijwillige bijdrage van de Deelnemer binnen de grenzen van de richtlijn blijft.
1. Maximale storting in een jaar
De bijdrage die een Deelnemer in enig jaar maximaal aan zijn of haar Pensioenkapitaal kan toevoegen is afhankelijk van de fiscale ruimte binnen de pensioenregeling.
Voor de bepaling van de collectieve fiscale ruimte wordt gebruik gemaakt van een premiestaffel. In deze premiestaffels wordt weergegeven welke maximale beschikbare premie, per leeftijdscategorie van vijf jaar, vrijwillig kan worden bijgedragen. Voor de uitwerking van de premiestaffels is aansluiting gezocht bij de grondslagen voor het opstellen van individueel en collectief toepasbare beschikbare premiestaffels, zoals gepubliceerd in het meest recente Staffelbelsuit zoals gepubliceerd door de Belastingdienst.
Aan de hand van de in de vorige alinea bedoelde premiestaffel wordt vastgesteld welke premiepercentages die de Deelnemer maximaal mag sparen over het betreffende jaar om een ouderdomspensioen met bijbehorend Partnerpensioen na Pensioendatum 68 jaar te verzekeren. Dit Partnerpensioen is gebaseerd op een opbouwpercentage van 1,313% (70% van 1,875%)
De premies zijn uitgedrukt als een percentage van de Pensioengrondslag vrijwillige regeling. De fiscale ruimte om in enig jaar extra bij te sparen betreft de het verschil tussen de fiscaal maximale staffel en de maximale staffel die door de Stichting wordt gehanteerd.
Indien een Deelnemer een parttime dienstverband met de Werkgever heeft en/of de deelname aanvangt of eindigt tijdens een kalenderjaar, worden de maxima naar evenredigheid vastgesteld.
Een gedeelte van een jaar geeft aanspraak op een evenredig deel van de opbouwmogelijkheden, en wel op basis van het aantal volle maanden, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt gerekend.
Voor een parttime Deelnemer geldt het bepaalde in artikel 17.
2. Vrijwillige storting om tekort aan pensioenopbouw in eerdere jaren in te halen
Het is mogelijk om gaten in de pensioenopbouw uit voorafgaande te repareren middels een of meer inhaalstortingen in de vrijwillige regeling. Een en ander volgens de nadere voorwaarden zoals opgenomen in de fiscale Handreiking inhaal en inkoop van pensioen versie 4 juni 2019.
BIJLAGE 2 : Kerncijfers
Xxxx | Xxxxxxxxxxxx (tot 31 december 2015) | Franchise DC | Franchise Risico PP | Fiscaal maximaal Pensioengevend loon (fulltime dienstverband) |
2003 | € 40.000,- | € 12.000,- | Nvt | |
2004 | € 40.000,- | € 12.000,- | Nvt | |
2005 | € 40.400,- | € 12.000,- | Nvt | |
2006 | € 41.410,- | € 12.000,- | Nvt | |
2007 | € 42.310,- | € 12.000,- | Nvt | |
2008 | € 43.120,- | € 12.230,- | Nvt | |
2009 | € 43.120,- | € 12.230,- | Nvt | |
2010 | € 43.120,- | € 12.230,- | Nvt | |
2011 | € 43.594,- | € 12.365,- | Nvt | |
2012 | € 43.812,- | € 12.427,- | Nvt | |
2013 | € 43.812,- | € 12.427,- | Nvt | |
2014 | € 43.812,- | € 12.427,- | Nvt | |
2015 | € 44.061,- | € 12.498,- | €100.000 | |
2016 | Nvt | € 12.498 | € 101.519 | |
2017 | Nvt | € 12.535 | € 103.317 | |
2018 | Nvt | € 12.719 | € 105.075 | |
2019 | Nvt | € 12.906 | € 107.593 | |
2020 | Nvt | € 13.118 | € 110.111 | |
2021 | Nvt | € 13.248 | € 112.189 | |
2022 | Nvt | € 13.589 | € 15.096 | € 114.866 |
Aldus vastgesteld door het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland ingaande op 1 januari 2022
Namens het Bestuur:
X. Xxxxxxxxx M. de Heer
Voorzitter Secretaris