Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
2500 BA Den Haag
Ons kenmerk
ANVS-PP-2022/0092090-11
Datum 24 november 2023
Betreft Kernenergiewet vergunning
Besluit:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN GATE TERMINAL B.V. VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET MATERIALEN MET VAN NATURE VOORKOMENDE RADIONUCLIDEN
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Pagina 1 van 18
Inhoudsopgave
1.1 Vergunning
Aan Gate Terminal B.V. gevestigd te Maasvlakte Rotterdam wordt, krachtens artikel 29 van de Kernenergiewet (Kew) en de artikelen 3.5 en 3.8, eerste lid van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) voor onbepaalde tijd conform de aanvraag vergunning verleend voor:
A. MATERIALEN MET VAN NATURE VOORKOMENDE RADIONUCLIDEN
Het verrichten van handelingen ten behoeve van de opslag, overslag en distributie van Liquified Natural Gas (hierna: LNG), binnen de locaties van Gate Terminal B.V., gelegen aan Xxxxxxxxxxxxx 000 xx Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx en de Xxxxxxx 00 xx Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx, met materialen met van nature voorkomende radionucliden, binnen de volgende omvang:
1. Het voorhanden hebben van:
a. grondstoffen met materialen met de van nature voorkomende radionucliden:
– lood-210 en de dochternucliden bismut-210 en polonium-210 met een activiteitsconcentratie van maximaal 10.000 kilobecquerel per kilogram (kBq/kg) en een totale activiteit van maximaal 3 gigabecquerel (GBq);
b. en het gecontroleerd tijdelijk opslaan van (oppervlakte)besmette grondstoffen, installatie(onderdelen), equipment, gereedschappen en hulpmiddelen, in afwachting van hernieuwde inzet of transport naar een erkende verwerker c.q. bewerker, voor een periode van maximaal vier jaar te rekenen vanaf de datum waarop het materiaal voor het eerst in opslag is genomen;
c. en het gecontroleerd tijdelijk opslaan van radioactieve afvalstoffen in een bergplaats of afgescheiden deel van de locatie, in afwachting van transport naar een verwerker voor een periode van maximaal twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop het materiaal voor het eerst in opslag is genomen.
2. Het toepassen van materialen met de onder A.1.a. genoemde van nature voorkomende radionucliden ten behoeve van:
a. het nemen van monsters;
b. het verrichten van handelingen die betrekking hebben op controlemetingen;
c. het sorteren, verwijderen en/of afscheiden van materialen uit reststoffen en radioactieve afvalstoffen;
d. het gebruiken, hergebruiken en onderling uitwisselen van (oppervlakte)besmette installatieonderdelen, equipment, gereedschappen en hulpmiddelen;
e. het verrichten van eenvoudige decontaminatiewerkzaamheden;
f. het onderhouden, repareren en vervangen van (oppervlakte)besmette installaties en installatieonderdelen;
g. het samenvoegen van (oppervlakte)besmette materialen voor product- of materiaalhergebruik of van reststoffen tot een efficiënte afvoereenheid voor een periode van maximaal 2 jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het
(oppervlakte)besmette materiaal of reststof voor het eerst in opslag is genomen;
h. het samenvoegen van radioactieve afvalstoffen tot een efficiënte afvoereenheid voor een periode van maximaal 2 jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de afvalstof voor het eerst in opslag is genomen.
1.2 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de ANVS-verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs) bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs.
Aan deze vergunning worden de volgende voorschriften verbonden:
I. Algemeen
1. Voor zover in de vergunning inclusief de voorschriften niet anders is bepaald worden de handelingen verricht overeenkomstig en op de locatie zoals beschreven in de in paragraaf 1.3 genoemde documenten.
2. De ondernemer zorgt voor een procedure voor intern transport. Deze procedure is goedgekeurd door de stralingsbeschermingsdeskundige.
II. Organisatie
1. In het geval dat de stralingsbeschermingsdeskundige niet in dienst is van de vergunninghouder, maar wordt ingehuurd, zijn de taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de omvang van de tijdsbesteding vastgelegd in een contract.
2. De ondernemer zorgt ervoor dat degenen die specifieke handelingen of taken uitvoeren met materialen met van nature voorkomende radionucliden beschikken over de volgende deskundigheid:
a. voor het verrichten van een besmettingscontrole of vrijgave van een werklocatie: een diploma stralingsbeschermingsdeskundige op het niveau van algemeen coördinerend deskundige of coördinerend deskundige, of een diploma toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor handelingen met van nature voorkomende radioactieve stoffen;
b. verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de besmettingscontrole of vrijgave van een werklocatie: registratie als stralingsbeschermingsdeskundige, op het niveau van algemeen coördinerend deskundige of coördinerend deskundige.
III. Voorschriften met betrekking tot bronnen
A. Natuurlijke bronnen
Algemeen
1. De ondernemer zorgt ervoor dat:
a. een binnenkomende zending met materialen of objecten met van nature voorkomende radionucliden op een door de toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming aan gewezen plaats wordt uitgepakt en gecontroleerd;
b. indien de verpakking beschadig is of wanneer tijdens het transport een stralingsincident heeft plaatsgevonden, de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming wordt geïnformeerd en een besmettingscontrole op de verpakking voorafgaand aan het uitpakken wordt uitgevoerd;
c. wanneer een zending met materialen of objecten met van nature voorkomende radionucliden buiten werktijd wordt afgeleverd, de toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming hierover onmiddellijk wordt geïnformeerd en de bron direct wordt opgeslagen in een bergplaats of afgescheiden deel van de locatie;
d. de retouremballage van een zending met materialen of objecten met van nature voorkomende radionucliden, alvorens zij de locatie verlaat, zowel in- als uitwendig wordt ontdaan van radioactieve besmetting, waarbij tevens aanduidingen of waarschuwingstekens van radioactiviteit hierop worden verwijder of onleesbaar worden gemaakt.
Handelingen
2. Het is voor onbevoegden niet toegestaan om een werklocatie te betreden waar de mogelijkheid van besmetting met of verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden, zonder dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming daarvoor toestemming heeft gegeven.
3. In of op een werklocatie waar de mogelijkheid van besmetting met of verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden bestaat, worden maatregelen getroffen vergelijkbaar met een bewaakte zone. Deze maatregelen mogen pas worden opgeheven nadat vrijgave van deze werklocatie heeft plaatsgevonden.
4. In of bij een werklocatie waar de mogelijkheid van besmetting met of verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden bestaat, zijn persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals werkkleding, overalls en handschoenen, aanwezig zodat voorkomen kan worden dat werknemers besmet raken. Ter controle van mogelijk aanwezige (oppervlakte)besmetting is besmettingscontrole apparatuur aanwezig.
5. Een werklocatie wordt regelmatig, volgens een vastgelegde procedure, gecontroleerd op radioactieve (oppervlakte)besmetting. Wanneer sprake is van radioactieve (oppervlakte)besmetting wordt deze door of onder toezicht van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming opgeruimd.
6. Bij een werklocatie is geschikte stralingsmeetapparatuur aanwezig die is afgestemd op de aanwezige nucliden.
(Oppervlakte)besmette materialen
7. De volgende materialen met van nature voorkomende radionucliden:
– (oppervlakte)besmette materialen die na handelingen niet (direct) opnieuw worden gebruikt;
– reststoffen;
– radioactieve afvalstoffen,
mogen tijdelijk (op de locatie) worden opgeslagen, onder de volgende voorwaarden:
– de opslag vindt plaats in een bergplaats of afgescheiden deel van de locatie;
– de materialen zijn zodanig afgesloten en/of verpakt dat geen verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden kan plaatsvinden;
– op de materialen is duidelijk aangegeven dat deze besmet zijn;
– er zijn maatregelen getroffen die zekerstellen dat de materialen pas worden hergebruikt of afgevoerd na toestemming van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming.
8. Besmette installatieonderdelen, hulpmiddelen, gereedschappen, reststoffen en radioactieve afvalstoffen met van nature voorkomende radionucliden, die elders worden be- of verwerkt of elders worden her ingezet, verlaten de locatie slechts indien deze:
– gemerkt zijn als zijnde besmet;
– zodanig verpakt zijn dat verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden wordt voorkomen;
– worden verpakt en vervoerd overeenkomstig de gestelde regels in verband met vervoer, en
– nadat toestemming is gegeven door de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming.
IV. Voorschriften met betrekking tot radioactieve afvalstoffen
1. Voor zover redelijkerwijs mogelijk worden radioactieve afvalstoffen gescheiden opgeslagen naar aard, zoals vast, vloeibaar waterig, vloeibaar organisch, en naar activiteitsgehalte, zoals activiteit en activiteitsconcentratie.
2. De radioactieve afvalstoffen, worden als zodanig herkenbaar op een deugdelijke wijze opgeslagen in een daarvoor bestemde ruimte die voldoet aan de eisen gesteld aan een bergplaats of afgescheiden deel van de locatie.
3. In het geval dat een locatie definitief wordt opgeheven, vindt vrijgave plaats zoals beschreven in paragraaf V.
V. Vrijgave van een locatie
Plan van aanpak
1. Voor de vrijgave van een locatie ten behoeve van ontmanteling van de installatie en vrijgave van de locatie met materialen met van nature voorkomende radionucliden dient een plan van aanpak te worden opgesteld en ter goedkeuring aangeboden te worden aan de ANVS.
2. Handelingen aan een installatie in het kader van ontmanteling van de installatie en vrijgave van de locatie mogen niet eerder worden verricht dan nadat het goedkeuringsbesluit van het onder V.1 bedoelde plan van aanpak van kracht is geworden.
3. Ontmanteling van de installatie en vrijgave van de locatie worden uitgevoerd conform het onder V.1 bedoelde plan van aanpak. Afwijkingen dienen uiterlijk vijf dagen van tevoren ter beoordeling te worden toegestuurd aan de ANVS via xxxxxxx.xxx.xxxxxxxx@xxxx.xx.
4. In het onder V.1 bedoelde plan van aanpak dienen de volgende aspecten te worden opgenomen:
a. taakverdeling:
– rol toezichthoudend medewerker stralingsbescherming;
– eventueel inschakeling van derden;
– plattegrond van de betreffende werklocaties, waarop (voor zover van toepassing) zijn aangegeven: opslagplaats van de reststoffen en afvalstoffen, (verpakkings)materialen, opgeslagen besmette hulpmiddelen en gereedschappen, enzovoort;
b. onderzoek:
– welke materialen met van nature voorkomende radionucliden kunnen aanwezig zijn en waar;
– meetplan;
– werkvoorschriften voor de besmettingscontroles;
– normen die worden gehanteerd ter bepaling van restbesmetting;
– maatregelen ten behoeve van het vervoer van radioactieve stoffen;
– tijdsplanning;
c. risico’s van handelingen:
– opsomming van de benodigde handelingen ten behoeve van vrijgave van de locatie;
– risico-inventarisatie en –evaluatie van de handelingen voor de betrokken werknemers;
– maatregelen die worden genomen ter bescherming van de werknemers;
– inschatting van de mogelijke gevolgen voor de omgeving;
– maatregelen die worden genomen ter beperking van gevolgen voor de omgeving.
5. Op basis van het onderzoek moet een inschatting worden gemaakt van de besmettingen die nog aanwezig kunnen zijn. In het plan van aanpak moet worden aangegeven hoe en met welke apparatuur wordt onderzocht of sprake is van restbesmettingen.
6. In het plan van aanpak moet worden beschreven wat de omvang is van de uit te voeren controles en de relatie van het gehanteerde interventieniveau tot de detectielimiet van de te gebruiken meetapparatuur. Uit het plan moet blijken dat de controles afdoende zijn om er voor te zorgen dat na vrijgave van de locatie geen materialen met van nature voorkomende radionucliden boven de krachtens
artikel 3.20 van het Bbs en artikel 3.5 van de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Rbs) geldende vrijgavegrens meer aanwezig zijn.
7. Wanneer wordt voorzien dat bij handelingen in het kader van vrijgave radioactief afval kan ontstaan, moet worden beschreven in welke vorm dit radioactieve afval zal voorkomen, hoe het zal worden bewerkt en verwerkt en hoe de afvoer wordt geregeld. Daarbij dient de hoeveelheid radioactief afval zoveel mogelijk beperkt te worden. Ook worden de relevante aspecten van de toe te passen werkmethoden beschreven. In het plan geeft men aan hoe de stralingshygiënische begeleiding tijdens het uitvoeren van de procedure zal plaatsvinden.
Eindrapportage
8. Binnen 12 weken na vrijgave van de locatie wordt een eindrapportage opgesteld. Een afschrift van de eindrapportage wordt aan de ANVS ter informatie verzonden.
9. Uit de eindrapportage moet blijken dat de locatie vrijgegeven is. De rapportage beschrijft welke vrijgavehandelingen zijn verricht en onder wiens verantwoordelijkheid. Daarnaast bevat de rapportage de belangrijkste meetresultaten van de uitgevoerde controles en een overzicht van aard, hoeveelheid en afvoer van het eventuele radioactieve afval.
VI. Milieubelasting
1. De door de vergunde handelingen veroorzaakte bijdrage aan de effectieve dosis voor personen buiten de locaties is zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. De multifunctionele individuele dosis overschrijdt per locatie in geen geval de waarde van 10 microsievert per jaar.
VII. Controle, registratie, meldingen en rapportages
Registratie
1. Van iedere handeling met bronnen wordt een register bijgehouden. Dit register bevat, naast de gegevens bedoeld in artikel 4.1 van de Vbs, tenminste:
– de naam van de locatie waar de handelingen zijn uitgevoerd;
– de aanduiding van de werklocatie;
– beschrijving van de handeling;
– de naam van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming;
– de datum van aanvang en beëindiging van de handeling;
– de datum van overdracht en de bestemming;
– de datum van transport naar een ondernemer die gerechtigd is deze bronnen te ontvangen en de naam en het adres van deze ondernemer.
2. Van de uitgevoerde metingen worden de volgende gegevens in een register vastgelegd:
– naam van degene die de meting heeft verricht;
– datum en plaats;
– de meetmethodiek en gebruikte meetinstrument;
– het resultaat van de metingen.
3. De onder VII.1. en VII.2. bedoelde registers zijn aanwezig op de locatie of zijn op een andere manier direct beschikbaar.
Rapportage
4. De rapportage bedoeld in artikel 5.27 van de Rbs bevat, naast de in dit artikel bedoelde gegevens, tevens:
– een evaluatie van de in VII.1 en VII.2 bedoelde gegevens;
– een opgave van de totale stralingsbelasting voor het milieu ten gevolge van alle bronnen binnen de locatie tezamen. De stralingsniveaus buiten de locatie worden in kaart gebracht met behulp van een plattegrond;
– de hoeveelheden radioactieve rest- en/of afvalstoffen en besmette materialen, die op 31 december van het verslagjaar zijn opgeslagen;
– de in het rapportagejaar aan derden overgedragen materialen met van nature voorkomende radionucliden, de naam en het adres van die derden en de datum van overdracht aan derden;
– wijzigingen van de situatie binnen het kader van de vergunning in het rapportagejaar;
– inzicht in de mogelijkheden die redelijkerwijs bestaan om de dosis voor werknemers en personen buiten de locatie verdergaand te reduceren (ALARA);
– een vergelijking van de blootstelling van werknemers en personen buiten de locatie in het rapportagejaar met de gegevens van de twee voorafgaande kalenderjaren;
– een overzicht van de beoordeling van rechtvaardiging van nieuwe handelingen binnen het kader van de vergunning en eventuele evaluatie van bestaande handelingen, alsmede van de maatregelen die zijn genomen om de effectieve dosis ten gevolge van deze handelingen zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden en de resultaten daarvan.
VIII. Stralingsincident, ongeval of radiologische noodsituatie
1.3 Documenten
1.4 Openbaarmaking en publicatie
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming maakt dit besluit openbaar op xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xx/xxxx/. Van het verlenen van dit besluit wordt ook kennisgegeven in de Staatscourant.
1.5 Het in werking treden van de vergunning
Deze beschikking treedt in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer (Wm).
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
De aanvraag zonder kenmerk heb ik op 6 juli 2022 ontvangen en heeft betrekking een aanvraag voor handelingen ten behoeve van het productieproces van LNG op de vaste locaties van Gate Terminal B.V.
In het bijzonder betreft het de volgende toepassingen:
– het voorhanden hebben en toepassen van grondstoffen met de van nature voorkomende radionucliden lood-210 en de dochternucliden bismut-210 en polonium-210.
– het onderhouden, repareren en vervangen van (oppervlakte)besmette installaties of installatieonderdelen;
– het gebruiken, hergebruiken en onderling uitwisselen van (oppervlakte)besmette installatieonderdelen, -hulpmiddelen, en - gereedschappen;
– het gecontroleerd tijdelijk opslaan van (oppervlakte)besmette grondstoffen, hulpmiddelen, gereedschappen en equipment, in afwachting van hernieuwde inzet of transport naar een erkende ver- of bewerker voor een periode van maximaal vier jaar.
– het gecontroleerd tijdelijk opslaan van radioactieve afvalstoffen, in afwachting van transport naar een erkende ver- of bewerker voor een periode van maximaal twee jaar.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd:
– vergunningaanvraag Gate Terminal B.V.;
– ANVS-PP-20220087296-04 mer-beoordeling;
– bijlage 1, Gate terminal BV - KvK 2022-05-12;
– bijlage 2, plattegrond Gate Terminal;
– bijlage 2.1 Plattegrond met opslaglocatie Jetty 1 en 2;
– bijlage 2.2 Plattegrond met opslaglocatie proces;
– bijlage 3, MEMO MOT informatieplicht NORM;
– bijlage 4, SBD overeenkomst Applus RTD;
– bijlage 5, mandaat TMS;
– bijlage 5, TMS diploma;
– bijlage 5, TMS diploma;
– bijlage 5, TMS diploma;
– bijlage 5, TMS diploma;
– bijlage 6, GT-SH-FO-038 meet formulier;
– bijlage 6, GT-SH-PR-041 NORM LSA procedure;
– bijlage 6, GT-SH-WI-006 NORM LSA werkinstructie;
– bijlage 7, Gate Terminal B.V. RIE;
– bijlage 8, Gate Terminal B.V. TER;
– mer aanmeldnotitie gate rev 03.
Op 8 november 2022 is verzocht om aanvullende informatie, met betrekking tot de volledigheid van de aanvraag. Op 12 januari 2023, 19 januari 2023 en 27 januari 2023 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– aanvullende informatie met betrekking tot (aanpassing van) de aanvraag;
– aanvullend terreingrens 19 jan 2023;
– aanvullend TMS 27 jan '23
– bijgeleide TMS mandaat;
– mandaat TMS 1;
– mandaat TMS 2.
Op 14 februari 2023 heb ik voor de tweede keer verzocht om aanvullende informatie, met betrekking tot de inhoud van de aanvraag. Op 8 juni 2023 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– 230517 Beëindigingsplan Gate terminal rev01.
Op 12 juni 2023 heb ik voor de derde keer verzocht om aanvullende informatie, met betrekking tot de inhoud van de aanvraag. Op 3 augustus 2023 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– Bevestiging financiële voorziening Gate terminal.
Aanpassing aanvraag
Op 12 januari 2023 is de aanvraag door Gate Terminal B.V. aangepast. Alle aangevraagde handelingen door Gate Terminal B.V. op locaties van derden zijn komen te vervallen op verzoek van de aanvrager. Hierdoor zullen werkzaamheden vanuit Gate Terminal bij derden door een ander bedrijf worden uitgevoerd die daarvoor een passende autorisatie heeft.
Toetsing
De aanvraag en de aanvullende informatie heb ik getoetst aan artikel 3.6, derde lid van het Bbs en paragraaf 3.2 van de Vbs en in behandeling genomen.
Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)
De RI&E, zoals bedoeld in artikel 7.6 van het Bbs bevat samen met de aanvraag (en aanvullende informatie) de elementen genoemd in bijlage A van de Regeling stralingsbescherming beroepsmatige blootstelling 2018, behorende bij artikel 2.1, eerste en tweede lid.
mer-aanmeldingsnotitie
2.1 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge artikel 29a van de Kew en artikel 11.2 van het Bbs voorbereid overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het ontwerpbesluit, inclusief daarbij behorende documenten, is gedurende de periode van 8 september 2023 tot en met 20 oktober 2023 ter inzage gelegd op de volgende locaties:
− Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), Xxxxxxxxxxx 0 xx Xxx Xxxx.
− Gemeentehuis Rotterdam, Xxxxxxxxxx 00, Xxxxxxxxx.
− De stukken waren tevens digitaal verkrijgbaar op de website van de ANVS.
Op 8 september 2023 is hiervan kennisgeving gedaan door plaatsing in de Staatscourant, op 6 september 2023 in het Briels Nieuwsland/Westvoorne (gemeente Voorne aan Zee en gemeente Westvoorne) en op 7 september 2023 in de Hoekse Krant en in de Rozenburgse Courant (gemeente Rotterdam).
Zienswijzen
− Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Milieueffectrapportage (MER)
Een deel van de voorgenomen activiteiten valt onder categorie D 23.2 van het Besluit milieueffectrapportage waarvoor mer-beoordelingsplicht geldt. Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) heeft Gate Terminal B.V. de voorgenomen activiteit op 5 januari 2022 bij de ANVS aangemeld door middel van een mer-aanmeldingsnotitie, zoals bedoeld in artikel 7.16 van de Wm.
Daarop heeft de ANVS op 25 mei 2022, krachtens artikel 7.17, eerste lid, van de Wm de beslissing onder nummer ANVS-PP-2022/0087296-04, genomen dat voor deze voorgenomen activiteit geen MER opgesteld hoeft te worden. Deze beslissing heb ik op 25 mei 2022 bekend gemaakt aan Gate Terminal B.V., in de Staatscourant, in het Briels Nieuwsland/Westvoorne (gemeente Voorne aan Zee en gemeente Westvoorne), de Hoekse Krant en in de Rozenburgse Courant (gemeente Rotterdam).
De mer-aanmeldingsnotitie inclusief het begeleidend schrijven en het mer- beoordelingsbesluit maken deel uit van de aanvraag om vergunning. Op grond van artikel 7.20a van de Wm zijn de volgende kenmerken van belang geweest bij het besluit dat er geen MER hoeft te worden gemaakt: mogelijke emissies van ioniserende straling naar de omgeving. In de vergunning zijn voorschriften opgenomen ter beperking van de bedoelde emissies. Er zijn geen zienswijzen ingediend naar aanleiding van het ontwerpbesluit.
In de mer-aanmeldingsnotitie, is in eerste instantie uitgegaan van een activiteitsconcentratie van de van nature voorkomende radionucliden lood-210 en dochternucliden bismut-210 en polonium-210 van 1.500 kBq/kg. Dit was, met de destijds beschikbare kennis, een overschatting van tweemaal de maximaal aangetroffen concentratie van nature voorkomende radioactieve stoffen in een deel van de installatie welke te openen was.
Na het indienen van de mer-aanmeldingsnotitie is in andere delen van de installatie een hogere concentratie lood-210 (en dochternucliden bismut-210 en poloium-210) van ca. 5.000 kBq/kg aangetroffen. Deze activiteitsconcentratie is vastgesteld op basis van een monsteranalyse, afkomstig uit het inwendige deel van een zogenaamde HP-pomp (High Pressure-pomp) die zich tijdens normale bedrijfscondities volledig ondergedompeld in LNG, in een gesloten vat, bevindt. De monstername heeft plaatsgevonden tijdens revisiewerkzaamheden, waarbij de monstername pas mogelijk was na demontagewerkzaamheden. Om nog steeds een conservatieve schatting van de mogelijke risico’s voor mens en milieu te geven, is met deze nieuwe informatie de vergunning aangevraagd voor 10.000 kBq/kg.
2.2 Het toetsingskader
Algemeen
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de Kew en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie principes van het stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten: rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet wordt voldaan of indien sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 3.7 van het Bbs wordt de vergunning niet verleend.
De volgende in artikel 3.7 van het Bbs genoemde voorwaarden maken, voor onderhavige vergunning, ook deel uit van het toetsingskader: deskundigheid op het gebied van stralingsbescherming en het indienen van een toereikend beëindigingsplan.
Rechtvaardiging
Rechtvaardiging wil zeggen dat een handeling die blootstelling aan ioniserende straling met zich mee brengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Het rechtvaardigingprincipe is in de wetgeving vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs.
In dat artikel is bepaald dat een handeling slechts is toegestaan, indien deze door de ANVS is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg is gerechtvaardigd. In de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs) is in bijlage 2.1 een positieve en negatieve lijst opgenomen van respectievelijk gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde categorieën handelingen. Naast deze categorale rechtvaardiging is in het kader van de vergunningverlening nog een specifieke
rechtvaardiging aan de orde voor wat betreft de aangevraagde activiteit.
Optimalisatie
Onder optimalisatie wordt verstaan dat de bescherming van personen, die beroepsmatig of als lid van de bevolking in een geplande situatie aan straling worden blootgesteld, wordt geoptimaliseerd. Optimalisatie leidt ertoe dat de omvang van de individuele doses, de kans op het optreden van blootstelling en het aantal blootgestelde personen ten gevolge van een handeling zo beperkt als redelijkerwijs mogelijk worden gehouden. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige stand der techniek en met economische en sociale factoren en het omvat zowel milieuhygiënische als arbeidshygiënische aspecten.
Optimalisatie is vastgelegd in artikel 15c, derde lid, van de Kew en artikel 2.6 van het Bbs. In de praktijk van de stralingsbescherming wordt vaak de term ALARA (As Low As Reasonably Achievable) gebruikt in de plaats van optimalisatie.
Optimalisatie vindt plaats zowel in de voorbereidings- en planningsfase, voordat de activiteit is begonnen, als in de fase nadat de activiteit is toegestaan en tot uitvoering wordt gebracht. Optimalisatie heeft geen betrekking op de afweging tussen verschillende alternatieve activiteiten, maar ziet op de vraag in hoeverre de nadelige gevolgen van een bepaalde activiteit in redelijkheid moeten worden beperkt.
Dosislimieten
Dosislimieten zijn de absolute grenswaarden die in acht genomen moeten worden om een minimaal beschermingsniveau voor individuele werknemers en leden van de bevolking te garanderen. De blootstelling als gevolg van een combinatie van alle relevante handelingen mag niet hoger zijn dan de gestelde dosislimieten. Doel is dat geen enkel individu wordt blootgesteld aan onaanvaardbare stralingsrisico’s. Dit algemene beginsel van stralingsbescherming wordt gezien als vangnet na de toepassing van rechtvaardiging en optimalisatie.
Het principe van dosislimitering is vastgelegd in artikel 2.9 van het Bbs. De van toepassing zijnde dosislimieten zijn in de artikelen 7.3, 7.4, 7.34, 7.35, 7.36, 9.1 en
9.2 van het Bbs neergelegd.
Deskundigheid
In verband met de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen op grond van artikel 31, van de Kew, is een verantwoorde uitvoering van handelingen met stralingsbronnen van belang. Deskundigheid is vereist op grond van de artikelen 5.4 en 5.7 van het Bbs.
Beëindigingsplan
Artikel 10.8, eerste lid van het Bbs geeft aan dat in bepaalde gevallen ondernemers aangewezen worden die voor een beëindigingsplan moeten zorgen. In artikel 10.1 van de Rbs is, in samenhang met bijlage 3.1, onderdeel A.4 van de Rbs, hier vorm aan gegeven.
Voor handelingen ten behoeve van gasexploratie, gasproductie, gastransport en hieraan dienstverlenende bedrijven is op grond van artikel 10.1, onder b, van de Rbs een beëindigingsplan vereist.
Een beëindigingsplan bevat een beschrijving welke voorzieningen met betrekking tot de beëindiging van het gebruik en het zich ontdoen van de radioactieve (afval)stoffen zijn getroffen, waaronder in elk geval financiële voorzieningen.
2.3 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg.
Rechtvaardiging
De in de aanvraag bedoelde handelingen zijn opgenomen in bijlage 2.1, onderdeel A, van de Rbs. Het gaat om categorie I.B.2, Energieopwekking. Derhalve is sprake van gerechtvaardigde handelingen.
Ook in de situatie die is beschreven in de aanvraag zijn deze handelingen gerechtvaardigd. De aanvraag heeft betrekking op het uitvoeren van handelingen met van nature voorkomende radionucliden die voorkomen in de grondstoffen die Gate Terminal B.V. gebruikt voor haar specifieke dienstverlening aan derden die actief zijn in voornamelijk gaswinning en gastransportsector.
De grondstof LNG bevat van nature voorkomende radionucliden, die zich uiteindelijk ophopen en neerslaan in de installatie van Gate Terminal B.V. Omdat de volledige installatie van Gate Terminal B.V. fungeert als op-, overslag en distributie-terminal voor LNG kan niet van grondstof veranderd worden. Het betreft dus handelingen die nodig zijn in het kader van de primaire processen van Gate Terminal B.V. waarvoor geen alternatieve grondstoffen voorhanden zijn.
Optimalisatie
Uit de aanvraag is gebleken dat de aanvrager in voldoende mate stralingshygiënische maatregelen treft. De risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) die bij de aanvraag is aangeleverd laat zien dat de blootstelling van de werknemers geoptimaliseerd is. De RI&E is integraal met de vergunningaanvraag beoordeeld op basis van de bij de aanvraag aangeleverde informatie. De volledigheid van de RI&E, als zelfstandig document, ten aanzien van de punten benoemd in bijlage A van de Regeling stralingsbescherming beroepsmatige blootstelling 2018, is gelet op het toetsingskader voor vergunningverlening niet door de ANVS beoordeeld.
Dosislimieten
Uit de aanvraag, met name uit de milieu-analyse, blijkt dat de blootstelling van personen buiten de locaties kleiner is dan het secundair niveau (SN). De stralingshygiënische maatregelen en de aan de vergunning verbonden voorschriften bieden voldoende waarborgen, dat mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van de toepassing van radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is.
Uit bovengenoemde RI&E en de milieu-analyse blijkt ook dat de dosislimieten voor leden van de bevolking en werknemers niet overschreden zullen worden.
Deskundigheid
Tenslotte blijkt uit de aanvraag ook dat de aanvrager beschikt over voldoende deskundigheid, namelijk minstens een geregistreerde stralingsbeschermingsdeskundige en toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming.
Beëindigingsplan
De aanvrager heeft een beëindigingsplan opgesteld waarin wordt beschreven welke handelingen met betrekking tot de beëindiging van het gebruik en het zich ontdoen van de radioactieve (afval)stoffen nodig zijn en welke financiële voorziening hiervoor nodig is.
2.4 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot verlening van de vergunning over te gaan.
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING,
namens deze,
Dipl.-Ing. B.R. Xxxxxx, directeur
Beroep tegen dit besluit staat tot en met 5 januari 2024 open voor:
- Belanghebbenden. U kunt als belanghebbende worden aangemerkt indien u rechtstreeks door het besluit in uw belangen wordt geraakt.
- Niet-belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend of redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend.
Voor beide groepen geldt dat het beroep kan worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het beroepschrift moet van een handtekening, datum, naam en adres van de indiener zijn voorzien. De indiener dient duidelijk aan te geven waarom hij tegen dit besluit beroep aantekent. Zo mogelijk dient bij het beroepschrift een afschrift te worden gevoegd van het besluit waartegen het beroep zich richt.
Het besluit treedt op 6 januari 2024 in werking, tenzij voor deze datum een verzoek wordt gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Het beroepschrift moet worden gericht aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ‘s-Gravenhage. Het verzoek tot een voorlopige voorziening moet worden gericht aan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als burger kunt u uw beroepschrift of verzoek tot voorlopige voorziening ook via het digitale loket van de Raad van State verzenden (xxxxx://xxxxx.xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx-xxxxx/). Hiervoor dient u te beschikken over DigiD. Voor de behandeling van een beroep of een verzoek om voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Inlichtingen over de procedure en de hoogte van het griffierecht kunnen worden verkregen bij de Raad van State, telefoon 070 426 4426.
Bijlage A Verklarende begrippenlijst
In deze vergunning gelden de onderstaande definities. Voor de overige termen en definities wordt naar de Kew, het Bbs en de onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs verwezen.
− eenvoudige decontaminatiewerkzaamheden:
Het verwijderen van radioactieve stoffen van besmette installatieonderdelen, hulpmiddelen en gereedschappen door reiniging met behulp van spoelen en/of met een (zachte) borstel en zeepreinigingsmiddel schoonmaken van deze voorwerpen;
− intern transport:
het verplaatsen van radioactieve stoffen, splijtstoffen of ertsen binnen een inrichting of een locatie, of tussen twee locaties binnen een inrichting, indien het vervoer onderworpen is aan regelgeving die op de inrichting van toepassing is en het vervoer niet via de openbare weg plaatsvindt;
− reststof:
radioactieve stof die een positieve economische waarde heeft in het handelsverkeer en die nog gescheiden kan of moet worden in product(en) en radioactieve afvalstof(fen);
− terreingrens:
de begrenzing van de locaties, zoals aangeduid op de plattegrond in bijlage 2 van de aanvraag d.d. 6 juli 2022;
− vrijgave werklocatie:
het vrijgeven door middel van metingen van een werklocatie;
− werklocatie:
ruimte of gebied waar handelingen met materialen met van nature voorkomende radionucliden plaatsvinden.