Spanje - Nieuw (Gecoördineerde tekst)
Spanje - Nieuw (Gecoördineerde tekst)
Spanje - Nieuw (Gecoördineerde tekst)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Spanje tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Goedkeuringswet: 24.12.2002 Overeenkomst ondertekend op 14.06.1995
In werking getreden op 25.06.2003
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 22.09.2003 + corrigendum 25.11.2003
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 01.01.2004 - Andere belastingen: naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31.12.2003
|
Avenant ondertekend op 22.06.2000
In werking getreden op 25.06.2003
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 22.09.2003
|
Avenant ondertekend op 02.12.2009 Goedkeuringswet: 06.09.2016 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 29.08.2018 In werking getreden op 23.04.2018 Toepassing: - Bronbelasting: op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 01.01.2019
-
Andere inkomstenbelastingen: op inkomsten van belastbare
tijdperken die beginnen op of na -
Alle andere belastingen: voor alle belastingen die verschuldigd
zijn ter zake van belastbare |
Avenant ondertekend op 15.04.2014 Goedkeuringswet: 06.06.2016 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 29.08.2018 In werking getreden op 24.07.2018 Toepassing: - Bronbelasting: op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 01.01.2019
-
Andere inkomstenbelastingen: op inkomsten van belastbare
tijdperken die beginnen op of na -
Alle andere belastingen: voor alle belastingen die verschuldigd
zijn ter zake van belastbare |
HOOFDSTUK I. WERKINGSSFEER VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
a) In Spanje :
1º de belasting naar het inkomen van natuurlijke personen;
2º de vennootschapsbelasting;
3º de vermogensbelasting;
4º de plaatselijke belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, (hierna te noemen « Spaanse belasting »);
b) In België :
1º de personenbelasting;
2º de vennootschapsbelasting;
3º de rechtspersonenbelasting;
4º de belasting van niet-inwoners;
5º de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing;
met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting, (hierna te noemen « Belgische belasting »).
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijkste wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.
HOOFDSTUK II
Artikel 3 Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
a) 1º betekent de uitdrukking « Spanje » het Koninkrijk Spanje; in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent ze het nationale grondgebied van het Koninkrijk Spanje, met inbegrip van de territoriale zee en elk ander gebied buiten de territoriale zee waar Spanje, in overeenstemming met het internationale recht en volgens de Spaanse wetgeving, soevereine rechten of zijn rechtsmacht kan uitoefenen;
2º betekent de uitdrukking « België » het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent ze het nationale grondgebied van het Koninkrijk België, met inbegrip van de territoriale zee en elk ander gebied buiten de territoriale zee waar België, in overeenstemming met het internationale recht en volgens de Belgische wetgeving, soevereine rechten of zijn rechtsmacht kan uitoefenen;
b) betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat », Spanje of België, al naar het zinsverband vereist;
c) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
d) betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
e) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en «onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
f) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
g) betekent de uitdrukking « onderdanen » :
1º alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
2º alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is;
h) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » :
1º in Spanje, de Minister van Economie en Financiën of zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger, en
2º in België, naargelang het geval, de Minister van Financiën van de federale Regering en/of van de Regering van een Gewest en/of van een Gemeenschap, of zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
[Opgeheven en vervangen door art. 1, Avenant van 15.04.2015]
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4 Inwoner
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :
a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarin hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
Artikel 5 Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven,
b) een filiaal,
c) een kantoor,
d) een fabriek,
e) een werkplaats, en
f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen of geëxploiteerd.
3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan 12 maanden overschrijdt.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een vaste inrichting niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de leden a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
5. Indien een persoon niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.
6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
De vertegenwoordiger, die voor rekening van een verzekeringsonderneming handelt en gewoonlijk namens de onderneming overeenkomsten afsluit, wordt niet geacht onder deze bepaling te vallen.
7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij
HOOFDSTUK III BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN
Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen
1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
5. Indien de eigendom van aandelen, delen of andere rechten in een vennootschap of in een andere rechtspersoon de eigenaar recht geeft op het genot van in een overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen die aan die vennootschap of die andere rechtspersoon toebehoren, mogen de inkomsten die de eigenaar verkrijgt uit het rechtstreeks gebruik, uit het verhuren of uit elke andere vorm van zijn recht van genot, in die Staat worden belast.
Artikel 7 Ondernemingswinst
1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
4. Bij gebrek aan een voldoende boekhouding die het mogelijk maakt het bedrag van de winst te bepalen van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, dat aan haar vaste inrichting in de andere Staat kan worden toegerekend mag de belasting in die andere Staat worden gevestigd overeenkomstig zijn eigen wetgeving. De gevolgde methode moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart
1. Winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstssluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
1. Indien :
a) een onderne ming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voowaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt en dienovereenkomstig belast ter zake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst, winst is die de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet de andere Staat op de wijze welke die Staat passend acht het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst is geheven, indien die herziening door die Staat gegrond wordt geacht. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten overleg met elkaar.
Artikel 10 Dividenden
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. a) Deze dividenden mogen ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de dividenden.
b) Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn de dividenden die haar door deze laatste vennootschap worden betaald, echter vrjgesteld van belasting in de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, indien de interne wetgeving van die Staat welke ter zake van toepassing is zulks toelaat en op de voorwaarden welke door die wetgeving met het oog op die vrijstelling zijn gesteld.
c) De bepalingen van a) en b) van deze paragraaf laten onverlet de belastingheffing van de uitkerende vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
3. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de vennootschap-schuldenaar inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijke gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet- uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11 Interest
1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is vrijgesteld indien het betreft :
a) interest van handelsschuldvorderingen met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier wegens termijnbetaling van leveringen van uitrustingen, koopwaar, goederen of diensten door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) interest betaald uit hoofde van een lening die is toegestaan, gewaarborgd of verzekerd, of een krediet dat is verleend, gewaarborgd of verzekerd, door openbare instellingen waarvan het doel bestaat uit het bevorderen van de uitvoer;
c) interest van rekeningen-courant of van voorschotten op naam tussen bankondernemingen van beide overeenkomstsluitende Staten.
4. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten, alsmede alle andere opbrengsten die volgens de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, op dezelfde wijze als inkomsten van geleende gelden in de belastingheffing worden betrokken. Voor de toepassing van dit artikel omvat deze uitdrukking echter niet boeten voor laattijdige betaling noch interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, als dividenden wordt behandeld.
5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
Artikel 12 Royalty's
1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 5 percent van het brutobedrag van de royalty's.
3. De uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio of televisie, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, dan wel voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting en voor het verstrekken van inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarenboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
Artikel 13 Vermogenswinst
1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen mogen in die andere Staat worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van aandelen, delen of andere rechten in een vennootschap of in een andere rechtspersoon waarvan het bedrijfsvermogen hoofdzakelijk bestaat uit in een overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen of uit rechten die op zulke goederen betrekking hebben, mogen in die Staat worden belast.
3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te samen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.
4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
5. Onverminderd de bepalingen van paragraaf 2, mogen voordelen verkregen uit de vervreemding van aandelen, delen of andere rechten die deel uitmaken van een belangrijke deelneming in een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in die Staat worden belast. Een belangrijke deelneming wordt geacht te bestaan indien de vervreemder, alleen of te samen met verbonden of verwante personen, onmiddellijk of middellijk, op enig tijdstip in de loop van de vijf jaren die de vervreemding voorafgaan, aandelen, delen of andere rechten in bezit heeft gehad die samen recht geven op ten minste 25 percent van de winst van de vennootschap of ten minste 25 percent van het kapitaal van die vennootschap vertegenwoordigen.
6. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1 tot 5 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 14 Zelfstandige beroepen
1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt.
Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, mogen de inkomsten in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend.
2. De uitdrukking « vrij beroep » omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15 Niet-zelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16 Vennootschapsleiding
1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
Deze bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in de genoemde bepaling.
2. Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepassing is, van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn persoonlijke werkzaamheid als vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 worden belast, alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.
Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars
Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing indien de werkzaamheden die in een overeenkomstsluitende Staat worden verricht voornamelijk worden gefinancierd uit de openbare middelen van de andere overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan. In dat geval zijn de inkomsten welke uit die werkzaamheden worden verkregen slechts in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
Artikel 18 Pensioenen
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen, lijfrenten en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19 Overheidsfuncties
1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Indien de genieter van de beloningen evenwel inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat en onderdaan is van die andere Staat zonder terzelfdertijd onderdaan te zijn van de onder a) bedoelde Staat, mogen deze beloningen in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast.
2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20 Leraren en studenten
1. Een natuurlijke persoon die inwoner is, of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere overeenkomstsluitende Staat, en die, op uitnodiging van de Regering van de eerstgenoemde Staat, of van een universiteit of een andere instelling voor hoger onderwijs of onderzoek welke in die eerstgenoemde Staat gevestigd en officieel erkend is, aldaar uitsluitend verblijft om er onderwijs te geven of onderzoek te verrichten, of om er die beide werkzaamheden uit te oefenen, is slechts in de andere Staat belastbaar ter zake van de beloningen welke hij uit die werkzaamheden verkrijgt gedurende een tijdperk van ten hoogste twee jaren vanaf de datum waarop hij voor de eerste keer de eerstgenoemde Staat bezocht.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beloningen verkregen uit werkzaamheden van onderzoek indien die werkzaamheden hoofdzakelijk worden ondernomen in het particulier belang van één of meer bepaalde personen.
2. Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was, van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
Artikel 21 Niet uitdrukkelijk vermelde inkomsten
1. Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die naar hun aard of hun afkomst niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn vermeld en in die Staat aan belasting zijn onderworpen, zijn slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
HOOFDSTUK IV. BELASTINGHEFFING NAAR HET VERMOGEN
Artikel 22 Vermogen
1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.
2. Vermogen bestaande uit aandelen, delen of andere rechten in een vennootschap of in een andere rechtspersoon waarvan het bedrijfsvermogen hoofdzakelijk bestaat uit in een overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen of uit rechten die op zulke goederen betrekking hebben, mag in die Staat worden belast.
3. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uit- maken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast.
4. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
5. Vermogen bestaande uit aandelen, delen of andere rechten die deel uitmaken van een belangrijke deelneming in een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, mag in die Staat worden belast. Een belangrijke deelneming wordt geacht te bestaan indien een persoon, alleen of te samen met verbonden of verwante personen, onmiddellijk of middellijk, aandelen, delen of andere rechten in bezit heeft gehad die samen recht geven op ten minste 25 percent van de winst van de vennootschap of ten minste 25 percent van het kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen.
6. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
HOOFDSTUK V WIJZE WAAROP DUBBELE BELASTING WORDT VERMEDEN
Artikel 23
1. In Spanje wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Spaanse wetgeving betreffende de verrekening van de in het buitenland betaalde belastingen met de Spaanse belasting, verleent Spanje, indien een inwoner van Spanje inkomsten verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, in België moge n worden belast, op de belasting die in Spanje van de inkomsten of de vermogensbestanddelen van die inwoner wordt geheven, een vermindering gelijk aan het bedrag van de in België betaalde belasting. Het bedrag dat aldus in mindering wordt gebracht, mag echter niet hoger zijn dan het deel van de belasting, zoals deze werd berekend vóór de vermindering, dat naar het geval overeenstemt met de inkomsten of de vermogensbestanddelen die in België mogen worden belast.
b) Indien het gaat om dividenden in de zin van artikel 10, paragraaf 3, die door een vennootschap welke inwoner is van België worden betaald aan een vennootschap die inwoner is van Spanje en die een rechtstreekse deelneming bezit van ten minste 25 percent in het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt, verleent Spanje, naast de in a) hierboven voorziene vermindering, op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de interne wetgeving van Spanje zijn bepaald, de vermindering van het deel van de belasting die daadwerkelijk door de uitkerende vennootschap is betaald, dat overeenstemt met de winst waaruit de dividenden werden betaald.
c) Indien ingevolge enige bepaling van de Overeenkomst de inkomsten die een inwoner van Spanje verkrijgt of de vermogensbestanddelen die hij bezit, in Spanje van belasting zijn vrijgesteld, mag Spanje niettemin, om het bedrag van de belasting op de overige inkomsten of vermogensbestanddelen van die inwoner te berekenen, rekening houden met de aldus vrijgestelde inkomsten of vermogensbestanddelen.
2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt of bestanddelen van een vermogen bezit die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, niet zijnde de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, van artikel 11, paragrafen 2 en 7, en van artikel 12, paragrafen 2 en 6, in Spanje mogen worden belast, stelt België deze inkomsten of deze bestanddelen van vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld.
b) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 7, of uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, de op die inkomsten geheven Spaanse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.
c) Dividenden in de zin van artikel 10, paragraaf 3, die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Spanje, en die in Spanje zijn onderworpen aan de in artikel 10, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxx regeling, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
d) Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in Spanje gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Spanje door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.
e) Voor de toepassing van b) hierboven, wordt interest die betrekking heeft op leningen uitgegeven of toegestaan voor 1 januari 1992 en die vermindering van Spaanse belasting geniet op grond van artikel 1 van het wetdecreet van 19 oktober 1961 houdende verlaging van sommige belastingen in verband met leningen die door Spaanse ondernemingen worden uitgeven of hen door buitenlandse financiële instellingen worden toegestaan voor de financiering van nieuwe investeringen, zoals dit later is gewijzigd, geacht een belasting te hebben ondergaan van 10 percent, en zulks tot de oorspronkelijk overeengekomen vervaldag van deze leningen, maar gedurende ten hoogste 2 belastbare tijdperken vanaf het eerste belastbare tijdperk waarvoor de Overeenkomst uitwerking heeft overeenkomstig de bepalingen van artikel 29, paragraaf 2, b).
HOOFDSTUK VI BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 24 Non-discriminatie
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
2. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
3. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.
4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
5. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 25 Regeling voor onderling overleg
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Indien een mondelinge gedachtenwisseling voor het bereiken van overeenstemming nuttig voorkomt, kan deze gedachtenwisseling plaatsvinden in een Commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst en het voorkomen van een oneigenlijk gebruik ervan. Zij bepalen met name de formaliteiten die moeten worden vervuld en de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere overeenkomstsluitende Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te genieten.
5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen voor de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die naar verwachting relevant zullen zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst of voor de toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten ofvan de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan, voor zover de belastingheffing waarin die nationale wetgeving voorziet niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.
[Vervangen door art. 2, Avenant van 15.04.2015]
2. De door een overeenkomstsluitende Staat ingevolge paragraaf 1 verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingen, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van die belastingen, bij de beslissing in beroepszaken die betrekking hebben op die belastingen, of bij het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten gebruiken die inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. Niettegenstaande het voorafgaande, mogen de inlichtingen die door een overeenkomstsluitende Staat zijn ontvangen voor andere doeleinden worden gebruikt indien ze overeenkomstig de wetgeving van beide Staten voor die andere doeleinden mogen worden gebruikt en indien de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, de toestemming geeft voor dat gebruik.
3. In geen geval mogen de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 aldus worden uitgelegd dat zij een
overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen:
(a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
4. Wanneer op basis van de bepalingen van dit artikel door eenovereenkomstsluitende Staat om inlichtingen is verzocht, gebruikt de andere overeenkomstsluitende Staat de middelen waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, zelfs al heeft die andere Staat die inlichtingen niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. De verplichting die in de vorige zin is vervat, is onderworpen aan de beperkingen waarin paragraaf 3 van dit artikel voorziet, maar die beperkingen mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel omdat die Staat geen binnenlands belang heeft bij die inlichtingen.
5. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 3 van dit artikel aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan om het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel en alleen omdat de inlichtingen in het bezit zijn van een bank, een andere financiële instelling, een trust, een stichting, een gevolmachtigde of een persoon die werkzaam is in de hoedanigheid van een vertegenwoordiger of een zaakwaarnemer of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon. Teneinde zulke inlichtingen te verkrijgen heeft de belastingadministratie van de aangezochteovereenkomstsluitende Staat de bevoegdheid om te vragen inlichtingen bekend te maken en om een onderzoek en verhoren in te stellen, niettegenstaande andersluidende bepalingen in de binnenlandse belastingwetgeving van die Staat.
[Vervangen door art. 1, Avenant van 02.12.2009]
Artikel 27 Invorderingsbijstand
1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkander hulp en bijstand voor de betekening en de invordering van de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, alsmede van alle met die belastingen verband houdende opcentiemen, verhogingen, interest, kosten en boeten van niet strafrechtelijke aard, wanneer het belastingvorderingen betreft welke het voorwerp uitmaken van een titel die toelaat in de Staat die om bijstand verzoekt tot invordering ervan over te gaan, welke eisbaar zijn en waartegen geen beroep meer openstaat volgens de wetten of regels van die Staat.
2. Op vraag van de aanzoekende Staat zorgt de aangezochte Staat overeenkomstig de wetgeving en de administratieve praktijk die voor de betekening en de invordering van zijn eigen belastingvorderingen van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de belastingvorderingen van die Staat, tenzij de Overeenkomst anders bepaalt.
3. De aangezochte Staat is niet verplicht aan de vraag van de aanzoekende Staat te voldoen indien die Staat niet alle middelen voor de invordering van zijn belastingvordering op zijn eigen grondgebied heeft uitgeput.
4. De vraag om bijstand voor de invordering van een belastingvordering dient vergezeld te gaan van :
a) een attest waaruit blijkt dat de in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden zijn vervuld;
b) een officieel afschrift van de uitvoerbare titel in de aanzoekende Staat;
c) een officieel afschrift van elk ander document dat in de aanzoekende Staat voor de invordering is vereist; en
d) in voorkomend geval, een eensluidend verklaard afschrift van elke beslissing die definitief is geworden en die uitgaat van een administratief lichaam of van een rechtbank.
5. De uitvoerbare titel in de aanzoekende Staat wordt, in voorkomend geval en overeenkomstig de van kracht zijnde bepalingen in de aangezochte Staat, erkend, aanvaard, gehomologeerd, aangevuld of zo snel mogelijk na de ontvangst van de vraag om bijstand vervangen door een titel die de invordering in de aangezochte Staat mogelijk maakt.
6. Problemen met betrekking tot de verjaringstermijn van de belastingvordering worden uitsluitend door de wetgeving van de aanzoekende Staat geregeld.
7. De daden van invordering die ten gevolge van een vraag om bijstand door de aangezochte Staat zijn gesteld, en overeenkomstig de wetgeving van die Staat de schorsing of stuiting van de verjaringstermijn tot gevolg zouden hebben, hebben dezelfde uitwerking met betrekking tot de wetgeving van de aanzoekende Staat. De aangezochte Staat stelt de aanzoekende Staat in kennis van de daartoe genomen maatregelen.
8. Belastingvorderingen waarvoor om invorderingsbijstand is verzocht, genieten in de aangezochte Staat geen enkel voorrecht.
9. De aangezochte staat is niet verplicht middelen van tenuitvoerlegging toe te passen die niet zijn toegestaan door de wettelijke bepalingen of reglementeringen van de aanzoekende Staat.
10. Indien de wetgeving of de administratieve praktijk van de aangezochte Staat zulks in soortgelijke omstandigheden toelaat, kan die Staat een betalingstermijn of een gespreide betaling toestaan; hij stelt er de aanzoekende Staat voorafgaandelijk van op de hoogte.
11. De bepalingen van artikel 26, paragraaf 1 zijn mede van toepassing op elke inlichting die ingevolge dit artikel ter kennis van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat wordt gebracht.
12. Met betrekking tot belastingvorderingen van een overeenkomstsluitende Staat waartegen een beroep aanhangig is of die nog vatbaar zijn voor beroep, mag de bevoegde autoriteit van die Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin diens wetgeving voorziet. De bepalingen van de voorgaande paragrafen zijn op die maatregelen van overeenkomstige toepassing.
13. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg om de regels vast te leggen voor de overmaking van de bedragen die door de aangezochte Staat voor rekening van de aanzoekende Staat zijn ingevorderd.
Artikel 28 Leden van diplomatieke vertegenwoordigingen
De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke vertegenwoordigingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten.
HOOFDSTUK VII SLOTBEPALINGEN
Artikel 29 Inwerkingtreding
1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Madrid worden uitgewisseld.
2. De Overeenkomst zal in werking treden de vijftiende dag na die waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld en de bepalingen ervan zullen toepassing vinden :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van de Overeenkomst;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten of naar het vermogen die behoren tot belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het jaar van de inwerkingtreding van de Overeenkomst.
3. De bepalingen van de op 24 september 1970 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen Spanje en België tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en van het aanvullend Protocol, zullen ophouden toepassing te vinden op elke Spaanse of Belgische belasting waarvoor deze Overeenkomst en het daarbij gevoegde Protocol overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2 uitwerking heeft.
-------------------- vervangen bij art. 0, Xxxxxxx 22.06.2000 (B.S. 22.09.2003), met ingang van 25.06.2003.
Artikel 30 Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd, maar elk van de overeenkomstsluitende Staten kan tot en met 30 juni van elk kalenderjaar na het vijfde jaar dat volgt op het jaar van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging voor 1 juli van zodanig jaar, zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten of naar bestanddelen van vermogen die behoren tot belastbare tijdperken die eindigen voor 31 december van het jaar na dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.
TEN BLIJKE WAARVAN de hierboven vermelde Gevolmachtigden, deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
GEDAAN in tweevoud te Brussel, op 14 juni 1995, in de Nederlandse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
VOOR HET KONINKRIJK BELGIE :
Xxxx XXXXXXX,
Minister van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking
VOOR HET KONINKRIJK SPANJE :
Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx,
Ambassadeur
PROTOCOL
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen Spanje en België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan en het ontduiken van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn de ondergetekende Gevolmachtigden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.
1. Met betrekking tot de artikelen 6, 13 en 22. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 6, van artikel 13, en van artikel 22, mogen inkomsten en voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit een recht van periode-eigendom waarvan de duur niet hoger is dan één maand per kalenderjaar, en het vermogen van die inwoner bestaande uit een zodanig recht, slechts in die Staat worden belast.
2. Met betrekking tot de artikelen 10, 11, 12 en 13. Niettegenstaande de bepalingen van de hierboven vermelde artikelen, zijn de belastingverminderingen of - vrijstellingen die anderszins toepassing zouden vinden op dividenden, interest, royalty's en vermogenswinsten, niet van toepassing indien die inkomsten uit een overeenkomstsluitende Staat worden verkregen door een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, waarin personen die geen inwoners zijn van die andere Staat onmiddellijk of middellijk een deelneming bezitten van meer dan 50 percent in het kapitaal van die vennootschap. Deze bepaling is niet van toepassing indien de vennootschap aantoont dat zij in de overeenkomstsluitende Staat waarvan zij inwoner is belangrijke werkzaamheden uitoefent op het vlak van nijverheid of handel, niet zijnde werkzaamheden die hoofdzakelijk bestaan uit het aanhouden of beheren van aandelen of andere bedrijfsvermogens.
3. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 3. Er is overeengekomen dat de uitdrukking « dividenden » liquidatieboni van een vennootschap omvat.
4. Met betrekking tot artikel 12, paragraaf 3. Er is overeengekomen dat de uitdrukking « royalty's » vergoedingen omvat die zijn betaald voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een computerprogramma.
5. Met betrekking tot artikel 24. Er is overeengekomen dat de bepalingen van artikel 24 :
a) de overeenkomstsluitende Staten niet beletten de bepalingen van hun intern recht betreffende onderkapitalisatie toe te passen;
b) een overeenkomstsluitende Staat niet beletten de winst van een vaste inrichting waarover een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat in de eerstgenoemde Staat beschikt, aan de belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door zijn interne wetgeving is bepaald, op voorwaarde dat het genoemde tarief niet hoger is dan het maximumtarief dat van toepassing is op de winst van vennootschappen die inwoner zijn van de eerstgenoemde Staat;
c) België niet beletten, op de voorwaarden waarin de Belgische wetgeving voorziet, roerende voorheffing te heffen van dividenden uit een deelneming van minder dan 25 percent die wezenlijk is verbonden met een in België gelegen vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van Spanje.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende Gevolmachtigden, dit Protocol hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
GEDAAN in tweevoud te Brussel, op 14 juni 1995, in de Nederlandse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
VOOR HET KONINKRIJK BELGIË :
Xxxx XXXXXXX,
Minister van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking
Voor het Koninkrijk Spanje :
Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx,
Ambassadeur