Cargill B.V., hierna te noemen “de werkgever”, en Stichting Pensioenfonds Cargill B.V., hierna te noemen “het fonds”, Overwegende:
Uitvoeringsovereenkomst tussen Cargill B.V. en de Stichting Pensioenfonds Cargill
B.V. per 1 januari 2015, laatstelijk gewijzigd per 1 juni 2020.
Ondergetekenden,
Cargill B.V., hierna te noemen “de werkgever”, en
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V., hierna te noemen “het fonds”, Overwegende:
• Dat de werkgever voor een deel van haar werknemers een pensioenregeling in de zin van de Pensioenwet heeft getroffen die in werking is getreden op 1 januari 2015;
• Dat deze pensioenregeling alleen van toepassing is voor alle werknemers die per 31 december 2014 deelnemer zijn in het fonds, de verzekerde pensioenregeling bij Centraal beheer en het (voormalige) Stichting Pensioenfonds Bonda Concern;
• Dat er vanaf die datum derhalve in beginsel geen nieuwe deelnemers meer worden opgenomen in de pensioenregeling;
• Dat de werkgever op grond van de Pensioenwet ter uitvoering van die pensioenregeling een uitvoeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet dient te sluiten met een pensioenuitvoerder;
• Dat het fonds bereid is de pensioenregeling uit te voeren;
• Dat het fonds in overeenstemming met artikel 102a lid 3 Pensioenwet de in dat lid genoemde toetsing moet doen, zoals deze ook is opgenomen in artikel 2 lid 4 van deze overeenkomst;
• Dat het fonds na overleg met de werkgever, deze toetsing heeft gedaan;
• Dat het fonds daarnaast een aanvangshaalbaarheidstoets heeft uitgevoerd in de zin van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, waaruit is gebleken dat het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau boven de door het fonds gekozen ondergrenzen voor dit pensioenresultaat blijft en waaruit is gebleken dat het pensioenresultaat op fondsniveau in een slechtweerscenario niet teveel afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau, waarbij het fonds hiervoor de maximale afwijking heeft vastgesteld;
• Dat de hier genoemde ondergrenzen en maximale afwijking zijn vastgesteld met inachtneming van de genoemde doelstellingen, ambities en risicohouding die ten grondslag liggen aan de pensioenregeling;
• Dat partijen hun afspraken in de onderhavige uitvoeringsovereenkomst willen vastleggen in overeenstemming met het bepaalde in de Pensioenwet.
Komen overeen als volgt:
Artikel 1: Werkingssfeer en begrippen
1. Onder werkgever wordt in deze overeenkomst mede verstaan iedere gelieerde onderneming die door werkgever wordt vertegenwoordigd in deze overeenkomst, en die aan de definitie van ‘de werkgever’ van het ‘Pensioenreglement van de Cargill Middelloon Pensioenregeling 2015’ voldoet.
2. Het fonds voert het ‘Pensioenreglement van de Cargill Middelloon Pensioenregeling 2015’ uit, zoals dat luidt bij inwerkingtreding van deze overeenkomst en zoals dat nadien wordt gewijzigd. Het ‘Pensioenreglement van de Cargill Middelloon Pensioenregeling 2015’ wordt in deze overeenkomst aangeduid als het pensioenreglement 2015.
Artikel 2: Het pensioenreglement
1. De werkgever stelt het fonds in kennis van de inhoud van de pensioenregeling en meldt ter uitvoering van die pensioenregeling bij het fonds al haar werknemers aan op wie die pensioenregeling van toepassing is, voor zover die werknemers niet al bij het fonds bekend zijn.
2. Het fonds stelt het pensioenreglement vast in overeenstemming met de pensioenregeling en deze uitvoeringsovereenkomst en voert deze met inachtneming van de toepasselijke wettelijke regels uit wat betreft de daarvoor aangemelde werknemers. Het fonds voert het pensioenreglement pas uit nadat de werkgever schriftelijk heeft verklaard dat het in overeenstemming is met de pensioenregeling en deze uitvoeringsovereenkomst.
3. Het fonds wijzigt zo nodig het pensioenreglement indien de werkgever aangeeft dat de pensioenregeling is gewijzigd of indien deze uitvoeringsovereenkomst is gewijzigd. Het fonds voert het gewijzigd pensioenreglement pas uit nadat de werkgever schriftelijk heeft verklaard dat het in overeenstemming is met de gewijzigde pensioenregeling en deze uitvoeringsovereenkomst. Voorts heeft het fonds na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst het recht om het pensioenreglement eenzijdig te wijzigen.
Als een wijziging van de pensioenregeling (mede) een collectieve waardeoverdracht zoals bedoeld in artikel 83 lid 1 onderdeel c van de Pensioenwet met zich meebrengt, dan werkt het fonds aan het verzoek van werkgever tot collectieve waardeoverdracht mee, tenzij zwaarwegende bezwaren zich tegen deze collectieve waardeoverdracht verzetten.
4. In het kader van de toepassing van lid 2 en 3 van dit artikel informeert de werkgever het fonds over de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding, die ten grondslag liggen aan de (gewijzigde) pensioenregeling bij iedere wijziging van de pensioenregeling. Het fonds stelt voor aanvaarding van uitvoering van de (gewijzigde)
pensioenregeling vast of deze uitvoerbaar is en niet in strijd is met wettelijke bepalingen en toetst de pensioenregeling, inclusief de daaraan ten grondslag liggende doelstellingen, ambities en risicohouding als geheel en voor de relevante beleidsgebieden, aan de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het fonds. De risicohouding van het fonds wordt daarbij vastgesteld in overeenstemming met artikel 1a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Indien deze toetsing leidt tot andere ondergrenzen wordt artikel 2a lid 2 van deze overeenkomst hieraan aangepast.
5. Het fonds is verplicht de werkgever onverwijld te informeren indien de toezichthouder een aanwijzing geeft die tot gevolg zou hebben dat de door het fonds uitgevoerde pensioenregeling moet worden aangepast. Het fonds zal na overleg met de werkgever een standpunt bepalen in geval van een aanwijzing die leidt tot een materiële wijziging van de betreffende pensioenregeling.
6. Het fonds is verplicht de werkgever onverwijld te informeren indien tegen het fonds een klacht of gerechtelijke procedure is ingesteld met betrekking tot de door het fonds uitgevoerde pensioenregeling, indien dit kan leiden tot een materiële wijziging van de pensioenregeling of de uitleg daarvan. Het fonds zal in dat geval na overleg met de werkgever een standpunt bepalen.
7. Het fonds is niet gehouden in het pensioenreglement bepalingen op te nemen of te handhaven waarvan onherroepelijk vaststaat dat deze in strijd zijn met enige wettelijke bepaling.
8. Het fonds is niet gehouden het pensioenreglement te wijzigen voor zover de Actuariële- en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het fonds niet voorziet in de gevolgen voor het risico dat het fonds draagt.
9. Het fonds is te allen tijde bevoegd de werkgever te adviseren over naar de mening van het fonds wenselijke wijzigingen van de pensioenregeling.
10. Het fonds is bevoegd, onder van geval tot geval te stellen voorwaarden en, indien leidend tot financiële gevolgen voor de werkgever, na instemming door de werkgever:
a. ten gunste van een deelnemer of een groep van deelnemers af te wijken van de bepalingen in het pensioenreglement;
b. een werknemer of groep van werknemers die niet aan de in artikel 2.1. onder a. van het pensioenreglement 2015 genoemde voorwaarden van deelneming voldoet, als (groep van) deelnemer(s) in het fonds op te nemen;
c. een artikel uit het pensioenreglement niet toe te passen of daarvan af te wijken als de toepassing ervan, gelet op het doel of de strekking van de betreffende bepaling, kennelijk onredelijk is;
mits daarbij wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en mits sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
11. Indien de deelneming eindigt door verlies van de hoedanigheid van aangesloten werkgever door de onderneming of instelling waarbij de deelnemer in dienst is, is het fonds bevoegd te besluiten dat de deelneming onder van geval tot geval te stellen voorwaarden gedurende enige tijd kan worden voortgezet, voor zover en zolang dit is toegestaan op basis van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en mits daarbij sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
12. Ten aanzien van alle zaken waarin de wet, de statuten of dit reglement niet voorzien beslist het fonds , na overleg met de werkgever.
Artikel 2a: Doelstellingen, ambities voor toeslagverlening en risicohouding
1. Op basis van de toetsing in de zin van artikel 102a van de Pensioenwet is de toeslagambitie bepaald zoals vastgelegd in het pensioenreglement 2015. In bijlage 2 van deze overeenkomst is hier een samenvatting van opgenomen.
2. Na overleg met sociale partners zijn de ondergrenzen (inclusief maximale afwijking) voor het pensioenresultaat als volgt vastgesteld.
Uitgangspositie | Te kiezen ondergrens | Lange termijn risicohouding NORMEN |
Waarbij aan vereist eigen vermogen wordt voldaan | Ondergrens bij verwacht pensioenresultaat op fondsniveau | 75% (minimaal) |
Feitelijke financiële positie | Ondergrens bij verwacht pensioenresultaat op fondsniveau | 75% (minimaal) |
Maximale afwijking van pensioenresultaat op fondsniveau in slecht weer scenario | 25% |
3. Het fonds zal met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet jaarlijks een haalbaarheidstoets uitvoeren en zal bij iedere significante wijziging in de zin van artikel 22 lid 2 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen een aanvangshaalbaarheidstoets uitvoeren. Over de uitkomsten van de haalbaarheidstoets zal het fonds verantwoording afleggen aan het verantwoordingsorgaan en de werkgever. Indien uit de haalbaarheidstoets blijkt dat het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau onder de door het fonds gekozen ondergrens voor dit pensioenresultaat uitkomt of blijkt dat het pensioenresultaat op fondsniveau in een slechtweerscenario teveel afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau, waarbij het fonds hiervoor de maximale afwijking heeft vastgesteld, dan treedt het fonds in overleg met de werkgever en zal de werkgever ervoor zorgen dat sociale partners toetsen of dit moet leiden tot een wijziging van de pensioenregeling en/of van de daaraan ten grondslag liggende doelstellingen, ambities en risicohouding. Indien dit leidt tot nieuwe ondergrenzen wordt de tabel zoals opgenomen in het vorige lid daarmee in overeenstemming gebracht.
Indien uit een aanvangshaalbaarheidstoets blijkt dat niet langer wordt voldaan aan artikel 22 lid 3 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, zal in overleg met werkgever worden vastgesteld welke maatregelen kunnen worden genomen zodat wordt voldaan aan die bepaling, waarbij de werkgever ervoor zorgdraagt dat maatregelen die worden genomen worden getoetst bij sociale partners volgens het bepaalde in dit artikel.
Indien binnen 3 maanden nadat dit verzoek is gedaan niet tot overeenstemming is gekomen eindigt vanaf die datum deze uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 2b: Uitzending naar het buitenland
1. Onder uitgezonden werknemer wordt in dit artikel verstaan de uitgezonden werknemer in de zin van het pensioenreglement 2015.
2. Met inachtneming van artikel 2.5 van het pensioenreglement 2015, wordt de deelneming tijdelijk voortgezet voor de uitgezonden werknemer.
3. De werkgever zal het fonds onmiddellijk op de hoogte stellen van het feit dat niet langer wordt voldaan aan artikel 2.5 van het pensioenreglement 2015.
4. In alle gevallen eindigt de voortgezette deelneming op grond van dit artikel na een periode van vijf aaneengesloten jaren.
5. In het belang van het fonds en na overleg met de werkgever kan het bestuur van het fonds de voorwaarden voor voortgezette deelneming wijzigen of kan het een voortgezette deelneming eerder beëindigen dan voortvloeit uit dit artikel.
Artikel 3: De financiële relatie
1. De werkgever is aan het fonds een pensioenpremie verschuldigd, zoals op basis van lid 2 van dit artikel vastgesteld, voor de verwerving van pensioen op basis van het pensioenreglement 2015 en de daaraan verbonden uitvoeringskosten.
2. Het fonds stelt de verschuldigde pensioenpremie vast op basis van het bepaalde in bijlage 1 bij deze overeenkomst.
3. De werkgever voldoet de geschatte pensioenpremie die over dat jaar is verschuldigd per jaar vooraf. Xxxxxxxx is verschuldigd in januari van het betreffende jaar. Per 31 december van het jaar wordt de definitieve verschuldigde pensioenpremie vastgesteld voor dat betreffende jaar. Het verschil tussen de definitieve verschuldigde pensioenpremie en de vooraf voldane pensioenpremie is verschuldigd per 31 december van het jaar en wordt uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het jaar voldaan door de werkgever dan wel door het fonds terugbetaald aan of verrekend met de werkgever.
4. De genoemde termijn geldt niet indien sprake is van beëindiging van de deelneming. In dat geval wordt de ten tijde van de beëindiging nog verschuldigde pensioenpremie voor de deelnemer binnen 13 weken voldaan.
5. Naast de pensioenpremie op basis van lid 2 is de werkgever de koopsommen verschuldigd ter zake van de financiering van de voorwaardelijke pensioenaanspraken uit hoofde van de overgangsregelingen van het pensioenreglement 2015 en is de werkgever de koopsommen verschuldigd voor de toekenning van onvoorwaardelijke toeslagen. Een koopsom is verschuldigd op de datum dat de betreffende aanspraken worden ingekocht. De op basis van dit lid verschuldigde koopsommen worden vastgesteld als onderdeel van de verschuldigde pensioenpremie volgens het bepaalde in bijlage 1 bij deze overeenkomst, maar blijven voor de maatregelen die worden genomen als de in het pensioenreglement opgenomen toetsrente zich onder de renteondergrens of boven de rentebovengrens bevindt buiten beschouwing.
6. De werkgever is over bedragen die voor het fonds opeisbaar zijn, over tijdvakken gelegen tussen de datum waarop zij opeisbaar worden en de datum waarop deze worden afgedragen, rente verschuldigd op basis van de geldende wettelijke rente.
7. Zolang sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de wettelijke eis inzake het minimaal vereiste eigen vermogen zal het fonds elk kwartaal voldoen aan zijn wettelijke verplichting om schriftelijk het verantwoordingsorgaan en de ondernemingsraad bij de werkgever te informeren.
8. De werkgever behoudt zich het recht voor de betaling van de pensioenpremie, voor zover zij die niet op haar werknemers kan verhalen, te verminderen of te beëindigen ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Op dat tijdstip zal het pensioenreglement voor de deelnemers van de werkgever worden aangepast. De pensioenaanspraken en pensioenrechten
welke op dat tijdstip reeds zijn gefinancierd, zullen hierdoor echter niet gewijzigd kunnen worden.
9. Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van het in het vorige lid van dit artikel genoemde behoud, zal zij dit onverwijld schriftelijk mededelen aan het bestuur van het fonds en aan degenen van wie het pensioen of de aanspraak op pensioen daardoor getroffen wordt.
Artikel 4: De premie-egalisatiereserve
1. Het fonds houdt een premie-egalisatiereserve aan in het kader van de uitvoering van het pensioenreglement 2015.
2. Deze premie-egalisatiereserve is geen onderdeel van de waarden die het fonds aanhoudt ter dekking van de technische voorzieningen, het vereist eigen vermogen en de eventueel aan het fonds verstrekte leningen.
3. De premie-egalisatiereserve kan uitsluitend worden gebruikt voor het geheel of gedeeltelijk voorkomen van vermindering van de pensioenopbouw als de in het pensioenreglement 2015 opgenomen toetsrente zich onder de in dat pensioenreglement opgenomen renteondergrens bevindt. De financiering van dit deel van het pensioen uit de premie-egalisatiereserve vindt plaats op basis van de berekeningssystematiek zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze overeenkomst.
4. Indien de toetsrente uitgaat boven de rentebovengrens, wordt de verschuldigde pensioenpremie voor het daaropvolgende kalenderjaar verhoogd met een door de pensioencommissie, met inachtneming van het pensioenreglement 2015, vast te stellen extra pensioenpremie die wordt toegevoegd aan de premie-egalisatiereserve. De pensioencommissie wordt gedefinieerd in het pensioenreglement.
5. De middelen in de premie-egalisatiereserve worden op dezelfde wijze belegd als de in lid 2 genoemde waarden.
6. Na ontbinding van het fonds kunnen de middelen in de premie-egalisatiereserve alleen worden gebruikt overeenkomstig het doel van die premie-egalisatiereserve.
Artikel 5: Het toeslagbeleid voor voorwaardelijke toeslagen
1. Het fonds verleent voorwaardelijke toeslagen in de zin van de Pensioenwet op basis van het bepaalde over toeslagen in het pensioenreglement 2015. In bijlage 2 van deze overeenkomst is hier een samenvatting van opgenomen.
Artikel 6: De overschotten en tekorten
1. Indien het fonds gelet op de beleidsdekkingsgraad per 31 december een vermogen heeft boven de in bijlage 1 genoemde grenzen, kan de op basis van artikel 3 vastgestelde verschuldigde
pensioenpremie lager zijn (middels een korting) dan de kostendekkende premie berekend volgens artikel 128 van de Pensioenwet, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde bij en krachtens artikel 129 van de Pensioenwet.
2. Indien het fonds gelet op de beleidsdekkingsgraad per 31 december een vermogen heeft beneden de in bijlage 1 genoemde grenzen, kan de op basis van artikel 3 vastgestelde verschuldigde pensioenpremie hoger zijn (middels een opslag) dan de kostendekkende premie berekend volgens artikel 128 van de Pensioenwet.
3. De werkgever is geen andere bedragen of premies verschuldigd dan de verschuldigde pensioenpremie zoals deze op grond van artikel 3 is vastgesteld. Het fonds is ter zake van een vermogensoverschot geen bedragen verschuldigd aan de werkgever anders dan de premiekorting zoals die op grond van lid 1 van dit artikel is vastgesteld.
4. In bijlage 1 zijn bepalingen over kortingen en opslagen op de verschuldigde premie opgenomen.
5. De werkgever is ter zake van een (geactualiseerd) herstelplan in de zin van de Pensioenwet nimmer enige andere bijdrage aan het fonds verschuldigd dan de ingevolge artikel 3 verschuldigde pensioenpremie.
6. De beleidsdekkingsgraad wordt vastgesteld met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet.
7. Het fonds wendt een eventueel positief liquidatiesaldo aan in overeenstemming met het statutaire doel van het fonds.
Artikel 7: De informatieverstrekking door de werkgever
1. De werkgever verstrekt het fonds alle informatie die het fonds nodig heeft om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze uitvoeringsovereenkomst en de daarmee samenhangende wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. Hierbij bepaalt het fonds het format van de te leveren informatie en gegevens.
2. Binnen 3 maanden na afloop van een kalenderjaar wordt door de werkgever aan het fonds een accountantsverklaring opgeleverd over de gegevenslevering van werkgever aan het fonds.
3. De gevolgen van het niet voldoen aan de informatieverstrekking zoals bedoeld in lid 1 komen voor rekening van de werkgever.
4. De werkgever en het fonds wisselen informatie over personen uit met inachtneming van de bepalingen in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Artikel 8: De verstrekking van basisinformatie over de pensioenregeling door het fonds
1. Het fonds informeert de werknemer, de gewezen deelnemer en de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het fonds.
2. Het fonds informeert de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde over de pensioenregeling met inachtneming van de relevante bepalingen van de Pensioenwet.
Artikel 9: Uitoefening bevoegdheden werkgever
1. De bevoegdheden die in de statuten van het fonds of andere stukken aan de werkgever worden toegekend worden uitgeoefend door de werkgever.
Artikel 10: Toepasselijk recht; geschillen
1. Op deze uitvoeringsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.
2. Geschillen welke tussen partijen mochten ontstaan naar aanleiding van deze uitvoeringsovereenkomst zullen worden beslecht door arbitrage volgens de regelen van het Nederlands Arbitrage Instituut.
Artikel 11: Inwerkingtreding en looptijd
1. Deze uitvoeringsovereenkomst treedt op 1 januari 2015 in werking, is laatstelijk gewijzigd per 1 juni 2020 en vervangt vanaf die laatste datum elke voorgaande overeenkomst over dezelfde onderwerpen. De uitvoeringsovereenkomst is laatstelijk gewijzigd per 1 juni 2020 naar
aanleiding van de beëindiging van de uitvoering van de premieregeling (Pensioenreglement van de Cargill Beschikbare Premieregeling 2017) door het fonds en de collectieve waardeoverdracht van deze premieregeling naar Aegon Cappital B.V. op grond van artikel 83 van de Pensioenwet.
2. Deze uitvoeringsovereenkomst wordt voor onbepaalde tijd aangegaan en kan middels een aangetekende brief dan wel middels een aan een e-mail gehechte brief worden beëindigd door werkgever of fonds per 1 januari van elk jaar, met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden.
Artikel 12: Opzegging en exit-bepalingen
1. De werkgever enerzijds en het fonds anderzijds behouden zich het recht voor deze overeenkomst te beëindigen indien het fonds respectievelijk de werkgever de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit de statuten van het fonds en het pensioenreglement 2015 niet getrouw naleeft, mits het niet naleven van die verplichtingen van dien aard is dat gebondenheid aan de overeenkomst van de andere partij niet meer kan worden gevergd. Hierbij wordt een opzegtermijn van twee maanden in acht genomen.
2. Het fonds en de werkgever behouden zich het recht voor deze overeenkomst te beëindigen zodra de werkgever in surseance van betaling of in staat van faillissement verkeert. Hierbij wordt een opzegtermijn van twee maanden in acht genomen.
3. Het fonds zal een nieuwe pensioenuitvoerder van de werkgever alle informatie verstrekken die deze voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig heeft. Het fonds kan daarvoor een kostenvergoeding in rekening brengen die door het fonds na overleg met de werkgever wordt vastgesteld.
4. Vanaf de datum van beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst voert het fonds de voorwaardelijke en onvoorwaardelijke toeslagenregeling van het pensioenreglement 2015 als ook omschreven in bijlage 2 ‘Toeslagen’ niet meer uit voor de werkgever. In plaats daarvan is het bestuur bevoegd de toeslagregeling vast te stellen. Bij een wijziging van de toeslagregeling stelt het bestuur een gewijzigd pensioenreglement vast.
5. In afwijking van artikel 12 lid 4 kan de werkgever met het fonds overeenkomen dat deze de voorwaardelijke en onvoorwaardelijke toeslagenregeling geheel of gedeeltelijk blijft uitvoeren. Hiertoe gaan partijen dan een uitvoeringsovereenkomst aan op nader overeen te komen voorwaarden.
6. Het fonds kent onvoorwaardelijke toeslagverlening uitsluitend toe nadat de koopsom voor de toekenning van een onvoorwaardelijke toeslag van werkgever is ontvangen. Het fonds vormt technische voorzieningen uitsluitend voor onvoorwaardelijke toeslagen die door het bestuur zijn toegekend. De werkgever vrijwaart het fonds volledig voor claims van derden met betrekking tot alle verplichtingen die kunnen voortvloeien uit onvoorwaardelijke toeslagverlening, voor zover de onvoorwaardelijke toeslagverlening niet eerder is toegekend door het fonds. Deze vrijwaring is van toepassing indien het fonds door derden voor deze verplichtingen wordt aangesproken en geldt ook na:
(i) de beëindiging van de onvoorwaardelijke toeslagverlening; en
(ii) de beëindiging van de uitvoering van de onvoorwaardelijke toeslagverlening door het fonds.
7. De werkgever en het fonds leggen bij de beëindiging van deze uitvoeringsovereenkomst afspraken over onderwerpen die de beëindiging betreffen vast in een beëindigingsovereenkomst.
De beëindigingsovereenkomst zal op de volgende onderwerpen betrekking hebben.
De werkgever financiert bij beëindiging de voortzetting van de dekking van het wezenpensioen dat volgens het pensioenreglement voor deelnemers en gewezen deelnemers is opgebouwd. De werkgever kan besluiten toekomstige onvoorwaardelijke toeslagverlening voor deelnemers met voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid in uitvoering te geven bij het fonds. Als de werkgever van deze laatste optie gebruik maakt en het fonds de benodigde financiering heeft ontvangen, vervalt de vrijwaring van werkgever zoals bedoeld in artikel 12.6 voor de deelnemers met voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid.
De beëindigingsovereenkomst kan ook betrekking hebben op andere onderwerpen die de
financiering van de pensioenregeling betreffen en die de werkgever zijn toe te rekenen.
De benodigde financiering voor onderdelen van de pensioenregeling wordt door het fonds vastgesteld op basis van de grondslagen per primo van het boekjaar voor ‘vaststelling premie Pensioenwet’ zoals bedoeld in bijlage 1 bij deze uitvoeringsovereenkomst.
Aldus in tweevoud opgemaakt en getekend te Amsterdam op 31 maart 2021.
Cargill B.V. P. Vink
Stichting Pensioenfonds Cargill X.X. X.X. xxx xxx Xxxx
BIJLAGE 1: Kostendekkende en verschuldigde pensioenpremie
Jaarlijks wordt door de werkgever de verschuldigde pensioenpremie voldaan. Bij de vaststelling van de verschuldigde pensioenpremie wordt uitgegaan van de kostendekkende premie dan wel de fondseigen premie. De kostendekkende premie bestaat uit de actuariële premie, verhoogd met een opslag voor uitvoeringskosten en een solvabiliteitsopslag. De wijze waarop de actuariële premie, de kostendekkende premie, de fondseigen premie en de verschuldigde pensioenpremie worden vastgesteld worden in deze bijlage nader uitgewerkt.
De vastlegging in deze bijlage is leidend.
1.1 Vaststelling verschuldigde pensioenpremie
In de tabel op de volgende bladzijde worden de kostendekkende premie, zoals die volgt uit de Pensioenwet, en de fondseigen berekeningsmethodiek uitgesplitst en met elkaar vergeleken.
Vaststelling premie Pensioenwet | Vaststelling fondseigen premie |
+ Actuariële premie | + Actuariële premie |
- Netto actuariële stortingskoopsom | - Netto actuariële stortingskoopsom |
- Inkoop individuele aanspraken | - Inkoop individuele aanspraken |
- Risicopremie ter dekking van niet ingekocht deel van het partnerpensioen | - Risicopremie ter dekking van niet ingekocht deel van het partnerpensioen |
- Risicopremie ter dekking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid | - Risicopremie ter dekking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid |
- Risicopremie ter dekking van het wezenpensioen | - Risicopremie ter dekking van het wezenpensioen |
- Koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken van deelnemers | - Koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken van deelnemers |
- Opslag voor toekomstige uitvoeringskosten | - Opslag voor toekomstige uitvoeringskosten |
+ Solvabiliteitsopslag | |
+ Opslag voor uitvoeringskosten | + Opslag voor uitvoeringskosten |
+ Opslag/korting als % van de salarissom | |
= Kostendekkende premie | = Fondseigen premie |
Indien de fondseigen premie lager is dan de kostendekkende premie, dan is er sprake van premiekorting. Premiekorting is volgens artikel 129 van de Pensioenwet alleen onder voorwaarden toegestaan.
Premiekorting wordt daarom alleen verleend als voldaan wordt aan het onderstaande:
Het fonds kan uitsluitend korting verlenen op de kostendekkende premie indien ten aanzien van de pensioenverplichtingen wordt voldaan aan de artikelen 126, 132 en 133 van de Pensioenwet (m.a.w. er is sprake van toereikende voorzieningen, het vereist vermogen is aanwezig en er is sprake van dekking door waarden) en de eventuele voorwaardelijke toeslagen (zowel met betrekking tot de voorgaande tien jaar als ook in de toekomst) kunnen worden verleend (m.a.w. de toeslagambitie zoals opgenomen in de pensioenregelingen moet kunnen worden gerealiseerd en zijn gerealiseerd in de afgelopen tien jaar).
Ook eventuele kortingen op de pensioenaanspraken en pensioenrechten in de voorgaande tien jaar dienen gecompenseerd te zijn.
Indien premiekorting niet is toegestaan dan is de kostendekkende premie verschuldigd.
1.2 Definities
Hieronder worden de definities en beschrijvingen van de in de tabel genoemde begrippen gegeven.
Actuariële premie
De premie benodigd voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling. Bij het vaststellen van de definitieve actuariële premie wordt uitgegaan van de administratieve gegevens zoals deze bij het jaarwerk zijn gecontroleerd en vastgesteld.
Netto actuariële stortingskoopsom
De koopsom die nodig is om de aangroei in enig jaar van de opgebouwde aanspraken te financieren. De pensioenopbouw wordt op individueel niveau bepaald. Beëindiging van actieve deelneming (door uitdiensttreding, pensionering, overlijden, arbeidsongeschiktheid) gedurende dat jaar wordt eveneens meegenomen in de berekening. Voor de berekening van de actuariële koopsom behorende bij de pensioenopbouw in het jaar wordt rekening gehouden met het geslacht en de leeftijd van de actieve deelnemer. De basis voor de actuariële berekeningen zijn het deelnemers- en salarisbestand, de DNB- rentetermijnstructuur, de AG prognosetafels, de actuariële grondslagen en andere relevante variabelen per primo van het boekjaar.
Koopsom voor de inkoop individuele aanspraken
De actuariële koopsom die nodig is om de incidentele inkoop van aanspraken voor een individuele deelnemer te financieren. Hiervoor gelden dezelfde uitgangspunten als voor de berekening van de netto actuariële stortingskoopsom.
Risicopremie ter dekking van niet ingekochte deel van het partnerpensioen
Risicopremie nodig om een op actuariële basis vastgestelde voorziening te vormen om het nog niet opgebouwde partnerpensioen te kunnen uitkeren bij overlijden van de actieve deelnemer voor pensionering.
Risicopremie ter dekking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Risicopremie nodig om een op actuariële basis vastgestelde voorziening te vormen om vanaf intrede van arbeidsongeschiktheid de opbouw van pensioen plaats te laten vinden voor rekening van het fonds.
Risicopremie ter dekking van het wezenpensioen
Risicopremie nodig om een op actuariële basis vastgestelde voorziening te vormen om het meeverzekerde wezenpensioen te kunnen uitkeren bij overlijden vóór pensionering van de actieve deelnemer of de gewezen deelnemer.
Berekening van de risicopremies
De drie risicopremies, zoals hierboven gedefinieerd, worden berekend op basis van de netto actuariële grondslagen van het fonds, oftewel de fonds eigen grondslagen.
De risicopremie wordt op individueel niveau bepaald. Beëindiging van de actieve deelneming (door uitdiensttreding, pensionering, overlijden, arbeidsongeschiktheid) gedurende dat jaar wordt eveneens meegenomen in de berekening. Voor de berekening van de risicopremie wordt rekening gehouden met het geslacht en de leeftijd van de actieve deelnemer. De basis voor de actuariële berekeningen zijn het deelnemers- en salarisbestand, de DNB-rentetermijnstructuur, de AG prognosetafels, de actuariële grondslagen en andere relevante variabelen per primo van het boekjaar.
Voor de vaststelling van de actuariële premie gelden aanvullend de volgende afspraken:
• Bij volledige risicoherverzekering, waarbij er dus geen eigen behoud voor het fonds is, worden de herverzekeringspremies voor vaststelling van de actuariële premie beschouwd als de risicopremies.
• Indien er sprake is van een eigen behoud voor het fonds voor bepaalde overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s geldt dat de bijbehorende risicopremies als onderdeel van de actuariële premie volledig op basis van fondseigen grondslagen worden vastgesteld.
• In het geval er bij een volledig herverzekeringscontract bepaalde overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s niet zijn herverzekerd (zoals bijvoorbeeld het wezenpensioen), zal hiervoor een separate risicopremie volgens de fondseigen grondslagen aan de werkgever worden doorbelast en worden meegenomen in de vaststelling van de actuariële premie.
In het geval van uitsluitingen in het herverzekeringscontract zullen de eventuele schades aan de werkgever worden doorberekend naar rato van het niet-herverzekerde gedeelte. Derhalve wordt
hiervoor geen aanvullende risicopremie meegenomen bij de vaststelling van de actuariële premie die aan de werkgever wordt doorbelast.
Koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken
Koopsom nodig als gevolg van onvoorwaardelijke toeslagverlening aan actieve deelnemers en deelnemers met een volledige of gedeeltelijke verzekering van premievrijstelling. Deze wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de netto actuariële stortingskoopsom.
Onder de koopsom nodig als gevolg van onvoorwaardelijke toeslagverlening wordt eveneens begrepen de koopsom die nodig is voor de verhoging van de pensioengrondslag van deelnemers met een volledige of gedeeltelijke verzekering van premievrijstelling, voor zover deze stijging niet is verzekerd, zoals bedoeld in artikel 5.6 van het pensioenreglement 2015.
Opslag voor toekomstige uitvoeringskosten
Opslag die nodig is om toekomstige uitvoeringskosten te kunnen betalen. Deze opslag wordt geheven over de volgende componenten: de netto actuariële stortingskoopsom, de koopsom voor de inkoop van individuele aanspraken, de risicopremie ter dekking van het niet ingekochte deel van het partnerpensioen, de risicopremie ter dekking van het wezenpensioen en de koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken. De hoogte van de opslag wordt jaarlijks door het fonds vastgesteld en op toereikbaarheid beoordeeld door de certificerend actuaris van het fonds.
Solvabiliteitstoeslag
De solvabiliteitsopslag als onderdeel van de kostendekkende premie is nodig om de dekkingsgraad op peil te houden bij inkoop van nieuwe aanspraken, aangezien het fonds ook voor de nieuwe aanspraken over weerstandsvermogen moet beschikken.
De solvabiliteitsopslag wordt als volgt berekend: actuariële premie * (% Vereist Vermogen -/- 100%). Voor de vaststelling van de solvabiliteitsopslag wordt uitgegaan van het strategische beleggingsbeleid. Als peildatum voor de berekening van het strategisch vereist vermogen geldt 31 december van het jaar voorafgaand aan het boekjaar.
Opslag voor uitvoeringskosten
Als opslag voor uitvoeringskosten worden de werkelijke geboekte uitvoeringskosten, onder aftrek van de vrijvallende opslag voor toekomstige uitvoeringskosten over de uitkeringen, meegenomen.
In de opslag voor uitvoeringskosten zijn begrepen:
Administratiekosten (pensioenuitvoeringsorganisatie) |
Advieskosten |
Overige uitvoeringskosten (accountant, certificerend actuaris, sleutelfunctiehouders, contributies, bestuur, VO, RvT, compliance officer en overige kosten van uitvoering) |
Minus vrijval van opslag voor toekomstige uitvoeringskosten, beschikbaar uit voorziening bij het verrichten van pensioenuitkeringen. |
De voorschotpremie wordt gebaseerd op de begroting van het fonds. De definitieve premie wordt gebaseerd op de werkelijke uitvoeringskosten zoals die in de jaarrekening van het fonds zijn vastgesteld. Vermogensbeheerkosten maken geen onderdeel uit van de uitvoeringskosten.
1.3 Opslagen en kortingen op de verschuldigde premie Opslag/korting als % van de salarissom
Afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad (BDG) per ultimo van het voorafgaande boekjaar wordt uitsluitend de volgende opslag of korting gegeven op de verschuldigde premie:
Cargill BV | |
DG > Bovengrens: | -12% (**) |
Bovengrens <= DG => Streefgrens | 1% (**) |
Streefgrens < DG => Ondergrens (=104,2%) | +4,5% (*) |
DG < Ondergrens (=104,2%) | +4,5% (*) |
(*) De verschuldigde premie is gelijk aan de actuariële premie (inclusief opslag voor uitvoeringskosten) plus 4,5% van de salarissom en zal tevens minimaal gelijk zijn aan de geldende kostendekkende premie.
(**) Er kan alleen sprake van daadwerkelijke premiekorting (verschuldigde premie ligt lager dan de kostendekkende premie) zijn als er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 129 van de Pensioenwet, anders is de verschuldigde premie minimaal gelijk aan de kostendekkende premie
Voor de berekening van de premie opslag/korting worden de beleidsdekkingsgraad en vermogensgrenzen gehanteerd per ultimo van het voorgaand boekjaar. De grenzen worden elk jaar in het eerste kwartaal door het bestuur vastgesteld. De beleidsdekkingsgraad betreft de beleidsdekkingsgraad per 31 december zoals die is vastgesteld in het jaarwerk.
De premiekorting die geldt bij een beleidsdekkingsgraad boven de Bovengrens is gemaximeerd tot het bedrag waarmee het vermogen per ultimo voorgaand boekjaar de betreffende bovengrens overschrijdt.
Salarissom
Som van de (parttime) pensioengevende salarissen van de actieve deelnemers waarop de pensioenberekeningen worden gebaseerd. Het betreft de salarissom per primo van het boekjaar.
Streefgrens
Het nagestreefde weerstandsvermogen, de streefgrens, is minimaal gelijk aan de som van de marktwaarde van de geïndexeerde pensioenverplichtingen (waarbij de toeslag 50% van het Consumenten Prijs Indexcijfer alle bestedingen (niet-afgeleid) bedraagt). In het geval de grens die in het financieel toetsingskader gesteld wordt voor het vereist vermogen hoger ligt dan de marktwaarde van de geïndexeerde pensioenverplichtingen, is de streefgrens gelijk aan het vereist vermogen.
Bovengrens
Streefgrens + procentuele opslag waarvan de hoogte wordt bepaald door de uitkomst van de ALM studie. Per 1 januari 2015 bedraagt de opslag voor de bovengrens 18%.
Ondergrens
De ondergrens is gelijk aan het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) zoals bedoeld in artikel 131 van de Pensioenwet.
1.4 Aanwending van pensioenkapitaal uit de beschikbare premieregeling van de werkgever
De (gewezen) deelnemer die tevens (gewezen) deelnemer is aan de beschikbare premieregeling van de werkgever, kan ervoor kiezen om het uit hoofde van de beschikbare premieregeling bij Aegon Cappital, of opvolgende pensioenuitvoerder waarmee de werkgever een uitvoeringsovereenkomst inzake de beschikbare premieregeling heeft gesloten, opgebouwde pensioenkapitaal op de pensioeningangsdatum te gebruiken als koopsom voor de aankoop binnen het fonds van:
1. Een vast levenslang ouderdomspensioen op basis van de pensioendatum van het pensioenreglement 2015;
2. Een vast levenslang partnerpensioen bij overlijden na de pensioeningangsdatum ter grootte van 70% van het levenslange ouderdomspensioen.
De hoogte van de aan te kopen pensioenen wordt bepaald door de inkoopfactoren die het fonds op dat moment hanteert. De inkoopfactoren die het fonds hiervoor hanteert staan vermeld op de website het fonds (xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx) en worden maandelijks aangepast. De inkoopfactoren worden vastgesteld op basis van de actuele actuariële grondslagen van het fonds en met inbegrip van een solvabiliteitsopslag.
De werkgever is geen bijdrage verschuldigd bij de aanwending van pensioenkapitalen voor de inkoop van pensioenrechten.
BIJLAGE 2: Toeslagen
Hieronder volgt een beschrijving van de toeslagregeling zoals onderdeel van pensioenreglement 2015 en de ABTN van het fonds.
De vastlegging in het pensioenreglement 2015 en de ABTN (toeslagbeleid) is leidend. Datum: 1 juni 2020
1. De op 1 januari van een jaar opgebouwde aanspraken van een deelnemer worden jaarlijks op
1 januari verhoogd met de procentuele stijging van de actievenmaatstaf op die datum ten opzichte van de actievenmaatstaf op 1 januari van het jaar daarvoor, doch met niet meer dan met 2%.
Naast de opgebouwde aanspraken wordt het pensioengevend salaris van deelnemers met een volledige of gedeeltelijke voortzetting pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in artikel 5.6 sub b van het pensioenreglement 2015, jaarlijks op 1 januari verhoogd met de procentuele stijging van de actievenmaatstaf op die datum ten opzichte van de actievenmaatstaf op 1 januari van het jaar daarvoor, doch met niet meer dan met 2%, mits en voor zover deze voortzetting is toegekend.
Het bestuur van het fonds kent een verhoging uitsluitend toe nadat de koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken en voor verhoging van de pensioengrondslag van werkgever volledig ontvangen is. Het betreft de koopsom die onderdeel is van de geschatte pensioenpremie die verschuldigd is per jaar vooraf. Het fonds vormt technische voorzieningen uitsluitend voor verhogingen die door het bestuur zijn toegekend.
2. In afwijking van het bovenstaande wordt in de kalenderjaren 2015 tot en met 2022 in plaats van de daar beschreven toeslag een vaste onvoorwaardelijke toeslag verleend over de reeds opgebouwde aanspraken van deelnemers. In het jaar 2015 en 2016 wordt een vaste toeslag van 2,5% verleend; over de jaren 2017, 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 bedraagt deze 2,0%. Dit geldt vanaf 2017 ook voor de toeslagen van de deelnemers die op 31 december 2014 deelnamen in
Stichting Pensioenfonds Bonda Concern. In de jaren na 2022 kan ook een dergelijke vaste onvoorwaardelijke toeslag door de werkgever worden vastgesteld.
3. De premie voor de onvoorwaardelijke toeslagen zoals bedoeld in lid 1 tot en met 2 van deze bijlage is onderdeel van de verschuldigde pensioenpremie en de kostendekkende premie.
4. Het fonds probeert jaarlijks het op 1 januari opgebouwde pensioen van een gewezen deelnemer, ex- partner of pensioengerechtigde te verhogen op basis van 50% van de procentuele stijging van de inactievenmaatstaf in de maand oktober voorafgaand aan de toekenning van de toeslag ten opzichte van die inactievenmaatstaf in de maand oktober van het jaar daarvoor. Het bestuur van het fonds besluit of er een verhoging wordt toegekend en in welke mate op basis van de daarvoor beschikbare middelen. Die middelen worden gevormd door overrendement.
De inactievenmaatstaf is gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer alle bestedingen, niet-afgeleid,
zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek of een daarmee vergelijkbaar indexcijfer als dit indexcijfer niet langer wordt vastgesteld.
5. Het in deze bijlage bepaalde over toeslagen is ook van toepassing op de tot en met 31 december 2014 opgebouwde aanspraken en rechten op pensioen uit de regelingen van de werkgever die vóór 1 januari 2015 hebben gegolden.
6. Voor de deelnemers die op 31 december 2014 deelnamen in de bij Centraal Beheer verzekerde regeling dan wel in Stichting Pensioenfonds Bonda Concern gelden voor de toeslagverlening afwijkende bepalingen. Deze bepalingen zijn onderdeel van het pensioenreglement 2015 (artikel
26.13 respectievelijk 26.14).
7. Het bestuur stelt een toeslagbeleid vast met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet. Onderdeel van dat beleid van het fonds is de methodiek die wordt gehanteerd bij incidentele toeslagverlening om in het verleden niet toegekende toeslagen of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren.
Het bestuur kan dit beleid bijstellen of wijzigen of besluiten in enig jaar om van dat beleid af te wijken, met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet.
Het huidige toeslagenbeleid van het fonds kan (en samenhang met premiebeleid) als volgt worden samengevat.
8. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening stelt het fonds jaarlijks, gehoord de actuariële adviseur én als de middelen van het fonds het toelaten, de verhoging van de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en van de ingegane pensioenen van de pensioengerechtigden vast. Leidraad hierbij is de door het fonds opgestelde toeslagstaffel. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad per 31 december. Bij een beleidsdekkingsgraad onder de indexatiegrens worden geen toeslagen verleend (= toeslagdrempel). De hoogte van de voorwaardelijke toeslag is begrensd. Deze toeslag wordt zodanig vastgesteld dat deze naar verwachting blijvend op hetzelfde niveau kan worden gegeven in de toekomst, rekening houdend met het eigen vermogen en de toeslagdrempel. Hierbij wordt, conform FTK–richtlijnen, een verwacht nettorendement op aandelen ingerekend van maximaal het percentage opgenomen in het meest recente parametersbesluit. Volledige toeslagverlening zal pas plaats kunnen vinden indien de dekkingsgraad zich tenminste op het niveau van de indexatiedekkingsgraad bevindt.