OVEREENKOMST
OVEREENKOMST
IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING
BETREFFENDE BELASTINGHEFFING OP INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN EN DE VOORLOPIGE TOEPASSING ERVAN
A. Brief van de Republiek Oostenrijk
Mijnheer,
Ik heb de eer te verwijzen naar de teksten van, respectievelijk, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (België, Oostenrijk of Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (andere EU-lidstaat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (andere Eulidstaat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (België, Oostenrijk of Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. Deze teksten, die het resultaat zijn van de onderhandelingen die met de Nederlandse Antillen en Aruba zijn gevoerd over een overeenkomst inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, zijn respectievelijk als bijlage I, II, III en IV toegevoegd aan het resultaat van de besprekingen van de Groep op hoog niveau van de Raad van Ministers van de Europese Unie van 12 maart (doc. 7660/04 FISC 68).
In het licht van de bovengenoemde teksten heb ik de eer u de Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling in aanhangsel 1 bij deze brief voor te stellen, en in ove rweging te geven dat wij er ons wederzijds toe verbinden zo spoedig mogelijk de interne grondwettelijke formaliteiten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst te vervullen en elkaar onverwijld van de voltooiing daarvan in kennis te stellen.
In afwachting van de voltooiing van deze interne procedures en van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, stel ik u voor dat de Republiek Oostenrijk en het
Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba deze Overeenkomst, binnen de grenzen van onze respectieve binnenlandse grondwettelijke voorschriften, reeds voorlopig zouden toepassen vanaf 1 januari 2005 of vanaf het tijdstip waarop Xxxxxxxxx 2003/48/EEG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt toegepast, indien dit tijdstip later valt.
Ik stel hierbij voor dat, indien het bovenstaande voor uw regering aanvaardbaar is, deze brief en uw bevestiging tezamen een overeenkomst vormen tussen de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba.
Hoogachtend,
Voor de Republiek Oostenrijk Xxxxxx Xxxxxxxxx
Gedaan te Vienna , op 1.06.2004, in drie exemplaren.
B. Brief van Xxxxx
Mijnheer,
Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, welke als volgt luidt:
"Mijnheer,
Ik heb de eer te verwijzen naar de teksten van, respectievelijk, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (België, Oostenrijk of Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (andere EU-lidstaat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (andere EU-lidstaat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (België, Oostenrijk of Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. Deze teksten, die het resultaat zijn van de onderhandelingen die met de Nederlandse Antillen en Aruba zijn gevoerd over een overeenkomst inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, zijn respectievelijk als bijlage I, II, III en IV toegevoegd aan het resultaat van de besprekingen van de Groep op hoog niveau van de Raad van Ministers van de Europese Unie van 12 maart (doc. 7660/04 FISC 68).
In het licht van de bovengenoemde teksten heb ik de eer u de Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling in aanhangsel 1 bij deze brief voor te stellen, en in overweging te geven dat wij er ons wederzijds toe verbinden zo spoedig mogelijk de interne grondwettelijke formaliteiten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst te vervullen en elkaar onverwijld van de voltooiing daarvan in kennis te stellen.
In afwachting van de voltooiing van deze interne procedures en van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, stel ik u voor dat de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba deze Overeenkomst, binnen de grenzen van onze respectieve binnenlandse grondwettelijke voorschriften, reeds voorlopig zouden toepassen vanaf 1 januari 2005 of vanaf het tijdstip waarop Xxxxxxxxx 2003/48/EEG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt toegepast, indien dit tijdstip later valt.
Ik stel hierbij voor dat, indien het bovenstaande voor uw regering aanvaardbaar is, deze brief en uw bevestiging tezamen een overeenkomst vormen tussen de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba.
Hoogachtend,"
Ik heb de eer u te bevestigen dat de inhoud van deze brief voor Xxxxx aanvaardbaar is. Hoogachtend,
Voor Aruba,
X. Xxxxx-Xxxxxxxxxx
Gedaan te Den Haag, op 9.11.2004 , in drie exemplaren.
OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, TEN BEHOEVE VAN ARUBA, EN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK BETREFFENDE AUTOMATISCHE GEGEVENSUITWISSELING INZAKE INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN IN DE VORM VAN RENTEBETALING
De regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Oostenrijk, geleid door de wens een overeenkomst te sluiten die het mogelijk maakt dat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling die in een van de overeenkomstsluitende staten worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die een natuurlijke persoon zijn en hun woonplaats in een andere overeenkomstsluitende staat hebben, effectief worden belast overeenkomstig het recht van laatstgenoemde overeenkomstsluitende staat, in overeenstemming met Xxxxxxxxx 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en met de hierboven door de overeenkomstsluitende staten geuite voornemens, zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1 Toepassingsgebied
1. Deze overeenkomst is van toepassing op rentebetalingen die door een op het grondgebied van een van de overeenkomstsluitende staten gevestigde uitbetalende instantie worden verricht met als doel het mogelijk te maken dat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen welke in een overeenkomstsluitende staat worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die een natuurlijke persoon zijn en hun woonplaats in een andere overeenkomstsluitende staat hebben, effectief worden belast overeenkomstig het nationale recht van de laatstgenoemde overeenkomstsluitende staat.
2. De werkingssfeer van deze overeenkomst is beperkt tot belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rente uit hoofde van schuldvorderingen; vraagstukken in verband met de fiscale behandeling van, onder meer, pensioenen en verzekeringsuitkeringen vallen buiten de werkingssfeer van deze overeenkomst.
3. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt deze overeenkomst alleen voor Aruba.
Artikel 2 Definities
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt, tenzij de context anders vereist, verstaan onder:
a) "een overeenkomstsluitende staat" en "de andere overeenkomstsluitende staat": het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba of de Republiek Oostenrijk, naargelang de context;
b) "Aruba": het gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden dat in het Caribische gebied is gelegen en bestaat uit het eiland Aruba;
c) de overeenkomstsluitende staat zijnde lidstaat van de Europese Unie is: de Republiek Oostenrijk;
d) "richtlijn": Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, zoals van toepassing op de datum van ondertekening van deze overeenkomst;
e) "uiteindelijk gerechtigde": uiteindelijk gerechtigde in de zin van artikel 2 van de richtlijn;
f) "uitbetalende instantie": uitbetalende instantie in de zin van artikel 4 van de richtlijn;
g) "bevoegde autoriteit":
i) in het geval van Xxxxx: de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
ii) in het geval van de Republiek Oostenrijk: de bevoegde autoriteit van die staat in de zin van artikel 5 van de richtlijn;
h) "rentebetaling": rentebetaling in de zin van artikel 6 van de richtlijn, met inachtneming van artikel 15 van de richtlijn;
i) aan niet anderszins omschreven termen wordt de betekenis gehecht die in de richtlijn daaraan wordt gegeven.
2. Voor de toepassing van de overeenkomst wordt in de bepalingen van de richtlijn waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen in plaats van "lidstaten" gelezen: overeenkomstsluitende staten.
Artikel 3
Identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde
Voor de toepassing van de artikelen 4 tot en met 6 bepaalt elke overeenkomstsluitende staat de procedures die nodig zijn om de uitbetalende instantie in staat te stellen de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden vast te stellen en draagt zorg voor de toepassing van deze procedures binnen zijn grondgebied. Deze procedures voldoen aan de minimumnormen van artikel 3, leden 2 en 3, van de richtlijn, met dien verstande dat, ten behoeve van Aruba, wat betreft het bepaalde in lid 2, onder a), en in lid 3, onder a), de identiteit en de woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde worden vastgesteld op grond van de informatie waarover de uitbetalende instantie krachtens de toepassing van de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van Aruba beschikt.
Artikel 4 Automatische gegevensuitwisseling
1. De bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende staat van de uitbetalende instantie verstrekt de in artikel 8 van de richtlijn bedoelde gegevens aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende staat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn woonplaats heeft.
2. De gegevensverstrekking gebeurt automatisch en ten minste eenmaal per jaar, binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar van de overeenkomstsluitende staat van de uitbetalende instantie, voor alle gedurende dat jaar verrichte rentebetalingen.
3. De overeenkomstsluitende staten behandelen de gegevensuitwisseling uit hoofde van deze overeenkomst op een wijze die strookt met het bepaalde in artikel 7 van Richtlijn 77/799/EEG.
Artikel 5 Overgangsbepalingen
1. Indien de uiteindelijk gerechtigde van de rente woonachtig is in Aruba en de uitbetalende instantie in de Republiek Oostenrijk is gevestigd, heft de Republiek Oostenrijk gedurende de in artikel 10 van de richtlijn bedoelde overgangsperiode bronbelasting, gedurende de eerste drie jaar van de overgangsperiode tegen een tarief van 15%, gedurende de volgende drie jaar tegen een tarief van 20%, en daarna tegen een tarief van 35%. Gedurende deze periode is de Republiek Oostenrijk niet gehouden de bepalingen van artikel 4 toe te passen. De Republiek Oostenrijk ontvangt echter gegevens van Aruba overeenkomstig dat artikel.
2. De uitbetalende instantie houdt de bronbelasting in op de wijze als omschreven in artikel 11, leden 2 en 3, van de richtlijn.
3. Het opleggen van bronbelasting door de Republiek Oostenrijk belet Aruba niet de inkomsten te belasten overeenkomstig het nationale recht van Aruba.
4. Tijdens de overgangsperiode kan de Republiek Oostenrijk bepalen dat een marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt voor een in Aruba gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de richtlijn, wordt aangemerkt als de uitbetalende instantie in plaats van de entiteit, en de bronbelasting op die rente heffen, tenzij de entiteit formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totale bedrag van de rentebetaling die aan haar is verricht of voor haar is bewerkstelligd, worden meegedeeld overeenkomstig de laatste alinea van artikel 4, lid 2.
5. Aan het einde van de overgangsperiode zal de Republiek Oostenrijk de bepalingen van artikel 4 toepassen en zal de Republiek Oostenrijk niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in deze bepaling en artikel 6 toepassen. Als de Republiek Oostenrijk er tijdens de overgangsperiode voor kiest de bepalingen van artikel 4 toe te passen, zal
hij niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in deze bepaling en in artikel 6 toepassen.
Artikel 6
Verdeling van belastingopbrengsten
1. De Republiek Oostenrijk behoudt 25% van de opbrengsten van de bronbelasting als bedoeld artikel 5, lid 1, en draagt 75% van de opbrengsten over aan Aruba.
2. Indien de Republiek Oostenrijk overeenkomstig artikel 5, lid 4, bronbelasting heft, behoudt de Republiek Oostenrijk 25% van de opbrengsten van de bronbelasting geheven op rentebetalingen aan in Aruba gevestigde entiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de richtlijn en draagt 75% over aan Aruba.
3. Die overdrachten vinden uiterlijk in de zes maanden volgende op het eind van het belastingjaar van de Republiek Oostenrijk.
4. De Republiek Oostenrijk treft de maatregelen die nodig zijn om het systeem voor de verdeling van de belastingopbrengsten correct te doen functioneren.
Artikel 7
Uitzonderingen op de procedure van bronbelasting
1. De Republiek Oostenrijk voorziet in één van beide of beide procedures van artikel 13, lid 1, van de richtlijn om te verzekeren dat uiteindelijk gerechtigden een verzoek kunnen indienen tot het niet-inhouden van bronbelasting.
2. Op verzoek van de uiteindelijk gerechtigde geeft de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende staat waar deze zijn fiscale woonplaats heeftheeft een verklaring af overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de richtlijn.
Artikel 8
Voorkomen van dubbele belasting
Xxxxx zorgt ervoor dat het heffen van bronbelasting als bedoeld in artikel 5 niet leidt tot dubbele belasting, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, leden 2 en 3, van de richtlijn, of zorgt voor restitutie van de bronbelasting.
Artikel 9 Andere bronbelastingen
De overeenkomst belet de overeenkomstsluitende staten niet om, naast de bronbelasting als bedoeld in artikel 5, overeenkomstig hun nationale wetten en verdragen tot voorkoming van dubbele belasting, ook andere bronbelastingen te heffen.
Artikel 10 Omzetting
De overeenkomstsluitende staten dienen vóór 1 januari 2005 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze overeenkomst te voldoen.
Artikel 11 Bijlage
De teksten van de richtlijn en van artikel 7 van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe en indirecte belastingen, zoals die van toepassing zijn op de datum van ondertekening van deze overeenkomst en waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen, zijn als bijlage aan deze overeenkomst gehecht en maken integraal deel daarvan uit. De tekst van artikel 7 van Richtlijn 77/799/EEG in deze bijlage wordt vervangen door de tekst van dat artikel in de gewijzigde Richtlijn 77/799/EEG indien deze gewijzigde richtlijn in werking treedt vóór de datum waarop de bepalingen van deze overeenkomst van kracht worden.
Artikel 12 Inwerkingtreding
Deze overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de laatste van de data waarop de respectieve regeringen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat de in hun respectieve staten voorgeschreven grondwettelijke formaliteiten zijn vervuld en de bepalingen ervan vinden toepassing op de datum vanaf welke de richtlijn overeenkomstig artikel 17, leden 2 en 3, van de richtlijn van toepassing is.
Artikel 13 Beëindiging
Deze overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een van beide overeenkomstsluitende staten wordt beëindigd. Elke overeenkomstsluitende staat kan de overeenkomst langs diplomatieke weg beëindigen door ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar na het verstrijken van een tijdvak van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst kennis te geven van beëindiging. In dat geval houdt de overeenkomst op van toepassing te zijn voor tijdvakken die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gegeven.
Deze overeenkomst is opgesteld in de Duitse, de Engelse en de Nederlandse taal, alle teksten zijnde gelijkelijk authentiek. In geval van verschil van interpretatie tussen de teksten in de verschillende talen, is de Engelse tekst doorslaggevend.
Voor de Republiek Oostenrijk Voor het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba
Xxxxxx Xxxxxxxxx X. Xxxxx-Xxxxxxxxxx
BIJLAGE
Artikel 7
Geheimhouding
1. Alle inlichtingen waarover een lidstaat uit hoofde van deze richtlijn beschikt, worden in deze lidstaat geheim gehouden op dezelfde wijze als geschiedt met de gegevens die deze lidstaat verkrijgt uit hoofde van de eigen nationale wetgeving. Hoe dan ook mogen deze inlichtingen:
- alleen aan die personen ter kennis worden gebracht die bij de vaststelling van de belastingschuld of bij de administratieve controle in verband met de vaststelling van de belastingschuld rechtstreeks betrokken zijn,
- alleen worden onthuld in gerechtelijke procedures of in procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de belastingschuld, en alleen aan die personen die rechtstreeks bij deze procedures betrokken zijn; deze inlichtingen mogen echter tijdens openbare rechtszittingen of bij rechterlijke uitspraken worden vermeld, indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt, daar geen bezwaar tegen maakt op het moment dat zij de inlichtingen in eerste instantie verstrekt,
- in geen geval worden gebruikt voor andere doeleinden dan fiscale doeleinden of gerechtelijke procedures of procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de belastingschuld.
Bovendien kan door de lidstaten worden bepaald dat de in de eerste alinea bedoelde inlichtingen mogen worden gebruikt om andere heffingen, rechten en belastingen vast te stellen die vallen onder artikel 2 van Richtlijn 76/308/EEG.
2. Het bepaalde in lid 1 houdt niet in dat een Lid-Staat waarvan de wetgeving of de administratieve praktijk voor nationale doeleinden verdergaande beperkingen bevatten dan die welke in dit lid zijn vervat, gehouden is tot het verstrekken van inlichtingen indien de Staat waar- voor deze zijn bestemd, zich niet verbindt deze verdergaande beperkingen in achtte nemen.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de bevoegde autoriteit van de inlichtingen verstrekkende Lid-Staat toestaan dat in de Lid-Staat die de inlichtingen ontvangt, deze ook voor andere doeleinden worden gebruikt, indien de wetgeving van de inlichtingen verstrekkende Lid- Staat in het eigen land een gelijksoortig gebruik onder overeenkomstige omstandigheden toestaat.
4. Wanneer de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat van mening is dat de innlichtingen die zij van de bevoegde autoriteit van een andere Lid-Staat heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde Lid-Staat, kan zij de betrokken inlichtingen met toestemming van de bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft verstrekt, doorgeven aan de bevoegde autoriteit van laatstbedoelde Lid-Staat.