Contract
Inhoud | ||
Algemeen | ||
Begripsbepalingen | ||
Afkortingen | ||
Specifieke Bepalingen Hardrijden Marathon | ||
Artikel | 401 | Doel van de sectie |
Artikel | 402 | Het Sectiebestuur (SBM) |
Artikel | 403 | De onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden door het sectiebestuur |
Artikel | 404 | De Gewestelijke Technische Commissie (GTC) |
Artikel | 405 | De vergadering met de gezamenlijke GTC’s |
Artikel | 406 | De scheidsrechterscommissie (SRC) |
Wedstrijdreglement Marathon | ||
Artikel | 409 | Algemeen |
Wedstrijdbepalingen | ||
Artikel | 410 | Start |
Artikel | 411 | Fair play |
Artikel | 412 | Verzorging |
Artikel | 413 | Onderbreking en afgelasting |
Artikel | 414 | Finish en uitslag |
Artikel | 415 | Maatregelen en sancties |
Technische bepalingen | ||
Artikel | 420 | Uitrusting |
Artikel | 421 | Promotie en degradatie |
Artikel | 422 | Deelname aan (inter)nationale wedstrijden |
Artikel | 423 | NK’s |
Artikel | 424 | Puntenwaardering en prijzen |
Organisatorische bepalingen | ||
Artikel | 430 | Organisatie en toewijzing van wedstrijden |
Artikel | 431 | Veiligheid |
Artikel | 432 | Functionarissen bij wedstrijden |
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Algemeen:
1. Hij of zij: Waar “hij” staat kan, indien van toepassing, ook “zij” gelezen worden.
2. Licentiehouders: Natuurlijke personen die op grond van de door hen verstrekte licentie gerechtigd zijn deel te nemen aan wedstrijden georganiseerd door of namens de Bond.
3. Deelnemers: Natuurlijke personen die als licentiehouders zich inschrijven met het oog op deelname aan wedstrijd(en) georganiseerd door of namens de Bond.
4. Seizoen: De periode van 1 juli tot en met 30 juni daaropvolgend.
5. (Inter)nationale wedstrijd: wedstrijd die staat vermeld op de (inter)nationale wedstrijdkalender, welke vermeld en actueel gehouden wordt op de officiële website(s) van de KNSB.
6. Kunstijs(baan): Een schaatsbaan met ijs (bevroren water) dat op een kunstmatige manier is bevroren en op een kunstmatige manier in stand wordt gehouden.
7. Natuurijs(baan): Een schaatsbaan met ijs (bevroren water) dat op natuurlijke wijze is ontstaan.
8. Marathon Info: Het Marathon Informatieboekje dat voor aanvang van elk schaatsseizoen wordt uitgegeven, waarin de, op het moment van publicatie, actuele reglementen, deelnemerslijsten en overige relevante informatie met betrekking tot marathonschaatsen voor een seizoen zijn opgenomen.
9. Collectieve Samenwerkings Overeenkomst Marathon (CSOM): Dit document regelt de verhouding tussen de KNSB en de marathonmerkenteams, met het doel tot een vorm van samenwerking te bewerkstelligen ter verbetering en stimulering van de prestaties van de KNSB-marathonrijders met een wedstrijdlicentie, zowel individueel als gezamenlijk, ter bewaking van de rechtspositie van de licentiehouders en ter bevordering van de continuïteit van het marathonschaatsen in de topdivisie en beloftendivisie.
Wedstrijdtechnisch:
1. Achterblijver: Een deelnemer die achter het peloton rijdt.
2. Koploper: Een deelnemer die voor het peloton rijdt.
3. Peloton: Het peloton is de grootste groep op elk moment in de wedstrijd. Er is sprake van een nieuwe groep (1 of meerdere deelnemers) als de gemeten tijd op de finishlijn tussen de deelnemers
1 seconde of meer bedraagt (op basis van transpondertijd). Indien er meerdere grootste groepen zijn, wordt de achterste groep aangemerkt als peloton.
Besturen, organen en functies:
1. Bestuur: Het orgaan bedoeld in artikel 2:44 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 16 lid 1 en in artikel 17 lid 1 van de statuten, te weten het bestuur van de bond.
2. Bondsbureau: Het bureau bedoeld in artikel 29 van de statuten, te weten de door de bond ingestelde organisatie van betaalde medewerkers die volgens door het bestuur op te stellen bepalingen en richtlijnen werkzaamheden ten behoeve van de bond verricht.
3. Competitieleider (CL): De bondsbureaumedewerker die belast is met de uitvoering van de marathonwedstrijden op de nationale wedstrijdkalender; Hij is tevens de landelijke natuurijscoördinator.
4. Gewestelijke natuurijscoördinator: Een gewestelijk functionaris die het contact onderhoudt met de landelijke coördinator natuurijs t.a.v. de toewijzing en organisatie van (inter)nationale wedstrijden op gewestelijk natuurijs.
5. Gewestelijke Technische Commissie (GTC): Technische commissie die in het gewest de sporttechnische belangen van de tot dat gewest behorende groep van licentiehouders behartigt.
6. Landelijke natuurijscoördinator: De bondsbureaumedewerker die belast is met de uitvoering van de marathonwedstrijden op Nederlands natuurijs en daartoe het contact onderhoudt met de gewestelijke natuurijscoördinatoren.
7. Marathonmerkenteam: Een als zodanig door het bestuur van de KNSB erkende groep van KNSB- licentiehouders die geheel voor rekening, risico en verantwoordelijkheid van een door de KNSB erkende (groep van) sponsor(en) zich voorbereiden op en deelnemen aan nationale en internationale marathonwedstrijden.
8. Juryleden: Gekwalificeerde KNSB officials, belast met de taak van een goed verloop van de wedstrijd.
9. Sectiebestuur marathon (SBM): Een organisatorische eenheid in de bond conform artikel 10 van de statuten die nationaal en gewest overstijgend de marathonschaatssport behartigt. Organisatorisch is alle sportbeoefening in georganiseerd wedstrijdverband die niet onder topsport en breedtesport valt het werkterrein van het SBM.
10. Scheidsrechterscommissie Marathon (SRC): een organisatorische eenheid in de bond vallend onder het SBM die zich bezig houdt met reglementen, organisatorische en jury technische aangelegenheden.
11. Technisch Directeur (TD) : De directeur binnen de KNSB die verantwoordelijk is voor topsport.
12. Sponsor: Een sponsor dient een rechtspersoon naar Nederlands recht te zijn, dan wel een in Nederland erkende buitenlandse rechtspersoon. Onder een sponsor wordt verstaan een sponsor die de CSOM van de KNSB aanvaardt en respecteert.
Categorieën:
1. Pupillen: Deelnemers die voor 1 juli voorafgaande aan het betreffende seizoen een zekere leeftijd hebben bereikt. Voor Pupillen A is dat de leeftijd 12 jaar en voor Pupillen B is dat 11 jaar.
2. Junioren: Deelnemers die voor 1 juli voorafgaande aan het betreffende seizoen een zekere leeftijd hebben bereikt. Voor Junioren A is zijn dat de leeftijden 17 en 18 jaar, voor Junioren B zijn dat 15 en 16 jaar en voor Junioren C zijn dat 13 en 14 jaar.
3. Neo-senioren: Deelnemers die voor 1 juli voorafgaande aan het betreffende seizoen minimaal de 19- jarige, maar nog niet de 23-jarige leeftijd hebben bereikt, aangevuld met deelnemers onder 19 jaar met dispensatie. Neo-senioren worden, aangevuld met junioren, ook wel Jongeren genoemd.
4. Senioren: Deelnemers die voor 1 juli voorafgaande aan het betreffende seizoen minimaal de 23-jarige, maar nog niet de 39-jarige leeftijd hebben bereikt.
5. Masters: Deelnemers die voor 1 juli voorafgaande aan het betreffende schaatsseizoen de leeftijd van 39 jaar en ouder hebben bereikt en niet uitkomen in de topdivisie of beloftendivisie.
Afkortingen
ASTM American Society for Testing and Materials
CSOM Collectieve Samenwerkings Overeenkomst Marathon CL Competitieleider
EHBO Eerste Hulp Bij Ongelukken
GTC Gewestelijke Technische Commissie
ISU International Skating Union
KNSB Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond NK Nederlands Kampioenschap
ONK Open Nederlands Kampioenschap
SBM Sectiebestuur Marathon
SRC Scheidsrechterscommissie Marathon
TD Technisch Directeur
Specifieke Bepalingen Hardrijden Marathon
Reglement Bestuur en Organisatie van de sectie Hardrijden Marathon, hierna te noemen sectie.
Artikel 401
Doel van de Sectie
1. Overeenkomstig de statuten en het Algemeen Reglement van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Xxxx, hierna te noemen KNSB of Bond, is het Sectiebestuur Marathon, hierna te noemen SBM, een orgaan van de KNSB.
2. De Sectie heeft taken overeenkomstig het Algemeen Reglement artikel 9 t/m 13.
3. Dit reglement behandelt het bestuur en de organisatie van de Sectie. De wedstrijdreglementen zijn vanaf Artikel 409 van dit reglement vermeld.
4. Tot de organen van de Sectie behoren:
a. het SBM;
b. de SRC.
5. In bijzondere gevallen kan het SBM afwijken van dit reglement, daar waar het de taken van het SBM betreft.
6. Waarin dit reglement niet voorziet beslist de hoofdscheidsrechter in wedstrijdtechnische aangelegenheden, in alle andere gevallen het SBM, daar waar het de taken van het SBM betreft, in afstemming met de TD.
Artikel 402
Het Sectiebestuur (SBM)
1. Het SBM wordt benoemd overeenkomstig artikel 10 lid 2 en artikel 16 lid 4 van de Statuten en artikel 10 lid 2 van het Algemeen Reglement en is verantwoording verschuldigd aan het Bestuur ten aanzien van het vastgestelde beleid en de besteding van de ter beschikking gestelde budgetten. Het dient te handelen conform het reglement van orde KNSB.
2. Het SBM zal ervoor waken dat zelfs niet de schijn van ongewenste vermenging van belangen van een bestuurder of official kan ontstaan.
3. Jaarlijks treedt een aantal bestuursleden af volgens een door het SBM opgemaakt rooster. Hij die in een vacature wordt benoemd, neemt op het rooster de plaats in van zijn voorganger.
Artikel 403
De onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden door het Sectiebestuur (SBM)
1. Het SBM is als geheel verantwoordelijk voor de uitvoering van alle aan het SBM toevertrouwde taken en is als geheel verantwoordelijk voor de door het sectiebestuur SBM genomen besluiten.
2. De leden van het Sectiebestuur SBM verdelen onderling, met inachtneming van het verder in dit artikel gestelde, de eerste verantwoordelijkheid voor een bepaalde taak en de terreinen van specifieke aandacht.
Artikel 404
De Gewestelijke Technische Commissie (GTC)
1. Op verzoek van het SBM wordt per kunstijsbaan door het betreffende Gewestelijke bestuur een baancontactpersoon Marathon benoemd, die in het bijzonder de relatie onderhoudt met:
a. het SBM;
b. de Competitieleider t.a.v. de organisatie van nationale wedstrijden op kunstijs.
2. Op verzoek van het SBM wordt per gewest een gewestelijk coördinator natuurijs benoemd, die in het bijzonder de relatie onderhoudt met de landelijke coördinator natuurijs t.a.v. de toewijzing en organisatie van nationale wedstrijden op natuurijs.
3. De baancontactpersoon marathon maakt ambtshalve deel uit van de in het Algemeen Reglement genoemde GTC.
4. De GTC kan het benoemen van een organisatiecomité per baan aan de Baancommissies van desbetreffende ijsbanen delegeren. De organisatiecomités dragen, onder verantwoordelijkheid van het Gewest en in overleg met het SBM, zorg voor de organisatie van de hen toegewezen nationale wedstrijden marathon. De Baancontactpersoon maakt deel uit van het organisatiecomité.
Artikel 405
De vergadering met de gezamenlijke GTC’s.
1. Het SBM vergadert tenminste tweemaal per seizoen met de vertegenwoordigers van alle GTC’s onder leiding van de voorzitter van het SBM, t.w. na afloop van de competitie op kunstijs en vóór de aanvang van het nieuwe seizoen. De voorjaarsvergadering wordt gehouden in de maand april en de najaarsvergadering wordt gehouden in de maand september.
In de voorjaarsvergadering informeert het SBM over het gevoerde beleid, activiteiten en wedstrijdreglement in het afgelopen seizoen en schetst door middel van een concept beleidsplan Marathon een beeld van het te voeren beleid voor het volgende seizoen.
Vaste onderwerpen die tijdens de najaarsvergadering aan de orde komen, zijn:
a. het beleidsplan, waaronder begrepen de begroting, het voorgenomen beleid voor het komende seizoen;
b. de nationale wedstrijdkalender voor het komende seizoen;
c. de regels van promotie en degradatie die zullen worden toegepast na afloop van het komende seizoen voor zover deze afwijken van het gestelde in het wedstrijdreglement.
2. Tot de bevoegdheid van deze vergadering behoort het voordragen van personen voor de vrijgevallen functies binnen het SBM en alle organen genoemd in artikel 401 lid 4 van dit reglement.
3. De besluiten van deze vergadering worden genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. Geldige besluiten kunnen slechts worden genomen, indien ten minste de helft van het aantal stemhebbende licentiehouders zijn vertegenwoordigd. Het aantal stemmen wordt bepaald door het aantal licentiehouders in de marathonsport dat overeenkomstig de statuten van de bond, door elke GTC wordt vertegenwoordigd.
4. Het SBM is echter bevoegd, ongeacht het aantal vertegenwoordigde licentiehouders een besluit te nemen, indien dat besluit niet ter vorige vergadering kon worden genomen, omdat niet minimaal de helft van de vertegenwoordigde licentiehouders aanwezig was.
Artikel 406
De Scheidsrechterscommissie (SRC)
1. In de voorjaarsvergadering van het SBM met de GTC’s wordt op voordracht van het SBM een SRC van minstens drie personen benoemd, waarvan tenminste één lid dient te zijn van het SBM.
2. De leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar en zijn ten hoogste tweemaal, al dan niet aansluitend, herbenoembaar, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar. De leden van de SRC benoemen uit hun midden een voorzitter en een secretaris.
3. Zo mogelijk heeft ten minste één van hen kennis van en ervaring in het uitvoerende (inter)nationale jurywerk.
4. Voor de taken van de SRC zie Algemeen Reglement artikel 13 lid 2f t/m 2j.
Wedstrijdreglement Marathon
Artikel 409 Algemeen
1. Dit reglement behandelt de wedstrijdtechnische zaken, alsmede de regels geldend voor de marathonwedstrijden in Nederland en voor zover van toepassing, specifieke regels voor de (inter)nationale marathonwedstrijden die onder auspiciën van de KNSB door een lid van de KNSB worden georganiseerd.
2. Onder marathonwedstrijden worden in dit reglement verstaan:
Alle schaatswedstrijden waaraan wordt deelgenomen door minimaal 5 deelnemers die allen tegelijk starten op een ijsbaan van minimaal 333,33 meter of een traject over:
a. Minimaal een afstand langer dan 6,4 kilometer en maximaal 200 kilometer voor deelnemers die voor 1 juli voorafgaande aan het schaatsseizoen de 17-jarige leeftijd hebben bereikt (Junioren A, Neo-senioren, Senioren en Masters), aangevuld met deelnemers met dispensatie.
b. Minimaal een afstand langer dan 4 kilometer en maximaal 25 kilometer voor deelnemers die voor 1 juli voorafgaande aan het schaatsseizoen wel de 13-jarige leeftijd, maar nog niet de 17- jarige leeftijd hebben bereikt (Junioren B en C).
c. Minimaal een afstand van 2 kilometer en maximaal 10 kilometer voor deelnemers die voor 1 juli voorafgaande aan het schaatsseizoen de 13-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt (Pupillen).
d. De Competitieleider kan in afstemming met de Technisch Directeur voor een afwijkende afstand aan de organisatie dispensatie verlenen.
3. In bijzondere gevallen kan de Competitieleider, in afstemming met de Technisch Directeur, afwijken van dit reglement.
4. Xxxxxx dit reglement niet voorziet beslist de hoofdscheidsrechter in wedstrijdtechnische aangelegenheden. In alle andere gevallen de Competitieleider in afstemming met de Technisch Directeur.
5. Bij niet (inter)nationale wedstrijden kunnen GTC’s afwijkende regels vaststellen, met uitzondering van artikel 420 lid 1.
6. De bepaling en vaststelling van de wedstrijdformule voor (inter)nationale wedstrijden en competities behoren tot de bevoegdheid van de Competitieleider in afstemming met de Technisch Directeur. De wedstrijdformule zal worden vermeld in de officiële wedstrijdkalender en de Marathon Info van de KNSB.
Wedstrijdbepalingen
Artikel 410 Start
1. Deelnemers aan marathonwedstrijden dienen zich uiterlijk 30 minuten voor aanvang van de wedstrijd persoonlijk aan te melden bij het inschrijfbureau voor registratie. Deelnemers die na registratie niet van start gaan, dienen zich af te melden.
2. Op een (kunst)ijsbaan van 400 meter is van toepassing:
a. De aanvangsopstelling is voor alle deelnemers gezamenlijk vóór de 500-meter startlijn. Het startsignaal wordt op de finishlijn gegeven na het verrijden van 100 meter en één warming-up ronde. Vanaf het startsignaal start de rondentelling.
b. Deelnemers die voor het startsignaal ten val komen, mogen weer aansluiten zonder een ronde achterstand op te lopen.
c. Na het startsignaal kunnen geen deelnemers meer aan de wedstrijd worden toegevoegd.
3. Voor marathons op een parcours dat korter of langer is dan 400 meter of een trajectwedstrijd, geldt de door de plaatselijke organisatoren vastgestelde startprocedure, mits deze is goedgekeurd door de scheidsrechter en zoveel mogelijk gelijk is als aan de startprocedure op kunstijs.
4. Zie artikel 415 bij overtreding van datgeen gesteld in dit artikel.
Artikel 411
Fair play, wijze van rijden en ploegenspel
1. Een deelnemer doet mee met inachtneming van erkende beginselen van sportiviteit en eerlijk spel, evenals inachtneming van de gedragscodes van de KNSB en NOC*NSF.
2. Instructies van de jury dienen opgevolgd te worden.
3. Deelnemers, ploegleiders en verzorgers dienen zicht correct te gedragen in woord en/of gebaar tegen de jury, organisatie en derden.
4. Het gebruiken van discriminerende taal en/of het maken van discriminerende gebaren is niet toegestaan.
5. Rondenwedstrijden worden tegen de wijzers van de klok in verreden, dat wil zeggen dat de deelnemer de binnenkant van de geduide baan c.q. het parcours aan zijn linkerzijde heeft.
6. Deelnemers moeten binnen de aangeduide wedstrijdbaan c.q. het parcours blijven. Het duiden van de wedstrijdbaan kan onder andere door het plaatsen van pylonen.
7. Deelnemers die de wedstrijd staken zonder tussenkomst van de scheidsrechter, dienen zich af te melden bij de jury aan de finish en verlaten daarna onmiddellijk de wedstrijdbaan.
8. Een deelnemer heeft een ronde achterstand op het peloton wanneer hij, na gelost te zijn uit het peloton, door de voorste deelnemer van het peloton is bijgehaald naar het oordeel van de scheidsrechter.
9. Een deelnemer die tijdens de wedstrijd op een ronde achterstand ten opzichte van het peloton komt, dient zich onmiddellijk te begeven naar het buitenste deel van de baan en de wedstrijd te verlaten. Door de scheidsrechter kan besloten worden af te wijken van deze regel, wat vroegtijdig kenbaar gemaakt zal worden.
10. Het is deelnemers niet toegestaan om op een ongeoorloofde wijze te rijden, waardoor andere deelnemers worden benadeeld in het wedstrijdverloop, deelnemer voordeel probeert te behalen en/of gevaar of hinder ontstaat voor andere deelnemers. Dit betreft onder andere duwen en trekken, het afwijken van de rechte lijn of het hinderen van een inhalende en/of een ingehaalde deelnemer.
11. Het is niet toegestaan de wedstrijd te beïnvloeden door middel van het hinderen of helpen door een deelnemer nadat hij is gefinisht.
12. Het is niet toegestaan mensgericht fysiek geweld toe te passen of het ondernemen van pogingen daartoe. Dit betreft onder andere duwen, trekken, slaan, mishandelen, verwonden, schoppen, spugen, of het hinderen van een inhalende en/of een ingehaalde deelnemer, een deelnemer ten val te brengen en/of een deelnemer ernstig te benadelen in het wedstrijdverloop.
13. Het is niet toegestaan zaakgericht fysiek geweld ten opzichte van andere deelnemers of overige personen toe te passen. Dit betreft onder andere het vernielen en beschadigen van zaken.
14. Xxxxxxxxxxx en hulp van ploeggenoten binnen een team is toegestaan zonder elkaar aan te raken.
15. Ploegenspel en hulp van deelnemers van verschillende teams is niet toegestaan.
16. Hulp van achterblijvers aan koplopers is op ijsbanen tot en met een lengte van 800 meter tot de laatste vijf ronden toegestaan.
17. Op ijsbanen en/of –trajecten welke langer zijn dan 800 meter, geldt een algeheel verbod met betrekking tot hulp van achterblijvers aan koplopers.
18. Het is deelnemers niet toegestaan om ongeoorloofde hulp, naar het oordeel van de scheidsrechter, te accepteren,
19. De scheidsrechter heeft de mogelijkheid tot ingrijpen. Dit kan onder andere door het onderbreken van de wedstrijd, het laten plaatsvinden van een herstart en/of het (laten) verwijderen van personen van de ploegleiders-, verzorgingsplaats en/of ijsbaan.
20. Zie artikel 415 bij overtreding van datgeen gesteld in dit artikel.
Artikel 412 Verzorging
1. Bij marathonwedstrijden op ijsbanen tot en met een lengte van 800 meter is verzorging toegestaan, behalve in de eerste 25 en in de laatste 25 ronden. Op ijsbanen of trajecten met een lengte langer dan 800 meter is verzorging vanaf start tot finish toegestaan op de verzorgingsplaats(en).
2. Koelboxen en/of andere attributen, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze een gevaar kunnen vormen, mogen niet op de baan c.q. het parcours staan of op de baanbescherming geplaatst worden.
3. Verzorging is alleen toegestaan op de aangewezen verzorgingsplaats(en) aan de rechterzijde van de baan c.q. het parcours.
4. Wegwerpen van een voorwerp is slechts toegestaan op de verzorgingsplaats(en) of binnen de aangewezen afvalzones. Het wegwerpen dient op een zodanige wijze te gebeuren dat dit geen gevaar oplevert voor andere deelnemers.
5. Verzorger en ploegleider
a. De verzorger en ploegleider dienen zich tijdens de wedstrijd binnen de door de scheidsrechter bepaalde grenzen langs de wedstrijdbaan of het parcours te bevinden; ploegleiders mogen zich alleen op schaatsen op het ijs bevinden op natuurijsbanen en/of -trajecten welke langer zijn dan 800 meter, uitgezonderd op de verzorgingsplaats en/of finishstraat. Het is de ploegleider niet toegestaan om naast de deelnemers mee te schaatsen.
b. De verzorger en ploegleider dienen herkenbare kleding van het marathonmerkenteam te dragen. Deze kleding dient onderscheidend te zijn van de kleding van andere marathonmerkenteams.
c. Verzorgers, evenals ploegleiders die verzorgen, dienen bij natuurijswedstrijden vanaf het moment dat ze het ijs betreden totdat de laatste deelnemer van de wedstrijd is gefinisht snowsteps/schoenspikes te dragen.
6. Zie artikel 415 bij overtreding van datgeen gesteld in dit artikel.
Artikel 413
Onderbreking en afgelasting
1. De scheidsrechter kan een wedstrijd onderbreken aan de hand van de volgende richtlijnen:
a. Bij een onveilige c.q. gevaarlijke situatie
b. Op aanwijzing of advies van de dienstdoende arts;
c. Bij een ongeval waarbij verzorging op het ijs nodig is;
d. Bij gevaarlijke weersomstandigheden;
e. Bij stroomuitval;
f. Bij overtreding van de regels m.b.t. fairplay, wijze van rijden en ploegenspel;
g. Bij niet opvolgen instructies van de jury.
2. Als na een onderbreking de wedstrijd wordt hervat, wordt de wedstrijd als volgt voortgezet:
a. Herstart op de startlijn 500 meter;
b. Uitrijden resterende ronden;
c. Als de wedstrijd in de laatste tien ronden is onderbroken, zullen bij een herstart nog tien ronden worden gereden.
3. Deelnemers met één of meer ronden voorsprong op het peloton, behouden die positie. Deelnemers die op het moment van onderbreking vooruit reden, maar nog geen ronde voorsprong hadden, verliezen hun voorsprong. Deelnemers die op achterstand rijden, maar nog geen ronde achterstand hebben op het peloton, mogen weer aansluiten bij het peloton.
4. In geval van een herstart van de wedstrijd als gevolg van een val van één of meerdere deelnemers, mogen de deelnemers die ten val zijn gekomen en nog liggen/zitten op het moment dat de wedstrijd wordt onderbroken, niet meer deelnemen wanneer de wedstrijd wordt hervat.
5. Zo nodig kan een wedstrijd (voortijdig) worden beëindigd.
6. Barrage
a. Indien bij een natuurijswedstrijd het tijdsverschil tussen twee groepen deelnemers uit verschillende wedstrijden (bijvoorbeeld het dames- en herenpeloton) kleiner dan 30 seconden is geworden, kan de jury besluiten tot het maken van barrage. Dit houdt in dat de deelnemers in de langzamere groep aan een zijde van het parcours gaan rijden en temporiseren. Ze moeten de snellere groep laten passeren. Het einde van de barrage wordt aangegeven indien het verschil tussen beiden groepen weer minimaal 30 seconden bedraagt. De jury geeft aan wanneer er barrage gemaakt moet worden en wanneer dit ten einde is.
b. Wanneer het inhalen dreigt plaats te vinden in de finale (laatste 5 km wedstrijd) van één van de categorieën, dan kan de wedstrijd van de andere categorie - ervan uitgaande dat deze wedstrijd zich nog niet in de finale bevindt - zo nodig tijdelijk worden geneutraliseerd. Dit ter beoordeling van de scheidsrechter.
c. Op basis van de laatst gemeten tijdsverschillen zoals gemeten door de begeleidende scheidsrechters voordat de pelotons elkaar inhaalden, worden de onderlinge tijdsverschillen van minimaal 30 seconden aan de groepen en/of individuele deelnemers teruggegeven.
d. Om de tijdsverschillen te herstellen kan het nodig zijn dat groepen, individuele deelnemers of het peloton tijdelijk worden geneutraliseerd op aanwijzing van de scheidsrechters.
Artikel 414 Finish en uitslag
1. Algemeen
a. Tijdens de finishprocedure mogen reeds gefinishte deelnemers zich niet bevinden op de laatste 200 meter vóór de finishlijn.
b. Indien de scheidsrechter meent dat de omstandigheden het noodzakelijk of zinvol maken het aantal te rijden ronden of de afstand aan te passen, dan kan hij daartoe besluiten.
c. De huldiging is een onderdeel van de wedstrijd. Bij marathonwedstrijden worden de prijzen uitgereikt in de volgorde 3e, 2e, 1e. Vervolgens worden eventuele nevenklassementen zoals een jongerenklassement gehuldigd, waarna de huldiging afgesloten wordt met een eventuele huldiging van de leider in het algemeen klassement. Deelnemers dienen zich zo spoedig mogelijk na bekendmaking van de uitslag naar de huldiging te begeven.
d. Zie artikel 415 bij overtreding van datgeen gesteld in dit artikel.
2. De afsprintprocedure
a. Alle deelnemers in dezelfde ronde als het peloton krijgen de bel.
b. Bij deelnemers met één ronde voorsprong ten opzichte van het peloton, sprint het peloton 5 ronden eerder af.
c. Deze procedure herhaalt zich voor elke groep van deelnemers met telkens één ronde voorsprong meer. In alle gevallen sprint het peloton zoveel ronden eerder af als nodig is om de leidende groep van deelnemers inclusief de winnaar exact het vooraf aangekondigde aantal ronden te kunnen laten rijden.
d. Wanneer de leidende groep echter bestaat uit 6 of meer deelnemers, sprint de voorlaatste groep af met het rondenbord op 10.
e. Wanneer slechts 1 deelnemer 1 of meerdere ronden voorsprong heeft ten opzichte van het peloton of eerstvolgende groep, sprint het peloton 2 ronden eerder af.
f. Indien na het afsprinten van het peloton een groep van samenstelling verandert kan een hernieuwde afsprintprocedure opgestart worden.
Afsprintprocedure bij ronde(n) voorsprong | |
1 deelnemer | 2 ronden eerder |
2≤5 deelnemers | 5 ronden eerder |
6 ≥ deelnemers | 5 ronden eerder indien niet leidende groep |
10 ronden eerder indien leidende groep |
3. Het finishen
a. De winnaar van de wedstrijd rijdt exact het vooraf aangegeven aantal ronden.
b. Bij het afsprinten sprint het peloton als eerste af, daarna apart de deelnemer(s) met 1 of meerdere ronden voorsprong ten opzichte van het peloton.
c. Dit houdt in dat het rondenbord het aantal nog te rijden ronden van de koploper(s) in de wedstrijd aangeeft. Het aantal nog te rijden ronden op het rondenbord wordt naar beneden bijgesteld voordat de bel wordt geluid.
d. Een deelnemer heeft een ronde voorsprong op het peloton wanneer hij naar het oordeel van de scheidsrechter de achterste deelnemer van het peloton heeft bereikt. De scheidsrechter kan in de slotfase van een wedstrijd besluiten tot toekenning van een ronde voorsprong, indien koploper(s) het peloton nog niet hebben bereikt, maar waarbij dit wel verwacht mag worden naar het oordeel van de scheidsrechter.
e. De scheidsrechter bepaalt welke deelnemers één of meerdere ronden voorsprong of achterstand op het peloton hebben. Hierbij is het moment van bijhalen van het peloton door de kopgroep bepalend voor het wel/niet uit de wedstrijd nemen van deelnemers.
f. Een deelnemer die op aanwijzing van de scheidsrechter uit de wedstrijd wordt genomen, kan door de scheidsrechter worden geklasseerd. Vanaf het moment van voortijdig klasseren van de eerste deelnemer in de uitslag bij het verlaten van de wedstrijd, worden alle resterende deelnemers geklasseerd die op dat moment voor de betreffende deelnemer in de wedstrijd rijden, indien zij de wedstrijd verlaten, behoudens de deelnemers die de wedstrijd verplicht verlaten middels artikel 411.
g. Een deelnemer is gefinisht, wanneer de voorpunt van het ijzer van de eerst aankomende schaats de finishlijn heeft aangeraakt of bereikt na het voorgeschreven aantal ronden.
h. Bij een val vlak voor de finish wordt de deelnemer geklasseerd op basis van de voorpunt van het ijzer van de eerste schaats die in de lucht over de finishlijn komt.
i. Indien een deelnemer vlak voor de finish valt, zodat de eerste schaats buiten de wedstrijdbaan aankomt, moet de tijd worden opgenomen op het moment dat de voorpunt van het ijzer van deze schaats het verlengde van de finishlijn bereikt.
Het is niet toegestaan opzettelijk met de schaats naar voren schoppen bij de finishlijn (zodat de schaats het contact met het ijs volledig verliest), of met het lichaam over de finishlijn te duiken.
4. Het finishen en de uitslag bij wedstrijden op natuurijs
a. Rondenwedstrijden: Wedstrijden over een aantal ronden op een natuurijsparcours en kunstijsbanen langer dan 800 meter.
1. Een deelnemer die tijdens de wedstrijd voor het ingaan van de laatste 2 ronden, op 1 ronde achterstand ten opzichte van het peloton komt, wordt uit de wedstrijd genomen en wordt niet geklasseerd.
2. Een deelnemer die in de laatste 2 ronden wordt of dreigt te worden ingelopen, wordt door de scheidsrechter in overleg met de aankomstrechter uit de wedstrijd genomen en geklasseerd, nadat deze deelnemer wel of niet de bel heeft gekregen.
3. Indien de deelnemer op achterstand bij aanvang van de laatste ronde niet meer door het peloton kan worden ingelopen, heeft de deelnemer het recht de volledige afstand uit te rijden, mits de omstandigheden dit toelaten.
b. Trajectwedstrijden: Wedstrijden van A naar B.
1. Een deelnemer mag de wedstrijd uitrijden.
2. Een deelnemer wordt geklasseerd, als binnen de tijd van de winnaar in zijn categorie plus 20% wordt gefinisht.
5. De vaststelling van de uitslagen
a. Verschillende technologieën/technische oplossingen mogen worden gebruikt om de finishvolgorde te bepalen:
1. Een systeem dat fotografisch bewijs van de finish van de deelnemers, op een zodanige wijze gebruikt dat een ongestoorde video onmiddellijk na de finish kan worden gereproduceerd (“finishvideosysteem”).
2. Een systeem gebaseerd op transponders waarbij gebruik wordt gemaakt van signalen van een chip gedragen door de deelnemers om de finishtijd van de deelnemers vast te leggen (“transponder systeem”)
b. Het finishvideosysteem vormt voor de eerste 20 deelnemers, aangevuld met het transpondersysteem voor de overige deelnemers, de voorlopige uitslag.
1. Indien de voorpunt van de schaatsen van de deelnemer(s) niet zichtbaar is op de video, is de transpondertijd leidend voor deze deelnemer(s).
2. Indien de transponders van een deelnemer tijdens de wedstrijd niet zijn gedetecteerd en een deelnemer wel punten heeft behaald middels minimaal een ronde voorsprong op het peloton, maar hij niet is geëindigd bij de eerste 20 deelnemers, wordt hij als laatste deelnemer in de uitslag van de deelnemers met betreffend aantal ronden voorsprong geklasseerd.
3. Indien de transponders van een deelnemer tijdens de wedstrijd niet zijn gedetecteerd en een deelnemer geen punten heeft behaald middels een ronde voorsprong op het peloton, wordt hij niet in de uitslag opgenomen.
c. De voorlopige uitslag en de uitslagen van sprints, jongeren, etc. worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt. Indien binnen 30 minuten na het publiceren van de voorlopige uitslag geen protest hiertegen is ingediend, is de uitslag officieel.
d. Protesten tegen de uitslag dienen schriftelijk bij de scheidsrechter te worden ingediend. Protesten kunnen worden ingediend door de ingeschreven deelnemer(s) en/of met hun toestemming door hun ploegleider. Bij een protest beoordeelt de aankomstrechter in overleg met de hoofdscheidsrechter de inhoud van het protest aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens. De hoofdscheidsrechter beslist om de voorlopige uitslag wel of niet te wijzigen.
e. Gewijzigde voorlopige uitslagen worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt. Indien binnen 30 minuten na het publiceren van de gewijzigde voorlopige uitslag geen protest hiertegen is ingediend, is de uitslag officieel.
f. Als bij gelijk eindigen op de finish de video-opname en de aankomstrechter met zijn aankomstjury geen uitsluitsel geeft, beslist de transponderuitslag tot op 1/1000 seconde.
g. Bij klassering is er sprake van een nieuwe groep (1 of meerdere deelnemers als de gemeten tijd op de finishlijn tussen de deelnemers 1 seconde of meer bedraagt (op basis van transponderuitslag).
h. De hoofdscheidsrechter keurt de definitieve uitslagen goed en bekrachtigt deze met zijn handtekening.
Artikel 415
Maatregelen en Sancties
1. Algemeen
a. Het gezag van de jury over de deelnemers en ploegleiders/verzorgers wordt effectief op de wedstrijddag. Dit betekent dat sancties opgelegd kunnen worden aan de deelnemers, ploegleiders en verzorgers voor onregelmatigheden op de wedstrijddag. In het geval van incidenten buiten de genoemde periode dient de scheidsrechter het incident te rapporteren aan de Competitieleider en de SRC, maar hij kan de betrokken deelnemer(s), ploegleiders en/of verzorgers niet het deelnemen aan de wedstrijd verbieden.
b. Onregelmatigheden voor, tijdens of na een wedstrijd door juryleden geconstateerd, dienen te worden gerapporteerd aan de scheidsrechter.
c. De scheidsrechter legt de deelnemer een startverbod of boete op, en/of geeft een deelnemer een gele kaart of sluit de deelnemer van verdere deelname uit door het geven van een rode kaart. In dit verband dient onder geven mede te worden verstaan: tonen, meedelen per microfoon namens de scheidsrechter, dan wel vermelden in de uitslag.
d. Deelnemer aan wie een startverbod is opgelegd kunnen dit tot de start van de wedstrijd herstellen. Na goedkeuring van de scheidsrechter kan het startverbod worden ingetrokken.
e. De hoogte van de boetes wordt voor aanvang van het seizoen vastgesteld en bekendgemaakt in de marathon informatieboekje en op XXXX.xx/xxxxxxxx. Een boete dient voorafgaande aan de eerstkomende wedstrijd te zijn voldaan.
f. Deelnemer aan wie in een wedstrijd een boete, gele kaart of rode kaart is gegeven, worden vermeld in de (voorlopige) uitslag. Voor gele en rode kaarten wordt een proces-verbaal van waarneming opgemaakt door de scheidsrechter. Op dit proces-verbaal kan de deelnemer zijn opmerkingen plaatsen tot 30 minuten na het publiceren van de voorlopige uitslag. Het wordt hierna ondertekend door de deelnemer en de scheidsrechter. Als de deelnemer niet bij de scheidsrechter verschijnt en/of het proces-verbaal niet ondertekent, wordt de deelnemer geacht de overtreding te hebben gepleegd. De deelnemer ontvangt binnen 72 uur na de wedstrijd een kopie van het proces-verbaal via de SRC.
g. Indien een deelnemer een overtreding heeft begaan en de scheidsrechter deze overtreding niet of onjuist heeft beoordeeld, dan kan een deelnemer alsnog door de SRC een boete, gele of rode kaart worden toegekend en indien van toepassing een schikkingsvoorstel worden gedaan tot 72 uur na de wedstrijd.
h. Deelnemer aan wie in een wedstrijd een rode kaart is gegeven, worden terstond uit de wedstrijd en uitslag gehaald, tenzij de overtreding is begaan nadat de laatste deelnemer van de wedstrijd is gefinisht.
i. Deelnemer aan wie in een wedstrijd een rode kaart is gegeven of deelnemer aan wie binnen een jaar in twee afzonderlijke wedstrijden, ongeacht in welke divisie, een gele kaart is gegeven kan door de SRC een schikkingsvoorstel worden gedaan voor een op te leggen maatregel.
j. Indien de deelnemer zich binnen 72 uur na versturen van het schikkingsvoorstel niet akkoord verklaart, voorzien van een gemotiveerd verweer en betaling van protestgeld aan de KNSB, zal door de SRC een aanklacht worden ingediend bij de tuchtcommissie op grond van het Reglement op de Bondsrechtspraak. De Tuchtcommissie zal een aanhangig gemaakte zaak op haar eerstvolgende zittingsdag behandelen en vervolgens zo spoedig mogelijk uitspraak doen.
k. Wanneer de deelnemer zich niet binnen 72 uur na versturen van het schikkingsvoorstel akkoord verklaart met het schikkingsvoorstel, vervalt het recht om met het schikkingsvoorstel in te stemmen.
l. Indien de deelnemer zich binnen 72 uur na versturen van het schikkingsvoorstel akkoord verklaart, krijgt de voorgestelde maatregel rechtskracht en zal de maatregel bij de eerstvolgende wedstrijd(en) van kracht zijn.
m. Indien van, of namens de deelnemer, binnen 72 uur na versturen van het schikkingsvoorstel geen reactie is ontvangen dan wordt aangenomen dat de deelnemer akkoord gaat met schikkingsvoorstel en zal de maatregel bij de eerstvolgende wedstrijd(en) van kracht zijn.
n. Indien de deelnemer achteraf door de tuchtcommissie in het gelijk wordt gesteld, maar de desbetreffende wedstrijd wel of niet heeft uitgereden, kan achteraf de uitslag worden aangepast en de deelnemer alsnog in de uitslag worden opgenomen. Opgelegde maatregelen, die aan het einde van het seizoen nog niet tot uitvoering zijn gebracht, worden opgeschort tot het volgende seizoen. Dit geldt ook voor deelnemers die promoveren of degraderen naar een andere divisie.
o. Het niet akkoord gaan met het schikkingsvoorstel dient zowel een gemotiveerd verweer als
€ 200,- protestgeld te bevatten. Bij onvolledigheid wordt dit gezien als akkoord gaan met het schikkingsvoorstel. Het protestgeld dient voldaan te worden aan de KNSB. Indien de deelnemer niet in het gelijk wordt gesteld, dan vervalt dit bedrag aan de KNSB. Indien de deelnemer in het gelijk wordt gesteld, dan wordt dit bedrag terugbetaald.
p. Eventuele schorsingen door geaccepteerde schikkingsvoorstellen of uitspraken van de tuchtcommissie worden genoten tijdens de eerstvolgende wedstrijd(en).
q. Als de scheidsrechter een boete, gele of rode kaart heeft gegeven, dan kan hij dit herstellen zolang de uitslag niet officieel is, als hij inziet dat hij de overtreding ten onrechte of aan de verkeerde deelnemer heeft gegeven.
r. Na een jaar vervalt een gele kaart.
s. De jurybevindingen worden vermeld in het wedstrijdrapport dat vastgesteld wordt door de hoofdscheidsrechter.
t. Zie ook artikel 25, 26 en 27 van de Algemene Bepalingen van het Nationale wedstrijdreglement.
2. Startverbod, boete, gele kaart en rode kaart
a. Afhankelijk van de ernst van de overtreding en/of de consequenties ten opzichte van andere deelnemer(s) in het wedstrijdverloop en/of de uitslag kan een startverbod, boete, gele of rode kaart worden gegeven.
b. Een startverbod wordt opgelegd bij:
1. Niet hebben voldaan van openstaande boetes (art. 415);
2. Niet voldoen aan de voorschriften betreffende kleding en uitrusting (art 420).
c. Een boete wordt opgelegd bij:
1. Geen of niet tijdige deelnemersregistratie en deelnemersregistratie zonder tijdige afmelding (art. 410);
2. Een ongeoorloofde verzorging of wegwerpen van voorwerp welke geen gevaar of benadeling andere deelnemer(s) oplevert (art. 412);
3. Onjuist handelen van verzorgers bij plaatsen attributen, niet voldoen aan kleding- en/of uitrustingsvoorschriften (art 412);
4. Niet of niet tijdig bij de huldiging verschijnen (art. 414);
5. Het niet voldoen aan de voorschriften betreffende kleding en uitrusting, met uitzondering van ongeoorloofd gebruik communicatiemiddelen, kluunschoen of wisselen ijzers/wisselschaats (art 420).
d. Een gele kaart wordt gegeven bij:
1. Het niet opvolgen van instructies van de jury (art. 411);
2. Incorrect gedrag in gedrag en/of woord en/of gebaar tegen de jury, organisatie of derden (art 411);
3. Het schaatsen buiten de aangeduide wedstrijdbaan (art. 411);
4. Het niet afmelden bij de jury na staken van de wedstrijd zonder tussenkomst van de scheidsrechter (art. 411);
5. Niet tijdig wedstrijdbaan verlaten na ronde achterstand (art 411);
6. Een ongeoorloofde wijze van rijden, waardoor gevaar of hinder ontstaat voor andere deelnemer(s) (art 411);
e. Een rode kaart wordt gegeven bij:
1. Het niet opvolgen beginselen van sportiviteit, eerlijk spel en fair play, evenals handelen in strijd met de gedragscode van de KNSB en/of NOC*NSF (art 411);
2. Het herhaaldelijk niet opvolgen van instructies van de jury (art. 411);
3. Ernstig incorrect gedrag in gedrag en/of woord en/of gebaar tegen de jury, organisatie of derden (art 411);
4. Het gebruiken van discriminerende taal en/of het maken van discriminerende gebaren (art. 411);
5. Het schaatsen buiten de aangeduide wedstrijdbaan teneinde een voordeel voor zichzelf en/of zijn ploeg te behalen (art. 411);
6. Het ongeoorloofd beïnvloeden van de wedstrijd (art 411);
7. Mensgericht fysiek geweld of het ondernemen van pogingen daartoe (art 411);
8. Zaakgericht fysiek geweld (art. 411);
9. Het ongeoorloofd toepassen van ploegenspel (art 411);
10. Het ongeoorloofd hulp bieden of accepteren (art 411);
11. Een ongeoorloofde verzorging of wegwerpen van een voorwerp, welke gevaar, een val en/of benadeling van andere deelnemer(s) oplevert (art. 412);
12. Het niet voldoen aan de voorschriften betreffende het finishen (art. 414);
13. Een overtreding ten gevolge waarvan een tweede gele kaart aan een deelnemer wordt gegeven in dezelfde wedstrijd.
Overtreding: Niet voldoen aan de voorschriften inzake: | Artikel | Startverbod | Boete | Geel | Rood |
Wedstrijdbepalingen | |||||
Geen (tijdige) deelnemersregistratie of (tijdige) afmelding | 410 lid 1. | X | |||
Beginsel sportiviteit, eerlijkheid, gedragscodes | 411, lid 1 | X | |||
Niet opvolgen instructies jury | 411 lid 2 | X | |||
Herhaaldelijk niet opvolgen instructies jury | 411 lid 2 | X | |||
Incorrect gedrag tegen de jury of organisatie | 411 lid 3 | X | |||
Xxxxxxx incorrect gedrag tegen de jury of organisatie | 411 lid 3 | X | |||
Discriminerende taal/gebaren | 411 lid 4 | X | |||
Xxxxxxxxx buiten aangeduide wedstrijdbaan | 411 lid 6 | X | |||
Schaatsen buiten aangeduide wedstrijdbaan, voordeel | 411 lid 6 | X | |||
Afmelden staken wedstrijd | 411 lid 7 | X | |||
Wedstrijd verlaten ronden achterstand | 411 lid 9 | X | |||
Ongeoorloofd rijden | 411 lid 10 | X | |||
Beïnvloeding wedstrijd | 411 lid 11 | X | |||
Mensgericht fysiek geweld of pogingen daartoe | 411 lid 12 | X | |||
Zaakgericht fysiek geweld | 411 lid 13 | X | |||
Xxxxxxxxxxx | 000 lid 14, 15 | X | |||
Hulp | 411 lid 16, 17, 18 | X | |||
Verzorging, zonder gevaar | 412 | X | |||
Verzorging, met gevaar, val en/of hinder | 412 | X | |||
Verzorging, plaatsen attributen, juiste kleding/uitrusting | 412 | X | |||
Finishen | 412 | X | |||
Huldiging | 412 | X | |||
Openstaande boetes | 415 | X | |||
Technische bepalingen | |||||
Valhelm | 420 lid 1 | X | X | ||
Hand-, scheen, enkelbescherming | 420 lid 1 | X | X | ||
Gesloten kleding | 420 lid 1 | X | X | ||
Snijvast pak en/of snijvaste onderkleding | 420 lid 1 | X | X | ||
Voorwerpen met verhoogd risico op schade of letsel | 420 lid 1 | X | X | ||
Gesloten en afgeronde schaatsbuizen | 420 lid 4 | X | X | ||
Wisselen van schaatsen of ijzers | 420 lid 4 | X | |||
Xxxxxxxxxxxxx | 420 lid 4 | X | X | ||
Communicatie uitrusting | 420 lid 5 | X | X | ||
Transponder(s) | 420 lid 6 | X | X | ||
Wedstrijdnummer(s) | 420 lid 7 | X | |||
Wedstrijdkleding | 420 lid 8 | X | X | ||
Verwijderen van verplichte kleding en/of uitrusting | 420 lid 9 | X | |||
Verloren uitrusting | 420 lid 9 | X |
Technische bepalingen
Artikel 420 Uitrusting
1. Veiligheidsuitrusting
a. Deelnemers aan wedstrijden dienen vanaf het moment dat ze het ijs betreden totdat de laatste deelnemer van de wedstrijd is gefinisht, of totdat de deelnemer vroegtijdig het ijs verlaat, te dragen:
1. Een valhelm die voldoet aan de van toepassing zijnde ASTM-standaard voor shorttrack conform de ISU Special Regulations en Technical Rules rule 291 (Equipment of Skaters). De helm dient een regelmatige vorm te hebben zonder uitsteeksels.
2. Handbescherming
- Snijvaste handbescherming: Altijd op (semi-)overdekte ijsbanen. Op overige banen en/of trajecten bij een luchttemperatuur hoger dan vijf graden Celsius.
- Handbescherming: Bij een luchttemperatuur van vijf graden Celsius of lager bij de start.
2. Snijvaste scheenbescherming, geïntegreerd in de kleding of losse scheenbeschermers die gedragen worden aan de binnenkant van het pak;
3. Enkelbescherming
- Snijvaste bescherming vanaf de bovenkant van de schaatsschoen tot de onderkant van het pak, geïntegreerd in de schaatsschoen of losse enkelbeschermers.
- Snijvaste bescherming dient de gehele wedstrijd bescherming te bieden, zichtbare blote huid is niet toegestaan.
4. Gesloten kleding met lange mouwen en broekspijpen. De rits van het pak dient gesloten te zijn.
5. Het dragen van de volgende bescherming wordt aanbevolen:
- Oogbescherming;
- Snijvaste halsbescherming, eventueel geïntegreerd in;
- Snijvaste kleding.
b. Deelnemers aan wedstrijden in de topdivisie, beloftendivisie en NK’s (neo-)senioren dienen naast de bovengenoemde maatregelen een snijvast pak en/of snijvaste onderkleding te dragen in overeenstemming met ISU Communications 1957 en 1265. Dit omvat minimaal snijvaste delen op de nek, oksels, onderarmen, lies, billen, en knieën zoals in de volgende afbeelding volgens de internationale norm EN388 met minimaal cutproof level 2. In geval van marathons op natuurijs op een ijsbaan langer dan 800m is het niet verplicht om een (onder)pak met snijvaste delen te dragen.
c. Het is de deelnemers uitdrukkelijk niet toegestaan voorwerpen te dragen waarbij redelijkerwijs ingeschat kan worden dat daardoor bij een ongeval een verhoogd risico op schade of letsel ontstaat. Dit ter beoordeling van de scheidsrechter.
d. Het verlies van uitrusting buiten toedoen van de deelnemer zal niet worden bestraft, echter dient wel zo spoedig mogelijk door de deelnemer te worden hersteld.
e. Zie artikel 415 bij overtreding van datgeen gesteld in dit artikel.
2. Wedstrijdpak
a. Alle deelnemers dienen een wedstrijdpak te dragen.
b. Het wedstrijdpak moet de natuurlijke lichaamsvorm van de deelnemers hebben.
c. Nationaal kampioenen
1. Aan de winnaar van het (O)NK wordt een kampioenstrui uitgereikt.
2. Alleen de heersend Nationaal Kampioen mag de rood-wit-blauwe vlag dragen op zijn uitrusting (zoals pak, helm, schaatsen). Echter, hij mag de rood-wit-blauwe vlag alleen dragen in de discipline, specialiteit (kunst-/natuurijs) en categorie waar de titel is behaald en in geen ander soort wedstrijd.
3. Alvorens te produceren, dient het ontwerp van het (open) nationale kampioenspak, te worden goedgekeurd door de Competitieleider.
4. Een (Open) Nationaal Kampioen mag zijn kampioenspak waarop de reclame van zijn hoofdsponsor is aangebracht niet eerder dragen dan op de wedstrijd volgend op die waarop hij de Nationale kampioenstrui ontvangen heeft.
5. Het is toegestaan om het pak van de Open Nationaal Kampioen op Natuurijs te dragen, indien de Nationaal Kampioen op Nederlands natuurijs in dezelfde wedstrijd op natuurijs deelneemt.
6. Het is in het geval van de Open Nationaal Kampioen alleen toegestaan om in een pak met de rood-wit blauwe vlag te rijden, indien de deelnemer over de Nederlandse nationaliteit beschikt.
7. Het is de Nationaal Kampioen bij de neo-senioren alleen toegestaan zijn kampioenspak te dragen in de wedstrijden van de beloftendivisie.
8. Indien een deelnemer niet langer de titel van (open) nationaal kampioen bezit, kan een deelnemer de rood-wit-blauwe vlag aan de boord en manchetten van zijn pak dragen. Hij mag een dergelijk pak echter alleen dragen in de discipline, specialiteit (kunst-/natuurijs) en categorie waarin hij de titel heeft gewonnen en niet tijdens andere wedstrijden.
3. Leiderspakken
a. Aan de leider van een klassement van een toernooi in enige divisie kan een leiderspak in een uniek en herkenbaar kleurenpalet worden uitgereikt.
b. De leider van het klassement is verplicht dit pak tijdens de daaropvolgende wedstrijden in dat toernooi te dragen, echter alleen zolang hij leider is in dat klassement.
c. Indien de drager van een leiderspak tevens (Open) Nationaal Kampioen is, worden de betreffende nationale kampioenskleuren indien mogelijk verwerkt in het leiderspak.
d. Leiderspakken schuiven door indien een leider van een klassement twee of meerdere klassementen aanvoert. Hij zal het belangrijkste pak in de wedstrijd dragen en het andere leiderspak zal gedragen worden door de nummer twee in het betreffende klassement. De belangrijkheid van pakken gaat van algemeen klassement naar jongerenklassement, gevolgd door overige klassementen.
e. Leiderspakken zijn vrijgesteld van de verplichting tot het bevatten van wedstrijdnummers.
f. De KNSB stelt het leiderspak beschikbaar voor de duur dat hij leider is.
g. Het leiderspak bevat, voor zover dit past binnen de mogelijkheden, het design en de uitingen van de ploeg en desgewenst de kleuren van de sponsor van de deelnemer op de onderarmen en onderbenen. Daarnaast worden uitingen van de hoofdsponsoren van de KNSB aangebracht op de borst, de kraag en de bovenbenen. Voor de kunstijsmeerdaagse is het design en de kleurstelling vastgesteld, daarbij zijn er 5 vooraf vastgestelde plekken beschikbaar voor uitingen van de deelnemer/ploeg.
4. Schaatsen
a. Deelnemers mogen alleen met schaatsen meedoen die voor alle deelnemers algemeen verkrijgbaar zijn en voldoen aan de ISU-voorschriften. Een schaats is een passieve mechanische verlenging van het been, bedoeld om de glijtechniek mogelijk te maken. De schaats bestaat uit een blad en een schoen, van welk materiaal dan ook, waarvan de afmetingen tijdens een wedstrijd niet duidelijk mogen veranderen, en een constructie die de schoen met het blad verbindt. Deze constructie mag elke translatie- en rotatiebeweging van de schoen ten opzichte van het blad toestaan, teneinde een optimaal gebruik van het fysieke vermogen van de deelnemers mogelijk te maken, voor zover het de veiligheid van de deelnemers niet in gevaar brengt. De schaats mag geen enkel element bevatten, dat in strijd zou zijn met de eis, dat alle bestede energie tijdens het hardrijden voortkomt uit spierkracht, die de deelnemer tijdens de rit voortbrengt.
Er is geen verbinding tussen de deelnemer en de schaats en geen transport van energie, materie of informatie naar de schaats, anders dan via de anatomische structuren van het onderbeen en de voet. Het is in het bijzonder niet toegestaan om de bladen van de schaatsen te verwarmen.
b. De schaatsbuizen moeten gesloten zijn en de bladeinden moeten zijn afgerond met een kwadrant van een cirkel met een straal van minimaal 1 cm (vergelijk 10 cent munt).
c. Het gebruik van wisselijzers of -schaatsen is gebonden aan de volgende regels:
1. Behalve de wisselijzers of -schaatsen waarop de deelnemers rijden, mogen ze tijdens de wedstrijd geen wisselijzers of -schaatsen bij zich dragen;
2. Op een kunstijsbaan mag er niet gewisseld worden; bij andere wedstrijden bepaalt de scheidsrechter waar gewisseld mag worden;
3. Deelnemers moeten stilstaan of stilzitten en mogen daarna pas wisselen.
d. Het gebruik van de kluunschoen tijdens natuurijswedstrijden is toegestaan mits dit geen gevaar oplevert voor de andere deelnemers.
5. Communicatie uitrusting
Het dragen van hulpmiddelen op het gebied van telecommunicatie is voor de deelnemers tijdens een wedstrijd niet toegestaan.
6. Transponders
a. Bij alle (inter)nationale wedstrijden dienen de deelnemers in de topdivisie en beloftendivisie om beide enkels één bij de KNSB met uniek nummer geregistreerde goed werkende transponder te dragen, tenzij de Competitieleider uitdrukkelijk anders aangeeft. Deelnemers zijn zelf verantwoordelijk voor de goede werking van deze transponders.
b. Bij de (inter)nationale masterwedstrijden, (inter)nationale jeugdwedstrijden en bij alle (inter)regionale wedstrijden dienen de deelnemers tenminste om één enkel een goed werkende transponder te dragen.
7. Wedstrijdnummers
a. De voorgeschreven wedstrijdnummers dienen de deelnemers op de daarvoor voorgeschreven wijze, duidelijk zichtbaar te dragen tijdens de wedstrijd. De wedstrijdnummers dienen centraal op het rechter- en linkerdijbeen gedragen te worden. Zelf aangebrachte wedstrijdnummers mogen niet afwijken van de voorgeschreven wedstrijdnummers.
b. De kleuren voor de landelijke divisies zijn als volgt:
1. Topdivisie heren: Groen met witte cijfers;
2. Topdivisie dames: Wit met groene cijfers;
3. Beloftendivisie heren: Blauw met witte cijfers;
4. Beloftendivisie dames: Wit met blauwe cijfers met blauwe kaderrand;
5. Mastersdivisie: Rood met witte cijfers.
c. De kleding moet bij beide bovenbenen vrij blijven voor het wedstrijdnummer en voor de sponsoruitingen van de wedstrijd- en/of competitiesponsor(en).
d. Indien er gebruik gemaakt wordt van helmovertrekken voor de aanduiding van het wedstrijdnummer, zijn de uitingen op helmovertrekken voorbehouden aan de KNSB.
e. Voor deelnemers met een vast wedstrijdnummer dient het nummer in het pak/helm geïntegreerd te zijn. Derhalve is het niet toegestaan dit nummer provisorisch te bevestigen,
f. Uit respect voor Xxxxxx Xxxxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxx worden nummers 24 en 79 niet meer uitgegeven in de topdivisie heren.
8. Wedstrijdkleding en commerciële uitingen
a. Deelnemers dienen tijdens de wedstrijden inclusief de huldiging de gekozen wedstrijdkleding te dragen. Deze wedstrijdkleding dient te voldoen aan de daarvoor geldende voorschriften en onderscheidend te zijn van die van de andere teams, dit ter beoordeling van de Competitieleider.
b. Uitgangspunten voor sponsoring en reclame zijn het geldende KNSB Reglement Sponsoring en Reclame en de CSOM.
c. Commerciële uitingen op de kleding van de topdivisie en beloftendivisie tijdens nationale wedstrijden zijn alleen toegestaan als de deelnemer beschikt over een door het bestuur goedgekeurde sponsorverklaring of als hij schriftelijk specifieke toestemming heeft van het bestuur.
d. Reclame-uitingen mogen geen betrekking hebben op tabaks- en/of alcoholproducten.
e. Reclame-uitingen mogen geen betrekking hebben op criminele, racistische of religieuze symbolen.
f. De kleurstelling van de pakken mag niet overeenkomstig zijn met de leiderspakken van de desbetreffende competitie.
g. Teksten en sponsoruitingen mogen, evenals het pak zelf, de gangbare fatsoensnormen niet overschrijden en niet provocerend zijn. Dit ter beoordeling van de Competitieleider.
h. Commerciële uitingen mogen niet conflicteren met het sponsorreglement van de KNSB.
i. Commerciële uitingen mogen niet conflicteren met (branche)-exclusiviteitsafspraken van de sponsors van de KNSB, zoals bekend per 1 juli voorgaand aan het betreffende seizoen.
j. Alle leden van een marathonmerkenteam en/of gesponsorde ploeg dienen exact dezelfde wedstrijdkleding te dragen, uitgezonderd de wedstrijdnummers, handbescherming, leiderspakken en de (voormalig) nationale kampioenen. Eventuele uitzonderingen zijn vermeld in de CSOM.
k. Waar in dit artikel sprake is van commerciële uitingen, leze men commerciële en niet- commerciële uitingen.
l. Het is een deelnemer aan een wedstrijd niet toegestaan om in het seizoen waarvoor een sponsorverklaring geldt, voor een andere sponsor uit te komen. Tijdens het schaatsseizoen zal geen toestemming worden verleend tot het opmaken van een nieuwe sponsorverklaring. Voor een deelnemer voor wie in enig seizoen geen sponsorverklaring is opgemaakt, kan ook na de in artikel 422 genoemde datum alsnog een sponsorverklaring worden opgemaakt en aangevraagd, mits het maximale aantal toegelaten deelnemers per team niet wordt overschreden. Voor aanvang van de wedstrijden dient de deelnemer te beschikken over die door de Competitieleider goedgekeurde schriftelijke verklaring. Het tussentijds aanbrengen van wijzigingen in het door de KNSB goedgekeurde sponsorcontract met inbegrip van het in het contract beschreven en in kleuren afgebeelde schaatspak is niet toegestaan, behoudens indien en voor zover uitsluitend de sponsor wijzigt en voor het overige geen wijziging optreedt in de structuur, entiteit en samenstelling van het marathonmerkenteam.
m. Een erkende sponsor mag in één wedstrijd c.q. competitie één marathonmerkenteam sponsoren als hoofdsponsor en daarbij zijn namen en/of beeldmerken gebruiken. Een co- of subsponsor mag in één wedstrijd c.q. competitie meerdere marathonmerkenteams sponsoren en daarbij
zijn namen en/of beeldmerken gebruiken. Een sponsor mag binnen een schaatsentiteit zowel hoofdsponsor zijn van één marathonmerkenteam, als co-/subsponsor bij andere marathonmerkenteams in dezelfde divisie.
n. Het is KNSB-officials (dit wil zeggen diegenen die door een organiserende instantie met enige functie zijn belast ten tijde van KNSB-evenementen) niet toegestaan commerciële uitingen te tonen op hun kleding ten tijde dat zij een functie bij een KNSB-wedstrijd vervullen, tenzij de Competitieleider hiertoe uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven.
o. KNSB behoudt zich het recht voor om sponsoruitingen, die conflicteren met de branche- exclusiviteit van de hoofdsponsor van de KNSB, te weigeren en/of te verwijderen.
p. Het bestuur kan de toetsing en de afgifte van de sponsorverklaring delegeren aan de Competitieleider.
Artikel 421
Promotie en degradatie
1. De nummers 1 t/m 50 van de marathonranking van de topdivisie dames en de beloftendivisies plaatsen zich automatisch vóór het volgende seizoen in deze divisie. Niet-geplaatste deelnemers degraderen.
2. De Competitieleider besluit in afstemming met platforms en GTC’s, welke deelnemers een startnummer krijgen in de top- en beloftendivisie, naast de genoemde deelnemers in punt 1.
3. Uiterlijk twee weken na de laatste (inter)nationale marathonwedstrijd dienen verzoeken tot dispensatie bij de GTC en de Competitieleider te worden ingediend.
4. Uiterlijk vier weken na de laatste (inter)nationale marathonwedstrijd dragen GTC’s kandidaten voor bij de Competitieleider voor opname in een divisie.
5. Uiterlijk zes weken na de laatste (inter)nationale marathonwedstrijd wordt door de Competitieleider besloten over de voorlopige startlijst voor het volgend seizoen.
6. Op basis van de resultaten bij langebaanwedstrijden of in andere disciplines kan dispensatie worden verleend door de Competitieleider. De hierbij gebruikte tijden zijn vermeld in artikel 422 lid 4.
7. Rijdsters die tijdens het seizoen wegens zwangerschap (een deel van) het seizoen niet kunnen deelnemen, mogen het nieuwe seizoen weer starten. Dit kan alleen mits zij voor het staken van de competitiedeelname wegens de zwangerschap bij de eerste 50 in de ranking stonden.
8. De nog beschikbare plaatsen in de divisies kunnen door de Competitieleider worden toegewezen.
9. De kandidaat-deelnemers voor de topdivisie en beloftendivisie moeten vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt. Voor wie die leeftijd nog niet heeft bereikt, kan dispensatie worden verleend door de Competitieleider.
10. Topdivisieteams kunnen een team/deelnemer in de beloftendivisie aan zich binden. Een gelieerd team/deelnemer in de beloftendivisie moet twee weken voor de eerste (inter)nationale marathonwedstrijd bij de KNSB bekend zijn.
11. Deelnemers uit het vorige seizoen die niet meer zijn opgenomen in een marathonmerkenteam in de topdivisie, krijgen automatisch de mogelijkheid tot plaatsing in de beloftendivisie.
Artikel 422
Deelname aan (inter)nationale wedstrijden
1. Algemeen
a. De selectiecriteria voor de (inter)nationale wedstrijden worden vastgesteld door de Competitieleider in afstemming met de Technisch Directeur.
b. De Competitieleider heeft de bevoegdheid om extra individuele deelnemers toe te laten tot (inter)nationale wedstrijden. Deze deelnemers dingen op dezelfde wijze als team langebaan mee voor prijzen en punten.
c. Per top- en beloftendivisie worden maximaal 99 deelnemers toegelaten.
d. In de topdivisie heren worden teams van drie en tot zes deelnemers toegelaten.
e. In de topdivisie dames worden teams van drie tot vier deelnemers toegelaten.
f. In de beloftendivisies worden individuele deelnemers en teams van minimaal twee en maximaal vier deelnemers toegelaten.
2. Licentievoorwaarden
a. Om deel te mogen nemen aan (inter)nationale wedstrijden marathon:
1. Dient een marathonmerkenteam vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen een teamlicentieaanvraag bij de KNSB in te dienen. Uiterlijk 1 augustus voorafgaand aan het schaatsseizoen beslist de Competitieleider of de teamlicentie wordt verstrekt, c.q. het marathonmerkenteam wordt toegelaten.
2. Dient een marathonmerkenteam uitkomend in de topdivisie, of beloftendivisie te beschikken over een door de KNSB afgegeven teamlicentie, in overeenstemming met de bepalingen van de CSOM.
3. Dienen wedstrijdlicentiehouders welke niet uitkomen in een marathonmerkenteam, maar wel worden gesponsord, vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen, een individuele inschrijving te hebben ingediend. Individuele deelname is niet mogelijk in de topdivisie.
b. Het marathonmerkenteam wordt gesponsord door één of meerdere sponsoren, die gedurende het gehele seizoen niet vervangbaar zijn.
c. Elk team dient te beschikken over een ploegleider en mag beschikken over een verzorger, mits deze niet reeds een functie vervult bij een andere ploeg in dezelfde divisie.
d. Landenteams kunnen deelnemen door afname van een teamlicentie.
e. De teams worden toegelaten in volgorde van de optelsom van de ‘individuele marathonranking’. Van de deelnemers per team worden de punten op basis van de individuele marathonranking van het voorgaand seizoen - met als peildatum 1 juli- bekeken. Indien een deelnemer in meerdere divisies rankingpunten heeft verdiend, worden deze punten bij elkaar opgeteld.
3. Startrecht
a. Alle bij een topdivisieteam ingeschreven topdivisie deelnemers zijn startgerechtigd in de (inter)nationale marathonwedstrijden.
b. Tijdens meerdaagse wedstrijden op kunstijs mag de teamsamenstelling niet veranderen. Een deelnemer aan een meerdaagse die een wedstrijd in deze reeks niet uitrijdt, mag de volgende
dag weer starten. Wanneer een deelnemer aan een wedstrijd in de meerdaagse niet deelneemt, vervalt het recht om op de resterende dagen te starten en wordt de deelnemer niet opgenomen in het eindklassement.
c. Het topdivisieteam mag per wedstrijd ten hoogste één wisselrijder uit de beloftendivisie opstellen in (inter)nationale wedstrijden ter vervanging van een topdivisierijder. De wisselrijder start in de topdivisie in hetzelfde pak als het betreffende marathonteam met zijn eigen wedstrijdnummer.
d. Een deelnemer voor het team dat uitkomt in de topdivisie kan alleen opgesteld worden in de beloftendivisie, indien de deelnemer toestemming heeft van de Competitieleider om in de beloftendivisie deel te nemen. Uiterlijk tien ronden voor de finish van het peloton dienen zij de wedstrijd te verlaten. Topdivisierijders bij de beloften worden niet opgenomen in de uitslag en dingen derhalve niet mee voor klassementen en/of prijzen.
e. Alle beloftendivisierijders heren mogen aan de volgende wedstrijden deelnemen:
1. Op kunstijs bij alle (inter)nationale wedstrijden voor de beloftendivisie heren
2. Grand Prix natuurijs
3. Rondenwedstrijden op natuurijsbanen langer dan 800 meter
4. Trajectwedstrijden van A naar B
5. (O)NK Natuurijs
f. Alle beloftendivisierijders dames mogen deelnemen aan alle (inter)nationale wedstrijden op kunstijs voor de beloftendivisie dames.
g. Bij aangewezen wedstrijden op natuurijsbanen tot en met een lengte van 800 meter en op aangewezen wedstrijden op kunstijs mogen maximaal de eerste twintig deelnemers uit (de ranking van) de onderliggende competitie starten.
h. Geselecteerde deelnemers uit beloftendivisie dames mogen aan de volgende wedstrijden deelnemen.
1. Grand Prix natuurijs
2. Rondenwedstrijden op natuurijsbanen langer dan 800 meter
3. Trajectwedstrijden van A naar B
4. (O)NK Natuurijs
i. De betreffende selectie van rijdsters uit de beloftendivisie dames vindt op de volgende wijze en volgorde plaats.
1. De eerste 25 beloftendivisie dames uit het kunstijsklassement.
2. De eerste 10 beloftendivisie dames uit de eerste (inter)nationale wedstrijd op een kunstijsbaan langer dan 400 meter.
3. De deelnemers die zich conform artikel 423 lid 1b2 plaatsen voor het NK Senioren.
4. Voor de toekenning van namen aan de beschikbare plaatsen zijn de betreffende klassementen, opgemaakt 48 uur voor betreffende wedstrijd, bepalend. Voor de toekenning van plaatsen voor buitenlands natuurijs wordt de peildatum van 31 december gehanteerd.
5. Indien dezelfde deelnemers in meerdere klassementen tot de deelnemers behoren op basis van de selectiecriteria, dan zullen deze plaatsen niet worden gecompenseerd door selectie van andere deelnemers.
4. Team langebaan
a. Door de Competitieleider kunnen langebaanschaatsers, shorttrackers en inline skaters worden toegelaten binnen een marathonteam genaamd ‘team langebaan’.
1. Voor deelname in de topdivisie betreft dit deelnemers die het afgelopen of lopende seizoen hebben meegedaan aan wedstrijden wereldbeker, EK en/of WK.
2. Voor deelname in de beloftendivisie betreft dit deelnemers die deelgenomen hebben aan een Nationaal Kampioenschap senioren het afgelopen of lopende seizoen of voldoen aan de genoemde voorwaarden onder punt 1.
b. Onderstaande voorwaarden zijn hierop van toepassing:
1. Zij mogen deelnemen in het wedstrijdpak van het betreffende merkenteam;
2. Ze mogen maximaal driemaal per seizoen deelnemen in team langebaan;
3. Zij zijn verplicht te rijden met het wedstrijdnummer van de KNSB-sponsor/organisatie;
4. Voor aanspraak op punten en prijzen, zie artikel 424;
5. Marathonschaatsers met een vast landelijk wedstrijdnummer zijn uitgesloten voor het “team langebaan”.
6. Langebaanschaatsers, inline skaters en shorttrackers met eenzelfde sponsor binnen het marathonschaatsen zijn eveneens uitgesloten voor het “team langebaan”. Ditzelfde geldt voor deelnemers van langebaanploegen uit een samenwerkingsverband waar ook een marathonploeg onder valt.
7. Bestaat het “team langebaan” uit meer dan het tot de wedstrijd toe te laten aantal deelnemers, dan vindt loting plaats. Deze loting gebeurt 48 uur voor de wedstrijd door de Competitieleider.
8. Voor toegang van deelnemers in team langebaan is toestemming nodig van de Competitieleider. Deze deelnemers dienen sneller te rijden dan:
Topdivisie | Beloftendivisie | |||
Heren | Dames | Heren | Dames | |
1500m | 1.52,50 | 2.05,00 | 1.56,50 | 2.10,00 |
3000m | --- | 4.28,00 | 4.08,00 | 4.40,00 |
5000m | 6.52,00 | 7.32,00 | 6.55,00 | - |
10000m | 13.50,00 | --- | --- | - |
c. Deelname aan het NK Kunstijs, het ONK en het NK Natuurijs is alleen mogelijk indien de deelnemer in het lopende seizoen minimaal twee keer is geklasseerd in een (inter)nationale marathonwedstrijd in de topdivisie.
5. Mastersdivisie
In de mastersdivisie kunnen deelnemen: Alle masters die uitkomen in de hoogste masterscategorie (M1) van de drie regionale competities, mits zij voor 1 juli van het betreffende seizoen de leeftijd van 39 jaar en ouder hebben bereikt en niet uitkomen in de topdivisie of beloftendivisie met inachtneming van eventueel van toepassing zijnde selectie-criteria en maximumaantallen.
Artikel 423 NK’s
1. NK Kunstijs
a. Voor het NK op een 400-meter kunstijsbaan is het aantal te rijden ronden bepaald op:
1. 150 ronden voor de senioren heren;
2. 100 ronden voor de senioren dames;
3. 100 ronden voor de neo-senioren heren;
4. 100 ronden voor de masters.
b. Deelname aan het NK staat open voor de volgende landelijk geselecteerde deelnemers:
1. Bij het NK Senioren mogen alle topdivisierijders starten.
2. Deelname door overige deelnemers is mogelijk indien de betreffende deelnemer in het lopende seizoen minimaal twee keer is geklasseerd in een (inter)nationale marathonwedstrijd.
3. Bij de senioren heren en dames mogen daarnaast maximaal de 20 hoogst geklasseerde beloftendivisierijders uit de marathonranking starten, waarbij de stand twee weken voor het NK bepalend is. Dit zijn bij de heren deelnemers uit het geschoonde klassement, die geen neo status meer hebben, dus de deelnemers die niet in het jongerenklassement voorkomen (zie artikel 424 lid 2). Voorwaarde is wel dat men bij de eerste 50 in de marathonranking in de stand bepalend twee weken voor het NK dient te staan.
4. Bij het NK neo-senioren mogen alle neo-senioren die uitkomen in de topdivisie, beloftendivisie inclusief junioren uit de beloftendivisie, en nader geselecteerden uit regionale competities starten. Hiertoe behoren in elk geval 25 deelnemers uit de regionale competities met de volgende verdeling: 10 uit West, 10 uit Noord/Oost en 5 uit Zuid. De stand twee weken voor het NK Kunstijs is bepalend. Neo-senioren die deel uitmaken van een team topdivisie heren, mogen aan slechts één kampioenschap deelnemen. De keuze is aan de deelnemer zelf om te kiezen voor een NK.
5. Aan het NK Kunstijs voor masters mogen maximaal 100 deelnemers meedoen:
- De eerste 37 deelnemers uit de regiocompetitie Noord/Oost.
- De eerste 53 deelnemers uit de regiocompetitie West.
- De eerste 10 deelnemers uit de regiocompetitie Zuid.
- Voor de toekenning van namen aan de beschikbare plaatsen zijn de betreffende regioklassementen op de derde maandag in december bepalend.
c. Deelname staat tevens open voor door de Competitieleider nader aan te wijzen deelnemers.
d. Hierbij geldt dat er maximaal 99 deelnemers mogen deelnemen, waarbij bij de senioren topdivisierijders en bij de neo-senioren beloftenrijders, inclusief team langebaan, voorrang hebben qua deelname boven extra geselecteerde deelnemers.
e. In het organisatiecomité dat deze wedstrijden voorbereidt, neemt tenminste de Competitieleider namens het Bondsbureau plaats.
2. NK Jeugd Marathon Kunstijs
a. Ieder gewest organiseert minimaal drie voorronden jeugdmarathon als selectie voor het NK Jeugd Marathon, waarbij de deelnemers zich kunnen plaatsen voor het NK Jeugd Marathon.
b. Deelnemers moeten de Nederlandse nationaliteit bezitten en beschikken over een KNSB- wedstrijdlicentie.
c. Deelnemers die in de nationale competities uitkomen, mogen deelnemen aan het NK Jeugd Marathon in de categorie waartoe zij qua leeftijd gerechtigd zijn.
d. Per wedstrijd mogen 52 deelnemers starten. Deze worden drie weken tevoren aangewezen per gewest. De criteria voor de verdeling van plaatsen zullen uiterlijk 1 oktober door de Competitieleider bekend worden gesteld.
e. Het NK betreft uitsluitend de categorieën Junioren C, B en A; voor Pupillen A en B is er een nationale (finale)wedstrijd. Hierbij worden eerst door de deelnemers bij de pupillen kwalificatiewedstrijden verreden, waarna later op de dag een finalewedstrijd wordt verreden door de 24 beste deelnemers uit deze kwalificatiewedstrijden.
f. Junioren B en Junioren A worden bij het NK Jeugd Marathon aangeduid als heren en dames in plaats van jongens en meisjes.
g. De indeling naar leeftijd en afstand is als volgt:
1. Pupillen B | 11 jaar | meisjes 6 ronden | jongens 6 ronden |
2. Pupillen A | 12 jaar | meisjes 7 ronden | jongens 9 ronden |
3. Junioren C | 13 en 14 jaar | meisjes 15 ronden | jongens 25 ronden |
4. Junioren B | 15 en 16 jaar | dames 25 ronden | heren 35 ronden |
5. Junioren A | 17 en 18 jaar | dames 35 ronden | heren 50 ronden |
3. NK Natuurijs
a. Voor het NK Natuurijs gelden de volgende afstanden:
1. 80 kilometer voor de dames
2. 100 kilometer voor de heren
3. 80 kilometer voor de het NK Masters
b. Het parcours wordt voorafgaand aan de wedstrijddag door de landelijk natuurijscoördinator en de aangewezen scheidsrechter gekeurd. Het parcours heeft minimaal een lengte van 4 kilometer.
c. Aan het NK Natuurijs in Nederland bij de heren mogen alle topdivisierijders en alle beloftendivisierijders meedoen.
d. Aan het NK Natuurijs in Nederland bij de dames mogen meedoen alle deelnemers die uitkomen in de topdivisie dames en nader geselecteerden uit beloftencompetitie conform artikel 422 lid 3.
e. Aan het NK Natuurijs in Nederland mogen bij de masters meedoen:
1. De eerste 37 deelnemers uit de regiocompetitie Noord/Oost.
2. De eerste 53 deelnemers uit de regiocompetitie West.
3. De eerste 10 deelnemers uit de regiocompetitie Zuid.
f. Voor de toekenning van namen aan de beschikbare plaatsen zijn de betreffende klassementen, opgemaakt 48 uur voor betreffende wedstrijd, bepalend.
g. Indien dezelfde deelnemers in meerdere klassementen tot de deelnemers behoren op basis van de selectiecriteria, zullen deze plaatsen niet worden gecompenseerd door selectie van andere deelnemers.
4. Open Nederlandse Kampioenschap
a. Aan het ONK heren mogen alle topdivisierijders en alle beloftendivisierijders meedoen. Bij de dames mogen alle deelnemers meedoen die uitkomen in de topdivisie dames en nader geselecteerden uit beloftendivisie dames conform artikel 422.
b. Voor het ONK Kunstijs masters is de te verrijden afstand minimaal 42 kilometer. Bij de masters mogen meedoen alle wedstrijdlicentiehoudende deelnemers die inschrijven, in volgorde van inschrijving, met een maximum van 80 deelnemers per categorie, te weten categorieën in de leeftijd die voor 1 juli van het betreffende seizoen is bereikt:
1. Dames, 39 jaar of ouder;
2. Heren, 39 t/m 48 jaar;
3. Heren, 49 t/m 58 jaar;
4. Heren, 59 jaar of ouder.
Artikel 424 Puntenwaardering en prijzen
1. Regeling puntentoekenning
a. Voor deelnemers die deel uitmaken van de nationale divisies is bij de (inter)nationale wedstrijden onderscheid tussen wedstrijden tot 110 kilometer en wedstrijden van tenminste 110 kilometer of finales in de puntenwaardering bij het bereiken van de finish in volgorde van klassering.
Klassering | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 |
< 110 km | 25,1 | 21 | 18 | 17 | 16 | 15 | 14 | 13 | 12 | 11 | 10 | 9 | 8 | 7 | 6 | 5 | 4 | 3 | 2 | 1 |
≥ 110 km of finale | 35,1 | 29 | 24 | 20 | 17 |
b. Puntentoekenning is alleen van toepassing als de wedstrijd reglementair wordt uitgereden.
c. Bij meerdaagse wedstrijden op kunstijs en bij klassementswedstrijden op kunstijs kan men extra punten verdienen:
1. Voor elke ronde voorsprong op het peloton 5 punten, waarbij de grootste groep op dat moment in de wedstrijd aangemerkt wordt als het peloton.
2. De toekenning van punten voor een ronde voorsprong vindt plaats totdat het peloton is afgesprint;
3. Behaalde punten door ronde(n) voorsprong blijven behouden, ook als de wedstrijd niet wordt uitgereden;
d. Bij een klassement over meerdere wedstrijden worden de punten opgeteld. Bij een gelijk aantal punten is de volgorde van de klassering in de laatste wedstrijd beslissend. Dit geldt ook voor het ploegenklassement.
e. Indien voorafgaand aan en/of tijdens een wedstrijd de afstand wordt gewijzigd, heeft dit geen invloed op de puntentellingen.
f. Samenvatting toekenning punten en/of prijzen:
Topdivisie | ||||||
Soort prijs | €/natura | Wie | Topdivisie | Team LB / (415.1.b) | Wisselrijders | Beloften (niet wisselrijder)* |
Daguitslag | Nvt | Allen | x | x | x | x |
Dagprijs | natura | 1 t/m 3 | x | x | x | x |
Dagprijzengeld | € | 1 t/m 10 | x | o | x | x |
Eindklassementgeld | € | 1 t/m 10 | x | o | x | x |
Leidersprijs | €/natura | 1 | x | x | x | x |
Premiesprint | €/natura | 1 t/m 3 | x | x | x | x |
Snelste ronde | €/natura | 1 | x | x | x | x |
Uitloopprijs | €/natura | 1 | x | x | x | x |
Klassementspunten topdivisie | punten | 1 t/m 20 | x | x | x | x |
Rankingpunten topdivisie | punten | 1 t/m 40/60 en uitrijden | x | x | x | x |
Ploegenklassement | punten | 3 per ploeg | x | o | x | o |
*Aangewezen wedstrijden conform art. 422 | ||||||
Beloftendivisie | ||||||
Soort prijs | €/natura | Wie | Beloften | Team LB / (415.1.b) | Topdivisie | C-rijders doorstroom** |
Daguitslag | Nvt | Xxxxx | x | x | o | x |
Dagprijs | natura | 1 t/m 3 | x | x | o | x |
Dagprijzengeld | € | 1 t/m 10 | x | o | o | o |
Eindklassementgeld | € | 1 t/m 10 | x | o | o | o |
Leidersprijs | €/natura | 1 | x | x | o | x |
Premiesprint | €/natura | 1 t/m 3 | x | x | o | x |
Snelste ronde | €/natura | 1 | x | x | o | x |
Uitloopprijs | €/natura | 1 | x | x | o | x |
Klassementspunten beloftendivisie | punten | 1 t/m 20 | x | x | o | o |
Rankingpunten beloftendivisie | punten | 1 t/m 40/60 en uitrijden | x | x | o | o |
Ploegenklassement | punten | 3 per ploeg | x | o | o | o |
**Bij beloftendoorstroomwedstrijden zijn er geen punten te verdienen in de beloftendivisiewedstrijd. |
2. Jongerenklassement
a. Voor deelnemers in een competitie kan een afzonderlijk jongerenklassement worden bijgehouden van alle (inter)nationale competitiewedstrijden. Om in dit individueel klassement te worden opgenomen mag de deelnemer vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt in de topdivisie en 21 jaar in de beloftendivisie.
b. Voor de klassering in het algemeen jongerenklassement gelden de volgorde en het puntenaantal van de jongeren in het algemeen klassement.
3. Ploegenklassement
a. Van ieder team in de topdivisie en beloftendivisie worden bij wedstrijden van de specifieke competities de marathonrankingpunten van maximaal drie ploegleden inclusief wisselrijders bij elkaar opgeteld.
b. Het totaal wordt toegevoegd aan het ploegenklassement, waar dat van toepassing is.
4. Leidersprijs
a. Door organisatiecomités kan een leidersprijs worden uitgeloofd per wedstrijd. Bij het toekennen van een eventuele leidersprijs wordt er elke ronde aan die deelnemers die als eerste over de streep komt één punt toegekend.
b. Een deelnemer met een ronde voorsprong maakt voor de leidersprijs weer deel uit van het peloton.
c. De punten worden per deelnemers opgeteld.
d. De deelnemers met de meeste punten aan het eind van de wedstrijd wint de leidersprijs. Bij een gelijk aantal punten is de volgorde van de klassering in de einduitslag beslissend.
e. De winnaar van de leidersprijs dient reglementair de wedstrijd uit te rijden.
5. Uitloopprijs
a. Door organisatiecomités kan een uitloopprijs worden uitgeloofd. Deze wordt toegekend aan de eerste deelnemer die een ronde voorsprong behaalt op het peloton.
b. Hierbij is de volgorde ten tijde van de hierop volgende passage van de finishlijn bepalend.
c. De winnaar van de uitloopprijs hoeft niet reglementair de wedstrijd uit te rijden.
6. Snelste-ronde-prijs
a. Door een organisatiecomité kan een snelste-ronde-prijs worden uitgeloofd. Deze wordt uitgereikt aan de deelnemer die tijdens de wedstrijd de snelste ronde rijdt op basis van transpondertijd.
b. De winnaar van de snelste-ronde-prijs dient reglementair de wedstrijd uit te rijden.
7. Premiesprints
a. Door een organisatiecomité kan een premiesprint worden uitgeloofd.
b. Een premiesprint wordt 1 ronde voor de finish van elke premiesprint door een belsignaal en door de speaker via de geluidsinstallatie aangekondigd. Een premiesprint wordt verreden over één ronde. De speaker vermeldt het aantal te klasseren deelnemers.
c. Premiesprints mogen aan groepen worden toegekend, mits daardoor het wedstrijdverloop niet nadelig wordt beïnvloed. Deelnemers met een of meer volle ronden voorsprong, dingen mee op basis van gelijkheid met het peloton.
d. Aan premiesprints zijn prijzen en/of punten verbonden.
e. De winnaars van de premiesprints hoeven niet reglementair de wedstrijd uit te rijden.
8. 3-rondenklassement
a. Door een organisatiecomité kan een prijs worden uitgeloofd voor een klassement over 3 ronden.
b. Een 3-rondenklassement bestaat uit 3 sprints bij opeenvolgende ronden waarbij per sprint punten te verdienen zijn voor de eerste 3 deelnemers (3, 2 en 1 punt). Het klassement wordt opgemaakt door de punten van de 3 sprints bij elkaar op te tellen. Bij gelijk aantal punten is de klassering in de 3e sprint bepalend.
c. Een 3-rondenklassement wordt 1 ronde voor de finish van elke sprint door een belsignaal en door de speaker via de geluidsinstallatie aangekondigd. De speaker vermeldt het aantal te klasseren deelnemers.
d. Een 3-rondenklassement mag aan groepen worden toegekend, mits daardoor het wedstrijdverloop niet nadelig wordt beïnvloed. Deelnemers met een of meer volle ronden voorsprong, dingen mee op basis van gelijkheid met het peloton.
e. De winnaars van 3-rondenklassement hoeven niet reglementair de wedstrijd uit te rijden.
9. Marathonranking
a. De marathonranking maakt duidelijk welke deelnemers in (inter)nationale wedstrijden van de topdivisie en beloftendivisie gedurende het marathonseizoen het beste presteren over alle wedstrijden. De marathonranking wordt gemaakt aan de hand van de resultaten in alle wedstrijden vanaf de eerste wedstrijd op de officiële wedstrijdkalender.
b. De puntentelling is als volgt:
Aantal deelnemers | Punten | Wedstrijden |
60 | 120-2 | (Alternatieve) Elfstedentocht, NK Natuurijs |
40 | 80-2 | Buitenlands natuurijs incl ONK Natuurijs, (neo-)klassiekers |
40 | 40-1 | Kunstijs (excl NK), Natuurijsvierdaagse |
Winnaar | 10 | |
Reglementair uitrijden | 4 |
c. Voorwaarde voor het toekennen van punten voor de individuele marathonranking is dat de wedstrijd reglementair wordt uitgereden.
d. Rankingpunten voor deelnemers in de beloftendivisie worden slechts toegekend bij wedstrijden die open staan voor alle beloftendivisierijders.
e. Alle punten die behaald worden in de beloftendivisiewedstrijden, worden vermenigvuldigd met de factor 0,50.
f. Rijden de topdivisie en beloftendivisie gezamenlijk in een wedstrijd, zoals de officiële Elfstedentocht of het (O)NK Natuurijs, dan worden de punten toegekend als zijnde dat het één wedstrijd is. De rankingpunten voor de topdivisie zijn dan van toepassing. De rankingpunten worden dan toegekend in de rankingklassementen van de verschillende divisies, zonder toepassing van de factor 0.50.
g. Regiorijders in de topdivisie en beloftendivisie krijgen rankingpunten.
h. Beloftendivisierijders in de topdivisie krijgen rankingpunten voor de topdivisieranking.
Organisatorische bepalingen
Artikel 430
Organisatie en toewijzing van wedstrijden
1. Algemeen
a. Op natuurijs wordt onderscheid gemaakt tussen klassiekers, meerdaagse wedstrijden, rondenwedstrijden, trajectwedstrijden, het NK en het Open NK. Deze wedstrijden worden zowel op natuurijs in Nederland als in het buitenland verreden.
b. Op kunstijs wordt onderscheid gemaakt tussen losse wedstrijden, wedstrijden in competitieverband, meerdaagse wedstijden, NK en het Open NK.
c. De Competitieleider kan als natuurijscoördinator een organisatie de status van (neo-) klassieker toekennen. Deze status kan ook weer aan een organisatie worden ontnomen door de natuurijscoördinator als niet meer aan de kwaliteitseisen wordt voldaan, of indien onder gunstige omstandigheden geen wedstrijd werd georganiseerd. Jaarlijks bepaalt de natuurijscoördinator uiterlijk de derde maandag van december welke wedstrijden worden opgenomen in een lijst met beschermde wedstrijden.
d. Rondenwedstrijden, trajectwedstrijden en klassiekers hebben een maximumlengte van 100 kilometer, tenzij de Competitieleider in afstemming met de Technisch Directeur bij wijze van uitzondering voor een langere afstand dispensatie verleent.
e. Voor de wedstrijden op natuurijs dienen uiterlijk 1 december bij de landelijke natuurijscoördinator draaiboeken te zijn aangeleverd. Draaiboeken waarin duidelijk tot uiting moet komen hoe parcours, accommodatie, organisatie. orde en veiligheid zijn geregeld, inclusief gemeentelijke vergunningen en gemeentelijke instemming evenals instemming landelijk natuurijscoordinator.
f. Het (Open) Nederlands Kampioenschap NK op Natuurijs wordt door de Competitieleider Landelijk natuurijscoordinator slechts toegewezen aan organisaties die elk jaar seizoen een draaiboek hebben ingediend. Draaiboeken waarin duidelijk tot uiting moet komen hoe parcours, accommodatie, organisatie, orde en veiligheid zijn geregeld, inclusief gemeentelijke vergunningen en gemeentelijke instemming evenals instemming landelijk natuurijscoordinator. Voor 1 december zal de Competitieleider Landelijk natuurijscoordinator, op basis van het verstrekte draaiboek, beslissen of de organisatie als kandidaat wordt toegelaten.
g. Voor de wedstrijden op kunstijs dienen uiterlijk 1 maand voorafgaande aan de wedstrijd bij de Competitieleider draaiboeken te zijn aangeleverd.
h. Indien een wedstrijd op een kunstijsbaan ten behoeve van een op dezelfde dag te houden wedstrijd op natuurijs wordt verplaatst of afgelast, worden uitsluitend de aantoonbaar gemaakte kosten door de Competitieleider doorberekend aan de organisatie van de wedstrijd op natuurijs, echter alleen indien deze natuurijswedstrijd eindigt na 12.00 uur.
2. Aanmelding
a. Aanmelding van een natuurijswedstrijd op een ijsvloer rustend op een wateroppervlak kan geschieden bij een ijsdikte van 12 centimeter, mits de weersvooruitzichten en verwachte ijsgroei goed zijn. Er kan pas worden gereden als de ijsdikte over het gehele parcours minimaal 14 centimeter bedraagt. Tot uiterlijk 12 uur voor de geplande start kunnen aanpassingen worden vastgelegd.
b. Aanmelding van een natuurijswedstrijd op een ijsvloer rustend op een vaste ondergrond, kan geschieden bij een ijsdikte van 3 centimeter, mits de weersvooruitzichten en verwachte ijsgroei goed zijn. De wedstrijd mag pas worden verreden als de belangen van de marathonsport voldoende zijn gewaarborgd, zulks ter beoordeling en goedkeuring van de Competitieleider. Tot uiterlijk 12 uur voor de geplande start kunnen aanpassingen worden vastgelegd. Om ieders belang tot zijn recht te laten komen, gelden de volgende regels:
1. Het NK Natuurijs gaat boven het ONK Natuurijs;
2. De beschermde wedstrijden, genoemd in lid 1b, staan boven alle andere wedstrijden, uitgezonderd het NK Natuurijs en de officiële Elfstedentocht;
3. Indien het NK Natuurijs of de officiële Elfstedentocht wordt gehouden op een reeds geplande wedstrijddag, dan zal die wedstrijd zo mogelijk worden verplaatst naar een nader vast te stellen datum of komen te vervallen. In het geval van een meerdaagse wedstrijd op natuurijs, dan wordt in dat geval de meerdaagse op de betreffende geplande wedstrijddag onderbroken.
c. De aanvragen van in de gewesten te organiseren wedstrijden en van een Gewestelijk Kampioenschap voor licentiehouders uit dat gewest, worden per gewest gecoördineerd door de gewestelijke natuurijscoördinator en vervolgens op landelijk niveau door de landelijke natuurijscoördinator.
d. De Competitieleider stelt aan de hand van de ontvangen aanvragen en onder voorwaarden de voorlopige wedstrijdkalender uiterlijk op 1 juli vast.
e. Alle NK’s worden wordt op voordracht van de Competitieleider in afstemming met de Technisch Directeur toegewezen aan een ijsbaan. De financiële verantwoordelijkheid voor NK’s ligt bij het bondsbureau tenzij anders overeengekomen is.
3. Parcoursvereisten natuurijs
a. De verdeling en uitschrijving van een natuurwedstrijd geschiedt door de Competitieleider. Het beoordelen en het vrijgeven van het parcours geschiedt door de hoofdscheidsrechter.
b. De breedte van de wedstrijdbaan is minimaal 4 meter, de gewenste breedte is 10 meter.
c. De breedte van de wedstrijdbaan in de laatste 200 meter voor de finish is minimaal 8 meter.
d. Het ijs dient over het gehele parcours de vereiste dikte te hebben en vrijwel sneeuwvrij te zijn.
e. De organisatie dient ervoor te zorgen dat minimaal over een lengte van 5 meter voor en na de finishlijn geen publiek kan komen, zodat de jury ongestoord haar werkzaamheden kan verrichten.
f. De organisatie dient te zorgen voor aanwezigheid van een jury-onderkomen ter hoogte van start- finish voorzien van stroom en wifi.
g. De lijnen van start en finish worden duidelijk aangegeven door haaks op het rechte eind getrokken strepen. De startlijn en de finishlijn worden zodanig aangebracht, dat start en finish niet plaatshebben nabij een bocht in het parcours, tenzij het een ijsvloer rustend op een vaste ondergrond betreft. Indien een finishdoek of truss met finishbord wordt gebruikt, dient dit boven de finishlijn te worden aangebracht.
h. Een kluunplaats in de laatste 1000 meter voor de finish is niet toegestaan.
i. Het parcours moet met routewijzers en vlaggen en bij mist en duisternis met lichtbakens zijn afgebakend. De organisatie zorgt ervoor dat tijdens de wedstrijd de wedstrijdbaan alleen door de deelnemers aan de wedstrijd wordt gebruikt.
j. Op 2000, 1000, 500 en 100 meter vóór de finish moet rechts van de wedstrijdbaan een aanduiding geplaatst zijn, met daarop respectievelijk de tekst “2000 meter”, “1000 meter”, “500 meter” en “100 meter”.
k. Verzorgingsplaatsen voor ploegleiders tijdens de wedstrijden dienen duidelijk te zijn aangegeven;
l. Op het parcours dienen meerdere afvalzones aangebracht te worden;
m. Kluunplaatsen en bruggen dienen duidelijk te zijn aangegeven;
n. De organisatie dient wakken en gevaarlijke plaatsen op het ijs van en buiten het parcours goed te markeren.
o. De organisator moet door middel van signalen voldoende de aandacht laten vestigen op elke hindernis die hij redelijkerwijs tevoren weet of kan voorzien en die een risico vormt voor de veiligheid van de deelnemers. Zo nodig dient dit afgeschermd te worden.
p. De organisatie dient te beschikken over voldoende goed werkende machines en materialen waarmee het parcours sneeuwvrij en schoongehouden kan worden. De organisatie dient in staat te zijn om een goede ijspreparatie/ijsverzorging uit te voeren.
q. Er dient een goed werkende geluidsinstallatie aanwezig te zijn, zodat de speaker tot op 500 meter voor en 200 meter na de finish goed verstaanbaar is.
Artikel 431 Veiligheid
1. Medisch
a. Bij alle wedstrijden geldt als advies de algemene regel voor inzet van eerstehulpverleners, te weten één hulpverlener per 1.000 gelijktijdig aanwezige personen, met een minimum van twee hulpverleners. Het gaat om hulpverleners op het niveau van Basic Life Support (BLS), waar traditioneel de reguliere eerstehulpverlener onder wordt verstaan. Eerstehulpverleners dienen in bezit te zijn van geldig eerste hulp diploma, inclusief aantekening reanimatie en AED-bediening.
b. Bij (inter)nationale wedstrijden dient één arts met aantoonbare opleiding en werkervaring in de spoedeisende hulpverlening aanwezig te zijn. Daarnaast dient er minimaal een verpleegkundige aanwezig te zijn die zorg kan verlenen op niveau van Advanced Life Support (ALS) conform het actuele Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA).
c. De hulpverleners dienen ter plaatse te kunnen beschikken over adequate uitrusting, inbegrepen communicatiemiddelen en sluitende afspraken over de beschikbare afvoerlijnen conform de in Nederland geldende normen.
2. Baanbeveiliging op kunstijs
a. Boarding
1. Bij wedstrijden op kunstijs moeten in de bochten en ten minste tot 20 meter op het rechte eind na het einde van elke bocht, beveiligingskussens zijn aangebracht.
2. Deze moeten ten minste 80 centimeter hoog en minimaal 30 centimeter dik zijn.
3. De kussens moeten onderling zodanig verbonden zijn dat ze niet wegglijden door de val van een deelnemer.
4. De kussens dienen aan de grond te zijn gefixeerd door middel van een ankersysteem welke in het midden van de boarding staat waardoor een schaatser nooit onder de boarding kan raken.
5. In het geval dat de kussens op het ijs staan, dient een glad ijs oppervlak zonder obstakels of scherpe randen onder de bekleding te worden gegarandeerd.
6. Bij marathonwedstrijden wordt luchtboarding in de bochten met een luchtdruk tussen de 15 en 19 millibar overdruk aanbevolen.
7. De buitenzijde van de beveiligingskussens moet water- en snijbestendig zijn.
8. Eventuele reclamedoeken op de binnenzijde van de boarding dienen op een overlappende wijze in de schaatsrichting te worden opgehangen.
b. Objecten binnen 3 meter van de wedstrijdbaan
1. Objecten die zich bevinden binnen 3 meter vanaf de rand van de inrij- en wedstrijdbaan, dienen te worden verwijderd of, indien dit niet kan, te worden beveiligd met stootkussens.
2. Objecten dienen ten minste tot een hoogte van 80 centimeter beschermd te worden.
3. Het beschermende materiaal dient een adequaat absorptie-effect te geven wanneer een deelnemer hiermee in aanraking komt.
4. De bescherming moet zodanig worden aangebracht dat het beschermingssysteem zelf geen risicofactor zal zijn in het geval van een botsing tussen een deelnemer en de bescherming.
c. De organisatie dient ervoor te zorgen dat over een lengte van minimaal 5 meter voor en na de finishlijn en ter breedte van 3 meter geen publiek kan komen, zodat de jury ongestoord haar werkzaamheden kan verrichten.
d. Met uitzondering van het rechte eind naar de finish, geldt het dringende advies om de buitenste strook van de ijsbaan niet te dweilen i.v.m. remmende werking bij valpartijen.
e. Voor kunstijsbanen langer dan 400 meter geldt een inspanningsverplichting om zoveel als mogelijk te voldoen aan het gestelde in dit artikel.
3. Pylonen
a. Bij alle marathonwedstrijden kunnen op aanwijzing van de scheidsrechter, ter bescherming van de ijskwaliteit en ter markering van de wedstrijdbaan, in de bochten zogenaamde pylonen van maximaal 20 centimeter hoog geplaatst worden. Deze pylonen worden, door de aangewezen bochtencommissaris(sen), verplaatst c.q. verwijderd volgens een door de scheidsrechter vast te stellen schema.
b. Advies is om gebruik te maken van vooraf geplaatste referentiepunten.
4. Weersomstandigheden
a. Bij een verwachte lucht- of gevoelstemperatuur van -20 graden Celsius of kouder, gemeten op de baan c.q. het parcours op anderhalve meter boven de grond, is beraad noodzakelijk omtrent doorgaan van de wedstrijd en/of eventuele aanpassing daarvan.
b. De hoofdscheidsrechter neemt hierover het besluit, gehoord hebbende vertegenwoordigers van het organisatiecomité, een afvaardiging van het KNSB Bondsbureau, het medisch team en vertegenwoordigers van deelnemers.
c. In geval van ongunstige weersomstandigheden of andere buitengewone omstandigheden kan de scheidsrechter beslissen om het aanvangstijdstip en/of afstand van een wedstrijd te wijzigen of de wedstrijd af te gelasten.
Artikel 432
Functionarissen bij wedstrijden
1. Jury
Voor alle (inter)nationale wedstrijden op kunst- en natuurijs wordt een jury samengesteld die bestaat uit:
a. Eén hoofdscheidsrechter, die de leiding heeft en de eindverantwoordelijkheid draagt voor een goed verloop van de wedstrijd(en), de uitslag en de correcte toepassing van de wedstrijdreglementen. De taken en bevoegdheden van een hoofdscheidsrechter zijn als volgt:
1. Geeft leiding aan de jury en medewerkers;
2. Beoordeelt of door de organisatie is voldaan aan de (veiligheids)vereisten die aan het organiseren van een wedstrijd zijn verbonden en is bevoegd om desgewenst passende maatregelen te nemen;
3. Bepaalt of de wedstrijd afgelast, gestart, onderbroken, herstart of (voortijdig) beëindigd wordt;
4. Kan onder omstandigheden het aantal te rijden ronden wijzigen;
5. Bepaalt welke deelnemer een of meerdere ronden voorsprong heeft en welke deelnemer een ronde achterstand heeft;
6. Is bevoegd om maatregelen te nemen en/of sancties op te leggen;
7. Bepaalt of een deelnemer die uit de wedstrijd wordt genomen, wordt geklasseerd;
8. Neemt schriftelijke protesten in ontvangst en beslist hierover, inclusief protesten tegen de officieuze uitslag;
9. Bekrachtigt de einduitslag met zijn handtekening;
10. Stelt het proces-verbaal op bij het opleggen van een gele of rode kaart;
11. Kan de jury in zaken bij de Tuchtcommissie vertegenwoordigen;
12. Doet namens de jury mededelingen aan de pers in samenspraak met de Competitieleider;
13. Verzorgt de instructie en controle van het medisch team in samenspraak met de Competitieleider;
14. Het staat de hoofdscheidsrechter vrij om bovenstaande taken en bevoegdheden tijdens de wedstrijden te delegeren aan andere juryleden. De eindverantwoordelijkheid is echter niet overdraagbaar.
b. Eén of meerdere scheidsrechters, die de hoofdscheidsrechter assiste(e)r(t)en, leiding heeft over één of meerdere door de hoofdscheidsrechter toebedeelde wedstrijden en de wedstrijdreglementen correct toepast. De taken en bevoegdheden van een scheidsrechter zijn als volgt:
1. Geeft leiding aan de jury en medewerkers;
2. Bepaalt of de wedstrijd gestart, onderbroken of herstart wordt;
3. Bepaalt welke deelnemer een of meerdere ronden voorsprong heeft en welke deelnemer een ronde achterstand heeft;
4. Is bevoegd om maatregelen te nemen en/of sancties op te leggen;
5. Bepaalt of een deelnemer die uit de wedstrijd wordt genomen, wordt geklasseerd;
6. Neemt schriftelijke protesten in ontvangst, inclusief protesten tegen de officieuze uitslag;
7. Stelt het proces-verbaal op bij het opleggen van een gele of rode kaart;
8. Kan de jury in zaken bij de Tuchtcommissie vertegenwoordigen.
c. Eén of meerdere aankomstrechters, die verantwoordelijk zijn voor het opmaken van de uitslagen. De werklocatie van de aankomstrechter is het jury-onderkomen. De taken van de aankomstrechter zijn als volgt:
1. Geeft in het jury-onderkomen leiding;
2. Vaststellen van volgorde van aankomsten bij sprints, (tussen)klassementen en einde wedstrijd en draagt zorg voor correcte toepassing van de puntentellingen;
3. Draagt zorg voor uitslagen en tussenstanden van alle klassementen;
4. Controleert voor de start samen met de systeembeheerder(s) of alle deelnemers goed werkende transponders dragen;
5. Overlegt met systeembeheerder(s) en de personen die de transponder- en videoapparatuur bedienen;
6. Meldt aan de scheidsrechter als de apparatuur niet naar behoren functioneert en/of is uitgevallen;
7. Draagt zorg voor de verbindingscheck in de vorm van bijvoorbeeld een portofoontest;
8. Communiceert namens de juryleden in het jury-onderkomen met de scheidsrechter;
9. Zorgt voor tijdige opname en weergave van de juiste samenstelling van de kopgroep en/of deelnemers met ronden voorsprong;
10. Overlegt en informeert (met) de scheidsrechter over de stand van de wedstrijd, een ronde voorsprong en achterstand;
11. Adviseert de scheidsrechter over het aantal nog te rijden ronden;
12. Draagt er zorg voor dat de voorlopige uitslagen zo spoedig mogelijk worden gepubliceerd;
13. Adviseert de scheidsrechter over protesten tegen de voorlopige uitslag;
14. Draagt er zorg voor dat de definitieve uitslagen door de scheidsrechter worden getekend.
d. Eén of meerdere assistent-scheidsrechters, die toezicht houden langs de baan op een correct verloop van de wedstrijd en een correcte gang van zaken op en nabij een eventuele verzorgingsplaats. De taken van de assistent-scheidsrechters zijn als volgt:
1. Uitvoeren van controles op veiligheidsaspecten en/of uitrusting;
2. Constateren en melden van onregelmatigheden tijdens de wedstrijden bij de (hoofd)scheidsrechter;
3. Fungeren als aanspreekpunt en ondersteunen de bochtencommissarissen;
4. Toezicht houden op de verzorgingsplaats en indien nodig aanspreken van de ploegleiders en/of verzorgers;
5. Het maken van video-opnames. Dit betreft onder andere finales van wedstrijden;
6. Uitvoeren van overige taken op verzoek van de (hoofd)scheidsrechter.
e. Eén rondenteller. Dit is het jurylid die het rondenbord en de bel bedient. De taken van de rondenteller zijn als volgt:
1. De rondenteller zal zich op maximaal drie meter afstand van de finishlijn moeten opstellen;
2. De rondenteller moet het aantal nog te verrijden ronden zichtbaar tonen;
3. Op 20 tot 30 meter voor het ingaan van de laatste ronde dienen de deelnemers een belsignaal te krijgen;
4. Het aantal nog te rijden ronden op het rondenbord wordt naar beneden bijgesteld voordat de bel wordt geluid;
5. Bij alle wedstrijden dient een rondenbord met driecijferige aanduiding aanwezig te zijn alsmede een reserve rondenbord.
f. Eén of meerdere bochtencommissarissen, die zorgen voor het veilig verplaatsen van de pylonen in de bochten en die toezicht houden op de kwaliteit van het ijs in de bochten in afstemming met de assistent-scheidsrechter.
g. Eén of meerdere, tot een maximum van drie juryleden die zorgen voor de schaduwregistratie inzake het verloop van de wedstrijd en de volgorde van aankomst. Primair gebeurt dit aan de rand van de baan, enkel in het jury-onderkomen wanneer hier voldoende ruimte aanwezig is. Naar het oordeel van de hoofdscheidsrechter.
h. Eén of meerdere speakers. De primaire taak van de speaker beperkt zich tot het doen van mededelingen, via de geluidsinstallatie, die betrekking hebben op de wedstrijd.
1. Op de momenten dat er geen wedstrijd gerelateerde mededelingen zijn door te geven, kan de speaker andere mededelingen doen.
2. Speakers hebben een informerende en sfeer verhogende taak, maar mogen niet van invloed zijn op het wedstrijdverloop.
3. Speakers dienen wedstrijd gerelateerde mededelingen in het Engels over te brengen als aangenomen mag worden dat 1 of meerdere deelnemers aan de wedstrijd de Nederlandse taal niet machtig zijn.
2. Overige medewerkers
a. Eén of meerdere systeembeheerders, die zorgen voor de technische ondersteuning en juiste informatievoorziening vanuit de nodige systemen aan de juryleden en derden. De taken van de systeembeheerder zijn als volgt:
1. Zorgt voor goed werkende apparatuur, techniek en systemen en juiste informatievoorziening;
2. Verantwoordelijk voor de inschrijving en opstellen van startlijsten;
3. Controleert voor de start samen met de systeembeheerder(s) en in de loze ronde of alle deelnemers goed werkende transponders dragen;
4. Informeert en overlegt met de aankomstrechter;
5. Adviseert de aankomstrechter. Onder andere bij volgorde van aankomsten bij sprints, (tussen)klassementen en einde wedstrijd, correcte toepassing van de puntentellingen en uitslagen en tussenstanden van alle klassementen en ranking;
6. Publiceert, na toestemming aankomstrechter, (voorlopige) uitslagen.
b. Medewerkers die toezien op de deelnemersregistratie.
c. Medewerkers, die assisteren bij het bekendmaken en verspreiden van de uitslagen, ook wel runners genoemd.
d. Medewerkers voor het openen en sluiten van de boarding bij het betreden en verlaten van de baan.