cao’11-’13
CAO 2011– 2013 verzelfstandigde rijksmusea
Looptijd 1 juli 2011 – 1 april 2013
Colofon
Oorspronkelijk ontwerp: Uncoated Utrecht Omslag, opmaak en druk: MultiCopy Diemen
CAO 2011– 2013 verzelfstandigde rijksmusea
Looptijd 1 juli 2011 – 1 april 2013
cao’11-’13
Inhoudsopgave | ||
Artikel | Omschrijving | Bladzijde |
1 | Definities | 7 |
2 | Deeltijdarbeid | 8 |
3 | Algemene verplichtingen van de werkgever | 8 |
4 | Algemene verplichtingen van partijen bij deze cao | 10 |
5 | Algemene verplichtingen van de werknemer | 10 |
6 | Indienstneming en ontslag | 12 |
7 | Arbeidsduur en werktijden | 15 |
8 | Functiegroepen en salarisschalen | 16 |
9 | Bijzondere beloningen | 18 |
10 | Feestdagen | 20 |
11 | Buitengewoon verlof | 21 |
12 | Vakantie | 23 |
13 | Vakantietoeslag | 25 |
14 | Eindejaarsuitkering | 25 |
15 | Ontwikkelbeleid | 26 |
16 | Arbeidsongeschiktheid | 26 |
17 | Uitkering bij overlijden | 29 |
18 | Pensioenregeling | 30 |
19 | Kostenvergoedingen | 30 |
20 | Tussentijdse herziening | 31 |
21 | Uitleg en geschillen | 31 |
22 | Onvoorziene gevallen | 32 |
23 | Looptijd | 32 |
Bijlage 1a | Salarisverhoging | 34 |
Bijlage 1b | Salarisschalen | 34 |
Bijlage 2 | Pensioenregeling | 35 |
Bijlage 3 | Tijdelijke aanstellingen wetenschappelijk personeel | 35 |
Bijlage 4 | Mobiliteitsmanagement | 37 |
Bijlage 5 | Overgangsregeling afschaffen leeftijdsvakantie-uren | 37 |
Bijlage 6 | Procedure bij reorganisaties | 37 |
Bijlage 7 | Ondernemingen onder de werkingssfeer van de cao | 38 |
Bijlage 8 | Protocol CAO 2011-2013 | 39 |
Bijlage 9 | Seizoenmedewerkers | 39 |
Bijlage 10 | Vrijwilligers | 39 |
Bijlage 11 | Adressenlijst | 39 |
Register | 41 |
Artikel 1 Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
a. Vereniging van
Rijksgesubsidieerde Musea: partij ter ener zijde;
b. Werkgever: elk lid van partij ter ene zijde, voor zover door partijen bij deze cao opgeno-
men of tussentijds opgenomen in de in bijlage 7 opgenomen lijst;
c. Vakverenigingen: partijen ter andere zijde;
d. Werknemer: iedere persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van
de werkgever en waarvan de functie is ingedeeld of gezien de aard der werk- zaamheden behoort te worden ingedeeld in de salarisschalen als genoemd in bijlage 1b van deze cao;
e. Partner: de echtgenoot/echtgenote, de geregistreerde partner, alsmede de partner met wie de niet-gehuwde werknemer, met het oogmerk duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert. Niet als partner wordt be- schouwd de huisgenoot met wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat;
f. OR: de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden;
g. CAO: deze collectieve arbeidsovereenkomst met inbegrip van de daarbij beho- rende bijlagen;
h. BW: boek 7 titel 10 Burgerlijk Wetboek;
i. Maand: een kalendermaand;
j. Week: een periode van 7 etmalen, waarvan het eerste aanvangt bij het begin van de eerste dienst op maandagochtend;
k. Weekeinde: Het tijdvak tussen zaterdag 00.00 uur en zondag 24.00 uur
l. Dienstrooster: een werktijdenregeling die aangeeft op welke tijdstippen werknemers norma-
liter hun werkzaamheden aanvangen, deze beëindigen en onderbreken;
m. Normale arbeidsduur: een contractuele arbeidsduur van 36 uur gemiddeld per week op jaarbasis;
n. Maandsalaris: het salaris zoals geregeld in bijlage 1 van deze cao, inclusief een eventuele
persoonlijke garantietoeslag;
o. Maandinkomen: het maandsalaris vermeerderd met de toeslag voor tijdelijke waarneming als
bedoeld in artikel 8 lid 6, alsmede de toeslagen voor roosterdienst en bereik- baarheidsdienst als bedoeld in artikel 9, leden 1, 2 en 3;
p. Jaar: kalenderjaar, tenzij anders vermeld;
q. Jaarsalaris: 12 keer het maandsalaris;
r. Jaarinkomen: 12 keer het maandinkomen, vermeerderd met de vakantietoeslag en de
eindejaarsuitkering;
s. Uursalaris: 1/156ste van het maandsalaris;
t. Standplaats: de door de werkgever als zodanig aangegeven plaats waar de werknemer
als regel zijn werkzaamheden verricht of van waaruit als regel zijn werkzaam- heden aanvangen.
Artikel 2 Deeltijdarbeid
1. Verzoek tot deeltijdarbeid De Wet Aanpassing Arbeidsduur is niet van toepassing voor zover het betreft
het recht op vermeerdering van de overeengekomen arbeidsduur. De werk- gever kan dit verzoek toewijzen, indien de vermeerdering niet in strijd is met enig belang van de werkgever.
2. Arbeidsvoorwaarden Indien op grond van de individuele arbeidsovereenkomst de bedongen
naar rato
arbeid minder bedraagt dan de normale arbeidsduur zijn de bepalingen van deze cao, naar rato van de individuele arbeidsduur, op overeenkomstige wijze van toepassing, tenzij in deze cao anders is geregeld.
3. Tijdelijke deeltijdarbeid a. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt eveneens voor een ver-
zoek tot tijdelijk werken in deeltijd, mits dit organisatorisch inpasbaar is.
b. De termijn dient ten minste één jaar en ten hoogste drie jaren te bedragen.
c. De nieuwe tijdelijke arbeidsduur dient ten minste de helft van de voor de betreffende werknemer geldende arbeidsduur te bedragen.
d. De werknemer die op grond van deze bepaling een beroep doet op tijdelijk werken in deeltijd behoudt het recht op terugkeer naar de eigen functie of, indien dit niet mogelijk is, het eigen functieniveau.
Artikel 3 Algemene verplichtingen van de werkgever
1. Toepassing cao De werkgever verplicht zich geen werknemers in dienst te nemen of te hou-
den op voorwaarden die in strijd zijn met deze cao.
a. De bepalingen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van deze CAO zijn niet van toepassing op de voormalig universitair werknemers van de Universiteiten van Amsterdam, Leiden en Wageningen die in verband met de overdracht van de botanische en zoölogische collecties en hieraan gerelateerde activiteiten van deze universiteiten in dienst zullen komen
bij de Stichting Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis (hierna te noemen: “NCB Naturalis”). In plaats daarvan zal NCB Naturalis op de arbeidsovereenkomsten met deze voormalig universitaire werknemers de bepalingen zoals opgenomen in de separaat tussen partijen bij deze CAO overeengekomen ‘Arbeidsvoorwaardenregeling Voormalig Universitair Werknemers’ toepassen.
2. Individuele arbeids- De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele overeen-
overeenkomst
komst arbeidsovereenkomst aangaan waarin verwezen wordt naar deze cao, die van de individuele arbeidsovereenkomst integraal deel uitmaakt.
3. Uitreiking cao De werkgever zal aan de werknemer een exemplaar van de cao, alsmede van
de wijzigingen daarop, uitreiken.
4. Wervingsbeleid Bij het ontstaan van vacatures zal de werkgever, rekening houdend met het
advies van de OR, alsmede rekening houdend met de uitgangspunten van een normale bedrijfsvoering, overgaan tot een interne wervingsprocedure. Gelijktijdig kan worden gestart met een externe wervingsprocedure.
0 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx is van toepassing.
6 Vakbondsfaciliteiten a. Werkgeversbijdrage
De VRM verklaart zich bereid om tot 2017 aan de vakverenigingen vallend onder deze CAO een bijdrage te verstrekken van € 20.000 per jaar (met ingang van 1 januari 2012). De vakverenigingen dragen zelf zorg voor de onderlinge verdeling van dit bedrag.
b. Organisatorische faciliteiten
De werkgever zal ten behoeve van het vakbondswerk in de onderneming de volgende faciliteiten toekennen onder voorwaarde dat dit vakbonds- werk de bestaande communicatie- en overlegstructuren niet doorkruist of belemmert, de voortgang van de werkzaamheden in de onderneming niet worden geschaad en dat jaarlijks een schriftelijke opgave plaatsvindt van de kaderleden van de vakorganisatie die ondernemingsgerichte activiteiten ontplooien:
1. op verzoek zal door de werkgever een vergaderruimte of spreekkamer ter beschikking worden gesteld;
2. de werkgever zal de kaderleden een gepast gebruik toestaan van telecommunicatie- en reproductieapparatuur en, indien aanwezig, van internet en e-mailfaciliteiten;
3. voor het doen van zakelijke mededelingen kan gebruik gemaakt wor- den van publicatieborden.
c. De werknemer kan de werkgever verzoeken gebruik te mogen maken van de fiscale mogelijkheden om de contributie van de werknemersorganisa- tie die partij is bij deze CAO van het bruto salaris of de bruto vakantietoe- slag te laten inhouden.
d. Voor een verlofregeling betreffende vakbondsbijeenkomsten wordt ver- wezen naar artikel 11, lid 3 van deze CAO.
7 Getuigschrift Artikel 7:656 BW is van toepassing.
8 Medezeggenschap 1. Voor ondernemingen die vallen onder artikel 35.b van de Wet op de On-
dernemingsraden (tussen 10 en 50 werknemers), zal - indien ten minste drie kandidaten op de wettelijk voorgeschreven wijze worden voorgedra- gen en verkozen - de Wet op de Ondernemingsraden van toepassing zijn.
2. De grens voor het verplicht stellen van een ondernemingsraad wordt gelegd bij 35 werknemers of meer.
Artikel 4 Algemene verplichtingen van partijen bij deze cao
1. Nakoming door partijen Partijen zullen deze overeenkomst naar de maatstaven van redelijkheid en
billijkheid naleven en handhaven.
2. Nakoming door leden Partijen zullen bevorderen, dat hun leden de bepalingen van deze overeen-
komst naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid naleven.
Artikel 5 Algemene verplichtingen van de werknemer
1. Goed werknemerschap De werknemer is gehouden de belangen van het bedrijf van de werkgever als
een goed werknemer te behartigen, ook indien geen uitdrukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
2. Uitvoering opgedragen De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opge-
werkzaamheden
dragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
3. Arbeidsomstandigheden De werknemer is mede verantwoordelijk voor de orde, veiligheid en de
arbeidsomstandigheden in het bedrijf van de werkgever en gehouden tot na- leving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven.
4. Nevenwerkzaamheden a. Indien de werknemer enigerlei arbeid voor derden gaat verrichten of
als zelfstandige een nevenbedrijf gaat voeren, dient hij dit vooraf aan de werkgever te melden. Indien naar het oordeel van de werkgever te verwachten valt dat de nevenwerkzaamheden schadelijk zijn voor een
goede vervulling van het dienstverband dan wel zakelijke belangen van de werkgever schaden, is hij bevoegd de nevenwerkzaamheden te verbie- den of aan het verrichten ervan voorwaarden te verbinden, hetgeen door hem schriftelijk en gemotiveerd aan werknemer wordt medegedeeld. Dit laat onverlet het bepaalde in artikel 11, lid 6.
b. De werknemer die arbeidsongeschikt wordt als gevolg van niet door de werkgever goedgekeurde nevenwerkzaamheden, verliest elke aanspraak op de in artikel 16 geregelde aanvullingen op de wettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
5. Geheimhouding a. Tijdens het dienstverband en na beëindiging daarvan, verplicht de
werknemer zich tot volstrekte geheimhouding omtrent al die onderne- mingsaangelegenheden waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat geheimhouding vereist is, ongeacht de wijze waarop deze ter kennis zijn gekomen. De werkgever behoudt zich het recht voor de als gevolg van schending van de geheimhoudingsplicht geleden schade op de (ex-) werknemer te verhalen.
b. De werknemer is ter zake tevens gehouden aan de voorwaarden die de werkgever bij het verwerven van opdrachten met de cliënten is overeen- gekomen voor zover de werkgever deze voorwaarden schriftelijk aan de werknemer heeft medegedeeld.
6. Misbruik van positie De werknemer zal zich ervan onthouden:
a. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan ten behoeve van de onderne- ming door derden uit te voeren aannemingen, leveringen of werken;
b. middellijk of onmiddellijk geschenken met handelswaarde, provisie of be- loning aan te nemen van personen of rechtspersonen, waarmee hij door of vanwege zijn functie direct of indirect in aanraking komt;
c. andere werknemers van de onderneming te verplichten tot het verrichten van persoonlijke diensten;
d. goederen van de onderneming te gebruiken voor eigen doeleinden.
7. Intellectuele eigendom a. Onverminderd het wettelijk bepaalde inzake het van rechtswege aan de
werkgever toekomen van industriële en intellectuele eigendomsrechten, verkrijgt de werkgever het uitsluitend recht op de door de werknemer in het kader van zijn dienstverband door hem alleen of in samenwerking
met anderen gedane uitvindingen, verkregen uitkomsten, modellen, uitge- dachte werkwijzen, tekeningen, software, geschreven en/of vervaardigde werken. De werkgever verkrijgt een gelijk recht ten aanzien van zaken en/ of goederen als hiervoor omschreven, welke de werknemer niet in het kader van zijn dienstverband, maar aantoonbaar met gebruikmaking van aan de werkgever ontleende kennis of vaardigheid heeft verkregen.
b. De werknemer is verplicht in opdracht en voor rekening van de werkgever te allen tijde medewerking te verlenen bij het verkrijgen van, het beschik- ken over en het handhaven van alle rechten in en buiten Nederland, bedoeld in of voortvloeiend uit het bepaalde onder a.
c. De werkgever is niet gehouden voor de onder a bedoelde zaken octrooi of andere bescherming aan te vragen. De werkgever is vrij aan derden hulp te verlenen bij pogingen om voor de betreffende uitvindingen enzo- voort bescherming te verkrijgen.
d. In geval de werkgever in een door werknemer gedane uitvinding als bedoeld onder a niet is geïnteresseerd, verkrijgt de werknemer, na toestemming van de werkgever, het recht daarop octrooi aan te vragen. De werkgever zal zich zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden nadat een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de betref- fende werknemer is ontvangen, uitspreken over het al dan niet verlenen van toestemming. Zolang een dergelijk verzoek niet is ontvangen, is de werkgever vrij van de betrokken uitvindingen gebruik te maken en daar- over te publiceren, dan wel daarover aan derden mededeling te doen. Indien een dergelijk verzoek is ontvangen, zal de werkgever, zolang hij zich over het verzoek niet heeft uitgesproken, waar redelijkerwijs mogelijk met de belangen van de werknemer rekening houden bij enig gebruik van de uitvinding of publicatie daaromtrent.
Indien de werknemer het octrooi heeft verworven, zal hij, wanneer de
werkgever dit verlangt, bij het verlenen van licenties aan derden ten behoeve van de werkgever bedingen dat deze de vinding en de daarmee verband houdende specifieke kennis voor zichzelf mag gebruiken en laten gebruiken. Voor zover mogelijk is dit onderdeel op overeenkomstige wijze van toepassing op andere vormen van industriële en intellectuele eigendom.
e. De werknemer die belangen heeft of verkrijgt bij octrooien of aanvragen daartoe, is verplicht hiervan onmiddellijk kennis te geven aan de werk- gever. Deze laatste zal beslissen of het voortduren van deze belangen al of niet verenigbaar is met het dienstverband. In geval de werknemer
verzuimt deze kennisgeving te doen, kan het dienstverband onmiddellijk worden verbroken.
f. Voor zover dit niet afwijkt van enige wettelijke bepaling van dwingende aard, vindt de werknemer in het krachtens de arbeidsovereenkomst genoten salaris vergoeding voor het gemis van de aan de werkgever toevallende rechten van industriële en intellectuele eigendom.
8. Visitatie De werknemer kan aan visitatie worden onderworpen volgens de binnen het museum vastgestelde veiligheidsregels, welke zijn vastgesteld in overleg met het medezeggenschapsorgaan (OR of PVT).
Artikel 6 Indienstneming en ontslag
1. Individuele De werknemer ontvangt bij indiensttreding een exemplaar van deze cao,
arbeidsovereenkomst
alsmede een individuele arbeidsovereenkomst waarin onder meer is opge- nomen:
a. de naam en plaats van vestiging van de werkgever;
b. de naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum van de werknemer;
c. de standplaats;
d. de datum van indiensttreding;
e. de functie bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst, alsmede de aanduiding ‘voltijdarbeidsovereenkomst’, indien de functie de normale arbeidsduur vergt, dan wel de aanduiding van de overeengekomen indivi- duele arbeidsduur, indien sprake is van een deeltijdarbeidsovereenkomst;
f. de proeftijd;
x. xxxx van de in lid 3 van dit artikel genoemde arbeidsovereenkomsten is aangegaan;
h. de salarisschaal en het salaris;
i. de datum van toetreding tot de pensioenregeling;
j. eventuele bijzondere voorwaarden die op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn;
k. de opzegtermijn.
2. Proeftijd In afwijking van artikel 652 BW bedraagt de proeftijd twee maanden.
3. Aard van de Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de arbeidsovereenkomst aan-
arbeidsovereenkomst
gegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd;
b. hetzij voor bepaalde tijd.
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke arbeidsovereen- komst is aangegaan. Indien deze vermelding ontbreekt, is de arbeidsover- eenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan.
4. Arbeidsovereenkomst Op basis van artikel 668a BW geldt het volgende:
bepaalde tijd
1. Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen:
a. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd;
b. meer dan 3 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Lid 1, onderdeel a en laatste zinsnede, is niet van toepassing op een arbeidsovereenkomst aangegaan voor niet meer dan 3 maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeids- overeenkomst voor 36 maanden of langer.
3. Artikel 668a, lid 2 BW is niet van toepassing (opvolgende werkgevers).
4. Voor het tijdelijk aanstellen van wetenschappelijk onderzoekers en pro- movendi geldt bijlage 3 van deze CAO.
5. Oproepkrachten Op basis van artikel 628a BW geldt het volgende: Indien een arbeidsom-
vang van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet zijn vastgelegd, dan wel indien de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de werk- nemer voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht.
6. Verklaring omtrent het Een arbeidsovereenkomst wordt slechts aangegaan indien op grond van een
gedrag/veiligheidsonderzoek ten aanzien van de betrokkene ingesteld veiligheidsonderzoek dan wel op
grond van een verklaring omtrent het gedrag, naar het oordeel van de werk- gever, geen bezwaar bestaat tegen vervulling van de desbetreffende functie door betrokkene.
7. Opzegtermijnen Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende
reden in de zin van de artikelen 678 en 679 BW en behoudens tijdens of aan het einde van de proeftijd als bedoeld in lid 2, in welke gevallen de arbeids- overeenkomst wederzijds onmiddellijk kan worden beëindigd, neemt de arbeidsovereenkomst een einde:
a. voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst. Door inwerkingtreding van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid met ingang van 1 januari 1999 geldt op basis van artikel 672 BW het volgende1:
1. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging be- draagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
x. xxxxxx dan vijf jaar heeft geduurd: één maand;
b. vijf jaar of langer, korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden.
d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
2. De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging be- draagt één maand.
3. Indien de toestemming bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Be- sluit Arbeidverhoudingen 1945 is verleend, wordt de termijn van opzeg- ging, bedoeld in lid 2, verkort met één maand, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging tenminste één maand bedraagt.
Voor beide partijen bedraagt de termijn van opzegging na de proeftijd echter nooit minder dan één maand. De opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van de kalendermaand.
Het opzeggen van een arbeidsovereenkomst dient te allen tijde schriftelijk te gebeuren.
b. voor werknemers voor een bepaalde tijd in dienst op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst, dan wel op het tijdstip, bepaald op grond van het eerste lid van artikel 667 en 668 BW; de werkgever stelt de werknemer hiervan ten minste een maand van tevoren in kennis. Tussentijdse opzegging is mogelijk na een geldig be- ding dat schriftelijk is overeengekomen tussen werkgever en werknemer en dat voor beide partijen geldt.
In zijn algemeenheid geldt dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, voor zover in deze cao niet anders is bepaald, wordt beheerst door de artike- len 667 tot en met 686 BW.
1 Voor de werknemer die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet 45 jaar of ouder was en voor wie op dat tijdstip een langere termijn voor opzegging gold dan volgens deze wet, blijft de oude termijn gelden zo lang hij bij dezelfde werkgever in dienst blijft.
8. Einde arbeidsovereenkomst De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer eindigt op
de eerste dag van de maand waarin de werknemer gebruik maakt van de pensioenregeling, doch uiterlijk van rechtswege op de dag waarop de werk- nemer de AOW gerechtigde leeftijd bereikt. Voortzetting van de arbeidsover- eenkomst na de AOW leeftijd is alleen mogelijk in overleg tussen de werkge- ver en de betrokken werknemer. De pensioenregeling is de pensioenregeling VRM zoals ondergebracht bij PFZW. Nadere definiëring is opgenomen in bijlage 2 van deze CAO.
Artikel 7. Arbeidsduur en werktijden
1. Arbeidsduur De arbeidsovereenkomst van een werknemer met een voltijd arbeidsover-
eenkomst heeft een gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week. De jaarurennorm bedraagt 1872 uur (52 weken van 36 uur). De werknemer met een deeltijd arbeidsovereenkomst heeft een jaarurennorm naar rato van het deeltijdpercentage. Voor de berekening van het netto te werken aantal uren geldt een uitvoeringsregeling.
2. Kaders voor dienstroosters a. Inroosteren geschiedt jaarlijks in overleg tussen de werkgever en de
werknemer, groep van werknemers of OR/PVT volgens de normen die gelden in de Arbeidstijdenwet.
b. Voor de werknemer geldt een minimum arbeidsduur van 3 uur per dag, tenzij anders overeengekomen met wederzijds goedvinden en/of wanneer het dienstbelang dit noodzakelijk maakt.
3. Dagdienst In dagdienst wordt normaliter gewerkt op 6 dagen van de week tussen 07.30
en 20.00 uur.
4. Dienstroosters a. De werknemer ontvangt van de werkgever jaarlijks voorafgaande aan het
kalenderjaar een jaarrooster waarin in redelijkheid rekening is gehouden met zijn wensen. Structurele wijzigingen in dit jaarrooster worden tijdig, doch ten minste twee maanden van tevoren, aan de werknemer voorge- legd en door de werkgever vastgesteld.
b. Bij onvoorziene roosterwijzigingen in verband met calamiteiten wordt in onderling overleg tussen werkgever en werknemer of groep van werkne- mers naar oplossingen gezocht.
c. Voor werken in het weekeinde wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de overlegregeling van de Arbeidstijdenwet is geregeld. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de werknemer die uitsluitend of overwegend zijn werkzaamheden in het weekeinde verricht.
5. Overwerk a. Van overwerk is sprake indien de jaarurennorm van 1872 uur bruto wordt
overschreden.
b. Jaarlijks wordt per werknemer het aantal gewerkte uren vastgesteld en vergeleken met de norm.
Indien de werknemer in enig jaar minder is ingeroosterd dan in zijn
individuele arbeidsovereenkomst is afgesproken, worden deze minuren uitbetaald.
Indien de werknemer in enig jaar meer uren heeft gewerkt dan in zijn individuele arbeidsovereenkomst is afgesproken, dienen deze plusuren binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar in tijd te worden gecompenseerd. Indien dit niet of slechts ten dele mogelijk is, worden de resterende plusuren uitbetaald.
De werknemer in schaal 10 of hoger heeft vanaf 1 maart 2011 geen recht op uitbetaling of compensatie in tijd van resterende plusuren, tenzij deze plusuren zijn gemaakt in opdracht van de directie.
c. Ieder kwartaal genereert de werkgever een overzicht van gewerkte uren per werknemer. Deze informatie wordt aan betrokkene en zijn direct leidinggevende ter hand gesteld ten behoeve van de indeling van de te werken uren in de rest van het jaar.
6. Incidentele overschrijdingen Een incidentele overschrijding van de normale dagelijkse arbeidsduur van
een half uur of minder wordt geacht deel uit te maken van de in het eerste lid bedoelde wekelijkse arbeidsduur.
7. Arbeidsduurverkorting Voor oudere werknemers bestaat de volgende mogelijkheid voor arbeids-
duurverkorting:
oudere werknemers
a. Voor werknemers van 60 jaar en ouder, met een aaneengesloten dienst- tijd van tenminste 5 jaren, wordt de dagelijkse arbeidsduur op verzoek met een half uur verkort, met behoud van inkomen. Aanpassing van de arbeidsduur vindt plaats per de 1e van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 60 jaar bereikt.
Het is niet mogelijk om aldus verworven uren aaneengesloten op te nemen of op te sparen.
b. Een verkorting van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur als in lid a bedoeld heeft geen gevolgen voor de grondslag voor premieheffing en uitkering inzake pensioen.
8. Nachtarbeid Nachtarbeid is niet verplicht voor werknemers die ongeschiktheid kunnen
aantonen op grond van een medische indicatie.
Artikel 8 Functiegroepen en salarisschalen
1. Algemeen a. De functies van de werknemers zijn ingedeeld in functiegroepen op basis
van het Orba-systeem (referentiemethode).
b. De beschrijving van de functies vindt plaats conform het Handboek Referentiefuncties VRM, zoals vastgelegd in overleg tussen partijen bij de CAO. In iedere aangesloten onderneming zal dit Handboek ter inzage beschikbaar zijn.
c. De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste indeling van de functie.
d. Bij elke functiegroep hoort een salarisschaal. De salarisschalen zijn opge- nomen in bijlage 1b van de cao.
e. De werknemer ontvangt schriftelijk mededeling van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld, de salarisschaal waarin hij is ingedeeld, zijn schaalsalaris en het aantal periodieken, waarop zijn schaalsalaris is gebaseerd.
f. Indien een werknemer bezwaar heeft tegen functieomschrijving en/of in- deling van zijn functie, kan hij gebruik maken van de bezwarenprocedure functie-indeling zoals opgenomen in het Handboek Referentiefuncties VRM.
2. Periodiekenschaal a. Bij indiensttreding ontvangt de werknemer in het algemeen het schaalsa-
laris bij nul periodieken.
b. De werknemer die bij indiensttreding nog niet over de voor de functie vereiste kundigheden en ervaring beschikt, kan gedurende ten hoogste 2 jaar in een lagere dan de met die functie overeenkomende salarisschaal worden ingedeeld.
c. De werknemer die in een functie elders zoveel voor de functie bruikbare kundigheden en ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van nul periodieken te belonen, kan één of meer periodieken worden toegekend.
d. Tijdelijke werknemers zonder uitzicht op een vast contract, waaronder vakantiewerkers, worden beloond conform het minimumloon dan wel het minimumjeugdloon.
3. Aanloopschaal minimumloon In afwijking van het bepaalde in lid 2, kan bij indiensttreding gedurende ten
hoogste een periode van een jaar het minimumloon dan wel het minimum- jeugdloon worden betaald aan werknemers - bij voorkeur uit de doelgroepen op de arbeidsmarkt met geen of weinig scholing - die (nog) niet volledig voldoen aan de functie-eisen, echter uitsluitend onder één van de volgende voorwaarden:
1. met verplichting van de werkgever na dat jaar - bij gebleken geschiktheid - een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan;
2. ten behoeve van een additionele werkervaringsplaats, met de inspan- ningsverplichting na dat jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan.
4. Jaarlijkse salarisverhoging a. Bij voldoende functioneren wordt het salaris van de werknemer in perio-
diekenschaal jaarlijks per 1 januari met een periodiek verhoogd tot het eerst hogere salarisbedrag van de salarisschaal, totdat het einde van de schaal is bereikt.
b. 1. Bij buitengewoon goed functioneren kan het salaris worden verhoogd met meer dan een periodiek.
2. Bij onvoldoende functioneren kan de werkgever besluiten de normale jaarlijkse salarisverhoging niet toe te kennen.
Een besluit als bedoeld onder 1 of 2 kan alleen plaats vinden op basis van een schriftelijke beoordeling uitgebracht binnen het kader van een
met de OR overeen te komen beoordelingssysteem.
c. Indien na 30 juni van enig jaar indiensttreding plaatsvindt, kan de werkge- ver besluiten de normale jaarlijkse salarisverhoging per eerstvolgende 1 januari niet toe te kennen.
5. Tijdelijke waarneming a. De werknemer, die tijdelijk een functie volledig waarneemt, die hoger is
ingedeeld dan zijn eigen functie, blijft ingedeeld in de functiegroep en de salarisschaal die met zijn eigen functie overeenkomen.
b. Indien de tijdelijke waarneming ten minste 30 achtereenvolgende dagen (of diensten) heeft geduurd, ontvangt de werknemer daar voor een uitke- ring. Deze uitkering wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen het salaris van de werknemer en het salaris dat hij zou ontvangen als hij zou zijn bevorderd naar de waargenomen functie.
c. Deze uitkering wordt niet toegekend aan de werknemer voor wie bij de indeling van zijn functie met het eventueel waarnemen van een hogere functie reeds rekening is gehouden.
6. Plaatsing in een hoger a. De werknemer die wordt overgeplaatst naar een hoger ingedeelde
ingedeelde functie
functie, wordt in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die waarin de overplaatsing naar de hogere functie heeft plaatsgevonden.
b. De verhoging van het salaris wordt vastgesteld op de volgende wijze: bij bevordering of inschaling in een hogere salarisschaal wordt het eerst hogere bedrag verhoogd met minimaal 1 periodiek, in de bij de nieuwe functie behorende salarisschaal genomen.
c. In geval van bevordering na 30 juni kan de toekenning van een periodiek één jaar later plaatsvinden dan per eerstvolgende 1 januari.
7. Plaatsing in een lager a. De werknemer die door eigen toedoen, wegens onbekwaamheid of op
ingedeelde functie
eigen verzoek, wordt overgeplaatst naar een lager ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende lagere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand volgend op die waarin de overplaatsing naar de lagere functie is geschied.
b. De verlaging van het salaris wordt vastgesteld op het verschil tussen de schaalsalarissen bij nul periodieken van de twee betrokken salarisscha- len, dan wel zoveel meer als nodig is om het nieuwe salaris in overeen- stemming te brengen met het eerstkomende lagere bedrag in de lagere salarisschaal.
Artikel 9 Bijzondere beloningen
1. Vergoeding voor a. Aan de werknemer die is ingeroosterd op andere tijden dan op de dagen
onregelmatige diensten
maandag tot en met zaterdag tussen 07.30 uur en 20.00 uur, wordt per uur een toeslag op het uursalaris toegekend van:
– maandag t/m zaterdag tussen 06.00 uur en 07.30 uur
en tussen 20.00 uur en 22.00 uur: 20 %
– maandag t/m zaterdag
tussen 00.00 uur en 06.00 uur
en tussen 22.00 uur en 24.00 uur: 40 %
– zondag: 60 %
– feestdagen: 100 %
Voor de berekening wordt ten hoogste het uursalaris behorend bij het maximum van schaal 7 gehanteerd.
b. Indien in opdracht van de werkgever een wijziging in het rooster wordt aangebracht binnen 4 dagen voorafgaand aan de geplande arbeid, geldt
- tenzij de werkgever wordt genoodzaakt tot de wijziging door buiten zijn invloed vallende omstandigheden - een toeslag van 25% per verschoven uur.
c. Bij de invoering van het nieuwe toeslagenregime per 1 juli 2006 geldt voor de werknemer die al in dienst was bij de werkgever voor 1 juli 2006 een garantieregeling. Deze werknemers ontvangen een inkomensgaran- tie van 100% van de aan de invoering van het nieuwe toeslagenregime in het voorafgaande jaar (1 juli 2005 - 1 juli 2006) gemiddeld verdiende
zaterdagtoeslagen binnen het dagdienstvenster. De garantietoeslag wordt geïndexeerd met de structurele loonsverhogingen van deze CAO en is pensioengevend. In het geval van een roosterwijziging op initiatief van de werknemer, waarbij de werknemer geheel of gedeeltelijk afziet van wer- ken op zaterdag, wordt de garantietoeslag aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.
2. Vergoeding voor a. Wanneer de werknemer zich buiten de voor hem geldende werktijden in
bereikbaarheidsdienst
opdracht van de werkgever beschikbaar dient te houden om zo nodig arbeid te verrichten, is sprake van bereikbaarheidsdienst.
b. De volledige toelage voor bereikbaarheidsdienst per uur bedraagt:
– op maandag tot en met vrijdag: 10%
– op zater-, zon- en feestdagen: 20%
van het voor de werknemer geldende uursalaris, doch ten hoogste het maximum van schaal 7.
c. Indien aan de opgedragen bereikbaarheid geen extra gebondenheid aan de plaats van tewerkstelling is verbonden, worden de onder b genoemde percentages tot de helft verminderd.
3. Afbouwregeling a. De werknemer, die als direct gevolg van onvrijwillige overgang naar
roosterdienst/ bereikbaarheidsdienst
een andere functie (anders dan door een reorganisatie) blijvend een aanzienlijke vermindering van inkomsten ondergaat door het wegvallen of verminderen van de toelage als bedoeld in lid 1 respectievelijk lid 2, ontvangt een garantietoelage.
b. De regeling geldt voor de werknemer die ten minste 2 jaar - direct voor- afgaande aan de beëindiging of vermindering van de toelage - zonder onderbreking een toelage heeft ontvangen.
c. De garantietoelage wordt toegekend voor een periode gelijk aan een vierde deel van de tijd gedurende welke de toelage zonder onderbreking
is ontvangen, met een maximum van 36 maanden. De garantieperiode wordt in 3 gelijke delen gesplitst.
d. De garantietoelage bedraagt respectievelijk 75%, 50% en 25% van het gemiddelde toelagebedrag berekend over een periode van 12 betalings- tijdvakken voorafgaande aan de datum waarop beëindiging of verminde- ring van het werken in onregelmatige diensten plaatsvindt, verminderd met het nieuwe gemiddelde toelagebedrag voor de werknemer.
e. Voor ieder jaar dat de werknemer langer dan 12 jaar zonder onderbreking toelage heeft ontvangen, wordt de termijn van 36 maanden verlengd met een maand. Deze verlenging bedraagt ten hoogste 12 maanden. Over deze maanden bedraagt de garantietoelage 25%, overeenkomstig onder- deel d.
f. Voor de werknemer van 55 jaar of ouder zal geen (verdere) afbouw van de garantietoelage plaatsvinden, tenzij onderdeel g van toepassing is.
g. Indien er sprake is van verlaging van de overeengekomen arbeidsduur wordt de garantietoelage naar evenredigheid aangepast. In het geval van vrijwillige overgang naar een andere functie, wordt de vastgestelde garantietoelage aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.
4. Buitengewone prestaties Wegens buitengewone prestaties kan de werkgever, onverlet het bepaalde
in artikel 8 lid 4, aan de werknemer een bijzondere beloning toekennen in de vorm van bijvoorbeeld extra verlof, een gratificatie of een tijdelijke toelage.
Ook aan werknemers die het einde van de salarisschaal hebben bereikt dan wel aan wie een persoonlijke garantietoeslag is toegekend, kan een derge- lijke bijzondere beloning worden toegekend.
5. Jubileumgratificatie Aan de werknemer die 12,5 of 25 of 40 jaar bij de werkgever in dienst is,
wordt - voor zover de fiscale regelgeving zulks toelaat - een van inhoudingen vrijgestelde gratificatie toegekend ter hoogte van:
25% van het bruto maandinkomen bij 12,5 jaar (belast); 100% van het bruto maandinkomen bij 25 jaar (onbelast); 100% van het bruto maandinkomen bij 40 jaar (onbelast).
Voor de berekening wordt het bruto maandinkomen op de jubileumdatum gehanteerd.
Artikel 10 Feestdagen
a. Onder feestdagen worden in deze cao verstaan:
nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, bevrijdingsdag, de dag waar- op de verjaardag van de koningin wordt gevierd, hemelvaartsdag, eerste en tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag, alsmede eventueel andere door de werkgever als zodanig aan te wijzen dagen.
b. Voor arbeid verricht in roosterdienst op een in artikel 10 lid a genoemde, maandag tot en met vrijdag vallende feestdag, ontvangt de werknemer compenserend vrijaf.
Artikel 11 Buitengewoon verlof
De Wet Arbeid en Zorg is van toepassing. In afwijking en met uitsluiting daar- van, voor zover wettelijk toegestaan, geldt het volgende:
1. Xxxxxxx verlof In de volgende gevallen kan de werknemer betaald verlof opnemen, mits hij
zo mogelijk ten minste een dag tevoren en onder overlegging van bewijsstuk- ken aan de werkgever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont:
a. bij ondertrouw: 1 werkdag;
b. bij huwelijk/geregistreerd partnerschap: 4 aaneengesloten werkdagen, te weten de dag van het huwelijk/geregistreerd partnerschap en 3 aanslui- tende werkdagen;
c. bij huwelijk van xxxxx, xxxxxxxxxxx, stief- of pleegouder, broer, zwager, zuster, xxxxxxxxxxxx, eigen kind, stief-, pleegkind of kleinkind: 1 werkdag en in bijzondere gevallen ten hoogste 2 werkdagen;
d. bij bevalling van de partner: 5 kalenderdagen aaneengesloten, inclusief de dag van bevalling en roostervrije dagen;
e. bij overlijden van de partner of een eigen kind, stief- of pleegkind: de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie;
f. bij overlijden van xxxxx of schoonouder, stief- of pleegouder: 2 werkda- gen; indien de werknemer belast is met de regeling van de uitvaart: de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie;
g. bij overlijden van xxxxxxxxxxx xxxxxxxxxx, broer of zwager, zuster of schoonzuster, schoonzoon of schoondochter, kleinkind of huisgenoot: 2 werkdagen;
h. bij 25-jarig of 40-jarig huwelijk: 1 werkdag;
i. bij 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijk van ouders of xxxxxxxxxxxx, stief- of pleegouders: 1 werkdag;
j. bij 25- of 40-jarig dienstverband: 1 werkdag;
x. bij verhuizing: 1 werkdag en ten hoogste twee maal per jaar;
l. voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen en persoonlijke verplichtin- gen ontstaan buiten zijn schuld of nalatigheid, alsmede voor het uitoefe- nen van kiesrecht: de daarvoor benodigde tijd, voor zover dit niet buiten de werktijd kan plaatsvinden en omzetting van dienst niet mogelijk is;
m. bij de kerkelijke bevestiging of Eerste Heilige Communie van de werkne- mer, zijn partner, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen en aangehuwde kinderen: 1 werkdag;
n. in geval van ernstige ziekte van partner, xxxxx, schoon-, stief- of pleeg- ouder, eigen kind, stief- of pleegkind en andere personen die van de zorg van de betrokken werknemer afhankelijk zijn, indien de omstandigheden daartoe noodzaken en in overleg met de werkgever.
2. Mantelzorg Op verzoek van de werknemer kan de werkgever met de werknemer pas-
sende individuele afspraken maken over noodzakelijke en door de werkne- mer te verrichten mantelzorg.
3. Verlof vakbonds- a. De werkgever zal, voor zover de bedrijfsomstandigheden dit naar zijn
bijeenkomsten
mening toelaten, op verzoek van de vakvereniging waarvan de betrokken werknemer lid is, aan een werknemer verlof toekennen in de navolgende gevallen:
1. het als officieel afgevaardigde deelnemen aan bijeenkomsten van bondscongres, bondsraad, districtsvergaderingen, bedrijfsconferenties of andere daarmee vergelijkbare in de statuten van de vakverenigingen
opgenomen organen, voor zover opgenomen in de door de vakvereniging ter beschikking van de werkgever te stellen lijst, met inachtneming van een maximum van:
– 10 dagen per jaar, per vakvereniging, partij bij deze cao,
– te vermeerderen met 1 dag per jaar per 10 leden, per vakvereniging, partij bij deze cao;
2. het deelnemen aan een door de vakvereniging georganiseerde vormings- of scholingsbijeenkomst, met inachtneming van een maximum van 3 dagen per jaar, per vakvereniging, partij bij deze cao.
Het verzoek om verlof voor onder 1 of 2 van dit lid bedoelde activiteiten zal door de betrokken werknemer, namens de vakvereniging, als regel schriftelijk en tijdig bij de werkgever worden ingediend. Indien het onder 1
bepaalde maximum in een bijzondere situatie niet toereikend zou zijn, kan de werkgever in overleg met de vakvereniging van dat maximum afwijken, met inachtneming van de overige in dit lid genoemde voorwaarden.
4. Ouderschapsverlof Artikel 6.1 t/m 6.9 van de Wet Arbeid en Zorg is van toepassing. In aanvulling
daarop geldt het volgende:
a. Het ouderschapsverlof wordt toegestaan indien het belang van de nor- male bedrijfsvoering zich daartegen niet verzet. In geval van onregelma- tige werktijden volgens rooster kan in onderling overleg worden gekozen voor een aangepaste invulling van de regeling.
b. In de periode van het ouderschapsverlof verwerft de werknemer vakan- tierechten over de gewerkte uren.
c. Gedurende het ouderschapsverlof kan de werknemer ervoor kiezen om de pensioenpremie (deels) te betalen die hij zou moeten betalen bij
handhaving van zijn arbeidsuren van voor het ouderschapsverlof. Zulks in overeenstemming met de geldende regelingen binnen het pensioenfonds. De werkgever is niet verplicht om het werkgeversdeel van de pensioen- premie gedurende het ouderschapsverlof door te betalen.
d. In geval van ziekte van de werknemer gedurende het ouderschapsverlof en buitengewoon verlof als bedoeld in dit artikel kan geen opschorting van het ouderschapsverlof plaatsvinden. Indien de werknemer gedu- rende de periode van het ouderschapsverlof ziek wordt, blijft gedurende de eerste tien aaneengesloten werkdagen het voor hem tijdens het ouderschapsverlof geldende maandinkomen ongewijzigd. Indien de ziekteperiode langer duurt dan tien werkdagen, wordt vanaf de elfde dag het maandinkomen bepaald op het bedrag alsof geen sprake was van ouderschapsverlof.
5. Zwangerschaps- en De werkneemster heeft recht op in totaal 16 weken zwangerschaps- en
bevallingsverlof
bevallingsverlof. De vaststelling van het aantal weken verlof voor en na de - blijkens een schriftelijke verklaring van een geneeskundige - vermoedelijke datum van de bevalling geschiedt in overleg met de werkgever, met dien verstande dat ten minste vier weken voor de vermoedelijke datum van de be- valling het zwangerschapsverlof in elk geval ingaat. Indien de werkneemster arbeidsongeschikt wordt voor het begin van het zwangerschapsverlof, wordt dit geacht te zijn ingegaan bij het begin van die arbeidsongeschiktheid tot een maximum van 6 weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling.
6. Buitengewoon verlof Artikel 7:643 BW is van toepassing.
publiekrechtelijke colleges
7. Overige gevallen a. Buiten de in dit artikel genoemde gevallen kan de werkgever de werkne-
mer op diens verzoek buitengewoon verlof met behoud van zijn gehele of gedeeltelijke maandinkomen verlenen, indien de omstandigheden dat naar zijn oordeel rechtvaardigen.
b. Een verzoek van de werknemer tot het verlenen van buitengewoon verlof zonder behoud van zijn maandinkomen wordt in beginsel gehonoreerd, tenzij dit redelijkerwijs op grond van zwaarwegende bedrijfsbelangen van de werkgever niet kan worden gevergd. De werknemer zal in beginsel ten minste twee maanden tevoren schriftelijk een verzoek indienen; de werkgever zal binnen twee maanden schriftelijk en gemotiveerd reageren op het verzoek. Gedurende het buitengewoon verlof kan de werknemer
ervoor kiezen om de pensioenpremie (deels) te betalen die hij zou moeten betalen bij handhaving van zijn arbeidsuren van voor het buitengewoon verlof. Zulks in overeenstemming met de geldende regelingen binnen het pensioenfonds. De werkgever is niet verplicht om het werkgeversdeel van de pensioenpremie gedurende het buitengewoon verlof door te betalen.
c. Voor overige verlofvormen geldt de tekst van de Wet Arbeid en Zorg.
Artikel 12 Vakantie
1. Vakantie-uren De werknemer met een volledige arbeidsovereenkomst verwerft per ka-
lenderjaar, indien en voor zover hij recht op loon heeft gehad, rechten op vakantie met behoud van inkomen ter grootte van 187,2 vakantie-uren. Met ingang van 1 januari 2012 geldt dit ook in het geval van gehele of gedeelte- lijke arbeidsongeschiktheid. Tot die tijd geldt het bepaalde in artikel 7:635 lid 4 BW, zoals dat artikel tot 1 januari 2012 gold. De werknemer die in deeltijd werkt, verwerft vakantierechten naar rato van zijn deeltijdpercentage. Voor werknemers die voor 1 januari 2009 de leeftijd hebben bereikt van 45 jaar of ouder geldt bijlage 5 van deze CAO.
2. Berekening aantal De werknemer die slechts een deel van het kalenderjaar in dienst van de
vakantie-uren
werkgever is (geweest), heeft aanspraak op een evenredig deel van de in lid 1 genoemde rechten.
3. Opnemen van vakantie-uren a. Het recht op opname van vakantie-uren gaat in op 1 januari van het jaar
waarin deze dagen zullen worden verworven of zoveel later in het jaar als wanneer het dienstverband aanvangt.
b. De werkgever stelt de vakantie-uren vast na overleg met de werknemer.
c. De werknemer dient de vakantie-uren zoveel mogelijk op te nemen in het jaar waarin zij worden verworven. De werkgever is verplicht de werkne- mer daartoe zoveel mogelijk in de gelegenheid te stellen.
d. Het bepaalde in lid c geldt ook voor de (langdurig) zieke werknemer, behalve wanneer hem geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd. De zieke werknemer is verplicht om de werkgever te melden wanneer hij met vakantie gaat, zodat de opgenomen uren van het vakantie-urensaldo kun- nen worden afgeboekt.
e. Wanneer de werknemer vakantie-uren opneemt worden altijd de uren van het saldo afgeboekt die het eerst komen te vervallen of te verjaren.
f. Vastgestelde vakantie-uren kunnen alleen wegens gewichtige redenen worden ingetrokken. Indien de werknemer hierdoor onvermijdelijk aan- toonbare schade lijdt, zal deze worden vergoed.
4. Het niet verwerven van a. De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd gedurende
vakantierechten gedurende onderbreking der werk- zaamheden
welke hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op doorbetaling van het inkomen heeft. Ook over de periode van het ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 11 lid 4, wordt - naar evenredigheid van het verlof - geen vakantie verworven.
b. De werknemer verwerft echter wel vakantie indien hij zijn werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten wegens:
1. zwangerschaps- en bevallingsverlof;
2. het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde;
3. het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;
4. onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;
5. verlof als bedoeld in artikel 643 BW;
6. het volgen van onderricht waartoe hij krachtens de wet door de werk- gever in de gelegenheid moet worden gesteld.
5. Samenvallen van vakantie- a. Uren waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om de redenen
uren met bepaalde andere uren waarop geen arbeid wordt verricht
genoemd in artikel 11, eerste lid sub d, e, f, g, l of n en artikel 12, lid 4 sub b gelden niet als vakantie-uren.
b. Van een verhindering als hiervoor onder a bedoeld, dient de werknemer de werkgever in beginsel van tevoren doch in elk geval zo spoedig moge- lijk in kennis te stellen.
c. Indien de werknemer arbeidsongeschikt wordt gedurende vastgestelde vakantie, zullen de uren waarop de verhindering zich voordoet niet als vakantie worden geteld. Dit geldt uitsluitend indien de arbeidsongeschikt- heid door de controlerende instantie wordt geaccepteerd dan wel door een medische verklaring wordt gestaafd, respectievelijk over die uren een wettelijke uitkering ter zake van ziekte is ontvangen.
d. Aanvankelijk vastgestelde vakantie-uren die op grond van het in dit lid bepaalde niet als zodanig zijn gerekend, kunnen in overleg met de werk- gever opnieuw worden vastgesteld.
6. Xxxxxxxx bij ontslag a. Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer des-
gewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen met dien verstande, dat deze dagen niet eenzijdig in de opzeggingstermijn mogen worden begrepen.
b. Indien de werknemer de hem toekomende vakantie niet heeft opgeno- men, zal hem voor elke niet genoten dag een evenredig bedrag van het jaarinkomen worden uitbetaald.
c. Te veel genoten vakantie wordt op overeenkomstige wijze met het maandinkomen verrekend.
7. Verjaring Met ingang van 1 januari 2012 geldt dat wettelijke vakantierechten, welke niet zijn opgenomen voor het tijdstip liggend 2 jaar na het einde van het kalender- jaar waarin ze zijn verworven, vervallen. Voor bovenwettelijke vakantierechten geldt, conform de wet, een verjaringstermijn van 5 jaar.
8. Afkoop vakantie-uren a. van de in lid 1 van dit artikel genoemde vakantierechten bedragen de
wettelijk gegarandeerde vakantierechten vier maal het contractueel aantal arbeidsuren per week
b. van de in lid 1 van dit artikel genoemde vakantierechten vormen de reste- rende vakantierechten de bovenwettelijke vakantierechten
c. afkoop van de in lid b genoemde bovenwettelijke vakantierechten is toegestaan, mits werkgever en werknemer hierover overeenstemming bereiken.
Artikel 13 Vakantietoeslag
1. De werknemer ontvangt, als regel uiterlijk 31 mei, een vakantietoeslag van 8% van het maandinkomen dat de werknemer in het voorafgaande jaar (1 juni tot en met 31 mei) heeft ontvangen. Voor werknemers die deze volle- dige periode werkzaam zijn geweest op basis van de normale arbeids- duur als bedoeld in artikel 1 onder m geldt een minimum vakantietoeslag van € 1250,-
In de vakantietoeslag zijn begrepen eventuele vakantie-uitkeringen krach- tens de sociale verzekeringswetten.
2. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt verrekening van de vakantietoeslag plaats.
Artikel 14 Eindejaarsuitkering
1. De eindejaarsuitkering van enig jaar bedraagt 2,25%.
2. De eindejaarsuitkering wordt in december uitgekeerd en berekend over
het in het lopende jaar verdiende jaarsalaris.
3. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt verrekening van de eindejaarsuitkering plaats naar evenredigheid van de gewerkte tijd in dat kalenderjaar.
Artikel 15 Ontwikkelbeleid
a. Minimaal 1 keer per jaar wordt met iedere medewerker een gesprek ge- voerd over zijn functioneren en de ontwikkelmogelijkheden en –wensen. Hierbij kan het desgewenst gaan over taakroulatie, in- en externe mobili- teit, stages, opleidingen, trainingen of anderszins. De uitkomsten van dit gesprek worden schriftelijk vastgelegd.
b. De werkgever stelt, met inachtneming van de wettelijke bevoegdhe- den van OR en PVT, tenminste eens in de twee jaar een opleidings- en ontwikkelplan op voor (onderdelen van) de museale organisatie, waarin mede gebruik gemaakt wordt van de met alle medewerkers gevoerde
gesprekken. In dit opleidingsplan worden per afdeling en voor de gehele organisatie de prioriteiten gesteld t.a.v. opleiding, scholing en ontwikke- ling van medewerkers.
c. Ten behoeve van het ontwikkelbeleid wordt jaarlijks per werkgever een budget van 1% van de loonsom ter beschikking gesteld. Binnen de 1% wordt tenminste 0,5% gereserveerd voor persoonsgebonden opleidin- gen. De OR of PVT ziet erop toe dat dit budget daadwerkelijk wordt besteed. Indien het beschikbare budget niet wordt uitgeput is de OR of PVT bevoegd om voorstellen voor besteding te doen. Deze voorstellen worden uitgevoerd, tenzij er gemotiveerd van afgeweken wordt.
Artikel 16 Arbeidsongeschiktheid
1. Algemeen Indien de werknemer tengevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet
in staat is de bedongen arbeid te verrichten gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Ziektewet (zoals die luidt vanaf 1 januari 2004), de wet Arbeid en Zorg, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Doorbetaling bij a. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer, wiens dienstverband
arbeidsongeschiktheid
tenminste twee maanden als bedoeld in artikel 652 BW heeft geduurd, gedurende de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de wet Financiering Sociale Verzekerin- gen, worden doorbetaald.
b. Gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loon- doorbetaling, een aanvulling tot 100% van zijn maandinkomen
c. Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loon- doorbetaling een aanvulling tot 70% van het maandinkomen
d. Indien sprake is van een verlenging van de wettelijke loondoorbetaling als bedoeld in artikel 7:629 lid 11 BW, zal aan de werknemer gedurende deze periode 70% van zijn maandinkomen worden doorbetaald
e. Perioden waarin de werknemer ten gevolge van ziekte verhinderd is geweest zijn werkzaamheden te verrichten worden samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
f. De maximering tot 70% van het maandinkomen geldt over het deel van de individuele arbeidsduur dat de werknemer als gevolg van zijn arbeids- ongeschiktheid geen werkzaamheden kan verrichten.
g. Voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in dit lid zal het oordeel van de door de werkgever aangewezen bedrijfsarts/ ARBO-arts gevolgd worden.
3. In afwijking van de in lid 2 sub c en d bedoelde maximering tot 70% van het maandinkomen heeft de werknemer over de uren waarin hij
activiteiten verricht, waaronder scholing, gericht op reïntegratie, recht op een aanvulling tot 100% van het maandinkomen, onder de voorwaarde dat de werkgever hiervoor vooraf, op grond van overeenstemming met de bedrijfsarts/ARBO-arts inzake nut en noodzaak, toestemming heeft verleend.
4. In afwijking van de in lid 2 sub c bedoelde maximering tot 70% van het maandinkomen heeft de werknemer recht op een aanvulling tot 100% van het maandinkomen voor de tijd waarover hij in de in lid 2 sub c bedoelde periode een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening duurzaam volledig arbeidsongeschikten (IVA) ontvangt, onder de voorwaarde dat het recht op deze uitkering bij aanvang van de in lid 2 sub c bedoelde periode reeds vaststaat.
5. De in de leden 2 tot en met 4 bedoelde loondoorbetaling wordt beëin- digd, wanneer de werknemer de AOW gerechtigde leeftijd bereikt en wordt niet toegekend aan werknemers na de AOW gerechtigde leeftijd.
6. De werkgever heeft het recht de in dit artikel bedoelde loondoorbetaling en aanvullingen op te schorten, danwel de aanvulling te weigeren ten aanzien van de werknemer die:
a geweigerd heeft gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheids- middelen
b misbruik maakt van deze voorzieningen c de controlevoorschriften overtreedt
7. De werkgever heeft het recht de in dit artikel bedoelde loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren over de tijd gedurende welke:
a de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan
zijn reïntegratie bij de eigen of een andere werkgever;
b de werknemer zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd;
c de werknemer weigert mee te werken aan geneeskundig onderzoek door een door de werkgever aangewezen bedrijfsarts/ARBO-arts, daaronder begrepen het niet volledig informeren van deze arts en het niet opvolgen van de aanwijzingen van deze arts
8. De werknemer die in aansluiting op de in lid 2 onder a bedoelde periode minder dan 35% arbeidsongeschikt is, ontvangt over de tijd waarin hij zijn verdiencapaciteit volledig benut en voor zo lang de mate van arbeidson- geschiktheid gedurende de hierna aangegeven perioden onafgebroken minder dan 35% blijft:
a Gedurende een periode van 52 weken een aanvulling op zijn verdien- capaciteit tot 80% van zijn maandinkomen
b In aansluiting op de periode als bedoeld onder a gedurende een periode van 52 weken een aanvulling op zijn verdiencapaciteit tot 75% van zijn maandinkomen
c In aansluiting op de periode als bedoeld onder b gedurende een periode van 52 weken een aanvulling op zijn verdiencapaciteit tot 70% van zijn maandinkomen
9. De werkgever zal zich, naast de verplichting van de werknemer, optimaal inspannen om de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer te herplaat- sen in passende arbeid. Een herplaatste werknemer ontvangt na afloop van de in lid 2 onder a genoemde periode een nieuw individuele arbeids- overeenkomst conform verdiencapaciteit en overeengekomen passende arbeid. Indien herplaatsing bij de werkgever evident onmogelijk is, zal de werkgever de arbeidsovereenkomst beëindigen na twee jaar arbeidson- geschiktheid. In dit geval wordt gestreefd naar herplaatsing in passende arbeid bij een andere werkgever (het tweede spoor). Bij reorganisatie wordt geen bijzondere bescherming geboden aan gedeeltelijk arbeids- ongeschikten, anders dan de bescherming die ook aan anderen wordt geboden.
10. De bedragen, bedoeld in dit artikel, worden verminderd met de uitkerin- gen die de werknemer toekomen krachtens enige sociale verzekerings- wet. Bij de vaststelling van de bedoelde bedragen wordt tevens rekening gehouden met inkomsten uit arbeid of bedrijf, genoten voor werkzaam- heden die de werknemer verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daar niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten. Door eigen schuld of toedoen niet verkregen of prijsgegeven uitkeringen en inkomsten worden voor de toepassing van het in dit artikel bepaalde als wel genoten beschouwd.
11. Voor de werknemer die arbeidsongeschikt is geworden en die recht heeft op een loondoorbetaling als bedoeld in artikel 16 lid 2, geldt zolang de arbeidsongeschiktheid en het recht op loondoorbetaling voortduurt, een
pensioenopbouw van 100% van het opbouwpercentage dat gold direct voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Dit opbouwpercentage is van toepassing voorzover pensioen- en fiscale wetgeving zich hiertegen niet verzetten.
12. Voor de werknemer die wegens een voor 1 januari 2004 aangevangen arbeidsongeschiktheid de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, geldt het bepaalde in artikel 14 zoals deze was opgenomen in de CAO met looptijd 1 juli 2003 tot 1 januari 2005.
13. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid onder c van dit artikel ontvangt de werknemer die wegens een in de periode vanaf 1 januari 2004 tot 1 januari 2005 aangevangen arbeidsongeschiktheid de bedon- gen arbeid niet heeft kunnen verrichten, een aanvulling tot 100% van het maandinkomen.
14. De werkgever zal ter voorkoming van ziekte en arbeidsongeschiktheid in verband met de arbeid maatregelen treffen. De maatregelen betreffen onder meer:
a het (doen) voeren van een verzuimregistratie waarvan de uitkomsten worden geanalyseerd en ten minste jaarlijks met de OR worden be- sproken;
b het (doen) plegen van onderzoek naar de kwaliteit van de arbeid en de arbeidsomstandigheden (in het bijzonder van de oudere werknemer) en het op basis van dit onderzoek zo nodig aanbrengen van verbete- ringen;
c in opleidingen aan leidinggevenden aandacht besteden aan het voor- komen van ziekte en arbeidsongeschiktheid in verband met de arbeid.
Artikel 17 Uitkering bij overlijden
1. Indien de werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan drie maal het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomende bruto maandinkomen, netto uitbetaald. De uitkering wordt vermeerderd met de opgebouwde vakantietoeslag en de afrekening van de nog niet genoten vakantie-uren en de opgebouwde eindejaarsuitkering van enig jaar.
2. Voor het begrip nagelaten betrekkingen wordt de definitie gevolgd van artikel 7:674 lid 3 BW
3. Op de overlijdensuitkering mogen uitkeringen als bedoeld in artikel 7:674 lid 4 BW in mindering worden gebracht
Artikel 18 Pensioenregeling
1. In het bedrijf van de werkgever bestaat een pensioenregeling waar- aan deelname voor de werknemer die een arbeidsovereenkomst heeft, verplicht is op grond van de desbetreffende toetredingsvoorwaarden.
2. De pensioenregeling is de pensioenregeling VRM zoals ondergebracht bij Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW).
3. Nadere bepalingen rond overgangsrecht zijn opgenomen in bijlage 2 van deze CAO.
4. Met ingang van 1 januari 2012 wordt de pensioenpremieverdeling als volgt:
De werkgever 60% van de premie, de werknemer 40% van de premie. Voor werknemers geboren voor 1950 geldt: De werkgever 56% van de premie, de werknemer 44% van de premie
5. Musea die tot de CAO-VRM toetreden op of na de datum van 1 januari 2007, kunnen op hun verzoek op grond van administratieve en financiële argumenten, dispensatie vragen voor toetreding tot het pensioenregle- ment van PFZW, als geregeld in artikel 18 lid 2. Dispensatie wordt uitslui- tend verleend indien de betrokken werkgever kan aantonen minimaal een gelijkwaardige pensioenregeling in stand te houden. Indien geen sprake is van een gelijkwaardige pensioenregeling wordt van de betrokken werkge- ver verwacht dat hij na het verlopen van het pensioencontract alsnog gaat deelnemen aan de pensioenregeling VRM, zoals omschreven in lid 2.
Artikel 19 Kostenvergoedingen
1. Algemeen Alle in redelijkheid, ter beoordeling van de werkgever, ten behoeve van de
werkgever gemaakte kosten worden aan de werknemer vergoed.
2. Woon-werkverkeer De werkgever treft in overleg met de OR een vergoedingsregeling voor woon-
werkverkeer.
3. Verhuiskosten De werknemer die in opdracht van de werkgever verhuist, ontvangt de vol-
gende vergoedingen:
a een volledige vergoeding voor de kosten van het transport van de inboe- del door een erkend verhuisbedrijf;
b een vergoeding van anderhalf bruto maandsalaris netto uitbetaald voor de kosten van herinrichting en andere kosten rond de verhuizing, tot ten hoogste het fiscaal vrijgestelde bedrag.
4. Dienstreizen Dienstreizen worden vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer
dan wel tegen het fiscaal vrijgestelde bedrag per kilometer, indien naar het oordeel van de werkgever het gebruik van een eigen vervoermiddel noodza- kelijk is.
5. Studie a De werknemer kan worden verplicht een bijzondere (vak)opleiding of studie te volgen. De daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de werkgever. Het verplicht volgen van opleidingen en studies buiten werktijd wordt gecompenseerd in tijd. Seminars en congressen worden niet beschouwd als opleiding en studie.
b De kosten van een studie of opleiding die overwegend in het belang van de werkgever kan worden geacht, worden voor 75% vergoed. De voor deze studie benodigde tijd is voor 75% van de werkgever en voor 25% van de werknemer.
c De kosten van een studie of opleiding die deels in het belang van werkge- ver en deels in het belang van werknemer is, worden voor 50%vergoed. Deze studie wordt zoveel mogelijk in eigen tijd gevolgd.
d. In overleg met en ter beoordeling van de werkgever worden arbeids- marktrelevante opleidingen ter vergroting van de in- en externe mobiliteit van de medewerker aangemerkt als een studie of opleiding als bedoeld in sub b en c.
6. EHBO/bedrijfshulpverlening De werkgever zal in overleg met de OR een regeling treffen inzake de vergoe- ding voor EHBO/ bedrijfshulpverlening.
7. Werknemers in deeltijd In afwijking van het bepaalde in artikel 2 van deze cao, worden de vergoedin-
gen ingevolge de leden 1, 2, 3 sub a, 4, 5 (met uitzondering van compensatie in tijd), 6 en 7 niet toegekend naar rato van de individuele arbeidsduur.
Artikel 20 Tussentijdse herziening
In geval van ingrijpende veranderingen in de algemene sociaal-economische verhoudingen in Nederland, zijn zowel de werkgever als de vakverenigingen gerechtigd gedurende de looptijd van deze overeenkomst tussentijdse her- zieningen aan de orde te stellen.
Artikel 21 Uitleg en geschillen
1. Algemeen De uitleg van deze cao berust bij partijen.
2. Overleg tussen partijen Indien partijen van mening zijn dat er een geschil bestaat omtrent de toepas-
sing van deze cao, zal de meest gerede van hen de overige partijen uitnodigen voor nader overleg, teneinde te trachten het geschil in der minne op te lossen.
3. Individuele geschillen Indien een werknemer of een werkgever van mening is dat zich een geschil
voordoet voortvloeiend uit de individuele arbeidsovereenkomst, kan hij dit geschil voorleggen aan een commissie van geschillen. Deze commissie bestaat uit een lid met het vertrouwen van de werknemer, een lid met het vertrouwen van de werkgever en een door beide eerdergenoemde leden samen aan te trekken onafhankelijk voorzitter. De geschillencommissie stelt haar eigen werkwijze vast en doet aan de geschilpartijen binnen twee werk- weken na installatie mededeling van de procedure die ze zal volgen. Geschil- len inzake functie-indeling en ontslagzaken kunnen niet worden voorgelegd aan deze commissie. In het kader van individuele geschillen als genoemd in dit lid, geldt een verplichting van de werkgever om in het voor beroep vatbare besluit te melden dat bezwaar moet worden ingediend bij het secretariaat van de VRM, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxx.
Artikel 22 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze cao niet voorziet, zal de werkgever naar de maatsta- ven van redelijkheid en billijkheid een voorziening treffen.
Artikel 23 Looptijd
1. Deze cao treedt in werking op 1 juli 2011 en eindigt op 31 maart 2013.
2. Behoudens opzegging door een der partijen wordt deze cao geacht telkens met een jaar te zijn verlengd. Opzegging dient ten minste drie maanden voor de afloopdatum te geschieden bij aangetekend schrijven aan de andere partij(en).
3. Indien deze cao is opgezegd, doch de onderhandelingen omtrent een nieuwe cao bij het eindigen van de lopende cao nog niet zijn afgesloten, worden voor de tijd van de daarna nog voortdurende onderhandelingen die bepalingen van de opgezegde cao toegepast.
4. Bij opzegging door een of meer partijen ter andere zijde eindigt deze overeenkomst uitsluitend voor die partij(en).
Aldus overeengekomen op 27 januari 2012
partij ter ene zijde partijen ter andere zijde
Vereniging van ABVAKABO / FNV Rijksgesubsidieerde Musea Mw. J.J.W. Stoel X.X.Xx. Berbers, directeur
CNV Publieke Zaak Mw. W. Pijnacker
CMHF
W.B.M. Treu
BIJLAGE 1a Salarisverhogingen
Per 1 januari 2012 worden de salarisschalen van 1 juli 2009 verhoogd met
1,00%.
BIJLAGE 1b Salarisschalen per 1 januari 2012 (inclusief de verhoging van 1,00%)
groep | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 |
periodieken 0 | 1.719 | 1.763 | 1.801 | 1.878 | 1.948 | 2.050 | 2.179 | 2.333 | 2.517 | 2.745 | 3.018 | 3.317 | 3.632 | 3.948 | 4.350 |
1 | 1.745 | 1.802 | 1.839 | 1.923 | 1.995 | 2.103 | 2.242 | 2.398 | 2.591 | 2.823 | 3.105 | 3.425 | 3.754 | 4.098 | 4.529 |
2 | 1.775 | 1.840 | 1.878 | 1.967 | 2.043 | 2.155 | 2.300 | 2.465 | 2.659 | 2.901 | 3.191 | 3.533 | 3.878 | 4.243 | 4.706 |
3 | 1.802 | 1.878 | 1.915 | 2.017 | 2.090 | 2.210 | 2.363 | 2.529 | 2.731 | 2.976 | 3.277 | 3.643 | 4.003 | 4.390 | 4.882 |
4 | 1.829 | 1.914 | 1.951 | 2.063 | 2.139 | 2.260 | 2.424 | 2.595 | 2.802 | 3.052 | 3.362 | 3.751 | 4.126 | 4.538 | 5.061 |
5 | 1.854 | 1.950 | 1.991 | 2.110 | 2.184 | 2.314 | 2.485 | 2.659 | 2.870 | 3.130 | 3.451 | 3.860 | 4.249 | 4.684 | 5.237 |
6 | 1.884 | 1.989 | 2.027 | 2.156 | 2.233 | 2.366 | 2.546 | 2.726 | 2.944 | 3.208 | 3.537 | 3.969 | 4.372 | 4.835 | 5.416 |
7 | 1.913 | 2.025 | 2.066 | 2.205 | 2.282 | 2.420 | 2.607 | 2.790 | 3.012 | 3.283 | 3.624 | 4.077 | 4.497 | 4.981 | 5.593 |
8 | 2.062 | 2.103 | 2.252 | 2.328 | 2.472 | 2.665 | 2.855 | 3.083 | 3.360 | 3.710 | 4.185 | 4.621 | 5.129 | 5.772 | |
9 | 2.377 | 2.525 | 2.729 | 2.920 | 3.153 | 3.436 | 3.798 | 4.296 | 4.747 | 5.276 | 5.950 | ||||
10 | 2.986 | 3.222 | 3.515 | 3.882 | 4.404 | 4.869 | 5.424 | 6.129 | |||||||
11 | 3.295 | 3.591 | 3.970 | 4.512 | 4.994 | 5.571 | 6.304 | ||||||||
12 | 4.054 | 4.620 | 5.120 | 5.722 | 6.483 | ||||||||||
13 | 5.240 | 5.867 | 6.659 |
BIJLAGE 2 Pensioenregeling
De pensioenregeling is het reglement van Pensioenfonds Zorg & Welzijn.
Dit reglement, en wijzigingen daarop, worden aan de werknemer ter beschik- king gesteld.
Aanhangsel cao verzelfstandigde rijksmusea
In het kader van de cao verzelfstandigde rijksmusea zijn de volgende aanvul- lingen overeengekomen:
1. Het jaarsalaris is gelijk aan het jaarinkomen op basis van artikel 1, onderdelen o en r van de cao verzelfstandigde rijksmusea;
2. De verdeling van de pensioenpremie tussen werkgever en werknemer is vastgelegd in artikel 18 van de cao verzelfstandigde rijksmusea;
3. Met betrekking tot de ingangsdatum van het pensioen wordt verwe- zen naar artikel 6 lid 8 van de cao.
BIJLAGE 3 Tijdelijke aanstellingen wetenschappelijk personeel
Artikel 1 Tijdelijke aanstellingen WP Artikel 1.1
Met onderzoekers en overig WP kan een dienstverband voor bepaalde tijd worden aangegaan. De totale duur van het dienstverband, inclusief eventuele opvolgende dienstverbanden, bedraagt maximaal zes (6) jaar.
Artikel 1.2
De duur van het dienstverband wordt bij de aanvang vastgesteld. Dit kan een vast bepaalde termijn zijn, dan wel een termijn die niet exact van tevoren vaststaat, maar die afhankelijk is van een objectief bepaalbare omstandig- heid.
Artikel 1.3
Indien de werknemer daarom verzoekt, zal de werkgever besluiten om de maximale duur van zes (6) jaar te verlengen met:
a. De duur van het genoten zwangerschaps- en bevallingsverlof;
b. De duur van ziekte indien er sprake is van een aaneengesloten periode van ziekte van minimaal 8 weken;
c. De omvang van het genoten ouderschapsverlof.
Artikel 1.4
Een dienstverband voor bepaalde tijd kan ten hoogste twee (2) maal worden opgevolgd door een dienstverband voor bepaalde tijd, met dien verstande dat de totale duur van de opvolgende dienstverbanden niet meer kan bedra- gen dan de hierboven genoemde zes (6) jaar. Bij toepassing van artikel 1.3 geldt het maximum voor het aantal opvolgende dienstverbanden met totale duur van zes (6) jaar niet.
Artikel 2 Promovendus:
Artikel 2.1
Met een promovendus wordt een dienstverband voor bepaalde tijd voor de beoogde duur van het promotietraject aangegaan. De duur van het dienst- verband wordt bij aanvang bepaald op een vaste termijn. Bij aanvang van het promotietraject kan met de promovendus in afwijking van het hierboven gestelde ter beoordeling van zijn geschiktheid eenmalig een dienstverband voor een termijn van maximaal 18 maanden worden aangegaan.
Artikel 2.2
De maximale duur van het dienstverband met een promovendus zal op zijn verzoek worden verlengd met de duur van het genoten zwangerschaps- en bevallingsverlof, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich hiertegen verzet- ten.
Artikel 3 Algemeen:
Artikel 3.1
Voor het bepalen van de maximale duur en het aantal opvolgende dienstver- banden geldt de diensttijd en het aantal opvolgende dienstverbanden met uitzondering van:
a. Xxxx waarin werkzaamheden in het kader van opleiding wordt verricht (tijd doorgebracht als student-assistent, promovendus, assistent in opleiding, onderzoeker in opleiding, leerling ter opleiding van enig be- roep dan wel in verband met verdere wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming, waaronder KNAW en EG-fellow);
b. Tijd die ligt voor een onderbreking van langer dan 6 maanden;
c. Een verlenging op grond van artikel 1.3 op verzoek van de werknemer.
Artikel 3.2
Bij de bepaling van de hierboven geldende totale duur en van het totale aan- tal opvolgende dienstverbanden, blijven dienstverbanden tussen werknemer en verschillende werkgevers die ten aanzien van de verrichte arbeid redelij- kerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn, buiten beschouwing.
Artikel 4 Conversie
Artikel 4.1
Indien na het verstrijken van de hierboven toegestane maximale duur van het dienstverband voor bepaalde tijd de werknemer met kennelijke instemming van de werkgever de hem opgedragen werkzaamheden voortzet, wordt vanaf dat tijdstip het dienstverband voor bepaalde tijd geacht te zijn omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
Tevens wordt het dienstverband voor bepaalde tijd omgezet in een dienstver- band voor onbepaalde tijd indien het aantal elkaar opvolgende dienstverban- den meer bedraagt dan het toegestane aantal.
Artikel 5 Opleidings- en begeleidingsplan promovendus Artikel 5.1
De werkgever ziet er op toe dat, na overleg met de promovendus en in overeenstemming met de aangewezen begeleider dan wel de promotor voor de promovendus een op hem afgestemd opleidings- en begeleidingsplan wordt vastgesteld en dat dit plan binnen 3 maanden na de aanvang van het dienstverband aan de promovendus wordt uitgereikt. Het opleidings- en begeleidingsplan wordt tegen het einde van het eerste jaar nader ingevuld voor de verdere duur van het dienstverband en wordt zonodig van jaar tot jaar bijgesteld.
Artikel 5.2
In het opleidings- en begeleidingsplan wordt in ieder geval vastgelegd:
a. Welke kennis en vaardigheden dienen te worden verworven en op welke wijze dit dient plaats te vinden;
b. Wie voor de promovendus optreedt als begeleider (dat wil zeggen on- der wiens toezicht de promovendus werkzaam is en wie de promotor is). Indien de begeleider niet de promotor is, wordt bovendien vastge- legd dat de promovendus bij de aanvang van het promotie-onderzoek alsmede op die momenten die beslissend zijn voor de voortgang van het onderzoek, doch ten minste eenmaal per jaar, een gesprek heeft over het promotie-onderzoek met de promotor.
c. De omvang in uren per maand van door de aangewezen begeleider te geven persoonlijke begeleiding waarop de promovendus tenminste recht heeft.
BIJLAGE 4 Mobiliteitsmanagement
De werkgever geeft in overleg met de OR of PVT invulling aan mobiliteitsma- nagement, waarbij vooral gekeken wordt naar het flexibiliseren van arbeids- patronen, het vermijden van autogebruik en het bevorderen van plaats- en tijdonafhankelijk werken.
BIJLAGE 5 Overgangsregeling afschaffen leeftijdsvakantie-uren
Werknemers van 45 jaar of ouder behouden de, op peildatum 1 januari 2009 voor hen geldende leeftijdsvakantie-uren, voor zover uitstijgend boven de basisvakantie-uren van 187,2 uur. Na deze datum worden geen leeftijdsva- kantie-uren meer opgebouwd. Werknemers in dienst getreden na 1 januari 2009 hebben geen recht op leeftijdsvakantie-uren.
BIJLAGE 6 Procedure bij reorganisaties
1. Bij het voornemen tot reorganisatie dienen de vakbonden tijdig worden betrokken. Onder reorganisatie wordt verstaan een verandering in de organisatie, zoals bedoeld in artikel 25 eerste lid, onderdeel a tot en met f, van de wet op de ondernemingsraden, met permanente directe en
ingrijpende rechtspositionele gevolgen voor werknemers.
2. Alvorens tot de uitvoering van een reorganisatie over te gaan dient overeenstemming te bestaan met vakbonden over de rechtspositionele gevolgen van de reorganisatie
3. Bij de VRM is een procedurele leidraad beschikbaar voor het overleg met medezeggenschap en vakbonden inzake een voorgenomen reorganisatie
BIJLAGE 7 Ondernemingen onder de werkingssfeer van de cao
– Stichting Joods Historisch Museum te Amsterdam;
– Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam te Amsterdam;
– Stichting Het Rijksmuseum Amsterdam te Amsterdam;
– Stichting Van Gogh Museum te Amsterdam;
– Stichting Hollandsche Schouwburg te Amsterdam
– Stichting Paleis Het Loo Nationaal Museum te Apeldoorn;
– Stichting tot Beheer van Huis Doorn te Doorn;
– Stichting Rijksmuseum Het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen;
– Stichting Rijksmuseum Twenthe te Enschede;
– Stichting Koninklijk Kabinet van Xxxxxxxxxxxx Mauritshuis te ’s-Gravenhage;
– Stichting tot Beheer van het Museum van het Boek/Museum Meermanno-Westreenianum te ’s-Gravenhage;
– Stichting tot Exploitatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te ’s-Gravenhage;
– Teylers Museum te Haarlem;
– Stichting Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis te Leiden;
– Stichting Geld en Bankmuseum te Utrecht;
– Stichting Rijksmuseum van Oudheden te Leiden;
– Stichting Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden;
– Stichting tot Beheer van Museum Boerhaave, Rijksmuseum voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen en van de geneeskunde te Leiden;
– Stichting Rijksmuseum Muiderslot te Muiden;
– Stichting Kröller-Müller Museum te Otterlo;
– Stichting Museum Slot Loevestein te Poederoijen;
– Stichting Museum Catharijneconvent te Utrecht;
– Stichting Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem
– Stichting Mommerskwartier te Tilburg
– Stichting Texels Museum te Texel
– Stichting Nationaal Gevangenismuseum te Veenhuizen
– Stichting Nationaal Veiligheidsinstituut te Apeldoorn
– Stichting Gelders Erfgoed te Zutphen
– Stichting MOTI, Museum of the Image te Breda
– Stichting Noordbrabants Museum te ’s-Hertogenbosch
– Stichting Koninklijk Militair Historisch Museum te Delft
– Kastelenstichting Holland en Zeeland
– Stichting Museum Gouda te Gouda
BIJLAGE 8 Protocol CAO 2011-2013
Partijen onderzoeken in een paritaire werkgroep diverse aspecten van sociaal beleid, waaronder leeftijdsbewust personeelsbeleid en arbeidsmobiliteit en zien toe op de naleving van eerder gemaakte afspraken, waaronder afspra- ken op het gebied van scholing. De paritaire werkgroep brengt een advies uit aan CAO-partijen.
BIJLAGE 9 Seizoenmedewerkers
Werkgevers en werknemers blijven alert op onderscheid in behandeling tussen vaste medewerkers en seizoensmedewerkers, en ondernemen waar nodig actie om een ongeoorloofd onderscheid tegen te gaan.
BIJLAGE 10 Vrijwilligers
Het beleid met betrekking tot de inzet van vrijwilligers zal per museum wor- den vastgesteld in overleg met de OR. Uitgangspunt daarbij zal zijn dat de inzet van vrijwilligers niet mag leiden tot verdringing van reguliere functies in betaalde arbeid.
BIJLAGE 11 Adressen
VRM
Xxxxxxxxxxxxxxxxx 000
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxxxx
tel. 020 – 000 00 00
ABVAKABO FNV
Xxxxxxxxxxxxx 0
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxxxxx
tel. 0000-0000000
CNV Publieke Xxxx Xxxxxxxxxxxx 0 0000 XX Xxx Xxxx tel. 070 - 000 00 00
CMHF
Xxxxxxxxxxxx 00 0000 XX Xxx Xxxx
Postadres: Xxxxxxx 00000 0000 XX Xxx Xxxx
tel. 070 - 000 00 00
Het Handboek Referentiefuncties is te bestellen via de website van de VRM
Trefwoordenregister | ||
A | Ambtsjubileum | 20 |
Arbeidsduur | 15 | |
normale arbeidsduur | 7 | |
incidentele overschrijding | 16 | |
Arbeidsduurverkorting oudere werknemers | 16 | |
Arbeidsomstandigheden | 9,10 | |
Arbeidsongeschiktheid Arbeidsovereenkomst individuele | 26 8,12 | |
onbepaalde tijd | 13 | |
bepaalde tijd | 13 | |
einde arbeidsovereenkomst | 15 | |
B | Bedrijfshulpverlening | 31 |
Bereikbaarheidsdienst | 19 | |
afbouwregeling bereikbaarheidsdienst | 19 | |
vergoeding bereikbaarheidsdienst | 19 | |
Betaald verlof | 21 | |
Xxxxxxxxxxxxxxxx | 00 | |
Buitengewone prestaties | 20 | |
Buitengewoon verlof | 21 | |
Bijzondere beloningen | 18 | |
D | Dagdienst | 15 |
Deeltijdarbeid | 8 | |
vergoeding | 31 | |
Definities | 7 | |
Dienstreizen | 31 | |
Dienstrooster | 7,15 | |
Dispensatieregeling toetreding pensioenfonds | 30 | |
E | EHBO | 31 |
Eindejaarsuitkering | 25 | |
F | Feestdagen | 20 |
Functie | 16 | |
functie, plaatsing in een hoger ingedeelde | 18 | |
functie, plaatsing in een lager ingedeelde | 18 | |
Functiegroepen | 16 |
G | Garantietoelage | 19,20 |
Geheimhouding | 10 | |
Geschillen | 31 | |
Getuigschrift | 9 | |
Goed werknemerschap | 10 | |
I | Incidentele overschrijding arbeidsduur | 16 |
Intellectuele eigendom | 11 | |
J | Jaarinkomen | 7 |
Jaarsalaris | 7 | |
Jubileumgratificatie | 20 | |
K | Kostenvergoedingen | 30 |
L | Leeftijdsvakantie-uren | 37 |
Looptijd | 32 | |
M | Xxxxxxxxxx | 00 |
Medezeggenschap | 9 | |
Minimumloon | 17 | |
aanloopschaal minimumloon | 17 | |
Misbruik van positie | 11 | |
Mobiliteitsmanagement | 37 | |
N | Nachtarbeid | 16 |
Nakoming door leden | 10 | |
Nakoming door partijen | 10 | |
Nevenwerkzaamheden | 10 | |
O | Onregelmatige diensten, vergoeding | 18 |
Ontwikkelbeleid | 26 | |
Opleiding | 26 | |
Oproepkrachten | 13 | |
Opzegtermijnen | 14 | |
Ouderschapsverlof Overlijden uitkering bij overlijden | 22 29 | |
Overwerk | 15 |
P | Partner | 7 |
Pensioenregeling | 30,35 | |
premieverdeling werkgever-werknemer | 30 | |
Periodiekenschaal | 17 | |
Xxxxxxxxx | 00 | |
Promovendus | 36 | |
Opleiding promovendus | 37 | |
R | Reorganisatie | 37 |
Roosterdienst, afbouwregeling | 19 | |
S | Salarisschalen | 16,34 |
Salarisverhoging | 17,34 | |
salarisverhoging voldoende functioneren | 17 | |
salarisverhoging goed functioneren | 17 | |
salarisverhoging en onvoldoende functioneren | 17 | |
Seizoensmedewerkers | 39 | |
Sociaal beleid | 39 | |
Xxxxxxxxxxx | 0 | |
Studie | 31 | |
T | Tussentijdse herziening | 31 |
Tijdelijke waarneming | 18 | |
V | Vakantie | 23 |
vakantie bij ontslag | 25 | |
verjaring vakantierechten | 25 | |
vakantietoeslag | 25 | |
Vakantierechten, niet verwerven van | 24 | |
Vakantie-uren | 23 | |
afkoop vakantie-uren | 25 | |
berekening | 23 | |
opnemen | 24 | |
bij arbeidsongeschiktheid | 23 | |
leeftijdsvakantie-uren | 37 | |
Vakbondsfaciliteiten | 9,22 | |
Veiligheidsonderzoek | 13 | |
Verhuiskosten | 30 | |
Verklaring omtrent gedrag | 13 | |
Verlof | 21 | |
betaald verlof | 21 | |
bevallingsverlof | 23 |
buitengewoon verlof | 21,23 | |
overige gevallen | 23 | |
zwangerschapsverlof | 23 | |
vakbondsbijeenkomsten | 22 | |
Visitatie | 12 | |
Vrijwilligers | 39 | |
W | Waarneming, tijdelijk | 18 |
Week | 7 | |
Weekeinde | 7 | |
Werkgever | 7 | |
algemene verplichtingen werkgever | 8 | |
Werknemer | 7 | |
algemene verplichtingen werknemer | 10 | |
Werkzaamheden, uitvoering opgedragen | 10 | |
Wervingsbeleid | 9 | |
Wetenschappelijk personeel | 35 | |
tijdelijke aanstelling | 35 | |
aanstelling promovendi | 36 | |
Xxxx-xxxxxxxxxxx | 00 | |
X | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 23 |