DOORLOPENDE TEKST HUIDIGE STATUTEN
DOORLOPENDE TEKST HUIDIGE STATUTEN
CONSIDERANS
Stichting Medisch Centrum Haaglanden en Bronovo-Nebo
Stichting Haaglanden Medisch Centrum is op één januari tweeduizend vijftien ontstaan uit de fusie tussen Stichting Medisch Centrum Haaglanden en Stichting Bronovo-Nebo. Bij de fusie heette de stichting: Stichting Medisch Centrum Haaglanden en Bronovo-Nebo.
Antoniushove
Op dertien juni negentienhonderd dertien werd de eerste steen gelegd voor Sint Antoniushove.
Xxxx Xxxxxxxxxxxx begon als pension voor welgestelde ouderen met een ziekenzaal aan het Oosteinde in Voorburg.
Westeinde Ziekenhuis/Xxxxxxx xx Xxx Xxxxxxxxxx
In achttienhonderd drieënzeventig stichtte Pater Xxxxxxxx het Xxxxxxx xx Xxx Xxxxxxxxxx. Het Xxxxxxx xx Xxx Xxxxxxxxxx werd later het Westeinde Ziekenhuis. Het Westeinde Ziekenhuis en Antoniushove fuseerden in negentienhonderd achtennegentig tot Stichting Medisch Centrum Haaglanden.
Bronovo
In achttienhonderd vijfenzestig opende de 's Graavenhaagsche Diaconessen- Inrichting haar deuren. Zuster Xxxx Xxxxxxxxx xx Xxxxxxx was de eerste besturende zuster. Het hospitaal werd naar haar vernoemd.
Nebo Ziekenhuis/Verpleeghuis
In negentienhonderd tweeënzeventig fuseerden de Diakonessen-Inrichting Bronovo en het Nebo Ziekenhuis/Verpleeghuis tot Stichting Bronovo-Nebo. STATUTEN
Begripsbepalingen Artikel 1
1. In deze statuten wordt verstaan onder:
a. Cliëntenraad: de centrale cliëntenraad van de instellingen waarover de stichting het bestuur voert, dan wel indien deze niet is ingesteld, de (centrale) cliëntenraden van die instellingen gezamenlijk;
b. Dochters: rechtspersonen waarover de stichting zeggenschap heeft. Van zeggenschap is sprake indien de stichting meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders of meer dan de helft van de stemrechten in de algemene ledenvergadering kan uitoefenen en/of het recht heeft om een meerderheid van de bestuurders of toezichthouders te benoemen en/of af te laten treden;
c. Ondernemingsraad: de centrale ondernemingsraad van de ondernemingen waarover de stichting het bestuur voert, dan wel indien
deze niet is ingesteld, de ondernemingsraden van die ondernemingen gezamenlijk;
d. Schriftelijk: per post of e-mail of enig ander langs elektronische weg leesbare en reproduceerbare wijze te verzenden communicatiemiddel;
e. Vereniging Medisch Staf: de te 's-Gravenhage gevestigde vereniging: Vereniging Medische Staf Medisch Centrum Haaglanden.
2. Tenzij anders blijkt of kennelijk anders is bedoeld, sluit een verwijzing naar een begrip of woord in het enkelvoud een verwijzing naar de meervoudsvorm van dit begrip of woord in en omgekeerd.
3. Tenzij anders blijkt of kennelijk anders is bedoeld, sluit een verwijzing naar het mannelijke geslacht een verwijzing naar het vrouwelijke geslacht in en omgekeerd.
Naam, zetel en grondslag Artikel 2
1. De stichting draagt de naam: Stichting Haaglanden Medisch Centrum. De verkorte naam van de stichting luidt: HMC.
2. De stichting is gevestigd in de gemeente 's-Gravenhage.
3. De stichting werkt vanuit de christelijke traditie zoals die door de tijden heen gestalte heeft gekregen binnen het Medisch Centrum Haaglanden en Bronovo-Nebo. Er zal rekening worden gehouden met de eigen levensovertuiging van een ieder die zorg vraagt van de stichting.
Doel Artikel 3
1. De stichting heeft ten doel:
a. het (doen) bevorderen, (doen) verlenen en (doen) organiseren van gezondheidszorg in de ruimste zin van het woord;
b. het (doen) bevorderen en (doen) realiseren van een transparant, goed functionerend en samenhangend netwerk van organisaties en instellingen die zorg (doen) verlenen,
alles in de ruimste zin van het woord.
De stichting is zich bewust van haar bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid en eerbiedigt bij haar activiteiten haar grondslag.
2. De stichting tracht dit doel te bereiken door:
a. het beheren, administreren, begeleiden, ondersteunen en voor zover nodig het stichten en exploiteren van instellingen, al dan niet met een eigen rechtspersoonlijkheid, waaronder begrepen maar niet beperkt tot een ziekenhuisorganisatie "Haaglanden Medisch Centrum", onder andere gevestigd op de locaties Westeinde te Den Haag en Antoniushoeve te Leidschendam en het "Ziekenhuis Bronovo" te Den Haag;
b. het (doen) verlenen van ondersteunende diensten aan de hiervoor onder
a. bedoelde rechtspersonen en/of instellingen, alsmede aan andere rechtspersonen, voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling zoals verwoord in lid 1 van dit artikel;
c. het bevorderen van een samenhangend zorgbeleid, zowel plaatselijk als regionaal, onder meer door het samenwerken met andere rechtspersonen en/of instellingen op het gebied van de intra-, semi- en extramurale zorg en aanverwante sectoren;
d. het (doen) oprichten, verwerven en exploiteren van, het deelnemen in, het samenwerken met, het besturen en/of voeren van de directie over andere instellingen, voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling zoals verwoord in lid 1 van dit artikel;
e. het (doen) ontwikkelen van een gemeenschappelijk financieel beleid en ander beleid ten behoeve van de rechtspersonen waarover de stichting het bestuur voert en het behartigen van belangen en het verrichten van andere diensten om de rechtspersonen waarover de stichting het bestuur voert te ondersteunen en te faciliteren;
f. het (doen) opnemen van geldleningen en/of kredieten, alsmede het stellen van zekerheden (zoals garanties en hypotheken), voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling zoals verwoord onder lid 1 van dit artikel;
g. het (doen) huren, verhuren, vervaardigen, ontwikkelen, exploiteren, beheren en beschikken over onroerende zaken, voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling van de stichting of rechtspersonen waarover de stichting het beheer en/of bestuur voert;
h. het doen geven van beroepsgericht onderwijs dan wel het doen medewerken aan opleidingen in het kader van de volksgezondheid;
i. het medewerken aan, dan wel het doen verrichten van wetenschappelijk onderzoek in het kader van de volksgezondheid;
j. het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
k. het oprichten van een onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon, het verwerven of houden van aandelen in een onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon, het op enigerlei andere wijze deelnemen in een onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon, en/of het verstrekken van een lening aan een onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon dan wel het op andere wijze
doen financieren van ondernemingen, vennootschappen en/of rechtspersonen mits de werkzaamheden van de onderneming, vennootschap en/of rechtspersoon liggen op het terrein van de zorg of het algemeen maatschappelijk belang dan wel daaraan ondersteunend zijn;
alsmede al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
3. De stichting heeft geen winstoogmerk.
4. Geen natuurlijk persoon noch een rechtspersoon kan over het vermogen van de stichting beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Het vermogen van de stichting dient ter verwezenlijking van het doel van de stichting.
5. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van
boedelbeschrijving. Organisatie Artikel 4
De stichting kent de volgende organen:
a. een raad van bestuur; en
b. een raad van toezicht.
Raad van bestuur; samenstelling en benoeming Artikel 5
1. Het besturen van de stichting is opgedragen aan de raad van bestuur, bestaande uit één of meer natuurlijke perso(o)n(en).
2. De raad van toezicht stelt het aantal leden van de raad van bestuur vast. In het geval dat de raad van bestuur uit meer dan één persoon bestaat, benoemt de raad van toezicht een van de leden van de raad van bestuur tot voorzitter van de raad van bestuur.
3. De leden van de raad van bestuur worden benoemd door de raad van toezicht, met inachtneming van het hierna bepaalde en het in artikel 14 lid 2 bepaalde.
4. De benoeming van een lid van de raad van bestuur geschiedt aan de hand van een door de raad van toezicht vast te stellen (openbare) selectieprocedure en profielschets. De profielschets bevat de kwaliteiten en deskundigheden waarover een lid van de raad van bestuur dient te beschikken. Bij het ontstaan van een vacature gaat de raad van toezicht na of de profielschets nadere uitwerking en/of aanpassing behoeft.
5. De raad van toezicht stelt de overige leden van de raad van bestuur in de gelegenheid over een voorgenomen wijziging in de samenstelling van de raad van bestuur advies uit te brengen.
Voorts geeft de raad van toezicht aan de medezeggenschapsorganen die daarvoor op grond van de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen in aanmerking komen, kennis van een voorgenomen benoeming van een lid van de raad van bestuur en stelt deze in de gelegenheid dienaangaande advies uit te brengen.
6. De leden van de raad van bestuur worden benoemd voor de duur van hun arbeidsovereenkomst, of voor een andere door de raad van toezicht te bepalen periode. Zij zijn aansluitend herbenoembaar. Vaststelling van de rechtspositie, het salaris en de arbeidsvoorwaarden van de leden van de raad van bestuur geschiedt door de raad van toezicht.
7. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
8. Ten behoeve van een goed functionerende raad van bestuur worden de leden van de raad van bestuur periodiek beoordeeld door de raad van toezicht. De wijze waarop deze beoordeling plaatsvindt, wordt uitgewerkt in het reglement van de raad van bestuur.
Raad van bestuur; schorsing, ontslag, defungeren, belet en ontstentenis Artikel 6
1. De leden van de raad van bestuur worden geschorst en ontslagen door de raad van toezicht.
2. Artikel 5 lid 5 is van overeenkomstige toepassing in geval van ontslag van een lid van de raad van bestuur.
3. Indien een lid van de raad van bestuur is geschorst, dient de raad van toezicht binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag van het betreffende lid van de raad van bestuur dan wel tot opheffing of handhaving van de schorsing. Bij gebreke van een besluit als bedoeld in de vorige zin, vervalt de schorsing.
Een besluit tot handhaving van de schorsing kan slechts eenmaal worden genomen en de schorsing kan daarbij ten hoogste worden gehandhaafd voor drie maanden, ingaande op de dag waarop de raad van toezicht het besluit tot handhaving van de schorsing heeft genomen.
4. Het lid van de raad van bestuur dat is geschorst, wordt in de gelegenheid gesteld zich in de vergadering van de raad van toezicht te verantwoorden. Daarbij kan hij zich laten bijstaan door een raadsman.
Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat het lid van de raad van bestuur over wiens ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden om te worden gehoord.
5. Een lid van de raad van bestuur defungeert voorts:
a. door zijn vrijwillig aftreden;
b. door het verlies van het vrije beheer of de vrije beschikking over zijn vermogen;
c. door, indien van toepassing, het verstrijken van de termijn waarvoor hij is benoemd, behoudens zijn eventuele herbenoeming;
x. door ontslag door de rechtbank;
e. indien hij in een positie komt te verkeren als bedoeld in artikel 14 lid 1;
f. door zijn overlijden.
6. In geval van ontstentenis of belet van één of meer leden van de raad van bestuur, berust het bestuur tijdelijk bij de overblijvende leden van de raad van bestuur of het overblijvende lid van de raad van bestuur.
In geval van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van bestuur of het enige lid van de raad van bestuur benoemt de raad van toezicht onverwijld een persoon tijdelijk tot lid van de raad van bestuur. Die persoon kan niet een lid van de raad van toezicht zijn.
Raad van bestuur; taken en bevoegdheden Artikel 7
1. De raad van bestuur is belast met het besturen van de stichting. De raad van bestuur is belast met de realisatie van de doelstelling van de stichting en de Dochters, de strategie en het beleid met de daaruit voortvloeiende resultatenontwikkeling. De raad van bestuur draagt zorg voor een transparante bedrijfsvoering.
2. In overeenstemming met de doelstelling en in verband met de continuïteit van de activiteiten van de stichting en de Dochters stelt de raad van bestuur een
meerjarenbeleidsplan op voor een periode van ten minste vier jaar. Tevens stelt de raad van bestuur jaarlijks voorafgaand aan het boekjaar een jaarplan, een exploitatiebegroting en een investeringsbegroting met toelichting vast en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van toezicht.
3. Aan de raad van bestuur komen in de stichting alle taken en bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
4. Bij de vervulling van zijn taken en bevoegdheden richt de raad van bestuur alsmede ieder lid van de raad van bestuur zich naar het doel, de grondslag en het belang van de stichting en houdt hij rekening met de bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid van de stichting en de bij de stichting en de Dochters betrokken belanghebbenden.
5. De raad van bestuur legt verantwoording af aan de raad van toezicht en verschaft de raad van toezicht desgevraagd schriftelijk tijdig de gegevens die noodzakelijk zijn voor de goede uitoefening van de taak van de raad van toezicht. Voorts verschaft de raad van bestuur desgevraagd schriftelijk alle gegevens waarom de raad van toezicht vraagt. De raad van bestuur brengt aan de raad van toezicht periodiek verslag uit. Daarbij stelt de raad van bestuur de raad van toezicht ten minste eenmaal per jaar schriftelijk op de hoogte van in ieder geval de hoofdlijnen van het strategisch beleid de algemene en financiële risico’s en het beheers- en controlesysteem van de stichting.
6. De raad van bestuur is slechts na voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Op het
ontbreken van de in dit lid bedoelde goedkeuring kan tegen derden een beroep worden gedaan.
7. De raad van bestuur behoeft voorts de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht voor:
a. de vaststelling van de (exploitatie)begroting en de investeringsbegroting met toelichting;
b. de vaststelling en ingrijpende wijziging van het (strategische) (meerjaren)beleidsplan;
c. de vaststelling van de jaarrekening, de resultaatbestemming en het jaarverslag (bestuursverslag);
d. de vaststelling van de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden, waaronder het beleid van de stichting ten behoeve van de dialoog met belanghebbenden;
e. het doen van investeringen en aangaan van verplichtingen boven een in het reglement van de raad van bestuur nader vast te stellen bedrag;
f. het aangaan, wijzigen en verbreken van samenwerking met een andere
rechtspersoon of organisatie indien die samenwerking van ingrijpende betekenis is voor de stichting en/of Dochters en/of waarbij de strategische positie van de stichting in haar geheel in het geding is;
g. het verkrijgen, wijzigen of beëindigen van een deelneming of zeggenschap in een andere rechtspersoon, het oprichten van een andere rechtspersoon, alsmede de vaststelling en wijziging van diens statuten;
h. het aangaan van financieringen en het verstrekken van zekerheid, al dan niet ten behoeve van een derde;
i. de vaststelling en wijziging van het reglement van de raad van bestuur;
j. het wijzigen van de statuten en het doen van een voorstel tot het ontbinden van de stichting;
k. een juridische fusie of andere fusie of juridische splitsing;
I. het namens de stichting uitoefenen van stemrecht op door de stichting gehouden aandelen in het kapitaal van vennootschappen en/of het uitoefenen van een bevoegdheid tot benoeming, schorsing en ontslag van een bestuurder van een andere rechtspersoon en besluiten tot wijziging van de statuten van deze rechtspersonen ten aanzien van bepalingen met betrekking tot de doelstelling, benoeming, schorsing of ontslag van bestuurders, besteding van gelden en vermogensbestanddelen, ontbinding/vereffening en statutenwijziging, dan wel het namens de stichting uitoefenen van stemrecht in ledenvergaderingen van verenigingen en/of coöperaties betrekking hebbende op voormelde besluiten, behoudens voor zover goedkeuring wordt verleend naar aanleiding van het bepaalde in het navolgende lid;
m. het beëindigen van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal werknemers tegelijkertijd of binnen een kort tijdsbestek of het verbreken van een overeenkomst met een aanmerkelijk aantal personen dat als zelfstandigen of binnen een samenwerkingsverband werkzaam is voor de stichting;
n. een ingrijpende wijziging in de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers van de stichting;
o. de aangifte van faillissement en aanvraag van surseance van betaling van de stichting.
8. In aanvulling op het bepaalde in lid 7 behoeven besluiten van de raad van bestuur:
a. namens de stichting, waarbij de stichting als zodanig - direct of indirect - bestuurder is van een andere rechtspersoon;
b. namens de stichting, waarbij de stichting als zodanig - direct of indirect - aandeelhouder of lid is van een andere rechtspersoon,
de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht indien deze besluiten:
(i) betrekking hebben op besluiten als omschreven in lid 6 en lid 7 ten aanzien van een andere rechtspersoon;
(ii) betrekking hebben op benoeming, schorsing of ontslag van bestuurders of leden van een raad van toezicht of raad van commissarissen van een andere rechtspersoon;
(iii) betrekking hebben op de uitoefening van in statuten van andere rechtspersonen toegekende benoemings- en/of goedkeuringsrechten en/of overige rechten aan de betreffende andere rechtspersoon;
(iv) betrekking hebben op de aanwijzing van de accountant van die andere rechtspersoon,
behoudens voor zover reeds in goedkeuring is voorzien op grond van het bepaalde in lid 7 sub m.
9. De raad van toezicht kan besluiten dat voor een rechtshandeling als hiervoor bedoeld in de leden 6, 7 en 8 die is voorzien in de begroting, goedkeuring door de raad van toezicht niet is vereist.
10. De raad van toezicht is bevoegd ook andere besluiten dan in de leden 6, 7 en 8 van dit artikel genoemd aan zijn goedkeuring te onderwerpen. Die andere besluiten dienen duidelijk omschreven te worden en schriftelijk aan de raad van bestuur te worden meegedeeld.
Raad van bestuur; besluitvorming, werkwijze en vergadering Artikel 8
1. In de vergaderingen van de raad van bestuur heeft ieder lid van de raad van bestuur recht op het uitbrengen van één stem. Besluiten worden door de raad van bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
2. Het bepaalde in artikel 13 is wat betreft de wijze van vergadering en besluitvorming van overeenkomstige toepassing op de raad van bestuur. De procedure voor de totstandkoming van besluiten van de raad van bestuur kan nader worden uitgewerkt in het reglement van de raad van bestuur.
3. Besluiten van de raad van bestuur kunnen ook buiten vergadering tot stand komen, mits dit schriftelijk geschiedt, geen van de leden van de raad van bestuur zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet en de volstrekte meerderheid van de leden van de raad van bestuur zich voor het voorstel verklaart.
4. De raad van bestuur kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel vergaderen, mits alle leden van de raad van bestuur die aan zodanige vergadering deelnemen elkaar kunnen verstaan. Een lid van de raad van bestuur kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel aan een vergadering van de raad van bestuur deelnemen, mits dat lid van de raad van bestuur steeds alle andere aan die vergadering deelnemende leden van de raad van bestuur kan verstaan en door die andere leden van de raad van bestuur wordt verstaan.
5. Een lid van de raad van bestuur neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting. Het desbetreffende besluit wordt alsdan door de overige leden van de raad van bestuur genomen.
Wanneer alle leden van de raad van bestuur een direct of indirect persoonlijk belang hebben dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting, wordt het desbetreffende besluit door de raad van toezicht genomen.
Raad van bestuur; vertegenwoordiging Artikel 9
1. De stichting wordt vertegenwoordigd door de raad van bestuur. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan ieder lid van de raad van bestuur afzonderlijk.
2. De raad van bestuur kan voorts aan één of meer aan te wijzen personen een volmacht verlenen. De gevolmachtigde vertegenwoordigt de stichting met inachtneming van de grenzen van zijn volmacht.
Raad van toezicht; samenstelling en benoeming Artikel 10
1. De stichting heeft een raad van toezicht. De raad van toezicht bestaat uit een door de raad van toezicht te bepalen aantal van ten minste vijf (5) en maximaal negen (9) natuurlijke personen.
Is het aantal leden minder dan het genoemde aantal, dan behoudt de raad van toezicht zijn bevoegdheden, onverminderd de verplichting om onverwijld maatregelen tot aanvulling van zijn ledental te nemen.
2. De leden van de raad van toezicht worden door de raad van toezicht benoemd, met inachtneming van het hierna bepaalde en het bepaalde in artikel 14 lid 3. De benoeming van een lid van de raad van toezicht geschiedt aan de hand van een door de raad van toezicht vast te stellen algemeen profiel voor de samenstelling van zijn raad naar ten minste deskundigheden, vaardigheden en diversiteit. Voor iedere vacature stelt de raad van toezicht een specifiek profiel op.
3. De raad van toezicht is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding van de stichting en de met de stichting verbonden rechtspersonen en instellingen en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren.
Bij de samenstelling van de raad van toezicht wordt gelet op diverse facetten die de aandacht van de raad van toezicht vragen, waarbij de raad van toezicht in ieder geval wordt samengesteld op basis van algemeen bestuurlijke kwaliteiten, affiniteit met de doelstelling van de stichting en met een spreiding van deskundigheden en achtergronden.
4. De benoeming van een nieuw lid van de raad van toezicht, die niet op voordracht of op grond van lid 5 wordt benoemd, geschiedt aan de hand van een door de raad van toezicht vast te stellen transparante, openbare selectieprocedure.
5. De Cliëntenraad heeft het recht een bindende voordracht te doen zoals omschreven in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (dan wel een daarvoor in de plaats tredende wet) ter vervulling van één zetel in de raad van toezicht.
6. Het bestuur, de Ondernemingsraad en de Vereniging Medische Staf worden in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over voorgenomen benoemingen van leden van de raad van toezicht. De adviesprocedure wordt nader uitgewerkt in het reglement van de raad van toezicht.
7. Een op voordracht benoemd lid van de raad van toezicht vervult zijn taak zonder last, ruggespraak of mandaat van degene die hem heeft voorgedragen en onafhankelijk van de bij (de instellingen van) de stichting dan wel Dochters betrokken deelbelangen.
8. De raad van toezicht benoemt uit zijn midden een voorzitter en een vice- voorzitter. Onverminderd de collectieve verantwoordelijkheid kan de raad van toezicht besluiten tot een onderlinge verdeling van taken en bevoegdheden.
9. Een lid van de raad van toezicht treedt volgens rooster, doch uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af. Een op grond van dit artikellid aftredend lid van de raad van toezicht is herbenoembaar, met dien verstande dat een lid van de raad van toezicht maximaal acht jaar aaneengesloten lid kan zijn van de raad van toezicht. Een in een tussentijdse vacature benoemd lid van de raad van toezicht neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd, tenzij de raad van toezicht expliciet anders besluit.
10. De leden van de raad van toezicht ontvangen een beloning voor de door hen ten behoeve van de stichting te verrichten werkzaamheden, alsmede een vergoeding voor de door hen gemaakte onkosten. De hoogte hiervan wordt vastgesteld door de raad van toezicht, conform de voor de sector gezondheidszorg geldende wetten en richtlijnen.
Raad van toezicht; schorsing, ontslag, defungeren, belet en ontstentenis Artikel 11
1. De leden van de raad van toezicht worden geschorst en ontslagen door de raad van toezicht. Een lid van de raad van toezicht wordt geschorst en ontslagen wegens onder meer:
a. verwaarlozing van zijn taak of onvoldoende functioneren;
b. onverenigbaarheid van functies of belangen;
c. ingrijpende wijziging van de omstandigheden of andere gewichtige redenen waarvan de raad van toezicht in het belang van de stichting oordeelt dat handhaving als lid van de raad van toezicht redelijkerwijs niet van de stichting kan worden verlangd.
Een besluit tot schorsing of ontslag wordt genomen overeenkomstig artikel 13, zonder dat het lid wiens schorsing of ontslag het betreft stemrecht heeft.
2. Indien een lid van de raad van toezicht is geschorst, dient de raad van toezicht binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag van het betreffende lid van de raad van toezicht dan wel tot opheffing of handhaving van de schorsing. Bij gebreke van een besluit als bedoeld in de vorige zin, vervalt de schorsing.
Een besluit tot handhaving van de schorsing kan slechts eenmaal worden genomen en de schorsing kan daarbij ten hoogste worden gehandhaafd voor
drie maanden, ingaande op de dag waarop de raad van toezicht het besluit tot handhaving heeft genomen.
3. Het lid van de raad van toezicht dat is geschorst, wordt in de gelegenheid gesteld zich in de vergadering van de raad van toezicht te verantwoorden. Daarbij kan hij zich laten bijstaan door een raadsman.
Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat het lid van de raad van toezicht over wiens ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden om te worden gehoord.
4. Een lid van de raad van toezicht defungeert:
a. door zijn vrijwillig aftreden;
b. door het verlies van het vrije beheer of de vrije beschikking over zijn vermogen;
c. door het verstrijken van de termijn waarvoor hij is benoemd, behoudens zijn eventuele herbenoeming;
d. indien hij in een positie komt te verkeren als bedoeld in artikel 14 lid 1;
e. door zijn overlijden.
5. Bij ontstentenis of belet van één of meer leden van de raad van toezicht nemen de overblijvende leden, of neemt het overblijvende lid, de volledige taken van de raad van toezicht waar. Een niet voltallige raad van toezicht blijft volledig bevoegd. Bij ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht zal door de president van de rechtbank van het arrondissement waarin de stichting is gevestigd, op verzoek van hetzij een afgetreden lid van de raad van toezicht, hetzij de raad van bestuur, hetzij de Cliëntenraad en/of de Ondernemingsraad met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, een nieuwe raad van toezicht worden gevraagd te benoemen. Indien de rechtbank zich onbevoegd verklaart dan is het Nederlands Arbitrage Instituut bevoegd.
Raad van toezicht; taken en bevoegdheden Artikel 12
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van de raad van bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de stichting. De raad van toezicht staat de raad van bestuur met raad en advies ter zijde.
2. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht, alsmede ieder lid van de raad van toezicht, zich naar het doel, de grondslag en belang van de stichting en houdt hij rekening met de bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid van de stichting en de bij de stichting en Dochters betrokken belanghebbenden. Voor zover de stichting (direct of indirect) aandeelhouder dan wel lid is van een rechtspersoon die een beroep
doet op de vrijstelling als bedoeld in artikel 5 eerste lid onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 houdt de raad van toezicht tevens toezicht op de doelrealisatie en de winstbestemmingseis van deze betreffende rechtspersoon.
3. Met inachtneming van de wet- en regelgeving op het gebied van de bescherming van privacy en persoonsgegevens, na overleg met de raad van
bestuur en na een bepaaldelijk daartoe genomen besluit, heeft de raad van toezicht of één of meer door de raad van toezicht gemachtigde leden, toegang tot alle lokaliteiten van de stichting en het recht om te allen tijde inzage te krijgen in alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting.
4. De leden van de raad van toezicht kunnen zich, voor rekening van de stichting, na overleg met de raad van bestuur, doen bijstaan door de accountant van de stichting dan wel een door de raad van toezicht aan te wijzen deskundige aan wie inzage in de volledige administratie dient te worden verleend.
5. De leden van de raad van toezicht kunnen de raad van bestuur aanwijzingen geven omtrent de soort te verschaffen informatie, alsmede omtrent de wijze en frequentie van de informatieverstrekking door de raad van bestuur.
6. De raad van toezicht evalueert jaarlijks zijn eigen functioneren buiten aanwezigheid van de raad van bestuur. De raad van toezicht voert ten minste jaarlijks met de raad van bestuur als geheel een evaluatiegesprek over het functioneren van beide organen op zich en in relatie tot elkaar.
7. De stichting beschikt over een schriftelijk vastgelegde regeling voor het handelen bij conflicten niet zijnde arbeidsconflicten tussen de raad van toezicht en de raad van bestuur, die erin voorziet dat een derde partij wordt betrokken bij de oplossing van het conflict. Die regeling komt tot stand in overeenstemming tussen de raad van bestuur en de raad van toezicht.
Raad van toezicht; vergadering en werkwijze Artikel 13
1. In de vergaderingen van de raad van toezicht heeft ieder lid van de raad van toezicht één stem. De raad van toezicht besluit bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen, tenzij deze statuten anders bepalen. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter, met dien verstande dat de voorzitter van de raad van toezicht niet meer stemmen mag uitbrengen dat de overige leden van de raad van toezicht tezamen.
2. Geldige besluiten kunnen slechts worden genomen, indien alle leden van de raad van toezicht met inachtneming van het hierna bepaalde zijn opgeroepen en meer dan de helft van het aantal leden van de raad van toezicht ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien de voorschriften omtrent de oproeping niet in acht zijn genomen, kunnen niettemin geldige besluiten worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn, alles onverminderd lid 6.
3. Een lid van de raad van toezicht kan zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid van de raad van toezicht doen vertegenwoordigen.
4. De vergaderingen van de raad van toezicht worden voorgezeten door de voorzitter, of, zo deze afwezig is, door de vice-voorzitter. Indien tevens de vice-voorzitter afwezig is, wordt de vergadering voorgezeten door een door de raad van toezicht uit zijn midden aangewezen persoon.
5. Vergaderingen van de raad van toezicht worden ten minste zes maal per jaar gehouden en voorts zo dikwijls de voorzitter of twee van zijn leden dat verlangen.
De bijeenroeping geschiedt schriftelijk aan ieder lid van de raad van toezicht. Zij vermeldt plaats en tijdstip van de vergadering en de in de vergadering te behandelen onderwerpen.
De termijn van oproeping bedraagt ten minste zeven dagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. In spoedeisende gevallen - zulks ter uitsluitende beoordeling van de voorzitter van de raad van toezicht - kan de termijn van oproeping worden verkort.
6. Besluiten van de raad van toezicht kunnen ook buiten vergadering tot stand komen, mits dit schriftelijk geschiedt, geen van de leden van de raad van toezicht zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet en de volstrekte meerderheid van de leden van de raad van toezicht zich voor het voorstel verklaart.
7. De vergaderingen van de raad van toezicht worden bijgewoond door de leden van de raad van bestuur, tenzij de raad van toezicht met opgaaf van redenen te kennen geeft zonder de raad van bestuur te willen vergaderen.
8. De raad van toezicht kan zijn nadere werkwijze en besluitvorming en al wat zijn functioneren betreft nader vastleggen in het reglement raad van toezicht.
9. De raad van toezicht kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel vergaderen, mits alle leden van de raad van toezicht die aan zodanige vergadering deelnemen elkaar kunnen verstaan. Een lid van de raad van toezicht kan telefonisch, per videoconference of door middel van een ander communicatiemiddel aan een vergadering van de raad van toezicht deelnemen, mits dat lid van de raad van toezicht steeds alle andere aan die vergadering deelnemende leden van de raad van toezicht kan verstaan en door die andere leden van de raad van toezicht wordt verstaan.
10. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting. Zijn aanwezigheid telt niet mee voor het bepalen van een quorum. Het desbetreffende besluit wordt alsdan door de overige leden van de raad van toezicht genomen. Wanneer alle leden van de raad van toezicht een direct of indirect persoonlijk belang hebben dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting, wordt het besluit genomen door de voltallige raad van toezicht, onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Onverenigbaarheden en belangenverstrengeling Artikel 14
1. Een persoon die naar het oordeel van de raad van toezicht (potentieel) een belang heeft dat onverenigbaar is met het belang van de stichting, kan geen lid van de raad van bestuur of de raad van toezicht zijn.
2. Niet voor benoeming tot lid van de raad van bestuur komen in aanmerking personen die:
a. lid zijn van de raad van toezicht van de stichting of in drie jaar voorafgaande aan de benoeming lid zijn geweest van de raad van toezicht van de stichting;
b. lid zijn van de raad van bestuur of de raad van toezicht van een andere zorgorganisatie die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden als de stichting of een Dochter verricht, tenzij de andere zorgorganisatie als groeps- of dochtermaatschappij of anderszins nauw verbonden is met de stichting.
3. De leden van de raad van toezicht hebben geen directe belangen bij de instelling. In dat kader komen niet voor (her)benoeming tot lid van de raad van toezicht in aanmerking personen, alsmede hun echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel, pleegkinderen of bloed- of aanverwanten tot in de tweede graad die:
a. in een periode van drie jaar voorafgaande aan de benoeming dan wel gedurende de periode van lidmaatschap van het toezichthoudend orgaan belast zijn (geweest) met de dagelijkse of algemene leiding over de stichting en/of met haar verbonden rechtspersoon;
b. in een periode van drie jaar voorafgaande aan de benoeming dan wel gedurende de periode van lidmaatschap van het toezichthoudend orgaan werknemer of bestuurder van de instelling, de stichting en/of een met haar verbonden rechtspersoon is geweest, dan wel op basis van een toelatingscontract in de instelling, de stichting en/of een met haar verbonden rechtspersoon werkzaam zijn geweest;
c. een persoonlijke financiële vergoeding van de instelling ontvangen, anders dan een vergoeding die voor de als lid van het toezichthoudend orgaan verrichte werkzaamheden wordt ontvangen en voor zover zij niet past in de normale uitoefening van een bedrijf;
d. in de drie jaar voorafgaande aan de benoeming dan wel gedurende de periode van lidmaatschap van het toezichthoudend orgaan een belangrijke zakelijke relatie met de instelling, de stichting en/of een met haar verbonden rechtspersoon hebben gehad;
e. bestuurslid zijn van een rechtspersoon waarin een bestuurslid van de instelling, de stichting en/of een met haar verbonden rechtspersoon waarop hij toezicht houdt lid van het toezichthoudend orgaan is;
f. gedurende de voorgaande twaalf maanden tijdelijk hebben voorzien in het bestuur van de instelling, de stichting en/of een met haar verbonden rechtspersoon bij belet of ontstentenis van leden van de raad van bestuur;
g. lid zijn van de raad van bestuur van een andere zorgorganisatie die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden als de stichting of een Dochter verricht;
h. lid zijn van de raad van toezicht van een andere zorgorganisatie die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden als de stichting of een Dochter verricht, tenzij
de andere zorgorganisatie als groeps- of dochtermaatschappij of anderszins nauw verbonden is met de stichting.
4. Onder bestuurder of lid van de dagelijkse of algemene leiding als bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt tevens mede verstaan de natuurlijke persoon die het beleid van de instelling heeft bepaald als ware hij lid van de dagelijkse of algemene leiding van de instelling.
Bij reglement kunnen de onverenigbaarheden omschreven in de leden 2 en 3 van dit artikel worden aangevuld.
5. Leden van de raad van bestuur en de raad van toezicht, alsmede hun echtgenoot, geregistreerd partner, levenspartner en bloed- en aanverwanten in de eerste graad mogen geen enkel rechtstreeks of zijdelings persoonlijk financieel voordeel genieten uit leveringen aan of overeenkomsten met de stichting.
6. Leden van de raad van bestuur en de raad van toezicht melden hun nevenfuncties en het bestaan van een mogelijke verstrengeling van belangen en/of tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de raad van toezicht.
Boekjaar, jaarrekening Artikel 15
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. De raad van bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting zodanige aantekeningen te houden, dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
3. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken van de stichting afgesloten. Daaruit wordt door de raad van bestuur een balans en een winst- en verliesrekening over het afgelopen boekjaar opgemaakt (jaarrekening). De raad van bestuur stelt voorts een bestuursverslag (jaarverslag) op, indien en voor zover daartoe gehouden.
4. Een accountant controleert de in lid 3 genoemde jaarrekening en legt daarover een verklaring af, binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar. De accountant wordt door de raad van toezicht benoemd en brengt gelijkelijk aan de raad van bestuur en de raad van toezicht verslag uit betreffende zijn bevindingen.
5. De jaarrekening wordt binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar door de raad van bestuur vastgesteld na de voorafgaande goedkeuring door de raad van toezicht. De jaarrekening wordt door alle leden van de raad van bestuur en alle leden van de raad van toezicht ondertekend. Ontbreekt de handtekening van één of meer van hen, dan wordt daarvan met opgave van redenen melding gemaakt.
6. Vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening strekt niet tot decharge van de leden van de raad van bestuur. De raad van toezicht kan bij afzonderlijk besluit decharge verlenen aan de leden van de raad van bestuur.
7. De raad van bestuur stelt de vastgestelde jaarrekening ter beschikking van de Cliëntenraad en de Ondernemingsraad.
8. De raad van bestuur is verplicht de in de vorige leden van dit artikel bedoelde
bescheiden ten minste zeven jaar te bewaren.
9. Indien de stichting kwalificeert als fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling, kan winst uitsluitend worden aangewend ten bate van (i) de stichting, (ii) een algemeen nut beogende instelling met een gelijksoortige doelstelling als die van de stichting, of (iii) een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een gelijksoortige doelstelling heeft.
Indien de stichting niet kwalificeert als fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling, kan winst uitsluitend worden aangewend ten bate van (i) een lichaam waarop de vrijstelling van artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is of (ii) een algemeen maatschappelijk belang.
Vrijwaring Artikel 16
1. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan een lid van de raad van bestuur vergoed:
a. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie als bestuurder of toezichthouder die zij op schriftelijk verzoek van de stichting vervullen of hebben vervuld;
b. eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder a. vermeld handelen of nalaten; en
c. eventuele schikkingen die zij met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de stichting treffen in verband met een hierboven als onder a. vermeld handelen of nalaten.
2. De stichting zal een lid van de raad van bestuur in aanvulling op het hiervoor bepaalde ook de over enig aan een derde te vergoeden bedrag verschuldigde wettelijke rente, vergoeden, de proceskosten welke een lid van de raad van bestuur is gehouden te voldoen, alsmede door autoriteiten opgelegde boetes, voor zover vergoeding daarvan rechtens is toegestaan, en de met het verweer daartegen verbonden rechtsbijstandkosten, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en in redelijke verhouding staan tot het belang van de procedure.
3. De stichting zal een lid van de raad van bestuur schadeloos stellen voor de redelijke en noodzakelijke kosten die verbonden zijn aan het instrueren van een externe public relations deskundige om schade aan de reputatie van een lid van de raad van bestuur door een procedure, onderzoek of aansprakelijkstelling als gedekt door deze bepaling te verminderen.
4. Mocht de stichting een lid van de raad van bestuur aansprakelijk stellen ter zake van schade die de stichting lijdt als gevolg van enig handelen of nalaten van de betreffende betrokkene, dan vergoedt de Stichting eveneens de redelijke kosten van het voeren van verdediging van de betrokkene. Na een in kracht van gewijsde gegane uitspraak inhoudende de aansprakelijkheid van de betrokkene jegens de stichting, is het lid van de raad van bestuur
gehouden tot terugbetaling van het aldus door de stichting vergoede bedrag.
Alvorens de stichting tot betaling overgaat kan de stichting zekerheid eisen voor het geval de betrokkene gehouden blijkt tot terugbetaling.
5. Een lid van de raad van bestuur heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor in dit artikel bedoeld indien en voor zover:
(i) door de Nederlandse rechter bij gewijsde is vastgesteld dat het handelen of nalaten van de betrokkene kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn; of
(ii) de kosten of het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald. De stichting kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.
6. Ook de leden van de raad van toezicht van de stichting kunnen aanspraak maken op de vrijwaring als voorzien in dit artikel, onder overeenkomstige toepassing van de hierin genoemde reikwijdte en voorwaarden.
7. De vrijwaring voorzien in dit artikel blijft gelden voor een persoon die geen lid van de raad van bestuur of lid van de raad van toezicht meer is. Voorts komt de vrijwaring in dit artikel ten goede aan de erfgenamen of legatarissen van een lid van de raad van bestuur of een lid van de raad van toezicht.
Enquêterecht Artikel 17
1. De Cliëntenraad heeft de in artikel 346, lid 1 onder e, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde bevoegdheid tot het indienen van een verzoek tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in artikel 345 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel kan niet eerder worden ingediend dan nadat de Cliëntenraad eerst in overleg is getreden met de raad van bestuur en/of de raad van toezicht over de wens een dergelijk verzoek in te dienen en de mogelijkheden heeft verkend om de gerezen bezwaren tegen het door de raad van bestuur gevoerde beleid op andere wijze weg te nemen.
Commissies/reglementen Artikel 18
1. De raad van toezicht kan een auditcommissie en/of een remuneratiecommissie instellen, alsook andere commissies ter ondersteuning van de werkzaamheden van de raad van toezicht.
2. De raad van toezicht legt in reglementen van de door haar ingestelde commissies de taken en bevoegdheden, alsmede de samenstelling, werkwijze en besluitvorming van die commissies nader vast.
3. De raad van toezicht stelt, na overleg met de raad van bestuur, het reglement van de raad van toezicht vast.
4. De raad van bestuur is bevoegd een reglement voor de raad van bestuur vast te stellen, welk reglement de goedkeuring van de raad van toezicht behoeft.
5. Een reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
6. Voorts is de raad van bestuur bevoegd één of meer andere commissies in te stellen.
De samenstelling van een commissie(s), alsmede haar taken en bevoegdheden, worden alsdan bij reglement geregeld.
Garantieregeling overheden Artikel 19
1. Zolang de "Garantieregeling inrichtingen voor gezondheidszorg 1958" in verband met een door de Staat der Nederlanden ten behoeve van (een rechtsvoorganger van) de stichting gegeven garantie of een uit hoofde daarvan door de Staat der Nederlanden gedane betaling van kracht is, zullen de voorwaarden van deze regeling worden nagekomen.
2. Een besluit tot ontbinding van de stichting alsmede een besluit tot wijziging van het onderhavige artikel van de statuten behoeft voorafgaande goedkeuring van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Statutenwijziging Artikel 20
1. De raad van bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen met voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht en voor zover noodzakelijk, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.
2. Voor het besluit van de raad van toezicht tot het verlenen van een voorafgaande goedkeuring is een meerderheid van ten minste drie vierde van de geldig uitgebrachte stemmen vereist in een vergadering waarin alle leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Indien in deze vergadering niet alle leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zal binnen tien dagen na het houden van de eerste vergadering een tweede vergadering worden bijeengeroepen
waarin alsdan, mits meer dan de helft van het aantal leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste drie vierde van de geldig uitgebrachte stemmen, besluiten omtrent een zodanig voorstel kunnen worden genomen.
3. Bij de oproeping tot de vergadering, waarin een voorstel tot goedkeuring van de statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.
4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Elk lid van de raad van bestuur is bevoegd deze akte te doen verlijden.
5. De leden van de raad van bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten
neer te leggen ten kantore van het door de Kamer van Koophandel gehouden handelsregister.
6. Mutatis mutandis geldt het bepaalde in dit artikel voor het besluit tot juridische fusie en/of splitsing.
Ontbinding en vereffening Artikel 21
1. De raad van bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Ten aanzien van een besluit tot ontbinding van de stichting is het bepaalde in artikel 19 en artikel 20 leden 1, 2 en 3 van deze statuten van overeenkomstige toepassing.
2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan, voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door de raad van bestuur, dan wel door een door de raad van bestuur aan te wijzen (rechts)persoon.
4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
5. De raad van bestuur stelt bij zijn besluit tot ontbinding de bestemming vast van een eventueel batig saldo, met goedkeuring van de raad van toezicht. Indien de stichting kwalificeert als fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling, kan een eventueel batig saldo uitsluitend worden aangewend ten bate van een fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling met een gelijksoortige doelstelling dan wel aan een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een gelijksoortige doelstelling heeft.
Indien de stichting niet kwalificeert als fiscaal erkende algemeen nut beogende instelling, kan een eventueel batig saldo uitsluitend worden aangewend ten bate van een (i) lichaam waarop de vrijstelling van artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 van toepassing is of (ii) algemeen maatschappelijk belang.
6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaar berusten onder een door de vereffenaar(s) aan te wijzen natuurlijk persoon of rechtspersoon.