ZITTING VAN 03 MEI 2011
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL
ZITTING VAN 03 MEI 2011
Inzake
De heer A en zijn echtgenote, Mevrouw B, samenwonende te xxx;
Eisers,
Ter zitting vertegenwoordigd door de heer A, voornoemd;
En
RB, met maatschappelijke zetel te xxx, Ondernemingsnr xxx,
Eerste verweerster,
Ter zitting vertegenwoordigd door Xxxxxxx C, met kantoor te xxx;
En
RO, met maatschappelijke zetel te xxx, Licentie xxx - Ondernemingsnr xxx;
Tweede verweerster,
Ter zitting vertegenwoordigd door Mevrouw D, xxx; Hebben ondergetekenden:
1. Mevrouw xxx, met kantoor te xxx, in haar hoedanigheid van voorzitter van het arbitraal college;
2. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de verbruikers;
3. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de verbruikers;
4. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de reissector;
5. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector;
Xxxxx in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 1000 Brussel, Xxxxxx Xxxxxx XX-xxxx 00 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie),
Volgende arbitrale sententie geveld:
Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College rechtsmacht heeft om van onderhavig geschil kennis te nemen. Partijen hebben schriftelijk hun akkoord bevestigd m.b.t. de arbitrale procedure.
Overeenkomstig het door partijen aanvaard geschillenreglement werd de vordering rechtsgeldig aanhangig gemaakt door middel van het daartoe bestemde klachtenformulier op 29 juli 2010.
De partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven dd. 22 december 2010 om te verschijnen op de zitting van het Arbitraal College van 3 mei 2011.
De feiten
1. Uit de stukken van het dossier blijkt dat eisers op 22 december 2009 door bemiddeling van eerste verweerster bij tweede verweerster een vliegvakantie boekten voor een verblijf in de all-in formule in Hotel A te Playacar (Mexico) met vertrek op 22 januari 2010 en terugkeer op 5 februari 2010. De totale reissom voor twee volwassenen bedroeg 4.123,40 EUR, inclusief reisverzekering.
Volgens de brochurebeschrijving van tweede verweerster ligt dit hotel direct aan het strand, waardoor het eisers – naar hun zeggen - ideaal leek voor de strandvakantie die zij voor ogen hadden.
2. Daags voor de afreis van eisers stelde tweede verweerster eerste verweerster in kennis van het feit dat het strand aan hotel A tijdens hun verblijf gedurende één dag niet toegankelijk zou zijn omwille van herstelwerkzaamheden aan het strand. Eerste verweerster brachten deze boodschap over aan eisers.
Gelet op de korte duur van de onbeschikbaarheid van het strand zagen eisers hierin geen probleem en reisden zij ’s anderendaags toch af naar Mexico.
Ter plekke bleek echter dat de werkzaamheden door allerlei omstandigheden (ongunstige weersomstandigheden, technisch defect, enz. ) langer aansleepten dan voorzien. Uiteindelijk was het strand ter hoogte van het hotel van eisers ontoegankelijk van 23 januari tot en met 30 januari 2010, hetzij acht vakantiedagen. Vermits de werkzaamheden ook ’s nachts doorgingen, werd de nachtrust van eisers tijdens hun eerste 8 vakantiedagen ernstig verstoord.
3. Eisers uitten ter plekke hun ontevredenheid over het feit dat zij niet op voorhand correct werden geïnformeerd over de duur van de werken en over de weerslag die deze werkzaamheden hadden op hun reisgenot.
Na hun terugkeer richtten xxxxxx opnieuw een schrijven aan tweede verweerster met hun klachten over de duur van de werken en de weerslag die dit had op hun vakantieplannen en hun nachtrust.
In haar antwoord van 30 maart 2010 erkende tweede verweerster dat de werken langer waren uitgelopen dan gepland. Zij wees er evenwel op dat mensen die graag aan het strand lagen, gebruik konden maken van de stranden van zusterhotels. Tweede verweerster stelde een commerciële tegemoetkoming voor ten belope van 137,65 EUR, hetzij 5 % van de verblijfskosten.
Nog diezelfde dag lieten eisers weten dat dit voorstel voor hen onaanvaardbaar was, vermits (i) het geen rekening hield met hun verstoorde nachtrust en (ii) het onjuist was dat zij de stranden van zusterhotels konden gebruiken. Immers ook deze stranden waren volgens eisers ontoegankelijk vanwege de werkzaamheden, terwijl zij op het strand van hotel B, het enige dat wel nog toegankelijk was, geweigerd werden omdat dit hotel in een duurdere prijsklasse viel.
Xxxxxx begrootten hun schade op 1.000,00 EUR, doch verklaarden zich bereid genoegen te nemen met een vergoeding van 800,00 EUR op voorwaarde dat aldus een procedure kon worden vermeden.
Hierbij aansluitend trok tweede verweerster in haar schrijven van 16 april 2010 haar minnelijk regelingsvoorstel op tot 10% van de verblijfskost, ofwel 275,30 EUR.
Xxxxxx lieten bij schrijven van 16 april 2010 weten dat zij dit voorstel onvoldoende achtten en hun eerdere vraag handhaafden. Indien hierop niet werd ingegaan, kondigden eisers aan gerechtelijke stappen te zullen ondernemen.
4. Aangezien geen regeling tussenkwam maakten eisers op 29 juli 2010 hun klacht lastens beide verweersters aanhangig bij de Geschillencommissie Reizen, middels het daartoe bestemde klachtenformulier.
Xxxxxx begroten de door hen geleden schade in het klachtenformulier op 25 % van de reissom, ofwel 1.000,00 EUR. Zij lichten toe dat zij de helft van hun reis als een nachtmerrie hebben ervaren door het feit dat zij niet konden slapen (hun kamer lag op de eerste lijn aan het strand) en overdag niet naar het strand konden. In die omstandigheden achten zij een terugbetaling van 25 % van de reissom gerechtvaardigd.
In besluiten van respectievelijk 26 februari 2011 (eerste verweerster) en 8 maart 2011 (tweede verweerster) hebben verweersters hun standpunten bij de vordering van eisers toegelicht.
A. De aansprakelijkheid van eerste verweerster
5. Uit het door eisers ingevulde vragenformulier blijkt dat zij eerste verweerster verwijten
dat deze hen foutief heeft geïnformeerd over de duur van de strandwerken. Eerste verweerster had hen telefonisch meegedeeld dat de werkzaamheden één dag zouden duren, daar waar zij in werkelijkheid acht dagen en nachten in beslag namen.
Tussen de eisers en eerste verweerster bestaat een contract tot reisbemiddeling, waarbij eerste verweerster er zich toe verbonden heeft te bemiddelen voor de totstandkoming van een contract tot reisorganisatie tussen eisers en tweede verweerster.
Krachtens artikel 22 van de Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, hierna kortweg de Reiscontractenwet genoemd, rust op de reisbemiddelaar een verplichting tot informatie, zoals opgenomen in de hoofdstukken II en III van de wet, alsook een algemene raadgevingverplichting.
Verder schrijft artikel 27 van de Reiscontractenwet voor dat de reisbemiddelaar aansprakelijk is voor de goede uitvoering van het contract tot reisbemiddeling alsook voor elke fout die hij bij de uitvoering van zijn verplichtingen begaat.
De goede uitvoering van het door zijn bemiddeling afgesloten contract tot reisorganisatie behoort niet tot de verantwoordelijkheid van de reisbemiddelaar. Deze goede uitvoering is de verplichting bij uitstek van de reisorganisator.
Hieronder wordt onderzocht of de door eisers aan het adres van de reisbemiddelaar geformuleerde verwijten als een tekortkoming in hoofde van de reisbemiddelaar op zijn wettelijke en contractuele verplichtingen kunnen worden weerhouden.
6. Uit wat voorafgaat, blijkt dat op de reisbemiddelaar een informatieverplichting rust. De Reiscontractenwet licht toe dat de reisbemiddelaar de reizigers algemene informatie moet verschaffen over paspoorten, visa, verzekeringen e.d.m.
Indien zich kort voor afreis een voorval voordoet dat een weerslag heeft op de uitvoering van het contract tot reisorganisatie, zoals in voorliggend geval de melding van de ontoegankelijkheid van de stranden, dan komt het niet aan de reisbemiddelaar toe de reiziger hieromtrent te informeren. De reisbemiddelaar is immers niet betrokken bij de uitvoering van het contract tot reisorganisatie, hij helpt het alleen tot stand te brengen.
Het is daarentegen de reisorganisator die moet instaan voor de goede uitvoering van het contract tot reisorganisatie en die – desgevallend – de reizigers dient op de hoogte te brengen van wijzigingen in de in de brochure vermelde gegevens. Vermits het contract tot reisorganisatie tot stand was gebracht door tussenkomst van eerste verweerster, als reisbemiddelaar, was de geëigende weg voor tweede verweerster om de reizigers te verwittigen, deze via de reisbemiddelaar.
Eerste verweerster werpt dan ook terecht op dat zij slechts als doorgeefluik fungeerde voor de informatie ten behoeve van eisers, die tweede verweerster haar meedeelde .Eerste verweerster had noch de taak, noch de mogelijkheden om deze informatie te verifiëren. Bijgevolg is eerste verweerster niet aansprakelijk voor gebeurlijke onjuistheden in de door haar doorgegeven informatie.
De aansprakelijkheid van eerste verweerster is in deze dan ook niet betrokken. Het Arbitraal College stelt eerste verweerster buiten zake.
B. De aansprakelijkheid van tweede verweerster
7. Artikel 17 van de Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, hierna kortweg Reiscontractenwet, stelt:
‘…De reisorganisator is aansprakelijk voor de goede uitvoering van het contract, overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de bepalingen van het contract tot reisorganisatie redelijkerwijs mag hebben, en voor de uit het contract voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door hemzelf dan wel door andere verstrekkers van diensten en zulks onverminderd het recht van de reisorganisator om deze andere verstrekkers van diensten aan te spreken. De reisorganisator is voor de daden en nalatigheden van zijn aangestelden en zijn vertegenwoordigers, handelend in de uitoefening van hun functie, evenzeer aansprakelijk als voor zijn eigen daden en nalatigheden … ‘
De gegevens opgenomen in de reisbrochure maken een deel uit van de contractuele verplichtingen van de reisorganisator (artikel 6 Reiscontractenwet). Uiteraard worden ook de verwachtingen die de reiziger ‘op grond van de bepalingen van het contract tot reisorganisatie redelijkerwijs mag hebben’ in de eerste plaats gecreëerd door de beschrijving die de reisorganisator van deze contractuele diensten geeft in zijn brochure of op zijn website.
8. In de brochure van tweede verweerster wordt het Hotel A omschreven als een ideaal hotel voor een strandvakantie: gelegen direct aan het strand, met gratis ligzetels aan het strand en de mogelijkheid om tal van strandactiviteiten uit te oefenen.
Tweede verweerster erkent dat tijdens het verblijf van eisers het strand en de aldaar voorziene faciliteiten gedurende 8 van de 14 vakantiedagen niet beschikbaar waren.
Zij meldt terecht dat de werkzaamheden aan het strand te wijten waren aan een beslissing van de overheid om de stranden her aan te leggen. Deze beslissing was echter voor tweede verweerster niet onvoorzienbaar en vormt dan ook geen bevrijdingsgrond van haar aansprakelijkheid in de zin van artikel 18 van de Reiscontractenwet. Immers, de lokale vertegenwoordigster van tweede verweerster meldde al begin januari 2010 dat er heraanlegwerkzaamheden aan het strand zouden doorgaan en dat deze een weerslag zouden hebben op het verblijf van de klanten in die periode.
9. Ingevolge de ontoegankelijkheid van het strand en de lawaaihinder waarmee de werkzaamheden gepaard gingen, werden eisers teleurgesteld in de verwachtingen die zij
– op grond van de brochurebeschrijving – mochten koesteren.
Op grond van artikel 17 van de Reiscontractenwet is tweede verweerster aansprakelijk voor deze tekortkoming aan de gerechtvaardigde verwachtingen van eisers.
C. De Schade
10. Op grond van artikel 18 §1 van de Reiscontractenwet is de reisorganisator aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van de niet-nakoming van zijn verplichtingen.
In casu staat het vast dat tweede verweerster een deel van haar verplichtingen niet is nagekomen, zodat zij verplicht is om de hierdoor veroorzaakte schade te vergoeden.
Tweede verweerster meent dat zij de door eisers geleden schade passend heeft vergoed door hen in de periode voorafgaand aan onderhavige procedure een vergoeding van 275,30 EUR, wat volgens haar gelijkstaat aan 10 % van de verblijfskost, toe te kennen.
Het Arbitraal College kan het standpunt van tweede verweerster niet bijtreden.
De aanwezigheid van een toegankelijk strand is voor een hotel met strandligging een belangrijk onderdeel van haar faciliteiten. Daarenboven mag niet worden voorbijgegaan aan het feit dat eisers gedurende acht dagen geconfronteerd werden met nachtlawaai, wat een serieuze domper is op het vakantiegenot.
Vermits het bestaan van de schade in deze zaak vaststaat, maar er geen concrete begrotingscijfers voorliggen, dringt een begroting ex aequo et bono (‘naar billijkheid’) zich op (Cass. 23 oktober 1991, Arr. Cass. 1991-92; Cass. 30 maart 1994, Arr. Cass.
1994, 340).
Rekening houdend met de duur, de omvang van de werkzaamheden en de erdoor veroorzaakte hinder, is het Arbitraal College van mening dat de door eisers voorgestelde begroting van hun schade, nl. 1000,00 EUR, redelijk voorkomt.
D. Het klachtengeld
11. Artikel 27 van het reglement van de Geschillencommissie bepaalt dat de eiser als waarborg voor de arbitragekosten een bedrag gelijk aan 10% van de geëiste som, met een minimum van 100,00 EUR dient te betalen.
In casu bedroeg het klachtengeld 100 EUR ofwel 10% van de schade-eis.
12. Overeenkomstig artikel 28 van het Geschillenreglement worden de kosten ten laste gelegd van de verliezende partij.
Nu de eis van eisers integraal wordt ingewilligd, worden de kosten, in toepassing van artikel 28 van het Geschillenreglement, ten laste gelegd van verweerster.
OM DEZE REDENEN
Het Arbitraal College,
Verklaart rechtsmacht te hebben om van de vordering kennis te nemen; Xxxxx eerste verweerster buiten zake;
Verklaart de vordering van eisers jegens tweede verweerster toelaatbaar en gegrond;
Veroordeelt tweede verweerster om aan eisers te betalen de som van 1.000,00 EUR (duizend euro) ten titel van schadeloosstelling, onder aftrek evenwel van wat reeds werd betaald voorafgaand aan de procedure;
Verwijst tweede verweerster in de kosten van het geding, begroot op het klachtengeld ten belope van 100,00 EUR dat door eisers als waarborgsom werd gestort en aan eisers dient te worden terugbetaald.
Aldus uitgesproken met eenstemmigheid te Brussel op 3 mei 2011. Het arbitraal College,