FONDS-CAO COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
FONDS-CAO COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
EN BIJLAGEN INZAKE STICHTING O&O-FONDS ORSIMA
1 januari 2019 tot en met 31 december 2023
ARTIKEL 1 - DEFINITIES
In deze fonds-cao en de daarvan uitmakende bijlagen wordt verstaan onder:
Administrateur
De door O&O-fonds Orsima aangewezen administrateur.
CAO Orsima
De collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers werkzaam in onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten.
Fonds-CAO
De collectieve arbeidsovereenkomst Stichting O&O-fonds Orsima voor de werknemers werkzaam in onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten.
O&O-fonds Orsima
Stichting O&O-fonds Orsima.
Partijen
Vereniging van Werkgevers in Scheeps-, Industrie, Milieu- en Technische Onderhoudsactiviteiten (SITO) en de vakbonden CNV Xxxxxxxxx.xx en FNV.
Werkgever
Elke natuurlijke of rechtspersoon die haar hoofd- of nevenbedrijf maakt van het aanbieden en uitvoeren van werkzaamheden als omschreven in artikel 2.
Werknemer
De natuurlijke persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever.
ARTIKEL 2 – WERKINGSSFEER
1. Toepassing van de Fonds-cao
Onder de werkingssfeer van de fonds-cao valt de onderneming die haar hoofd- of nevenbedrijf maakt van werkzaamheden zoals hieronder aangegeven, al dan niet in combinatie met elkaar.
2. De werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid van dit onderdeel zijn:
a. Industriële reiniging, waaronder tenminste te verstaan het handmatig-, mechanisch- en chemisch reinigen, onderhouden en conserveren (= het aanbrengen van een eerste conserveringslaag), niet zijnde reparatie en vervangingswerkzaamheden, van veelal zware industriële installaties met het doel deze gebruiks- en bedrijfsklaar te houden, zijnde kapitaalgoederen zoals fabrieken, utiliteitsgebouwen, petrochemische installaties, industriële en openbare riolen, machines, bruggen, kranen, tanks, booreilanden en andere offshore installaties, alsmede zuigen van dakgrind en droge afvalstoffen;
b. Milieuonderhoud, waaronder tenminste te verstaan activiteiten als be- en verwerking van vaste en vloeibare afvalstoffen (inclusief activiteiten als legen van putten, silo’s en dergelijke en het afvoeren van het ingezamelde materiaal naar verwerkingsinstallaties en inzamelen van (soja)vetzuren, plantaardige (afval)olie en dergelijke en het afvoeren daarvan), bodemsanering en asbestsanering.
c. Scheeps- en containeronderhoud, waaronder tenminste te verstaan het handmatig- en mechanisch reinigen, onderhouden en conserveren (= het aanbrengen van een eerste conserveringslaag) van schepen, niet zijnde reparatie- en vervangingswerkzaamheden, alsmede het opslaan, handmatig- en mechanisch reinigen, onderhouden en conserveren (= het aanbrengen van een eerste conserveringslaag) van ledige containers waaronder begrepen koel/vriescontainers, classificeerwerkzaamheden en het verrichten van oliewerk;
d. Havenservices, waaronder tenminste te verstaan het verlenen van (ondersteunende) diensten bij havenactiviteiten, indien en voor zover deze niet worden verricht door stuwadoorsbedrijven en scheepsbemanningen;
e. Ondersteunende diensten, waaronder te verstaan het aan de opdrachtgever verlenen van aanvullende hand- en spandiensten van uiteenlopende aard, niet zijnde het repareren en vervangen van onderdelen, voortvloeiend uit of in combinatie met de onder a. tot en met d. genoemde werkzaamheden.
3. Ontheffing
Bedrijven en bedrijfstakken kunnen verzoeken om ontheffing van de fonds-cao of van één of meer bepalingen van de fonds-cao. Ontheffingen worden verleend door de Vaste Kommissie Orsima overeenkomstig het reglement dispensatieverzoek (bijlage X van de cao Orsima). Ontheffing kan worden verleend als:
• de situatie (tijdelijk) zo afwijkend is van hetgeen in de bedrijfstak of in een van de segmenten gebruikelijk is dat in redelijkheid niet van een werkgever kan worden gevergd dat de fonds-cao (bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast of
• de situatie (tijdelijk) zo afwijkend is van hetgeen in de bedrijfstak of in een van de segmenten gebruikelijk is dat in redelijkheid niet van een werkgever kan worden gevergd dat de fonds-cao (bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast, het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket tot stand is gekomen in samenspraak met een vakorganisatie die onafhankelijk is van de werkgever en het gehele arbeidsvoorwaardenpakket tenminste gelijkwaardig blijft aan de fonds-cao of
• het een werkgever betreft die de fonds-cao niet eerder toepaste en de werkgever gebruik wil maken van het in bijlage XI cao Orsima opgenomen ingroeimodel.
De ontheffing geschiedt voor de duur van deze fonds-cao.
ARTIKEL 3 – ALGEMENE BEPALINGEN
1. Uitvoering
De uitvoering van de fonds-cao is aan O&O-fonds Orsima opgedragen en geschiedt volgens de statuten en reglementen van O&O-fonds Orsima; deze statuten en reglementen zijn een integraal onderdeel van deze fonds-cao en zijn als bijlagen aan deze cao gehecht. De statuten en reglementen zullen geen bepalingen bevatten in strijd met de fonds-cao. O&O-fonds Orsima kan de uitvoering delegeren aan een administrateur onder verantwoordelijkheid van het bestuur van O&O-fonds Orsima.
2. Gegevensverstrekking
Werkgevers en werknemers zijn verplicht de gegevens te verstrekken die O&O-fonds Orsima dan wel die de door O&O-fonds Orsima aangewezen administrateur in het kader van de uitvoering van de statuten of reglementen opvraagt. Werkgevers en werknemers zijn verplicht zich te houden aan het bepaalde in de statuten en reglementen van O&O- fonds Orsima. Indien de werkgever of de werknemer – ook na aanmaning – niet voldoet, is O&O-fonds Orsima, danwel de door de O&O-fonds Orsima aangewezen administrateur, bevoegd deze gegevens zelf naar beste weten vast te stellen.
3. Uitwisseling van gegevens
O&O-fonds Orsima en de door O&O-fonds Xxxxxx aangewezen administrateur zijn gerechtigd bij elkaar gegevens op te vragen en uit te wisselen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de regelingen, ongeacht de vraag of de betreffende gegevens al dan niet na aanmaning bij de werkgever zijn opgevraagd. Hierbij worden de bepalingen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in acht genomen.
4. Rechten van werknemer en werkgever
In beginsel heeft iedere werknemer en iedere werkgever het recht deel te nemen aan
c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door O&O-fonds Orsima uitgevoerde of ontwikkelde gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten. Deze activiteiten zijn opgenomen in het reglement van O&O-fonds Orsima (bijlage 2) en zijn gebaseerd op de doelstellingen uit de statuten van O&O-fonds Orsima.
ARTIKEL 4 - STICHTING O&O-FONDS ORSIMA
1. Stichting O&O-fonds Orsima (O&O-fonds Orsima)
Er is een Stichting O&O-fonds Orsima. De reglementen en statuten van dit fonds worden geacht onderdeel uit te maken van de fonds-cao.
2. De stichting stelt zich ten doel:
a. het innen van de ingevolge de fonds-cao verschuldigde bijdragen.
b. het financieren, subsidiëren en ontwikkelen van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak Orsima, waasronder het controleorgaan.
Onder de doelstelling van de stichting valt uitdrukkelijk niet het voeren van het cao- overleg en de werkzaamheden van de redactiecommissie.
c. De stichting tracht haar doel als hiervoor bedoeld onder sub b te bereiken door ondermeer het voeren van activiteiten, handelend onder de naam Vaste Kommissie Orsima, welke nader zijn uitgewerkt in artikel 2 van het reglement O&O-fonds Orsima.
3. Bijdrage aan O&O-fonds Orsima
a. De werkgever is vanaf 1 januari 2019 een bijdrage voor O&O-fonds Orsima verschuldigd van 1,19% van het vaste bruto loon op 1 januari van het kalenderjaar of per latere datum in diensttreding, vermeerderd met de vakantietoeslag als bedoeld in
artikel 20 van de cao, de uitkering op basis van resultaten als bedoeld in artikel 22 van de cao, de toeslag als bedoeld in artikel 27 van de cao, en de schriftelijk overeengekomen 13e maand, vaste gratificatie, tantième of vergelijkbare andere toeslagen indien en voor zover deze niet afhankelijk zijn van het bedrijfsresultaat.
b. De werkgever is over 2019 en 2020 een bijdrage voor O&O-fonds Orsima verschuldigd van 0,1% van het vaste bruto loon op 1 januari van het kalenderjaar of per latere datum in diensttreding, vermeerderd met de vakantietoeslag als bedoeld in artikel 20 van de cao, de toeslag als bedoeld in artikel 27 van de cao, de uitkering op basis van resultaten als bedoeld in artikel 22 van de cao en de schriftelijk overeengekomen 13e maand, vaste gratificatie, tantième of vergelijkbare andere toeslagen indien en voor zover deze niet afhankelijk zijn van het bedrijfsresultaat. Deze bijdrage is bedoeld voor fondsvorming ten behoeve van het doen van bijdragen voor persoonlijke arbeidsmarktgerelateerde opleidingen van individuele werknemers in het kader van duurzame inzetbaarheid. Het fonds wordt binnen O&O-fonds Orsima apart geoormerkt.
c. De werknemer draagt vanaf 1 januari 2019 voor O&O-fonds Orsima 0,46% bij van het vaste bruto loon op 1 januari van het kalenderjaar of per latere datum in diensttreding, vermeerderd met de vakantietoeslag als bedoeld in artikel 20 van de cao, de uitkering op basis van resultaten als bedoeld in artikel 22 van de cao, de toeslag als bedoeld in artikel 27 van de cao en de schriftelijk overeengekomen 13e maand, vaste gratificatie, tantième of vergelijkbare andere toeslagen indien en voor zover deze niet afhankelijk zijn van het bedrijfsresultaat. De werkgever houdt daartoe deze bijdrage in op het loon van de werknemer.
d. De hoogte van de bijdrage kan jaarlijks door cao-partijen overeenkomstig het bepaalde in het reglement van O&O-fonds Orsima worden gewijzigd.
e. De administrateur van O&O-fonds Orsima stelt jaarlijks ambtshalve de verschuldigde bijdrage vast. Na het einde van het kalenderjaar ontvangt de werkgever een definitieve nota betreffende eindafrekening.
f. De bestemming van de in sub a tot en met c bedoelde bijdrage aan O&O-fonds Orsima wordt vastgesteld door het bestuur, zoals is uitgewerkt in artikel 5 van het Reglement Stichting O&O-fonds Orsima (bijlage 2).
ARTIKEL 5 - SLOTBEPALINGEN
Duur van de fonds-cao
De fonds-cao heeft een looptijd van vijf jaar en loopt van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2023.
Indien geen van de partijen bij de fonds-cao uiterlijk drie maanden voor het eindigen van de duur door middel van een aangetekend schrijven aan de wederpartij heeft opgezegd, wordt de fonds-cao geacht telkens voor een jaar stilzwijgend te zijn verlengd.
Vereniging van werkgevers in Scheeps-, Industrie-, Milieu- en Technische Onderhoudsaktiviteiten
Naam: de xxxx X. Xxxxxxx Naam: mevrouw D.V. Holtappel
Functie: Voorzitter Functie: Penningmeester
Handtekening: Handtekening:
FNV
Naam: Xxxxxxx X. Xxxxxxxx Naam:
Functie: Bestuurder Functie:
Handtekening: Handtekening:
CNV Xxxxxxxxx.xx
Naam: De xxxx X. Xxxxxxx Naam: De xxxx X. Xxxxxxxxx
Functie: Voorzitter Functie: Vakgroepbestuurder
Handtekening: Handtekening:
BIJLAGEN BIJ DE FONDS-CAO
1. Statuten Stichting O&O-fonds Orsima
2. Reglement Stichting O&O-fonds Orsima
3. Reglement bindend advies
4. Reglement tegemoetkoming Keuring Duurzame Inzetbaarheid
5. Controlereglement
6. Bezwaarprocedure
BIJLAGE 1 - FONDS-CAO
Statuten Stichting O&O-fonds Orsima BEGRIPPEN
ARTIKEL 1
1. In deze statuten wordt verstaan onder:
a. betalingsplichtige: degene die krachtens de fonds-CAO een bijdrage verschuldigd is aan de stichting;
b. CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers werkzaam in onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten;
c. O&O-fonds Orsima: Stichting O&O-fonds Orsima;
d. Fonds-cao: De collectieve arbeidsovereenkomst O&O-fonds Orsima voor de werknemers werkzaam in onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten
e. partijen: de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties gezamenlijk;
f. werkgever: elke natuurlijke of rechtspersoon die haar hoofd- of nevenbedrijf maakt van het aanbieden en uitvoeren van werkzaamheden als omschreven in artikel 2 van de fonds-cao.
g. werkgeversorganisatie: de werkgeversorganisatie die partij is bij de fonds-CAO;
h. werknemer: de natuurlijke persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever;
i. werknemersorganisaties: de werknemersorganisaties die partij zijn bij de fonds-CAO;
j. Orsima: de bedrijfstak die zich richt op het onderhoud en reiniging in de scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten.
NAAM, ZETEL EN DUUR ARTIKEL 2
1. De stichting draagt de naam Stichting O&O-fonds Orsima, hierna te noemen de stichting en is gevestigd te Gorinchem.
2. De stichting is voor onbepaalde tijd opgericht.
DOEL ARTIKEL 3
1. De stichting stelt zich ten doel:
a. het innen van de ingevolge de fonds-cao verschuldigde bijdragen.
b. het financieren, subsidiëren en ontwikkelen van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak Orsima, waaronder het controleorgaan.
c. Onder de doelstelling van de stichting valt uitdrukkelijk niet het voeren van het cao- overleg en de werkzaamheden van de redactiecommissie.
2. De stichting tracht haar doel als hiervoor bedoeld onder sub 1 te bereiken door ondermeer het voeren van activiteiten, handelend onder de naam Vaste Kommissie Orsima, welke nader zijn uitgewerkt in artikel 2 van het reglement O&O-fonds Orsima.
BESTUUR
ARTIKEL 4 - SAMENSTELLING
1. Het bestuur bestaat uit zes (6) personen.
2. De werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties gezamenlijk benoemen ieder drie (3) leden.
3. De benoeming van een bestuurslid en geschiedt voor een tijdvak van drie (3) jaar.
4. Een bestuurslid is terstond opnieuw benoembaar.
5. De in lid 2 genoemde partijen hebben te allen tijde het recht de door haar benoemde bestuursleden te vervangen door anderen.
6. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:
• overlijden;
• periodiek aftreden;
• schriftelijk bedanken;
• onder curatelestelling of faillissement;
• door ontslag als bestuurslid door de partij die het betreffende bestuurslid heeft benoemd.
7. Mocht(en) in het bestuur om welke reden dan ook één of meer leden ontbreken, dan vormen de overblijvende bestuursleden, of vormt het enige overblijvende bestuurslid niettemin een wettig bestuur, behoudend het bepaalde in artikel 8.
ARTIKEL 5 – TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
1. Het bestuur is belast met de uitvoering en handhaving van de statuten en reglementen.
2. Verder is zij belast met de huishoudelijke zaken en het beheer van de gelden van de stichting.
3. Het bestuur is binnen de grenzen van het doel van de stichting zelfstandig bevoegd tot het verrichten van alle handelingen en het sluiten van alle overeenkomsten de stichting betreffende.
4. Het beleggen van de gelden van de stichting dient op solide wijze te geschieden.
5. De aan de stichting toebehorende vermogenswaarden dienen te worden bewaard, hetzij ten kantore van de stichting, hetzij bij een Nederlandse bankinstelling.
6. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden en bezwaren van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.
ARTIKEL 6 - VOORZITTER
1. Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, per kalenderjaar wisselend uit de leden van de werkgeversorganisatie en van de werknemersorganisaties.
2. Als de voorzitter vanuit de leden van de werknemersorganisaties is benoemd, wordt de plaatsvervangend voorzitter benoemd vanuit de leden van de werkgeversorganisatie en omgekeerd.
ARTIKEL 7 - SECRETARIS
1. Het bestuur stelt een secretaris aan, die geen lid is van het bestuur.
2. De secretaris heeft in het bestuur een adviserende stem.
VERTEGENWOORDIGING ARTIKEL 8
1. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur.
2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan de fungerend voorzitter en de fungerend plaatsvervangend voorzitter tezamen.
3. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuursleden, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
VERGADERINGEN EN HET NEMEN VAN BESLUITEN ARTIKEL 9
1. Het bestuur vergadert tenminste twee maal per jaar.
2. Voorts vergadert het bestuur wanneer de voorzitter of de helft der bestuursleden dit noodzakelijk acht; in het laatste geval dient een schriftelijk verzoek met opgave van de te behandelen punten aan de voorzitter te worden gericht.
3. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.
4. a. het bestuur kan vaststellen, dat de leden van het bestuur voor een door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vacatiegeld ontvangen. De hoogte van dit vacatiegeld wordt vastgesteld door het Fonds Bevordering Arbeidsverhoudingen Orsima.
b. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regels.
5. Voor het houden van vergaderingen en het nemen van besluiten is tenminste de aanwezigheid vereist van één lid van de werknemersorganisaties en één lid van de werkgeversorganisatie.
6. Indien een besluit niet kan worden genomen wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal bestuursleden, kan in een volgende vergadering, welke wordt gehouden tenminste één week na de eerste vergadering, het betreffende besluit worden genomen zonder dat aan het vereiste van de eerste zin hoeft te worden voldaan.
7. Besluiten worden met eenvoudige meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen genomen, echter met dien verstande dat besluiten betreffende overeenkomsten bedoeld in artikel 5 lid 6 slechts unaniem kunnen worden genomen in een bestuursvergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat er in het bestuur een vacature bestaat.
8. Ieder lid van de werkgeversorganisatie brengt evenveel stemmen uit als het aantal ter vergadering aanwezige leden van de werknemersorganisaties en omgekeerd.
9. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend.
10. Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen, indien de stemming schriftelijk, waaronder wordt begrepen email of telefax, plaats heeft en met eenparigheid van stemmen van alle leden van het bestuur en waarbij de secretaris voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid is gesteld om advies uit te brengen. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen ter vergadering.
11. Bij staking van de stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd.
12. Staken de stemmen tijdens de tweede vergadering opnieuw dan wordt het onderwerp ter beslissing voorgelegd aan de door de stichting benoemde vertrouwenspersoon.
13. Binnen vijf dagen na de tweede vergadering zendt de secretaris alle op het onderwerp betrekking hebbende stukken naar de vertrouwenspersoon.
14. De vertrouwenspersoon beslist binnen vijf weken na ontvangst van de stukken.
15. Zo nodig roept de vertrouwenspersoon nog een derde vergadering bijeen.
16. Bindende adviezen als bedoeld in artikel 2 sub c. van het Reglement O&O-fonds Orsima komen tot stand overeenkomstig het Reglement bindend advies.
17. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.
18. De leden van het bestuur, alsmede de secretaris zijn tot geheimhouding verplicht omtrent alle aangelegenheden, welke hen ter kennis komen en waarvan de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd dan wel waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen.
GELDMIDDELEN ARTIKEL 10
De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:
a. het afgezonderde stichtingskapitaal;
b. de bijdragen welke ingevolge de fonds-CAO aan de stichting verschuldigd zijn;
c. andere inkomsten.
BOEKJAAR, BEGROTING EN JAARVERSLAG ARTIKEL 11 - BOEKJAAR
Het boekjaar loopt van één januari tot en met eenendertig december.
ARTIKEL 12 - BEGROTING
1. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op van de ontvangsten en uitgaven voor het komende boekjaar die is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4 van de fonds-cao genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.
2. Het bestuur stelt de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van de rekening vast.
3. De vastgestelde begroting wordt op verzoek toegezonden aan belanghebbenden tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.
ARTIKEL 13 – JAARVERSLAG, REKENING EN VERANTWOORDING
1. Uiterlijk zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur de rekening en verantwoording vast gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten, welke vergezeld dient te zijn van een door het bestuur benoemde registeraccountant of een accountants administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter ondertekend.
2. Tegelijkertijd brengt de secretaris een verslag uit aan het bestuur over de werkzaamheden van de stichting in het afgelopen boekjaar.
3. De rekening en verantwoording vergezeld van het rapport van de accountant als bedoeld in lid 1 alsmede het verslag van de werkzaamheden worden ter kennis gebracht van de werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties. De vorenbedoelde stukken zullen ten kantore van de stichting ter inzage worden gelegd voor belanghebbenden alsmede op één of meer door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
4. De in het vorige lid bedoelde stukken worden op verzoek toegezonden aan belanghebbenden tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.
VERTROUWENSPERSOON ARTIKEL 14
Het bestuur stelt een natuurlijk persoon als vertrouwenspersoon aan die een beslissing neemt in de gevallen waarin de statuten en reglementen daarin voorzien. De vertrouwenspersoon is gerechtigd tot inzage van die stukken waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is.
INNING VAN DE BIJDRAGEN ARTIKEL 15
1. Het bestuur is bevoegd op het totaal per jaar verschuldigde bedrag aan bijdragen aan de stichting voorschotten te heffen tot zodanige bedragen en in zodanige termijnen als het nodig oordeelt.
2. Wanneer de betalingsplichtige nalatig is hetgeen hij aan de stichting is verschuldigd op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen, zal hij bij niet- betaling binnen de door het bestuur vastgestelde tijdstip door het enkele verloop daarvan in gebreke zijn.
3. Het bestuur is bevoegd de vastgestelde bijdrage met tien procent (10%) te verhogen met een minimum van veertig euro (€ 40-), wanneer de betalingsplichtige op grond van het bepaalde in het vorige lid in gebreke is.
4. Bovendien is bestuur bevoegd in geval van nalatigheid als bedoeld in lid 2 van de betalingsplichtige te vorderen
a. de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag van de dag af, dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn, xxxxxxx
b. vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, welke worden gesteld op vijftien procent 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van veertig euro (€ 40,00), onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
5. Het bestuur kan een reglement vast stellen, dat voor het overige de wijze van inning van de verschuldigde bijdrage nader regelt.
REGLEMENTEN ARTIKEL 16
1. Behalve het in artikel 15 bedoelde reglement kan het bestuur voor de uitvoering van zijn taak nog meer reglementen vaststellen.
2. Ieder reglement dient te worden vastgesteld met een meerderheid van drie vierde (3/4) der uitgebrachte stemmen.
3. Het bepaalde in het vorige lid is eveneens van toepassing op een wijziging van een reglement.
4. Een reglement mag geen bepaling bevatten die in strijd is met deze statuten.
5. Van de tekst van de reglementen en van de wijzigingen daarvan wordt een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage neergelegd ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarin de stichting is gevestigd.
STATUTENWIJZIGING ARTIKEL 17
1. Wijziging der statuten is slechts mogelijk in een deswege bijeengeroepen vergadering van het bestuur. Het daartoe strekkende besluit dient te worden genomen met een meerderheid van drie vierde (3/4) der uitgebrachte stemmen; het bepaalde zoals opgenomen in artikel 9 lid 5 blijft ten deze onverkort van toepassing.
2. De oproeping voor deze vergadering dient tenminste drie weken tevoren te worden verzonden.
3. Van de tekst van de statuten en van de wijzigingen daarvan wordt een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage neergelegd ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarin de stichting is gevestigd.
ONTBINDING ARTIKEL 18
1. Ontbinding van de stichting geschiedt in een deswege bijeengeroepen vergadering van het bestuur, waarbij alle leden van het bestuur aanwezig zijn en waarvoor de agenda tenminste drie weken tevoren dient te worden verzonden. Het daartoe strekkende besluit dient te worden genomen met algemene stemmen. Indien een besluit niet kan worden genomen wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal bestuursleden, kan in een volgende vergadering, welke wordt gehouden tenminste één week na de eerste vergadering, het betreffende besluit worden genomen zonder dat aan dit vereiste van de eerste zin hoeft te worden voldaan.
2. De stichting kan voorts worden ontbonden door hetzij de werkgeversorganisatie hetzij één der werknemersorganisaties doordat zij bij aangetekende brief, gericht aan het bestuur, hun medewerking aan de stichting opzeggen.
3. De stichting is van rechtswege ontbonden een jaar nadat de in het vorige lid genoemde brief is verzonden.
4. Het bestuur is belast met liquidatie. Een eventueel batig saldo bij liquidatie dient te worden bestemd voor een doel, dat het doel van de stichting zoveel mogelijk benadert.
MINISTERIEEL VERTEGENWOORDIGER ARTIKEL 19
1. Indien de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe de wens te kennen geeft, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer toegelaten.
2. Xxxxxxxxxx zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.
SLOTBEPALING ARTIKEL 20
In alle gevallen waarin deze statuten of de reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.
INWERKTREDING ARTIKEL 21
De statuten zijn in werking getreden op 25 februari 1997 en laatstelijk gewijzigd op 10 september 2018.
BIJLAGE 2 – FONDS-CAO
Reglement Stichting O&O-fonds Orsima
ARTIKEL 1 DEFINITIES
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in artikel 1 van de fonds-cao.
ARTIKEL 2 REALISERING VAN HET DOEL
Om de doelstellingen te realiseren financiert, subsidieert en ontwikkelt de stichting de volgende activiteiten:
a. Het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van het cao-overleg– tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de branche;
b. Het geven van voorlichting en uitleg over de collectieve arbeidsvoorwaarden hetzij op verzoek van één of meer partijen bij de cao’s dan wel op verzoek van werkgever en/of werknemer ter bevordering van een eenduidige toepassing van de bepalingen;
c. Op gezamenlijk verzoek van één of meer werkgevers met één of meer werknemers, in een geschil over de toepassing van de cao, uitbrengen van een bindend advies.
d. Het communiceren naar alle werkgevers en werknemers in de branche inzake uitkomsten van afspraken tussen sociale partners en/of het communiceren naar alle werkgevers en werknemers in de branche inzake de uitkomsten van alle activiteiten die zijn uitgevoerd conform dit artikel;
e. Het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op de bevordering van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeids- en rusttijden, beloning, arbeid en zorg;
f. Het ontwikkelen en/of implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op optimale werkgelegenheid in de bedrijfstak;
g. De vervaardiging van, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid cao- boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de branche.
h. Het via het door cao-partijen ingestelde controleorgaan uitvoering geven aan controle op de naleving van de cao;
i. Het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van de Keuring duurzame inzetbaarheid (KDI) zoals uitgewerkt in het Reglement tegemoetkoming KDI;
j. Het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten en vormings- en ontwikkelingswerk ten behoeve van werknemers teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector te bewerkstelligen en de employability van werknemers in de sector te verbeteren.
k. De bevordering van bij- en nascholing van werknemers die in de bedrijfstak werkzaam zijn.
l. Het (doen) ontwikkelen en verzorgen van opleidingsmethoden ten behoeve van nascholingstrajecten voor werknemers in de bedrijfstak.
m.Het (doen) verzorgen van werkgelegenheidstrajecten voor mensen zonder werk of met werkloosheid bedreigde werknemers door middel van het aanbieden van een vakopleiding ter vervulling van vacatures in de bedrijfstak.
n. Bevorderen van toegankelijkheid voor doelgroepen van de arbeidsmarkt- en scholingsinfrastructuur door middel van het realiseren en financieren van innovatie van het beroepsonderwijs met gebruikmaking van bestaande overheidssubsidieregelingen.
o. Het bevorderen van deelname door werknemers in de bedrijfstak aan scholingsactiviteiten ter vergroting van hun vaktechnische en in samenhang daarmee vereiste algemene maatschappelijke kennis.
p. Het (doen) opzetten en organiseren van opleidingen en/of cursussen die gericht zijn op het bijblijven of verbreden dan wel verdiepen van kennis en/of vaardigheden van
de werknemer, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn huidige functie en/of toekomstige functie in de bedrijfstak.
q. Het financieren van de beheerskosten van de stichting.
ARTIKEL 3 AANLEVEREN GEGEVENS DOOR WERKGEVER
De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de administrateur van O&O-fonds Orsima bepaald, de gegevens te verstrekken die de administrateur nodig heeft om de door de werkgever verschuldigde bijdrage of de door de administrateur te vorderen voorschotbijdrage vast te stellen.
Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan O&O-fonds Orsima of de administrateur verstrekt, is O&O-fonds Orsima bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door O&O-fonds Xxxxxx of de administrateur gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.
ARTIKEL 4 BETALING EN INVORDERING VAN DE BIJDRAGEN
1. De administrateur doet aan het begin van een kalenderjaar een schatting van de over dat jaar verschuldigde bijdragen.
2. De werkgever is verplicht de verschuldigde bijdrage over de periode waarover die aan O&O-fonds Xxxxxx zijn verschuldigd bij vooruitbetaling te voldoen.
3. Aan het begin van ieder kalenderjaar ontvangt de werkgever een nota voor de door de werkgever over dat kalenderjaar te betalen bedragen.
4. De administrateur is bevoegd van de werkgever te vorderen dat hij voorschotten op de verschuldigde bijdrage zal betalen.
5. Een voorschot moet, tenzij de administrateur anders bepaalt, worden voldaan in ten hoogste vier gelijke kwartaaltermijnen, te betalen op de eerste dag van ieder kwartaal, met dien verstande, dat de eerste termijn niet eerder vervalt dan achtentwintig dagen na dagtekening van de voorschotnota.
6. Na het einde van het betreffende kalenderjaar ontvangt de werkgever een definitieve nota betreffende de eindafrekening over het betreffende kalenderjaar. Indien de werkgever niet tijdig de gegevens heeft verstrekt als bedoeld in artikel 3 is de stichting dan wel de administrateur bevoegd deze gegevens naar beste weten vast te stellen en de definitieve nota op te maken.
7. De werkgever is verplicht de nota’s te voldoen binnen veertien dagen na de
dagtekening van de desbetreffende nota.
8. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het verschuldigde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim en wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar. De stichting dan wel de administrateur is dan bevoegd te vorderen:
- rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag volgend op de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;
- vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.
9. De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 juncto artikel 6:120 BW, dat geldt op de datum waarop de rente door
de stichting wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden
gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 40,-.
10. De werkgever is bevoegd het bedrag dat de werknemer aan de Stichting verschuldigd is, bij de werknemer op het loon in te houden.
11. De hoogte van de bijdrage zoals bedoeld in artikel 4 lid 3 sub a tot en met c van de fonds-cao wordt jaarlijks vastgesteld door cao-partijen.
12. De verdeling van de op grond van artikel 4 lid 3 sub a tot en met c van de fonds-cao ontvangen gelden wordt door het bestuur bepaald aan de hand van de begroting van de activiteiten van O&O-fonds Orsima welke zijn opgenomen in artikel 2 van dit reglement.
ARTIKEL 5 BEGROTING
Het bestuur van het O&O-fonds Orsima stelt voorafgaand aan ieder boekjaar een begroting op van inkomsten en uitgaven, die is ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4 van de fonds-cao genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten. De begroting is voor de betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar. De begroting omvat:
• de inkomsten als bedoeld in artikel 10 van de statuten;
• financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten;
• de kosten van administratie, secretariaat en bestuur.
ARTIKEL 6 TOEKENNING VAN TEGEMOETKOMING AAN INDIVIDUELE WERKGEVER
Het recht op verstrekking voor individuele werkgevers op het gebied van tegemoetkoming Keuring duurzame inzetbaarheid (KDI) is geregeld in het Reglement tegemoetkoming Keuring duurzame inzetbaarheid.
ARTIKEL 7 INWERKINGTREDING
Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 2014 en is laatstelijk gewijzigd op 4 september 2018.
BIJLAGE 3 – REGLEMENT BINDEND ADVIES
ARTIKEL 1
Dit reglement is van toepassing op de in artikel 2 sub c van het reglement O&O-fonds Orsima genoemde activiteit.
ARTIKEL 2
1. Een geschil moet zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, nadat het is ontstaan aanhangig gemaakt worden.
2. Een geschil wordt geacht te zijn ontstaan zodra één der betrokken partijen het bestaan van het geschil aanwezig acht.
3. Indien de termijn van zes weken wordt overschreden, is de Vaste Kommissie, indien deze daartoe besluit, niettemin bevoegd van het geschil kennis te nemen.
ARTIKEL 3
1. Een geschil wordt schriftelijk gemeld bij de secretaris van de Vaste Kommissie (Postbus 693, 4200 AR GORINCHEM).
2. De melding van het geschil gaat vergezeld van een schriftelijk verzoek van beide partijen het geschil bij wege van bindend advies te laten beslissen door de Vaste Kommissie.
3. De melding gaat tevens vergezeld van een conclusie van eis, inhoudende een beknopt overzicht van de feiten en een duidelijke en bepaalde eis.
ARTIKEL 4
De secretaris zendt de conclusie van eis zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken, naar de leden van de Vaste Kommissie alsmede naar de gedaagde partij.
ARTIKEL 5
1. De gedaagde partij heeft een periode van veertien dagen na dagtekening van de brief van de secretaris voor het indienen van een conclusie van antwoord.
2. De Vaste Kommissie heeft het recht, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de gedaagde, deze termijn eenmalig te verlengen met veertien dagen.
ARTIKEL 6
De secretaris zendt de conclusie van antwoord zo spoedig mogelijk, doch ten hoogste binnen twee weken na ontvangst naar de leden van de Vaste Kommissie en de eisende partij.
ARTIKEL 7
De Vaste Kommissie zal allereerst op basis van de conclusies van eis en antwoord bij partijen onderzoeken of alsnog een minnelijke regeling kan worden bereikt.
ARTIKEL 8
Op basis van de conclusies van eis en antwoord kan de Vaste Kommissie besluiten tot het vragen van een tweede schriftelijke reactie aan beide partijen, danwel rechtstreeks overgaan tot het horen van partijen bij het geschil.
ARTIKEL 9
Partijen bij het geschil kunnen zich zowel bij de schriftelijke presentatie van hun standpunten als bij de horing laten vergezellen door een deskundige respectievelijk zich doen vertegenwoordigen door een gemachtigde.
Partijen kunnen de Vaste Kommissie verzoeken getuigen te horen.
ARTIKEL 11
Indien partijen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, danwel zich laten vergezellen door een deskundige, danwel getuige(n) willen laten horen, dient de secretaris van de Vaste Kommissie daarvan schriftelijk zo tijdig kennis te kunnen nemen, dat de Vaste Kommissie en de tegenpartij tenminste zeven dagen voor aanvang van de horing daarvan in kennis gesteld kunnen worden onder opgave van na(a)m(en) en woonplaats(en).
ARTIKEL 12
De Vaste Kommissie doet zo mogelijk uitspraak binnen veertien dagen na de "laatste" horing van partijen, doch uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek.
ARTIKEL 13
1. Geldige besluiten worden met eenvoudige meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen genomen.
2. Ieder lid van de werkgeversorganisatie brengt evenveel stemmen uit als het aantal ter vergadering aanwezige leden van de werknemersorganisaties en omgekeerd.
3. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen niet meegerekend.
ARTIKEL 14
1. Bij staking van stemmen zal binnen vijf weken de Vaste Kommissie opnieuw ter behandeling van het geschil bijeenkomen in het bijzijn van de door de Vaste Kommissie aangestelde vertrouwenspersoon.
2. De vertrouwenspersoon wordt tijdig door de secretaris van de Vaste Kommissie in de gelegenheid gesteld van de zaak kennis te nemen.
3. Staken de stemmen opnieuw dan beslist de vertrouwenspersoon binnen uiterlijk vijf weken.
ARTIKEL 15
De Vaste Kommissie is bevoegd een tussentijdse uitspraak te doen. Daarbij wordt, zo enigszins mogelijk, een termijn vastgesteld waarbinnen de behandeling van het geschil zal worden voortgezet.
ARTIKEL 16
De Vaste Kommissie doet een bindende uitspraak voor partijen.
ARTIKEL 17
De Vaste Kommissie brengt ter bestrijding van de kosten bij de aanvang van de procedure via de secretaris een voorschot in rekening bij de eisende partij. Het voorschot is € 100,00 per geschil.
1. De Vaste Kommissie bepaalt de eventuele kosten, welke door de behandeling van het geschil zijn veroorzaakt en in hoeverre en in welke verhouding partijen deze zullen dragen.
2. Onder kosten worden niet begrepen de kosten van een eventuele rechtskundige of andere bijstand van partijen.
ARTIKEL 19
De Vaste Kommissie regelt voor het overige haar procedure zelf. ARTIKEL 20 INWERKINGTREDING
Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 2014.
Artikel 1 Definities
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in artikel 1 van de fonds-cao.
Voorts wordt in de reglement verstaan onder:
KDI: Keuring duurzame inzetbaarheid als bedoeld in de cao. Artikel 2 Tegemoetkoming KDI
De werkgever heeft met ingang van 1 januari 2015 recht op een tegemoetkoming voor de kosten van de KDI.
Artikel 3 Voorwaarden voor een tegemoetkoming
1. De werknemer is werkzaam bij een werkgever in de zin van de fonds-cao.
2. De werknemer is werknemer in de zin van de fonds-cao.
3. De werkgever heeft de premie O&O-fonds Orsima afgedragen.
4. De werkgever dient binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar over de in het voorgaande kalenderjaar uitgevoerde KDI’s een ‘declaratie tegemoetkoming KDI’ inclusief de bijbehorende stukken in.
5. De werkgever dient bij het ‘declaratieformulier tegemoetkoming KDI’ de volgende stukken mee te sturen:
- Een kopie van de rekening van de keuring
- Een kopie van een bewijs dat de keuring heeft plaatsgevonden
- Een kopie van de arbeidsovereenkomst Artikel 4 Hoogte van de tegemoetkoming
1. De tegemoetkoming aan de werkgever bedraagt maximaal € 150,- per keuring. Het bedrag van alle declaraties van alle werkgevers gezamenlijk bedraagt maximaal
€ 75.000 per kalenderjaar.
2. Voor werknemers van 45-50 jaar ontvangt de werkgever de tegemoetkoming één keer per tweeënhalf jaar. Voor werknemers van 50-55 jaar ontvangt de werkgever de tegemoetkoming één keer per twee jaar en voor de werknemer van 55 jaar en ouder ontvangt de werkgever de tegemoetkoming jaarlijks.
3. De tegemoetkoming wordt verstrekt voor zolang de beschikbare middelen hiervoor aanwezig zijn. De datum van binnenkomst van de declaratie bepaalt onder welk kalenderjaar een keuring gebudgetteerd wordt.
Artikel 5 Toekenning en betaling van de tegemoetkoming
1. Na ontvangst van de declaratie en als aan alle gestelde voorwaarden is voldaan, betaalt O&O-fonds Orsima de tegemoetkoming binnen twee maanden uit.
2. Indien de werkgever de declaratie niet getrouw en naar waarheid heeft ingevuld, kan de door O&O-fonds Orsima onverschuldigd betaalde tegemoetkoming worden teruggevorderd.
Artikel 6 Slotbepalingen
1. In gevallen waarin toepassing van dit reglement tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing nemen in afwijking van de bepalingen van het reglement.
2. In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.
Artikel 7 Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 2015.
Bijlage 5 controlereglement
Artikel 1 TOEZICHT OP NALEVING CAO
1. De Stichting O&O-fonds Orsima, handelend onder de naam Vaste Kommissie heeft ex artikel 3 van de statuten jo. artikel 2 sub h van het reglement Stichting O&O- fonds ten doel het houden van toezicht op de naleving van de cao’s één en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties.
2. De werkgever is verplicht te allen tijde medewerking te verlenen aan de controles. De werkgever (hieronder wordt in dit kader ook verstaan het uitzendbureau en/of payrollbedrijf waar de werkgever gebruik van maakt) is verplicht zijn volledige en voortvarende medewerking te verlenen aan onderzoek door de Vaste Kommissie gericht op naleving van de cao’s. Binnen een door de Vaste Kommissie gestelde termijn dient de gevraagde informatie door de werkgever aan de Vaste Kommissie ter beschikking te worden gesteld.
Artikel 2 CONTROLE
1. De Vaste Kommissie oefent haar controletaak uit met inachtneming van de zorgvuldigheid, die controlerende instanties in gelijksoortige situaties in acht dienen te nemen.
2. De Vaste Kommissie onthoudt zich met name van het opvragen van gegevens die niet direct betrekking hebben op de statutaire taken van De Vaste Kommissie.
3. Met betrekking tot geconstateerde inbreuken op de cao’s kan niet worden volstaan met een opsomming van artikelnummers, doch dient tenminste een korte beschrijving van de desbetreffende inbreuk te worden aangegeven. Daarnaast wordt een bedrijfsoordeel ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ afgegeven over de naleving van de cao door het bedrijf over de periode van de controle.
4. De bedrijfsoordelen worden door de Vaste Kommissie op de website van Orsima bekend gemaakt. De Vaste Kommissie zal hierbij de zorgvuldigheid in acht nemen die in het maatschappelijk verkeer wordt betaamd hetgeen met zich meebrengt dat de Vaste Kommissie in beginsel niet onnodig de eer en goede naam van de bedrijven beschadigd.
Artikel 3 GEGEVENSVERSTREKKING
1. Het aantonen dat de cao’s getrouwelijk worden nageleefd moet ondermeer blijken uit de door of namens werkgever gevoerde inzichtelijke en deugdelijke loon- en arbeidstijdenadministratie. Bij aanvang van de controle moeten onderstaande stukken volledig en sluitend klaarliggen:
a. personeelslijst waarop de naam, functie, schaal en geboortedatum van elke werknemer is aangegeven, tevens aangeven of het een fulltimer, parttimer, een oproepkracht betreft;
b. arbeidsovereenkomsten;
c. verzamelloonstaat voorgaand kalenderjaar en verzamelloonstaat tot datum controle;
d. betalingsbewijzen loon (batchbetalingen, bankafschriften of (ondertekende kwitanties);
e. de loonstroken (bij voorkeur hardcopy) over de voornoemde onderzoeksperiode van alle werknemers die in deze periode in dienst waren;
f. de registratie gewerkte diensten en diensttijden per loonperiode (roosters) inclusief (alle) wijzigingen op de roosters;
g. de registratie gewerkte uren per loonperiode;
h. registratie arbeidstijdverkorting;
i. overzicht van werknemers die ziek zijn geweest in de onderzoeksperiode;
j. overzicht van werknemers die gewerkt hebben op een feestdag;
k. specificatie uitbetaalde reiskosten-/reisurenvergoeding;
l. registratie compensatieoverwerk en onregelmatig werk;
m. verlofdagenregistratie (inclusief de extra vakantiedagen);
n. specificatie uitkering op basis van resultaten;
o. specificatie vergoeding maaltijd;
p. De pensioengegevens van de werknemers waarvoor pensioen word opgebouwd.
2. Indien de hiervoor genoemde stukken niet volledig of niet aansluitend klaar liggen, kan de controle worden verdaagd en kunnen er voor het vervolg van het onderzoek kosten in rekening worden gebracht. Jaarlijks stelt het bestuur van de Vaste Kommissie de hoogte van de door te berekenen kosten vast indien en voor zover daarin niet is voorzien in de fonds-cao.
Artikel 4 WERKWIJZE
1. Selectie van te controleren bedrijven vindt in eerste instantie op een aselecte wijze plaats. In geen geval mag de keuze afhankelijk zijn van het feit of de werkgever al dan niet lid is van een werkgeversorganisatie. De keuze kan wel afhankelijk gesteld worden van het wel of niet verstrekken van informatie en, onder voorbehoud van uitermate grote zorgvuldigheid, van verkregen aanwijzingen dat de cao niet wordt nageleefd. In dat laatste geval zal het vermoeden van of de melding van niet naleven zijn gedocumenteerd.
2. De Vaste Kommissie controleert daarnaast op basis van een gegrond vermoeden
van overtreding van de cao’s.
Van een gegrond vermoeden is sprake indien de Vaste Kommissie kennis neemt van signalen in de branche dat het bedrijf de bepalingen van de cao’s overtreden en deze signalen concreet zijn onderbouwd.
3. De te controleren werkgevers zullen ruimschoots van tevoren telefonisch benaderd worden om een datum vast te stellen waarop de controle kan plaatsvinden. De datum en de plaats van het onderzoek worden schriftelijk bevestigd. In de bevestiging wordt aangegeven welke gegevens zullen worden onderzocht. De aangeschreven werkgevers dienen de te onderzoeken administratieve bescheiden, zoals genoemd in artikel 3 lid 1, op het bezoekadres voor controle beschikbaar te houden.
4. Het binnentreden, geschiedt alleen met instemming van de werkgever. Indien de werkgever geen toestemming geeft, zal de controle administratief afgewerkt worden. De werkgever stuurt hiervoor op verzoek alle stukken toe.
5. Indien een aangeschreven werkgever weigert medewerking te verlenen aan de controle op de naleving van de cao’s, zal de werkgever schriftelijk in gebreke worden gesteld. Daarnaast ontvangt de werkgever het bedrijfsoordeel ‘onvoldoende’.
6. Binnen 4 weken nadat de onderzochte werkgever de gevraagde controledocumenten volledig heeft getoond ontvangt de werkgever een rapport, waarin is aangegeven of en zo ja, op welke onderdelen van de administratie omissies zijn geconstateerd. Tevens worden correcties en bewijsstukken van de correcties opgevraagd waarbij een termijn wordt gesteld waarbinnen de verbeteringen dienen te zijn uitgevoerd en de nabetalingen te zijn voldaan.
Bij niet-ernstige overtredingen dient herstel en nabetaling over de controleperiode (een jaar) plaats te vinden. Bij ernstige en zeer ernstige overtredingen moet er hersteld en nabetaald worden over de hele controleperiode tot het moment van de vorige controle (dus maximaal rond de drie jaar).
7. Op het moment dat de rapportage naar aanleiding van de controle naar de werkgever wordt gezonden, wordt separaat het bedrijfsoordeel naar de werkgever gestuurd met vermelding van de kernbepaling waarop een ernstige of zeer ernstige overtreding is begaan. Vanaf dat moment krijgt de onderzochte werkgever 10 werkdagen de tijd om hierop schriftelijk en deugdelijk beargumenteerd te reageren alvorens het bedrijfsoordeel definitief wordt vastgesteld.
8. Nadien aangebrachte verbeteringen zijn niet van invloed op het bedrijfsoordeel omdat het bedrijfsoordeel de stand van de cao naleving weergeeft op het moment van de uitgevoerde cao controle.
9. Het bedrijf waarop het bedrijfsoordeel betrekking heeft kan tegen een bedrijfsoordeel bezwaar maken bij de onafhankelijke bezwarencommissie. De bezwaarprocedure is opgenomen in bijlage 6.
10. De voor het toezien op de naleving van de cao’s ontvangen bescheiden worden op verzoek binnen 4 weken na afronding van het onderzoek retour gezonden.
Artikel 5 KOSTEN CONTROLE
1. De kosten voor de reguliere controle zijn € 1250,- en komen voor rekening van de Vaste Kommissie.
2. In een aantal gevallen komen de kosten van een controle voor rekening van de onderneming, namelijk:
a. voor het uitvoeren van reguliere controles bij werkgevers met een
bedrijfsoordeel ‘onvoldoende’
b. voor het uitvoeren van hercontroles (controles na 6 maanden bij een
werkgever die een bedrijfsoordeel ‘onvoldoende’ kreeg)
c. bij bedrijven die een bedrijfsoordeel ‘voldoende’ kregen, maar wel 1 of 2 ernstige overtredingen hadden en bij de eerstvolgende reguliere controle opnieuw op dezelfde bepaling een ernstige overtreding begaan (recidive)
d. Voor het afzeggen van een gemaakte en schriftelijk bevestigd controlebezoek als deze afzegging binnen veertien kalenderdagen tevoren plaatsvindt 50% van € 1.250,- en bij afzegging binnen 7 kalenderdagen het volledige bedrag.
De ter dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de Vaste Kommissie (als bedoeld in artikel 10 van de Statuten Fonds O&O-fonds Orsima) en besteed aan de bestedingsactiviteit aangegeven in artikel 3 van de Statuten de Vaste Kommissie.
Artikel 6 INGEBREKESTELLING EN SCHADEVERGOEDING
1. Partijen bij de cao’s dragen hun bevoegdheid tot het instellen van vorderingen als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en artikel 3, vierde lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten met inachtneming van het gestelde in artikel 8 over aan de Vaste Kommissie voor zover het betreft de vorderingen ter zake van de schade, die zij zelf lijden.
2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de Vaste Kommissie gedurende ten minste 14 dagen nalatig blijft de vanwege de Vaste Kommissie verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de cao naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan de Vaste Kommissie een forfaitaire schadevergoeding te betalen. De Vaste Kommissie kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van
deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
3. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de Vaste Kommissie gedurende ten minste 14 dagen volhardt bij het niet naleven van de cao op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is hij onverminderd het gestelde onder 2 verplicht aan de Vaste Kommissie een door deze stichting te bepalen schadevergoeding te betalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet- naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening gehouden worden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de cao.
4. De ingebrekestelling overeenkomstig de leden 2 en 3 gebeurt schriftelijk, waarbij zowel de gronden als de omvang van de forfaitaire schadevergoeding worden vermeld.
5. De Vaste Kommissie handelt bij de toepassing van de leden 2 en 3 de vaststelling van de schadevergoeding daaronder begrepen overeenkomstig het in artikel 8 gestelde.
6. De door de Vaste Kommissie verkregen bedragen uit hoofde van toepassing van de leden 2 en 3, worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de Vaste Kommissie.
Artikel 7 INSTELLEN VORDERING
1. De bevoegdheid tot het instellen van een schadevergoedingsactie (zoals beschreven in artikel 6 lid 1) is in beginsel gedelegeerd aan de Vaste Kommissie.
2. Voordat de Vaste Kommissie een ingebrekestelling aan een bepaalde werkgever stuurt inzake een niet-naleving van materiële cao-bepalingen, stelt zij cao- partijen hiervan in kennis.
3. Elk der cao-partijen kan afzonderlijk binnen veertien dagen kenbaar maken dat zij ten aanzien van de betreffende onderneming zelf het recht op vordering van schadevergoeding wenst te hanteren, waardoor de delegatie als bedoeld in artikel 6 lid 1 ten aanzien van desbetreffende vordering vervalt voordat de Vaste Kommissie zelf de actie reeds in gang gezet heeft.
4. Als partijen niet binnen veertien dagen reageren, is de Vaste Kommissie nog steeds bevoegd de actie in te stellen, zonder dat partijen dat nog kunnen doorkruisen.
5. Indien één of meer van de partijen besluiten zelfstandig een vordering in te stellen, dienen zij de Vaste Kommissie te melden dat ten aanzien van de betreffende onderneming een actie wordt ingesteld, waardoor de delegatie als bedoeld in artikel 6 lid 1, ten aanzien van de desbetreffende vordering vervalt.
6. De Vaste Kommissie behoeft ten aanzien van het voornemen een ingebrekestelling te doen uitgaan ter zake van de verplichting van de onderneming om informatie te verschaffen niet vooraf melding te doen aan cao- partijen. De melding aan cao-partijen als bedoeld in lid 2 ziet aldus uitdrukkelijk op een vordering tot naleving van de materiële cao-bepalingen.
7. Bovenstaande laat onverlet de mogelijkheid van de individuele werknemer een vordering jegens de werkgever bij de daarbij bevoegde rechter in te dienen.
Artikel 8 FORFAITAIRE SCHADEVERGOEDING
1. De forfaitaire schadevergoeding genoemd in artikel 6 lid 2 bedraagt € 50.000,-.
2. De forfaitaire schadevergoeding genoemd in artikel 6 lid 3 bedraagt 1% van de loonsom van het premiejaar met een minimum van € 1.500. Elke week dat de onderneming in gebreke blijft, loopt de schadevergoeding op met het bepaalde in de eerste zin van dit lid.
3. Tot aanpassing van de schadevergoeding kan door de Vaste Kommissie worden besloten aan de hand van de factoren genoemd in artikel 6 lid 3, dit ter beoordeling van de Vaste Kommissie.
4. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die de Vaste Kommissie maakt en de te dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de Vaste Kommissie (als bedoeld in artikel 10 van de Statuten Stichting O&O-fonds Orsima), tot dekking van de kosten die de Vaste Kommissie moet maken als gevolg van haar toezichthoudende taak ten aanzien van de wijze waarop de cao wordt nageleefd. De Vaste Kommissie behoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.
Artikel 9 GEHEIMHOUDING
Ten aanzien van in dossiers opgeslagen informatie is de Vaste Kommissie verplicht tot geheimhouding.
Artikel 10 HARDHEIDSCLAUSULE
In de gevallen, waarin de toepassing van dit reglement tot onvoorziene onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing nemen in afwijking van de bepalingen in dit reglement.
BIJLAGE 6 BEZWAARPROCEDURE
Artikel 1 Bezwaarcommissie
Er bestaat een Bezwaarcommissie binnen de Stichting O&O-fonds Orsima (handelend onder de naam Vaste Kommissie). De taak van de bezwaarcommissie is het, op gezamenlijk verzoek van betrokken partijen, doen van bindende uitspraken (bij meerderheid van stemmen) over voorgelegde geschillen betreffende het bedrijfsoordeel zoals genoemd in artikel 2 van het controlereglement in het kader van een onderzoek naar de naleving van de cao's.
Artikel 2 Samenstelling Bezwaarcommissie
a. De Bezwaarcommissie bestaat uit ten minste drie leden, één namens de werkgeversorganisatie, één namens de werknemersorganisaties en één onafhankelijk voorzitter.
b. De leden van de Bezwaarcommissie worden voor een periode, gelijk aan de looptijd van de xxx Xxxxxx, benoemd door de Vaste Kommissie op voordracht van de respectievelijke organisaties. De voorzitter wordt benoemd door de Vaste Kommissie.
c. Op dezelfde wijze als onder b wordt per functie een vervanger benoemd.
d. Leden van de Vaste Kommissie kunnen niet worden benoemd tot lid van de Bezwaarcommissie.
Artikel 3 Werkwijze Bezwaarcommissie
a. Binnen de Bezwaarcommissie hebben de leden, met uitzondering van de voorzitter, ieder een stem. Indien stemmen staken, is bepaald dat de voorzitter ook stemrecht krijgt. Dit komt neer op een totaal van twee (en in uitzonderingsgevallen drie) stemmen.
b. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
c. De leden, plaatsvervangende leden, evenals de voorzitter zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van het lidmaatschap respectievelijk functie ter kennis komt.
d. Een lid of plaatsvervangend lid van de Bezwaarcommissie dat rechtstreeks bemoeienis heeft of heeft gehad met het voorliggende geschil, mag aan de behandeling daarvan niet deelnemen.
e. De commissie doet een uitspraak door middel van een gemotiveerd besluit. Er vindt geen verslaglegging plaats.
Artikel 4 Aanhangig maken geschil betreffende bedrijfsoordeel
a. Een verzoek tot het doen van een uitspraak in een geschil, betreffende het door de Vaste Kommissie afgegeven definitieve bedrijfsoordeel, kan door het bedrijf, waarop het bedrijfsoordeel betrekking heeft, worden gedaan. De bezwaarcommissie is niet bevoegd in een geschil betreffende het voorgenomen besluit tot een onvoldoende bedrijfsoordeel. De termijn voor het indienen van een verzoek tot het doen van een uitspraak in een geschil betreffende het bedrijfsoordeel bedraagt 4 weken na de dagtekening van de schriftelijke bekendmaking van het bedrijfsoordeel aan het bedrijf.
b. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de Vaste Kommissie, p/a Bezwaarcommissie Vaste Kommissie, Postbus 693, 4200 AR te Gorinchem.
c. Verzoeker is een bedrag van € 1.250,- aan kosten voor de behandeling van het geschil verschuldigd aan de Vaste Kommissie.
d. De behandeling van de zaak wordt opgeschort totdat verzoeker het hiervoor vermelde bedrag heeft voldaan.
e. Als verzoeker in het gelijk wordt gesteld dan wordt € 1.250,- aan hem gerestitueerd.
f. Daarnaast komen de aantoonbaar gemaakte juridische kosten van de in het gelijk
gestelde verzoeker voor vergoeding in aanmerking voor maximaal € 1.250,-.
g. Het verzoek bevat een beknopt overzicht van feiten en een beargumenteerde omschrijving van de beslissing die de indiener wenst.
h. De voorzitter zendt een ontvangstbevestiging naar de verzoeker en een kopie van het verzoek naar de Vaste Kommissie.
i. De Vaste Kommissie wordt in de gelegenheid gesteld binnen 2 weken nadat het geschil aan haar is voorgelegd te reageren op het verzoek, alvorens de commissie een uitspraak doet.
j. Indien de Bezwaarcommissie van mening is dat het geen geschil betreft dat wordt genoemd in artikel 1, dan wel verzoeker niet als belanghebbende kan worden aangemerkt op basis van lid 1 van dit artikel, wordt het verzoek niet ontvankelijk verklaard. De Bezwaarcommissie zal de Vaste Kommissie en cao-partijen informeren over de reden van de niet-ontvankelijk verklaring en de inhoud van de betreffende zaak.
k. Indien de Bezwaarcommissie dat nodig acht, kan zij besluiten tot het vragen van een nadere schriftelijke reactie.
l. De Bezwaarcommissie kan besluiten tot het houden van een hoorzitting. Ieder der partijen kan zich bij de hoorzitting laten bijstaan door getuigen, deskundigen evenals zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Indien een partij zich wil laten bijstaan of vertegenwoordigen, stelt zij de voorzitter ten minste zeven dagen voor de zitting daarvan schriftelijk op de hoogte. Kosten voortvloeiend uit de vertegenwoordiging door derden zijn voor de respectievelijke partijen.
m. De Bezwaarcommissie beslist over het geschil zonder nadere schriftelijke reactie of hoorzitting, binnen 6 weken na dagtekening van het ontvangst van het verzoekschrift. Als een nadere schriftelijke reactie wordt gevraagd of een hoorzitting wordt ingepland gaat de beslistermijn van 6 weken lopen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de nadere schriftelijke reactie, dan wel vanaf de datum van de hoorzitting. In het belang van de zaak kan de Bezwaarcommissie de beslissingstermijn met twee keer 2 weken verlengen.
n. De voorzitter kan indien gewenst getuigen-deskundigen oproepen om te raadplegen en te horen.
o. De voorzitter deelt de uitspraak, voorzien van een toelichting, binnen 2 weken, nadat de Bezwaarcommissie een beslissing heeft genomen, schriftelijk aan partijen mede.
p. Deze geschillenprocedure laat onverlet dat verzoeker het geschil alsnog aan de bevoegde rechter voorlegt.
Artikel 5 Jaarverslag en rapportage
De Bezwaarcommissie brengt een verslag uit met de afgehandelde geschillen en verzorgt tevens de rapportage voor de Vaste Kommissie en cao-partijen.