OVEREENKOMST VOOR HET GEBRUIK VAN GEGEVENS VOOR NIET-COMMERCIËLE ACADEMISCHE DOELEINDEN
OVEREENKOMST VOOR HET GEBRUIK VAN GEGEVENS
VOOR NIET-COMMERCIËLE ACADEMISCHE DOELEINDEN
TUSSEN
Universiteit Antwerpen, met maatschappelijke zetel te Xxxxxxxxxxx 00, 0000 Xxxxxxxxx, naar behoren vertegenwoordigd door Xxxx. Xx. X. Xxxxx, Vice Rector Research die de uitvoering van deze overeenkomst toevertrouwt aan Prof. Dr. Xxxx Xxx xx Xxxxxx, co-promotor en Xxxx. Xx. Xxxx Xxxxxxx, promotor ("Promotoren"), supervisors van het multidisciplinaire Onderzoeksexcellentiecentrum Digitax
Hierna "UAntwerpen" of “Digitax” genoemd;
EN
het VLAAMSE GEWEST, voor deze overeenkomst vertegenwoordigd door het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaamse Belastingdienst, met zetel te Xxxxxx Xxxxxx XX-xxxx 00, xxx 00, 0000 Xxxxxxx (Xxxxxx), rechtsgeldig vertegenwoordigd door xxx. Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxx, administrateur-generaal
Hierna “VLABEL” genoemd”
Individueel hierna ook "partij" en gezamenlijk "partijen" genoemd;
OVERWEGENDE dat Xxxxxxx en VLABEL op 12 mei 2020 een Samenwerkingsovereenkomst hebben aangegaan waarbij XXXXXX zich principieel akkoord verklaarde data ter beschikking te stellen die nodig zijn voor het onderzoek dat binnen Digitax wordt verricht met het oog op de ontwikkeling/verfijning van al dan niet reeds bestaande fiscale fraudedetectie modellen (hierna algemeen aangeduid als “de Gegevens”);
OVERWEGENDE dat Xxxxxxx zich hierbij richt op datamining, een artificiële intelligentietechniek die door belastingdiensten reeds wordt gebruikt voor betere fraudedetectie;
OVERWEGENDE dat Xxxxxxx belangstelling heeft getoond voor het gebruik van de Gegevens voor niet- commercieel academisch onderzoek;
OVERWEGENDE dat XXXXXX bereid is Xxxxxxx een niet-exclusief, niet-overdraagbaar recht toe te kennen om de Gegevens te gebruiken voor niet-commercieel academisch onderzoek zoals nader omschreven in deze Overeenkomst;
OVERWEGENDE dat deze Overeenkomst de voorwaarden bepaalt waaronder VLABEL bereid is deze gebruiksrechten te verlenen;
PARTIJEN KOMEN DE VOLGENDE VOORWAARDEN OVEREEN:
Artikel 1
VLABEL verleent Digitax het niet-exclusieve niet-overdraagbare recht om de Gegevens zoals opgenomen in Bijlage 1 te gebruiken voor niet-commercieel academisch onderzoek op het gebied van volgend doel : “verbeteren controle erfbelasting, zoals aangegeven in de startnota van 23 juli 2020 (Bijlage 2).”
Hierna te noemen het "Doel".
Voor elk ander gebruik van de Gegevens dan het hierboven genoemde Doel is de voorafgaande schriftelijke toestemming van VLABEL vereist. In het bijzonder is het Digitax niet toegestaan de Gegevens voor welke commerciële doeleinden dan ook te gebruiken zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VLABEL.
De Gegevens mogen in geen geval worden doorgegeven aan derden en dienen steeds in alle vertrouwelijkheid te worden behandeld.
De Gegevens zullen gratis worden verstrekt voor de in artikel 7 bedoelde duur van huidige Overeenkomst.
Artikel 2
De eigendom van de Gegevens en de daaraan verbonden intellectuele eigendomsrechten gaat niet over op Digitax. De eigendom van de Gegevens en de daaraan verbonden intellectuele eigendomsrechten blijft te allen tijde bij VLABEL.
Artikel 3
Digitax erkent en accepteert dat de Gegevens worden verstrekt "in de huidige staat" en dat er geen garanties, expliciet of impliciet, worden gegeven of aansprakelijkheden van welke aard dan ook worden aanvaard met betrekking tot dergelijke informatie, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, nauwkeurigheid, betrouwbaarheid, nieuwheid, volledigheid, juistheid, geschiktheid voor een bepaald doel of niet-inbreuk op de rechten van derden.
Artikel 4
Indien van toepassing is Digitax verplicht de Gegevens te gebruiken in overeenstemming met alle toepasselijke wet- en regelgeving.
Vlabel verbindt zich er in die context wel toe de Gegevens volledig te anonimiseren
Artikel 5
Digitax erkent en stemt ermee in dat bij elke publicatie of presentatie waarbij expliciet naar de Gegevens wordt verwezen, de volgende procedure met betrekking tot publicatie en/of presentatie zal worden gevolgd.
Digitax legt ten minste één maand voor de presentatie- of publicatiedatum een ontwerp van de publicatie of andere mededeling voor aan VLABEL. VLABEL beschikt over een termijn van dertig (30) kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van genoemd ontwerp, om de ontwerppresentatie of -publicatie te herzien en bezwaar te maken. Indien VLABEL binnen de genoemde termijn bezwaar heeft gemaakt, zal Digitax de ontwerppresentatie of -publicatie zodanig aanpassen dat het bezwaar wordt weggenomen.
Het is Digitax niet toegestaan de naam van VLABEL, of van enig personeelslid van VLABEL, rechtstreeks of impliciet te gebruiken in enige vorm van publiciteit of reclame, tenzij deze kopie wordt ingediend en de schriftelijke toestemming van XXXXXX is verkregen.
Artikel 6
Digitax aanvaardt alle aansprakelijkheid voor eventuele schade die voortvloeit uit het gebruik van de Gegevens. Digitax zal VLABEL verdedigen, vrijwaren en schadeloos stellen voor alle verliezen, schade, vorderingen of aansprakelijkheden die worden veroorzaakt door het gebruik van de Gegevens.
In geen geval kan VLABEL aansprakelijk worden gesteld voor enige directe, indirecte of gevolgschade die voortvloeit uit de uitvoering van deze Overeenkomst.
Artikel 7
Deze overeenkomst treedt in werking op de datum van ondertekening van deze overeenkomst en blijft van kracht tot 1 oktober 2025.
VLABEL kan deze Overeenkomst beëindigen indien Digitax wezenlijk in gebreke blijft bij het nakomen van de verplichtingen van Digitax door een schriftelijke kennisgeving aan Digitax, onder vermelding van de aard van het verzuim, ten minste dertig (30) dagen voor de datum waarop VLABEL voornemens zijn de Overeenkomst op te zeggen. Indien Digitax het verzuim binnen deze termijn van dertig (30) dagen heeft geremedieerd, vindt geen opzegging plaats. Indien het verzuim niet binnen deze termijn van dertig (30) dagen werd geremedieerd door Xxxxxxx, eindigt deze overeenkomst automatisch na schriftelijke kennisgeving aan Digitax door VLABEL. Gegevens die niet reeds overeenkomstig de publicatieprocedure zijn gepubliceerd, worden aan VLABEL geretourneerd.
Artikel 8
Op deze overeenkomst is het Belgische recht van toepassing. Alle geschillen die niet in der minne kunnen worden geschikt, worden voorgelegd aan de bevoegde rechtbanken van Antwerpen, België.
Opgemaakt te Antwerpen op 29 oktober 2020 en ondertekend via DocuSign. Iedere partij erkent de ontvangst van één volledig ondertekende Overeenkomst.
Voor de Universiteit Antwerpen (Digitax),
Xxxx. Xx. X. Xxxxx
30-10-2020
Vice Rector Onderzoek
29-10-2020
Gelezen en Goedgekeurd, Xxxx. Xx. X. Xxxxxxx, promotor
3-11-2020
Prof. Dr. A. Xxx xx Xxxxxx, co-promotor
Voor VLABEL
5-11-2020
Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxx, Administrateur-generaal,
Bijlage 1
De Gegevens betreffen de hierna volgende geanonimiseerde gegevens:
- De aangiftes erfbelasting, alle informatie uit het onderzoek van deze aangifte, de aanslagen erfbelasting, eventuele rechtzettingen en regularisatieaangiftes, wie de aangifte indiende (niet de naam, maar de categorie (erfgenamen zelf, notaris, andere)).
- Per dossier: aanduiding van de mate waarin er in dit dossier werd geselecteerd voor een bankonderzoek, de mate waarin de belastingplichtige de gevraagde bancaire informatie spontaan heeft verstrekt, en de mate waarin het bankonderzoek effectief belastbare materie blootlegde,
- Per dossier: aanduiding van de behandelend ambtenaar (geanonimiseerd) en zo de aanvraag tot het bankonderzoek werd aanvaard of afgewezen door de hiërarchisch overste.
- UAntwerpen zal ook interviews afnemen van ambtenaren van Xxxxxx
Bijlage 2
Startnota 23 juli 2020
Onderzoek in het kader van de controle van de erfbelasting Startnota na review Vlabel
Context en eerste voorzet van onderzoeksvragen
1. De Belastingdienst voor Vlaanderen (hierna verder: “Vlabel”) is bevoegd voor het vestigen van de erfbelasting. Het gaat over enerzijds en in principe de successierechten op de nalatenschap van de erflater die zijn fiscale woonplaats in het Vlaams Gewest had (art. 5 § 2, 4° Bijz.Fin.W.) en anderzijds het zogenaamd recht van overgang verschuldigd op het onroerend goed dat in het Vlaamse Gewest is gelegen en dat deel uitmaakt van de nalatenschap van een niet-inwoner (art. 5 § 2, 4° Bijz.Fin.W.).
Volgens het onderhoud op 10 juni 2020, wordt elk aangifteplichtig overlijden gecontroleerd. Dit is het geval voor elke erflater die zijn fiscale woon plaats in het Vlaams Gewest had, en ook voor elke niet-inwoner met onroerend goed in het Vlaamse Gewest, met dien verstande dat Vlabel voor de niet-inwoners niet automatisch melding krijgt van het overlijden en dat de controle zich beperkt tot de onroerende goederen, aangezien het enkel deze zijn die moeten aangegeven en belast worden. Hiertoe worden een reeks onderzoekshandelingen doorlopen door de behandelende ambtenaar (zie overzicht uit “DVS” besproken op het onderhoud van 10 juni 2020). Deze verplicht te doorlopen onderzoekshandelingen betreffen onder meer het consulteren van de databank “movables” (roerend goed), “consultimmo” (onroerend goed) en het DIV (Dienst Inverkeerstelling Voertuigen).
2. Op basis van de beschikbare gegevens van het dossier (de aangifte en het resultaat van alle verplicht te doorlopen onderzoekshandelingen) dient de behandelend ambtenaar te beslissen of er een bankonderzoek vereist is of niet (art. 3.13.1.3.1 VCF). Hij moet met andere woorden oordelen of er aanwijzingen zijn van belastingontduiking.
Ter ondersteuning van deze beslissing worden een 6-tal knipperlichten naar voorgeschoven in het procedureboek dat voor intern gebruik is opgesteld. Het betreft bijvoorbeeld de aanwezigheid van meerdere onroerende goederen in de nalatenschap terwijl er zeer weinig giraal geld wordt aangegeven; of het bestaan van verschillende bankrekeningen met telkens lage bedragen op. Behoudens één knipperlicht (de bankkluis is leeg); gaat het hier telkens over knipperlichten die op zich ook een inschatting vragen van de behandelend ambtenaar (bv. wat betekent “weinig giraal geld” ). In wezen moet de behandelend ambtenaar zijn of haar “gezond verstand” gebruiken bij de keuze om dit onderzoeksmiddel aan te wenden.
3. Het valt te verwachten dat elke behandelend ambtenaar de beoordeling van de inzet van dit bijzonder onderzoeksmiddel persoonlijke en dus subjectief zal invullen. Persoonlijke elementen zoals professionele ervaring, levenservaring, persoonlijkheid en dergelijke meer zullen wellicht meespelen bij de keuze.
Deze subjectiviteit lijkt te kunnen leiden tot ongelijke behandeling van de nalatenschappen. Worden sommige nalatenschappen onderworpen aan een bankonderzoek terwijl nalatenschappen die zich in eenzelfde situatie bevinden niet aan een bankonderzoek worden onderworpen? Het ongewenste gevolg van een dergelijke ongelijke behandeling kan zijn dat de erfopvolgers van de niet-gecontroleerde nalatenschappen de betaling van de erfbelasting ontlopen, wanneer blijkt dat het bankonderzoek succesvol had geweest. De belastingheffing verloopt in dat geval ongelijk wat als onrechtvaardig zal worden ervaren. Ook in geval een bankonderzoek niet succesvol blijkt, kan de voormelde ongelijke behandeling ongewenste gevolgen met zich meebrengen. Nog los van de inefficiënte inzet van overheidsmiddelen in geval van een niet succesvol bankonderzoek, zal er immers een onnodige administratieve last worden opgelegd aan de betrokken financiële instelling én aan de ten onrechte gecontroleerde nalatenschap. Bovendien ontstaat er een onnodige inmenging in het privéleven van de erflater (wiens bankuittreksels van de laatste drie jaar worden voorgelegd), terwijl deze nadelen niet ontstaan bij de nalatenschap die zich in dezelfde omstandigheden bevindt, maar niet werden gecontroleerd.
4. De vraag rijst of de ongelijke behandeling van de nalatenschappen (en de hiervoor geschetste ongewenste gevolgen) kan worden aangetoond. Vooral de mate waarin er een ongelijke behandeling is (en dus de mate waarin de hiervoor geschetste ongewenste gevolgen zich voordoen), lijkt een beleidsmatig een interessant onderzoeksresultaat.
Dit is een eerste onderzoeksvraag (RQ11).
Het antwoord op deze vraag zal immers toelaten aan te tonen in welke mate er een nood is aan een alternatief systeem om de keuze tot het instellen van een bankonderzoek te bepalen. Dit brengt ons tot de tweede onderzoeksvraag (RQ2).
5. De inzet van technologie bij het maken van de beslissing om een bankonderzoek uit te voeren, kan de (veronderstelde) ongelijke behandeling van de belastingplichtige erfopvolgers
wegwerken. De technologische besluitvorming zal immers op eenvormige en objectieve wijze gebeuren. De hiervoor beschreven overige kwalijke gevolgen van een (veronderstelde) ongelijke behandeling (erfbelasting wordt ontlopen of bankonderzoek was onnodig) worden evenwel maar vermeden in de mate dat de technologie het succesvol inzetten van het bankonderzoek goed kan voorspellen.
Voor de doeleinden van dit onderzoek kan onder het succesvol inzetten van een bankonderzoek worden verstaan: het ontdekken van belastbare materie die van aard is dat er een bijkomende erfbelasting kan worden geheven van minimum 30 EUR per belastingplichtige of minimum 125 EUR in totaal2.
6. Op dit moment wordt het succes van de inzet van het bankonderzoek “voorspeld” door het aanwenden van 6 knipperlichten die zijn geselecteerd op basis van persoonlijke ervaringen van behandelend ambtenaren en het gezond verstand. De vraag rijst of een objectief onderzoek van de beschikbare informatie in de dossiers deze knipperlichten kan bevestigen, desgevallend kan kwantificeren (bv. hoe groot moet de discrepantie zijn tussen het “beperkte” giraal geld en de aanwezigheid van onroerend goed), aanvullen, verbeteren, … Op dit moment blijken de helft van de gevoerde bankonderzoeken niet succesvol (zie mededeling op 25 juni van Vlabel).
Hiertoe zou een onderzoek kunnen worden uitgevoerd op de data van de dossiers met betrekking tot in Vlaanderen aangifteplichtige overlijdens in bijvoorbeeld 2018 en 2019 (hierna verder: de “onderzoeksperiode”). Deze dossiers worden – in principe - binnen een periode van 10 maanden na het overlijden afgesloten (zie nota besproken op overleg 10 juni 2020), zodat de beslissing tot het uitvoeren van een bankonderzoek normaliter ten laatste in oktober 2020 is genomen. Dit onderzoek mondt dan uit in het voorstellen van knipperlichten. Deze knipperlichten kunnen dan worden vergeleken met de bestaande knipperlichten. Hieruit zal blijken of het onderzoek nieuwe knipperlichten kon aan het licht brengen en of de bestaande knipperlichten kunnen worden bevestigd én gekwantificeerd (zie hierboven het voorbeeld van de omvang de discrepantie tussen het beperkte giraal geld en de aanwezigheid van onroerend goed).
Dit is het eerste luik van de tweede onderzoeksvraag (RQ2-luikA).
7. Het voorspellend karakter van de knipperlichten die in het kader van het onderzoek naar RQ2- deelA zijn tot stand gekomen (of werden bevestigd) zal nadien moeten worden gecontroleerd. Dit zou kunnen gebeuren door deze knipperlichten in een tweede luik van deze tweede onderzoeksvraag (RQ2-deelB) te toetsen in de praktijk.
Het zou daarbij interessant zijn indien we deze “nieuwe” (of bevestigde, maar gekwantificeerde) knipperlichten konden toepassen op de dossiers uit de onderzoeksperiode van het onderzoek naar RQ2-deelA, en dit zowel op de dossiers die door menselijke tussenkomst voor het bankonderzoek werden geselecteerd als op de dossiers die door menselijke tussenkomst niét werden geselecteerd. Op deze wijze kan worden nagegaan of de nieuwe knipperlichten toelaten bijkomend dossiers te selecteren. De termijn om aanvullende erfbelasting te vestigen is dan mogelijks nog niet verstreken (in principe 5 jaar na het
verstrijken van de termijn voor de indiening van de aangifte – art. 3.3.3.0.1 VCF, zodat ook de termijn om onderzoekshandelingen te stellen nog niet verstreken is (art. 3.13.1.1.3 VCF).
Evengoed kan op deze wijze worden nagegaan of na de toepassing van de nieuwe knipperlichten bepaalde dossiers onder de radar zijn gebleven. In de mate dat er door menselijke tussenkomst méér dossiers worden geselecteerd dan door toepassing van de “nieuwe” knipperlichten, en deze dossier ook leiden tot een succesvol onderzoek, blijkt dan desgevallend dat het menselijk aanvoelen toch een aanvullend factor blijft die nodig is om te komen tot een faire (want gelijke) belastingheffing voor iedereen.
8. Ten slotte wordt de beschikbaarheid van een aantal nieuwe informatiebronnen in het vooruitzicht gesteld, waaronder informatie die via de FOD Financiën kan toestromen naar Vlabel. Het gaat over de informatie van het UBO-register, de informatie uit de internationale automatische uitwisseling van inlichtingen, waaronder CRS (buitenlandse banktegoeden) en DAC1 (waaronder buitenlands onroerend goed), en meer algemeen de informatie uit het dossier in de personenbelasting van de erflater.
Nog los van het feit dat de meeste van de hierboven vermelde informatie in ieder geval een nuttige bron lijkt voor het onderzoek van de aangifte in de erfbelasting, rijst de vraag of deze informatie in het onderzoek naar de knipperlichten voor een succesvol bankonderzoek kan worden betrokken (te bekijken met de FOD Financiën – zie overleg 25 juni 2020 – hierop werd zeker niet negatief gereageerd – moet verder worden opgevolgd met de FOD Financiën).
Indien dit het geval is, kan worden nagegaan in welke mate het verrijken van deze informatiebronnen aan de beschikbare informatie per dossier, toelaat bijkomende dossiers te selecteren met een succesvol bankonderzoek. Dit vormt dat een derde onderzoeksvraag (RQ3). De mate waarin de bijkomende informatiebronnen toelaten om bijkomend dossiers te selecteren voor een succesvol bankonderzoek lijkt overigens ook een belangrijke onderzoeksresultaat om de noodzakelijkheid van de gegevensstroom van de federale overheid naar de Vlaamse te motiveren in de context van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (art. 5.1.c. AVG).
9. Parallel aan bovenstaand onderzoek lijkt met nagenoeg dezelfde informatie een vierde onderzoekvraag te kunnen worden behandeld (RQ4), die er met name in bestaat te onderzoeken hoe en waarom er wordt gefraudeerd in de erfbelasting.
Wat zijn de indicatoren? Inzicht in de indicatoren van de fraude kan helpen bij een beter handhaving van de erfbelasting.
UAntwerpen vraagt momenteel financiering aan voor een gelijklopend project voor een onderzoek naar de oorzaken van fiscale fraude in de inkomstenbelastingen. Dit onderzoek verloopt via interviews van focusgroepen, waaronder van de veroordeelde fraudeur zelf. Dit wordt interdisciplinair aangestuurd door rechtspsychologen en juristen.
Onderzoeksmethodologie
10. Voor dit onderzoek lijken nodig:
- Alle elementen (elementen uit de aangifte / gegevens uit het onderzoek, aanslagen in de erfbelasting, rechtzettingen) voor alle dossiers in de bepaalde onderzoeksperiode (zie hierboven). Voor het onderzoek naar de indicatoren van fraude (RQ4) zal de onderzoeksperiode mogelijks ruimer moeten zijn (bv. 5 jaar) en is het zinvol ook te beschikken over:
o de regularisatieaangiftes
o eventueel ook wie de aangifte indiende (erfgenamen zelf, notaris, andere).
- Per dossier: aanduiding van de mate waarin er in dit dossier werd geselecteerd voor een bankonderzoek, de mate waarin de belastingplichtige de gevraagde bancaire informatie spontaan heeft verstrekt, en de mate waarin het bankonderzoek effectief belastbare materie blootlegde,
- Per dossier: aanduiding van de behandelend ambtenaar (geanonimiseerd) en zo de aanvraag tot het bankonderzoek werd aanvaard of afgewezen door de hiërarchisch overste.
- Voor het onderzoek naar de indicatoren van fraude in de erfbelasting (RQ4), zouden we ook met interviews van focusgroepen kunnen werken (van bv. advocaten, parketmagistraten en ambtenaren van Xxxxxx. Deze laatste kunnen hieraan meewerken (zie reactie xxxxxxx Xxxxx 15 juli 2020).
Antwerpen, 23 juli 2020