UITVOERINGSOVEREENKOMST
UITVOERINGSOVEREENKOMST
Stichting Pensioenfonds HAL, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen "het Fonds",
en
HAL Holding N.V., gevestigd te Curaçao, alsmede de rechtspersonen waarvan HAL Holding N.V. direct of indirect aandelen houdt, voorzover en zolang zij op aanwijzing van HAL Holding N.V. de uitvoering van de pensioenregeling aan het Fonds hebben opgedragen;
hierna te noemen "de Onderneming",
hieronder apart of gezamenlijk aan te duiden als “partij” of “partijen” NEMEN IN AANMERKING DAT:
a. de Onderneming pensioenovereenkomsten heeft gesloten met de werknemers die in dienst van de Onderneming zijn;
b. de Onderneming op grond van artikel 23 van de Pensioenwet verplicht is de pensioenovereenkomsten onder te brengen bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet, door middel van het sluiten en in stand houden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst met de genoemde pensioenuitvoerder;
c. de Onderneming ter uitvoering van de pensioenovereenkomsten een ondernemingspensioenfonds aan de Onderneming heeft verbonden, te weten het Fonds;
d. op grond van artikel 25 van de Pensioenwet een regeling omtrent de daar genoemde onderwerpen in de uitvoeringsovereenkomst moet worden opgenomen;
e. op grond van artikel 26 van de Pensioenwet een regeling omtrent de betaling van de pensioenpremies door de Onderneming aan het Fonds, in de uitvoeringsovereenkomst moet worden opgenomen;
f. Het Fonds houdt zich bij het uitvoeren van deze uitvoeringsovereenkomst aan de
door het Fonds geformuleerde doelstellingen en beleidsuitgangspunten, zoals bedoeld in de Actuariële bedrijfstechnische Nota (ABTN);
g. beide partijen belang hebben bij een goede uitvoering van de pensioenregeling en daarom hun wederzijdse rechten en verplichtingen in een overeenkomst wensen vast te leggen.
EN VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. de statuten: de statuten van het Fonds, zoals deze luiden per de datum waarop deze overeenkomst ingaat of zoals deze nadien gedurende de looptijd van deze overeenkomst worden gewijzigd;
b. de pensioenreglementen: het Basispensioenreglement en het Reglement excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen, zoals deze luiden per de datum waarop deze overeenkomst ingaat of zoals deze nadien met inachtneming van artikel 10, worden gewijzigd;
c. de dekkingsgraad: de verhouding tussen enerzijds het aanwezige vermogen en anderzijds de Voorziening pensioenverplichtingen inclusief de overige technische voorzieningen, gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank;
d. de beleidsdekkingsgraad: de dekkingsgraad die wordt berekend op basis van de dekkingsgraden van het Fonds per het einde van elk van de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan het moment van vaststelling;
e. aangesloten rechtspersoon: de rechtspersonen die zijn vermeld op de als bijlage bij deze overeenkomst gehechte lijst en voorzover deze rechtspersonen de uitvoering van de pensioenregeling aan het Fonds hebben opgedragen.
2. De statuten en de pensioenreglementen vormen één geheel met deze overeenkomst en zijn als bijlage 1 en 2 aan de overeenkomst gehecht. Voor zover daarvan in deze overeenkomst niet is afgeweken, zullen de begrips- bepalingen opgenomen in de statuten en de pensioenreglementen hier van toepassing zijn.
Artikel 2 Aanbieding en acceptatie
1. De Onderneming is verplicht alle werknemers met wie de Onderneming conform de bepalingen van de statuten en de pensioenreglementen een pensioenovereenkomst heeft gesloten bij het Fonds aan te melden of te doen aanmelden op een door het Fonds aan te geven wijze.
2. Het Fonds is verplicht de in het eerste lid bedoelde werknemers als deelnemer in de pensioenregeling van het Fonds te accepteren.
3. Het Fonds heeft de pensioenovereenkomst en wat daarin is opgenomen met betrekking tot de wijze van uitvoering, getoetst aan de missie, visie en strategie waaronder begrepen de doelstellingen en uitgangspunten van het Fonds. Het Bestuur heeft geconstateerd dat deze daaraan niet in de weg staan, waarmee de opdracht tot uitvoering wordt aanvaard.
Artikel 3 Uitvoering van de pensioenregeling
1. Het Fonds is verplicht de voor de deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden de uit de pensioenregle- menten voortvloeiende pensioenaanspraken en pensioenrechten zeker te stellen overeenkomstig de bepalingen van genoemde pensioenreglementen en de eisen die daaromtrent worden gesteld door de wet of door de toezichthouders als bedoeld in artikel 151 van de Pensioenwet. Het Fonds is voorts verplicht tot een juiste, tijdige en volledige uitvoering van de pensioenreglementen.
2. Partijen zijn verplicht tot getrouwe naleving van al datgene wat ten aanzien van hen is bepaald in de statuten, de pensioenreglementen, deze overeenkomst en de door het bestuur van het Fonds genomen besluiten. Voorts zijn partijen verplicht tot getrouwe naleving van alle op de pensioenregeling toepasselijke wet- en andere regelgeving.
3. Het Fonds verplicht zich tegenover de Onderneming tot getrouwe naleving van de overeenkomst(en) tussen het Fonds en de verzekeringsmaatschappij(en) waarbij de verplichtingen die voor het Fonds uit de pensioenreglementen voortvloeien, geheel of gedeeltelijk zijn ondergebracht.
Artikel 4 Vaststelling van de pensioenpremie
1. Het Fonds stelt de door de Onderneming aan het Fonds af te dragen pensioen- premie op jaarbasis vast op basis van de Actuariële en bedrijfstechnische nota. Het uitgangspunt is een basispensioenpremie die gelijk is aan de krachtens artikel 128 van de Pensioenwet bepaalde kostendekkende premie, berekend op basis van een gedempte rekenrente van 4% (“basispensioenpremie”). Dit percentage van 4% is vastgesteld met ingang van 1 januari 2015, voor een periode van maximaal 5 jaar, en ligt onder het verwachte beleggingsrendement van het Fonds, behorende bij de strategische beleggingsmix en is vastgesteld met inachtneming van de vereisten bij of krachtens de Pensioenwet. De feitelijk door de Onderneming af te dragen premie is afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad op 31 december voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar en wordt afgeleid van de basispensioenpremie op de wijze als bepaald in het tweede lid.
2. De feitelijk door de Onderneming af te dragen premie wordt als volgt van de basispensioenpremie afgeleid:
■ indien de beleidsdekkingsgraad van het Fonds lager is dan de dekkingsgraad gebaseerd op het vereist eigen vermogen krachtens artikel 132 van de Pensioenwet, wordt de basispensioenpremie verhoogd met een tiende deel van het tekort, zijnde het verschil tussen het eigen vermogen op basis van de beleidsdekkingsgraad en het vereist eigen vermogen krachtens artikel 132 van de Pensioenwet, met inachtneming van de overige vereisten zoals gesteld in het kader van een herstelplan bij of krachtens de Pensioenwet;
■ indien het eigen vermogen behorende bij de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de krachtens artikel 129 van de Pensioenwet bepaalde premiekortingsgrens wordt de basispensioenpremie verlaagd met het bedrag waarmee dit eigen vermogen de premiekortingsgrens overschrijdt. Hierbij dient te worden voldaan aan de vereisten bij of krachtens artikel 129 van de Pensioenwet;
■ indien het eigen vermogen behorende bij de beleidsdekkingsgraad lager is dan het Minimaal vereist eigen vermogen krachtens artikel 131 van de Pensioenwet, wordt de af te dragen premie extra verhoogd met één vijfde deel
van dit tekort ten opzichte van de dekkingsgraad gebaseerd op het minimum vereist eigen vermogen, met dien verstande dat de onderdekking binnen een termijn van vijf jaar wordt opgeheven met inachtneming van het bepaalde in artikel 140 van de Pensioenwet;
■ De Onderneming is bevoegd de feitelijk af te dragen premie te maximeren op 30% van de (gemaximeerde) pensioengevende salarissom van de deelnemers aan de pensioenregeling. Met in achtneming van de bepalingen uit artikel 14, lid 2 van het Basispensioenreglement kunnen in die situatie de pensioenaanspraken worden gekort;
■ De feitelijk af te dragen premie kan niet negatief zijn, tenzij het bestuur een besluit neemt tot restitutie aan de Onderneming van de middelen die naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, niet nodig zijn voor de nakoming van de op het Fonds rustende pensioenverplichtingen en eventuele andere aangegane verplichtingen. Het bestuur bepaalt in overleg met de Onderneming de omvang en de verdeling van de restitutie. Het Fonds kan uitsluitend overgaan tot restitutie indien voldaan wordt aan de verplichtingen van artikel 129 van de Pensioenwet. Zowel de beleidsdekkingsgraad als de dekkingsgraad mogen als gevolg van een restitutie niet lager worden dan de premiekortingsgrens;
■ Indien de in dit lid bedoelde beleidsdekkingsgraad als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten naar het oordeel van de Onderneming of het Fonds niet maatgevend is voor de positie van het fonds, kunnen de Onderneming en het Fonds in overleg een afwijking van het bepaalde in dit artikel overeenkomen.
3. De door de Onderneming te betalen bijdragen zullen geen vergoeding omvatten voor de kosten van het Fonds terzake van administratie, beheer en externe adviezen anders dan die welke begrepen zijn in de bijdrage zoals vermeld in lid 1 en 2.
4. Een schatting van de feitelijke pensioenpremie over enig kalenderjaar en mededeling daarvan door het Fonds aan de Onderneming vindt vóór 1 novem- ber voorafgaand aan dat kalenderjaar plaats. De definitieve pensioenpremie zal uiterlijk vóór 1 juli in genoemd kalenderjaar door het Fonds worden vastgesteld en aan de Onderneming worden medegedeeld.
5. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 84 van de Pensioenwet zal in geval van liquidatie van het Fonds, het na waardeoverdracht resterende saldo aan de Onderneming worden gerestitueerd.
Artikel 5 Betaling van de pensioenpremie
1. De Onderneming kan de krachtens het vorige artikel vastgestelde pensioenpremie in één keer voorafgaand aan het kalenderjaar voldoen. Indien de pensioenpremie niet in één keer wordt voldaan zal de Onderneming in elk geval het vierde deel van de totale jaarpensioenpremie binnen een maand na afloop van ieder kwartaal aan het Fonds afdragen.
2. Indien de werkelijk verschuldigde bijdrage hoger is dan het totaal van de in dat kalenderjaar betaalde geschatte bijdrage, zal het verschil binnen dertig dagen na vaststelling door het Fonds, door de Onderneming worden betaald. Indien de werkelijke verschuldigde bijdrage lager is dan het totaal van de in enig kalenderjaar betaalde geschatte bijdrage, zal het verschil in mindering worden gebracht op de eerstvolgende betaling van een bijdrage. Indien het verschil om welke reden dan ook niet op voornoemde manier kan worden verrekend, zal het verschil binnen dertig dagen na vaststelling door het Fonds aan de Onderneming worden betaald.
Artikel 6 Verstrekking van gegevens en informatie
1. De Onderneming is verplicht het Fonds op diens verzoek of ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de Onderneming die van invloed kunnen zijn op de pensioenregeling en de daaruit voortvloeiende huidige en toekomstige pensioenverplichtingen van het Fonds.
2. Het Fonds is verplicht de deelnemer binnen de wettelijke termijnen na aanvang van het deelnemerschap te informeren over de inhoud van de pensioenregeling, het beleid met betrekking tot toeslagverlening, het recht van de werknemer om bij het Fonds het geldende pensioenreglement op te vragen, te informeren over de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het Fonds en het recht van de werknemer om bij het Fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil, vervroeging of uitstel van de pensioendatum op zijn pensioenaanspraak. Ook zal het Fonds aan
belanghebbenden alle informatie verstrekken die op grond van wet- en regelgeving verplicht is.
3. De Onderneming is verplicht het Fonds binnen een door het Fonds aan te geven termijn alle gegevens en informatie te verstrekken, die het Fonds redelijkerwijs nodig heeft om de pensioenregeling op correcte wijze te kunnen uitvoeren.
4. De Onderneming staat er jegens het Fonds voor in, dat de in het vorige lid genoemde gegevens en informatie juist zijn. De Onderneming is aansprakelijk voor de financiële gevolgen van het leveren van onjuiste, onvolledige of niet tijdige levering van gegevens en informatie door de Onderneming aan het Fonds.
5. De Onderneming is verplicht om op verzoek van het Fonds binnen drie maanden na afloop van een kalenderjaar een accountantsverklaring aan het Fonds te leveren ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de werknemers- gegevens en -informatie met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar.
6. Het Fonds is verplicht om op verzoek van de Onderneming de gegevens met betrekking tot de deelnemers en gewezen deelnemers beschikbaar te stellen aan de actuaris van de Onderneming ten behoeve van berekeningen voor de financiële verslaglegging van de Onderneming.
Artikel 7 Vermindering of beëindiging pensioenpremies
De Onderneming heeft het recht om na overleg met het Fonds zijn bijdragen aan het Fonds te verminderen of te beëindigen indien:
- sociale wetten of publiekrechtelijke of privaatrechtelijk verplicht gestelde regelingen met betrekking tot pensioenvoorzieningen worden ingevoerd of gewijzigd;
- wijziging van de op de pensioenregelingen betrekking hebbende wetgeving dan wel de daarop gebaseerde regelgeving, daartoe aanleiding geeft;
- het Fonds zonder instemming van de Onderneming reserves heeft aangewend ter verbetering van de pensioenaanspraken;
- de financiële positie van de Onderneming de uitgaven terzake van de pensioenregelingen niet meer toestaat.
Artikel 8 Niet of te late betaling pensioenpremies
1. De Onderneming is in geval van overschrijding van de in artikel 5 genoemde termijnen verplicht over het achterstallige bedrag aan pensioenpremie rente en andere kosten voortvloeiend uit de overschrijding aan het Fonds te voldoen. De rente is verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de genoemde termijn wordt overschreden. Het rentepercentage is gelijk aan het wettelijke rentepercentage als bedoeld in artikel 6: 119 van het Burgerlijk Wetboek (inclusief de eventuele wijzigingen van het wettelijke rentepercentage die nadien plaatsvinden). Over de krachtens de vorige volzinnen in enig kalenderjaar verschuldigde rente is de Onderneming – indien en zolang die rente niet is voldaan – eveneens rente verschuldigd en wel vanaf 1 januari van het kalenderjaar daaropvolgend.
2. In geval van overschrijding van de in artikel 5 genoemde termijnen, zal het Fonds de Onderneming binnen twee weken na het tijdstip van overschrijding, schriftelijk aanmanen tot zo spoedig mogelijke afdracht van de pensioenpremies.
3. In het geval dat de Onderneming een betalingsachterstand aan pensioenpremies heeft ter grootte van 5% van de totale door het Fonds te ontvangen jaarpremie en het Fonds niet beschikt over het op grond van het bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet voorgeschreven minimaal vereist eigen vermogen, informeert het Fonds elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan en, bij het ontbreken daarvan, de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
4. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten als omschreven bij of krachtens de Pensioenwet uitsluitend verminderen indien:
a. het Fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het Minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het Vereist eigen vermogen;
b. het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan het Minimaal vereist eigen vermogen of het Vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de Onderneming
onevenredig worden geschaad;
c. de beleidsdekkingsgraad vastgesteld op grond van dit lid sub a. vijf opvolgende jaren onder het Minimaal vereist eigen vermogen ligt en de dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt, neemt het Bestuur binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het Fonds direct voldoet aan het Minimaal vereist eigen vermogen; en
d. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of 139 Pensioenwet.
5. Voordat het Fonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten vermindert als bedoeld in lid 4, zullen de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden, de Onderneming en De Nederlandsche Bank NV minimaal één maand voorafgaand aan de vermindering, schriftelijk hierover worden geïnformeerd.
Artikel 9 Voorwaardelijke toeslagverlening
1. De pensioenrechten en pensioenaanspraken van pensioengerechtigden en gewezen deelnemers worden niet doelgericht aangepast. Het bestuur van het Fonds kan evenwel besluiten om jaarlijks een toeslag te verlenen indien de financiële situatie van het Fonds zodanig is dat, naar verwachting, de toekenning van een toeslag niet ten koste gaat van de pensioenrechten en pensioenaanspraken en het Fonds over voldoende vrij eigen vermogen beschikt. Hierbij worden de vereisten bij of krachtens de Pensioenwet in acht genomen.
2. De toeslag als bedoeld in lid 1 bedraagt niet meer dan de toeslag die volgens de bepalingen in Wet op de loonbelasting 1964 ten aanzien van een fiscaal zuivere pensioenregeling is toegestaan.
Artikel 10 Vaststellen en wijzigen pensioenreglement
1. Ter opstelling van het pensioenreglement wordt door de Onderneming de pensioenovereenkomst en alle overige daarmee verband houdende informatie aan het Fonds ter beschikking gesteld.
2. Met de ondertekening van deze overeenkomst stemt het bestuur van het Fonds in met de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals deze is vastgelegd in de aan deze overeenkomst gehechte pensioenreglementen.
3. Een wijziging van de pensioenovereenkomst wordt door de Onderneming zo spoedig mogelijk na het tijdstip van wijziging, aan het Fonds schriftelijk meegedeeld. Indien het bestuur van het Fonds instemt met de uitvoering van de wijziging van de pensioenovereenkomst, deelt het Fonds dit schriftelijk aan de Onderneming mee, stelt het Fonds een wijziging van het pensioenreglement in concept op en zendt dit binnen een door partijen afgesproken termijn, aan de Onderneming met het verzoek om binnen een – door partijen afgesproken – termijn schriftelijk te reageren.
4. Na binnenkomst van de in lid 3 bedoelde schriftelijke reactie van de Onderneming, stelt het bestuur van het Fonds de wijziging van het pensioenreglement vast conform hetgeen daarover in de statuten en de relevante wetgeving wordt bepaald.
5. Het Fonds informeert de deelnemers binnen drie maanden na het besluit tot wijziging van het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement bij het Fonds op te vragen.
6. Het bestuur van het Fonds zal het pensioenreglement wijzigen, indien de wijziging noodzakelijk is als gevolg van nieuwe of gewijzigde wet- of andere regelgeving. Het bestuur is verplicht vóór het vaststellen van de wijziging van het pensioenreglement de Onderneming in staat te stellen schriftelijk te reageren op het daartoe door het Fonds aan de Onderneming te zenden wijzigingsvoorstel. De vaststelling van de wijziging van het pensioenreglement door het bestuur vindt plaats conform hetgeen daarover in de statuten en de wet wordt bepaald.
7. Indien de in lid 6 bedoelde wijziging van het pensioenreglement hogere financiële verplichtingen voor (één der) partijen meebrengt dan vóór de wijziging het geval is of indien de wijziging niet in overeenstemming is met de pensioenovereenkomst, treden partijen in overleg over de noodzakelijke aanpassing van de pensioenovereenkomst en deze overeenkomst, vóórdat het bestuur de wijziging van het pensioenreglement vaststelt. In dat geval zal het Fonds de Onderneming in de gelegenheid stellen de aanpassing van de
pensioenovereenkomst binnen een door partijen nader overeen te komen termijn te effectueren alvorens het pensioenreglement te wijzigen. Het Fonds zal in dat geval handelen alsof sprake is van een wijziging van de pensioenovereenkomst. Het bepaalde in de leden 3 tot en met 5 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11 Verplichtingen jegens leden bestuur en andere organen
1. De Onderneming verplicht zich de in dienst van de Onderneming zijnde bestuursleden de benodigde dagen per kalenderjaar vrij te stellen van de verplichting tot het verrichten van reguliere arbeid in de Onderneming in verband met de vervulling van hun functie als bestuurslid en voor het volgen van de daarvoor noodzakelijke opleidingen.
2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing voor werknemers die lid zijn van het verantwoordingsorgaan.
3. De Onderneming is verantwoordelijk voor de naleving van de in de wet- en andere regelgeving vastgelegde bepalingen ten aanzien van de bescherming van kandidaat-leden, leden en gewezen leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan.
4. De Onderneming is verplicht (de leden van) het bestuur en (de leden van) andere organen van het Fonds de faciliteiten beschikbaar te stellen die in redelijkheid nodig zijn voor het functioneren van het desbetreffende orgaan.
Artikel 12 Overige bepalingen
1. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
2. De Onderneming zal de uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten niet verpanden noch andere handelingen verrichten waardoor aan anderen dan de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden, rechten worden verleend.
3. Het Fonds biedt de (gewezen) deelnemer geen mogelijkheid om individuele aanvullende verzekeringen anders dan die zijn opgenomen in het pensioenreglement, te sluiten. Het Fonds biedt de (gewezen) deelnemer voorts geen mogelijkheid om de pensioenopbouw na het einde van het deelnemerschap, vrijwillig voort te zetten.
4. In geval van onvoorziene omstandigheden zullen partijen in onderling overleg treden.
In geval een geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, wordt het geschil voorgelegd aan een door beide partijen aangewezen onafhankelijke derde partij. Deze derde onafhankelijke partij zal een voor beide partijen finale en bindende uitspraak doen. De kosten van deze derde, onafhankelijke partij zullen door beide partijen gezamenlijk gedeeld worden.
Artikel 13 Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij treedt in werking op 1 januari 2015 en vervangt alle vóór die datum tussen de Onderneming en het Fonds geldende overeenkomsten.
2. Deze overeenkomst kan door elk der beide partijen, met een opzegtermijn van zes maanden, per 31 december van enig kalenderjaar bij aangetekend schrijven worden beëindigd.
3. Na de beëindiging van deze overeenkomst behouden partijen jegens elkaar de verplichtingen uit deze overeenkomst over de periode tot en met 31 december als genoemd in het tweede lid.
Aldus overeengekomen, in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Rotterdam / Monaco, op 11 juni 2015.
Stichting Pensioenfonds HAL HAL Holding N.V.
A.S. Vink M. F. Groot
Voorzitter Stichting Pensioenfonds HAL Voorzitter Raad van Bestuur
A.C. Snelleman A.A. van ‘t Hof
Secretaris Stichting Pensioenfonds HAL Lid Raad van Bestuur