Inhoud
Nr. 11 Jaargang 29 weken 21 en 22 2018
Verschijnt tweewekelijks, behalve in juli en augustus Afgiftekantoor Brussel X P309710
Inhoud
Opgelet! Niet elke e-mail zal de lege ferenda als (volwaardig) bewijs van de koop van
een onroerend goed volstaan 1
Bodemdecreet
Wijziging Bodemdecreet – Vrijstelling van onderzoeksplicht 6
Opgelet! Niet elke e-mail zal de lege ferenda als (volwaardig) bewijs van de koop van een onroerend goed volstaan
Xxxxx XXXXXX Advocaat aan de Balie te Brussel, Lydian, Academisch medewerker, Afdeling Privaatrecht en Notariaat, Vrije Universiteit Brussel
Het hof van beroep te Antwerpen deed in haar arrest van 19 december 2016 heel wat stof opwaaien in de Belgische vastgoedsector door te oordelen dat een koop van een onroerend goed niet tot stand kan komen, en even- min bewezen kan worden per e-mail. Verder was het hof van oordeel dat
e-mailcorrespondentie evenmin als begin van bewijs door geschrift kon gelden in het licht van de bepalingen van de (voormalige) Wet Elektroni- sche Handel.1 Recentelijk heeft minister Xxxxxxxxx Xx Xxxx, onder meer bevoegd voor Digitale Agenda, aangekondigd de wet op korte termijn te zullen aanpassen.2Onderhavige bijdrage schetst kort de juridische hangij- zers die met het bestreden arrest van 19 december 2016 gepaard gaan en blikt vooruit naar de voorgenomen wetswijziging.
1. Totstandkoming en bewijs van een koopovereenkomst: regulier versus elektronisch
1. Een koop is tussen partijen voltrokken zodra er een overeenkomst bereikt is omtrent de zaak en de prijs.3 Daarnaast moet voldaan zijn aan de vier constitutieve vereisten van elke verbintenis, te weten: een geldige toestemming, de handelingsbekwaamheid van
de partijen, een bepaald of bepaalbaar voorwerp en een geoorloofde oorzaak.4 Inherent
1 Antwerpen (1e k.) 19 december 2016, NFM 2017, afl. 5, 127.
2 De Standaard, 8 maart 2017.
3 Art. 1583 BW; X. XXXXXXXX, Overeenkomsten, II, Bijzondere overeenkomsten. A: Verkoop. Deel 2: Gevolgen van de koop in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Antwerpen, Kluwer, 2001, 6; X. XXXXXX, Verbintenissenrecht, I, Brugge, die Keure, 2005, 22.
4 Art. 1108 BW.
Geschrift
Art. 1341 BW
Richtlijn 2000/31/EC
Wet Elektronische
Handel
aan consensuele overeenkomsten is dat zij tot stand komen door de loutere toestemming van partijen en dus zonder dat hiervoor bijkomende formaliteiten moeten vervuld zijn (‘solo consensu’). Vastgesteld wordt evenwel dat de wetgever heel wat administratieve, op straffe van nietigheid voorgeschreven informatieverplichtingen oplegt, waardoor de indruk wordt gewekt dat de koop van onroerende goederen thans civielrechtelijk tot een plechtige overeenkomst is verworden.5
2. In de zaak voor het hof van beroep te Antwerpen, moesten de kopers de totstandko- xxxx xxx xx xxxx bewijzen en dus rechtens aantonen dat partijen wilsovereenstemming hadden bereikt over de zaak en de prijs (‘meeting of the minds’).6 Partijen die het bewijs willen leveren van de koop van een onroerend goed, hebben hiervoor een akte nodig,
i.e. een geschrift opgemaakt om tot bewijs te dienen en dat kan opgesteld worden door partijen (onderhandse akte) of dat wordt opgemaakt ten overstaan van een openbaar ambtenaar (authentieke akte).7 Als schriftelijk bewijsmiddel heeft een akte een wettelijke bewijswaarde wat betekent dat de rechter gehouden is om ze als bewijs te aanvaarden.8 De opmaak van een onderhandse akte is vereist voor alle zaken met een som of waarde boven 375 EUR.
In het bestreden arrest lieten de kopers echter na een schriftelijk bewijs in de zin van artikel 1341 BW voor te leggen, aangezien er in casu (nog) geen akte werd opgesteld tussen partijen. Bij gebrek aan een akte, trachtten de kopers op basis van e-mailcorrespondentie met de verkopers aan te tonen dat er wel degelijk een koop werd voltrokken. Het hof volgde deze redenering niet en oordeelde dat “Uit de wettelijke bepalingen van de Wet Elektronische Handel volgt dat een koop-verkoopovereenkomst met betrekking tot een onroerend goed, zoals in dit geval, niet tot stand kan komen via elektronische weg (lees: via e-mail).” Ook meende het hof: “De geïntimeerden kunnen zich niet baseren op het e-mailverkeer om het bewijs te leveren van het bestaan van de overeenkomst”.
2. Geen principiële gelijkschakeling tussen een geschreven en elektronische overeenkomst de lege lata wat betreft de koop van een onroerend goed
3. De Europese wetgever heeft met de richtlijn 2000/31/EC willen komen tot een gelijk- schakeling tussen een geschreven overeenkomst en een elektronische overeenkomst.9 Een elektronische overeenkomst wordt in de doctrine gedefinieerd als “een overeenkomst die tot stand komt buiten de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de partijen, via elektro- nische apparatuur voor de verwerking en de opslag van gegevens en geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen”.10 De Belgische wetgever heeft de richtlijn 2000/31/EC in de nationale rechtsorde omgezet middels de Wet Elek- tronische Handel11, die ondertussen integraal overgeheveld werd naar het Wetboek van Economisch Recht (WER).12 Zowel de levering van diensten, als de verkoop van goederen langs elektronische weg vallen onder haar toepassingsgebied. ‘Langs elektronische weg’
5 Bodemattest (art. 101 Decr.Vl. 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, BS 22 januari 2007, 2579), stedenbouwkundige informatie (art. 5.2.5 VCRO 15 mei 2009, BS 20 augustus 2009, 54890), informatie inzake appartementsmede-eigendom (art. 577-11, § 1 BW), informatie inzake de Vlaamse woonkwaliteitsnormen (art. 20quinquies, § 1 Decr.Vl. 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, BS
19 augustus 1997, 21110) en informatie op het vlak van het Vlaamse erfgoed (art. 6.4.9 Decr.Vl. 12 juli 2013
betreffende het onroerend erfgoed, BS 17 oktober 2013, 74104).
6 Omgekeerd, moet hij, die beweert bevrijd te zijn, het feit bewijzen dat de verbintenis heeft teniet gedaan (reus excipiendo actor fit), zie o.a. X. XXXXXXX, X. XXXXXXX, X. XXXXXXXX en X. XXXXXXX, Handboek Burgerlijk Recht, III, Antwerpen, Intersentia, 2007, 380; L. XXXXXXXX, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen-Croningen, Intersentia, 2000, 207. Deze regels zijn evenwel niet van openbare orde zodat partijen conventioneel anders kunnen besluiten, zie bijvoorbeeld Xxxx. 17 mei 2002, Arr.Cass. 2002, nr. 303.
7 Omgekeerd is een geschrift niet hetzelfde als een akte die precies wordt opgesteld omwille van bewijsdoel- einden, ondanks ook het Burgerlijk Wetboek beide termen door elkaar gebruikt. Aan het vereiste van een geschrift wordt voldaan door een opeenvolging van verstaanbare tekens die toegankelijk zijn voor een latere raadpleging, welke ook de drager en de transmissiemodaliteiten ervan zijn; zie X. XXXXX, Privaatrechtelijk bewijs. Een diepgaand en praktisch overzicht, Gent, Story Publishers, 2012, 206-207.
8 W. XXX XXXXXX en A. XXX XXXXXXX, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 679-680; J. WAELKENS,
Interpretatie van overeenkomsten en eenzijdige rechtshandelingen, Antwerpen, Intersentia, 2016, 380.
9 Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad, 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt, Pb.L. 17 juli 2000, afl. 178.
10 J. DUMORTIER en F. DEBUSSERE, “Distributie via nieuwe informatietechnologieën: De elektronische overeenkomst en de overeenkomst op afstand” in X, Bestendig Handboek Verbintenissenrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., VIII.2-6.
11 Wet 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij,
BS 17 maart 2003, 12962.
12 Wet 15 december 2013 houdende invoeging van boek XII, “Recht van de elektronische economie”, in het Wetboek van Economisch Recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XII en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek XII, in de boeken I en XV van het Wetboek van Economisch Recht, BS 14 januari 2014, 1524.
2 NIEUWSBRIEF NOTARIAAT NR. 11 WEKEN 21 EN 22 2018 WOLTERS KLUWER
Art. XII.5 WER Art. XII.16, 1° WER
Wetswijziging
Drie functionele
kwaliteiten
dient ruim geïnterpreteerd te worden en omvat alle communicatie via het internet, zoals e-mailcorrespondentie.13
4. Centraal in deze regelgeving staat artikel XII.15 WER, een transversale of catch-all- bepaling, die voorziet in een gelijkschakeling tussen klassieke, geschreven overeenkom- sten en elektronische overeenkomsten.14
Echter bepaalt artikel XII.16, 1° WER dat deze principiële gelijkschakeling niet geldt
ten overstaan van overeenkomsten die rechten doen ontstaan of overdragen met betrek- king tot onroerende zaken (met uitzondering van huurrechten).15 Het bestreden arrest was aldus zonder meer juridisch correct door te oordelen dat de e-mailcorrespondentie door de kopers niet als (volwaardig) bewijs kon aangevoerd worden, aangezien de Belgische wetgever er duidelijk voor geopteerd heeft om het sluiten van een koop van een onroe- rend goed langs elektronische weg niet toe te laten. Met andere woorden: de vereiste
van een (geschreven) akte conform artikel 1341 BW geldt de lege lata onverminderd ten overstaan van de koop van een onroerend goed.
3. De vereiste functionele gelijkwaardigheid van een e-mail
5. Naar aanleiding van hogervermeld arrest van het hof van beroep te Antwerpen, kondigde minister Xxxxxxxxx Xx Xxxx recentelijk aan om het Wetboek Economisch Recht (lees: art. XII. 16, 1° WER) te zullen aanpassen, opdat een akkoord over prijs en voorwerp per e-mail als (volwaardig) bewijs van een koop van een onroerend goed kan dienen. De wetgeving moet zich immers aanpassen aan het digitale tijdsperk, dixit de minister.16 Vermoedelijk zal het wetsontwerp, dat heden nog niet consulteerbaar is, zich beperken tot een loutere opheffing van XII.16, 1° WER. Bedoeling is dat de voorgeno- men wetswijziging uiteenlopende rechtspraak verhindert en bijgevolg de rechtszekerheid in vastgoedtransacties bevordert.
6. De voorgenomen wetswijziging impliceert echter niet dat elke e-mail voortaan vatbaar zal zijn voor een (volwaardig) bewijs van een koop van een onroerend goed. Luidens artikel XII.15, § 1 WER, is maar aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg voldaan, wanneer de functio- nele kwaliteiten van deze vereisten gevrijwaard zijn. De functionele kwaliteiten hebben betrekking op de vereisten van een geschrift en een handtekening, zijnde de twee essenti- alia van een onderhandse akte (art. 1341 BW).
3.1. Het geschrift
7. Een e-mail zal in beginsel als een geschrift gekwalificeerd worden, aangezien artikel XII.15, § 2, tweede streepje WER bepaalt dat het moet gaan om “een opeenvol- ging van verstaanbare tekens die toegankelijk zijn voor een latere raadpleging, welke ook de drager en de transmissiemodaliteiten ervan zijn”.
In dat verband, stelde de wetgever in de parlementaire voorbereiding van de wet van
20 oktober 2000 tot invoering van het gebruik van telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en buitengerechtelijke procedure, dat het begrip geschrift in elk geval moest voldoen aan drie zogenaamde functionele kwaliteiten, te weten: de onveranderlijkheid, de leesbaarheid en de stabiliteit. Hierbij kwam de wet- gever tot de conclusie dat deze kwaliteiten, zowel in een papieren als een elektronische context, verzekerd kunnen zijn. Daarnaast duidde de wetgever erop dat de rechtspraak
en rechtsleer er in groeiende mate over eens waren dat een ruime interpretatie van het geschrift aangewezen was en dat niet enkel een handgeschreven of gedrukte tekst op een papieren drager als een geschrift moest beschouwd worden.17
13 X. XXXXX en A.-X. XXXXXXXXXX, “Over de verkoop van een onroerend goed via e-mail of sms: bewijs
en precontractuele aansprakelijkheid”, T.Not. 2014, afl. 6, (327) 332.
14 Dit artikel bepaalt dat “Aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming van over- eenkomsten langs elektronische weg is voldaan wanneer de functionele kwaliteiten van deze vereiste zijn gevrijwaard.”; P. XXX XXXXX, “De nieuwe wetgeving inzake elektronische handel. Een eerste commen- taar”, RW 2003-04, afl. 9, (321) 334.
15 Artikel 9.2 van de richtlijn 2000/31/EC laat de lidstaten immers vrij om af te wijken van de gelijkschakeling tussen geschreven en elektronische overeenkomsten voor wat betreft de koopovereenkomst van onroerende goederen.
16 De Tijd, 29 maart 2018.
17 Amendement nr. 12 (regering) op het wetsvoorstel tot introductie van nieuwe telecommunicatiemiddelen in de gerechtelijke en de buitengerechtelijke procedure, Xxxx.Xx. Kamer, nr. 50-0038/006, 6-7, 11.
WOLTERS KLUWER NIEUWSBRIEF NOTARIAAT NR. 11 WEKEN 21 EN 22 2018 3
Ook in de actuele rechtsleer wordt het geschrift ruim geïnterpreteerd: elk geschreven document, waarbij het zelfs niet van belang is of dit met de hand geschreven is, dan wel getypt of gedrukt.18
Drie soorten elektronische handtekeningen
3.2. De handtekening
8. Daarnaast volgt uit artikel XII.15, § 2 WER dat een e-mail elektronisch ondertekend moet in de zin van artikel 1322, tweede lid BW19 dan wel artikel 3.12. xxx xx xxxxxxx- ning 910/2014 van 23 juli 2014.20
9. Dienaangaande kan een onderscheid tussen drie soorten elektronische handtekeningen worden gemaakt: de (gewone) elektronische handtekening, de geavanceerde elektroni- sche handtekening en de gekwalificeerde handtekening.
De gewone elektronische handtekening omvat gegevens in elektronische vorm die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere gegevens in elektronische vorm en die door de ondertekenaar worden gebruikt om te ondertekenen.21 Hierbij stelt de Europese wetgever dat het rechtsgevolg van een elektronische handtekening en de toelaatbaarheid ervan als bewijs- middel in gerechtelijke procedures niet mogen worden ontkend louter op grond van het feit dat de handtekening elektronisch is of niet aan de eisen voor gekwalificeerde elektronische handtekeningen voldoet.22 Hoewel de omschrijving in de verordening niet volledig overeen- stemt met artikel 1322, tweede lid BW komt het de facto wel op hetzelfde neer. Voorbeelden hiervan zijn een pincode, een wachtwoord, een gescande handtekening of een plastic pen- netje op een touchscreen. De rechtbank zal deze handtekening erkennen wanneer voldaan is aan de voorwaarden van artikel 1322 BW. Dat betekent dat de rechtbank moet nagaan of een aantal functionele voorwaarden voldaan zijn, i.e. de handtekening moet toegerekend worden aan de ondertekenaar en de integriteit van de waarborg van de akte moet gewaarborgd zijn.23 Artikel 1322, tweede lid BW bepaalt immers “kan” voldoen, wat erop wijst dat de tussen- komst van een rechtbank nodig is om volledige zekerheid te hebben dat de elektronische handtekening voldoet aan de vereiste van een handtekening.24
De geavanceerde elektronische handtekening moet aan vier eisen voldoen: zij moet op
unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden zijn en het mogelijk maken hem te identifi- ceren, komt tot stand met gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen die de ondertekenaar, met een hoog vertrouwensniveau, onder zijn uitsluitende controle kan gebruiken, en is tot slot op zodanige wijze aan de daarmee ondertekende gegevens verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord.25 Een voorbeeld hiervan is een asymmetrische encryptie.26
De gekwalificeerde elektronische handtekening moet begrepen worden als een geavan- ceerde elektronische handtekening die is aangemaakt met een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen en die gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen.27 Dergelijke elektronische handtekening heeft
18 X. XXXXX, “Het begin van bewijs door geschrift (een A vereist een B) en bekentenis (onsplitsbaarheid en
volmacht)” (noot onder Antwerpen (1bis k.) 31 oktober 2011), P&B 2012, afl. 3, (95) 96; X. XXXXXXX,
X. XXXXXXX, X. XXXXXXXX en X. XXXXXXX, Handboek Burgerlijk Recht, III, Antwerpen, Intersentia, 2007, 431; X. XXXX, “Sms kan begin van bewijs uitmaken” (noot onder Gent 26 september 2013), RW 2014-15, afl. 7, (262) 264; X. XXXXXXXXXXX, X. XXXXX en X. XXXXXXXXXXXXX, “Overzicht van rechtspraak. Het burgerlijk procesrecht (2000-2013)”, TPR 2015, (597) 924.
19 Artikel 1322, tweede lid BW luidt als volgt: “Kan, voor de toepassing van dit artikel, voldoen aan de vereiste van een handtekening, een geheel van elektronische gegevens dat aan een bepaalde persoon kan worden toegerekend en het behoud van de integriteit van de inhoud van de akte aantoont.”
20 Verordening van het Europees Parlement en de Raad nr. 910/2014, 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG, Pb.L. 28 augustus 2014.
21 Art. 3, 10 ° Verord. nr. 910/2014.
22 Art. 25, eerste lid Xxxxxx. nr. 910/2014.
23 X.X. XXXXXX, “De invoering van de elektronische handtekening in ons bewijsrecht – Een inkadering van en commentaar bij de nieuwe wetsbepalingen”, RW 2000-01, afl. 41, (1505) 1516; X. XX XXXXX, “De elektronische handtekening juridisch bekeken”, Juristenkrant 2001, afl. 35, 6; X. XX XXXX, “De elektroni- sche handtekening is er”, Vastgoedinfo 2002, afl. 2, 2; R. SCHOEFS en P. XXX XXXXX, “De elektronische handtekening: bezint eer ge begint”, Juristenkrant 2016, afl. 333, 7; X. XXXXXXXXXXXXX, “Bewijs van de verkoop van een onroerend goed: jurisprudentiële ontwikkelingen”, TBO 2017, afl. 3, (236) 238.
24 X. XXXXXX, “De Wet van 20 oktober 2000 tot invoering van het gebruik van telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en de buitengerechtelijke procedure: een eerste verken- ning”, AJT 2000-01, (637) 638.
25 Art. 26 Verord. nr. 910/2014.
26 R. SCHOEFS en P. XXX XXXXX, “De elektronische handtekening: bezint eer ge begint”, Juristenkrant
2016, afl. 333, 7.
27 Art. 3, 12° Verord. nr. 910/2014.
4 NIEUWSBRIEF NOTARIAAT NR. 11 WEKEN 21 EN 22 2018 WOLTERS KLUWER
dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening.28 Zulke elektronische handtekening is bijvoorbeeld gebaseerd op het gebruik van een eID-kaart.29
Begin van bewijs
Digitalisering samenleving
3.3. Het begin van bewijs als ultimum remedium
10. Indien een e-mail, op basis waarvan de totstandkoming van de koop aangevoerd wordt, niet (volledig) beantwoordt aan de functionele vereisten van artikel XII.15, § 1 WER, zoals het gebrek aan een elektronische handtekening, zal een partij zich de lege ferenda nog steeds kunnen beroepen op het begin van bewijs. In dergelijk geval kan er immers geen sprake zijn een volwaardig bewijs van de koop aangezien de functionele gelijkwaardigheid met een geschreven overeenkomst niet vrijwaart wordt. De principiële regel van 1341 BW wordt immers ter zijde geschoven, en getuigen en vermoedens wor- den wel toegelaten als (aanvullend) bewijsmiddel, wanneer er een begin van bewijs door geschrift voorligt.30 Dit is een bewijsmiddel met een zogenaamde vrije of geringe bewijs- waarde, wat betekent dat ze aan de vrije appreciatie van de rechter is onderworpen.31 An sich vormt het begin van bewijs echter een onvolledig of ontoereikend bewijsmiddel, en moet het worden aangevuld met getuigen en/of vermoedens.32 Gebeurt dit, dan verkrijgt dit bewijsmiddel dezelfde bewijswaarde als een onderhandse of authentieke akte.33
11. In het bestreden arrest was het hof van beroep echter van oordeel dat ook een begin van bewijs door geschrift op basis van e-mailcorrespondentie niet mogelijk was: “Ook hier moet negatief worden op geantwoord gelet op de artikelen XII.15 § 2, derde lid en XII.16
Wetboek Economisch recht”. Deze zienswijze van het hof druiste regelrecht in tegen eerdere rechtspraak van het hof van beroep Gent34 alwaar sms-verkeer principieel als begin van bewijs aanvaard werd, en werd in de rechtsleer dan ook bijzonder kritisch onthaald.35 De reden hiervoor is dat zulke zienswijze onverzoenbaar is met de ratio legis van de regels inzake elektronische overeenkomsten die het elektronisch contracteren moeten bevorderen.
4. Slotbeschouwing
12. De voorgenomen wetwijziging van minister Xxxxxxxxx Xx Xxxx waarbij het elek- tronisch sluiten van een koop van een onroerend goed, zoals via e-mailcorrespondentie, gelijkgeschakeld wordt met een geschreven overeenkomst ligt in de lijn van de verdere digitalisering van onze samenleving en moet dus worden toegejuicht. Vermoedelijk zal deze wetswijziging zich beperken tot een loutere opheffing van de uitzonderingsbepaling van artikel XII.16, 1° WER, waarop het hof van beroep te Antwerpen zich in haar arrest van 19 december 2016 beriep om te oordelen dat een koop van een onroerend goed niet via elektronische weg kan tot stand komen.
13. Men lette erop dat niet elke e-mail zal volstaan om de koop van een onroerend goed te bewijzen. Hoewel heden aanvaard wordt dat een e-mail als een geschrift gekwalifi- ceerd wordt, moet zij bovendien elektronisch ondertekend zijn, wil een partij zich hierop kunnen beroepen om de koop van een onroerend goed aan te tonen. Slechts indien beide voorwaarden vervuld zijn, geldt de principiële gelijkschakeling met artikel 1341 BW
en kan men de koop rechtens afdwingen Het is niet ondenkbaar dat deze elektronische handtekening in de praktijk echter vaak zal ontbreken. Bij gebrek hieraan, zal een e-mail hoogstens als een begin van bewijs dienen, en dus noodzakelijkerwijze verder aangevuld moeten worden met getuigen en/of vermoedens om tot een volwaardig bewijs van de koop te komen.
28 Art. 25, tweede lid Xxxxxx. nr. 910/2014.
29 R. SCHOEFS en P. XXX XXXXX, “De elektronische handtekening: bezint eer ge begint”, Juristenkrant 2016, afl. 333, 7; X. XXXXXXXXXXXXX, “Bewijs van de verkoop van een onroerend goed: jurisprudentiële ontwikkelingen”, TBO 2017, afl. 3, (236) 238.
30 Art. 1347, eerste lid BW.
31 W. XXX XXXXXX en A. XXX XXXXXXX, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 679-680; J. WAELKENS,
Interpretatie van overeenkomsten en eenzijdige rechtshandelingen, Antwerpen, Intersentia, 2016, 380.
32 Antwerpen (1e k.) 8 juni 2009, P&B 2009, afl. 6, 224.
33 X. XXXXXX, Verbintenissenrecht, II, Brugge, die Keure, 2009, 182.
34 Rb. Gent 10 april 2012, X.Xxx. 2012, afl. 3, 26 gewijzigd door Gent (1e k.) 26 september 2013, TBBR 2014, afl. 3, 116. Zowel de eerste rechter als de appelrechter waren van oordeel dat een begin van bewijs door geschrift mogelijk was aan de hand van sms-berichten. Hoewel volgens de eerste rechter het begin van bewijs aangevuld werd door voorgaande sms-berichten en telefoongesprekken die plaatsvonden na de
vermeende koop, lagen er volgens de appelrechter geen dienstige (aanvullende) bewijstukken voor die beves- tigden dat partijen tot een overeenstemming over de zaak en de prijs waren gekomen.
35 J. XXXXXXXXX, “Het Antwerpse e-mailarrest van 19 december 2016” (noot onder Antwerpen 19 december
2016), NJW 2017, afl. 359, (210), 215; X. XXXXXX, “De Antwerpse ‘e-mailgate’. Koop van een onroerend
goed langs elektronische weg” (noot onder Antwerpen 19 december 2016), NFM 2017, afl. 5, (129) 134;
X. XXXXXXXXXXXXX, “‘O tempora, o mores.’ Over de totstandkoming en het bewijs van de verkoop van onroerend goed via elektronische weg” (noot onder Antwerpen 19 december 2016), TBBR 2018, afl. 2, (73) 78.
WOLTERS KLUWER NIEUWSBRIEF NOTARIAAT NR. 11 WEKEN 21 EN 22 2018 5