ADVIES UITGEBRACHT
ADVIES UITGEBRACHT
DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 19 OKTOBER 2006
inzake
het voorontwerp van samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de herwaardering van het kwalificerend onderwijs en de samenwerking tussen de Centra voor spitstechnologie en de Beroepsreferentiecentra
VOORONTWERP VAN SAMENWERKINGSAKKOORD TUSSEN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST, DE FRANSE GEMEENSCHAP EN DE FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE BETREFFENDE DE HERWAARDERING VAN HET KWALIFICEREND ONDERWIJS EN DE SAMENWERKING TUSSEN DE CENTRA VOOR SPITSTECHNOLOGIE EN DE BEROEPSREFERENTIECENTRA
Advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 19 oktober 2006
Aanhangigmaking
Op 20 september 2006 heeft de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanwege de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp een adviesaanvraag ontvangen houdende een voorontwerp van samenwerkingsakkoord betreffende de synergieën tussen de beroepsreferentiecentra (BRC) en de centra voor spitstechnologie (CST).
De Raad waardeert het dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering hem al vanaf de fase van het ontwerp van akkoord raadpleegt.
Ingevolge het onderzoek, waartoe zijn Uitgebreid Bureau « Economie-Werkgelegenheid » tijdens zijn vergadering van 4 oktober 2006 is overgegaan, formuleert de Raad vandaag het volgend advies.
Advies
1. Algemene beschouwingen
Als ondertekenaars van het Contract voor Economie en Tewerkstelling (CET) staan de sociale gesprekspartners positief tegenover het sluiten van een samenwerkingsakkoord dat de herwaardering van het kwalificerend onderwijs beoogt en dat de samenwerking tussen de
- door de Franse Gemeenschap georganiseerde - Centra voor spitstechnologie (CST) en de
- door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest georganiseerde - Beroepsreferentiecentra (BRC)
organiseert.
Volgens de Raad komt dit ontwerp van akkoord de gezamenlijke ambitie van de ondertekenaars van het CET te pas om tijdens de legislatuur een permanente en functionele structuur voor overleg en ontwikkeling van synergieën met de gemeenschappelijke opleidings- en onderwijsactoren in te stellen. Teneinde zich te verzekeren van een optimale aansluiting van de vooropgestelde overlegmodaliteiten op dit vooruitzicht, dringt de Raad aan op een zo spoedig mogelijke instelling van voornoemde structuur.
De Raad merkt op dat de BRC niet als opleidingscentra zijn uitgedacht en dat men derhalve rekening moet houden met de aan hen gekoppelde bevoegdheden om tot een juiste invulling van de samenwerkingsakkoorden te komen.
De Raad heeft daarenboven vragen bij de onthaalcapaciteit van de huidige en toekomstige BRC om te beantwoorden aan de verbintenissen die in het ontwerp van akkoord worden aangegaan (hetzij 25 % van de activiteiten voorbehouden voor de leerlingen van het onderwijs en aan hun leerkrachten). Bijkomend trekt de Raad de aandacht van de Regering op het belang om de scholen bewust te maken aan dergelijke initiatieven deel te nemen.
Hiernaast stelt de Raad vast dat zowel de BRC als de CST het voornemen hebben om werkzoekenden te ontvangen. De Raad acht het hier dan ook noodzakelijk dat deze parallelle openstelling via gezamenlijk overleg op een gecoördineerde manier zou gebeuren.
De Raad wenst tevens op de hoogte te worden gehouden van de stand van zaken van de lopende raadplegingsprocedure in de andere twee gefederaliseerde entiteiten, evenals van de opvolging van de tenuitvoerlegging van het akkoord, wanneer dit zal worden gesloten, met name vanuit het oogpunt van de Europese cofinanciering van de CST, met het vooruitzicht hun onthaalcapaciteit te kunnen verdubbelen.
Tot slot acht de Raad het aangewezen dat in het kader van de bepalingen van het nieuwe samenwerkingsakkoord ook de lastenboeken van de BRC worden aangepast, teneinde duidelijkheid in hoofde van hun beheerders te scheppen.
2. Bijzondere beschouwingen
Artikel 1, 1°
De Raad wil erop wijzen dat de BRC, in tegenstelling tot de CST, niet als taak hebben om opleidingen te verstrekken. Bijgevolg meent hij dat de in dit artikel gebruikte termen :
« opleidingscatalogus van de BRC » en « opleidingsaanbod van de BRC » zouden moeten worden gewijzigd om beter overeen te stemmen met de realiteit van de BRC, evenals met de termen van het kaderprotocol betreffende de BRC, dat de Brusselse Regering heeft aangenomen en dat de sociale gesprekspartners in het kader van het BESOC van 13 juli 2006 hebben goedgekeurd.
Artikel 1, 2°
De Raad vraagt dat de stagiaires of leerlingen van de organismen voor volwassenenopleiding, evenals van de kwalificerende opleidingsoperatoren, die onder een tariefafspraak met de BGDA en/of Bruxelles-Formation vallen, uitdrukkelijker als begunstigden van de CST zouden worden vermeld.
In verband met de in punt c) vermelde bekommernis om geen CST in hetzelfde geografisch gebied als dat van de BRC te vestigen, herhaalt de Raad dat de vestigingslogica van de BRC niet geografisch is, maar wel degelijk sectoraal (sleutelsectoren voor de werkgelegenheid van het Contract voor Economie en Tewerkstelling).
Volledig bijkomstig wijst de Raad erop dat het Beheerscomité van de BGDA de functie van Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming voor het grondgebied van het BHG vervult.
Artikel 1, 3°
Hoewel hij positief staat tegenover het idee dat er tussen de BRC en CST samenwerkingsverbanden kunnen bestaan, vraagt de Raad zich niettemin af of het haalbaar is om éénzelfde vereniging op te richten die BRC en CST verenigt.
In verband met de samenstelling van de permanente administratieve Taskforce meent de Raad men de kwalificerende tewerkstellingsoperatoren, die niet tot het onderwijs behoren, hierbij uitdrukkelijk zou moeten betrekken. Daarentegen is hij van oordeel dat men de BRC niet bij de opleidingsoperatoren moet betrekken (zie hierboven artikel 1, 1°).
De Raad meent dat het kadaster, dat zal worden opgemaakt, ook zal moeten worden verrijkt met de beschikbare middelen bij de kwalificerende opleidingsoperatoren, die onder een tariefafspraak met de BGDA en Bruxelles-Formation vallen.
Artikel 2.2°
De Raad verwijst hier naar zijn bemerking onder punt 3.3.1. van zijn advies van 21 september 2006 inzake het ontwerp van bijdrage van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan het Belgisch Nationaal Strategisch referentiekader (NSR) met het oog op de uitwerking van de operationele programma’s van de structuurfondsen voor de programmeringsperiode 2007- 2013.
De Raad is ook hier de mening toegedaan dat er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geschikte inplantingszones voor BRC en CST buiten de prioritaire zone bestaan.
Artikel 4
De Raad formuleert voor de BRC dezelfde opmerking als in artikel 1, 1° : indien het niet de taak van de BRC is om opleidingen te verstrekken, dan beschikken ze bijgevolg in hun midden niet over opleiders.
Artikel 5
De Raad wenst op de hoogte worden gehouden van de opportuniteiten inzake cofinanciering in het kader van het EFRO.
Artikel 7, 2°
De Raad formuleert dezelfde opmerking als in artikel 1, 3° over de haalbaarheid van een
« gezamenlijke vereniging » BRC/CST. Artikel 9, 4°
De Raad formuleert dezelfde bijkomstige opmerking als voor artikel 1, 2° betreffende het Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming voor het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
*
* *