INFORMATIENOTA OEO – D.D. 020.308
INFORMATIENOTA OEO – D.D. 020.308
Originele versie: | 30 april 2024 |
PREFERENTIËLE OORSPRONG:
VRIJHANDELSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN NIEUW-ZEELAND
Disclaimer: Deze informatienota is een publicatie van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen – Operationele Ondersteuning en Expertise – Douanewetgeving. Het doel van deze informatienota is om de bepalingen inzake preferentiële oorsprong te verduidelijken. Alleen de in het Publicatieblad van de Europese Unie (de gedrukte versie, of, sinds 1 juli 2013, de elektronische versie op de website EUR-LEX) gepubliceerde teksten gelden als authentieke teksten en hebben rechtsgevolgen. Naast de bronteksten op EUR-LEX, verwijzen we ook naar andere nuttige nationale of Europese websites. Indien u vaststelt dat een link niet meer werkt, kan u dit steeds melden via xx.xxx.xxxxxx@xxxxxx.xxx.xx
1/17
INHOUD
1.1. ALGEMENE VEREISTEN (artikel 3.2) 4
1.2. Cumulatie (artikel 3.3) 4
1.3. Volledig verkregen producten (artikel 3.4) 4
1.4. Productspecifieke oorsprongsregels (Bijlagen 3-A en 3-B) 5
1.5. Toleranties (artikel 3.5) 5
1.6. Ontoereikende productie (artikel 3.6) 6
1.7. Verpakkingsmateriaal en verpakkingsmiddelen voor verzending (artikel 3.8) 6
1.8. Verpakkingsmateriaal en verpakkingsmiddelen voor detailhandelsverkoop (artikel 3.9) 7
1.9. Gescheiden boekhouding (artikel 3.13) 7
1.10. niet-wijziging (artikel 3.15) 7
1.11. Drawback of vrijstelling van douanerechten 8
2.1. Verzoek om preferentiële tariefbehandeling (artikel 3.16) 8
2.2. Tijdstip verzoek om preferentiële tariefbehandeling na invoer (artikel 3.17) 8
2.3. Attest van oorsprong (artikel 3.18) 8
2.4. Model van de tekst van het attest van oorsprong (bijlage 3-C) 9
2.5. Geldigheid en afgifte achteraf 10
2.6. Attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke producten 10
2.7. Deelzendingen (artikel 3.18, lid 5) 12
2.8. Verschillen en vormfouten op het attest van oorsprong (artikel 3.19) 12
2.9. Aan de importeur bekende informatie - importer’s knowledge (artikel 3.20) 13
2.10. Bijhouden van gegevens (artikel 3.21) 13
2.11. Vrijstelling van bewijs van oorsprong (artikel 3.22) 14
2.12. Overgangsbepalingen voor doorvoer of opslag van producten (artikel.3.29) 14
3. PREFERENTIËLE OORSPRONGSCONTINGENTEN 15
4. CODES OP DE DOUANEAANGIFTE 16
5. BIJKOMENDE INFORMATIE EN CONTACT 17
5.1. Aanvullende informatiebronnen 17
Op 9 april 2024 verscheen in het Publicatieblad van de Europese Unie 2024/1062 het bericht dat de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland op 1 mei 2024 in werking zal treden.1
De onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst (hierna "de Overeenkomst" genoemd) tussen de Europese Unie (hierna "de EU" genoemd) en Nieuw-Zeeland zijn in juni 2018 begonnen. Op 30 juni 2022 hebben de EU en Nieuw-Zeeland de onderhandelingen afgerond. De overeenkomst werd door
beide partijen ondertekend op 9 juli 2023 2 en goedgekeurd door het Europees Parlement op 22 november 2023.
Op 25 maart 2024 deelde Nieuw-Zeeland de EU mee dat het de ratificatieprocedure voor de overeenkomst had voltooid. De definitieve tekst van de Overeenkomst werd vervolgens gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie nr. L 2024/866 van 25 maart 2024. 3
Daarnaast zou de overeenkomst nieuwe exportmogelijkheden voor EU-bedrijven moeten creëren door:
• de afschaffing van alle tarieven op EU-uitvoer naar Nieuw-Zeeland
• openstelling van de Nieuw-Zeelandse dienstenmarkt in belangrijke sectoren zoals financiële diensten, telecommunicatie, scheepvaart en koeriersdiensten
• betere toegang voor EU-bedrijven tot Nieuw-Zeelandse overheidsopdrachten voor goederen, diensten, werken en concessies voor werken;
• kleine bedrijven helpen meer te exporteren, met een hoofdstuk dat specifiek gericht is op kleine en middelgrote ondernemingen;
• een aanzienlijke vermindering van de nalevingseisen en procedures, zodat goederen sneller kunnen worden vervoerd;
• ...
Om in aanmerking te komen voor de afschaffing van invoerrechten moet worden voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 van de overeenkomst: "Oorsprongsregels en oorsprongsprocedures".
Dit hoofdstuk bevat enerzijds de gebruikelijke definities en oorsprongsregels die onder andere de begrippen "product van oorsprong", "voldoende productie", "tolerantie", "cumulatie", …bepalen. Anderzijds bevat het de oorsprongsprocedures, die bepalen welk soort bewijs van oorsprong van toepassing is, hoe het moet worden gebruikt, de geldigheidsduur, de controleprocedures, ….
Hoofdstuk 3 bevat ook volgende bijlagen:
• Bijlage 3-A: Aantekeningen bij de productspecifieke oorsprongsregels;
• Bijlage 3-B: productspecifieke oorsprongsgregels;
o Aanhangsel 3-B-1: oorsprongscontingenten en alternatieven voor de productspecifieke oorsprongsregels in bijlage 3-B;
• Bijlage 3-C: tekst van het attest van oorsprong
• Bijlage 3-D: Leveranciersverklaring zoals bedoeld in artikel 3.3, lid 4 (cumulatie van oorsprong);
• Bijlage 3-E: Gezamenlijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra
• Bijlage 3-F: Gezamenlijke verklaring betreffende de Republiek San Xxxxxx.
Deze informatienota heeft tot doel om de belangrijkste oorsprongsregels en -procedures uit hoofdstuk 3 en haar bijlagen toe te lichten.
1 PB L 2024/1062 van 9 april 2024
2 xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx/xx/xx_00_0000
3 PB L 2024/866 van 25 maart 2024
1.1. ALGEMENE VEREISTEN (ARTIKEL 3.2)
Voor de toepassing van de preferentiële tariefbehandeling, bepaalt artikel 3.2, lid 1 van de Overeenkomst dat een product als van oorsprong uit een Partij wordt beschouwd indien:
a) volledig in die Partij is verkregen in de zin van artikel 3.4 (Volledig verkregen producten);
b) in die Partij uitsluitend uit materialen van oorsprong is vervaardigd, of
c) in die Partij is vervaardigd en erin niet van oorsprong zijnde materialen zijn verwerkt voor zover het product voldoet aan de eisen van bijlage 3-B (Productspecifieke oorsprongsregels).
1.2. CUMULATIE (ARTIKEL 3.3)
De Overeenkomst voorziet in twee types van cumulatie:
⮚ Bilaterale cumulatie met enkel materialen van oorsprong uit één van beide Partijen. Een product van oorsprong uit één van de Partijen wordt beschouwd als van oorsprong uit de andere Partij indien het daar bewerkt wordt, mits ze in die partij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 3.6 van de Overeenkomst vermelde ontoereikende be- of verwerkingen.
⮚ Volledige cumulatie waarbij er niet enkel rekening wordt gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen, maar ook met de bewerkingen of verwerkingen, of de toegevoegde waarde in de Partijen. In tegenstelling tot andere vormen van cumulatie is het niet nodig dat de producten reeds van oorsprong zijn uit een Partij alvorens ze naar de andere Partij worden uitgevoerd voor verdere bewerking of verwerking. Volledige cumulatie is evenwel niet van toepassing wanneer de uitgevoerde be- of verwerkingen niet meer inhouden dan deze opgenomen in artikel 3.6 van de Overeenkomst.
Teneinde te kunnen aantonen welke be -of verwerkingen al hebben plaatsgevonden in kader van de volledige cumulatie, moet er gebruik worden gemaakt van een leveranciersverklaring voor de niet van oorsprong zijnde materialen die zijn be- of verwerkt. Zie hiervoor bijlage 3-D van de Overeenkomst voor het model van leveranciersverklaring dat kan worden gebruikt in kader van de informatieverstrekking tussen beide Partijen. Deze leveranciersverklaring kan worden opgemaakt per zending of voor meerdere zendingen van hetzelfde geleverde materiaal binnen een periode van één jaar. Naast een leveranciersverklaring kan ook gebruik gemaakt worden van een gelijkwaardig document met dezelfde informatie, waarin de niet van oorsprong zijnde materialen voldoende duidelijk zijn omschreven om deze te kunnen identificeren.
1.3. VOLLEDIG VERKREGEN PRODUCTEN (ARTIKEL 3.4)
Zoals vermeld in Titel 1.1 “Algemene vereisten” van deze Informatienota kan een product onder meer oorsprong verkrijgen indien het in één van de Partijen volledig is verkregen.
De volgende producten worden beschouwd als volledig in een partij verkregen:
a) een uit de bodem of zeebodem van een Partij ontgonnen of gewonnen minerale of van nature voorkomende stof;
b) een in een Partij geteelde of geoogste plant of groente;
c) een in een Partij geboren en opgekweekt xxxxxx xxxx;
d) een product afkomstig van in een Partij opgekweekt levend dier;
e) een product afkomstig van in een Partij geboren en opgekweekt geslacht dier;
f) een in een Partij, maar niet buiten de uiterste grenzen van de territoriale wateren van de Partij, door jacht of bevissing verkregen product;
g) een product afkomstig van aquacultuur in een Partij, indien aquatische organismen, met inbegrip van vis, weekdieren, schaaldieren, andere ongewervelde waterdieren en waterplanten, zijn geboren of opgekweekt uit uitgangsmateriaal zoals eieren, hom en kuit, visbroed, pootvis of larven, door ingrepen in het kweek- en groeiproces teneinde de productie te vergroten, zoals het uitzetten, voeren, of beschermen tegen predatoren;
h) een product van de zeevisserij en andere overeenkomstig het internationale recht buiten een territoriale zee door een vaartuig van een Partij uit de zee gewonnen producten;
i) een product dat, uitsluitend uit een in punt h) bedoeld product, aan boord van een fabrieksschip van een Partij is vervaardigd;
j) een product dat buiten een territoriale zee door een Partij of een persoon van een Partij uit de zeebodem of ondergrond is ontgonnen of gewonnen, op voorwaarde dat die Partij of die persoon van die Partij het recht heeft die zeebodem of ondergrond te bewerken overeenkomstig het internationale recht;
k) resten en afval afkomstig van in een Partij verrichte fabricagehandelingen;
l) een in een Partij verzameld gebruikt product dat alleen nog kan worden gebruikt voor de terugwinning van grondstoffen, met inbegrip van die grondstoffen, en
m) een product dat in een Partij uitsluitend uit de in de punten a) tot en met l) bedoelde producten is vervaardigd.
Onder “vaartuig van een Partij” respectievelijk “fabrieksschip van een Partij” in punten h) en i), wordt uitsluitend verstaan een vaartuig respectievelijk fabrieksschip dat:
a) in een lidstaat of in Nieuw-Zeeland is geregistreerd;
b) onder de vlag van een lidstaat of van Nieuw-Zeeland vaart, en
c) aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
i. het is voor ten minste 50 % eigendom van onderdanen van een lidstaat of van Nieuw-
Zeeland, of
ii. het is eigendom van één of meer rechtspersonen die ieder:
A) hun hoofdkantoor en hun belangrijkste economische activiteit in een lidstaat of in Nieuw-Zeeland hebben, en
B) voor ten minste 50 % eigendom zijn van publieke entiteiten of rechtspersonen van een lidstaat of van Nieuw-Zeeland.
1.4. PRODUCTSPECIFIEKE OORSPRONGSREGELS (BIJLAGEN 3-A EN 3-B)
De lijst van be- of verwerkingen die moeten worden toegepast om niet van oorsprong zijnde materialen oorsprong te verlenen, is opgenomen in bijlage 3-B van de Overeenkomst.
Xxxxxxx ook rekening te houden met de inleidende aantekeningen in bijlage 3-A van de Overeenkomst. Deze aantekeningen bevatten de algemene bepalingen om de productspecifieke regels uit bijlage 3-B te interpreteren en toe te passen.
Daarnaast bevat de Overeenkomst voor bepaalde producten alternatieve productspecifieke regels die binnen een jaarlijks oorsprongscontingent kunnen worden toegepast. Meer informatie hierover kan worden teruggevonden in hoofdstuk 3 van deze Informatienota.
1.5. TOLERANTIES (ARTIKEL 3.5)
Wanneer een product niet voldoet aan de productspecifieke regels in bijlage 3-B van de Overeenkomst doordat er niet van oorsprong zijnde materialen worden gebruikt, kan het alsnog van oorsprong uit een Partij worden beschouwd, op voorwaarde dat:
a) de waarde van de bij de productie van de betreffende producten gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen niet hoger is dan 10 % van de prijs af fabriek van die producten, met uitzondering van de onder de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63 ingedeelde producten;
b) de toleranties gelden die zijn vastgesteld in de aantekeningen 7 en 8 van bijlage 3-A voor de onder de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63 ingedeelde producten.
De toleranties kunnen niet worden toegepast indien:
a) de waarde of het gewicht van de bij de productie van een product gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen hoger is dan een van de in bijlage 3-B voorgeschreven percentages voor de maximumwaarde of het maximumgewicht van niet van oorsprong zijnde materialen;
b) de producten volledig zijn verkregen in een Partij in de zin van artikel 3.4, tenzij een bepaalde productspecifieke regel in bijlage 3-B vereist dat de bij de productie van een product gebruikte materialen volledig zijn verkregen in een Partij.
1.6. ONTOEREIKENDE PRODUCTIE (ARTIKEL 3.6)
Niettegenstaande de algemene vereisten om oorsprong te verkrijgen (zie Titel 1.1 van deze Informatienota), wordt een product niet als van oorsprong uit een Partij beschouwd indien de productie van dat product in die Partij slechts bestaat in een of meer van de volgende behandelingen ten aanzien van niet van oorsprong zijnde materialen:
a) conserveerbehandelingen zoals drogen, invriezen, pekelen en andere soortgelijke behandelingen die uitsluitend bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat blijven 4;
b) het splitsen of samenvoegen van verpakkingen;
c) het wassen of schoonmaken, het stofvrij maken of het verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d) het strijken of persen van textielstoffen en textielwaren;
e) het eenvoudig schilderen en polijsten;
f) het ontvliezen of doppen en geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst; het polijsten en glanzen van granen en rijst;
g) het kleuren of aromatiseren van suiker of vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;
h) het pellen, ontpitten of schillen van vruchten, noten of groenten;
i) het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;
j) het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k) het eenvoudig verpakken in flessen, blikken, flacons, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakkingen;
l) het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op het product zelf of op zijn verpakking;
m) het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker en andere stoffen;
n) het eenvoudig toevoegen van water of het verdunnen met water of een andere stof die de kenmerken van de producten niet wezenlijk wijzigt, of het drogen of denatureren van het product;
o) het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van het product in onderdelen, of
p) het slachten van dieren.
Voor de toepassing van punten a) tot en met p) worden behandelingen als eenvoudig beschouwd wanneer voor het uitvoeren daarvan geen bijzondere vaardigheden noch speciaal daarvoor gemaakte of geïnstalleerde machines, toestellen of uitrustingsstukken nodig zijn.
1.7. VERPAKKINGSMATERIAAL EN VERPAKKINGSMIDDELEN VOOR VERZENDING (ARTIKEL 3.8)
Bij de bepaling van de oorsprongsstatus van een product wordt geen rekening gehouden met het verpakkingsmateriaal en de verpakkingsmiddelen voor verzending die worden gebruikt ter bescherming van een product tijdens het vervoer.
4 In de context van punt a) worden conserveerbehandelingen zoals koelen, invriezen en verluchten als ontoereikend beschouwd, maar worden behandelingen als inleggen, drogen of roken die bedoeld zijn om het product bijzondere of andere kenmerken te verlenen, niet als ontoereikend beschouwd.
VERPAKKINGSMATERIAAL EN VERPAKKINGSMIDDELEN VOOR
1.8.
DETAILHANDELSVERKOOP (ARTIKEL 3.9)
Verpakkingsmateriaal en verpakkingsmiddelen waarin het product is verpakt voor detailhandelsverkoop worden, indien zij samen met het product zijn ingedeeld, bij het bepalen van de oorsprong van het product buiten beschouwing gelaten.
Deze regel geldt niet indien voor het product een maximumwaarde van niet van oorsprong zijnde materialen als vastgesteld in bijlage 3-B (productspecifieke oorsprongsregels) geldt. Er moet in dat geval wel rekening worden gehouden met de kosten van niet van oorsprong zijnde verpakkingsmaterialen- en middelen voor zover dat verpakkingsmateriaal en die verpakkingsmiddelen bij het product worden ingedeeld.
1.9. GESCHEIDEN BOEKHOUDING (ARTIKEL 3.13)
In principe moeten “onderling vervangbare materialen” of “onderling vervangbare producten” apart worden opgeslagen, indien zij niet dezelfde oorsprong hebben.
Met “onderling vervangbare materialen” of “onderling vervangbare producten” wordt verstaan: materialen of producten van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysieke kenmerken, die ten behoeve van het bepalen van de oorsprong niet van elkaar te onderscheiden zijn.
Artikel 3.13, lid 3 van de Overeenkomst staat echter toe dat de methode van gescheiden boekhouding kan worden toegepast wanneer van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare materialen bij de productie van een product worden gebruikt. Door de methode van gescheiden boekhouding te gebruiken hoeven de materialen tijdens de opslag niet fysiek te worden gescheiden.
Verder voorziet artikel 3.13, lid 4 van de Overeenkomst dat van oorsprong en niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare producten die zijn ingedeeld bij:
• hoofdstukken 10, 15, 27, 28, 29,
• posten 32.01 tot en met 32.07, of
• posten 39.01 tot en met 39.14;
van het Geharmoniseerd Systeem, samen in een Partij worden opgeslagen alvorens te worden geëxporteerd naar de andere Partij zonder fysiek te zijn gescheiden, op voorwaarde dat de methode van gescheiden boekhouding wordt gebruikt.
1.10. NIET-WIJZIGING (ARTIKEL 3.15)
Een product van oorsprong dat wordt aangegeven voor binnenlands gebruik in het land van invoer, mag in een land dat geen deel uitmaakt van de overeenkomst op geen enkele manier zijn gewijzigd of getransformeerd of enige andere behandeling hebben ondergaan. Enkel de volgende behandelingen zijn toegestaan:
⮚ behandelingen die noodzakelijk zijn om de goede staat te bewaren;
⮚ behandelingen die bestaan uit het toevoegen/aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of andere documentatie teneinde te waarborgen dat aan de specifieke interne vereisten van de partij van invoer wordt voldaan, voordat zij tot verbruik worden aangegeven.
Een product mag in een derde land worden opgeslagen of tentoongesteld op voorwaarde dat het in dat derde land onder douanetoezicht blijft.
Zendingen kunnen in een derde land worden gesplitst wanneer dit door de exporteur zelf of onder zijn verantwoordelijkheid gebeurt en op voorwaarde dat de zendingen in dat derde land onder douanetoezicht blijven.
Bij twijfel of aan de hierboven vermelde voorwaarden werd voldaan kan de douane aan de importeur verzoeken om te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet. Het bewijs kan met alle middelen worden geleverd, waaronder:
⮚ vervoersovereenkomsten zoals cognossementen; of
⮚ feitelijk/concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli; of
⮚ ander bewijsmateriaal betreffende het product zelf.
1.11. DRAWBACK OF VRIJSTELLING VAN DOUANERECHTEN
In kader van de Overeenkomst tussen de EU en Nieuw-Zeeland geldt er geen drawback-verbod. Als er dus bij de vervaardiging van een product in de EU gebruik wordt gemaakt van materialen die niet van oorsprong zijn, komen deze materialen in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van de douanerechten wanneer deze producten de EU-preferentiële oorsprong hebben verkregen en onder preferenties worden ingevoerd in Nieuw-Zeeland. Dit is voornamelijk van toepassing voor operatoren die in de EU producten bewerken of verwerken onder actieve veredeling en waarbij het eindproduct door die bewerking of verwerking de EU-preferentiële oorsprong verkrijgt.
2.1. VERZOEK OM PREFERENTIËLE TARIEFBEHANDELING (ARTIKEL 3.16)
De importeur in de partij van invoer dient de aanvraag van de preferentiële tariefbehandeling in bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer. Hij is tevens verantwoordelijk voor de juistheid van deze aanvraag en hij moet nagaan of de producten waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoen aan de oorsprongsbepalingen uit de Overeenkomst.
Het verzoek om preferentiële tariefbehandeling wordt gedaan op basis van ofwel:
⮚ een door de exporteur opgesteld attest van oorsprong waaruit blijkt dat het product van oorsprong is, of
⮚ de aan de importeur bekende informatie dat het product van oorsprong is (= ‘importer’s knowledge’)
Indien de preferentiële tariefbehandeling wordt gevraagd op basis van een attest van oorsprong, dan moet de importeur dit attest bijhouden en een kopie ervan voorleggen aan de douane wanneer zij daarom vragen.
2.2. TIJDSTIP VERZOEK OM PREFERENTIËLE TARIEFBEHANDELING NA INVOER (ARTIKEL 3.17)
In principe wordt het verzoek om preferentiële tariefbehandeling gedaan op het moment van de invoer van de producten.
Indien de importeur bij de invoer geen preferentiële tariefbehandeling heeft gevraagd, hoewel de producten voor een preferentiële tariefbehandeling in aanmerking hadden kunnen komen, kan de bevoegde douaneautoriteit van de Partij van invoer een preferentiële tariefbehandeling toekennen en de te veel betaalde douanerechten terugbetalen of kwijtschelden. Hiervoor moet de importeur een terugbetalingsverzoek indienen en dit binnen een termijn van ten hoogste 3 jaar vanaf de datum van invoer.
Het terugbetalingsverzoek waarbij preferenties worden gevraagd gebeurt steeds op basis van een geldig attest van oorsprong of op basis van voldoende bewijsvoering bij importer’s knowledge
2.3. ATTEST VAN OORSPRONG (ARTIKEL 3.18)
Een attest van oorsprong kan worden afgegeven door een exporteur op basis van informatie en documentatie die aantonen dat het desbetreffende product van oorsprong is, inclusief de oorsprongsstatus van de materialen die werden gebruikt tijdens de productie ervan mocht dit van
toepassing zijn. De exporteur is verantwoordelijk voor de juistheid van het attest van oorsprong en de informatie die erop wordt vermeld.
Het attest van oorsprong kan betrekking hebben op een enkele zending van een of meer producten van of op meerdere zendingen van identieke producten die in de loop van een termijn van ten hoogste twaalf maanden in een Partij worden ingevoerd.
Export van de EU naar Nieuw-Zeeland:
⮚ Voor zendingen met producten van oorsprong met een waarde die hoger is dan 6.000 EUR de exporteurs die zich hebben laten registreren als geregistreerde exporteur overeenkomstig de bepalingen van artikel 68 van de uitvoeringsverordening bij het Douanewetboek (2015/2447). Vanaf het moment dat zij geregistreerd zijn in het REX systeem van de Europese Unie mogen zij oorsprongsattesten opstellen bij uitvoer van producten van de EU naar Nieuw-Zeeland;
⮚ Voor zendingen met producten van oorsprong een waarde van niet meer dan 6.000 EUR kan de EU-exporteur een attest van oorsprong opstellen zonder dat hij over een REX-nummer moet beschikken.
Operatoren uit de Europese Unie die reeds zijn geregistreerd in het REX-systeem van de Commissie in kader van eerdere preferentiële regelingen, kunnen het aan hen toegewezen REX- nummer blijven gebruiken. Er moet dus geen uitbreiding van het gebruik van dit nummer worden gevraagd.
Operatoren die nog niet over een REX-nummer beschikken kunnen dit vanaf 25 januari 2021 aanvragen via de EU Customs Trader Portal van DG TAXUD. Via dit portaal kunnen bedrijven zich registreren en hun registratie raadplegen. Meer informatie over de registratieprocedure kan u hier terugvinden: xxxxx://xxxxxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxx_xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxx-xx-xxxxxxxxxxxxxxxx#x0
Export van Nieuw-Zeeland naar de EU:
⮚ Nieuw-Zeelandse exporteurs moeten beschikken over een Customs Client Code bestaande uit 8 cijfers en een letter uit het alfabet (bv. 12345678A). Er is geen online database beschikbaar om de Customs Client Code te controleren. Het nummer moet verplicht worden vermeld op het attest van oorsprong bij zendingen van meer dan 1.000 NZD (Nieuw-Zeelandse dollar).
Te gebruiken documenten voor het attest van oorsprong:
Het attest van oorsprong moet worden geplaatst op een factuur of op een ander handelsdocument waarop de producten van oorsprong voldoende zijn omschreven om als dusdanig te kunnen worden geïdentificeerd. Wanneer een factuur of ander document zowel producten omvat die zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijn, moet dit duidelijk worden aangegeven. De verantwoordelijk hiervoor ligt bij de exporteur.
Hoewel het attest van oorsprong door de exporteur moet worden opgesteld en de exporteur verantwoordelijk is voor het verstrekken van voldoende gegevens om het product van oorsprong te identificeren, is er geen vereiste met betrekking tot de identiteit of de plaats van vestiging van de persoon die de factuur of enig ander document afgeeft, indien de exporteur aan de hand van dat document duidelijk kan worden geïdentificeerd. Dergelijke documenten zullen echter steeds strenger worden gecontroleerd.
De douaneautoriteiten van de Partij van invoer zullen geen vertaling van het attest van oorsprong eisen.
2.4. MODEL VAN DE TEKST VAN HET ATTEST VAN OORSPRONG (BIJLAGE 3- C)
Het attest van oorsprong wordt opgesteld in één van de taalversies van het model uit de bijlage 3-C: tekst van het attest van oorsprong’. Indien het attest van oorsprong met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren. Het attest van oorsprong moet in overeenstemming met de voetnoten worden opgesteld. De voetnoten mogen niet worden gekopieerd.
Nederlandse versie:
"[Voor meerdere zendingen]: Periode van tot (1)
De exporteur van de producten waarop dit document van toepassing is (referentienr. exporteur … (2)), verklaart dat, tenzij indien uitdrukkelijk anders vermeld, de producten van preferentiële oorsprong uit …
(3) zijn.
……………………………………………………………………………………………………… (4)
(Plaats en datum)
……………………………………………………………………………………………………… (Naam van de exporteur)
(1) Indien het attest van oorsprong wordt opgesteld voor meerdere zendingen van dezelfde producten als bedoeld in artikel 3.18 (Attest van oorsprong), lid 4, punt b): de periode gedurende welke het attest van oorsprong van toepassing is. Die periode mag niet meer dan twaalf maanden bedragen. Alle producten moeten binnen de aangegeven periode worden ingevoerd. Dit veld mag leeg blijven indien een dergelijke periode niet van toepassing is.
(2) Vermeld het referentienummer aan de hand waarvan de exporteur kan worden geïdentificeerd. Voor de exporteurs van de Unie is dit het overeenkomstig de wetgeving van de Unie toegewezen nummer. Voor de exporteur in Nieuw-Zeeland is dit de klantcode van de douane. Wanneer de exporteur geen nummer heeft, mag het veld leeg blijven.
(3) Vermeld de oorsprong van het product: “Nieuw-Zeeland” of “de Europese Unie”.
(4) Plaats en datum kunnen achterwege blijven indien de informatie op het document met het attest van oorsprong is aangegeven.".
2.5. GELDIGHEID EN AFGIFTE ACHTERAF
Het attest van oorsprong kan voor, tijdens of na de uitvoer van de betrokken producten worden afgegeven. Het is 12 maanden geldig vanaf de datum van afgifte en moet binnen deze periode worden gebruikt.
Zoals vermeld in titel 2.2 van deze Informatienota kan een attest van oorsprong ook achteraf worden afgegeven en ingediend indien de importeur bij de invoer geen preferentiële tariefbehandeling heeft aangevraagd en zolang de producten op moment van de invoer voor preferentiële tariefbehandeling in aanmerking hadden kunnen komen. Er moet dan binnen de drie jaar vanaf de datum van invoer een terugbetalingsdossier worden ingediend waarbij een geldig attest van oorsprong moet worden voorgelegd.
Let wel, indien het attest van oorsprong achteraf wordt opgesteld, dan moet de effectieve datum van opstellen worden vermeld. Als een attest van oorsprong zou worden geplaatst op een factuur dat eerder werd opgesteld en het werd niet apart gedateerd, dan kan de douane enkel rekening houden met de factuurdatum. Rekening houdende met de geldigheidsperiode van 12 maanden bij invoer in de EU, bestaat de kans dat het attest van oorsprong ongeldig is als de factuurdatum ouder dan 12 maanden is.
2.6. ATTEST VAN OORSPRONG VOOR MEERDERE ZENDINGEN VAN IDENTIEKE PRODUCTEN
De Overeenkomst voorziet dat een attest van oorsprong ook kan worden gebruikt voor meerdere zendingen van identieke producten en dit binnen een termijn van maximum twaalf maanden.
Met identieke producten worden producten bedoeld die in alle opzichten overeenkomen met de producten die in de productomschrijving zijn beschreven en die hun oorsprong onder dezelfde omstandigheden hebben verkregen.
Dit heeft als voordeel dat exporteurs slechts één attest van oorsprong moeten opstellen voor al deze zendingen van identieke producten binnen de op het attest bepaalde termijn.
In de praktijk moet het attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke producten worden geplaatst op de factuur of op een ander handelsdocument met betrekking tot de eerste zending van de identieke producten. Voor de latere zendingen moeten er geen nieuwe oorsprongsattesten worden opgesteld tot de termijn is verlopen. De importeur moet steeds het initiële attest van oorsprong kunnen voorleggen. In vak 44 van de invoeraangifte (gegevenselement 12 03 001 000) moet voor de eerste en alle daaropvolgende zendingen de code ‘U121’ worden ingegeven, samen met de referentie van het document waarop het oorsprongsattest is geplaatst (zie ook Hoofdstuk 4 van deze Informatienota).
Het attest van oorsprong voor meerdere zendingen gebruikt hetzelfde model als het oorsprongsattest voor een enkele zending. Het belangrijkste verschil is dat de termijn bovenaan het attest moet worden ingevuld. De datum moet steeds dag, maand en jaartal vermelden. Het attest zal dan drie datums bevatten:
1. de datum waarop het werd opgesteld door de exporteur;
2. de datum waarop de termijn begint (= startdatum); en
3. de datum waarop de termijn eindigt en xxxxxxx niet later mag zijn dan 12 maanden vanaf de startdatum (= einddatum).
Het oorsprongsattest voor meerdere zendingen van identieke producten mag dan worden gebruikt als basis om preferentiële tariefbehandeling te vragen voor de invoeraangiftes die binnen deze periode werden ingediend. (zie ook voetnoot 1 van bijlage 3-C).
Een exporteur in de EU hoeft niet geregistreerd te zijn om een attest van oorsprong voor meerdere zendingen op te stellen wanneer elke zending afzonderlijk – waarop het attest van oorsprong betrekking heeft – niet meer dan 6.000 EUR bedraagt. Dit is ongeacht de totale waarde van alle zendingen samen in de periode waarop het attest van oorsprong betrekking heeft. Van zodra de waarde van één zending evenwel meer dan 6.000 EUR bedraagt, dient hiervoor ofwel een nieuw attest voor de zending afzonderlijk te worden opgesteld, of er moet een nieuw attest voor meerdere zendingen van identieke producten worden afgegeven. Om bovenstaande problemen te vermijden, adviseren we om steeds een REX-nummer te vermelden.
Een attest van oorsprong voor meerdere zendingen moet door de exporteur worden ingetrokken als niet langer aan de voorwaarden voor het gebruik ervan wordt voldaan. De intrekking moet samen met het oorspronkelijke attest van oorsprong voor meerdere zendingen worden geregistreerd. Wanneer de intrekking geregistreerd is, moet een nieuw attest van oorsprong worden opgesteld indien de geleverde producten opnieuw producten van oorsprong zijn.
Een attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke producten kan achteraf worden opgesteld en worden ingediend, afhankelijk van het feit of de importeur reeds een verzoek om preferentiële tariefbehandeling heeft ingediend.
Scenario 1:
Er werd reeds een verzoek om preferentiële tariefbehandeling ingediend voor één of meerdere zendingen van identieke producten zonder dat een attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke producten bestond op dat moment.
Voor deze zendingen kan er geen attest voor meerdere zendingen van identieke producten worden opgesteld. Er wordt dan immers een situatie gecreëerd waarbij er geen attest van oorsprong bestond op moment van het verzoek om preferentiële tariefbehandeling. Het attest kan niet met terugwerkende kracht worden toegepast wanneer er al een verzoek werd ingediend. Met andere woorden, het attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke producten heeft geen retroactieve werking.
Voorbeeld:
Een Nieuw-Zeelandse exporteur begint op 1 mei 2024 met de uitvoer van zendingen van identieke producten naar zijn EU-klant, maar heeft hiervoor nog geen attest van oorsprong voor meerdere zendingen opgesteld. De EU-importeur klaart deze zendingen direct in en vraagt eveneens direct de preferentiële tariefbehandeling. Uiteindelijk stelt de Nieuw-Zeelands exporteur pas op 1 augustus 2024 een attest van oorsprong op met als begindatum 1 mei 2024 en als einddatum 30 april 2025. Dit attest kan niet gebruikt worden voor de eerdere zendingen waarvoor reeds preferenties werden gevraagd. Het kan echter wel worden gebruikt voor de identieke zendingen die nadien worden ingevoerd.
Scenario 2:
Er werden verschillende zendingen van identieke producten ingevoerd zonder dat de preferentiële tariefbehandeling werd gevraagd.. In dat geval kan er wel nog een attest van oorsprong voor meerdere zendingen achteraf worden opgesteld om de preferenties te vragen voor deze eerdere zendingen. Afhankelijk van de termijn die wordt ingevuld, kan het attest ook worden gebruikt voor toekomstige zendingen van identieke producten zolang de maximale termijn van 12 maanden niet wordt overschreden.
De datum van opstellen moet verwijzen naar een datum vóór of op het moment waarop het verzoek om terugbetaling en dus ook het eerste verzoek om preferentiële tariefbehandeling wordt ingediend.
De begindatum moet verwijzen naar de datum van de eerste zending die (zonder preferentie) met werd ingevoerd of naar een eerder tijdstip, bijvoorbeeld het tijdstip van uitvoer.
De einddatum kan verwijzen naar een zending die al zonder is ingevoerd zonder gebruik te hebben gemaakt van preferenties of naar een toekomstige zending van identieke producten die die nog zal worden ingevoerd na de datum van opstellen van het oorsprongsattest. In ieder geval moeten alle invoeren die onder de regeling zullen vallen, plaatsvinden binnen de aangegeven periode.
Voorbeeld: Een EU-importeur voert in de periode mei, juni en juli 2024 chemische producten in zonder dat er preferenties werden gevraagd. De eerste zending werd ingevoerd op 20 mei. De Nieuw- Zeelandse exporteur stelt op 1 september 2024 een attest van oorsprong voor meerdere zendingen op met als startdatum de datum van invoer in de EU. Aangezien er nog zendingen gepland zijn, geeft hij als einddatum 19 mei 2025 op. De EU-importeur kan op basis van dit attest vanaf 1 september 2024 een terugbetalingsdossier opstarten en de preferenties vragen voor de zendingen die sinds 20 mei 2024 werden ingevoerd Hij kan datzelfde attest eveneens gebruiken voor de toekomstige zendingen van identieke producten tot en met 19 mei 2025.
2.7. DEELZENDINGEN (ARTIKEL 3.18, LID 5):
Een importeur kan verzoeken dat één afzonderlijk attest van oorsprong meerdere zendingen dekt onder volgende voorwaarden:
a) Het moet gaan om gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, onder a), van het Geharmoniseerd Systeem; en
b) Ze moeten vallen onder de afdelingen XV of XXI van het Geharmoniseerd Systeem; en
c) Ze moeten in deelzendingen worden ingevoerd.
2.8. VERSCHILLEN EN VORMFOUTEN OP HET ATTEST VAN OORSPRONG (ARTIKEL 3.19)
Kleine verschillen tussen de gegevens op het attest van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het attest niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op een attest van oorsprong leiden niet tot weigering van het document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
2.9. AAN DE IMPORTEUR BEKENDE INFORMATIE - IMPORTER’S KNOWLEDGE (ARTIKEL 3.20)
Net zoals bij de Economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan en de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, past de Overeenkomst tussen de EU en Nieuw-Zeeland het principe van importer’s knowledge toe als een manier om de preferentiële tariefbehandeling aan te vragen.
Het concept van importer’s knowledge is gebaseerd op de commerciële relatie tussen de exporteur en de importeur. Een importeur die ervan gebruik wil maken moet van de exporteur de nodige informatie en documentatie aangaande de oorsprong van het product bekomen. Wanneer de importeur in de Partij van invoer de tariefpreferentie aanvraagt moet hij op basis van die informatie kunnen bewijzen dat de ingevoerde producten van oorsprong zijn.
De bij te houden informatie heeft voornamelijk betrekking op de oorsprongscriteria:
⮚ als het oorsprongscriterium werd gebaseerd op een specifiek productieprocedé, een specifieke beschrijving van dat procedé;
⮚ als het oorsprongscriterium „volledig verkregen” was, de toepasselijke categorie (zoals oogst, ontginning, bevissing en plaats van productie);
⮚ als het oorsprongscriterium werd gebaseerd op een waardemethode, de waarde van het product alsmede de waarde van alle bij de productie gebruikte niet van oorsprong zijnde of, waar nodig om de naleving van de voorwaarde met betrekking tot waarde vast te stellen, van oorsprong zijnde materialen;
⮚ als het oorsprongscriterium werd gebaseerd op gewicht, het gewicht van het product alsmede het gewicht van de desbetreffende in het product verwerkte niet van oorsprong zijnde of, waar nodig om de naleving van de voorwaarde met betrekking tot gewicht vast te stellen, van oorsprong zijnde materialen;
⮚ als het oorsprongscriterium werd gebaseerd op een wijziging in tariefindeling, een lijst van alle niet van oorsprong zijnde materialen, met inbegrip van het tariefindelingsnummer ervan krachtens het geharmoniseerd systeem (in twee, vier of zes cijfers, afhankelijk van de oorsprong).
Mocht de importeur in de Partij van invoer vaststellen dat hij, vóórdat hij het verzoek om preferentiële tariefbehandeling heeft ingediend, niet over de nodige informatie zal kunnen beschikken, dan mag de exporteur in de Partij van uitvoer alsnog een attest van oorsprong opstellen en aan de importeur bezorgen. Deze paragraaf kan o.a. van toepassing zijn in de gevallen waarin de exporteur van mening is dat bepaalde informatie vertrouwelijk is. Het is als importeur dus belangrijk om dit op voorhand af te stemmen met de exporteur.
Het is belangrijk om te benadrukken dat een importeur over volledige en correcte informatie en documentatie beschikt voor de desbetreffende producten indien hij gebruik wenst te maken van importer’s knowledge. Het is bv. niet voldoende om over een soort van verklaring te beschikken waarin de exporteur zegt dat de producten van oorsprong zijn volgens een bepaald criterium. Dan kon er even goed een attest van oorsprong worden opgesteld. Het moet gaan over bewijsvoering die het oorsprongscriterium afdoende aantoont.
Indien een importeur bij invoer nog geen preferenties had gevraagd voor de producten van oorsprong, kan hij binnen een termijn van ten hoogste drie jaar vanaf de datum van invoer alsnog een terugbetalingsverzoek indienen op basis van importer’s knowledge.
Een importeur die gebruik wil maken van importer’s knowledge hoeft niet te beschikken over een REX- nummer.
2.10. BIJHOUDEN VAN GEGEVENS (ARTIKEL 3.21)
De importeur die de preferentiële tariefbehandeling verzoekt voor de invoer van producten van oorsprong moet voor ten minste drie jaar na de datum van invoer volgende informatie bewaren:
⮚ het attest van oorsprong indien dit wordt gebruikt om de preferentiële tariefbehandeling te vragen; of
⮚ alle gegevens die de oorsprong kunnen aantonen indien er gebruik wordt gemaakt van importer’s knowledge.
De exporteur die het attest van oorsprong opstelt moet ten minste vier jaar een kopie van dat attest bewaren, samen met alle gegevens die aantonen dat de producten van oorsprong zijn. De bewaartermijn van het attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke goederen begint te lopen vanaf het einde van de opgegeven geldigheidsperiode.
Alle gegevens kunnen op elektronische wijze worden bewaard.
2.11. VRIJSTELLING VAN BEWIJS VAN OORSPRONG (ARTIKEL 3.22)
Een bewijs van oorsprong is niet vereist voor producten die in een klein pakket door een particulier naar een andere particulier worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van een reiziger, op voorwaarde dat deze producten voldoen aan de voorwaarden van Hoofdstuk 3 van de Overeenkomst en zolang de douaneautoriteiten van de partij van invoer geen twijfels hebben over de juistheid van de ingediende verklaring.
Deze vrijstelling is niet van toepassing op:
a) producten die als handelsgoederen worden ingevoerd, behalve bij invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin, indien uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat de invoer geen commercieel doel heeft;
b) producten waarvan de invoer deel uitmaakt van een reeks invoertransacties waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij afzonderlijk zijn verricht om de vereisten van artikel 3.16 van de Overeenkomst (Verzoek om preferentiële tariefbehandeling) te ontwijken.
De waarde van de producten mag niet meer bedragen dan:
a) voor de Unie:
500 EUR in geval van in kleine pakketten verzonden producten of 1 200 EUR in geval van producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers;
b) voor Nieuw-Zeeland:
1 000 NZD zowel in geval van in kleine pakketten verzonden producten als in geval van producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
2.12. OVERGANGSBEPALINGEN VOOR DOORVOER OF OPSLAG VAN PRODUCTEN (ARTIKEL.3.29)
Een verzoek voor preferentiële tariefbehandeling kan worden ingediend voor producten die aan de bepalingen van de Overeenkomst voldoen en die op datum van de inwerkingtreding op 1 mei 2024 van de Overeenkomst in de Partijen in doorvoer zijn of zich bevinden in tijdelijke opslag of in een douane- entrepot in de EU of in Nieuw-Zeeland. Het verzoek moet binnen de twaalf maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden ingediend bij de douaneautoriteiten van de Partij van invoer (zie artikel 3.29 van de Overeenkomst).
In de praktijk kan dit worden aangevraagd door het attest van oorsprong te plaatsen op de originele factuur of op een ander handelsdocument zoals bijvoorbeeld de verzendnota of pakbon, of op een kopie van één van deze documenten.
Het attest van oorsprong kan maar ten vroegste gedateerd worden op 1 mei 2024. Verder moet het verzoek om preferentiële tariefbehandeling binnen twaalf maanden vanaf de inwerkingtreding worden ingediend. Elk verzoek na die periode zal worden geweigerd, zelfs al zou het attest van oorsprong technisch gezien nog geldig zijn.
Vb.: Wol uit Nieuw-Zeeland bevond op 1 mei 2024 reeds in douane-entrepot. De importeur krijgt op 1 december 2024 uiteindelijk een attest van oorsprong van de Nieuw-Zeelandse exporteur. Hij vergeet dit echter en dient zijn verzoek pas in op 1 juni 2025. Hoewel het attest van oorsprong technisch gezien nog geldig is (twaalf maanden), kan het niet meer worden aanvaard aangezien de overgangstermijn is verstreken.
3. PREFERENTIËLE OORSPRONGSCONTINGENTEN
Naast de productspecifieke oorsprongsregels in bijlage 3-B bevat de Overeenkomst voor sommige productcategorieën ook oorsprongscontingenten en daarbij horende alternatieven voor de productspecifieke oorsprongsregels. Deze zijn opgenomen in aanhangsel 3-B-1 van de Overeenkomst.
Dit wil zeggen dat voor de in aanhangsel 3-B-1 genoemde producten alternatieve productspecifieke regels kunnen worden toegepast binnen de grenzen van een oorsprongscontingent dat jaarlijks wordt toegekend.
De contingenten die worden vermeld in aanhangsel 3-B-1 hebben betrekking op bepaalde textielproducten en kledingartikelen, en op bepaalde vis en visserijproducten die worden uitgevoerd vanuit Nieuw-Zeeland naar de Europese Unie. De oorsprongscontingenten worden toegekend op basis van het principe “wie het eerst komt, het eerst maalt”. De Europese Commissie berekent op basis van de invoer in de Unie de waarde of hoeveelheid van de producten die in het kader van die oorsprongscontingenten zijn binnengekomen.
Bepaalde textielproducten en kledingartikelen
De productspecifieke regels in bijlage 3-B van de Overeenkomst stellen dat producten die zijn ingedeeld onder GS-code 5903 (weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, andere dan die bedoeld bij post 5902), enkel oorsprong kunnen verkrijgen indien zij de volgende bewerkingen of verwerkingen ondergaan:
- Weven of breien gecombineerd met impregneren, bekleden, bedekken, lamineren of metalliseren;
- Weven of breien gecombineerd met bedrukken;- of
- Bedrukken (als zelfstandige bewerking).
Aanhangsel 3-B-1 bevat echter een alternatieve regel volgens welke binnen de limieten van het jaarlijks oorsprongscontingent de oorsprong voor GS-post 5903 ook kan worden verkregen bij een verandering van tariefpost of "VP" (= wijziging van tariefindeling op vier cijfers). Dit betekent dat het product moet worden vervaardigd uit niet van oorsprong zijnde materialen van een andere post dan die van het product.
Verder voorziet Aanhangsel 3-B-1, binnen het jaarlijks oorsprongscontingent, eveneens een alternatieve regel voor producten die zijn ingedeeld onder de GS-Hoofdstukken 61 en 62, met name een verandering van hoofdstuk, of “VH”. Dit houdt een verandering van tariefindeling op hoofdstukniveau in voor de gebruikte niet-van oorsprong zijnde materialen/onderdelen bij de productie (= wijziging op twee cijfers). Deze alternatieve regel verschilt van de normale productspecifieke regels voor textielproducten van hoofdstukken 61 en 62 die steeds in een minimum van twee bewerkingen voorzien om oorsprong te verkrijgen, ook gekend als het criterium van de dubbele transformatie.
Een EU-operator die gebruik wenst te maken van deze oorsprongscontingenten moet een attest van oorsprong conform Bijlage 3-C van de Overeenkomst kunnen voorleggen die ook de volgende verklaring bevat:
NL-versie: “Oorsprongscontingenten – Product van oorsprong in overeenstemming met aanhangsel 3- B-1”
EN-versie: "Origin quotas – Product originating in accordance with Appendix 3-B-1” Vis en visserijproducten
Bijlage 3-B van de Overeenkomst bepaalt dat vis en visserijproducten ingedeeld onder GS-tariefposten
03.01 – 03.09 in principe oorsprong verkrijgen op basis van volgende productspecifieke regel:
“Productie waarbij alle gebruikte materialen uit Hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen”
De producten van onderverdelingen 0303.54, 0303.55, 0303.66, 0303.68, 0303.69, 0303.89, en 0307.43 kunnen binnen de limieten van de jaarlijkse oorsprongscontingenten ook oorsprong verkrijgen door middel van de alternatieve productspecifieke regel “vangen en invriezen”. De productie moet evenwel steeds verder gaan dan de ontoereikende bewerkingen of verwerkingen zoals voorzien in artikel 3.6 van de Overeenkomst.
Een EU-operator die gebruik wenst te maken van deze oorsprongscontingenten moet een attest van oorsprong conform Bijlage 3-C van de Overeenkomst kunnen voorleggen en moet tevens de volgende verklaring bevatten:
NL-versie: “Oorsprongscontingenten – Product van oorsprong in overeenstemming met aanhangsel 3- B-1, gevangen door het buitenlandse gecharterde vaartuig [naam van het vaartuig] in de exclusieve economische zone van Nieuw-Zeeland onder visdocument [nummer van het document]”.
EN-versie: "Origin quotas – Product originating in accordance with Appendix 3-B-1, caught by the foreign chartered vessel [name of vessel] in the exclusive economic zone of New Zealand under fishing permit number [permit number]".
Opgelet. Bovenvermelde oorsprongscontingenten mogen niet worden verward met de niet-preferentiële tariefcontingenten die terug te vinden zijn in Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1178 van de Commissie van 23 april 2024 tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2020/761 en (EU) 2020/1988 wat betreft de instelling, de wijziging en het beheer van bepaalde tariefcontingenten naar aanleiding van de
vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland.5
Bij de invoer van producten uit Nieuw-Zeeland in de Europese Unie gebruikt u voor de invoeraangifte volgende codes:
⮚ Vak 34 (nummer gegevenselement 16 09 000 000): ISO-landcode ‘NZ’ voor Nieuw-Zeeland;
⮚ Vak 36 (nummer gegevenselement 14 11 000 000): preferentiecode 300;
⮚ Vak 44 (nummer gegevenselement 12 03 001 000):
• code U120: attest van oorsprong;
• code U121: attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke goederen;
• code U122: aan de importeur bekende informatie.
Voor wat betreft de uitvoer van goederen van EU-oorsprong naar Nieuw-Zeeland kunnen de volgende codes worden gebruikt:
• code U120: attest van oorsprong;
• code U121: attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke goederen.
Code U122 moet bij uitvoer niet worden vermeld op de aangifte. De exporteur stelt in dat geval immers niets specifiek op inzake oorsprong. Hij wordt enkel geacht de relevante informatie door te geven aan de importeur in de andere Partij.
5 PB L 2024/2450 van 24 april 2024. Zie ook Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1173 van de Commissie van 13 maart 2024 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/760 van de Commissie wat betreft enkele bepalingen naar aanleiding van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland en tot schrapping van achterhaalde bepalingen met betrekking tot het uitvoertariefcontingent voor melkpoeder, PB L 2024/1173 van 24 april 2024
5. BIJKOMENDE INFORMATIE EN CONTACT
5.1. AANVULLENDE INFORMATIEBRONNEN
Om na te gaan welk preferentieel tarief en welke specifieke productregels er van toepassing zijn op uw product kan u de nieuwe applicatie Access2Markets gebruiken: xxxxx://xxxxx.xx.xxxxxx.xx/xxxxxx-xx- markets/nl/content.
Verdere tarifaire informatie kan worden teruggevonden via de webapplicatie TARBEL: xxxxx://xxxxxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/X-xxxxxxxx/xxxxxx
Raadpleeg de speciale pagina op de website van de Europese Commissie voor meer informatie over de overeenkomst tussen de EU en Nieuw-Zeeland:
The EU-New Zealand agreement explained (xxxxxx.xx)
5.2. CONTACT
Indien u bijkomende informatie wenst kan u contact opnemen met volgende diensten van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen:
Voor wat betreft de juridische en praktische aspecten inzake oorsprong: xx.xxx.xxxxxx@xxxxxx.xxx.xx
Voor wat betreft vragen over het systeem van geregistreerde exporteurs (REX): xx.xxx.xxxxxx0@xxxxxx.xxx.xx