Contract
24 (2008) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2008 Nr. 163
A. TITEL
Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds;
(met Bijlagen, Protocollen, Slotakte en Verklaringen) Luxemburg, 16 juni 2008
B. TEKST1)
Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds
Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland,
1) De Bosnische, de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Ser- vische, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.
Het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de Overeenkomst is nog niet ontvangen. In de hierna volgende tekst kunnen derhalve onjuistheden voorkomen, die in een volgend Tractatenblad zullen worden gecorrigeerd.
De Bijlagen bij de Overeenkomst en bij de Protocollen liggen ter inzage bij de afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Ierland,
de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek,
de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije,
Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek, Roemenië,
de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Euro- pese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna „lidstaten” genoemd, en
de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoom- energie, hierna „de Gemeenschap” genoemd,
enerzijds, en
Bosnië en Herzegovina, anderzijds,
hierna „de partijen” genoemd,
Gelet op de sterke banden tussen de partijen en de waarden die zij gemeen hebben, hun wens deze banden nog te versterken en op weder- kerigheid en wederzijds belang gebaseerde nauwe en langdurige betrek- kingen tot stand te brengen die Bosnië en Herzegovina in staat moeten stellen de betrekkingen met de Gemeenschap te versterken en uit te brei- den;
Gelet op het belang van deze overeenkomst, als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces met de landen van Zuidoost-Europa, voor de totstandbrenging en handhaving van een op samenwerking geba- seerde stabiele orde in Europa, waarvan de Europese Unie een steunpi- laar is, en als onderdeel van het Stabiliteitspact;
Gezien de bereidheid van de Europese Unie om Bosnië en Herze- govina zo volledig mogelijk te integreren in de politieke en economische hoofdstroom van Europa, en gezien de status van het land als een poten- tiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna „EU-Verdrag” genoemd) en het feit dat het voldoet aan de door de Europese Raad in juni 1993 gedefi- nieerde criteria en de voorwaarden in het kader van het stabilisatie- en associatieproces, een en ander onder voorbehoud van de succesvolle ten- uitvoerlegging van deze overeenkomst, met name wat betreft regionale samenwerking;
Gelet op het Europees Partnerschap met Bosnië en Herzegovina, waarin de prioriteiten zijn vastgesteld voor acties ter ondersteuning van de inspanningen die het land doet voor een nauwere aansluiting bij de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen dat zij met alle mogelijke mid- delen zullen bijdragen tot politieke, economische en institutionele stabi- lisatie in Bosnië en Herzegovina en in de gehele regio, door de ontwik- keling van het maatschappelijk middenveld en door democratisering, institutionele opbouw en hervorming van het openbaar bestuur, regionale handelsintegratie en versterkte economische samenwerking, alsmede door samenwerking op veel uiteenlopende gebieden, waaronder justitie en binnenlandse zaken, en versterking van de nationale en regionale vei- ligheid;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de politieke en economi- sche vrijheden te stimuleren als grondslag van deze overeenkomst, de mensenrechten te eerbiedigen en de rechtsstaat te handhaven, inclusief de rechten van leden van nationale minderheden, alsmede de democra- tische beginselen, op basis van een meerpartijenstelsel met vrije en eer- lijke verkiezingen;
Gelet op de verbintenis van de partijen om volledig uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Ver- enigde Naties, de OVSE, met name die van de Slotakte van de Confe- rentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (hierna „Slotakte van
Helsinki” genoemd), de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, en te vol- doen aan hun verplichtingen op grond van het vredesakkoord van Dayton/Parijs en het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, teneinde bij te dragen tot regionale stabiliteit en samenwerking tussen de landen van de regio;
Gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van de vrijemarkteconomie en de bereidheid van de Gemeenschap om aan de economische hervormingen in Bosnië en Herzegovina bij te dragen, als- mede gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van duurzame ontwikkeling;
Gelet op het belang dat de partijen hechten aan vrijhandel, overeen- komstig de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het WTO- lidmaatschap, en aan transparante en niet-discriminerende toepassing daarvan;
Gelet op de wens van de partijen om de regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang verder te ontwikkelen, met inbegrip van regionale aspecten, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de georganiseerde misdaad te bestrijden en beter samen te werken in de strijd tegen terrorisme, op basis van de verklaring van de Europese Conferentie van 20 oktober 2001;
Overtuigd dat de Stabilisatie- en associatieovereenkomst (hierna „deze overeenkomst” genoemd) een nieuw klimaat zal scheppen voor hun onderlinge economische betrekkingen, in het bijzonder voor de ontwik- keling van handel en investeringen, factoren van cruciaal belang voor de economische herstructurering en modernisering van Bosnië en Herze- govina;
Gelet op de toezegging van Bosnië en Herzegovina om zijn wetge- ving op de relevante terreinen aan te passen aan die van de Gemeen- schap en om die daadwerkelijk ten uitvoer te leggen;
Rekening houdend met de bereidheid van de Gemeenschap om door- slaggevende steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van hervormin- gen en daartoe gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economische bijstand, op een brede, indicatieve meerjarige basis;
Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna „EG-Verdrag” genoemd) vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke verdragsluitende partijen, en niet als lidstaat van de Gemeenschap, totdat het Verenigd
Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) Bosnië en Herze- govina ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk respectievelijk Ierland is gebonden als deel van de Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;
Wijzend op de top van Zagreb, waarop werd opgeroepen tot verdere consolidatie van de betrekkingen tussen de landen die deel uitmaken van het stabilisatie- en associatieproces en de Europese Unie, alsmede tot intensievere samenwerking in de regio;
Eraan herinnerend dat de top van Thessaloniki het stabilisatie- en associatieproces heeft bevestigd als het beleidskader voor de betrekkin- gen van de Europese Unie met de landen op de westelijke Balkan en dat die landen naargelang van hun individuele voortgang en prestaties met betrekking tot de hervormingen uitzicht hebben op toetreding tot de Europese Unie;
Wijzend op de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, die op 19 december 2006 in Boekarest werd ondertekend, als middel om de regio beter in staat te stellen investeringen aan te trekken en haar inte- gratie in de wereldeconomie te bevorderen;
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
a. de inspanningen van Bosnië en Herzegovina te ondersteunen om de democratie en de rechtsstaat te versterken;
b. bij te dragen aan de politieke, economische en institutionele stabi- liteit in Bosnië en Herzegovina, alsmede aan de stabilisatie van de regio;
c. een passend kader voor de politieke dialoog tot stand te brengen, zodat nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen kunnen ontstaan;
d. de inspanningen van Bosnië en Herzegovina voor de ontwikkeling van de economische en internationale samenwerking te ondersteunen, onder meer door de aanpassing van de wetgeving aan die van de Gemeenschap;
e. de inspanningen van Bosnië en Herzegovina te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien;
f. harmonieuze economische betrekkingen te bevorderen en geleide- lijk een vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herze- govina tot stand te brengen;
g. de regionale samenwerking op alle gebieden die onder deze over- eenkomst vallen te bevorderen.
TITEL I ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 2
Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, zoals deze zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en gedefinieerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de Slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, eer- biediging van de beginselen van het internationale recht (waaronder vol- ledige medewerking met het Internationaal Strafhof voor het voormalige Joegoslavië), de rechtsstaat en de beginselen van de markteconomie zoals deze zijn neergelegd in het document van de CVSE-conferentie van Bonn over economische samenwerking, vormen de grondslag van het binnen- en buitenlandse beleid van de partijen en zijn essentiele ele- menten van deze overeenkomst.
Artikel 3
De bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor is een essentieel element van deze overeenkomst.
Artikel 4
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan het nakomen van internationale verplichtingen, met name volledige mede- werking met het Internationale Strafhof voor het voormalige Joegosla- vië.
Artikel 5
Internationale en regionale vrede en stabiliteit, de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap, mensenrechten en de eerbiediging en bescherming van minderheden staan in het stabilisatie- en associatie- proces centraal. De sluiting en tenuitvoerlegging van deze overeenkomst blijven onderworpen aan de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces en zijn afhankelijk van de eigen merites van Bosnië en Herzegovina.
Artikel 6
Bosnië en Herzegovina verbindt zich ertoe de samenwerking en de betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen van de regio
te blijven bevorderen, wat mede inhoudt dat een passend niveau van wederzijdse concessies op het gebied van het verkeer van personen, goe- deren, kapitaal en diensten wordt ingesteld en dat projecten van weder- zijds belang worden ontwikkeld, met name inzake de bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie, witwassen van geld, illegale migra- tie en smokkel, met name van mensen, handvuurwapens en lichte wa- pens en drugs. Deze verbintenis is van fundamenteel belang voor de ont- wikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina en draagt bij tot de regionale stabiliteit.
Artikel 7
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan de bestrijding van terrorisme en de nakoming van internationale verplich- tingen op dit gebied.
Artikel 8
De associatie wordt geleidelijk volledig verwezenlijkt gedurende een overgangsperiode van maximaal zes jaar.
De bij artikel 115 ingestelde Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden, normaal gezien jaarlijks, de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en de goedkeuring en uitvoering door Bosnië en Herze- govina van de juridische, bestuurlijke, institutionele en economische her- vormingen, in het licht van de preambule en in overeenstemming met de algemene beginselen van deze overeenkomst. Daarbij wordt rekening gehouden met de voor deze overeenkomst relevante prioriteiten die in het kader van het Europees Partnerschap zijn vastgesteld en zal worden toegezien op de samenhang met de mechanismen die in het kader van het stabilisatie- en associatieproces zijn ingesteld, met name het voort- gangsverslag dat in dat verband wordt opgesteld.
Op basis van deze toetsing doet de Stabilisatie- en associatieraad aan- bevelingen en neemt hij besluiten. Als de toetsing bijzondere problemen aan het licht brengt, kunnen deze worden onderworpen aan de mecha- nismen voor geschillenbeslechting die bij deze overeenkomst zijn inge- steld.
De volledige associatie wordt geleidelijk tot stand gebracht. Uiterlijk in het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verricht de Stabilisatie- en associatieraad een grondige toetsing van de toepassing van deze overeenkomst. Op basis van deze toetsing evalueert de Stabilisatie- en associatieraad de vorderingen die Bosnië en Herzegovina heeft gemaakt en kan hij besluiten nemen over de volgende fasen van het associatieproces.
Deze toetsing geldt niet voor het vrije verkeer van goederen, waarvoor in titel IV een aparte regeling is vastgesteld.
Artikel 9
Deze overeenkomst moet volledig verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen, met name artikel XXIV van de Algemene Overeen- komst inzake tarieven en handel 1994 (GATT 1994) en artikel V van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS), en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd.
TITEL II POLITIEKE DIALOOG
Artikel 10
1. In het kader van deze overeenkomst wordt de politieke dialoog tus- sen de partijen verder ontwikkeld. Deze dialoog begeleidt en consoli- deert de toenadering tussen de Europese Unie en Bosnië en Herzegovina en draagt bij tot de totstandbrenging van nauwe solidariteitsbanden en nieuwe vormen van samenwerking tussen de partijen.
2. De politieke dialoog moet met name bijdragen tot het bevorderen van:
a. volledige integratie van Bosnië en Herzegovina in de gemeenschap van democratische naties en geleidelijke toenadering tot de Europese Unie;
b. convergentie van de standpunten van de partijen inzake internatio- nale kwesties, waaronder op het gebied van het gemeenschappelijk bui- tenlands en veiligheidsbeleid, mede door de uitwisseling van informatie, voor zover van toepassing, met name inzake kwesties die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de partijen;
c. regionale samenwerking en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap;
d. gezamenlijke standpunten inzake veiligheid en stabiliteit in Eu- ropa, met inbegrip van samenwerking op de gebieden die vallen onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie.
3. De partijen zijn van mening dat de proliferatie van massa- vernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zo- wel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedrei- gingen van de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen derhalve overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uit- voering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere
internationale verplichtingen op dat gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element is van deze overeenkomst en deel uitmaakt van de politieke dialoog die deze elementen begeleidt en consolideert.
De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dra- gen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en de overbrengings- middelen daarvoor:
a. door maatregelen te nemen, gericht op ondertekening of ratificatie van of toetreding tot alle andere internationale instrumenten ter zake, naar gelang van het geval, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan;
b. door instelling van een effectief stelsel van nationale export- controles met het oog op de beheersing van uitvoer en doorvoer van goe- deren die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van tech- nologieen voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op over- treding van de exportcontroles,
door eventuele politieke dialoog hierover op regionale basis.
Artikel 11
1. De politieke dialoog vindt voornamelijk plaats binnen de Stabilisatie- en associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de partijen hem voorleggen.
2. Op verzoek van de partijen kan de politieke dialoog ook de vol- gende vormen aannemen:
a. vergaderingen, waar nodig, van hoge ambtenaren van enerzijds Bosnië en Herzegovina en anderzijds het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de Com- missie van de Europese Gemeenschappen (hierna „Europese Commis- sie” genoemd);
b. optimaal gebruik van alle diplomatieke kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Ver- enigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en andere internationale fora;
c. alle andere middelen die een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de consolidatie, ontwikkeling en intensivering van de dialoog, zoals onder meer genoemd in de agenda van Thessaloniki, die is vastgesteld in de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003.
Artikel 12
Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het bij artikel 121 ingestelde Parlementair Stabilisatie- en associatie- comité.
Artikel 13
Een politieke dialoog kan plaatsvinden in multilateraal verband en als regionale dialoog waarbij andere landen in de regio worden betrokken, onder meer in het kader van het forum tussen de EU en de westelijke Balkan.
TITEL III REGIONALE SAMENWERKING
Artikel 14
In overeenstemming met zijn verbintenis op het gebied van interna- tionale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrek- kingen van goed nabuurschap, bevordert Bosnië en Herzegovina actief de regionale samenwerking. Ook kan de Gemeenschap via haar bijstands- programma’s projecten met een regionale of grensoverschrijdende di- mensie steunen.
Telkens wanneer Bosnië en Herzegovina voornemens is de samenwer- king met een van de in de artikelen 15, 16 en 17 genoemde landen te intensiveren, stelt het de Gemeenschap en haar lidstaten daarvan in ken- nis en voert het overleg met hen overeenkomstig titel X.
Bosnië en Herzegovina zorgt voor de volledige tenuitvoerlegging van de bestaande bilaterale vrijhandelsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen op grond van het memorandum van overeenstemming inzake handelsbevordering en -liberalisering, dat op 27 juni 2001 in Brussel door Bosnië en Herzegovina werd ondertekend, en van de Midden- Europese Vrijhandelsovereenkomst, die op 19 december 2006 in Boeka- rest werd ondertekend.
Artikel 15
Samenwerking met andere landen die een Stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend
Na de ondertekening van deze overeenkomst opent Bosnië en Herze- govina met de landen die reeds een stabilisatie- en associatie- overeenkomst hebben ondertekend onderhandelingen over de sluiting van bilaterale overeenkomsten inzake regionale samenwerking, waarvan het doel is de samenwerking tussen de betrokken landen uit te breiden.
De hoofdelementen van die overeenkomsten zijn:
a. politieke dialoog;
b. de totstandbrenging van vrijhandelszones die verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen;
c. wederzijdse concessies betreffende het verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, lopende betalingen en kapitaalverkeer en an-
dere beleidsterreinen die betrekking hebben op het verkeer van perso- nen, op een niveau dat gelijkwaardig is met dat in deze overeenkomst;
x. xxxxxxxxxx inzake samenwerking op andere, al dan niet onder deze overeenkomst vallende terreinen, met name justitie en binnenlandse zaken.
Die overeenkomsten omvatten indien nodig bepalingen tot instelling van de nodige institutionele mechanismen.
Die overeenkomsten worden gesloten binnen twee jaar na de inwer- kingtreding van deze overeenkomst. De bereidheid van Bosnië en Her- zegovina om dergelijke overeenkomsten te sluiten is een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen Bosnië en Her- zegovina en de Europese Unie.
Bosnië en Herzegovina opent vergelijkbare onderhandelingen met de resterende landen van de regio, zodra die landen een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend.
Artikel 16
Samenwerking met andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen
Bosnië en Herzegovina streeft naar regionale samenwerking met de andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen op som- mige of alle onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsgebieden, met name die van wederzijds belang. Deze samenwerking moet te allen tijde verenigbaar zijn met de beginselen en doelstellingen van deze over- eenkomst.
Artikel 17
Samenwerking met kandidaat-lidstaten van de EU die niet bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn
1. Bosnië en Herzegovina zou met elke kandidaat-lidstaat van de Europese Unie die niet bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken is de samenwerking moeten versterken en een overeenkomst sluiten voor regionale samenwerking op elk van de onder deze overeenkomst val- lende samenwerkingsterreinen. Een dergelijke overeenkomst moet de bilaterale betrekkingen tussen Bosnië en Herzegovina en dat land gelei- delijk afstemmen op het relevante onderdeel van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en haar lidstaten en dat land.
2. Voor het verstrijken van de in artikel 18, lid 1, genoemde over- gangsperiode dient Bosnië en Herzegovina met Turkije, dat een douane- unie met de Gemeenschap heeft ingesteld, op een tot wederzijds voor- deel strekkende basis een overeenkomst te sluiten waarbij een vrijhandelszone tussen beide partijen wordt ingesteld overeenkomstig
artikel XXIV van de GATT 1994, en moeten vestiging en dienstverle- ning tussen de partijen worden geliberaliseerd op een niveau dat gelijk- waardig is aan dat van deze overeenkomst, volgens artikel V van de GATS.
TITEL IV
VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN
Artikel 18
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina brengen in de loop van een periode van ten hoogste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst geleidelijk een vrijhandelszone tot stand overeen- komstig de bepalingen van deze overeenkomst, de GATT 1994 en de WTO. Daarbij houden zij rekening met de hierna vermelde specifieke eisen.
2. In het handelsverkeer tussen de partijen worden de goederen inge- deeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst omvatten douanerechten en heffingen van gelijke werking alle rechten en heffingen op de in- of uitvoer van goederen, met inbegrip van eventuele aanvullende heffingen of belastingen, maar geen:
a. heffingen die gelijk zijn aan een binnenlandse belasting die wordt geheven overeenkomstig artikel III, lid 2, van de GATT 1994;
b. antidumpingrechten of compenserende rechten;
c. retributies of andere rechten evenredig aan de kosten van verleende diensten.
4. Het basisrecht waarop de in deze overeenkomst vastgestelde op- eenvolgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product:
a. het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeen- schappen, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad, dat erga omnes daadwerkelijk wordt toepast op de dag van ondertekening van deze overeenkomst2);
b. het door Bosnië en Herzegovina toegepaste douanetarief voor het jaar 20053).
5. De verlaagde rechten die door Bosnië en Herzegovina moeten wor- den toegepast, berekend volgens de in deze overeenkomst vastgestelde regels, worden volgens de gebruikelijke rekenkundige beginselen afge-
2) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
3) Staatsblad van Bosnië en Herzegovina nr. 58/04 van 22.12.2004.
rond op de dichtstbijzijnde decimaal. Dat wil zeggen dat alle cijfers met minder dan 5 achter de komma naar beneden worden afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal en alle cijfers met 5 of meer achter de komma naar boven worden afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.
6. Als na de ondertekening van deze overeenkomst tariefverlagingen op erga-omnesgrondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die:
a. voortvloeien uit de tariefonderhandelingen in de WTO, of
b. voortvloeien uit de toetreding van Bosnië en Herzegovina tot de WTO, of
c. worden ingevoerd na de toetreding van Bosnië en Herzegovina tot de WTO,
komen deze verlaagde rechten vanaf de datum waarop de verlagingen worden toegepast in de plaats van de in lid 4 bedoelde basisrechten.
7. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina delen elkaar hun res- pectieve basisrechten en eventuele veranderingen daarin mede.
HOOFDSTUK I
INDUSTRIEPRODUCTEN
Artikel 19
Definitie
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Bosnië en Herzegovina, vermeld in de hoofdstuk- ken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzon- dering van de producten genoemd in bijlage 1, punt 1, onder ii), van de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.
2. De handel tussen de partijen in producten die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vallen, geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van dat Verdrag.
Artikel 20
Concessies van de Gemeenschap voor industrieproducten
1. Douanerechten en heffingen van gelijke werking die van toepas- sing zijn bij invoer in de Gemeenschap van industrieproducten van oor- sprong uit Bosnië en Herzegovina worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
2. Kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van industrieproduc-
ten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina worden bij de inwerking- treding van deze overeenkomst afgeschaft.
Artikel 21
Concessies van Bosnië en Herzegovina voor industrieproducten
1. De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in Bosnië en Herzegovina van niet in bijlage I vermelde industrieproducten van oor- sprong uit de Gemeenschap worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
2. Heffingen van gelijke werking als douanerechten die van toepas- sing zijn bij invoer in Bosnië en Herzegovina van industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
3. De douanerechten die van toepassing zijn bij de invoer in Bosnië en Herzegovina van de in bijlage I a), b) en c) vermelde industriepro- ducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk verlaagd en afgeschaft volgens het in die bijlage vastgestelde tijdschema.
4. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in Bosnië en Herzegovina van industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatrege- len van gelijke werking worden bij de inwerkingtreding van deze over- eenkomst afgeschaft.
Artikel 22
Rechten en beperkingen op uitvoer
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Ge- meenschap en Bosnië en Herzegovina in hun onderlinge handelsverkeer alle douanerechten bij uitvoer en heffingen van gelijke werking af.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Ge- meenschap en Bosnië en Herzegovina wederzijds alle kwantitatieve beperkingen bij uitvoer en maatregelen van gelijke werking af.
Artikel 23
Versnelde verlaging van het douanerecht
Bosnië en Herzegovina verklaart zich bereid zijn douanerechten in het handelsverkeer met de Gemeenschap sneller te verlagen dan in artikel 21 bepaald, als de algemene economische situatie in Bosnië en Herze- govina en de situatie in de betrokken sector van de economie dat toela- ten.
De Stabilisatie- en associatieraad analyseert de situatie dienaangaande en doet daarover aanbevelingen.
HOOFDSTUK II LANDBOUW EN VISSERIJ
Artikel 24
Definitie
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de handel in landbouw- en vis- serijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Bosnië en Her- zegovina.
2. Met „landbouw- en visserijproducten” worden de producten be- doeld die vermeld zijn in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en in bijlage 1, punt 1, onder ii), bij de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.
3. Deze definitie omvat ook vis en visserijproducten die vallen onder hoofdstuk 3, de posten 1604 en 1605 en de onderverdelingen 0511 91, 1902 20 10 en 2301 20 00.
Artikel 25
Verwerkte landbouwproducten
Protocol 1 bevat de handelsregeling voor de daarin genoemde ver- werkte landbouwproducten.
Artikel 26
Afschaffıng van kwantitatieve beperkingen voor landbouw- en visserijproducten
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeen- schap alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke wer- king af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserij- producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Bosnië en Herzegovina alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en vis- serijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap.
Artikel 27
Landbouwproducten
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeen- schap alle douanerechten en heffingen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, andere dan die van de posten 0102, 0201, 0202, 1701, 1702 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur.
Voor de producten die vallen onder de hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douane- tarief in een ad-valoremdouanerecht en een specifiek douanerecht voor- ziet, is de afschaffing uitsluitend op het ad-valoremdeel van de douane- rechten van toepassing.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Gemeen- schap de douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeen- schap van de in bijlage II gedefinieerde producten van de categorie
„baby beef” van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina vast op 20% van het advaloremrecht en 20% van het specifieke recht als vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 1 500 ton geslacht gewicht.
3. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst verleent de Gemeenschap rechtenvrije toegang aan invoer in de Gemeenschap voor producten van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomen- clatuur van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, binnen de grenzen van een jaarlijks tariefcontingent van 12 000 ton (nettogewicht).
4. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst neemt Bosnië en Herzegovina de volgende maatregelen:
a. de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van be- paalde in bijlage III a) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden afgeschaft;
b. de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van de in bijlage III b), III c) en III d) vermelde landbouwproducten van oor- sprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk verlaagd volgens het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema;
c. de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van be- paalde in bijlage III e) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden afgeschaft binnen de grenzen van de tarief- contingenten die voor de betrokken producten zijn vermeld.
5. In protocol 7 is de regeling neergelegd die van toepassing is op de daarin genoemde wijn en gedistilleerde dranken.
Artikel 28
Vis en visserijproducten
1. Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en maatregelen van gelijke werking af op vis en visserijproducten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina die niet in bijlage IV worden vermeld. Voor de in bijlage IV vermelde producten gelden de daarin opgenomen bepalingen.
2. Op de datum van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Bosnië en Herzegovina alle douanerechten en maatregelen van gelijke werking af op vis en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap die niet in bijlage V worden vermeld.
Artikel 29
Herzieningsclausule
Rekening houdend met de omvang van het handelsverkeer in landbouw- en visserijproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoe- ligheden van die producten, de regels van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Gemeenschap en het landbouw- en visserijbeleid van Bosnië en Herzegovina, de rol van landbouw en vis- serij in de economie van Bosnië en Herzegovina en de gevolgen van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de WTO, alsmede de eventuele toetreding van Bosnië en Herzegovina tot de WTO, onderzoe- ken de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in de Stabilisatie- en associatie- raad per product, systematisch en op basis van passende wederkerigheid, de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verlenen teneinde de handel in landbouw- en visserijproducten verder te liberaliseren.
Artikel 30
Indien de invoer van producten van oorsprong uit een partij waarvoor de concessies uit hoofde van de artikelen 25 tot en met 28 zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt of voor de binnenlandse regelingen van de andere partij, plegen de partijen, wegens de bijzon- dere gevoeligheid van de markten voor landbouw- en visserijproducten, zo spoedig mogelijk overleg om een passende oplossing te vinden voor het probleem, onverminderd de andere bepalingen van deze overeen- komst, met name artikel 39. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.
Artikel 31
Bescherming van geografische aanduidingen voor landbouw- en visserijproducten en voedingsmiddelen anders dan wijn en gedistilleerde dranken
1. Bosnië en Herzegovina beschermt overeenkomstig dit artikel de geografische aanduidingen van de Gemeenschap die in de Gemeenschap zijn geregistreerd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aan- duidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levens- middelen4). Geografische aanduidingen voor landbouw- en visserijpro- ducten van Bosnië en Herzegovina kunnen in de Gemeenschap worden geregistreerd onder de voorwaarden zoals beschreven in die verorde- ning.
2. Bosnië en Herzegovina verbiedt het gebruik op zijn grondgebied van de in de Gemeenschap beschermde namen voor vergelijkbare pro- ducten die niet voldoen aan de kenmerken van de geografische aandui- ding. Dit geldt ook wanneer de werkelijke oorsprong van het product wordt vermeld, wanneer de betrokken geografische aanduiding in een andere taal is vertaald of wanneer de benaming vergezeld gaat van uit- drukkingen als „genre”, „type”, „wijze”, „stijl”, „imitatie”, „methode” of soortgelijke uitdrukkingen.
3. Bosnië en Herzegovina weigert de registratie van handelsmerken in gevallen zoals beschreven in lid 2.
4. Het gebruik van handelsmerken die overeenkomen met de in lid 2 beschreven gevallen en die in Bosnië en Herzegovina zijn geregistreerd of gangbaar zijn, dient binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst te worden beëindigd. Dit geldt echter niet voor handels- merken die in Bosnië en Herzegovina zijn geregistreerd of gangbaar zijn en die eigendom zijn van onderdanen van derde landen, mits het publiek niet wordt misleid met betrekking tot de aard, de kenmerken of de geo- grafische oorsprong van de producten.
5. Overeenkomstig lid 1 beschermde geografische aanduidingen die in de omgangstaal van Bosnië en Herzegovina gebruikelijk zijn voor dergelijke producten, mogen na 31 december 2013 niet meer worden gebruikt.
4) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
6. Bosnië en Herzegovina waarborgt de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde bescherming op eigen initiatief alsmede op verzoek van een betrokken partij.
HOOFDSTUK III GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 32
Toepassingsgebied
Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk of in proto- col 1 zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op de handel tussen de partijen in alle producten.
Artikel 33
Gunstiger concessies
De bepalingen van deze titel vormen in geen geval een belemmering voor de eenzijdige toepassing van gunstiger maatregelen door een par- tij.
Artikel 34
Standstill
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst mo- gen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herze- govina geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking worden ingesteld, noch mogen de rechten of heffin- gen die reeds van toepassing zijn, worden verhoogd.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst mo- gen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herze- govina geen nieuwe kwantitatieve beperkingen bij invoer of bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking worden ingesteld, noch mogen reeds bestaande beperkingen restrictiever worden gemaakt.
3. Onverminderd de overeenkomstig de artikelen 25, 26, 27 en 28 verleende concessies vormen de leden 1 en 2 in geen enkel opzicht een beletsel voor de voortzetting van het landbouw- en visserijbeleid van Bosnië en Herzegovina en dat van de Gemeenschap, noch voor het nemen van enige maatregel in het kader van dit beleid, voor zover de invoerregeling in de bijlagen III, IV en V en protocol 1 daardoor niet wordt beïnvloed.
Artikel 35
Verbod op fiscale discriminatie
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, direct of indirect, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soort- gelijke producten van oorsprong uit het grondgebied van de andere par- tij, en schaffen dergelijke bestaande maatregelen of praktijken af.
2. De teruggave van binnenlandse indirecte belastingen voor produc- ten die naar het grondgebied van een van de partijen worden uitgevoerd, mag niet hoger zijn dan de daarop geheven indirecte belastingen.
Artikel 36
Douanerechten van fiscale aard
De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.
Artikel 37
Douane-unies, vrijhandelsgebieden, regelingen voor grensverkeer
1. Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douaneunies, vrijhandelsgebieden of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handels- regelingen daardoor niet worden gewijzigd.
2. Gedurende de in artikel 18 vermelde overgangsperioden mag deze overeenkomst geen invloed hebben op de tenuitvoerlegging van de spe- cifieke preferentiële regelingen voor het goederenverkeer die ofwel zijn vastgelegd in grensovereenkomsten die eerder zijn gesloten tussen een of meer lidstaten en Bosnië en Herzegovina, ofwel voortvloeien uit de in titel III gespecificeerde bilaterale overeenkomsten die door Bosnië en Herzegovina zijn gesloten ter bevordering van de regionale handel.
3. De partijen plegen in de Stabilisatie- en associatieraad overleg over de in de leden 1 en 2 beschreven overeenkomsten en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun respectieve han- delspolitiek ten aanzien van derde landen. Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Unie, ten- einde rekening te kunnen houden met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina als omschreven in deze over- eenkomst.
Artikel 38
Dumping en subsidiëring
1. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst belet de partijen handelsbeschermingsmaatregelen te treffen overeenkomstig lid 2 en arti- kel 39.
2. Als een partij constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping plaatsvindt en/of tot compenserende maatregelen aanlei- ding gevende subsidies worden verleend, kan die partij passende maat- regelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994, de WTO- Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, en haar eigen wetgeving ter zake.
Artikel 39
Algemene vrijwaringsclausule
1. De bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO- Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen zijn in de betrekkingen tussen de partijen van toepassing.
2. Niettegenstaande lid 1 geldt dat, wanneer een product uit een van de partijen in de andere partij wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat:
a. ernstige moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt voor binnenlandse producenten van soortgelijke of recht- streeks concurrerende producten op het grondgebied van de invoerende partij; of
b. bepaalde sectoren van de economie ernstig worden verstoord of dreigen te worden verstoord of moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt die een ernstige verslechtering van de economische situatie in een regio van de invoerende partij ten gevolge kunnen hebben,
de invoerende partij passende bilaterale vrijwaringsmaatregelen kan nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.
3. Bilaterale vrijwaringsmaatregelen die gericht zijn tegen invoer uit de andere partij mogen niet meer inhouden dan wat nodig is om de als gevolg van de toepassing van deze overeenkomst gerezen moeilijkheden zoals beschreven in lid 2 te compenseren. Deze vrijwaringsmaatregelen bestaan normaliter uit de opschorting van de verdere verhoging of ver- laging van de preferentiemarges krachtens deze overeenkomst voor het betrokken product tot een maximum dat overeenkomt met het in artikel 18, lid 4, onder a) en b), en lid 6, bedoelde basisrecht voor dat product.
Dergelijke maatregelen bevatten duidelijke elementen die uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode geleidelijk leiden tot de intrekking ervan, en mogen voor een periode van maximaal twee jaar worden geno- men.
In zeer uitzonderlijke omstandigheden mogen dergelijke maatregelen met maximaal twee jaar worden verlengd. Ten aanzien van de invoer van een product waartegen reeds eerder vrijwaringsmaatregelen zijn geno- men, mogen gedurende een periode van ten minste vier jaar na het ver- strijken van deze maatregelen niet opnieuw bilaterale vrijwarings- maatregelen worden genomen.
4. In de in dit artikel genoemde gevallen verstrekt de Gemeenschap, dan wel Bosnië en Herzegovina, voor de in dit artikel bedoelde maatre- gelen worden genomen of, in de gevallen waarop lid 5, onder b), van toepassing is, zo spoedig mogelijk, de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie die voor een grondig onderzoek van de situatie nodig is, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vin- den.
5. Voor de tenuitvoerlegging van de leden 1, 2, 3 en 4 gelden de vol- gende bepalingen:
a. De moeilijkheden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde situatie worden onmiddellijk ter bespreking voorgelegd aan de Stabilisatie- en associatieraad, die alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een oplossing te vinden voor deze moeilijkheden.
Indien binnen 30 dagen nadat de kwestie aan de Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd, deze raad of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden en geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem in overeenstem- ming met dit artikel op te lossen. Bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren.
Vrijwaringsmaatregelen die overeenkomstig artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, dienen het niveau en de marges van de bij deze overeenkomst toegekende preferenties in stand te houden.
b. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddel- lijk maatregelen vereisen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek on- mogelijk maken, kan de betrokken partij in de in dit artikel vermelde omstandigheden onmiddellijk de nodige vrijwaringsmaatregelen nemen, op voorwaarde dat zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis stelt.
De vrijwaringsmaatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in deze raad op gezette tij-
den aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan, zodra de omstandigheden dat toelaten.
6. Wanneer de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina de invoer van producten die de in dit artikel bedoelde moeilijkheden kunnen doen rij- zen aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de tendens van de handelsstromen, stelt de betrokken partij de andere partij daarvan in kennis.
Artikel 40
Tekortclausule
1. Wanneer naleving van de bepalingen van deze titel leidt tot:
a. een ernstig tekort of een dreigend ernstig tekort aan levensmidde- len of andere producten die voor de exporterende partij van wezenlijk belang zijn, of
b. wederuitvoer naar een derde land van een product waarop de exporterende partij kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking toepast, en de bovenge- noemde situaties aanleiding geven of vermoedelijk aanleiding zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij,
kan die partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voor- waarden en procedures van dit artikel.
2. Bij de keuze van deze maatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Dergelijke maatregelen mogen niet wor- den toegepast op een wijze die in gelijke omstandigheden willekeurige of onrechtvaardige discriminatie of een verkapte beperking van het han- delsverkeer zou inhouden, en moeten worden opgeheven zodra de om- standigheden verdere handhaving niet meer rechtvaardigen.
3. Alvorens de in lid 1 bedoelde maatregelen te nemen, of in de gevallen waarin lid 4 van toepassing is, zo spoedig mogelijk, verstrekt de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina de Stabilisatie- en associatie- raad alle relevante informatie om de raad in staat te stellen een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor het probleem te vinden. De partijen kunnen in de Stabilisatie- en associatieraad besluiten tot alle maatregelen die nodig zijn om de moeilijkheden op te lossen.
Indien 30 dagen nadat de zaak aan de Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd geen overeenstemming is bereikt, kan de exporterende partij uit hoofde van dit artikel maatregelen toepassen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.
4. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddel- lijk maatregelen vereisen, voorafgaande informatie of voorafgaand on- derzoek onmogelijk maken, kan de Gemeenschap of Bosnië en Herze- govina onmiddellijk voorzorgsmaatregelen nemen om het probleem op te lossen, waarvan de andere partij onmiddellijk in kennis wordt gesteld.
5. Alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en wor- den in die raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.
Artikel 41
Staatsmonopolies
Bosnië en Herzegovina past alle staatsmonopolies van commerciële aard aan, zodanig dat er vanaf de inwerkingtreding van deze overeen- komst geen sprake meer is van discriminatie tussen onderdanen van de lidstaten en onderdanen van Bosnië en Herzegovina ten aanzien van de omstandigheden waaronder goederen worden verworven en op de markt gebracht.
Artikel 42
Oorsprongsregels
Tenzij anders bepaald in deze overeenkomst, zijn de oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst in protocol 2 vastgesteld.
Artikel 43
Toegestane beperkingen
Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaar- digd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde of de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, de bescher- ming van het nationale artistieke, historische en archeologische erfgoed, of de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of regels betreffende goud en zilver. Deze verboden of beper- kingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
Artikel 44
Niet-verlening van administratieve medewerking
1. De partijen komen overeen dat administratieve samenwerking es- sentieel is voor de uitvoering van en controle op de preferentiële behan- deling die op grond van deze titel wordt verleend en benadrukken zich te zullen inzetten om onregelmatigheden en fraude in douane- en aan- verwante aangelegenheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie tot de con- clusie is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich uit hoofde van deze titel onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de preferentiële regeling ten aanzien van de betrokken producten overeenkomstig dit artikel tijdelijk opschorten.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking onder meer verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oor- sprong van de betrokken producten te controleren,
b. het herhaaldelijk weigeren de daaropvolgende controle van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren toestemming te verlenen om admini- xxxxxxxxx samenwerkingsmissies uit te voeren om de authenticiteit van documenten of de juistheid van gegevens te controleren die van belang zijn voor de betrokken preferentiële regeling, of onnodige vertraging daarbij.
In het kader van dit artikel is onder meer sprake van onregelmatighe- den of fraude wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daar een bevredigende verklaring voor is, en die invoer de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij die op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, moet het Stabilisatie- en associatiecomité onverwijld in kennis stellen van haar conclusies, en deze kennisgeving vergezeld doen gaan van de objectieve informatie en op basis van alle relevante informatie en objec- tieve conclusies in overleg treden met het Stabilisatie- en associatie- comité, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vin- den;
b. wanneer de partijen als hierboven beschreven in overleg zijn getre- den in het kader van het Stabilisatie- en associatiecomité en het niet bin- nen drie maanden na de kennisgeving eens zijn geworden over een aan- vaardbare oplossing, kan de betrokken partij de preferentiële regeling voor de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het Stabilisatie- en associatiecomité moet van een tijdelijke schorsing onverwijld in kennis worden gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel moeten beperkt blij- ven tot het minimim dat nodig is ter bescherming van de financiële belangen van de betrokken partij. De schorsingen duren uiterlijk zes maanden, maar zij mogen worden verlengd. Tijdelijke schorsingen moe- ten onmiddellijk na goedkeuring ervan worden gemeld aan het Stabilisatie- en associatiecomité.
Binnen het Stabilisatie- en associatiecomité moet hierover periodiek overleg plaatsvinden, met name om tot beëindiging ervan te komen, zodra aan de voorwaarden voor de toepassing ervan niet langer wordt voldaan.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Stabilisatie- en associatie- comité overeenkomstig lid 4, onder a), publiceert de betrokken partij in haar officiële publicatieblad een kennisgeving voor importeurs. In de kennisgeving voor importeurs wordt voor het betrokken product aange- geven dat op basis van objectieve informatie is geconcludeerd dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.
Artikel 45
Financiële aansprakelijkheid
Indien door de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferen- tiële uitvoerregeling fouten zijn gemaakt, en met name indien zij proto- col 2 onjuist hebben toegepast, en deze fouten gevolgen hebben ten aan- zien van invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt geconfronteerd de Stabilisatie- en associatieraad verzoeken de mogelijk- heden te onderzoeken om passende maatregelen te nemen om de situa- tie op te lossen.
Artikel 46
De toepassing van deze overeenkomst laat de toepassing van de bepa- lingen van het Gemeenschapsrecht ten aanzien van de Canarische Eilan- den onverlet.
TITEL V
BEWEGING VAN WERKNEMERS, VESTIGING, VERLENEN VAN DIENSTEN, KAPITAALVERKEER
HOOFDSTUK I BEWEGING VAN WERKNEMERS
Artikel 47
1. Met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten:
a. is de behandeling van werknemers die onderdaan van Bosnië en Herzegovina zijn en die legaal op het grondgebied van een lidstaat werk- zaam zijn, wat betreft arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit ten opzichte van de onderdanen van die lidstaat;
b. hebben de legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende echtgenoot en kinderen van een legaal op het grondgebied van een lid- staat werkzame werknemer, met uitzondering van seizoenwerknemers en werknemers die onder bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 48 vallen, tenzij in dergelijke overeenkomsten anders is bepaald, gedurende de periode dat het verblijf van die werknemer voor arbeidsdoeleinden is toegestaan, toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat.
2. Bosnië en Herzegovina verleent, volgens de in dat land geldende voorwaarden en modaliteiten, aan werknemers die onderdanen zijn van een lidstaat en die legaal op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina werkzaam zijn, alsmede aan hun echtgenoot en kinderen die legaal in Bosnië en Herzegovina verblijven, de in lid 1 vermelde behandeling.
Artikel 48
1. Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en overeenkomstig hun wetgeving en de voorschriften die in de lidstaten gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers:
a. dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkom- sten verleende werkgelegenheidsmogelijkheden voor werknemers uit Bosnië en Herzegovina behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd;
b. dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.
2. Na drie jaar onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad of andere verbeteringen tot stand kunnen worden gebracht, zoals bijvoorbeeld toe-
gang tot beroepsopleidingen, overeenkomstig de in de lidstaten geldende regels en procedures en met inachtneming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de Gemeenschap.
Artikel 49
1. Er worden regels vastgesteld voor de coördinatie van de sociale- zekerheidsstelsels die van toepassing zijn op legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemers die onderdaan van Bosnië en Herzegovina zijn en hun legaal in die lidstaat verblijvende gezinsleden. Hiertoe worden bij een besluit van de Stabilisatie- en associatieraad, dat alle rechten en verplichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten onverlet laat indien deze in een gunstiger behandeling voorzien, de vol- gende bepalingen ingevoerd:
a. alle door dergelijke werknemers in de verschillende lidstaten ver- vulde verzekerings-, arbeids- of verblijfsperioden worden bijeengeteld met het oog op pensioenen en renten uit hoofde van ouderdom, invali- diteit of overlijden, alsmede met het oog op de medische zorg voor deze werknemers en hun gezinsleden;
b. alle pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongevallen of beroepsziekten dan wel wegens daaruit voort- vloeiende invaliditeit, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, kunnen vrij worden overgemaakt tegen de koers die krachtens de wetgeving van de lidstaat of lidstaten die deze verschuldigd zijn, wordt toegepast;
c. de werknemers in kwestie ontvangen gezinsbijslagen voor hun gezinsleden zoals hierboven omschreven.
2. Bosnië en Herzegovina kent aan legaal op zijn grondgebied werk- zame werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en aan hun legaal op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina verblijvende gezinsle- den een soortgelijke behandeling toe als de behandeling die in lid 1, onder b) en c), is omschreven.
HOOFDSTUK II VESTIGING
Artikel 50
Definitie
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. „vennootschap uit de Gemeenschap” respectievelijk „vennootschap uit Bosnië en Herzegovina”: een volgens de wetgeving van een lidstaat of van Bosnië en Herzegovina opgerichte vennootschap die haar statu- taire zetel, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit op het
grondgebied van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina heeft. Indien een volgens het recht van de Gemeenschap of van Bosnië en Her- zegovina opgerichte vennootschap echter uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina heeft, wordt deze vennootschap als vennootschap uit de Gemeenschap of uit Bosnië en Herzegovina beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van een van de lidsta- ten of van Bosnië en Herzegovina blijkt;
b. „dochteronderneming”: een vennootschap waarover een andere vennootschap daadwerkelijk zeggenschap heeft;
c. „filiaal”: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kenne- lijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moeder- maatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodat die derden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er zo nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het bui- tenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;
d. „vestiging”:
i. voor onderdanen: het recht op toegang tot economische activi- teiten anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan, als- mede het recht ondernemingen, met name vennootschappen, op te richten en daadwerkelijk te besturen. De toegang tot werk- zaamheden anders dan in loondienst en de oprichting en het beheer van ondernemingen door onderdanen strekt zich niet uit tot het zoeken naar of het aannemen van werk op de arbeids- markt van een andere partij en geeft geen recht op toegang tot de arbeidsmarkt van de andere partij. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op personen die ook in loondienst werkzaam zijn;
ii. voor vennootschappen uit de Gemeenschap respectievelijk ven- nootschappen uit Bosnië en Herzegovina: het recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door middel van de oprichting van dochterondernemingen en filialen in Bosnië en Herzegovina respectievelijk de Gemeenschap;
x. „werkzaamheden”: het verrichten van economische activiteiten;
f. „economische activiteiten”: in beginsel activiteiten met een indus- trieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden;
g. „onderdaan van de Gemeenschap” respectievelijk „onderdaan van Bosnië en Herzegovina”: een natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of van Bosnië en Herzegovina.
Wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III van deze titel eveneens van toe- passing op buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina gevestigde onderdanen van de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina, en op bui-
ten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina gevestigde scheepvaart- ondernemingen die worden bestuurd door onderdanen van de Gemeen- schap of Bosnië en Herzegovina, indien hun vaartuigen in die lidstaat of in Bosnië en Herzegovina in overeenstemming met de respectieve wet- gevingen zijn ingeschreven;
h. „financiële diensten”: de in bijlage VI omschreven activiteiten. De Stabilisatie- en associatieraad kan het toepassingsgebied van die bijlage uitbreiden of wijzigen.
Artikel 51
1. Bosnië en Herzegovina vereenvoudigt het op zijn grondgebied opzetten van werkzaamheden door vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap. Bosnië en Herzegovina verleent daartoe vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
a. voor de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina een niet minder gunstige be- handeling dan de behandeling die het verleent aan de eigen vennoot- schappen, of de behandeling die het verleent aan vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is;
b. voor de werkzaamheden van op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennoot- schappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die wordt verleend aan de eigen vennootschappen en fili- alen, of de behandeling die wordt verleend aan de dochterondernemin- gen of filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behan- deling gunstiger is.
2. De Gemeenschap en haar lidstaten verlenen vanaf de inwerking- treding van deze overeenkomst:
a. voor de vestiging van vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidsta- ten verlenen aan eigen vennootschappen of de behandeling die zij ver- lenen aan vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is;
b. voor de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde doch- terondernemingen en filialen van vennootschappen uit Bosnië en Her- zegovina een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verlenen aan hun eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die zij verlenen aan op hun grondgebied gevestigde doch- terondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.
3. De partijen voeren geen nieuwe wettelijke regelingen of maatrege- len in die discriminerend zijn ten aanzien van de vestiging van vennoot- schappen van de andere partij op hun grondgebied of ten aanzien van de
werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde vennootschappen van de andere partij in vergelijking tot de eigen vennootschappen.
4. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Stabilisatie- en associatieraad de uitvoeringsvoorwaarden vast voor de uitbreiding van bovenstaande bepalingen tot de vestiging van onderda- nen van de Gemeenschap en van Bosnië en Herzegovina die economi- sche activiteiten anders dan in loondienst wensen uit te oefenen.
5. Onverminderd het bepaalde in dit artikel:
a. hebben dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het recht om in Bosnië en Herzegovina onroerend goed te huren en te gebruiken;
b. hebben dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het- zelfde recht om eigendomsrechten op onroerend goed te verwerven en te genieten als vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina en, wat betreft openbare goederen en goederen van algemeen belang, dezelfde rechten als vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina, wanneer zulks noodzakelijk is voor de uitoefening van de economische activiteiten waarvoor zij zich gevestigd hebben. Deze bepaling laat de toepassing van artikel 63 onverlet.
c. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst onder- zoekt de Stabilisatie- en associatieraad de mogelijkheden om de onder
b) genoemde rechten uit te breiden tot filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap.
Artikel 52
1. Met inachtneming van artikel 51 en uitgezonderd de in bijlage VI beschreven financiële diensten kan elke partij de vestiging van en de werkzaamheden van vennootschappen en onderdanen op haar grondge- bied regelen, voor zover deze regelingen vennootschappen en onderda- nen van de andere partij niet discrimineren ten opzichte van de eigen vennootschappen en onderdanen.
2. Ten aanzien van financiële diensten vormt geen van de bepalingen van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maat- regelen te treffen, zoals om investeerders, depositohouders, verzeke- ringsnemers of personen jegens wie door een leverancier van financiële diensten een fiduciaire verplichting is aangegaan, te beschermen, of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen. Der- gelijke maatregelen mogen door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te ont- trekken.
3. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrek- ken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van indivi- duele clienten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van overheidsinstanties.
Artikel 53
1. Onverminderd andersluidende bepalingen in de multilaterale Over- eenkomst betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeen- schappelijke Luchtvaartruimte5) (hierna „ECAA” genoemd), is dit hoofd- stuk niet van toepassing op het luchtvervoer, de binnenvaart en cabotage in het zeevervoer.
2. De Stabilisatie- en associatieraad kan aanbevelingen doen voor verbetering van de voorwaarden voor vestiging en voor het uitoefenen van activiteiten op de in lid 1 vermelde gebieden.
Artikel 54
1. De artikelen 51 en 52 vormen geen beletsel voor de toepassing door een partij, met betrekking tot de vestiging en uitoefening van acti- viteiten op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van een andere partij die op het grondgebied van de eerste partij geen rechtsper- soonlijkheid bezitten, van bijzondere regels die gerechtvaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op het grondgebied van de eerste par- tij rechtspersoonlijkheid bezitten, of, wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen.
2. Het verschil in behandeling blijft beperkt tot hetgeen als gevolg van dergelijke juridische of technische verschillen strikt noodzakelijk is of, wat financiële diensten betreft, tot hetgeen om prudentiële redenen noodzakelijk is.
Artikel 55
Teneinde de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde acti- viteiten in het kader van vrije beroepen in Bosnië en Herzegovina res- pectievelijk de Gemeenschap voor onderdanen van de Gemeenschap res-
5) Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lid- staten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatie, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, de voorma- lige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Repu- bliek Servië, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeen- schappelijke Luchtvaartruimte (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 3).
pectievelijk Bosnië en Herzegovina te vergemakkelijken, onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad welke maatregelen moeten worden getrof- fen met het oog op de onderlinge erkenning van diploma’s. De Stabilisatie- en associatieraad kan daartoe alle noodzakelijke maatrege- len nemen.
Artikel 56
1. Een op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina gevestigde vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk een in de Gemeen- schap gevestigde vennootschap uit Bosnië en Herzegovina heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vesti- ging, op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina respectievelijk de Gemeenschap werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk van Bosnië en Herzegovina in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, indien dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 van dit artikel bekleden en zij uitsluitend een dienstver- band hebben met vennootschappen, dochterondernemingen of filialen. De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn.
2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovenge- noemde vennootschappen, hierna „organisaties” genoemd, zijn „binnen de organisatie overgeplaatste personen” als omschreven onder c) van dit lid, van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de orga- nisatie een rechtspersoon moet zijn en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhou- ders met een meerderheidsbelang) waren:
a. personen met een hogere leidinggevende functie binnen een orga- nisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder leiding en algemeen toezicht van met name de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde perso- nen, met inbegrip van personeelsleden die:
i. leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafde- ling van de vestiging;
ii. belast zijn met toezicht en controle op de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers;
iii. persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
b. binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverle-
ning van het bedrijf, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaam- heden of het management. Afgezien van de specifieke kennis met betrek- king tot de betrokken vestiging, kan deze kennis betrekking hebben op de bekwaamheid om bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardighe- den en eventueel het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep vereist zijn;
c. een „binnen de organisatie overgeplaatste persoon” is een natuur- lijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van econo- mische activiteiten op het grondgebied van de andere partij; de belang- rijkste handelsactiviteit van de betrokken organisatie dient op het grond- gebied van een partij plaats te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een dochteronderneming of filiaal van die organisatie die of dat op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soort- gelijke economische activiteiten verricht.
3. Toegang tot het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina van onderdanen van respectievelijk Bosnië en Herzegovina en de Gemeenschap wordt verleend en tijdelijk verblijf is toegestaan voor vertegenwoordigers van vennootschappen met een ho- gere leidinggevende functie als gedefinieerd in lid 2, onder a), binnen een vennootschap, die belast zijn met het opzetten van een dochteron- derneming of filiaal in de Gemeenschap van een vennootschap uit Bosnië en Herzegovina, respectievelijk een dochteronderneming of fili- aal in Bosnië en Herzegovina van een vennootschap uit de Gemeen- schap, mits:
a. deze vertegenwoordigers zich niet bezighouden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening en geen vergoeding ontvangen vanuit een bron binnen het grondgebied van het gastland, en
b. de vennootschap haar belangrijkste handelsactiviteit buiten de Ge- meenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina heeft, en geen andere vertegenwoordigers, kantoren, filialen of dochterondernemingen in de betrokken lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Her- zegovina heeft.
HOOFDSTUK III VERLENEN VAN DIENSTEN
Artikel 57
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina verbinden zich ertoe overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen de nodige stappen te ondernemen om geleidelijk het verlenen van diensten mogelijk te maken door vennootschappen uit de Gemeenschap en vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina, alsmede onderdanen van de Gemeenschap en
onderdanen van Bosnië en Herzegovina, die zijn gevestigd op het grond- gebied van een andere partij dan die van de persoon aan wie de dien- sten worden verleend.
2. Naarmate de in lid 1 bedoelde liberalisering tot stand komt, staan de partijen de tijdelijke verplaatsing toe van natuurlijke personen die de dienst verlenen of als werknemer voor de dienstverlener een sleutelpo- sitie bekleden als omschreven in artikel 56, lid 2, met inbegrip van natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een vennootschap of onderdaan van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina en die tijdelijk toegang wensen te krijgen voor onderhandelingen over de ver- koop van diensten of voor het aangaan van overeenkomsten over de ver- koop van diensten namens de dienstverlener, voor zover deze vertegen- woordigers niet zelf betrokken zijn bij de openbare directe verkoop of bij de eigenlijke dienstverlening.
3. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst neemt de Stabilisatie- en associatieraad de nodige maatregelen om het bepaalde in lid 1 geleidelijk ten uitvoer te leggen.
Hierbij wordt rekening gehouden met de vorderingen die de partijen maken bij de onderlinge aanpassing van hun wetgeving.
Artikel 58
1. De partijen treffen geen maatregelen en ondernemen geen acties die de voorwaarden voor het verlenen van diensten door vennootschap- pen of onderdanen van de Gemeenschap en van Bosnië en Herzegovina die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon aan wie de diensten worden verleend, aanmerkelijk restric- tiever maken dan op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
2. Indien een partij van mening is dat maatregelen die door de andere partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn genomen, tot een situatie leiden die ten aanzien van het verlenen van diensten aan- merkelijk restrictiever is dan op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, kan eerstgenoemde partij de andere partij om over- leg verzoeken.
Artikel 59
Ten aanzien van vervoersdiensten tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1. Wat het vervoer over land betreft, worden in protocol 3 de regels vastgesteld die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de partijen teneinde te voorzien in onbeperkt transitoverkeer over de weg door Bosnië en Herzegovina en de gehele Gemeenschap, de effectieve toepas-
sing van het verbod op discriminatie en de geleidelijke aanpassing van de vervoerswetgeving van Bosnië en Herzegovina aan die van de Ge- meenschap.
2. Op het gebied van internationaal zeevervoer verbinden de partijen zich ertoe het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markt en het verkeer op commerciële basis toe te passen en de interna- tionale en Europese verplichtingen op het gebied van veiligheid, bevei- liging en milieunormen na te komen.
De partijen bevestigen een omgeving van vrije concurrentie na te stre- ven als een essentieel aspect van internationaal zeevervoer.
3. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginse- len van lid 2:
a. in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen bepalingen inzake vrachtverdeling op te nemen;
b. bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende of discriminerende invloed kunnen hebben op het vrij verlenen van diensten in het internationaal mari- tiem vervoer;
c. aan schepen die door onderdanen en vennootschappen van de andere partij worden geëxploiteerd, onder meer geen minder gunstige behandeling te verlenen dan aan haar eigen schepen ten aanzien van de toegang tot havens die opengesteld zijn voor de internationale han- del, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdien- sten van deze havens, alsmede de daarmee verband houdende vergoe- dingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en installaties voor het laden en lossen.
4. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen, in overeenstemming met hun respectieve handelsbehoeften, worden de voorwaarden betref- fende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het luchtvervoer geregeld in de ECAA.
5. Alvorens de ECAA te sluiten, nemen de partijen geen maatregelen die meer beperkingen of discriminatie tot gevolg hebben dan het geval was op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
6. Bosnië en Herzegovina past zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, geleidelijk aan aan de communautaire wetgeving op het gebied van het vervoer door de lucht, over zee, via de binnenwateren en over land, zoals die op enig ogenblik van kracht is, voor zover dit dienstig is voor de liberalisering en wederzijdse toegang tot de markten van de partijen, en het verkeer van reizigers en goederen vergemakkelijkt.
7. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt, met inachtneming van de stand van zaken betreffende de gezamenlijke verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk, hoe de noodzakelijke voorwaarden
voor het vergroten van de vrijheid van dienstverlening in het vervoer door de lucht en over land tot stand kunnen worden gebracht.
HOOFDSTUK IV BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER
Artikel 60
De partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig artikel VIII van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds, machtiging te verlenen tot alle betalingen en overboekingen in vrij convertibele valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina.
Artikel 61
1. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapi- taal dat verband houdt met directe investeringen in ondernemingen die volgens het recht van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel V, alsmede de liquidatie en repatriering van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
2. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot kre- dieten die verband houden met handelstransacties of het verlenen van diensten waarbij een ingezetene van een der partijen betrokken is, als- mede met financiële leningen en kredieten met een looptijd van meer dan een jaar.
3. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst staat Bosnië en Herzegovina, door volledige en snelle gebruikmaking van zijn bestaande voorschriften en procedures, de verwerving van onroerend goed in Bosnië en Herzegovina door onderdanen van de lidstaten toe.
Binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Bosnië en Herzegovina zijn wetgeving inzake de verwerving van onroe- rend goed in Bosnië en Herzegovina door onderdanen van de lidstaten geleidelijk aan, zodat deze onderdanen dezelfde behandeling genieten als onderdanen van Bosnië en Herzegovina.
De partijen waarborgen voorts vanaf het vijfde jaar na de inwerking- treding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal in verband met beleggingen en financiële leningen en kredieten met een looptijd van minder dan een jaar.
4. Onverminderd het bepaalde in lid 1 stellen de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en de lopende betalingen tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van Bosnië en Herzegovina en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere restricties aan.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 60 en in dit artikel mogen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina in uitzonderlijke gevallen, wanneer het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Her- zegovina ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de werking van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina, vrijwaringsmaatregelen nemen ten aanzien van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina voor een periode van ten hoogste zes maanden, indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn.
6. Geen van bovenstaande bepalingen mag worden uitgelegd als een beperking van het recht van de economische subjecten van de partijen op een gunstiger behandeling, waarin kan zijn voorzien in bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten waarbij de partijen bij deze overeenkomst betrokken zijn.
7. De partijen plegen overleg teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeen- komst.
Artikel 62
1. Gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst nemen de partijen maatregelen om de voorwaarden tot stand te brengen voor verdere geleidelijke toepassing van de com- munautaire regelgeving betreffende het vrije verkeer van kapitaal.
2. Aan het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Stabilisatie- en associatieraad de uitvoerings- voorschriften voor de volledige toepassing van de communautaire regel- geving betreffende het kapitaalverkeer vast.
HOOFDSTUK V ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 63
1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing onder voorbehoud van beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
2. Zij zijn niet van toepassing op werkzaamheden die, al dan niet incidenteel, verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag op het grondgebied van de partijen.
Artikel 64
Voor de toepassing van deze titel belet geen van de bepalingen van deze overeenkomst de partijen hun wetten en voorschriften betreffende toelating en verblijf, werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, vestiging van natuurlijke personen en het verlenen van diensten toe te passen, met name wat betreft het toekennen, verlengen of weigeren van verblijfsver- gunningen, mits zij ze niet toepassen op een manier die de voor een par- tij uit een specifieke bepaling van deze overeenkomst voortvloeiende voordelen tenietdoet of beperkt. Deze bepaling laat de toepassing van artikel 63 onverlet.
Artikel 65
Deze titel is eveneens van toepassing op vennootschappen die geza- menlijk door vennootschappen of onderdanen van Bosnië en Herze- govina en van de Gemeenschap worden bestuurd en hun exclusieve eigendom zijn.
Artikel 66
1. De overeenkomstig deze titel toegekende meestbegunstigings- behandeling is niet van toepassing op belastingvoordelen die de partijen verlenen of in de toekomst zullen verlenen uit hoofde van overeenkom- sten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere fiscale rege- lingen.
2. Niets in deze titel mag worden uitgelegd als een beletsel voor de vaststelling of tenuitvoerlegging door de partijen van maatregelen ter voorkoming van belastingvlucht of belastingontduiking overeenkomstig de belastingvoorschriften van overeenkomsten ter voorkoming van dub- bele belastingheffing en andere fiscale regelingen of de nationale fiscale wetgeving.
3. Niets in deze titel mag worden uitgelegd als een beletsel voor de lidstaten of voor Bosnië en Herzegovina om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, in het bijzonder met betrekking tot hun woonplaats.
Artikel 67
1. De partijen spannen zich waar mogelijk in om het opleggen van beperkende maatregelen te vermijden, waaronder maatregelen met be-
trekking tot de invoer, om met de betalingsbalans verband houdende redenen. Als een partij dergelijke maatregelen neemt, verstrekt zij de andere partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.
2. Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van een of meer lidstaten of van Bosnië en Herzegovina ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor onmiddellijk gevaar bestaat, kan de Gemeenschap respectie- velijk Bosnië en Herzegovina in overeenstemming met de in de WTO Overeenkomst bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer, die van beperkte duur moeten zijn en niet verder mogen reiken dan wat nood- zakelijk is om de situatie van de betalingsbalans recht te trekken. De Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina stelt de andere par- tij daarvan onmiddellijk in kennis.
3. De beperkende maatregelen mogen geen betrekking hebben op overmakingen in verband met investeringen, met name de repatriering van geïnvesteerde of geherïnvesteerde bedragen en van daaruit voort- vloeiende inkomsten van ongeacht welke aard.
Artikel 68
De bepalingen van deze titel worden geleidelijk aangepast, met name in het licht van de eisen die voortvloeien uit artikel V van de GATS.
Artikel 69
De bepalingen van deze overeenkomst doen geen afbreuk aan de toe- passing door een partij van alle maatregelen die nodig zijn om te voor- komen dat de door haar getroffen maatregelen ten aanzien van toegang van derde landen tot haar markt worden ontdoken via de bepalingen van deze overeenkomst.
TITEL VI
AANPASSING VAN WETGEVING, RECHTSHANDHAVING EN MEDEDINGINGSREGELS
Artikel 70
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de be- staande wetgeving van Bosnië en Herzegovina aan die van de Gemeen- schap en van de doeltreffende toepassing daarvan. Bosnië en Herze- govina streeft ernaar zijn huidige en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het acquis van de Gemeenschap. Bosnië en Herzegovina ziet erop toe dat de bestaande en toekomstige wetgeving naar behoren ten uitvoer wordt gelegd en gehandhaafd.
2. Deze aanpassing begint bij de ondertekening van deze overeen- komst en wordt in de loop van de overgangsperiode die is vastgesteld in artikel 8 van deze overeenkomst geleidelijk uitgebreid tot alle in deze overeenkomst genoemde onderdelen van het acquis van de Gemeen- schap.
3. In eerste instantie richt deze aanpassing zich op fundamentele ele- menten van het acquis betreffende de interne markt en andere handels- gerelateerde vraagstukken. In een later stadium richt Bosnië en Herze- govina zich op de resterende delen van het acquis.
De aanpassing vindt plaats op basis van een programma waarover de Europese Commissie en Bosnië en Herzegovina overeenstemming moe- ten bereiken.
4. Bosnië en Herzegovina stelt tevens, in overeenstemming met de Europese Commissie, de uitvoeringsvoorschriften vast voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van de aanpassing van de wetgeving en de te treffen rechtshandhavingsmaatregelen.
Artikel 71
Bepalingen betreffende de concurrentie en andere economische aspec- ten
1. Onverenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst zijn, voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina daardoor ongunstig kan worden beïnvloed:
a. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke ge- dragingen van ondernemingen die ertoe strekken of ten gevolge heb- ben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;
b. misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspo- sitie op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina of op een wezenlijk deel daarvan;
c. alle steunmaatregelen van de staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde goederen ver- valsen of dreigen te vervalsen.
2. Alle handelwijzen die met dit artikel in strijd zijn, worden beoor- deeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Gemeenschap, met name de artikelen 81, 82, 86 en 87 van het EG-Verdrag en de besluiten die ter interpretatie hiervan door de instellingen van de Gemeenschap zijn vastgesteld.
3. De partijen zien erop toe dat een overheidsinstantie die onafhan- kelijk kan optreden, de nodige bevoegdheden krijgt voor de volledige toepassing van lid 1, onder a) en b), ten aanzien van particuliere en overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere rechten zijn verleend.
4. Binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze over- eenkomst stelt Bosnië en Herzegovina een overheidsinstantie in die onafhankelijk kan optreden en die de bevoegdheden krijgt die noodza- kelijk zijn voor de volledige toepassing van lid 1, onder c). Deze instan- tie krijgt onder meer de bevoegdheid toestemming te verlenen voor steunregelingen van de overheid en individuele steunmaatregelen, over- eenkomstig lid 2, alsmede de bevoegdheid terugbetaling van onwettig verleende overheidssteun te vorderen.
5. Elke partij draagt zorg voor transparantie ten aanzien van de overheidssteun, onder andere door de andere partij een jaarverslag of een gelijkwaardig rapport te doen toekomen, waarbij de methodologie en de presentatie worden gevolgd van het overzicht van de overheidssteun dat door de Gemeenschap wordt opgesteld. Op verzoek van een van de par- tijen verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.
6. Bosnië en Herzegovina stelt een volledig overzicht op van de steunregelingen die voor de oprichting van de instantie bedoeld in lid 4 zijn ingesteld, en past deze steunregelingen binnen vier jaar na de inwer- kingtreding van deze overeenkomst aan volgens de criteria bedoeld in lid 2.
7. a. Voor de toepassing van lid 1, onder c), komen de partijen over- een dat gedurende de eerste zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle door Bosnië en Herzegovina toegekende overheids- steun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Bosnië en Herzegovina wordt beschouwd als een regio zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.
b. Uiterlijk aan het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtre- ding van deze overeenkomst verstrekt Bosnië en Herzegovina de Europese Commissie de BBP-cijfers per hoofd van de bevolking, geharmoniseerd op NUTS II-niveau. De in lid 4 bedoelde instantie en de Europese Commissie zullen dan gezamenlijk evalueren welke regio’s van Bosnië en Herzegovina voor overheidssteun in aanmer- king komen, alsmede hoeveel de maximale steunintensiteit voor die regio’s mag bedragen, teneinde op basis van de desbetreffende com- munautaire richtsnoeren de regionalesteunkaart op te stellen.
8. In protocol 4 worden bijzondere regels voor staatssteun vastgesteld die van toepassing zijn op de herstructurering van de staalindustrie.
9. Met betrekking tot de producten vermeld in hoofdstuk II van titel IV:
a. is het bepaalde in lid 1, onder c), niet van toepassing;
b. dienen alle praktijken die in strijd zijn met het bepaalde in lid 1, onder a), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 37 van het EG-Verdrag en specifieke communautaire instrumenten die op deze basis zijn vastgesteld.
10. Als een van de partijen van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1, kan zij, na overleg in de Stabilisatie- en associatieraad, of 30 werkdagen na het verzoek om dergelijk overleg, passende maatregelen nemen.
Niets in dit artikel vormt een beletsel of een hindernis voor het nemen van antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen door de partijen overeenkomstig de desbetreffende artikelen van de GATT 1994 en de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatre- gelen en hun interne wetgeving op dit gebied.
Artikel 72
Overheidsondernemingen
Uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Bosnië en Herzegovina op overheids- ondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend, de beginselen van het EG-Verdrag toe, en met name artikel 86.
De bijzondere rechten van overheidsondernemingen tijdens de over- gangsperiode omvatten niet de mogelijkheid tot instelling van kwantita- tieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking op de invoer in Bosnië en Herzegovina van goederen van oorsprong uit de Gemeen- schap.
Artikel 73
Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten
1. Overeenkomstig dit artikel en bijlage VII bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan een adequate en efficiente bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten.
2. Ten aanzien van de erkenning en bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom kennen de partijen vanaf de inwer- kingtreding van deze overeenkomst aan elkaars ondernemingen en on- derdanen een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de behan- deling die zij op grond van bilaterale overeenkomsten aan derde landen verlenen.
3. Bosnië en Herzegovina treft alle nodige maatregelen om te garan- deren dat uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeen- komst de bescherming van de intellectuele-, industriële- en commerciële- eigendomsrechten op een niveau is dat overeenkomt met het niveau in de Gemeenschap, met inbegrip van effectieve middelen om deze rech- ten af te dwingen.
4. Bosnië en Herzegovina verbindt zich ertoe binnen bovengenoemde periode toe te treden tot de in bijlage VII bedoelde multilaterale over- eenkomsten inzake intellectuele-, industriële- en commerciële- eigendomsrechten. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de beginselen van de TRIPs-overeenkomst. De Stabilisatie- en associatie- raad kan besluiten Bosnië en Herzegovina te verplichten toe te treden tot specifieke multilaterale overeenkomsten op dit terrein.
5. Indien zich op het gebied van intellectuele, industriële en commer- ciële eigendom problemen voordoen die de handelsvoorwaarden ongun- stig beïnvloeden, dan worden zij, op verzoek van een der partijen, onver- wijld aan de Stabilisatie- en associatieraad voorgelegd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.
Artikel 74
Overheidsopdrachten
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina beschouwen het open- stellen van de aanbesteding van overheidsopdrachten op basis van non- discriminatie en wederkerigheid, vooral in het kader van de WTO, als een na te streven doel.
2. Vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina krijgen, ongeacht of zij in de Gemeenschap zijn gevestigd, vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in de Gemeen- schap overeenkomstig de daarvoor in de Gemeenschap geldende rege- lingen en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan vennootschappen uit de Gemeenschap wordt ver- leend.
Zodra de regering van Bosnië en Herzegovina de wetgeving heeft goedgekeurd waarbij de communautaire regels op dit terrein worden ingevoerd, zijn bovenstaande bepalingen ook van toepassing op contrac- ten in de nutssector. De Gemeenschap onderzoekt op gezette tijden of Bosnië en Herzegovina deze wetgeving daadwerkelijk heeft ingevoerd.
3. Vennootschappen uit de Gemeenschap die overeenkomstig de be- palingen van hoofdstuk II van titel V in Bosnië en Herzegovina zijn gevestigd, krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze over- eenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in Bosnië en Herze- govina en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina wordt verleend.
4. Vennootschappen uit de Gemeenschap die niet in Bosnië en Her- zegovina zijn gevestigd, krijgen uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in Bosnië
en Herzegovina en krijgen daarbij dan een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina wordt verleend. Gedurende deze overgangsperiode van vijf jaar ziet Bosnië en Herzegovina toe op stapsgewijze verlaging van de bestaande preferenties, en wel zodanig dat het preferentiële tarief gedu- rende het eerste en het tweede jaar vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten hoogste 15% bedraagt, gedurende het derde en het vierde jaar ten hoogste 10% en gedurende het vijfde jaar ten hoogste 5%.
5. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden de mogelijkheid voor Bosnië en Herzegovina om alle vennootschappen van de Gemeenschap toegang te verlenen tot aanbestedingsprocedures in Bosnië en Herzegovina. Bosnië en Herzegovina brengt jaarlijks verslag uit aan de Stabilisatie- en associatieraad over de maatregelen die zijn genomen om de transparantie te vergroten en ervoor te zorgen dat beslui- ten met betrekking tot overheidsopdrachten effectief juridisch worden getoetst.
6. Op de vestiging, de activiteiten en de verlening van diensten tus- sen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina, alsmede de werkgele- genheid en het verkeer van werknemers in verband met de uitvoering van overheidsopdrachten zijn de artikelen 47 tot en met 69 van toepas- sing.
Artikel 75
Normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling
1. Bosnië en Herzegovina neemt de nodige maatregelen om de wet- geving geleidelijk in overeenstemming te brengen met de technische regelgeving van de Gemeenschap en de Europese procedures voor nor- malisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling.
2. In dit verband streven de partijen naar:
a. het bevorderen van het gebruik van communautaire technische regelgeving en Europese normen en conformiteitsbeoordelingspro- cedures;
b. het verlenen van bijstand bij het bevorderen van de ontwikkeling van een kwaliteitsinfrastructuur: normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling;
c. het stimuleren van de betrokkenheid van Bosnië en Herzegovina bij de activiteiten van gespecialiseerde organisaties op het gebied van
normen, conformiteitsbeoordeling, metrologie en dergelijke gebieden (bijvoorbeeld CEN, CENELEC, ETSI, EA, WELMEC, EUROMET6);
d. indien mogelijk, het sluiten van een overeenkomst inzake conformiteitsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten zodra Bosnië en Herzegovina zijn wetgeving en procedures voldoende heeft aangepast aan die van de Gemeenschap en voldoende deskundigheid beschikbaar is.
Artikel 76
Consumentenbescherming
De partijen werken samen om de normen voor de bescherming van de consument in Bosnië en Herzegovina aan te passen aan die in de Gemeenschap. Een effectieve consumentenbescherming is noodzakelijk voor een goed functionerende markteconomie, en deze bescherming is afhankelijk van de ontwikkeling van administratieve infrastructuren voor markttoezicht en rechtshandhaving. Daartoe en ter behartiging van hun gemeenschappelijke belangen stimuleren de partijen:
a. een beleid gericht op actieve bescherming van de consument over- eenkomstig de wetgeving van de Gemeenschap, waaronder betere voor- lichting en het opzetten van onafhankelijke organisaties;
b. harmonisatie van de wetgeving inzake de bescherming van de con- sument in Bosnië en Herzegovina met die in de Gemeenschap;
c. efficiënte wettelijke bescherming van de consument teneinde de kwaliteit van verbruiksgoederen te verbeteren en passende veiligheids- normen in stand te houden;
d. toezicht door bevoegde autoriteiten op de naleving van de regels en toegang tot juridische procedures in geval van geschillen.
Artikel 77
Arbeidsomstandigheden en gelijke kansen
Bosnië en Herzegovina moet zijn wetgeving op het gebied van ar- beidsomstandigheden geleidelijk aanpassen aan die van de Gemeen- schap, met name op de gebieden gezondheid en veiligheid op het werk en gelijke kansen.
6) Europese Commissie voor Normalisatie, Europees Comité voor elektrotech- nische normalisatie, Europees Instituut voor telecommunicatienormen, Europese Samenwerking voor Accreditatie, Europees Samenwerkingsverband voor wette- lijke metrologie, Europese Organisatie voor metrologie.
TITEL VII
JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID
Artikel 78
Institutionele versterking en de rechtsstaat
Bij de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij politie en justitie in het bijzonder. De samenwer- king is met name gericht op versterking van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en verbetering van de doeltreffendheid en de insti- tutionele capaciteit daarvan, verbetering van de toegankelijkheid van justitie, ontwikkeling van passende structuren voor de politie, de douane en andere rechtshandhavingsinstanties, verstrekking van adequate oplei- ding en bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad.
Artikel 79
Bescherming van persoonsgegevens
Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Bosnië en Herzegovina zijn wetgeving inzake de bescherming van persoons- gegevens aan de wetgeving van de Gemeenschap en andere Europese en internationale wetgeving op het gebied van privacy aan. Bosnië en Her- zegovina richt onafhankelijke toezichthoudende organen op die over vol- doende financiële en personele middelen beschikken om efficiënt te kun- nen toezien op de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens. De partijen werken samen om dit doel te bereiken.
Artikel 80
Visa, grensbeheer, asiel en migratie
De partijen werken samen op het gebied van visa, grensbewaking, asiel en migratie en zetten een kader op voor deze samenwerking, ook op regionaal niveau, waarbij in voorkomend geval rekening wordt ge- houden met en optimaal geprofiteerd wordt van bestaande initiatieven op dit vlak.
De samenwerking op deze gebieden is gebaseerd op wederzijds over- leg en nauwe coördinatie van de activiteiten van de partijen en omvat tevens technische en administratieve bijstand bij:
a. de uitwisseling van informatie over wetgeving en praktijken;
b. het opstellen van wetgeving;
c. de verbetering van de efficiëntie van de instellingen;
d. de opleiding van personeel;
e. de beveiliging van reisdocumenten en de herkenning van valse documenten;
f. grensbeheer.
De samenwerking is vooral gericht op:
a. wat asiel betreft: de tenuitvoerlegging van nationale wetgeving die voldoet aan de normen van het Verdrag betreffende de status van vluch- telingen, ondertekend te Geneve op 28 juli 1951, en het Protocol betref- fende de status van vluchtelingen, ondertekend te New York op 31 ja- nuari 1967, bij dat verdrag, teneinde te waarborgen dat het beginsel van non-refoulement en andere rechten van asielzoekers en vluchtelingen gerespecteerd worden;
b. wat legale migratie betreft: toelatingsregels en de rechten en de sta- tus van de toegelaten personen. Ten aanzien van migratie komen de par- tijen overeen onderdanen van derde landen die legaal op hun grondge- bied verblijven een billijke behandeling te geven, en een integratiebeleid te bevorderen dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die verge- lijkbaar zijn met die van hun staatsburgers.
Artikel 81
Preventie en controle van illegale immigratie; overname
1. De partijen werken samen met oog op de preventie en controle van illegale immigratie. Daartoe verbinden Bosnië en Herzegovina en de lid- staten zich ertoe hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven over te nemen en een overnameovereenkomst te sluiten en volledig ten uitvoer te leggen, met inbegrip van een verplich- ting tot overname van onderdanen van andere landen en stateloze perso- nen.
De lidstaten en Bosnië en Herzegovina verstrekken hun onderdanen passende identiteitsdocumenten en verlenen hun toegang tot de admini- stratieve faciliteiten die daartoe vereist zijn.
Specifieke procedures in verband met de overname van de eigen onderdanen, onderdanen van derde landen en stateloze personen worden vastgesteld in het kader van de overeenkomst inzake overname.
2. Bosnië en Herzegovina zegt toe overnameovereenkomsten te slui- ten met de andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn en alle noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle in dit artikel genoemde overnameovereenkomsten flexi- bel en snel worden uitgevoerd.
3. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt welke andere geza- menlijke inspanningen kunnen worden geleverd met het oog op de pre- ventie en controle van illegale immigratie, met inbegrip van mensen- handel en illegale migratienetwerken.
Artikel 82
Witwassen van geld en financiering van terrorisme
1. De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële sys- temen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten uit cri- minele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder, of voor de financiering van terrorisme.
2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en techni- sche bijstand met het oog op de tenuitvoerlegging van voorschriften en het efficiënt functioneren van passende normen en mechanismen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terro- risme die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn aangenomen door de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied, in het bijzonder de Financial Action Task Force (FATF).
Artikel 83
Samenwerking op het gebied van drugs
1. Binnen hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van drugs- vraagstukken. Het beleid en de maatregelen met betrekking tot drugs zijn gericht op het versterken van de structuren om illegale drugs te bestrijden, waaronder het beperken van het aanbod van, de handel in en de vraag naar illegale drugs, waarbij de gevolgen voor de gezondheid en de maatschappelijke consequenties van drugsgebruik worden aangepakt en precursoren beter gecontroleerd worden.
2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De activiteiten worden geba- seerd op gezamenlijk overeengekomen principes in overeenstemming met het drugsbeheersingsbeleid van de EU.
Artikel 84
Voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad en andere illegale activiteiten
De partijen werken samen aan de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, zoals:
a. mensensmokkel en mensenhandel;
b. illegale economische activiteiten, met name valsemunterij, illegale transacties met producten als industrieel afval en radioactief materiaal, en transacties met illegale, vervalste of nagemaakte producten;
c. corruptie, zowel in de publieke als in de particuliere sector, met name in verband met niet-transparante administratieve praktijken;
d. belastingfraude;
e. productie van en illegale handel in drugs en psychotrope stoffen;
x. xxxxxxxxxxx;
g. illegale wapenhandel;
h. het vervalsen van documenten;
i. illegale autohandel;
j. computercriminaliteit.
Regionale samenwerking en de naleving van internationaal erkende normen op het gebied van de bestrijding van georganiseerde misdaad worden bevorderd.
Artikel 85
Bestrijding van terrorisme
Overeenkomstig de internationale verdragen waarbij zij partij zijn en hun eigen wet- en regelgeving komen de partijen overeen samen te wer- ken aan de voorkoming en bestrijding van terroristische daden en de financiering daarvan:
a. in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad (2001) en andere relevante VN-resoluties, internationale verdragen en instrumenten;
b. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en de hen ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en internationale recht;
c. door ervaringen uit te wisselen over manieren om terrorisme te bestrijden, op technisch gebied en op het gebied van opleiding, en door ervaringen uit te wisselen over het voorkomen van terrorisme.
TITEL VIII SAMENWERKINGSBELEID
Artikel 86
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina werken nauw samen om de ontwikkeling en het groeipotentieel van Bosnië en Herzegovina te bevorderen. Die samenwerking versterkt de bestaande economische banden op een zo breed mogelijke basis, ten voordele van beide partijen.
2. Bij het opzetten van beleid en andere maatregelen wordt gestreefd naar de duurzame economische en sociale ontwikkeling van Bosnië en Herzegovina. Daarbij wordt ervoor gezorgd dat de milieuaspecten vanaf het begin volledig in het beleid worden geïntegreerd, en wordt rekening gehouden met de eis van harmonieuze sociale ontwikkeling.
3. Het samenwerkingsbeleid wordt in een regionaal samenwerkings- kader geïntegreerd. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan maatre- gelen die de samenwerking tussen Bosnië en Herzegovina en zijn buur- landen, waaronder lidstaten, bevorderen en aldus bijdragen tot de regio- nale stabiliteit. De Stabilisatie- en associatieraad bepaalt welke van de hierna omschreven samenwerkingsterreinen prioriteit hebben, en wat prioriteit heeft binnen de verschillende terreinen, overeenkomstig het Europees partnerschap.
Artikel 87
Economisch beleid en handelspolitiek
De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina vergemakkelijken het proces van economische hervorming door middel van samenwerking die beoogt het inzicht in de basiselementen van elkaars economieën en het formuleren en uitvoeren van economisch beleid in een markteconomie te verbeteren.
Op verzoek van de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina kan de Gemeenschap het land bijstand verlenen ter ondersteuning van zijn inspanningen om een goed functionerende markteconomie tot stand te brengen en zijn beleid geleidelijk aan te passen aan het op stabiliteit gerichte beleid in het kader van de Europese Economische en Monetaire Unie.
De samenwerking is tevens gericht op de versterking van de rechts- staat op zakelijk gebied door middel van een stabiel en niet- discriminerend wetgevingskader voor de handel.
Samenwerking op dit gebied omvat ook informele uitwisseling van informatie over de beginselen en de werking van de Europese Economi- sche en Monetaire Unie.
Artikel 88
Statistische samenwerking
De samenwerking tussen de partijen is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het acquis van de Gemeen- schap op het gebied van de statistiek. De statistische samenwerking is met name gericht op de ontwikkeling van efficiënte en duurzame statis- tische stelsels die in staat zijn de vergelijkbare, betrouwbare, objectieve en nauwkeurige gegevens te leveren die nodig zijn om het overgangs- en hervormingsproces in Bosnië en Herzegovina te plannen en te con- troleren. Ook moet de samenwerking op dit gebied de staatsinstanties en de bureaus van de entiteiten voor de statistiek in staat stellen beter te voldoen aan de behoeften van hun nationale en internationale afnemers (zowel de overheid als de particuliere sector). Het statistisch stelsel moet de fundamentele beginselen van de statistiek die door de VN zijn uitge-
vaardigd, de Europese praktijkcode voor statistieken en de bepalingen van de Europese statistiekwetgeving eerbiedigen en zich ontwikkelen in de richting van het acquis van de Gemeenschap.
Artikel 89
Bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten
De samenwerking tussen Bosnië en Herzegovina en de Gemeenschap is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het com- munautair acquis voor het bank- en verzekeringswezen en financiële diensten. De partijen werken samen om een passend kader tot stand te brengen en verder te ontwikkelen voor het stimuleren van het bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten in Bosnië en Herze- govina.
Artikel 90
Samenwerking op het gebied van audit en financiële controle
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van interne controle van de overheidsfinanciën (PIFC) en externe boekhoud- kundige controle. De partijen werken, door het uitwerken en goedkeu- ren van relevante regelgeving, met name samen aan de ontwikkeling van efficiente systemen voor PIFC (waaronder financieel beheer en financiële controle en functioneel onafhankelijke interne boekhoudkundige con- trole) en onafhankelijke externe boekhoudkundige controle in Bosnië en Herzegovina, overeenkomstig internationaal erkende normen en metho- den en de op EU-niveau overeengekomen beste praktijken. De samen- werking richt zich ook op de opbouw van capaciteit en de verstrekking van opleidingen voor de betrokken instellingen, met als doel de ontwik- keling van PIFC en externe boekhoudkundige controle (Supreme Audit Institutions) in Bosnië en Herzegovina; dit omvat ook de oprichting en versterking van centrale harmonisatie-eenheden voor financieel beheer en financiële controle en voor systemen voor interne boekhoudkundige controle.
Artikel 91
Stimulering en bescherming van investeringen
Binnen hun respectieve bevoegdheden is de samenwerking tussen de partijen op het gebied van de bevordering en bescherming van investe- ringen erop gericht een gunstig klimaat te creeren voor binnenlandse en buitenlandse particuliere investeringen, die essentieel zijn voor de eco- nomische en industriële revitalisering van Bosnië en Herzegovina.
Artikel 92
Industriële samenwerking
De samenwerking richt zich op stimulering van de modernisering en herstructurering van de industrie van Bosnië en Herzegovina en van individuele sectoren. Hieronder valt ook industriële samenwerking tus- sen het bedrijfsleven aan beide zijden om de particuliere sector te ver- sterken, waarbij de bescherming van het milieu gewaarborgd moet zijn. Samenwerkingsinitiatieven op het gebied van de industrie dienen een afspiegeling te zijn van de prioriteiten die door de partijen zijn vastge- steld. Daarbij wordt rekening gehouden met de regionale aspecten van industriële ontwikkeling en worden waar nodig transnationale partnerschappen gestimuleerd. De initiatieven dienen in het bijzonder te zijn gericht op het creeren van een passend kader voor het bedrijfsleven, beter management, stimulering van markten, transparantie van de markt
en het ondernemingsklimaat.
In het kader van de samenwerking wordt ook op passende wijze reke- ning gehouden met het communautair acquis op het gebied van indus- triebeleid.
Artikel 93
Midden- en kleinbedrijf
De samenwerking tussen de partijen is gericht op ontwikkeling en ver- sterking van het particuliere midden- en kleinbedrijf, waarbij rekening wordt gehouden met prioritaire gebieden in verband met het com- munautair acquis op het gebied van het midden- en kleinbedrijf en met de tien richtsnoeren die zijn vastgelegd in het Europees Handvest voor kleine ondernemingen.
Artikel 94
Toerisme
De samenwerking tussen de partijen op het gebied van toerisme is voornamelijk gericht op intensivering van de informatiestroom over toe- risme (via internationale netwerken, databanken, enz.), versterking van de samenwerking tussen ondernemingen, deskundigen, overheden en overheidsinstellingen op het gebied van toerisme en overdracht van ken- nis (door middel van opleiding, uitwisseling en seminars). In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis in verband met deze sector.
De samenwerking kan in een regionaal samenwerkingskader worden geïntegreerd.
Artikel 95
De landbouw en de agro-industriële sector
De samenwerking tussen de partijen is primair gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op land- bouwgebied en op veterinair en fytosanitair gebied. De samenwerking is met name gericht op modernisering en herstructurering van de landbouw en de levensmiddelensector in Bosnië en Herzegovina, in het bijzonder om aan de veterinaire en fytosanitaire vereisten van de Gemeenschap te voldoen, en op ondersteuning van de geleidelijke aanpassing van de wet- geving en praktijk in Bosnië en Herzegovina aan de communautaire regels en normen.
Artikel 96
Visserij
De partijen onderzoeken de mogelijkheid om in de visserijsector gebieden van wederzijds belang aan te wijzen waarop samenwerking voor elk van hen voordeel zou opleveren. In het kader van de samen- werking wordt op passende wijze rekening gehouden met het com- munautair acquis op visserijgebied, waaronder de naleving van interna- tionale verplichtingen betreffende regels van de internationale en de regionale visserijorganisaties inzake het beheer en de instandhouding van de visbestanden.
Artikel 97
Douane
De samenwerking tussen de partijen op dit gebied is erop gericht de naleving te waarborgen van de op handelsgebied in te voeren bepalin- gen en het douanesysteem van Bosnië en Herzegovina aan te passen aan dat van de Gemeenschap, teneinde zo de weg vrij te maken voor de in het kader van deze overeenkomst geplande liberaliseringsmaatregelen en de geleidelijke aanpassing van de douanewetgeving van Bosnië en Her- zegovina aan het acquis.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op douanegebied.
In protocol 5 worden de regels vastgesteld inzake wederzijdse admi- nistratieve bijstand tussen partijen op het gebied van douane.
Artikel 98
Belastingen
De door de partijen tot stand te brengen samenwerking op belasting- gebied omvat maatregelen die gericht zijn op de verdere hervorming van het belastingstelsel van Bosnië en Herzegovina en de herstructurering van de belastingdienst, teneinde de efficiëntie van de belastinginning te verbeteren en belastingfraude beter te kunnen bestrijden.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met de prioritaire gebieden met betrekking tot het com- munautair acquis op fiscaal gebied en de bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie. Schadelijke belastingconcurrentie moet worden tegengegaan op basis van de beginselen van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, die de Raad op 1 december 1997 heeft goedgekeurd.
De samenwerking richt zich ook op het vergroten van de transparan- tie en het bestrijden van corruptie, alsmede het uitwisselen van informa- tie met de lidstaten, teneinde de handhaving van maatregelen ter voor- koming van belastingfraude, -ontwijking of -ontduiking te vergemakke- lijken.
Bosnië en Herzegovina dient ook het netwerk van bilaterale overeen- komsten met de lidstaten te voltooien, overeenkomstig de laatste versie van het OESO-modelverdrag inzake belasting op inkomen en vermogen en de OESO-modelovereenkomst betreffende de uitwisseling van belastinggegevens, voor zover de verzoekende lidstaat hierbij aangeslo- ten is.
Artikel 99
Samenwerking op sociaal gebied
De samenwerking tussen de partijen moet bijdragen tot de ontwikke- ling van het werkgelegenheidsbeleid van Bosnië en Herzegovina in het kader van versterkte economische hervorming en integratie. De samen- werking is ook gericht op ondersteuning van de aanpassing van het socialezekerheidsstelsel van Bosnië en Herzegovina aan de nieuwe eco- nomische en sociale vereisten, teneinde te waarborgen dat alle kwetsbare personen rechtmatige toegang ertoe krijgen en dat hun effectieve onder- steuning wordt geboden, en kan tevens aanpassing inhouden van de wet- geving van Bosnië en Herzegovina inzake arbeidsvoorwaarden en ge- lijke kansen voor vrouwen en mannen, mensen met een handicap en alle kwetsbare personen, waaronder mensen die behoren tot een minderheid, alsmede verbetering van de bescherming van de gezondheid en veilig- heid van werknemers, waarbij het beschermingsniveau in de Gemeen- schap maatstaf is.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
Artikel 100
Onderwijs en opleiding
De partijen werken samen om het peil van het algemene onderwijs en van beroepsonderwijs en beroepsopleiding, alsmede van het jongeren- beleid en jongerenwerk, waaronder niet-formeel onderwijs, in Bosnië en Herzegovina te verhogen. De verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Bologna (die in het kader van het intergouvernementele proces van Bologna is aangenomen) is een prioriteit voor het hoger onderwijs.
De partijen streven er ook naar dat iedereen in Bosnië en Herzegovina gelijke toegang heeft tot alle onderwijsniveaus, zonder onderscheid naar sekse, huidskleur, etnische afkomst of religie. Als prioriteit dient Bosnië en Herzegovina te voldoen aan de verbintenissen die het is aangegaan in het kader van internationale verdragen op deze gebieden.
De relevante communautaire programma’s en instrumenten dragen bij tot verbetering van de onderwijs- en opleidingsstructuren en -activiteiten in Bosnië en Herzegovina.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
Artikel 101
Samenwerking op cultureel gebied
De partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op cultureel gebied te bevorderen. Deze samenwerking beoogt onder meer het wederzijds begrip en het wederzijds respect voor personen, gemeenschappen en vol- keren te doen toenemen. De partijen verbinden zich er tevens toe samen te werken om de culturele diversiteit te bevorderen, met name in het kader van het UNESCO-verdrag inzake de bescherming en bevordering van de diversiteit van culturele uitingen.
Artikel 102
Samenwerking op audiovisueel gebied
De partijen werken samen ter bevordering van de audiovisuele indus- trie in Europa en stimuleren coproducties voor film en televisie.
De samenwerking kan programma’s en faciliteiten omvatten voor de opleiding van journalisten en andere mensen die werkzaam zijn in de
media, alsmede technische bijstand voor publieke en particuliere media, zodat hun onafhankelijkheid, hun professionaliteit en hun contacten met Europese media worden versterkt.
Bosnië en Herzegovina stemt zijn beleid inzake de regulering van de inhoudelijke aspecten van grensoverschrijdende televisie af op dat van de EG en past zijn wetgeving aan het acquis communautaire op dit gebied aan. Bosnië en Herzegovina besteedt daarbij bijzondere aandacht aan vraagstukken in verband met de verwerving van intellectuele- eigendomsrechten voor programma’s die worden uitgezonden via satel- liet, etherfrequenties en kabel.
Artikel 103
Informatiemaatschappij
De samenwerking tussen de partijen is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van de informatiemaatschappij. Er wordt voornamelijk steun verleend voor de geleidelijke aanpassing van het beleid en de wet- geving van Bosnië en Herzegovina in deze sector aan het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap.
De partijen werken tevens samen met het oog op de verdere ontwik- keling van de informatiemaatschappij in Bosnië en Herzegovina. Alge- mene doelstellingen zijn de voorbereiding van de maatschappij als geheel op het digitale tijdperk, het aantrekken van investeringen en het zorgen voor de interoperabiliteit van netwerken en diensten.
Artikel 104
Netwerken en diensten voor elektronische communicatie
De samenwerking is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op dit gebied.
De partijen versterken met name de samenwerking op het gebied van netwerken en diensten voor elektronische communicatie, waarbij het uit- eindelijke doel is dat Bosnië en Herzegovina het communautair acquis op deze gebieden een jaar na de inwerkingtreding van deze overeen- komst overneemt.
Artikel 105
Informatie en communicatie
De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina nemen de nodige maat- regelen om de onderlinge uitwisseling van informatie te stimuleren. Prioriteit krijgen programma’s die basisinformatie over de Gemeenschap verstrekken aan het algemene publiek en meer gespecialiseerde informa- tie aan professionele doelgroepen in Bosnië en Herzegovina.
Artikel 106
Vervoer
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van ver- voer.
De samenwerking kan met name worden gericht op herstructurering en modernisering van de vervoerssystemen van Bosnië en Herzegovina, verbetering van het vrije verkeer van reizigers en goederen, verbetering van de toegang tot de vervoersmarkt en vervoersvoorzieningen, met inbegrip van havens en luchthavens, ondersteuning van de ontwikkeling van multimodale infrastructuurvoorzieningen in verband met de voor- naamste trans-Europese netwerken, met name ter versterking van regio- nale verbindingen in Zuidoost-Europa overeenkomstig het memorandum van overeenstemming inzake het kernnetwerk voor regionaal vervoer, totstandbrenging van exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die in de Gemeenschap, ontwikkeling in Bosnië en Herzegovina van een ver- voerssysteem dat compatibel is met dat in de Gemeenschap en daarop aansluit, en een betere bescherming van het milieu in de context van het vervoer.
Artikel 107
Energie
De samenwerking is voornamelijk gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van ener- gie, waar van toepassing met inbegrip van nucleaire veiligheid. De samenwerking wordt gebaseerd op het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap en zal gericht zijn op de geleidelijke integratie van Bosnië en Herzegovina in de Europese energiemarkten.
Artikel 108
Milieu
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking op milieu- gebied, vooral om de achteruitgang van het milieu een halt toe te roe- pen en een begin te maken met de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling.
De partijen werken met name samen met het oog op de versterking van de bestuurlijke structuren en procedures om strategische planning van milieuvraagstukken en coördinatie tussen de relevante actoren te waarborgen; de nadruk ligt daarbij op de aanpassing van de wetgeving van Bosnië en Herzegovina aan het acquis communautaire. De samen- werking kan ook worden toegespitst op de ontwikkeling van strategieen
om plaatselijke, regionale en grensoverschrijdende lucht- en waterver- ontreiniging aanzienlijk te verminderen, ook wat betreft afvalstoffen en chemische stoffen, een kader voor efficiente, duurzame en schone ener- gieproductie en -gebruik tot stand te brengen en milieueffectrapportage en strategische milieueffectbeoordelingen uit te voeren. Bijzondere aan- dacht wordt geschonken aan ratificatie en tenuitvoerlegging van het Kyoto-protocol.
Artikel 109
Samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling
De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), met wederzijds voordeel als uitgangspunt en rekening houdende met de beschikbaarheid van hulpmiddelen en adequate toegang tot elkaars programma’s, waarbij erop wordt toegezien dat intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten goed worden beschermd.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.
Artikel 110
Regionale en plaatselijke ontwikkeling
De partijen zetten zich in voor versterking van de samenwerking op het gebied van regionale en plaatselijke ontwikkeling, teneinde bij te dragen tot de economische ontwikkeling en de vermindering van regio- nale verschillen. Specifieke aandacht wordt geschonken aan grens- overschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van regionale ontwikkeling.
Artikel 111
Hervorming van het openbaar bestuur
De samenwerking richt zich op de ontwikkeling van efficient en ver- antwoordelijk openbaar bestuur in Bosnië en Herzegovina, waarbij wordt voortgebouwd op de hervormingen die tot dusver zijn uitgevoerd.
De samenwerking in dit verband is voornamelijk gericht op institutio- nele opbouw, overeenkomstig de vereisten van het Europees partner- schap, en omvat aspecten zoals de ontwikkeling en uitvoering van transparante en onpartijdige wervings- en selectieprocedures, personeels-
beheer en loopbaanontwikkeling voor ambtenaren, permanente educatie, de bevordering van ethisch openbaar bestuur en versterking van het beleidsvormingsproces. Bij de hervormingen wordt rekening gehouden met de doelstelling van fiscale duurzaamheid, waarbij aandacht wordt geschonken aan aspecten van fiscale architectuur. De samenwerking heeft betrekking op alle overheidsniveaus in Bosnië en Herzegovina.
TITEL IX FINANCIËLE SAMENWERKING
Artikel 112
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en in overeenstemming met de artikelen 5, 113 en 115 komt Bosnië en Herzegovina in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in de vorm van subsidies en leningen, waaronder leningen van de Europese Investeringsbank. De steun van de Gemeenschap is afhankelijk van de vorderingen met betrekking tot de politieke criteria van Kopenhagen, en met name de verwezenlijking van de specifieke prioriteiten van het Europees Partnerschap. Er wordt ook rekening ge- houden met de beoordeling die in de jaarlijkse voortgangsverslagen over Bosnië en Herzegovina zal worden gegeven. De steun van de Gemeen- schap is tevens afhankelijk van de naleving van de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces, met name wat betreft de verbintenis van de begunstigden om democratische, economische en institutionele her- vormingen door te voeren. De steun aan Bosnië en Herzegovina wordt afgestemd op de geconstateerde behoeften, de overeengekomen priori- teiten, het vermogen tot opneming en, waar van toepassing, terugbeta- ling en het vermogen maatregelen te treffen om de economie te hervor- men en te herstructureren.
Artikel 113
De financiële bijstand in de vorm van subsidies kan worden verleend overeenkomstig de desbetreffende verordening van de Raad, binnen een door de Gemeenschap na overleg met Bosnië en Herzegovina vast te stellen indicatief meerjarenkader en op basis van jaarlijkse actie- programma’s.
De financiële bijstand kan betrekking hebben op alle samenwerkings- terreinen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan justitie en bin- nenlandse zaken, harmonisatie van wetgeving en economische ontwik- keling.
Artikel 114
Met het oog op optimale benutting van de beschikbare middelen zien de partijen erop toe dat de bijdragen van de Gemeenschap worden ver-
strekt in nauwe coordinatie met andere financieringsbronnen, zoals lid- staten, andere landen en internationale financiële instellingen. Daartoe wisselen de partijen regelmatig informatie uit over alle bronnen van bij- stand.
TITEL X
INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 115
Er wordt een Stabilisatie- en associatieraad opgericht, die toezicht houdt op de toepassing en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst. De Stabilisatie- en associatieraad komt op passend niveau bijeen met regelmatige tussenpozen en wanneer de omstandigheden dat vereisen. Hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze overeenkomst voordoen, en alle andere, bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
Artikel 116
1. De Stabilisatie- en associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie, en anderzijds leden van de Raad van Ministers van Bosnië en Herzegovina.
2. De Stabilisatie- en associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.
3. De leden van de Stabilisatie- en associatieraad mogen zich laten vertegenwoordigen overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde vast te leggen voorwaarden.
4. De Stabilisatie- en associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Gemeenschap en een vertegenwoor- diger van Bosnië en Herzegovina, overeenkomstig de in het reglement van orde vast te leggen bepalingen.
5. De Europese Investeringsbank neemt, voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, als waarnemer deel aan de werkzaam- heden van de Stabilisatie- en associatieraad.
Artikel 117
Om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, heeft de Stabilisatie- en associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen binnen de toepassingssfeer van deze overeenkomst voor de in deze overeen- komst vermelde gevallen. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen,
die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Stabilisatie- en associatieraad mag ook passende aanbevelingen doen. Hij stelt zijn besluiten en aanbevelingen vast in onderlinge overeenstem- ming tussen de partijen.
Artikel 118
1. De Stabilisatie- en associatieraad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Stabilisatie- en associatiecomité, bestaande uit enerzijds vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie en ver- tegenwoordigers van de Europese Commissie, en anderzijds vertegen- woordigers van de Raad van Ministers van Bosnië en Herzegovina.
2. In zijn reglement van orde bepaalt de Stabilisatie- en associatieraad de taken van het Stabilisatie- en associatiecomité, waaronder de voorbe- reiding van de vergaderingen van de Stabilisatie- en associatieraad, en stelt hij de werkwijze van dit comité vast.
3. De Stabilisatie- en associatieraad mag bevoegdheden aan het Stabilisatie- en associatiecomité delegeren. In dat geval neemt het Stabilisatie- en associatiecomité zijn besluiten volgens de voorwaarden van artikel 117.
Artikel 119
Het Stabilisatie- en associatiecomité kan subcomités oprichten.
Voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zet het Stabilisatie- en associatiecomité de nodige sub- comités op voor de adequate uitvoering van deze overeenkomst.
Er wordt een subcomité ingesteld voor aangelegenheden met betrek- king tot migratie.
Artikel 120
De Stabilisatie- en associatieraad kan tot de oprichting besluiten van andere speciale comités of lichamen die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. In zijn reglement van orde legt de Stabilisatie- en associatieraad de samenstelling van deze comités of lichamen vast en bepaalt hij hun taken en werkwijze.
Artikel 121
Er wordt een Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité opgericht. Dit dient als forum waar leden van de parlementaire vergadering van Bosnië en Herzegovina en het Europees Parlement elkaar kunnen ont- moeten en van gedachten kunnen wisselen. Dit comité komt met door hemzelf te bepalen tussenpozen bijeen.
Het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité bestaat uit leden van het Europees Parlement en leden van de parlementaire vergadering van Bosnië en Herzegovina.
Het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.
Het voorzitterschap van het Parlementair Stabilisatie- en associatie- comité wordt beurtelings bekleed door een lid van het Europees Parle- ment en een lid van de parlementaire vergadering van Bosnië en Her- zegovina, overeenkomstig de in het reglement van orde vast te leggen bepalingen.
Artikel 122
Binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst beijvert elk van beide partijen zich om ervoor te zorgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere partij, zonder discriminatie ten opzichte van haar eigen onderdanen, toegang krijgen tot de ter zake bevoegde gerechtelijke instanties en administratieve lichamen van de partijen, ter verdediging van hun individuele rechten en hun eigendomsrechten.
Artikel 123
Niets in deze overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:
a. die zij nodig acht om onthulling te beletten van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;
b. die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of produc- tie, absoluut vereist voor defensiedoeleinden, mits de maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;
c. die zij van vitaal belang acht voor haar eigen veiligheid, in geval van ernstige binnenlandse onlusten die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogs- dreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.
Artikel 124
1. Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onvermin- derd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen mogen:
a. de regelingen die Bosnië en Herzegovina ten opzichte van de Gemeenschap toepast, geen aanleiding geven tot onderlinge discrimina- tie van de lidstaten, hun onderdanen of hun vennootschappen;
b. de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Bosnië en Herzegovina toepast, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van onderdanen of vennootschappen van Bosnië en Herzegovina.
2. Lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om de des- betreffende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in een identieke situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats.
Artikel 125
1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in deze overeenkomst beschreven doel- stellingen worden bereikt.
2. De partijen komen overeen op verzoek van een partij onmiddellijk overleg te plegen via passende kanalen om kwesties met betrekking tot de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en andere relevante aspecten van de betrekkingen tussen de partijen te bespreken.
3. De partijen leggen geschillen die verband houden met de toepas- sing of de interpretatie van deze overeenkomst voor aan de Stabilisatie- en associatieraad. In dat geval geldt artikel 126, en eventueel protocol 6.
De Stabilisatie- en associatieraad kan een dergelijk geschil door mid- del van een bindend besluit beslechten.
4. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit deze overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Stabilisatie- en associatie- raad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onder- zoek van de situatie, om een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze overeenkomst het minst ver- storen. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Stabilisatie- en associatieraad gebracht en op verzoek van de andere par- tij besproken in de Stabilisatie- en associatieraad, het Stabilisatie- en associatiecomité of een ander op grond van artikel 119 of artikel 120 opgericht orgaan.
5. De leden 2, 3 en 4 hebben geen invloed op en gelden onvermin- derd de artikelen 30, 38, 39, 40 en 44 en protocol 2.
Artikel 126
1. Wanneer tussen de partijen een meningsverschil ontstaat over de interpretatie of de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, dient de
ene partij bij de andere partij en bij de Stabilisatie- en associatieraad een formeel verzoek tot geschillenbeslechting in.
Wanneer een partij van mening is dat een maatregel van de andere partij of het niet-optreden van de andere partij een inbreuk vormt op haar verplichtingen in het kader van deze overeenkomst, moet in het formele verzoek tot geschillenbeslechting worden vermeld waarom de eerste par- tij deze mening is toegedaan en dat zij maatregelen kan nemen zoals bedoeld in artikel 125, lid 4.
2. De partijen streven ernaar geschillen op te lossen via overleg te goeder trouw binnen de Stabilisatie- en associatieraad en de andere in lid 3 bedoelde organen, teneinde zo snel mogelijk tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
3. De partijen verstrekken de Stabilisatie- en associatieraad alle rele- vante informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situa- tie.
Zolang het geschil niet is beslecht, wordt het tijdens elke vergadering van de Stabilisatie- en associatieraad besproken, tenzij de in protocol 6 beschreven arbitrageprocedure is ingeleid. Een geschil wordt geacht beslecht te zijn wanneer de Stabilisatie- en associatieraad een bindend besluit heeft genomen zoals bedoeld in artikel 125, lid 3, of wanneer hij heeft verklaard dat het geschil niet langer bestaat.
In overleg tussen de partijen of op verzoek van een van de partijen kan een geschil ook worden besproken tijdens een vergadering van het Stabilisatie- en associatiecomité of een ander relevant comité of orgaan dat is opgezet op grond van artikel 119 of 120. Overleg kan ook schrif- telijk plaatsvinden.
Alle tijdens het overleg verstrekte informatie wordt vertrouwelijk behandeld.
4. Voor vraagstukken die onder protocol 6 vallen, kan een partij het geschil voor arbitrage voordragen overeenkomstig dat protocol, wanneer de partijen er niet in slagen binnen twee maanden na de inleiding van de in lid 1 bedoelde procedure voor geschillenbeslechting een oplossing te vinden.
Artikel 127
Zolang onder deze overeenkomst geen gelijkwaardige rechten zijn verworven voor personen en ondernemingen, doet deze overeenkomst geen afbreuk aan de rechten die hun worden verleend bij bestaande over- eenkomsten tussen een of meer lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Her- zegovina, anderzijds.
Artikel 128
De bijlagen I tot en met VII en de protocollen 1 tot en met 7 vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.
De op 22 november 2004 ondertekende Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake de algemene beginselen voor de deelname van Bosnië en Herzegovina aan com- munautaire programma’s7) en de bijlage daarbij vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst. De in artikel 8 van die kader- overeenkomst bedoelde evaluatie wordt door de Stabilisatie- en associatieraad uitgevoerd; deze heeft de bevoegdheid de kader- overeenkomst zo nodig te wijzigen.
Artikel 129
Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
Elk van beide partijen kan deze overeenkomst opzeggen door de andere partij van deze opzegging in kennis te stellen. Deze overeen- komst verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst met onmiddellijke ingang schor- sen wanneer de andere partij een essentieel element van deze overeen- komst schendt.
Artikel 130
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „partijen” verstaan de Gemeenschap, of haar lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden, ener- zijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds.
Artikel 131
Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomener- gie van toepassing zijn, onder de in die Verdragen neergelegde voor- waarden, en anderzijds het grondgebied van Bosnië en Herzegovina.
Artikel 132
De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depo- sitaris van deze overeenkomst.
Artikel 133
Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse,
7) PB L 192 van 22 juli 2005, blz. 9.
de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse, de Bosnische, de Kroatische en de Servische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Artikel 134
Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen proce- dures geratificeerd of goedgekeurd.
De akten van ratificatie of goedkeuring worden neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste akte van ratificatie of van goedkeuring is neergelegd.
Artikel 135
Interimovereenkomst
De partijen komen overeen dat, indien in afwachting van de voltooi- ing van de procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, de bepalingen van sommige gedeelten van deze overeen- komst, met name die inzake het vrije verkeer van goederen, alsmede de relevante bepalingen inzake vervoer, door middel van een interim- overeenkomst tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina ten uitvoer worden gelegd, voor de toepassing van titel IV, van de artikelen 71 en 73 van deze overeenkomst en van de protocollen 1, 2, 4, 5, 6 en 7 alsmede de relevante bepalingen van protocol 3, onder de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt verstaan de datum van inwerkingtreding van de interimovereenkomst, voor wat betreft de ver- plichtingen die in die artikelen en protocollen zijn opgenomen.
Lijst van Bijlagen en Protocollen
Bijlagen1)
– Bijlage I (artikel 21) – Tariefconcessies van Bosnië en Herze- govina voor industrieproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage II (artikel 27) – Omschrijving van producten van de cate- gorie „baby beef”
– Bijlage III (artikel 27) – Tariefconcessies van Bosnië en Herze- govina voor landbouwproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage IV (artikel 28) – Rechten die bij invoer in de Gemeenschap van toepassing zijn op goederen van oorsprong uit Bosnië en Herze- govina
– Bijlage V (artikel 28) – Rechten die bij invoer in Bosnië en Her- zegovina van toepassing zijn op goederen van oorsprong uit de Gemeen- schap
– Bijlage VI (artikel 50) – Vestiging: Financiële diensten
– Bijlage VII (artikel 73) – Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten
Protocollen
– Protocol 1 (artikel 25) betreffende de handel tussen de Gemeen- schap en Bosnië en Herzegovina in verwerkte landbouwproducten
– Protocol 2 (artikel 42) betreffende de definitie van het begrip „pro- ducten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwer- king in verband met de toepassing van deze overeenkomst tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina
– Protocol 3 (artikel 59) betreffende vervoer over land
– Protocol 4 (artikel 71) betreffende staatssteun voor de ijzer- en staalindustrie
– Protocol 5 (artikel 97) betreffende wederzijdse administratieve bij- stand in douanezaken
– Protocol 6 (artikel 126) betreffende beslechting van geschillen
– Protocol 7 (artikel 27) betreffende wederzijdse preferentiele con- cessies voor bepaalde wijnen, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearo- matiseerde wijnen
1) De Bijlagen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Protocol 11) betreffende de handel tussen de gemeenschap en Bosnië en Herzegovina in verwerkte landbouwproducten
Artikel 1
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina passen op bewerkte landbouwproducten de in bijlage I respectievelijk bijlage II vermelde rechten toe in overeenstemming met de daarin vermelde voorwaarden, ongeacht of beperkingen in het kader van een contingent van toepassing zijn.
2. De Stabilisatie- en associatieraad beslist inzake:
a. uitbreiding van de lijst van de onder dit protocol vallende bewerkte landbouwproducten;
b. wijziging van de in de bijlagen I en II vermelde rechten;
c. verhoging of afschaffing van de tariefcontingenten.
3. De Stabilisatie- en associatieraad kan de bij dit protocol vastge- stelde rechten vervangen door een stelsel, vastgesteld op basis van de respectieve marktprijzen in de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina voor landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt.
Artikel 2
De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van de Stabilisatie- en associatieraad worden verlaagd:
a. wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina de op de basisproducten toegepaste rechten worden ver- laagd, of
b. naar aanleiding van verlagingen die het gevolg zijn van weder- zijdse concessies voor verwerkte landbouwproducten.
De onder a) bedoelde verlagingen worden berekend op het deel van het recht, aangemerkt als landbouwelement, dat overeenstemt met de landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de be- doelde verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt en in mindering zijn gebracht op de voor die basislandbouwproducten geldende rechten.
Artikel 3
De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit
1) De Bijlagen bij dit Protocol liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
protocol vallende producten. Deze regelingen dienen een gelijke behan- deling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvou- dig en soepel mogelijk te zijn.
Protocol 21) betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking in verband met de toepassing van deze overeenkomst tussen de gemeenschap en Bosnië en Herzegovina
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „vervaardiging”: elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b. „materiaal”: alle ingredienten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c. „product”: het verkregen product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d. „goederen”: zowel materialen als producten;
e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douane- waarde van de WTO);
f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieer- bare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina is betaald;
h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dien- overeenkomstige toepassing is;
1) De Bijlagen en Gemeenschappelijke Verklaringen bij dit Protocol liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina voor deze materialen werd betaald;
j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (vier- cijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem in- zake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol
„het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;
k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l. „zending”: producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een vervoersdo- cument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een factuur;
m. „gebieden”: ook de territoriale wateren.
TITEL II
DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”
Artikel 2
Algemene voorwaarden
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap:
a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in de Gemeenschap verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toerei- kend is in de zin van artikel 6.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina:
a. geheel en al in Bosnië en Herzegovina verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in Bosnië en Herzegovina verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze mate- rialen in Bosnië en Herzegovina een be- of verwerking hebben onder- gaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
Artikel 3
Cumulatie in de Gemeenschap
1. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten ook als van oor- sprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bosnië en Her- zegovina, de Gemeenschap of een ander land of gebied dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie2) of door be- of verwerking van de materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG–Turkije van 22 december 19953) van toepassing is, mits de in de Gemeenschap uitgevoerde be- of verwerkingen ingrijpender zijn dan de behandelingen bedoeld in artikel
7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of ver- werkingen hebben ondergaan.
2. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde behandelingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit de Gemeenschap be- schouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit elk van de andere in lid 1 bedoelde landen of gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkre- gen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeen- schap gebruikte materialen van oorsprong.
3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde lan- den en gebieden die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze lan- den worden uitgevoerd.
4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toe- gepast indien:
a. tussen de landen of gebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiele handels-
2) Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van april 1997 en de mededeling van de Commissie van mei 1999 over de instelling van het stabilisatie- en associatieproces met de landen van de westelijke Balkan.
3) Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG–Turkije van 22 december 1995 is van toepassing op andere producten dan landbouwproducten, zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, en dan kolen- en staalproduc- ten, zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije inzake de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is.
overeenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeen- komst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit proto- col;
en
c. in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Bosnië en Herzegovina, volgens de eigen procedures van dat land, berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toe- passing van cumulatie is voldaan.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
De Gemeenschap verstrekt Bosnië en Herzegovina door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels die met de andere in lid 1 genoemde landen en gebieden worden toegepast.
De in dit artikel bedoelde cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.
Artikel 4
Cumulatie in Bosnië en Herzegovina
1. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten ook als van oor- sprong uit Bosnië en Herzegovina beschouwd indien zij aldaar zijn ver- kregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina, of een ander land of gebied dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie2), of door be- of verwerking van de materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG–Turkije van 22 december 19953) van toepassing is, mits de in Bosnië en Herzegovina uitgevoerde be- of verwerkingen ingrijpender zijn dan de behandelingen bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toerei- kende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2) Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van april 1997 en de mededeling van de Commissie van mei 1999 over de instelling van het stabilisatie- en associatieproces met de landen van de westelijke Balkan.
3) Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG–Turkije van 22 december 1995 is van toepassing op andere producten dan landbouwproducten, zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, en dan kolen- en staalproduc- ten, zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije inzake de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is.
2. Indien de in Bosnië en Herzegovina verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde behandelingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit Bosnië en Herze- govina beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit elk van de andere in lid 1 bedoelde landen of gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in Bosnië en Herzegovina gebruikte materialen van oorsprong.
3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde lan- den en gebieden die in Bosnië en Herzegovina geen enkele be- of ver- werking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen of gebieden worden uitgevoerd.
4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toe- gepast indien:
a. tussen de landen of gebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiele handels- overeenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeen- komst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit proto- col;
en
c. in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Bosnië en Herzegovina, volgens de eigen procedures van dat land, berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toe- passing van cumulatie is voldaan.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
Bosnië en Herzegovina verstrekt de Gemeenschap door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens over de overeenkomsten, zoals de datum van inwerkintreding en de erin opgenomen oorsprongs- regels die met de andere in lid 1 genoemde landen en gebieden worden toegepast.
De in dit artikel bedoelde cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.
Artikel 5
Geheel en al verkregen producten
1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina verkregen worden beschouwd:
a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c. aldaar geboren en opgefokte levende dieren
d. producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;
e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f. producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wate- ren van de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina door hun schepen uit de zee gewonnen producten;
g. producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;
h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwin- ning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte ban- den die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
x. xxxxx en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieks- bewerkingen;
j. producten, gewonnen uit of vanonder de zeebodem buiten de ter- ritoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;
k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder
f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
a. die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Bosnië en Herze- govina zijn ingeschreven of geregistreerd;
b. die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina voeren.
c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of onderdanen van Bosnië en Herzegovina of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Bosnië en Herzegovina en waarvan bovendien, in het geval van personen- vennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;
d. waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lid- staat van de Gemeenschap of onderdaan van Bosnië en Herzegovina;
en
e. waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderda- nen van lidstaten of van Bosnië en Herzegovina.
Artikel 6
Toereikende bewerking of verwerking
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
Die voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oor- sprong te verkrijgen, en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft vol- daan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaar- diging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materia- len die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, indien:
a. de totale waarde ervan niet hoger is dan 10% van de prijs af fabriek van het product;
b. de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschre- den.
Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstuk- ken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel
7.
Artikel 7
Ontoereikende bewerking of verwerking
1. Behoudens lid 2 van dit artikel worden de volgende behandelingen
als ontoereikende be- of verwerkingen beschouwd, die niet de oorsprong verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:
a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b. splitsen en samenvoegen van colli;
c. wassen, schoonmaken; stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
x. xxxxxxxx of persen van textiel;
e. schilderen of polijsten;
f. ontvliezen of doppen, geheel of gedeeltelijk bleken, polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;
g. kleuren van suiker of vormen van suikerklonten;
x. xxxxxx, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;
i. aanscherpen, vermalen of versnijden;
j. zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
x. xxxxxxxx, verpakken in blikken, flessen, zakken, dozen of andere omhulsels, bevestigen op kaarten of platen, en alle andere eenvoudige verrichtingen in verband met de opmaak;
l. aanbrengen of opdrukken op de producten zelf, of op de verpak- king, xxx xxxxxx, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onder- scheidende tekens;
m. mengen van producten, ook van verschillende soorten; mengen van suiker met andere stoffen;
n. samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;
o. twee of meer van de onder (a) tot en met (n) vermelde behande- lingen tezamen;
p. slachten van dieren.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Bosnië en Her- zegovina heeft ondergaan tezamen genomen.
Artikel 8
Determinerende eenheid
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt:
a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder een enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, vormt het geheel de determinerende eenheid;
b. wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, moet elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 9
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, wor- den geacht een geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10
Stellen en assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de inter- pretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 11
Neutrale elementen
Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodza- kelijk de oorsprong na te gaan van bij de vervaardiging gebruikte:
a. energie en brandstof;
b. fabrieksuitrusting;
c. machines en werktuigen;
d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.
TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12
Territorialiteitsbeginsel
1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina zijn voldaan, behoudens de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel.
2. Behoudens de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douane wordt aangetoond dat:
a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;
en
b. de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodza- kelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Een buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina verrichte be- of verwerking van uit de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina uitgevoerde en later wederingevoerde materialen ontneemt niet het ka- rakter van product van oorsprong overeenkomstig titel II indien:
a. de genoemde materialen geheel en al in de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 ver- melde behandelingen hebben ondergaan;
en
b. ten genoegen van de douane kan worden aangetoond dat:
i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen;
en
ii. de totale buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina toe- gevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eind- product.
4. Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het eind- product een regel is opgenomen die een maximumwaarde geeft voor alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt plus de totale buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 worden onder „totale toe- gevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de daar verwerkte materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen en die slechts door toe- passing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2, kunnen wor- den aangemerkt als toereikend be- of verwerkte producten.
7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
8. Buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 13
Rechtstreeks vervoer
1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uit- sluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina of over het grondgebied van de in de artikelen 3 en 4 genoemde andere landen of gebieden zijn vervoerd. Producten die een zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grond- gebied dan dat van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina wor- den vervoerd.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer:
a. een enkel vervoersdocument ter dekking van het vervoer van het land van uitvoer door het land van doorvoer; of
b. een door de douane van het land van doorvoer afgegeven certifi- caat:
i. met een nauwkeurige omschrijving van de goederen;
ii. met de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen;
en
iii. met een verklaring over de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer zijn verbleven; of
c. bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
Artikel 14
Tentoonstellingen
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn ver- kocht en in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina worden inge- voerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en daar heeft tentoongesteld;
b. deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Bosnië en Her- zegovina;
c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling zijn ver- zonden, in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan;
en
d. de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van oorsprong dient overeenkomstig de bepalingen van titel V te worden afgegeven of opgesteld en op de gebruikelijke wijze bij de douane van het land van invoer te worden ingediend. Op dit bewijs dienen de naam en het adres van de tentoonstelling te zijn ver- meld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soort- gelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agra- risch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.
TITEL IV
TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 15
Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten
1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de ver- vaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde lan- den of gebieden waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oor- sprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten van welke aard dan ook.
2. Het verbod in lid 1 geldt voor elke regeling voor gehele of gedeel- telijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet- betaling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend wanneer de produc- ten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstel- ling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en ge- reedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materi- alen van de soort waarop deze overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouw- producten overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst.
TITEL V
BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 16
Algemene voorwaarden
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Bosnië en Herzegovina worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina die in de Ge- meenschap worden ingevoerd, op vertoon van:
a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of
b. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.
2. In afwijking van lid 1 van dit artikel vallen producten van oor- sprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hier- boven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
Artikel 17
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegen- woordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand wor- den ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De pro- ducten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederen- verkeer EUR.1 verzoeken, dienen steeds bereid te zijn, op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, alle nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaar- den van dit protocol is voldaan.
4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van een lidstaat van de Gemeenschap of de douane van Bosnië en Herzegovina indien de producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Bosnië en Herze- govina of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te contro- leren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formu- lieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.
Artikel 18
Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien
a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere om- standigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;
of
b. ten genoegen van de douane is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de pro- ducten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. Voor de douane tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1 overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht:
„ISSUED RETROSPECTIVELY”.
5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak
„Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
Artikel 19
Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in de Engelse taal de vol- gende aantekening aangebracht: „DUPLICATE”.
3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak
„Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenver- keer EUR.1.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oor- spronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, is vanaf die datum geldig.
Artikel 20
Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van
deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina. Dit certificaat wordt of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de produc- ten toezicht houdt.
Artikel 21
Gescheiden boekhouding
1. Wanneer het met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onder- ling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oor- sprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkene, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt.
2. Met behulp van deze gescheiden boekhouding moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode eenzelfde aantal als van oor- sprong te beschouwen producten wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.
3. De douaneautoriteiten kunnen vergunning verlenen voor het ge- bruik van deze methode op de door hen wenselijk geachte voorwaarden.
4. Deze methode wordt geregistreerd en toegepast op basis van de algemene boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.
5. Het bedrijf dat deze vergunning heeft verkregen kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden be- schouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douane- autoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de ver- gunning en kunnen deze steeds intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.
Artikel 22
Opstellen van een factuurverklaring
1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:
a. toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23; of
b. een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Bosnië en Herzegovina of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kun- nen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgeno- men, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bij- lage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig onder- tekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schrifte- lijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrek- king heeft in het land van invoer worden aangeboden.
Artikel 23
Toegelaten exporteurs
1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna „toege- laten exporteurs” genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuur- verklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken produc- ten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet een exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bie-
den met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2. De douane kan het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De douane kan de vergunning te allen tijde intrekken. Zij is ver- plicht dit te doen wanneer een toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaar- den voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
Artikel 24
Geldigheid van bewijzen van oorsprong
1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode wor- den ingediend bij de douane van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden inge- diend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behan- deling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de pro- ducten voor het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aange- bracht.
Artikel 25
Overlegging van bewijzen van oorsprong
Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. De douane kan om een vertaling van dit bewijs vragen en kan voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.
Artikel 26
Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet- gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de inter- pretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI of XVII of de posten 7308 of 9406 van het geharmoniseerd sys- teem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt een enkel bewijs van oorsprong bij de douane ingediend bij de invoer van de eerste deel- zending.
Artikel 27
Vrijstelling van bewijs van oorsprong
1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulie- ren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, mits aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen, en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendin- gen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt be- schouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reizi- ger of de leden van zijn gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijst.
3. Bovendien mag de totale waarde van deze goederen niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor goe- deren die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 28
Bewijsstukken
De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certifi- caat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde lan-
den of gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol vol- doen, kunnen onder meer de volgende zijn:
a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhou- ding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrij- gen;
b. in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
c. in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina blijkt;
d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die zijn afge- geven of opgesteld in Bosnië en Herzegovina overeenkomstig dit proto- col in de Gemeenschap, of in een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden overeenkomstig oorsprongsregels die ge- lijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol;
e. passende bewijsstukken inzake be- of verwerking buiten de Ge- meenschap of Bosnië en Herzegovina overeenkomstig artikel 12, waar- uit blijkt dat aan de eisen van dat artikel is voldaan.
Artikel 29
Bewaring van bewijzen van oorsprong en andere bewijsstukken
1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederen- verkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde docu- menten ten minste drie jaar te bewaren.
2. Exporteurs die een factuurverklaring hebben opgesteld, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.
3. De douane van het land van uitvoer die een certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1 afgeeft, dient het in artikel 17, lid 2, bedoelde aan- vraagformulier ten minste drie jaar te bewaren.
4. De douane van het land van invoer dient de certificaten inzake goe- derenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij haar werden inge- diend gedurende ten minste drie jaar te bewaren.
Artikel 30
Verschillen en vormfouten
1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oor- sprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oor- sprong leiden niet tot weigering van dit document, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 31
Bedragen in euro
1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Bosnië en Herzegovina of van een van de andere landen of gebieden bedoeld in de artikelen 3 en 4, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eer- ste werkdag van oktober. De tegenwaarde wordt de Europese Commis- sie voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrok- ken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5% afwij- ken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegen- waarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag onge- wijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, voor afronding, een stij- ging van minder dan 15% van die tegenwaarde wordt verkregen. De
tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. De bedragen in euro worden door het Stabilisatie- en associatie- comité op verzoek van de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina her- zien. Bij deze herziening onderzoekt het Stabilisatie- en associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de bedragen in euro te wijzigen.
TITEL VI
REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 32
Wederzijdse bijstand
1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Bosnië en Herzegovina doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adressen van de douane-instanties die belast zijn met de con- trole van deze certificaten en de factuurverklaringen.
2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina elkaar via de bevoegde douane- instanties bijstand bij de controle op de echtheid van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.
Artikel 33
Controle van bewijzen van oorsprong
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecon- troleerd, en tevens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze docu- menten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien deze is overgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een onder- zoek wordt aangevraagd. Bij deze aanvraag om controle worden alle
documenten en gegevens overgelegd die het vermoeden hebben doen rij- zen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uit- voer. Met het oog hierop is zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig acht.
4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatrege- len.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk mede- gedeeld aan de douaneinstantie die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oor- sprong uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is vol- daan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet vol- doende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aan- vragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 34
Beslechting van geschillen
Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol, worden aan het Stabilisatie- en associatiecomité voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepas- sing op de beslechting van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.
Artikel 35
Sancties
Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiele regeling te doen vallen.
Artikel 36
Vrije zones
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goe- deren worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Bosnië en Herze- govina die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
TITEL VII CEUTA EN MELILLA
Artikel 37
Toepassing van dit protocol
1. De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrek- king op Ceuta of Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina die in Ceuta en Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portu- gese Republiek tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Bosnië en Herzegovina past bij de invoer van onder deze overeenkomst
vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.
3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtne- ming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.
Artikel 38
Bijzondere voorwaarden
1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13, wor- den beschouwd als:
1.1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:
a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;
b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:
i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of
ii. die producten van oorsprong zijn uit Bosnië en Herzegovina of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen;
1.2. producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina:
a. geheel en al in Bosnië en Herzegovina verkregen producten;
b. in Bosnië en Herzegovina verkregen producten bij de vervaar- diging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:
i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of
ii. die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of ver- werkingen.
2. Ceuta en Melilla worden als een grondgebied beschouwd.
3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt
„Bosnië en Herzegovina” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certi- ficaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien ver- meld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring.
4. De Spaanse douane is belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.
TITEL VIII SLOTBEPALINGEN
Artikel 39
Wijziging van dit protocol
De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.
Protocol 31) betreffende vervoer over land
Artikel 1
Doel
Het doel van dit protocol is de samenwerking tussen de partijen inzake het vervoer over land, in het bijzonder het transitoverkeer, te bevorderen en in dat verband toe te zien op gecoordineerde ontwikke- ling van het vervoer door en via de grondgebieden van de partijen, door middel van de volledige en coherente toepassing van alle bepalingen van dit protocol.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. De samenwerking heeft betrekking op het vervoer over land, met name het wegvervoer, het spoorvervoer en het gecombineerde vervoer, alsmede de desbetreffende infrastructuur.
2. In dit verband omvat het toepassingsgebied van dit protocol in het bijzonder:
– de vervoersinfrastructuur op het grondgebied van elk der beide par- tijen, voor zover noodzakelijk om de doelstellingen van het protocol te verwezenlijken,
– de toegang tot de markt van het wegvervoer, op basis van weder- kerigheid,
1) De Gemeenschappelijke Verklaring bij dit Protocol ligt ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
– de onontbeerlijke begeleidende maatregelen van juridische en ad- ministratieve aard, met inbegrip van maatregelen op commercieel, fis- caal, sociaal en technisch gebied,
– samenwerking bij het ontwikkelen van een vervoerssysteem dat aan milieueisen voldoet,
– regelmatige uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van het vervoersbeleid van de partijen, met bijzondere aandacht voor de ver- voersinfrastructuur.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „communautair transitoverkeer”: de doorvoer van goederen over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina door een in de Gemeen- schap gevestigde transporteur vanuit of naar een lidstaat van de Ge- meenschap;
b. „transitoverkeer van Bosnië en Herzegovina”: de doorvoer van goederen over het grondgebied van de Gemeenschap door een in Bosnië en Herzegovina gevestigde transporteur, van Bosnië en Herzegovina naar een derde land of van een derde land naar Bosnië en Herzegovina;
c. „gecombineerd vervoer”: goederenvervoer waarbij de vrachtwa- gen, de aanhangwagen, de oplegger met of zonder trekker, de wissel- laadbak of de container van 20 voet of meer gebruik maakt van de weg voor het eerste of het laatste gedeelte van het traject, en voor het andere gedeelte van het spoor of de binnenwateren, of van een zeetraject wan- neer dat traject meer bedraagt dan 100 km hemelsbreed gemeten, en het begin- of het eindvervoer over de weg verricht;
– hetzij tussen de laadplaats van de goederen en het dichtst- bijgelegen geschikte spoorwegstation van inlading, voor wat het beginvervoer betreft, en tussen het dichtstbijgelegen geschikte spoorwegstation van uitlading en de losplaats van de goederen, voor wat het eindvervoer betreft;
– hetzij binnen een afstand van ten hoogste 150 km hemelsbreed gemeten, vanaf de rivier- of zeehaven van in- of van uitlading.
INFRASTRUCTUUR
Artikel 4
Algemene bepaling
De partijen komen overeen maatregelen voor de ontwikkeling van een multimodale vervoersinfrastructuur te nemen en die op elkaar af te stem- men, als een wezenlijk middel om de problemen op te lossen die zich voordoen in het goederenvervoer door Bosnië en Herzegovina, met
name op de pan-Europese corridor V en de binnenwaterverbinding van de Sava met corridor VII, die deel uitmaken van het kernnetwerk voor regionaal vervoer als bedoeld in het in artikel 5 vermelde memorandum van overeenstemming.
Artikel 5
Planning
De ontwikkeling van een multimodaal regionaal vervoersnetwerk op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina dat aan de behoeften van Bosnië en Herzegovina en van Zuidoost-Europa voldoet en de belang- rijkste weg- en spoorwegverbindingen, binnenwateren, binnenhavens, havens, luchthavens en andere relevante knooppunten van het netwerk omvat, is voor de Gemeenschap en voor Bosnië en Herzegovina van bij- zonder belang. Dit netwerk is gedefinieerd in een memorandum van overeenstemming inzake de ontwikkeling van een vervoerskerninfra- structuurnetwerk voor Zuidoost-Europa, dat in juni 2004 door de minis- ters van de regio en de Europese Commissie is ondertekend. De ontwik- keling van het netwerk en de selectie van de prioriteiten worden doorgevoerd door een stuurgroep met vertegenwoordigers van alle ondertekenende partijen.
Artikel 6
Financiële aspecten
1. De Gemeenschap kan, in het kader van artikel 112 van deze over- eenkomst, financieel bijdragen aan de uitvoering van de noodzakelijke in artikel 5 van dit protocol bedoelde infrastructuurwerken. Zij kan deze bijdrage verstrekken in de vorm van kredieten van de Europese Investeringsbank, en op elke andere wijze waarop zij nog meer midde- len kan vrijmaken.
2. Om de werkzaamheden te bespoedigen zal de Europese Commis- sie zoveel mogelijk trachten het gebruik van andere aanvullende midde- len te bevorderen, zoals investeringen door lidstaten van de Gemeen- schap op bilaterale basis of met behulp van openbare of particuliere gelden.
VERVOER PER SPOOR EN GECOMBINEERD VERVOER
Artikel 7
Algemene bepaling
De partijen nemen de nodige maatregelen voor de ontwikkeling en de bevordering van het vervoer per spoor en van het gecombineerde ver-
voer en stemmen deze op elkaar af, met het doel een groot deel van het bilaterale verkeer met en het transitoverkeer door Bosnië en Herze- govina in de toekomst op milieuvriendelijker wijze te doen plaatsvinden.
Artikel 8
Bijzondere aspecten met betrekking tot de infrastructuur
In het kader van de modernisering van de spoorwegen van Bosnië en Herzegovina moet het nodige worden gedaan om deze aan het gecom- bineerde vervoer aan te passen, met bijzondere aandacht voor de ont- wikkeling of aanleg van terminals, de afmetingen van de tunnels en de capaciteit, waarvoor aanzienlijke investeringen vereist zijn.
Artikel 9
Ondersteunende maatregelen
De partijen nemen alle nodige maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van gecombineerd vervoer.
Deze maatregelen hebben ten doel:
– gebruikers en expediteurs aan te moedigen van gecombineerd ver- voer gebruik te maken;
– gecombineerd vervoer concurrerend te maken ten opzichte van het wegvervoer, met name door middel van financiële steun van de Gemeen- schap of Bosnië en Herzegovina in het kader van hun respectieve wet- geving;
– het gebruik van gecombineerd vervoer over lange afstanden te bevorderen en met name het gebruik van wissellaadbakken, containers en vervoer zonder begeleiding in het algemeen te bevorderen;
– de snelheid en betrouwbaarheid van gecombineerd vervoer te ver- beteren, in het bijzonder door:
– de frequentie van konvooien te verhogen en aan de behoeften van de expediteurs en gebruikers aan te passen;
– de wachttijden bij terminals te bekorten en de productiviteit ervan op te voeren;
– het gecombineerde vervoer toegankelijker te maken door be- lemmeringen op toegangswegen op gepaste wijze weg te nemen;
– het gewicht, de afmetingen en de technische kenmerken van het gespecialiseerde materiaal indien nodig te harmoniseren, en met name te zorgen voor de nodige compatibiliteit van de afmetingen, en over- leg te plegen bij de bestelling en het in bedrijf nemen van het als gevolg van de ontwikkeling van het verkeer vereiste materieel;
– en in het algemeen alle andere passende maatregelen te nemen.