Stichting Pensioenfonds HAL
Stichting Pensioenfonds HAL
BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1.
In dit Pensioenreglement wordt verstaan onder:
a. Het Fonds: de Stichting Pensioenfonds HAL;
b. Het bestuur: het bestuur van het Fonds;
c. HAL N.V.: de naamloze vennootschap HAL Holding N.V., gevestigd te Willemstad, Curaçao, Nederlandse Antillen;
d. XXX: HAL N.V., alsmede de rechtspersonen waarvan XXX N.V. direct of indirect aandelen houdt, voorzover zij eveneens toegetreden rechtspersonen zijn;
e. Toegetreden rechtspersoon: een rechtspersoon waarvan HAL direct of indirect aandelen houdt, en die een uitvoeringsovereenkomst met het Fonds heeft gesloten;
f. Deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens het Fonds;
g. Partner: de persoon met wie de (gewezen) deelnemer is gehuwd, dan wel een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap voert. Overal waar in dit reglement wordt gesproken van huwelijk, (echt)scheiding of echtgenoot moet tevens worden gelezen geregistreerd partnerschap, beëindiging van het geregistreerd partnerschap respectievelijk geregistreerde partner;
h. Aanspraakgerechtigde: de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
i. Pensioenaanspraak: recht op een nog niet ingegaan pensioen;
j. Pensioenovereenkomst: hetgeen tussen HAL en een werknemer is overeen- gekomen met betrekking tot pensioen;
k. Pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen;
l. Gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
m. Pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan;
n. Gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het Fonds;
o. Kind: het kind tot wie de deelnemer als ouder in familierechtelijke betrekking staat of
het pleegkind x.x. xxxxxxxxxx kind van de deelnemer die door deze als zijn eigen kind wordt opgevoed en onderhouden;
p. Xxxxx wees: het kind van wie beide verzorgende ouders zijn overleden c.q. de enige verzorgende ouder is overleden;
q. Werknemer: degene die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verricht voor HAL;
r. Uitkeringsovereenkomst: een pensioenovereenkomst over een uitkering van een bepaalde hoogte, welke uitkering afhankelijk is van het salaris en de diensttijd en wordt uitgekeerd vanaf de pensioendatum;
s. WAO: Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;
t. WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
DEELNEMERSCHAP
Artikel 2.
1. Tot het Fonds kan als deelnemer toetreden de werknemer in dienst van XXX die de 18-jarige leeftijd heeft bereikt.
2. Het bestuur is bevoegd van de in lid 1 genoemde voorwaarden dispensatie te verlenen of de toetreding voorwaardelijk of onder beperkte bepalingen te doen geschieden.
3. Het deelnemerschap vangt aan op het tijdstip waarop aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden is voldaan.
4. De hoedanigheid van deelnemer gaat verloren:
a. door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd,
b. door het overlijden van de deelnemer,
c. door beëindiging van de dienstbetrekking met XXX,
x. xxxxx de vennootschap waarbij de deelnemer in dienst is niet langer wordt aangemerkt als toegetreden vennootschap.
AANSPRAKEN
Artikel 3.
1. Uit hoofde van een overeengekomen pensioenovereenkomst hebben de werknemer en HAL een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet gesloten. Krachtens deze uitkeringsovereenkomst en ter uitvoering daarvan op basis van dit reglement, wordt aanspraak verkregen op ouderdoms- pensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
2. Aanspraak op partnerpensioen bestaat ten behoeve van de partner met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ten tijde van zijn overlijden gehuwd zal blijken te zijn, behoudens het bepaalde in de leden 4 en 5 en met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.
3. Aanspraak op wezenpensioen bestaat ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren en jonger zijn dan 27 jaar, behoudens het bepaalde in lid
6. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn / haar voor werkzaamhe- den beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een niet gehonoreerde beroepsopleiding.
4. Bij huwelijk na beëindiging van de deelneming bestaat, met inachtneming van de leden 5 en 6, uitsluitend recht op partnerpensioen indien het huwelijk bij het overlijden van de gewezen deelnemer tenminste één jaar heeft bestaan.
5. Geen aanspraak op partnerpensioen wordt verkregen ten behoeve van de part- ner met wie een gepensioneerde na de pensioendatum in het huwelijk treedt.
6. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen van een gewezen deelnemer, die zijn geboren uit een na de pensioendatum ge- sloten huwelijk of na de pensioendatum als pleegkind in zijn / haar gezin zijn opgenomen.
7. Op de door het Fonds uitgekeerde en uit te keren pensioenen worden in beginsel in mindering gebracht de tijdelijke of levenslange uitkeringen uit hoofde van een buitenlands overheidspensioen, waarop pensioengerechtigden en aanspraakgerechtigden recht verkrijgen of hebben verkregen op grond van buitenlandse wetgeving, indien en voorzover deze uitkeringen hoger zijn dan de overheidsuitkering waarmee in de pensioenregeling van HAL rekening is gehouden.
8. Indien door de deelnemer voor de in lid 7 bedoelde uitkeringen direct of indirect bijdragen verschuldigd zijn geweest die uitgaan boven de eventuele regle- mentaire bijdragen aan het Fonds zal daarmee rekening worden gehouden over- eenkomstig het advies van de actuaris.
PENSIOENGRONDSLAG
Artikel 4.
1. De pensioengrondslag is gelijk aan éénmaal het per de laatste 1 januari over- eengekomen vaste jaarsalaris, uitgedrukt in Euro’s (EUR), verminderd met de in lid 3 omschreven franchise.
2. Gratificaties, tantièmes, overwerk- en kostenvergoedingen en andere emolu- menten, onder welke benaming ook verleend, blijven bij de vaststelling van de pensioengrondslag buiten beschouwing, tenzij HAL anders beslist.
3. De in het jaar 2007 geldende franchise bedraagt EUR 17.001,-. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage waarmee de AOW-uitkering aan een ongehuwde is verhoogd tussen 1 januari van het voorafgaande jaar en de vaststellingsdatum.
4. Wijziging van de pensioengrondslag vindt uitsluitend plaats per 1 januari. Nadat het deelnemerschap is geëindigd, zal de pensioengrondslag niet meer worden herzien
5. In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een deelnemer worden de op grond van de pensioenovereenkomst tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.
PENSIOENDATUM
Artikel 5.
1. De pensioendatum is de eerste van de maand volgend op de 65ste verjaardag.
2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan tussen HAL, een deelnemer en het Fonds worden overeengekomen, dat de pensioendatum voor hem / haar wordt gesteld op een ander tijdstip dan het in het eerste lid bedoelde.
OUDERDOMSPENSIOEN
Artikel 6.
1. Iedere deelnemer heeft aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen, dat ingaat op de pensioendatum.
2. Het ouderdomspensioen eindigt per het einde van de maand, waarin het over- lijden van de gepensioneerde plaatsvindt.
3. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor ieder deelnemersjaar 1,50% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag met dien verstande dat maximaal 40 deelnemersjaren in aanmerking worden genomen.
Het aantal deelnemersjaren wordt in volle maanden nauwkeurig vastgesteld, waarbij een resterend aantal dagen van 15 of meer voor een volle maand wordt gerekend.
4. Indien de deelnemer voorafgaande aan het deelnemerschap premievrije pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van een voorgaande dienstbetrekking en de gekapitaliseerde waarde van deze aanspraken aan het Fonds is overgedragen, zullen aan de deelnemer daarvoor extra deelnemersjaren worden toegekend. Het aantal toe te kennen extra deelnemersjaren zal worden bepaald op basis van door het bestuur vastgestelde rekenregels, met inachtneming van de wettelijke bepalingen. Indien door toekenning van extra deelnemersjaren het aantal te behalen deelnemersjaren van 40 zou worden overschreden, worden niet méér extra deelnemersjaren toegekend dan tot aan dat maximum. Op basis van het na toekenning van extra deelnemersjaren resterende gedeelte van de overgedragen waarde worden daarnaast extra premievrije pensioenaanspraken toegekend. Deze extra pensioenaanspraken worden vanaf de overdrachtsdatum met hetzelfde percentage en op hetzelfde tijdstip verhoogd als de pensioenen volgens het bepaalde in artikel 11.
PARTNERPENSIOEN
Artikel 7.
1. Het partnerpensioen gaat in:
a. voor de partner van een deelnemer of gewezen deelnemer, die is overleden voor de ingang van zijn / haar ouderdomspensioen, op de eerste van de maand, waarin dit overlijden plaatsvindt;
b. voor de partner van een gepensioneerde die is overleden, op de eerste van de maand samenvallend met of volgend op de dag van overlijden.
2. Het partnerpensioen eindigt aan het einde van de maand, waarin de partner overlijdt.
3. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt 70% van het volgens artikel 6 vastgestelde jaarlijkse ouderdomspensioen, waarbij in geval van overlijden van een deelnemer vóór de pensioendatum de jaren liggende tussen overlijdensda- tum en de pensioendatum mede als deelnemersjaren in aanmerking worden ge- nomen.
4. Indien bij echtscheiding van een deelnemer een recht op bijzonder partnerpen- sioen als bedoeld in artikel 9 in stand is gehouden, wordt in geval van hertrou- wen van de deelnemer het partnerpensioen voor zijn / haar nieuwe partner uit- sluitend berekend over het gedeelte van het ouderdomspensioen dat niet reeds in aanmerking is genomen voor de vaststelling van bijzonder partnerpensioen.
5. De (gewezen) deelnemer kan er op de pensioendatum voor kiezen af te zien van het partnerpensioen in ruil voor een verhoging van het ouderdomspensioen, zodanig dat per EUR 100,- partnerpensioen het ouderdomspensioen wordt verhoogd met EUR 29,-. Bij de hiervoor genoemde keuze is de toestemming vereist van de partner. Het verzoek hiertoe dient te worden gedaan op de door het bestuur vastgestelde wijze.
6. Indien de (gewezen) deelnemer gebruik wil maken van het keuzerecht om ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen krachtens het bepaalde in artikel 61 van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelingeving, zal de uitruil plaatsvinden op basis van door het bestuur vast te stellen uitruilfactoren.
7. Tijdens een periode van onbetaald verlof door een deelnemer tot een maximum van 18 maanden, zal de dekking uit hoofde van het partnerpensioen op risicobasis worden voortgezet en is de hiervoor benodigde risicopremie verschuldigd door de deelnemer.
TOESLAG PARTNER PENSIOEN
Artikel 8.
1. Naast het in het vorige artikel omschreven partnerpensioen heeft de partner van een deelnemer aanspraak op een toeslag partnerpensioen indien de deelnemer overlijdt en de partner een aanspraak heeft op partnerpensioen ingevolge dit reglement en de 65-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt.
2. De jaarlijkse toeslag is gelijk aan het bedrag van de maximale Anw-uitkering, verminderd met de door de partner te ontvangen daadwerkelijke Anw-uitkering.
3. De toeslag partnerpensioen gaat in en eindigt op dezelfde dag waarop het partnerpensioen ingaat respectievelijk eindigt, doch uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt.
4. De financiering van de toeslag partnerpensioen vindt plaats op risicobasis. Bij beëindiging van het dienstverband anders dan door overlijden dan wel na ingetreden arbeidsongeschiktheid vervalt de aanspraak op de toeslag partnerpensioen.
GEVOLGEN VAN SCHEIDING
Artikel 9.
1. De partner, van wie het huwelijk met een deelnemer eindigt door een echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige aanspraak op partnerpensioen, als de deelnemer ten behoeve van de partner zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van de echtscheiding of van de ont- binding van het huwelijk zijn / haar deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De partner ontvangt een bewijs van aanspraak.
2. De partner, van wie het huwelijk met een gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed verkrijgt een zodanige aanspraak op partnerpensioen, als de gewezen deelnemer of gepensioneerde ten behoeve van de partner heeft verkregen bij het eindigen van zijn / haar deelneming respectievelijk bij bereiken van de pensioendatum. De partner ontvangt een bewijs van de verkregen premievrije aanspraken.
3. De aanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen kan niet bij overeenkomst tussen de deelnemer, de gewezen deelnemer, gepensioneerde en het Fonds of HAL worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals geregeld in de Pensioenwet, zonder toestemming van de partner. Het voorgaande is niet van toepassing indien de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten.
Voor zover niet anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit reglement omtrent het partnerpensioen van overeenkomstige toepassing op het bijzonder partner- pensioen.
4. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de gewezen partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
5. Het recht op verevening kan rechtstreeks jegens het Fonds geldend worden gemaakt indien de scheiding binnen twee jaar na de scheidingsdatum met behulp van het wettelijk voorgeschreven formulier aan het Fonds wordt gemeld. Het Fonds betaalt dan het aan de gewezen partner toekomende deel van het ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de gewezen partner. De betaling aan de gewezen partner eindigt bij overlijden van de gepensioneerde
6. Indien de scheiding niet tijdig aan het Fonds is gemeld, kan de gewezen partner het recht op verevening uitsluitend nog jegens de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitoefenen.
7. De gewezen partners kunnen bij echtscheiding onder bepaalde voorwaarden om conversie verzoeken. Hieronder wordt verstaan de omzetting van het aan de gewezen partner uit te betalen deel van het ouderdomspensioen en het aan de gewezen partner op grond van de leden 1 en 2 toekomende bijzonder partnerpensioen (onder verval van de genoemde rechten) in een voor hem / haar zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen. Het Fonds is niet verplicht aan conversie mee te werken en kan aan de conversie voorwaarden verbinden en kosten in rekening brengen.
8. Indien geen conversie heeft plaatsgevonden wordt het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde verminderd met het aan de gewezen partner uit te betalen deel van het ouderdomspensioen; deze vermindering vervalt bij overlijden van de gewezen partner. Heeft wel conversie plaatsgevonden, dan wordt het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde verminderd met het aan de gewezen partner uit te betalen geconverteerde deel van het ouderdomspensioen; deze vermindering vervalt echter niet bij overlijden van de gewezen partner.
9. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en zijn partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Het in dit lid bepaalde zal niet kunnen leiden tot hogere aanspraken dan bedoeld in dit artikel.
10. Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. het Fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
WEZENPENSIOEN
Artikel 10.
1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand, waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt.
2. Het wezenpensioen eindigt aan het einde van de maand, waarin het kind over- lijdt. Het wezenpensioen eindigt voorts aan het einde van de maand, waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt; voor ongehuwde studerende kinderen echter aan het einde van het kalenderkwartaal, waarin het kind ophoudt een studerend kind te zijn, doch in ieder geval aan het einde van de kalendermaand, waarin het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt.
3. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het volgens ar- tikel 6 vastgestelde ouderdomspensioen, waarbij in geval van overlijden van een deelnemer vóór de pensioendatum de jaren liggende tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum mede als deelnemersjaren in aanmerking worden genomen.
4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de datum waarop het kind volle wees wordt.
5. Het wezenpensioen wordt voor ten hoogste vijf kinderen uitgekeerd. Indien er meer kinderen zijn zal het wezenpensioen gelijkelijk over alle kinderen worden verdeeld.
AANPASSING VAN DE PENSIOENEN
Artikel 11.
De pensioenrechten en pensioenaanspraken van pensioengerechtigden en gewezen deelnemers worden niet doelgericht aangepast. Het bestuur van het Fonds kan evenwel besluiten om jaarlijks een toeslag te verlenen indien de financiële situatie van het Fonds zodanig is dat toekenning van een toeslag niet ten koste gaat van de pensioenrechten en pensioenaanspraken en het Fonds over vrij eigen vermogen beschikt.
ONVOLLEDIGE DIENSTBETREKKING
Artikel 12.
1. Voor een deelnemer, die krachtens zijn / haar arbeidsovereenkomst met HAL minder dan het – bij een volledige dienstbetrekking horende – normale aantal uren per week werkt, gelden voor de berekening van de pensioenen de volgende afwijkende bepalingen.
2. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt uitgegaan van het salaris, dat voor de deelnemer bij een volledige dienstbetrekking gegolden zou hebben.
3. De pensioenen worden vervolgens van de in lid 2 bedoelde pensioengrondslag afgeleid, naar rato van het aantal gewerkte uren en het bij HAL gebruikelijke aantal werkuren behorende bij een volledige dienstbetrekking.
4. Indien een volledige dienstbetrekking overgaat in een onvolledige dienstbe- trekking of omgekeerd, dan wel indien de verhouding tussen het normale en het feitelijke aantal werkuren per week wordt herzien, zullen de pensioenbedragen per deelnemersjaar, met inachtneming van het in lid 3 bepaalde, dienovereen- komstig worden gewijzigd, doch alleen met betrekking tot de op het tijdstip der wijziging nog toekomstige deelnemersjaren.
GEVOLGEN VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEID VOOR DE AANSPRAKEN OP OUDERDOMS-, PARTNER- EN WEZENPENSIOEN
Artikel 13.
1. Vanaf de dag, waarop aan een deelnemer wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA een uitkering ingevolge deze wet wordt toegekend, blijven de aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen, zowel ten aanzien van de reeds verstreken als ten aanzien van nog toekomstige voor pen- sioenaanspraken meetellende jaren, in stand voor een percentage dat afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid, zoals blijkt uit onderstaande tabel:
Bij een mate van arbeidsongeschiktheid volgens de WIA van: | gelijk aan |
van 35% tot 45% | 40% |
van 45% tot 55% | 50% |
van 55% tot 65% | 60% |
van 65% tot 80% | 72,5% |
van 80% tot 100% | 100% |
2. Indien een wijziging optreedt in de mate van arbeidsongeschiktheid zullen de pensioenaanspraken, voorzover berekend over dan nog toekomstige jaren, met inachtneming van het in lid 1 bepaalde worden herzien, met ingang van een door het bestuur te bepalen datum.
3. Indien een arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door opzet of grove schuld van de deelnemer, is het bestuur bevoegd het in dit artikel bepaalde buiten toepas- sing te laten.
4. De (gewezen) deelnemer op wie het bepaalde in dit artikel van toepassing is, is verplicht een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid onmiddellijk aan het Fonds te melden.
5. Indien de arbeidsongeschiktheid vóór de pensioendatum ophoudt te bestaan dan wel beneden een percentage daalt waarvoor pensioenaanspraken nog in stand blijven en er geen sprake is van een dienstbetrekking met de toegetreden rechtspersoon, wordt door het Fonds gehandeld conform het bepaalde in artikel 16 per het einde van de kalendermaand, waarin een dezer omstandigheden zich voordoet.
6. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, heeft hij geen recht op (gedeeltelijk) arbeids- ongeschiktheidspensioen, voor het gedeelte dat de deelnemer arbeids- ongeschikt is.
Wel recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat in geval het arbeidsongeschiktheidspercentage tijdens het deelnemerschap toeneemt als gevolg van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap de basis vormt van de op genoemd tijdstip aanwezige WIA-uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is in dat geval het verschil tussen het arbeidsongeschiktheidspensioen behorend bij het hogere arbeids- ongeschiktheidspercentage en het arbeidsongeschiktheidspensioen behorend bij het arbeidsongeschiktheidspercentage op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap. Het Fonds is bevoegd de uitbetaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen afhankelijk te stellen van door de rechthebbende te leveren bewijs dat de toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage het gevolg is van een andere ziekte of ander gebrek dan de ziekte die of het gebrek dat op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap aanwezig was.
KOSTEN VAN DE PENSIOENREGELING
Artikel 14.
1. De kosten van de pensioenregeling komen volledig ten laste van HAL.Jaarlijks bepaalt het Fonds met inachtneming van de bepalingen in de uitvoeringsovereenkomst en de bepalingen krachtens de Pensioenwet, de hoogte van de in dat jaar door HAL te betalen premie. De werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenregeling bedraagt 0%.
2. XXX heeft de mogelijkheid de werkelijk te betalen premie voor de pensioenregeling per kalenderjaar te maximeren op een bedrag van 30% van de som van de salarissen, als bedoeld in artikel 4 lid 1. Indien de werkelijk te betalen premie hoger is dan dit maximum en HAL besloten heeft deze maximering toe te passen, kunnen voor alle deelnemers de uit dit reglement voortvloeiende aanspraken, voorzover nog niet overeenkomstig het bepaalde in het 1e lid gefinancierd, worden verminderd. Deze vermindering zal door het bestuur in overleg met de actuaris worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 15 (Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten).
KORTING PENSIOENAANSPRAKEN EN PENSIOENRECHTEN
Artikel 15.
1. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten, met inachtneming van het daartoe bepaalde in de statuten van het Fonds, uitsluitend verminderen indien:
a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen zoals gedefinieerd in respectievelijk artikel 126 en artikel 131 van de Pensioenwet, niet meer volledig door waarden zijn gedekt; en
b. het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of HAL onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen de in artikel 140 van de Pensioenwet bedoelde hersteltermijnen te voldoen aan de artikelen 126 respectievelijk 131 van de Pensioenwet.
2. Het Fonds informeert de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en HAL schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering wordt niet eerder gerealiseerd dan een maand nadat de hiervoor genoemde belanghebbenden en De Nederlandsche Bank NV zijn geïnformeerd.
BEEINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP
Artikel 16.
1. Indien het deelnemerschap van een deelnemer vóór de pensioendatum anders dan door overlijden en behoudens het bepaalde in artikel 13, wordt beëindigd, behoudt de gewezen deelnemer voor zichzelf een aanspraak op ouderdoms- pensioen ingaande op de voor de gewezen deelnemer geldende pensioendatum en voor zijn / haar partner, kinderen en eventueel voor zijn / haar gewezen partner aanspraken op partnerpensioen, wezenpensioen, respectievelijk bijzonder partnerpensioen.
2. De grootte van de jaarlijkse pensioenen waarop aanspraak behouden blijft wordt berekend volgens de bepalingen van het reglement en gesteld op de bedragen die op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap volgens artikel 14 dienen te zijn gefinancierd.
3. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de toegekende aanspraken.
WAARDE OVERDRACHT VAN PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 17.
1. Indien een deelnemer na beëindiging van het deelnemerschap in dienst treedt bij een nieuwe werkgever, zal op verzoek van de deelnemer de overdrachtswaarde van de op grond van artikel 16 vastgestelde premievrije pensioenaanspraken worden overgedragen aan het pensioenfonds of de verzekeringsmaatschappij waar de pensioenregeling van de nieuwe werkgever is ondergebracht. Deze overdracht geschiedt op basis van de eisen van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving met betrekking tot waardeoverdracht. Door de overdracht vervallen alle aanspraken van de gewezen deelnemer tegenover het Fonds.
2. De deelnemer die voor zijn indiensttreding bij HAL heeft deelgenomen aan de pensioenregeling van een vorige werkgever, krijgt aanvullende aanspraken op pensioen mits:
a. de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken bij het Fonds heeft gedaan; en
b. het pensioenfonds of de verzekeraar van de vorige werkgever de overdrachtswaarde van de premievrije pensioenaanspraken – in de vorm van een uitkering ineens - aan het Fonds heeft overgedragen; en
c. aan de eisen van de Pensioenwet en daarop gebaseerde regelgeving met betrekking tot waardeoverdracht wordt voldaan.
3. De inkomende overdrachtswaarde als bedoeld in lid 2 zal bij het Fonds worden aangewend voor de aankoop van aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen bij het Fonds, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 lid 4 van dit reglement.
ONDERBREKING DEELNEMERSCHAP
Artikel 18.
1. Indien de dienstbetrekking van een werknemer is geëindigd en de werknemer later opnieuw in dienst van HAL treedt zullen voor de toepassing van dit re- glement de beide dienstbetrekkingen als afzonderlijke dienstbetrekkingen worden aangemerkt, tenzij HAL anders beslist en behoudens het bepaalde in lid 2.
2. Indien tijdens de gehele duur van de onderbreking een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA van meer dan 80% heeft bestaan, wordt één ononderbroken dienstverband aangehouden en wordt de duur van de onderbreking volledig mede als deelnemerstijd in aanmerking genomen. In geval en voor zolang de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA minder dan 80% doch meer dan35% bedraagt, zal de duur van de onderbreking voor een in lid 3 genoemd percentage als deelnemerstijd in aanmerking worden genomen.
3. Het percentage waarvoor de duur van de onderbreking ingevolge lid 2 in aanmerking wordt genomen als deelnemerstijd blijkt uit onderstaande tabel:
Bij een mate van arbeidsongeschiktheid bedraagt het percentage in van: aanmerking te nemen
deelnemerstijd
van 35% tot 45% | 40% |
van 45% tot 55% | 50% |
van 55% tot 65% | 60% |
van 65% tot 80% | 72,5% |
van 80% tot 100% | 100% |
AFWIJKENDE REGELS PENSIOENRECHTEN
Artikel 19.
Tussen HAL en werknemers kan worden overeengekomen, dat de pensioenrechten volgens van dit reglement afwijkende regels zullen worden vastgesteld. Deze af- wijkingen zullen door HAL ter kennis van het bestuur worden gebracht. Afwijkende regels als bedoeld in dit artikel mogen niet in strijd zijn met de voorschriften van de Pensioenwet noch enige andere wettelijke bepaling.
VERBLIJF IN HET BUITENLAND
Artikel 20.
Voor deelnemers, wier salaris in een andere munteenheid dan Euro’s is vastgesteld, wordt ter bepaling van de in artikel 4 bedoelde pensioengrondslag, door HAL naar redelijkheid een salaris in Euro’s bepaald. De overige bepalingen van de statuten en het pensioenreglement zijn volledig van toepassing.
UITBETALING VAN DE PENSIOENEN
Artikel 21.
1. De pensioenen worden uitbetaald in maandelijkse termijnen op een door de pensioengerechtigde schriftelijk aangewezen bankrekening.. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, waarin het pensioen is ingegaan; de laatste termijn op de laatste dag van de maand, waarin het recht op pensioen eindigt.
2. Het bestuur kan besluiten een pensioen in afwijking van het in lid 1 bepaalde in een andere dan een maandelijkse termijn uit te betalen.
3. De termijnbetalingen worden naar boven afgerond op een bedrag in hele Euro’s.
4. De pensioenen zijn betaalbaar in Euro’s op een door het bestuur te bepalen plaats.
5. Het bestuur kan vóór de uitbetaling verlangen, dat het recht op pensioen door overlegging van de nodige bescheiden wordt aangetoond.
6. Een rechtsvordering tot betaling van enige pensioentermijn verjaart niet.
VERBOD OP AFKOOP EN VERVREEMDING, VOLMACHT
Artikel 22.
1. Afkoop van de pensioenaanspraken uit hoofde van dit reglement is niet mogelijk, behoudens de in de Pensioenwet en daarop gebaseerde regelgeving opgenomen gevallen.
2. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990; of
b. vervreemding plaatsvindt van een bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 lid 10 van dit reglement.
3. Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
4. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
VERSTREKKEN VAN INFORMATIE DOOR HET FONDS
Artikel 23.
1. Het bestuur zorgt voor informatieverstrekking aan de belanghebbenden bij het Fonds conform de eisen van de Pensioenwet.
2. Het bestuur zorgt ervoor dat de deelnemers binnen 3 maanden na aanvang deelname aan de pensioenregeling de startbrief ontvangen met daarin informatie over de pensioenregeling, welke voldoet aan artikel 21 lid 1 van de Pensioenwet. De deelnemers worden binnen 3 maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst schriftelijk van de wijzigingen daarin door het bestuur op de hoogte gesteld.
3. Jaarlijks verstrekt het bestuur ten behoeve van de deelnemer een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken, de reglementair te bereiken pensioenaanspraken en een opgave van aan het voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. De deelnemer ontvangt ook informatie over een eventuele incidentele toeslag als bedoeld in artikel 11.
4. Het bestuur verstrekt de gewezen deelnemer tenminste een keer in de vijf jaar een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken en informatie over een eventuele toeslag als bedoeld in artikel 11.
5. Bij pensioeningang en vervolgens jaarlijks verstrekt het bestuur aan de pensioengerechtigde een opgave van zijn pensioenrecht, een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen en informatie over een eventuele toeslag als bedoeld in artikel 11.
6. Op verzoek van de (vertegenwoordigers van de (gewezen) deelnemer, de pensioengerechtigde en de gewezen partner verstrekt het bestuur de informatie over de onderwerpen die zijn genoemd in artikel 46 van de Pensioenwet en in de
op de Pensioenwet gebaseerde regelgeving. Naast de in de hiervoor genoemde wet- en regelgeving genoemde onderwerpen, kan het bestuur aan de (gewezen) deelnemer, de pensioengerechtigde en de gewezen partner informatie verschaffen die specifiek voor die persoon van belang is.
7. Het bestuur kan een vergoeding vragen voor het verstrekken van de conform lid
6 verstrekte documenten, mits dit conform de Pensioenwet of daarop gebaseerde regelgeving is toegestaan.
8. Iedere deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde is verplicht het bestuur onverwijld in kennis te stellen van de voor het Fonds van belang zijnde gegevens, waaronder te rekenen eventuele wijzigingen in zijn / haar burgerlijke staat, gezin, gezamenlijke huishouding of adres. Bij gebreke daarvan is hij / zij jegens het Fonds aansprakelijk voor eventueel uit dat verzuim voor het Fonds voortvloeiende schade en kosten.
OVERGANG NAAR EEN ANDERE TAK VAN DIENST
Artikel 24.
Indien een deelnemer overgaat naar een bedrijf of een tak van dienst van HAL waar dit pensioenreglement geen onderdeel van de arbeidsovereenkomst uitmaakt, wordt hij geacht per de datum van overgang de dienst te hebben verlaten en handelt het Fonds conform het bepaalde in artikel 16 uitgaande van de datum van overgang. Evenzo wordt de toetreding vanuit een bedrijf of tak van dienst waar dit pensioen- reglement geen onderdeel van de arbeidsvoorwaarden uitmaakt beschouwd als in- diensttreding. De eventuele pensioenaanspraken die vóór de overgang in de toen geldende pensioenregeling zijn opgebouwd blijven gehandhaafd. Indien daartoe aanleiding bestaat kan het bestuur maatregelen nemen met betrekking tot de na de overgang in aanmerking te nemen diensttijd.
WIJZIGING PENSIOENREGLEMENT
Artikel 25.
Het Fonds behoudt zich het recht voor om dit reglement te wijzigen in de volgende gevallen, met inachtneming van het bepaalde daaromtrent in de voor het Fonds geldende statuten en de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving:
- Bij wijziging van bestaande wettelijke voorzieningen of invoering van andere wettelijke voorzieningen met betrekking tot ouderdoms-, partner en wezenpensioen of andere vormen van sociale uitkeringen,
- Bij wijziging van de aan dit pensioenreglement ten grondslag liggende pensioenovereenkomst.
ONVOORZIENE GEVALLEN
Artikel 26.
In alle incidentele in dit reglement niet voorziene gevallen beslist het bestuur.
INWERKINGTREDING
Artikel 27.
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2008, met uitzondering van die zaken die krachtens het besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van de Pensioenwet en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet, in werking treden op 1 januari 2007.
OVERGANGSBEPALING
1. Voor de deelnemer die vóór 1 januari 2004 ziek is geworden en aansluitend een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op basis van volledige arbeids- ongeschiktheid, krachtens de WAO, blijven de bepalingen omtrent voortzetting pensioenopbouw in geval van arbeidsongeschiktheid, zoals deze zijn opgenomen in het tot 1 januari 2008 geldende pensioenreglement, onverkort van kracht.
2. Voor de deelnemer die vóór 1 januari 2004 ziek is geworden en aansluitend gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geworden in de zin van de WAO, is voor het gedeelte dat de deelnemer arbeidsongeschikt is, het bepaalde in lid 1 van toepassing. Voor het gedeelte dat de deelnemer arbeidsgeschikt is, gelden de bepalingen van dit reglement.