Overeenkomst van 1 juni 1972 inzake de bescherming van zeehonden in Antarctica
ZEEHONDEN ANTARCTICA OVEREENKOMST 01.06.1972
Overeenkomst van 1 juni 1972 inzake de bescherming van zeehonden in Antarctica
De Overeenkomstsluitende Partijen,
Verwijzende naar de Overeengekomen Maatregelen voor de bescherming van de fauna en flora van Antarctica, aangenomen in overeenstemming met het Verdrag inzake Antarctica, ondertekend te Washington op 1 december 1959;
Erkennende dat de kwetsbaarheid van de zeehonden van Antarctica door com- merciële exploitatie overal bezorgdheid wekt en dat het bijgevolg nodig is in doel- treffende beschermingsmaatregelen te voorzien;
Erkennende dat de zeehondenbestanden van Antarctica een belangrijke levende rijkdom van het zeemilieu zijn, voor de doelmatige bescherming waarvan het vast- stellen van een internationale regeling is vereist;
Erkennende dat deze rijkdom niet mag worden uitgeput door een overmatige exploitatie en dat het bijgevolg nodig is voor de vangsten een regeling vast te stel- len zodat een aanvaardbare optimale grens niet wordt overschreden;
Erkennende dat, ten einde de wetenschappelijke kennis te verbeteren en de ex- ploitatie te rationaliseren, niets onverlet mag worden gelaten om het biologisch en ander onderzoek naar de zeehondenpopulaties in Antarctica aan te moedigen en aan de hand van zowel dit speurwerk als van statistieken over komende jachtver- richtingen gegevens te vergaren, derwijze dat nog andere geschikte regelingen uit- gewerkt kunnen worden;
Kennis nemende van het feit dat het Wetenschappelijk Comité voor Antarctisch Onderzoek van de Internationale Raad van Wetenschappelijke Verenigingen (WCAO) bereid is gevonden zich te belasten met de taken die in deze Overeen- komst van het Comité worden gevergd;
Verlangende de oogmerken inzake de bescherming, het wetenschappelijk onder- zoek en het verantwoord gebruik van de zeehonden van Antarctica te bevorderen en te verwezenlijken en een bevredigend evenwicht van het ecologisch systeem in stand te houden;
Zijn het volgende overeengekomen:
Jmc april 1998 H.VII/3/1
165
OVEREENKOMST 01.06.1972 ZEEHONDEN ANTARCTICA
Art. 1. Werkingssfeer
(1) Deze Overeenkomst is toepasselijk op de zeeën gelegen ten zuiden van de 60ste zuidelijke breedtegraad ten aanzien waarvan de Overeenkomstsluitende Par- tijen het bepaalde in Artikel IV van het Verdrag inzake Antarctica bevestigen.
(2) De bepalingen van deze Overeenkomst kunnen op de volgende soorten geza- menlijk of op een daarvan worden toegepast:
Mirounga Zeonina, zuidelijke zeeolifant; Hydrurga leptonyx, zeeluipaard; Leptonychotes weddelli, Weddell-zeehond; Lobodon carcinophagus, krabbeneter; Ommatophoca xxxxx, Xxxx-zeehond; Arctocephalus sp., zuidelijke zeeberen.
(3) De bijgevoegde Bijlage maakt een integrerend deel van deze Overeenkomst uit.
Art. 2. Tenuitvoerlegging
(1) De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat zeehonden die tot de in Artikel 1 opgesomde soorten behoren, niet mogen worden gedood of gevangen in een toepassingsgebied van deze Overeenkomst, door hun onderdanen of door sche- pen die onder hun vlag varen, tenzij in overeenstemming met deze Overeenkomst.
(2) Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt voor haar onderdanen en voor on- der haar vlag varende schepen de wetten, reglementen en andere maatregelen aan - bepaaldelijk, wanneer zulks nodig mocht zijn, een vergunningenstelsel - die voor de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst noodzakelijk mochten blijken.
Art. 3. Bij komende maatregelen
(1) Deze Overeenkomst omvat een Bijlage waarin de door de Overeenkomstslui- tende Staten ingevolge deze Overeenkomst aanvaarde maatregelen nader worden omschreven. In de toekomst kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen op gere- gelde tijdstippen andere maatregelen aannemen met betrekking tot de bescherming, de wetenschappelijke bestudering en een verantwoorde exploitatie van de zeehon- denpopulaties, waarbij onder andere worden vastgesteld:
(a) de toegestane vangsten;
(b) de beschermde en niet-beschermde soorten;
(c) de openings- en sluitingsdata van het jachtseizoen;
(d) de open en de gesloten zones, daaronder begrepen het aanduiden van reserva- ten;
(e) de speciale zones waarbinnen de zeehonden volkomen ongestoord worden gela- ten;
H.VII/3/2 Jmc april 1998
166
ZEEHONDEN ANTARCTICA OVEREENKOMST 01.06.1972
(f) de beperkingen op grond van het geslacht, de grootte en de leeftijd voor elke soort;
(g) de beperkingen met betrekking tot het uur en de duur van de jacht, de beperkin- gen inzake de middelen en methodes die bij de jacht worden gebruikt;
(h) het soort en de technische eigenschappen van het tuig, de toestellen en hulp- middelen die bij de jacht worden gebruikt;
(i) de vangststaten en andere statistische en biologische gegevens;
(j) de procedures om het bestuderen en het interpreteren van de wetenschappelijke gegevens te vergemakkelijken;
(k) andere voorschriften zoals het instellen van een doeltreffende inspectieregeling.
(2) De in lid (1) van dit Artikel aanvaarde maatregelen dienen op de beste weten- schappelijke en technische gegevens die beschikbaar zijn te stoelen.
(3) Het is mogelijk de Bijlage op geregelde tijdstippen te wijzigen op de wijze waarin Artikel 9 voorziet.
Art. 4. Bijzondere vergunningen
(1) Niettegenstaande de bepalingen van deze Overeenkomst mag iedere Overeen- komstsluitende Partij jachtvergunningen afgeven voor het doden of vangen van zeehonden in beperkten getale en in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van deze Overeenkomst, voor de volgende doeleinden:
(a) om tot noodzakelijk voedsel van mensen en honden te strekken;
(b) om wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken; of
(c) om specimens te bezorgen aan musea, onderwijsinrichtingen en culturele instel- lingen.
(2) Iedere Overeenkomstsluitende partij doet zo spoedig mogelijk aan de andere Overeenkomstsluitende Partijen en aan het WCAO mededeling van het doel en de strekking van de vergunningen die ingevolge lid (1) van dit Artikel zijn afgegeven, alsook, nadien, van het aantal zeehonden dat op grond van deze vergunningen is gedood of gevangen.
Art. 5. Uitwisseling van inlichtingen en wetenschappelijk advies
(1) Iedere Overeenkomstsluitende Partij verstrekt aan de andere Overeenkomstslui- tende Partijen en aan het WCAO de in de Bijlage vermelde inlichtingen binnen de daarin vastgestelde termijnen.
(2) Bovendien deelt iedere Overeenkomstsluitende Partij aan de andere Overeen- komstsluitende Partijen en aan het WCAO vóór 31 oktober van elk jaar de maatre- gelen mede die zij ingevolge Artikel 2 van deze Overeenkomst in het voorafgaande tijdvak van 1 juli tot 30 juni heeft genomen.
Jmc april 1998 H.VII/3/3
167
OVEREENKOMST 01.06.1972 ZEEHONDEN ANTARCTICA
(3) Overeenkomstsluitende Partijen die geen gegevens hebben om overeenkomstig beide voorafgaande leden mede te delen, doen daarvan vóór de 3 lste oktober van elk jaar officieel kennisgeving.
(4) Het WCAO wordt verzocht:
(a) de overeenkomstig dit Artikel ontvangen inlichtingen te onderzoeken; de uit- wisseling van wetenschappelijke gegevens en informatie tussen de Overeenkomst- sluitende Partijen in de hand te werken; programma ’s voor wetenschappelijk onderzoek aan te bevelen; aanbevelingen te doen opdat tijdens expedities waarbij in het toepassingsgebied van deze Overeenkomst op zeehonden wordt gejaagd, sta- tistische en biologische gegevens worden vergaard, en voorstellen tot wijziging van de Bijlage te doen;
(b) verslag uit te brengen op grondslag van de statistische, biologische en andere beschikbare gegevens wanneer de exploitatie van een zeehondesoort in het toepas- singsgebied van deze Overeenkomst op onmiskenbare wijze nadelige gevolgen heeft voor het totale bestand van die zeehondesoort, dan wel voor het ecologische systeem op een bepaalde plaats.
(5) Het WCAO wordt verzocht de depot-Regering te waarschuwen, die de andere Overeenkomstsluitende Partijen op de hoogte brengt, wanneer het meent dat in een bepaald jachtseizoen de voor een soort toegestane vangstlimieten overschreden dreigen te worden en, in dat geval, de vermoedelijke datum te bepalen waarop de toegestane vangstlimieten naar elke waarschijnlijkheid bereikt zullen zijn. Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt dan de vereiste maatregelen om te voorkomen dat haar onderdanen of schepen die onder haar vlag varen na die vermoedelijke datum en tot het tijdstip waarop de Overeenkomstsluitende Partijen anderszins be- slissen nog zeehonden van de bedoelde soort doden of vangen.
(6) Het WCAO kan desvereist de technische medewerking van de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties inroepen voor het opmaken van zijn ramingen.
(7) Niettegenstaande het bepaalde in lid (1) van Artikel 1 doen de Overeenkomst- sluitende Partijen, in overeenstemming met hun binnenlandse wetgeving, elkaar en het WCAO voor onderzoeksdoeleinden mededeling van de cijfergegevens over de in lid (2) van Artikel 1 vermelde Antarctische zeehonden die door hun onderdanen of onder hun vlag varende schepen in het drijfijsgebied ten noorden van de 60ste zuidelijke breedtegraad zijn gedood of gevangen.
Art. 6. Overleg tussen Overeenkomstsluitende Partijen
(1) Op elk tijdstip na het begin van de commerciële jacht kan een Overeenkomst- sluitende Partij via de depot-Regering het voorstel doen de Overeenkomstsluitende Partijen in vergadering bijeen te roepen ten einde:
H.VII/3/4 Jmc april 1998
168
ZEEHONDEN ANTARCTICA OVEREENKOMST 01.06.1972
(a) bij een meerderheid van twee derde van de Overeenkomstsluitende Partijen, daaronder begrepen de stemmen van alle Staten die deze Overeenkomst hebben ondertekend en op de vergadering aanwezig zijn, een doelmatig systeem in het leven te roepen om de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze Overeenkomst, mede door middel van inspecties, te controleren;
(b) een commissie in te stellen voor het uitvoeren van taken die de Overeenkomst- sluitende Partijen haar in het raam van deze Overeenkomst menen te moeten opdragen; en
(c) andere voorstellen te onderzoeken, die er onder meer toe strekken:
(i) het advies van onpartijdige wetenschapsmensen in te winnen;
(ii) bij twee derde-meerderheid een wetenschappelijk adviserend comité op te rich- ten waaraan een gedeelte of het geheel van de taken die ingevolge deze Overeen- komst van het WCAO worden gevraagd, worden opgedragen ingeval de zeehon- denjacht op commerciële schaal grote proporties aanneemt;
(iii) met de medewerking van de Overeenkomstsluitende Partijen wetenschappelij- ke programma ’s te verwezenlijken;
(iv) verdere reglementaire maatregelen in te voeren, met name het opschorten van de jacht.
(2) Wanneer een derde van de Overeenkomstsluitende Partijen akkoord gaat, roept de depot-Regering de vergadering in de kortste keren samen.
(3) Een vergadering wordt samengeroepen op verzoek van iedere Overeenkomst- sluitende Partij wanneer het WCAO kennis geeft dat de exploitatie van een zee- hondesoort van Antarctica in het toepassingsgebied van deze Overeenkomst op onmiskenbare wijze nadelige gevolgen heeft voor het totale zeehondenbestand, dan wel voor het ecologische systeem op een bepaalde plaats.
Art. 7. Onderzoek van de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst
De Overeenkomstsluitende Partijen komen binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst samen en daarna ten minste om de vijf jaar om de tenuit- voerlegging van de Overeenkomst te onderzoeken.
Art. 8. Wijzigingen van de Overeenkomst
(1) Deze Overeenkomst kan te allen tijde gewijzigd worden. De tekst van een door een Overeenkomstsluitende Partij voorgestelde wijziging wordt ingediend bij de depot-Regering die hem aan alle Overeenkomstsluitende Partijen doet toekomen.
(2) Indien een derde van de Overeenkomstsluitende Partijen daarom verzoekt, roept de depot-Regering een vergadering bijeen om het voorstel tot wijziging te overwegen.
Jmc april 1998 H.VII/3/5
169
OVEREENKOMST 01 .06.1972 ZEEHONDEN ANTARCTICA
(3) Een wijziging treedt in werking zodra de depot-Regering in het bezit is van de akten van bekrachtiging of aanvaarding van alle Overeenkomstsluitende Partijen.
Art. 9. Wijziging van de Bijlage
(1) Iedere Overeenkomstsluitende Partij kan wijzigingen van de Bijlage van deze Overeenkomst voorstellen. De tekst van de voorgestelde wijzigingen wordt inge- diend bij de depot-Regering die hem aan alle Overeenkomstsluitende Partijen doet toekomen.
(2) Elke voorgestelde wijziging treedt voor alle Overeenkomstsluitende Partijen in werking zes maanden na de datum vermeld op de kennisgeving die de depot-Rege- ring aan de Overeenkomstsluitende Partijen heeft gericht, indien binnen 120 dagen na de datum van de kennisgeving geen bezwaar is ontvangen en twee derde van de Overeenkomstsluitende Partijen schriftelijk hun goedkeuring aan de depot-Rege- ring hebben medegedeeld.
(3) Indien een Overeenkomstsluitende Partij binnen 120 dagen na de datum van de kennisgeving bezwaar aantekent, wordt de kwestie door de Overeenkomstsluitende Partijen tijdens hun eerstvolgende vergadering besproken. Indien de kwestie tij- dens de vergadering niet eenparig wordt opgelost, delen de Overeenkomstsluitende Partijen binnen 120 dagen na de sluitingsdatum van de vergadering aan de depot- Regering mede dat zij de oorspronkelijke of een andere door de vergadering voor- gestelde wijziging goedkeuren dan wel verwerpen. Indien na het verstrijken van deze termijn twee derde van de Overeenkomstsluitende Partijen de betreffende wij- ziging hebben goedgekeurd, treedt ze binnen 6 maanden te rekenen vanaf de slui- tingsdatum van de vergadering in werking voor die Overeenkomstsluitende Par- tijen die intussen van hun goedkeuring kennis hebben gegeven.
(4) Iedere Overeenkomstsluitende Partij die tegen een voorgestelde wijziging be- zwaar heeft aangetekend kan te allen tijde haar bezwaar intrekken en in dat geval treedt de voorgestelde wijziging, indien ze al van kracht is, voor die Partij onmid- dellijk in werking, of ze treedt in werking op het tijdstip waarop ze overeenkomstig het bepaalde in dit Artikel van kracht wordt.
(5) De depot-Regering doet aan iedere Overeenkomstsluitende Partij onverwijld mededeling van de ontvangst van iedere goedkeuring of bezwaar, van iedere intrekking van een bezwaar, alsmede van het in werking treden van elke wijziging.
(6) Iedere Staat die partij wordt bij deze Overeenkomst na het tijdstip van inwer- kingtreding van een wijziging van de Bijlage, is door de aldus gewijzigde Bijlage gebonden. Iedere Staat die partij wordt bij deze Overeenkomst in het tijdvak dat een wijzigingsvoorstel wordt behandeld, kan kennis geven van zijn goedkeuring van dan wel bezwaar tegen die wijziging binnen de termijn die voor de andere Overeenkomstsluitende Partijen geldt.
H.VII/3/6 Jmc april 1998
170
ZEEHONDEN ANTARCTICA OVEREENKOMST 01.06.1972
Art. 10. Ondertekening
Deze Overeenkomst blijft van 1 juni tot 3 1 december 1972 te Londen opengesteld voor ondertekening door de Staten die aan de van 3 tot 11 februari 1972 te Londen gehouden Conferentie inzake de Bescherming van Zeehonden en Antarctica heb- ben deelgenomen.
Art. ll. Bekrachtiging
Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd of aanvaard. De akten van be- krachtiging of aanvaarding worden nedergelegd bij de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, die hierbij als depot-Regering wordt aangewezen.
Art. 12. Toetreding
Deze Overeenkomst staat open voor toetreding door iedere Staat die met goedvin- den van alle Overeenkomstsluitende Partijen wordt uitgenodigd om toe te treden.
Art. 13. Inwerkingtreding
(1) Deze Overeenkomst treedt in werking de dertigste dag volgend op het tijdstip van nederlegging van de zevende akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetre- ding.
(2) Daarna treedt deze Overeenkomst voor iedere Staat die de Overeenkomst bekrachtigt, aanvaardt of ertoe toetreedt, in werking de dertigste dag volgend op het tijdstip waarop hij zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding heeft nedergelegd.
Art. 14. Uittreding
Iedere Overeenkomstsluitende Partij kan op 30 juni van elk jaar uit deze Overeen- komst uittreden na uiterlijk op 1 januari van hetzelfde jaar de depot-Regering van haar opzegging kennisgeving te hebben gedaan; zodra de depot-Regering de opzegging ontvangt stelt zij de andere Overeenkomstsluitende Partijen onmiddel- lijk daarvan in kennis. Zo ook kan iedere andere Overeenkomstsluitende Partij bin- nen een maand volgend op het tijdstip waarop een door de depot-Regering toege- zonden afschrift van deze opzegging is ontvangen, de Overeenkomst opzeggen zodat deze voor haar op 30 juni van hetzelfde jaar buiten werking treedt.
Art. 15. Mededelingen aan de depot-Regering
De depot-Regering stelt alle ondertekenende en toetredende Staten in kennis van:
Jmc april 1998 H.VII/3/7
171
OVEREENKOMST 01.06.1972 ZEEHONDEN ANTARCTICA
(a) de ondertekeningen van deze Overeenkomst, de nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding, alsmede de opzeggingen;
(b) het tijdstip waarop deze Overeenkomst in werking treedt en iedere wijziging die in de Overeenkomst of haar Bijlage wordt aangebracht.
Art. 16. Voor eensluidend gewaarmerkte afschriften en registratie
(1) Deze Overeenkomst, opgeteld in de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in het archief van de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland die voor eensluidend gewaarmerkte afschriften hiervan toezendt aan alle ondertekenende en toetredende Staten.
(2) Deze Overeenkomst wordt door de depot-Regering geregistreerd overeenkom- stig Artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties.
Ten blijke waarvan de ondertekenenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Over- eenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Londen, de eerste juni 1972.
Jmc april 1998
172
ZEEHONDEN ANTARCTICA OVEREENKOMST 01.06.1972
Bijlage
1. Toegestane vangsten
De Overeenkomstsluitende Partijen stellen voor ieder tijdvak van een jaar, lopende van 1 juli tot en met 30 juni, het totale aantal zeehonden van elke soort vast, dat mag worden gedood of gevangen. Deze cijfers zijn vatbaar voor herziening in het licht van de wetenschappelijke ramingen.
(a) 175 000 krabbeneters (Lobodon carcinophagus);
(b) 12 000 zeeluipaarden (Hydrurga leptonyx);
(c) 5 000 Weddell-zeehonden (Leptonychotes Weddelli).
2. Beschermde soorten
(a) Het doden of vangen van Ross-zeehonden Ommatophoca Rossi, zuidelijke zee- olifanten Mirounga leonina en zeeberen van het geslacht Arctocephalus, is verbo- den.
(b) Ten einde de volwassen geslachtsrijpe populatie tijdens de periode van grootste concentratie en kwetsbaarheid te beschermen, is het verboden Weddell-zeehonden Leptonychotes Weddelli van een jaar en ouder tussen 1 september en 15 december inclusief te vangen of te doden.
3. Gesloten en open jachttijd
Het tijdvak tussen 1 maart en 31 augustus inclusief is gesloten jachttijd waarin het vangen of doden van zeehonden verboden is. In het tijdvak tussen 1 september en de laatste dag van februari is de jacht toegestaan.
4. Jachtzones
In elke in dit lid genoemde zone waarin op zeehonden wordt gejaagd, worden bij toerbeurt en in de hierna gegeven volgorde alle jachtverrichtingen verboden ten aanzien van de in lid 1 van deze Bijlage opgenomen zeehondensoorten, in het tijd- vak tussen 1 september en de laatste dag van februari inclusief. Op het tijdstip dat de Overeenkomst in werking treedt, geldt de bedoelde sluiting allereerst voor de zone die overeenkomstig lid 2 van Bijlage B bij Bijlage 1 van het Rapport van de Vijfde Raadgevende Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica gesloten is. Elke zone wordt opnieuw voor de jacht opengesteld, zodra de desbetreffende ver- bodsperiode is verstreken.
Zone 1 - tussen 60° en 120° westerlengte;
Zone 2 - tussen 0° en 60° westerlengte; deze zone omvat tevens het gedeelte van de Weddellzee gelegen ten westen van de 6Oste westelijke lengtegraad;
Zone 3 - tussen 0° en 70° oosterlengte;
Zone 4 - tussen 70° en 130° oosterlengte;
Jmc april 1998 H.VII/3/9
173
OVEREENKOMST 01.06.1972 ZEEHONDEN ANTARCTICA
Zone 5 - tussen 130°oosterlengte en 170° westerlengte; Zone 6 - tussen 120° en 170° westerlengte.
5. Zeehondenreservaten
Het is verboden zeehonden te doden of te vangen in de volgende reservaten, die, hetzij voortplantingsgebieden, hetzij plaatsen voor langlopend wetenschappelijk onderzoek zijn:
(a) De zone gelegen rondom de Zuidelijke Orkaden tussen 60° 20 ’ en 60° 56 ’ zui- derbreedte en 44° 05 ’ en 46° 25 ’ westerlengte.
(b) De zuidwestelijke zone van de Rosszee ten zuiden van de 76ste zuidelijke breedtegraad en ten westen van de 170ste oostelijke lengtegraad.
(c) De zone van de Edesto-inham ten zuiden en ten westen van een lijn gaande van Kaap Hallert (72° 19 ’ zuiderbreedte, 170° 18 ’ oosterlengte) naar Helm Point (72° 11 ’ zuiderbreedte en 170° 00 ’ oosterlengte).
6. Uitwisseling van inlichtingen
(a) Iedere Overeenkomstsluitende Partij verstrekt vóór 31 oktober van elk jaar aan de andere Overeenkomstsluitende Partij en aan het WCAO een overzicht van de statistische informatie betreffende alle zeehonden die tijdens het voorafgaande tijd- vak van 1 juli tot 30 juni in het toepassingsgebied van deze Overeenkomst door haar onderdanen of door onder haar vlag varende schepen zijn gedood of gevan- gen. Deze inlichtingen dienen de volgende, per zone en maand gerangschikte gege- vens te omvatten:
(i) de bruto- en nettotonnemaat, de rempaardekracht, de sterkte van de beman- ning en het aantal bedrijfsdagen van de schepen die onder de vlag van de Overeenkomstsluitende Partij varen;
(ii) het aantal volwassen en jonge zeehonden van elke soort dat is gevangen. Ingeval daar uitdrukkelijk naar wordt gevraagd, worden deze inlichtingen voor elk schip afzonderlijk verstrekt, samen met de dagelijkse positie van het schip op het middaguur en elke bedrijfsdag, alsmede met het aantal van de op die dag gevangen zeehonden.
(b) Zodra de commerciële jacht is begonnen, worden rapporten met opgave van het aantal gedode of gevangen zeehonden, voor elke zone per soort gerangschikt, zo dikwijls als aan het WCAO uitgebracht in de vorm en zo dikwijls als door deze instantie is gevraagd, doch met een tussentijd van ten minste één week.
(c) Iedere Overeenkomstsluitende Partij verstrekt aan de WCAO biologische gege- vens met name betrekking hebbende op:
(i) het geslacht;
(ii) de voortplantingsomstandigheden;
(iii) de leeftijd.
Met goedvinden van de Overeenkomstsluitende Partijen kan het WCAO om bijko- mende informatie en materiaal verzoeken.
Jmc april 1998
174
ZEEHONDEN ANTARCTICA OVEREENKOMST 01.06.1972
(d) Iedere Overeenkomstsluitende Partij verstrekt aan de andere Overeenkomstslui- tende Partijen en aan het WCAO inlichtingen over voorgenomen zeehondenjacht- expedities, uiterlijk 30 dagen vóór dat de deelnemende schepen de thuishaven ver- laten.
7. Methodes bij de zeehondenjacht
(a) Het WCAO wordt verzocht verslag uit te brengen over de methodes die bij de zeehondenjacht worden gebruikt, en aanbevelingen te doen ten einde te bereiken dat het doden of vangen van zeehonden snel, doeltreffend en pijnloos gebeurt. Des- vereist vaardigen de Overeenkomstsluitende Partijen voor hun onderdanen en onder hun vlag varende schepen die bij het doden en vangen van zeehonden betrokken zijn, voorschriften uit waarbij met de opvattingen van het WCAO behoorlijk rekening wordt gehouden.
(b) De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen om in het licht van de be- schikbare wetenschappelijke en technische gegevens de gepaste maatregelen te nemen om te voorkomen dat hun onderdanen en onder hun vlag varende schepen zeehonden in het water zouden doden of vangen behalve, in beperkte getale, voor wetenschappelijke doeleinden en in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van deze Overeenkomst. Dit speurwerk omvat onderzoekingen naar de doeltreffendheid van de bij de zeehondenjacht gebruikte methodes van uit een oog- punt van beheer en menswaardig en verantwoord gebruik van de zeehondenbestan- den in Antarctica, met het oog op de instandhouding daarvan. Het uitvoeren en de uitkomsten van zodanige programma ’s van wetenschappelijk onderzoek worden medegedeeld aan het WCAO en aan de depot-Regering die de Overeenkomstslui- tende Partijen ervan in kennis stelt.
Jmc april 1998 H.VII/3/11
175