Contract
64 (1995) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 1995 Nr. 289
A. TITEL
Overeenkomst aangaande de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen;
Xxxxxxx, 00 juli 1995
B. TEKST1)
Overeenkomst, opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen
De Hoge Verdragsluitende Partijen bij deze Overeenkomst, de Lid- Staten van de Europese Unie,
Onder verwijzing naar de Akte van de Raad van de Europese Unie van 26 juli 1995,
Wensend ervoor te zorgen dat hun strafwetgeving doeltreffend bij- draagt tot de bescherming van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen,
Constaterend dat fraude met betrekking tot de ontvangsten en uitga- ven van de Europese Gemeenschappen veelal het nationale kader over- schrijdt en vaak wordt gepleegd door georganiseerde criminele groepen,
Ervan overtuigd dat het voor de bescherming van de financie¨le belan- gen van de Europese Gemeenschappen noodzakelijk is dat frauduleuze gedragingen welke die belangen schaden, strafrechtelijk worden ver- volgd en dat hiertoe een gemeenschappelijke definitie wordt vastgesteld,
Ervan overtuigd dat deze gedragingen strafbaar moeten worden ge- steld met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke
1) De Engelse en de Franse tekst van de Overeenkomst zijn afgedrukt op blz. 10 e.v. van dit Tractatenblad.
De Deense, de Duitse, de Finse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Portu- gese, de Spaanse en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.
sancties – onverminderd de mogelijkheid om in bepaalde gevallen an- dere sancties op te leggen – en dat, ten minste in ernstige gevallen, in vrijheidsstraffen moet worden voorzien die aanleiding kunnen geven tot uitlevering.
Erkennend dat ondernemingen een belangrijke rol spelen op terreinen die door de Europese Gemeenschappen worden gefinancierd en dat per- sonen die in een bedrijf over beslissingsbevoegdheid beschikken, in bepaalde omstandigheden niet mogen ontsnappen aan strafrechtelijke aansprakelijkheid,
Vastbesloten om samen de fraude waardoor de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad, te bestrijden, door verplichtingen op zich te nemen ten aanzien van hun rechtsmacht en op het gebied van uitlevering en wederzijdse strafrechtelijke samenwerking,
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen: Artikel 1
Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt onder fraude waardoor de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen wor- den geschaad, verstaan:
a. wat de uitgaven betreft, elke opzettelijke handeling of elk opzet- telijk nalaten waarbij:
– valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat middelen afkomstig van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen of van de door of voor de Europese Gemeenschappen beheerde begrotingen, weder- rechtelijk worden ontvangen of achtergehouden;
– met hetzelfde gevolg, in strijd met een specifieke verplichting infor- matie wordt achtergehouden;
– deze middelen worden misbruikt door ze voor andere doelen aan te wenden dan die waarvoor zij oorspronkelijk zijn toegekend;
b. wat de ontvangsten betreft, elke opzettelijke handeling of elk opzettelijk nalaten waarbij:
– valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat de middelen van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen of van de door of voor de Europese Gemeenschappen beheerde begrotingen wederrechtelijk wor- den verminderd;
– met hetzelfde gevolg, in strijd met een specifieke verplichting infor- matie wordt achtergehouden;
– met hetzelfde gevolg, van een rechtmatig verkregen voordeel mis- bruik wordt gemaakt.
2. Onder voorbehoud van artikel 2, lid 2, neemt elke Lid-Staat de nodige en passende maatregelen om het bepaalde in lid 1 in nationaal strafrecht om te zetten, zodat de daarin bedoelde gedragingen als straf- bare feiten worden aangemerkt.
3. Onder voorbehoud van artikel 2, lid 2, neemt elke Lid-Staat even- eens de nodige maatregelen opdat het opzettelijk opstellen of verstrek- ken van valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten met het in lid 1 genoemde gevolg, als strafbare feiten worden aangemerkt, wanneer die handelingen niet reeds strafbaar zijn, hetzij als zelfstandig strafbaar feit, hetzij op grond van medeplichtigheid aan, uitlokking van of poging tot fraude als omschreven in lid 1.
4. Het opzet bij een handeling of een nalaten als bedoeld in de leden 1 en 3, kan worden afgeleid uit objectieve feitelijke omstandigheden.
Artikel 2
Sancties
1. Elke Lid-Staat neemt de nodige maatregelen opdat op de in lid 1 bedoelde gedragingen, alsmede medeplichtigheid aan, uitlokking van of poging tot de in artikel 1, lid 1, bedoelde gedragingen, doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties worden gesteld, met inbegrip, ten minste bij ernstige fraude, van vrijheidsstraffen die aanleiding kunnen geven tot uitlevering; als ernstige fraude wordt aan- gemerkt iedere fraude waarmee een door elke Lid-Staat te bepalen minimumbedrag is gemoeid. Dit minimumbedrag mag niet hoger zijn dan 50.000 ecu.
2. Voor geringe fraude, die betrekking heeft op een totaalbedrag van minder dan 4.000 ecu en waarbij zich volgens zijn wetgeving geen bij- zondere strafverzwarende omstandigheden voordoen, kan een Lid-Staat evenwel in sancties voorzien van een andere aard dan de in lid 1 bedoelde.
3. Het in lid 2 genoemde bedrag kan door de Raad van de Europese Unie met eenparigheid van stemmen worden gewijzigd.
Artikel 3
Strafrechtelijke aansprakelijkheid van leidinggevenden
Xxxx Xxx-Staat treft de nodige maatregelen opdat ondernemings- hoofden of personen die beslissings- of controlebevoegdheid binnen een onderneming hebben, overeenkomstig de beginselen van zijn nationaal recht, strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld in geval van frauduleuze handelingen ten nadele van de financie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 1, die voor rekening van de onderneming door een aan hen ondergeschikte persoon zijn begaan.
Artikel 4
Rechtsmacht
1. Xxxx Xxx-Staat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de overeenkomstig de artikelen 1 en 2, lid 1, strafbaar gestelde feiten waarbij
– de fraude, deelneming aan, of poging tot fraude waardoor de finan- cie¨le belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad, geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied is begaan of waarbij het voor- deel uit de fraude op zijn grondgebied is verkregen;
– een persoon op zijn grondgebied opzettelijk deelneemt aan of aan- zet tot het begaan van dergelijke fraude op het grondgebied van een andere Staat;
– de dader een eigen onderdaan is, met dien verstande dat zijn natio- nale recht kan bepalen dat de gedraging ook strafbaar moet zijn in de Lid-Staat waar de feiten zijn begaan.
2. Xxxx Xxx-Staat kan bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 11, lid 2, verklaren dat hij de bepaling van lid 1, derde streepje, van het onder- havige artikel niet toepast.
Artikel 5
Uitlevering en vervolging
1. Elke Lid-Staat die ingevolge zijn nationale recht geen eigen onder- danen uitlevert, treft de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te ves- tigen ten aanzien van overeenkomstig de artikelen 1 en 2, lid 1, strafbaar gestelde feiten die door deze onderdanen buiten zijn grondgebied wor- den begaan.
2. Wanneer een onderdaan van een Lid-Staat ervan wordt verdacht zich in een andere Lid-Staat schuldig te hebben gemaakt aan strafbaar gestelde gedragingen als bedoeld in de artikelen 1 en 2, lid 1, en de Lid- Staat de betrokkene louter op grond van zijn of haar nationaliteit niet aan die andere Lid-Staat uitlevert, legt deze Lid-Staat de zaak aan zijn bevoegde autoriteiten voor opdat, indien daartoe aanleiding bestaat, een strafvervolging kan worden ingesteld. Met het oog op de strafvervolging worden de dossiers, inlichtingen en voorwerpen die op het strafbaar feit betrekking hebben, overeenkomstig artikel 6 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering toegezonden. De verzoekende Lid-Staat wordt in kennis gesteld van de vervolging en de afloop daarvan.
3. Een Lid-Staat mag uitlevering in geval van fraude waardoor de financie¨le belangen van de Gemeenschappen worden geschaad niet wei- geren op grond van het loutere feit dat het gaat om een delict inzake heffingen of douanerechten.
4. Voor de toepassing van dit artikel worden onder ,,onderdanen van een Lid-Staat’’ de personen verstaan als omschreven in de verklaring die
de betrokken Lid-Staat heeft afgelegd uit hoofde van artikel 6, lid 1, onder b), van het Europees Verdrag betreffende uitlevering, alsmede de personen bedoeld in lid 1, onder c), van dat artikel.
Artikel 6
Samenwerking
1. Wanneer twee of meer Lid-Staten betrokken zijn bij een strafbaar gestelde fraude als omschreven in artikel 1, werken deze Lid-Staten doeltreffend samen bij het onderzoek, de vervolging en de bestraffing van het strafbaar feit, bijvoorbeeld door middel van wederzijdse rechts- hulp, uitlevering, overdracht van strafvervolging of tenuitvoerlegging van in een andere Lid-Staat gewezen rechterlijke beslissingen.
2. Wanneer meer dan e´e´n Lid-Staat bevoegd is en elk van hen ter zake van dezelfde feiten een vervolging kan instellen, bepalen de betrok- ken Lid-Staten in onderling overleg wie van hen de dader of daders zal vervolgen, met het doel de vervolging zo mogelijk in e´e´n Lid-Staat te centraliseren.
Artikel 7
Ne bis in idem-beginsel
1. De Lid-Staten passen in hun nationale strafrecht het ,,ne bis in idem’’-beginsel toe, volgens hetwelk een persoon die bij onherroepelijk vonnis in een Lid-Staat is berecht, in een andere Lid-Staat niet kan wor- den vervolgd ter zake van dezelfde feiten, op voorwaarde dat ingeval een straf of maatregel is opgelegd, deze reeds is ondergaan of feitelijk ten uitvoer wordt gelegd, dan wel op grond van de wetten van de ver- oordelende Staat niet meer ten uitvoer gelegd kan worden.
2. Bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 11, lid 2, kan een Lid- Staat verklaren dat hij in een of meer van de volgende gevallen niet door lid 1 van dit artikel is gebonden:
a. indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen zich geheel of gedeeltelijk op zijn eigen grondgebied hebben afgespeeld. In het laatste geval is deze uitzondering echter niet van toe- passing indien de feiten zich gedeeltelijk hebben afgespeeld op het grondgebied van de Lid-Staat waarin het vonnis werd gewezen;
b. indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen een inbreuk vormen op de veiligheid of andere even wezenlijke belangen van deze Lid-Staat;
c. indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen zijn begaan door een ambtenaar van deze Lid-Staat in strijd met zijn ambtsplichten.
3. Uitzonderingen ten aanzien waarvan een verklaring uit hoofde van lid 2 is afgelegd, zijn niet van toepassing wanneer de betrokken Lid- Staat ter zake van dezelfde feiten de andere Lid-Staat om vervolging heeft verzocht of heeft ingestemd met de uitlevering van de betrokken persoon.
4. Dit artikel laat de relevante bilaterale of multilaterale overeenkom- sten tussen Lid-Staten, alsmede de met betrekking daartoe afgelegde ver- klaringen, onverlet.
Artikel 8
Hof van Justitie
1. Geschillen tussen Lid-Staten over de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst worden, met het oog op een oplossing, in een eerste fase in de Raad besproken volgens de procedure van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Indien binnen zes maanden geen oplossing is gevonden, kan de zaak door een bij het geschil betrok- ken partij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd.
2. Ieder geschil tussen e´e´n of meer Lid-Staten en de Commissie betreffende artikel 1 of artikel 10 van deze Overeenkomst dat niet door middel van onderhandelingen kon worden opgelost, kan aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd.
Artikel 9
Nationale bepalingen
Niets in deze Overeenkomst belet de Lid-Staten nationale bepalingen aan te nemen die verder gaan dan de verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst.
Artikel 10
Mededeling
1. De Lid-Staten delen aan de Commissie van de Europese Gemeen- schappen de tekst mede van hun nationale bepalingen ter omzetting van de verplichtingen die krachtens deze Overeenkomst op hen rusten.
2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst stellen de Hoge Verdragsluitende Partijen in de Raad van de Europese Unie vast, welke gegevens moeten worden verstrekt, respectievelijk uitgewisseld tussen de Lid-Staten onderling dan wel tussen de Lid-Staten en de Commissie, alsmede de wijze waarop een en ander geschiedt.
Artikel 11
Inwerkingtreding
1. Deze Overeenkomst wordt de Lid-Staten ter aanneming volgens hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen voorgelegd.
2. De Lid-Staten stellen de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen voor de aanneming van deze Overeenkomst vereiste procedure.
3. Deze Overeenkomst treedt in werking negentig dagen na de ken- nisgeving als bedoeld in lid 2 door de Lid-Staat die als laatste daartoe overgaat.
Artikel 12
Toetreding van nieuwe Lid-Staten
1. Elke Staat die lid wordt van de Europese Unie, kan tot deze Over- eenkomst toetreden.
2. De door de Raad van de Europese Unie vastgestelde tekst van deze Overeenkomst in de taal van de toetredende Staat, is authentiek.
3. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de depositaris.
4. Deze Overeenkomst treedt ten aanzien van elke toetredende Staat in werking negentig dagen nadat diens akte van toetreding is neergelegd, of op de datum van haar inwerkingtreding indien deze Overeenkomst bij het verstrijken van de genoemde periode van negentig dagen nog niet in werking is getreden.
Artikel 13
Depositaris
1. De Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie is depo- sitaris van deze Overeenkomst.
2. De depositaris maakt in het Publikatieblad van de Europese Ge- meenschappen de stand van de aannemingen en toetredingen, alsmede de verklaringen, voorbehouden en andere kennisgevingen met betrek- king tot deze Overeenkomst bekend.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben gesteld.
GEDAAN te Brussel, de zesentwintigste juli negentienhonderd vijf- ennegentig, in e´e´n exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de
Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, dat wordt neergelegd in het archief van het Secretariaat- Generaal van de Raad van de Europese Unie.
De Overeenkomst is op 26 juli 1995 ondertekend voor: Belgie¨1)
Denemarken Duitsland2) Finland Frankrijk Griekenland Ierland Italie¨3)
het Koninkrijk der Nederlanden1) Luxemburg1)
Oostenrijk4)
Portugal Spanje
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en Noord-Ierland Zweden
1) De Nederlandse, de Belgische en de Luxemburgse Regering hebben bij de ondertekening het volgende verklaard:
«Les Gouvernements des Pays-Bas, Luxembourg et Belgique rappellent la ne´ces- site´ de trouver d’ici juin 1996 une solution satisfaisante en matie`re de la compe´- tence de la Cour de Justice des Communaute´s Europe´xxxxx pour les questions pre´judicielles pour permettre l’entre´e en vigueur de la Convention sur la protec- tion des inte´reˆts financiers.»
2) De Duitse Regering heeft bij de ondertekening het volgende verklaard:
»Die Regierung der Bundesrepublik Deutschland erkla¨rt ihre Absicht, fu¨r das U} bereinkommen u¨ber den Schutz der finanziellen Interessen der Europa¨ischen Gemeinschaften und das U} bereinkommen u¨ber ein Zollinformationssystem im Rahmen von Verhandlungen bis zum Juni 1996 eine Einigung u¨ber die Zusta¨n- digkeit des Gerichtshofs der Europa¨ischen Gemeinschaften fu¨r Vorabentschei- dungsersuchen zu erreichen. Sie geht im u¨brigen davon aus, dasz entsprechend dem Ergebnis des Europa¨ischen Rates in Cannes eine dahingehende Regelung auch fu¨r das U} bereinkommen u¨ber die Errichtung eines Europa¨ischen Polizeiam- tes (Europol) gefunden wird.«
3) De Italiaanse Regering heeft bij de ondertekening het volgende verklaard:
«Nel procedere alla firma delle Convenzioni Europol, sulla protezione degli interessi finanziari e sul sistema d’informazione doganale l’Italia sottolinea la sua aspettativa ad un sollecito avvio dei lavori previsti al punto III 1 delle conclusioni del Consiglio Europeo di Cannes del 27 e 27 giugno 195, ai fini dell’attribuzione di competenze alla Corte di Giustizia, con particolare riguardo alle questioni pre- giudiziali»
4) De Oostenrijkse Regering heeft bij de ondertekening het volgende verklaard:
»Österreich geht, auch unter Bezugnahme auf die Erkla¨rungen anderer Mitglied- staaten davon aus, dasz die Zusta¨ndigkeit des EuGH im Vorabentscheidungsver- fahren in ansehbarer Zeit positiv geregelt wird, und wird sich auch hierfu¨r ein- setzen.«
Convention drawn up on the basis of Article K.3 of the Treaty on European Union, on the protection of the European Communities’ financial interests
The high contracting parties to this Convention, Member States of the European Union,
Referring to the Act of the Council of the European Union of 26 July 1995;
Desiring to ensure that their criminal laws contribute effectively to the protection of the financial interests of the European Communities;
Noting that fraud affecting Community revenue and expenditure in many cases is not confined to a single country and is often committed by organized criminal networks;
Convinced that protection of the European Communities’ financial interests calls for the criminal prosecution of fraudulent conduct injur- ing those interests and requires, for that purpose, the adoption of a com- mon definition,
Convinced of the need to make such conduct punishable with effec- tive, proportionate and dissuasive criminal penalties, without prejudice to the possibility of applying other penalties in appropriate cases, and of the need, at least in serious cases, to make such conduct punishable with deprivation of liberty which can give rise to extradition,
Recognizing that businesses play an important role in the areas fi- nanced by the European Communities and that those with decision- making powers in business should not escape criminal responsibility in appropriate circumstances,
Determined to combat together fraud affecting the European Commu- nities’ financial interests by undertaking obligations concerning jurisdic- tion, extradition, and mutual cooperation,
Have agreed on the following provisions:
Article 1
General provisions
1. For the purposes of this Convention, fraud affecting the European Communities’ financial interests shall consist of:
a) in respect of expenditure, any intentional act or omission relating to:
– the use or presentation of false, incorrect or incomplete statements or documents, which has as its effect the misappropriation or wrongful
Convention, e´tablie sur la base de l’article K.3 du Traite´ sur l’Union Europe´enne, relative a` la protection des inte´reˆts financiers des Communaute´s Europe´xxxxx
Les hautes parties contractantes a` la pre´sente convention, Etats mem- bres de l’Union europe´enne,
Se re´fe´rant a` l’acte du Conseil de l’Union europe´enne du 26 juillet 1995;
De´sireuses de faire en sorte que leurs le´gislations pe´nales contribuent de manie`re efficace a` la protection des inte´reˆts financiers des Commu- naute´s europe´xxxxx;
Notant que la fraude affectant les recettes et les de´penses communau- taires ne se limite pas, dans bien des cas, a` un seul pays et est souvent le fait de filie`res criminelles organise´es;
Convaincues que la protection des inte´reˆts financiers des Commu- naute´s europe´xxxxx exige que tout comportement frauduleux portant atteinte aux inte´reˆts en question donne lieu a` des poursuites pe´nales et qu’a` cette fin une de´finition commune soit adopte´e;
Convaincues de la ne´cessite´ d’e´riger ces comportements en infrac- tions pe´nales passibles de sanctions pe´nales effectives, proportionne´es et dissuasives, sans pre´judice de l’application d’autres sanctions dans cer- tains cas approprie´s, et de pre´voir, au moins dans les cas graves, des pei- nes privatives de liberte´ pouvant entraˆıner l’extradition;
Reconnaissant que les entreprises jouent un roˆle important dans les domaines finance´s par les Communaute´s europe´xxxxx et que les person- nes ayant le pouvoir de de´cision dans les entreprises ne devraient pas e´chapper a` la responsabilite´ pe´nale dans certaines circonstances;
De´termine´es a` lutter ensemble contre la fraude portant atteinte aux inte´reˆts financiers des Communaute´s europe´xxxxx en prenant des enga- gements en matie`re de compe´tences, d’extradition et de coope´ration mutuelle,
Conviennent des dispositions qui suivent:
Article 1
Dispositions ge´ne´rales
1. Aux fins de la pre´sente convention, est constitutif d’une fraude por- tant atteinte aux inte´reˆts financiers des Communaute´s europe´xxxxx:
a) en matie`re de de´penses, tout acte ou omission intentionnel relatif:
– a` l’utilisation ou a` la pre´sentation de de´clarations ou de documents faux, inexacts ou incomplets, ayant pour effet la perception ou la re´ten-
retention of funds from the general budget of the European Communi- ties or budgets managed by, or on behalf of, the European Communities;
– non-disclosure of information in violation of a specific obligation, with the same effect;
– the misapplication of such funds for purposes other than those for which they were originally granted;
b) in respect of revenue, any intentional act or omission relating to:
– the use or presentation of false, incorrect or incomplete statements or documents, which has as its effect the illegal diminution of the resources of the general budget of the European Communities or bud- gets managed by, or on behalf of, the European Communities;
– non-disclosure of information in violation of a specific obligation, with the same effect;
– misapplication of a legally obtained benefit, with the same effect.
2. Subject to Article 2(2), each Member State shall take the necessary and appropriate measures to transpose paragraph 1 into their national criminal law in such a way that the conduct referred to therein consti- tutes criminal offences.
3. Subject to Article 2(2), each Member State shall also take the nec- essary measures to ensure that the intentional preparation or supply of false, incorrect or incomplete statements or documents having the effect described in paragraph 1 constitutes a criminal offence if it is not already punishable as a principal offence or as participation in, instigation of, or attempt to commit, fraud as defined in paragraph 1.
4. The intentional nature of an act or omission as referred to in para- graphs 1 and 3 may be inferred from objective, factual circumstances.
Article 2
Penalties
1. Each Member State shall take the necessary measures to ensure that the conduct referred to in Article 1, and participating in, instigating, or attempting the conduct referred to in Article 1(1), are punishable by effective, proportionate and dissuasive criminal penalties, including, at least in cases of serious fraud, penalties involving deprivation of liberty which can give rise to extradition, it being understood that serious fraud shall be considered to be fraud involving a minimum amount to be set in each Member State. This minimum amount may not be set at a sum exceeding ECU 50 000.
2. However in cases of minor fraud involving a total amount of less than ECU 4000 and not involving particularly serious circumstances under its laws, a Member State may provide for penalties of a different type from those laid down in paragraph 1.
tion indue de fonds provenant du budget ge´ne´ral des Communaute´s europe´xxxxx ou des budgets ge´re´s par les Communaute´s europe´xxxxx ou pour leur compte;
– a` la non-communication d’une information en violation d’une obli- gation spe´cifique, ayant le meˆme effet;
– au de´tournement de tels fonds a` d’autres fins que celles pour les- quelles ils ont initialement e´te´ octroye´s;
b) en matie`re de recettes, tout acte ou omission intentionnel relatif:
– a` l’utilisation ou a` la pre´sentation de de´clarations ou de documents faux, inexacts ou incomplets, ayant pour effet la diminution ille´gale de ressources du budget ge´ne´ral des Communaute´s europe´xxxxx ou des budgets ge´re´s par les Communaute´s europe´xxxxx ou pour leur compte;
– a` la non-communication d’une information en violation d’une obli- gation spe´cifique, ayant le meˆme effet;
– au de´tournement d’un avantage le´galement obtenu, ayant le meˆme effet.
2. Sous re´serve de l’article 2 paragraphe 2, chaque Etat membre prend les mesures ne´cessaires et approprie´es pour transposer en droit pe´nal interne les dispositions du paragraphe 1 de telle sorte que les com- portements qu’elles visent soient e´rige´s en infractions pe´nales.
3. Sous re´serve de l’article 2 paragraphe 2, chaque Etat membre prend e´galement les mesures ne´cessaires pour assurer que l’e´tablisse- ment ou la fourniture intentionnel de de´clarations ou de documents faux, inexacts ou incomplets ayant l’effet mentionne´ au paragraphe 1 sont e´rige´s en infractions pe´nales s’ils ne sont pas de´ja` punissables soit comme infraction principale, soit a` titre de complicite´, d’instigation ou de tentative de fraude telle que de´finie au paragraphe 1.
4. Le caracte`re intentionnel d’un acte ou d’une omission vise´ aux paragraphes 1 et 3 peut re´sulter de circonstances factuelles objectives.
Article 2
Sanctions
1. Chaque Etat membre prend les mesures ne´cessaires pour assurer que les comportements vise´s a` l’article 1, ainsi que la complicite´, l’ins- tigation ou la tentative relatives aux comportements vise´s a` l’article 1 paragraphe 1, sont passibles de sanctions pe´nales effectives, proportion- ne´es et dissuasives, incluant, au moins dans les cas de fraude grave, des peines privatives de liberte´ pouvant entraˆıner l’extradition, e´tant entendu que doit eˆtre conside´re´e comme fraude grave toute fraude portant sur un montant minimum a` fixer dans chaque Etat membre. Ce montant mini- mum ne peut pas eˆtre fixe´ a` plus de 50 000 e´cus.
2. Toutefois, un Etat membre peut pre´voir, pour les cas de fraude mineure portant sur un montant total infe´rieur a` 4.000 e´cus et ne pre´sen- tant pas de circonstances particulie`res de gravite´ selon sa le´gislation, des sanctions d’une autre nature que celles pre´vues au paragraphe 1.
3. The Council of the European Union, acting unanimously, may alter the amount referred to in paragraph 2.
Article 3
Criminal liability of heads of businesses
Each Member State shall take the necessary measures to allow heads of businesses or any persons having power to take decisions or exercise control within a business to be declared criminally liable in accordance with the principles defined by its national law in cases of fraud affecting the European Community’s financial interests, as referred to in Article 1, by a person under their authority acting on behalf of the business.
Article 4
Jurisdiction
1. Each Member State shall take the necessary measures to establish its jurisdiction over the offences it has established in accordance with Article 1 and 2(1) when:
– fraud, participation in fraud or attempted fraud affecting the Euro- pean Communities’ financial interests is committed in whole or in part within its territory, including fraud for which the benefit was obtained in that territory;
– a person within its territory knowingly assists or induces the com- mission of such fraud within the territory of any other State;
– the offender is a national of the Member State concerned, provided that the law of that Member State may require the conduct to be pun- ishable also in the country where it occurred.
2. Each Member State may declare, when giving the notification referred to in Article 11(2), that it will not apply the rule laid down in the third indent of paragraph 1 of this Article.
Article 5
Extradition and prosecution
1. Any Member State which, under its law, does not extradite its own nationals shall take the necessary measures to establish its jurisdiction over the offences it has established in accordance with Articles 1 and 2(1), when committed by its own nationals outside its territory.
2. Each Member State shall, when one of its nationals is alleged to have committed in another Member State a criminal offence involving the conduct described in Articles 1 and 2(1), and it does not extradite
3. Le Conseil de l’Union europe´enne, statuant a` l’unanimite´, peut modifier le montant vise´ au paragraphe 2.
Article 3
Responsabilite´ pe´nale des chefs d’entreprise
Chaque Etat membre prend les mesures ne´cessaires pour permettre que les chefs d’entreprise ou toute personne ayant le pouvoir de de´cision ou de controˆle au sein d’une entreprise puissent eˆtre de´clare´s pe´nalement responsables selon les principes de´finis par son droit interne, en cas d’actes frauduleux commis au pre´judice des inte´reˆts financiers des Com- munaute´s europe´xxxxx, tels que vise´s a` l’article 1, par une personne sou- mise a` leur autorite´ pour le compte de l’entreprise.
Article 4
Compe´tence
1. Chaque Etat membre prend les mesures ne´cessaires pour e´tablir sa compe´tence sur les infractions qu’il a institue´es conforme´ment a` l’arti- cle 1 et a` l’article 2 paragraphe 1 dans les cas ou`:
– la fraude, la participation a` une fraude ou la tentative de fraude por- tant atteinte aux inte´reˆts financiers des Communaute´s europe´xxxxx est commise, en tout ou en partie, sur son territoire, y compris le cas de fraude ou` le gain a e´te´ re´alise´ sur ce territoire;
– une personne se trouvant sur son territoire participe ou incite sciem- ment a` la perpe´tration d’une telle fraude sur le territoire de tout autre Etat;
– l’auteur de l’infraction est un ressortissant de l’Etat membre concerne´, e´tant entendu que la le´gislation de cet Etat membre peut pre´- voir que le comportement est e´galement punissable dans le pays ou` il a eu lieu.
2. Tout Etat membre peut de´clarer, lors de la notification vise´e a` l’article 11 paragraphe 2, qu’il n’applique pas la re`gle e´nonce´e au para- graphe 1 troisie`me tiret du pre´sent article.
Article 5
Extradition et poursuites
1. Tout Etat membre qui, en vertu de sa le´gislation, n’extrade pas ses propres ressortissants prend les mesures ne´cessaires pour e´tablir sa com- pe´tence sur les infractions qu’il a institue´es conforme´ment a` l’article 1 et a` l’article 2 paragraphe 1 lorsqu’elles sont commises par ses propres ressortissants hors de son territoire.
2. Chaque Etat membre doit, lorsqu’un de ses ressortissants est pre´- sume´ avoir commis dans un autre Etat membre une infraction pe´nale consistant en un comportement tel que de´crit a` l’article 1 et a` l’article 2
that person to that other Member State solely on the ground of his or her nationality, submit the case to its competent authorities for the purpose of prosecution if appropriate. In order to enable prosecution to take place, the files, information and exhibits relating to the offence shall be transmitted in accordance with the procedures laid down in Article 6 of the European Convention on Extradition. The requesting Member State shall be informed of the prosecution initiated and of its outcome.
3. A Member State may not refuse extradition in the event of fraud affecting the European Communities’ financial interests for the sole rea- son that it concerns a tax or customs duty offence.
4. For the purposes of this Article, a Member State’s own nationals shall be construed in accordance with any declaration made by it under Article 6(1)(b) of the European Convention on Extradition and with paragraph 1(c) of that Article.
Article 6
Cooperation
1. If a fraud as defined in Article 1 constitutes a criminal offence and concerns at least two Member States, those States shall cooperate effec- tively in the investigation, the prosecution and in carrying out the pun- ishment imposed by means, for example, of mutual legal assistance, extradition, transfer of proceedings or enforcement of sentences passed in another Member State.
2. Where more than one Member State has jurisdiction and has the possibility of viable prosecution of an offence based on the same facts, the Member States involved shall cooperate in deciding which shall prosecute the offender or offenders with a view to centralizing the pros- ecution in a single Member State where possible.
Article 7
Ne bis in idem
1. Member States shall apply in their national criminal laws the ‘‘ne bis in idem’’ rule, under which a person whose trial has been finally dis- posed of in a Member State may not be prosecuted in another Member State in respect of the same facts, provided that if a penalty was imposed, it has been enforced, is actually in the process of being enforced or can no longer be enforced under the laws of the sentencing State.
2. A Member State may, when giving the notification referred to in Article 11(2), declare that it shall not be bound by paragraph 1 of this Article in one or more of the following cases:
paragraphe 1 et qu’il n’extrade pas cette personne vers cet autre Etat membre uniquement en raison de sa nationalite´, soumettre l’affaire a` ses autorite´s compe´tentes aux fins de poursuites, s’il y a lieu. Afin de per- mettre l’exercice des poursuites, les dossiers, informations et objets rela- tifs a` l’infraction sont adresse´s selon les modalite´s pre´vues a` l’article 6 de la convention europe´enne d’extradition. L’Etat membre reque´rant sera informe´ des poursuites engage´es et de leurs re´sultats.
3. Un Etat membre ne peut refuser l’extradition en cas de fraude por- tant atteinte aux inte´reˆts financiers des Communaute´s europe´xxxxx au seul motif qu’il s’agit d’une infraction en matie`re de taxes ou de droits de douane.
4. Aux fins du pre´sent article, les termes «ressortissants d’un Etat membre» sont interpre´te´s conforme´ment a` toute de´claration faite par cet Etat en vertu de l’article 6 paragraphe 1 point b) de la convention euro- pe´enne d’extradition et au paragraphe 1 point c) de ce meˆme article.
Article 6
Coope´ration
1. Si une fraude telle que de´finie a` l’article 1 constitue une infraction pe´nale et concerne au moins deux Etats membres, ceux-ci coope`rent de fac¸on effective a` l’enqueˆte, aux poursuites judiciaires et a` l’exe´cution de la sanction prononce´e, au moyen, par exemple, de l’entraide judiciaire, de l’extradition, du transfert des poursuites ou de l’exe´cution des juge- ments prononce´s dans un autre Etat membre.
2. Lorsqu’une infraction rele`ve de la compe´tence de plus d’un Etat membre et que n’importe lequel de ces Etats peut valablement engager des poursuites sur la base des meˆmes faits, les Etats membres concerne´s coope`rent pour de´cider lequel d’entre eux poursuivra le ou les auteurs de l’infraction, avec pour objectif de centraliser, si possible, les poursui- tes dans un seul Etat membre.
Article 7
Ne bis in idem
1. Les Etats membres appliquent en droit pe´nal interne le principe
«ne bis in idem», en vertu duquel une personne qui a e´te´ de´finitivement juge´e dans un Etat membre ne peut eˆtre poursuivie pour les meˆmes faits dans un autre Etat membre, a` condition que, en cas de condamnation, la sanction ait e´te´ exe´cute´e, soit en cours d’exe´cution ou ne puisse plus eˆtre exe´cute´e selon la loi de l’Etat de condamnation.
2. Tout Etat membre peut de´clarer, lors de la notification vise´e a` l’article 11 paragraphe 2, qu’il n’est pas lie´ par le paragraphe 1 du pre´- sent article dans un ou plusieurs des cas suivants:
a) if the facts which were the subject of the judgment rendered abroad took place on its own territory either in whole or in part; in the latter case this exception shall not apply if those facts took place partly on the territory of the Member State where the judgment was rendered;
b) if the facts which were the subject of the judgment rendered abroad constitute an offence directed against the security or other equally essential interests of that Member State;
c) if the facts which were the subject of the judgment rendered abroad were committed by an official of that Member State contrary to the duties of his office.
3. The exceptions which may be the subject of a declaration under paragraph 2 shall not apply if the Member State concerned in respect of the same facts requested the other Member State to bring the prosecu- tion or granted extradition of the person concerned.
4. Relevant bilateral or multilateral agreements concluded between Member States and relevant declarations shall remain unaffected by this Article.
Article 8
Court of Justice
1. Any dispute between Member States on the interpretation or appli- cation of this Convention must in an initial stage be examined by the Council in accordance with the procedure set out in Title VI of the Treaty on European Union with a view to reaching a solution.
If no solution is found within six months, the matter may be referred to the Court of Justice of the European Communities by a party to the dispute.
2. Any dispute between one or more Member States and the Com- mission of the European Communities concerning the application of Article 1 or 10 of this Convention which it has proved impossible to set- tle through negotiation may be submitted to the Court of Justice.
Article 9
Internal provisions
No provision in this Convention shall prevent Member States from adopting internal legal provisions which go beyond the obligations deriving from this Convention.
Article 10
Transmission
1. Member States shall transmit to the Commission of the European Communities the text of the provisions transposing into their domestic law the obligations imposed on them under the provisions of this Con- vention.
a) lorsque les faits vise´s par le jugement rendu a` l’e´tranger ont eu lieu, soit en tout, soit en partie, sur son territoire. Dans ce dernier cas, cette exception ne s’applique cependant pas si ces faits ont eu lieu en partie sur le territoire de l’Etat membre ou` le jugement a e´te´ rendu;
b) lorsque les faits vise´s par le jugement rendu a` l’e´tranger consti- tuent une infraction contre la suˆrete´ ou d’autres inte´reˆts e´galement essen- tiels de cet Etat membre;
c) lorsque les faits vise´s par le jugement rendu a` l’e´tranger ont e´te´ commis par un fonctionnaire de cet Etat membre en violation des obli- gations de sa charge.
3. Les exceptions qui ont fait l’objet d’une de´claration au titre du paragraphe 2 ne s’appliquent pas lorsque l’Etat membre concerne´ a, pour les meˆmes faits, demande´ la poursuite a` l’autre Etat membre ou accorde´ l’extradition de la personne concerne´e.
4. Les accords bilate´raux ou multilate´raux conclus entre les Etats membres en la matie`re et les de´clarations y relatives ne sont pas affecte´s par le pre´sent article.
Article 8
Cour de justice
1. Tout diffe´rend entre Etats membres relatif a` l’interpre´tation ou a` l’application de la pre´sente convention doit, dans une premie`re e´tape, eˆtre examine´e au sein du Conseil selon la proce´dure pre´vue au titre VI du traite´ sur l’Union europe´enne en vue d’une solution.
A l’expiration d’un de´lai de six mois, si une solution n’a pu eˆtre trou- ve´e, la Cour de justice des Communaute´s europe´xxxxx peut eˆtre saisie par une partie au diffe´rend.
2. Tout diffe´rend relatif aux articles 1 ou 10 de la pre´sente conven- tion entre un ou plusieurs Etats membres et la Commission des Commu- naute´s europe´xxxxx qui n’a pu eˆtre re´gle´ par voie de ne´gociation peut eˆtre soumis a` la Cour de justice.
Article 9
Dispositions internes
Aucune disposition de la pre´sente convention n’empeˆche les Etats membres d’adopter des dispositions de droit interne allant au-dela` des obligations de´coulant de cette convention.
Article 10
Communication
1. Les Etats membres communiquent a` la Commission des Commu- naute´s europe´xxxxx le texte des dispositions transposant dans leur droit interne les obligations qui leur incombent en vertu des dispositions de la pre´sente convention.
2. For the purposes of implementing this Convention, the High Con- tracting Parties shall determine, within the Council of the European Union, the information to be communicated or exchanged between the Member States or between the Member States and the Commission, and also the arrangements for doing so.
Article 11
Entry into force
1. This Convention shall be subject to adoption by the Member States in accordance with their respective constitutional requirements.
2. Member States shall notify the Secretary-General of the Council of the European Union of the completion of their constitutional require- ments for adopting this Convention.
3. This Convention shall enter into force ninety days after the notifi- cation, referred to in paragraph 2, by the last Member State to fulfil that formality.
Article 12
Accession
1. This Convention shall be open to accession by any State that becomes a member of the European Union.
2. The text of this Convention in the language of the acceding State, drawn up by the Council of the European Union, shall be authentic.
3. Instruments of accession shall be deposited with the depositary.
4. This Convention shall enter into force with respect to any State that accedes to it ninety days after the deposit of its instrument of acces- sion or on the date of entry into force of the Convention if it has not already entered into force at the time of expiry of the said period of ninety days.
Article 13
Depositary
1. The Secretary-General of the Council of the European Union shall act as depositary of this Convention.
2. The depositary shall publish in the Official Journal of the European Communities information on the progress of adoptions and accessions, declarations and reservations, and also any other notification concerning this Convention.
2. Aux fins de l’application de la pre´sente convention, les hautes par- ties contractantes de´finissent au sein du Conseil de l’Union europe´enne les informations qui doivent eˆtre communique´es ou e´change´es entre les Etats membres ou entre eux et la Commission, et les modalite´s de leur transmission.
Article 11
Entre´e en vigueur
1. La pre´sente convention est soumise a` l’adoption par les Etats mem- bres selon leurs re`gles constitutionnelles respectives.
2. Les Etats membres notifient au Secre´taire ge´ne´ral du Conseil de l’Union europe´enne l’accomplissement des proce´dures requises par leurs re`gles constitutionnelles respectives pour l’adoption de la pre´sente convention.
3. La pre´sente convention entre en vigueur quatre-vingt-dix jours apre`s la notification vise´e au paragraphe 2 par l’Etat membre qui pro- ce`de le dernier a` cette formalite´.
Article 12
Adhe´sion
1. La pre´sente convention est ouverte a` l’adhe´sion de tout Etat qui devient membre de l’Union europe´enne.
2. Le texte de la pre´sente convention dans la langue de l’Etat adhe´- rent, e´tabli par le Conseil de l’Union europe´enne, fait foi.
3. Les instruments d’adhe´sion sont de´pose´s aupre`s du de´positaire.
4. La pre´sente convention entre en vigueur a` l’e´gard de tout Etat qui y adhe`re quatre-vingt-dix jours apre`s le de´poˆt de son instrument d’adhe´- sion ou a` la date de l’entre´e en vigueur de cette convention, si elle n’est pas encore entre´e en vigueur au moment de l’expiration de ladite pe´riode de quatre-vingt-dix-jours.
Article 13
De´positaire
1. Le Secre´taire ge´ne´ral du Conseil de l’Union europe´enne est de´po- sitaire de la pre´sente convention.
2. Le de´positaire publie au Journal officiel des Communaute´s euro- pe´xxxxx l’e´tat des adoptions et des adhe´sions, les de´clarations et les re´serves, ainsi que toute autre notification relative a` la pre´sente conven- tion.
IN WITNESS WHEREOF, the undersigned Plenipotentiaries have hereunto set their hands.
DONE at Brussels on the twenty-sixth day of July in the year one thousand nine hundred and ninety-five in a single original, in the Dan- ish, Dutch, English, Finnish, French, German, Greek, Irish, Italian, Por- tuguese, Spanish and Swedish languages, each text being equally au- thentic, such orginal remaining deposited in the archives of the General Secretariat of the Council of the European Union.
(Voor de ondertekeningen zie blz. 8 en 9 van dit Tractatenblad)
EN FOI DE QUOI, les ple´nipotentiaires soussigne´s ont appose´ leurs signatures au bas de la pre´sente convention.
FAIT a` Bruxelles, le vingt-six juilet mil neuf cent quatre-vingt-quinze, en un exemplaire unique, en langues allemande, anglaise, danoise, espa- gnole, finnoise, française, grecque, irlandaise, italienne, ne´erlandaise, portugaise et sue´doise, tous ces textes faisant e´galement foi, exemplaire qui est de´pose´ dans les archives du Secre´tariat ge´ne´ral du Conseil de l’Union europe´enne.
(Voor de ondertekeningen zie blz. 8 en 9 van dit Tractatenblad)
D. PARLEMENT
De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 11, derde lid, in werking treden negentig dagen na de laatste kennisgeving van de voltooiing van de overeenkomstig de grondwettelijke bepalingen van de Lid-Staten voor de aanvaarding van de Overeenkomst vereiste procedure.
J. GEGEVENS
Van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie, waarnaar onder meer wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is de Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1992, 74; zie ook Trb. 1994, 28.
Van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarnaar wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1957, 74 en de Nederlandse tekst in Trb. 1957, 91; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 76.
Van het op 18 april 1951 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, waarnaar wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1951, 82 en de vertaling in Trb. 1951, 82; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 77.
Van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Eura- tom), waarnaar wordt verwezen in de preambule tot de onderhavige Overeenkomst, is de Franse tekst geplaatst in Trb. 1957, 75 en de Neder- landse tekst in Trb. 1957, 92; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 78.
Van het op 13 december 1957 te Parijs tot stand gekomen Europees Verdrag betreffende uitlevering, waarnaar onder meer wordt verwezen in artikel 5, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, zijn de Engelse en de Franse tekst, alsmede de vertaling, geplaatst in Trb. 1965, 9; zie ook, laatstelijk, Trb. 1995, 266.
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, naar welke organisatie wordt verwezen in artikel 8, tweede lid, van de onderhavige Overeenkomst, is ingesteld bij Afdeling II van de op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Overeenkomst betreffende bepaalde instellin-
gen welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben. De Franse tekst van die Overeenkomst is geplaatst in Trb. 1957, 76 en de Neder- landse tekst in Trb. 1957, 93. Zie ook Trb. 1957, 251.
Uitgegeven de eenentwintigste december 1995.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. VAN MIERLO
51U1770
ISSN 0920 - 2218
Sdu Uitgevers
’s-Gravenhage 1996