Warmtenetten en nul-op-de-meter renovaties
e
Warmtenetten en nul-op-de-meter renovaties
Warmtenetten en nul-op-de-meter renovaties
Opdrachtgever
Stroomversnelling/Platform 31
Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx 00
Xxxxxxx 00000 0000 XX Xxx Xxxx
Contactpersoon: Xxxxxxx Xxxxxxxx T 06 - 14680969
E xxxxxxx.xxxxxxxx@xxxxxxxx00.xx
Opdrachtnemer
Xxxxx Xxxxx Energieadvies Xx. Xxxxxxxxxxxx 00
0000 XX Xxxxxxx
Contactpersoon: Xxxxx Xxxxx
T 06 - 50737613
E xxxxx@xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Projectnummer: 2014 - 343 | |||
Tilburg, 18 mei 2014 |
e
Inhoudsopgave
1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5
1.1 Aanleiding 5
1.2 Doel van de studie 5
1.3 Conclusies 5
1.4 Aanbevelingen 7
2 Aanleiding en uitgangspunten voor de studie 9
2.1 Aanleiding 9
2.2 Doel van de studie 9
2.3 Energiebehoefte 10
2.4 Financieel 10
2.5 NOM woningen in warmtegebieden 11
3 Beschrijving van NOM concepten 13
3.1 Referentiewoning op warmtelevering 13
3.2 variant NOM “All electric” 14
3.3 variant NOM warmteproductie op de woning 15
3.4 variant NOM warmteproductie in de infrastructuur 16
3.5 Extra voordelen warmtebedrijf bij NOM warmtelevering 18
3.6 Wat is een NOM woning aangesloten op warmte (technisch, financieel, juridisch) 18
4 Contractuele aspecten bij grootschalige warmtelevering 21
4.1 Concessie voor warmtelevering 21
4.2 Kwalitatieve verplichtingen of kettingbeding 22
4.3 Aansluit- en leveringsvoorwaarden 22
4.4 Bouwbesluit 22
5 Hoe ziet de business case NOM warmte er financieel uit? 24
5.1 Koopwoning 25
5.2 Huurwoning bewoner 26
5.3 Huurwoning woning corporatie 28
6 Wat zijn de verwachtingen voor de medewerking van het warmtebedrijf? 30
6.1 Houding warmtebedrijven voor vernieuwing 31
e
7 Wat zijn de consequenties van het invoeren van de Warmtewet? 33
7.1 Consequenties voor de business case van warmtebedrijf 33
7.2 Consequenties voor de business case van corporaties en andere toegelaten instellingen 33
8 Resultaten per stakeholder 35
8.1 Bouwer 36
8.2 Gemeente als aandeelhouder 39
8.3 Gemeente als wetgever / facilitator 41
8.4 Corporatie 43
8.5 Particulier 45
8.6 Huurder 47
8.7 Netbeheerder – exploitant 49
9 Bijlage warmtenetten per gemeente 51
e
1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
1.1 Aanleiding
Stroomversnelling/Platform31 stimuleert renovatie volgens het nul-op-de-meter (NOM) concept. Meestal staan de woningen die worden gerenoveerd in gebieden met een gas- en elektriciteitsaansluiting. Woningen kunnen ook zijn aangesloten op een grootschalig warmtenet. In 2004 waren in Nederland ongeveer 250.000 woningen aangesloten op grootschalige warmteleveringa. Jaarlijks komen er ongeveer 8.000 woningen bij, zodat in 2014 ongeveer 300.000 tot 350.000 woningen zijn aangesloten op grootschalige warmtelevering. Wat betekent dat dan voor de realisatie van het NOM concept? Is de business case NOM te realiseren in een omgeving met grootschalige warmtelevering?
1.2 Doel van de studie
Doel is het uitvoeren van een desk study naar de vraag of de business case NOM is te combineren met grootschalige warmtelevering, met dezelfde belofte aan de bewoners.
1.3 Conclusies
Er zijn drie mogelijkheden voor nul op de meter renovaties (NOM) in warmtegebieden:
- Afkoppelen van het warmtenet en kiezen voor all electric oplossingen
e
- Aangesloten laten op het warmtenet met maatregelen voor NOM op de woning
- Aangesloten laten op het warmtenet met maatregelen voor NOM in de warmte infrastructuur.
Voor NOM “all electric” is de medewerking van het warmtebedrijf nodig voor het afkoppelen van de woning van het warmtenet. Dat is niet zonder meer mogelijk, daar is de bereidwilligheid van het warmtebedrijf voor nodig. Het kan helpen als de gemeente en het warmtebedrijf een gezamenlijke visie op energietransitie opstellen waarin gezamenlijke belangen naar de toekomst worden geborgd.
NOM “all electric” is een goede keuze in gebieden met eengezinswoningen in lage woningdichtheid. De energievraagdichtheid in die gebieden wordt te laag om warmte financieel aantrekkelijk te houden.
NOM “warmte woning” en NOM “warmte infra” is een oplossing voor de gestapelde bouw (vier verdiepingen en hoger) en de dicht bebouwde oude stedelijke gebieden met monumenten, beschermd stadsgezicht, gemengde bebouwing en complexen met weinig gelijkvormigheid. Daar is NOM “all electric” vaak lastig vanwege te klein dakoppervlak voor
a IPO Routekaart Warmte, CE, maart 2009.
voldoende zonnestroom, het verkrijgen van toestemming voor zonnestroom in beschermd stadsgezicht of het nauwelijks seriematige karakter van de gevelrenovatie.
Ook voor NOM “warmte woning” en NOM “warmte infra” is de medewerking van het warmtebedrijf noodzakelijk. Bij aflopende contracten (denk aan jaren ’70 en jaren ’80 wijken) is dat makkelijker dan bij doorlopende contracten.
Specifiek voor complexen van toegelaten instellingen als corporaties en zorginstellingen zijn de business to business contracten een issue na het invoeren van de Warmtewet. In veel gevallen is de marge tussen de inkoop van energie van het warmtebedrijf en de verkoop van energie aan eindgebruikers niet voldoende om de energieverliezen binnen het complex te dekken. Dan is de mogelijkheid van de NOM renovatie een optie om de verliezen te dekken of om over te schakelen naar “all electric”.
Technisch en financieel
Nul-op-de-meter (NOM) bij grootschalige warmtelevering is technisch en financieel mogelijk.
De woonlasten bij een NOM “all electric” woning zijn lager dan die bij een NOM “warmte” woning. Beide zijn goedkoper dan de referentiesituatie. Dus altijd te overwegen.
e
De technische maatregelen variëren niet veel van die bij NOM “all electric”. Bij NOM “warmte” wordt meer warmte opgewekt door zonneboilers op de woning, en minder uit omgevingswarmte en elektriciteit door de warmtepomp. Die warmte moet op het warmtenet worden uitgewisseld. Dat kan als daarvoor de temperaturen in het warmtenet
voldoende laag zijn. Dat is niet altijd het geval. Oudere warmtegebieden zijn vaak 90 °C aanvoer en 70 °C retour. Dan moet het warmtenet worden aangepast voor NOM warmte. Bij complexen is dat goed mogelijk.
Alternatief is warmteopwekking in de infrastructuur. Dat kan met hoge temperatuur zonnecollectoren al bij een temperatuur van 70 °C aanvoer en 40 °C retour. De bewoner investeert in zonnewarmte buiten de woning. Die wordt via het warmtenet geleverd aan de woning. Bij een warmtenet met zeer lage temperaturen (ZLTV warmtelevering) werkt de aansluiting feitelijk als een bronsysteem. Er is dan geen verschil in de techniek met NOM “all electric” in de woningen.
Technische belemmeringen voor NOM op warmtenetten zijn:
- de hoogte van de temperatuur van het warmtenet (bij voorkeur zo laag mogelijk);
- de inpassing van zonnewarmte is niet gelijktijdig met de levering;
- uitwisseling van warmte met het warmtenet en aanpassing bemetering
- relatieve onbekendheid met boosterwarmtepomp voor warm tapwater
Voor de eerste twee aandachtspunten kunnen oplossingen gezocht worden in de vorm van diversiteit van bronnen of energieopslag. Dat moet samen met het warmtebedrijf. De laatste twee zijn technische innovaties die verder kunnen worden uitgewerkt, en waarvan de bouwers aangeven dat dit inmiddels beproefde techniek is.
Contractueel
Contractuele aspecten kunnen een belemmering zijn voor de realisatie van NOM warmte renovaties. Woningen in warmtegebieden moeten contractueel gezien aangesloten blijven op warmtelevering. Dat betekent dat voor die gevallen dat er geen medewerking is van het warmtebedrijf voor afkoppeling van het warmtenet NOM “all electric” niet mogelijk is.
NOM warmte kan dan wel als het warmtebedrijf toestemming verleent voor teruglevering van xxxxxx. In sommige gebieden met grootschalige warmtelevering mag contractueel geen warmte worden opgewekt op de woning. Reden is de bescherming van de hoge investeringen in restwarmtelevering. Dat laatste is een belemmering die NOM warmte in de weg staat. Het is niet bekend of kettingbedingen die commerciële belangen bij warmtenetten voor meer dan 30 jaar beschermen juridisch houdbaar zijn.
Er is een aansluitplicht voor woningen op warmtelevering. Deze aansluitplicht is een belemmering voor NOM “all electric” in gebieden met grootschalige warmtelevering. Mogelijk kan die aansluitplicht vervallen als opnieuw een Omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor de NOM renovatie. Dan dient de gelijkwaardigheid met warmtelevering te worden aangetoond. Dit is in principe mogelijk vanaf 1 januari 2012. Hierover is nog geen jurisprudentie.
Warmtelevering is in beweging. Veel gemeenten onderhandelen met warmtebedrijven over verduurzaming van de levering. Ennatuurlijk heeft recent aangekondigd het net open te stellen voor externe exploitanten en energiecoöperaties. De stap naar teruglevering van
individuele woningen is dan klein. Het is goed om dat gesprek aan te gaan met de
warmtebedrijven. De verwachting is dat overleg met warmtebedrijven kan leiden tot
toestemming voor een beperkt aantal woningen met NOM warmte renovaties. Bij goede ervaringen is opschaling denkbaar.
Show stoppers zijn:
- Contractuele verplichting tot aansluiting
- Verbod voor productie van warmte op de woning
e
Warmtewet
De Warmtewet geeft geen belemmeringen voor NOM warmte renovaties. NOM warmte renovatie biedt kansen om eventuele negatieve exploitatie als gevolg van de invoering van de Warmtewet te verbeteren.
1.4 Aanbevelingen
1. Onderhandel met gemeenten en warmtebedrijven over afkoppeling van woningen van het warmtenet om NOM “all electric” mogelijk te maken op woningniveau of complexniveau. Voor complexen kan de aansluiting complexgewijs in stand blijven;
2. Ga afhankelijk van de situatie en de keuzes die gemaakt worden in gesprek met de warmtebedrijven over:
a. het openstellen van warmtenetten voor teruglevering van warmte van NOM warmte woningen of complexen;
b. toestemming om warmte op te wekken op de woning (in gebieden waarin dit niet wordt toegestaan);
c. medewerking voor de opwekking van energie in de warmte infrastructuur. De eigenaren van de woningen investeren in die warmteopwekking.
3. Het is onduidelijk of bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning bij NOM renovaties de toets van de gelijkwaardigheid met de aansluiting op het warmtenet opnieuw dient plaats te vinden. De gelijkwaardigheid wordt dan getoetst aan het Warmteplan. Aanbevolen wordt dit verder te onderzoeken;
4. Aanbevolen wordt te onderzoeken of een kettingbeding voor de bescherming van commerciële belangen voor een periode van meer dan 30 jaar houdbaar is;
5. Onderzoeken van de visie van de bouwers op de inpassing van technieken van NOM warmtewoningen. Zijn garanties bijvoorbeeld voor de boosterwarmtepomp af te geven?
e
2 Aanleiding en uitgangspunten voor de studie
2.1 Aanleiding
Stroomversnelling/Platform31 stimuleert renovatie volgens het nul-op-de-meter (NOM) concept. Meestal staan de woningen die worden gerenoveerd in gebieden met een gas- en elektriciteitsaansluiting. Woningen kunnen ook zijn aangesloten op een grootschalig warmtenet. In 2004 waren in Nederland ongeveer 250.000 woningen aangesloten op grootschalige warmteleveringb. Jaarlijks komen er ongeveer 8.000 woningen bij, zodat in 2014 ongeveer 300.000 tot 350.000 woningen zijn aangesloten op grootschalige warmtelevering. Wat betekent dat dan voor de realisatie van het NOM concept? Is de business case NOM te realiseren in een omgeving met grootschalige warmtelevering?
2.2 Doel van de studie
Doel is het uitvoeren van een desk study naar de vraag of de business case NOM is te combineren met grootschalige warmtelevering, met dezelfde belofte aan de bewoners.
De definitie van de “nul op de meter” woning is een woning waarbij jaarlijks evenveel energie op de woning wordt opgewekt als verbruikt.
e
− De NOM “all electric” woning is een woning met uitsluitend een elektriciteitsaansluiting en waarbij over het jaar genomen evenveel energie wordt opgewekt als er wordt gebruikt voor de gebouwgebonden en de huishoudelijk
energiebehoefte. De energiebehoefte wordt bepaald voor een standaard gebruiker met een standaard woongedrag. Het huishoudelijke energiegebruik wordt als energiebundel vastgesteld op 2.500 kWh per jaar. Het gebouwgebonden energiegebruik is berekend voor een huishouden met 2 personen.
− De NOM “warmte” woning is een woning met een aansluiting op het elektriciteitsnet en op een warmnet, waarbij over het jaar genomen evenveel energie (warmte en elektriciteit) wordt opgewekt als er wordt gebruikt voor de gebouwgebonden en de huishoudelijk energiebehoefte. De energiebehoefte wordt bepaald voor een standaard gebruiker met een standaard woongedrag. Het huishoudelijke energiegebruik wordt als energiebundel vastgesteld op 2.500 kWh per jaar. Het gebouwgebonden energiegebruik is berekend voor een huishouden met 2 personen.
Bij een NOM “warmte” woning kan de warmte zowel op de woning als in de warmte infrastructuur worden opgewekt. Bij opwekking in de infrastructuur wordt door de eigenaar van de woning geïnvesteerd in de duurzame productiemiddelen.
b IPO Routekaart Warmte, CE, maart 2009.
De verschillende concepten die zijn uitgewerkt in deze desk study zijn nauwkeurig beschreven in hoofdstuk 3.
2.3 Energiebehoefte
De energiebehoefte van de woningen is vastgesteld door berekening met behulp van de rekenmethode van NEN 7120: Energieprestatie van gebouwen. De referentiewoning gebruikt ongeveer 45 GJ per jaar aan energie voor gebouwgebonden energiegebruik. De gerenoveerde NOM woning heeft een energiegebruik van 15 GJ per jaar.
Er wordt een energiebundel voor het gebouwgebonden energiegebruik beschikbaar gesteld door opwekking van de benodigde hoeveelheid warmte en elektriciteit op de woning. De warmte en elektriciteit worden ofwel direct geleverd ofwel teruggeleverd aan het net en op een ander moment van het net betrokken.
Voor het huishoudelijke energiegebruik wordt een energiebundel van 2.500 kWh per jaar beschikbaar gesteld. Daarvoor wordt zonnestroom op het dak van de woning gerealiseerd. De zonnestroom wordt direct gebruikt of teruggeleverd aan het net en weer van het net betrokken als de energiebehoefte groter is dan de opwekking.
Bij opwekking van warmte in de infrastructuur is voor deze studie het uitgangspunt dat hoge temperatuur zonnecollectoren op een centrale plaats op een complex of in de infrastructuur worden toegepast. Daarbij is rekening gehouden met extra opwekking vanwege de energieverliezen van het distributienet.
2.4 Financieel
In de desk study zijn enkele financiële berekeningen gemaakt voor de vergelijking van woonlasten en de rentabiliteit van de investeringen voor de corporatie. Bij die berekeningen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Voor de berekening van de jaarlijkse woonlasten:
Energieprijs
− | Prijs warmte | € 24,03 per GJ |
− | Prijs elektriciteit | € 0,22 per kWh |
− | Vastrecht warmte | € 254 per jaar |
− | Meetdiensten | € 24,54 per jaar |
− | Vastrecht warmtewisselaar | € 0,00 per jaar |
e
Financiering investeringen
− Rente hypotheek 3%
− Belastingaftrek 38% Afschrijving investeringen
− bouwkundige maatregelen 40 jaar
− | warmteopwekking | 15 jaar |
− | zonneboiler | 20 jaar |
− | zonnepanelen | 25 jaar |
Huurverhoging
− | huurpunten oud | 14 punten Label D |
− | huurpunten nieuw | 32 punten (volgens nieuwe huurwetgeving) |
− | huurprijs | € 5,00 per punt |
− | huur | € 1,20 per m2 BVO (volgens nieuwe huurwetgeving) |
Voor de exploitatieberekening van de corporatie is ervan uitgegaan dat de huurverhoging niet groter is dan de vermeden energiekosten. Er vindt geen harmonisatie plaats. Nieuwe huurders wordt hetzelfde bedrag voor de energiebundel in rekening gebracht.
Belangrijk uitgangspunt van “nul-op-de-meter” woningen is dat de woonlasten voor energie bij de NOM warmte renovatie niet hoger zijn dan in de oorspronkelijke niet gerenoveerde woning zonder energiemaatregelen.
2.5 NOM woningen in warmtegebieden
Van de corporaties en gemeenten die deelnemen in de Stroomversnelling en de
Hoogspringers is aangegeven of er een warmtenet is in die gemeente en of er woningen in het warmtegebied voorkomenc. Van de deelnemers in de Stroomversnelling is bekend in
Hoogspringers is dat nog niet bekend.
hoeverre de woningen daadwerkelijk in warmtegebieden voorkomen. Binnen de e
c Bron: Warmteatlas Nederland, AgentschapNL, 2014
Woningen in en buiten warmtegebieden voor Stroomversnelling en Hoogspringers e
Rode rand: gemeente met warmtenet
Witte rand: gemeente zonder warmtenet
Rode kern: geplande woningen in warmtegebied Blauwe kern: geplande woningen niet in warmtegebied Witte kern: woningen nog niet gepland
Er zijn dus vier gemeenten waarbinnen NOM woningen zijn gepland binnen warmtegebieden. Arnhem is daarbij nog een vraagteken. De woningen liggen in Prezikhaaf, onbekend is waar het net in Prezikhaaf precies loopt.
3 Beschrijving van NOM concepten
Op welke wijze kunnen woningen met aansluiting op grootschalige warmtenetten tot een NOM woning worden gerenoveerd? In deze studie worden daarvoor drie basis mogelijkheden geïdentificeerd:
- Afsluiting van het grootschalige warmtenet en realiseren van “All electric” variant
- Behouden van de aansluiting op warmte en realiseren van NOM woning met duurzame energieopwekking op de woning
- Behouden van de aansluiting op warmte en realiseren van NOM woning met duurzame energieopwekking buiten de woning in de infrastructuur
NOM woningen zijn na renovatie goed geïsoleerd en hebben een laag energiegebruik voor verwarming, warm tapwater en eventueel koeling. Er is een vooraf vastgesteld huishoudelijk elektriciteitsgebruik. Bij NOM woningen wordt alle gebruik van fossiele energie vervangen door een lager gebruik van duurzame energie. Er wordt een energiebundel vastgesteld waarmee is bepaald hoeveel energie er in de woning kan worden gebruikt. De bundel is afhankelijk van de investeringen in de duurzame energie.
Bewoners in een woning met een hoog warmtegebruik kunnen extra investeren in warmte- of elektriciteitsproductie. Daardoor wordt de energiebundel groter. Er is geen variabele energielast binnen de energiebundel. Bij een energiegebruik dat binnen de energiebundel blijft wordt alleen een vastrecht betaald. Als in een woning extra energie wordt gebruikt
moet voor die energie per eenheid van energie (GJ of kWh) worden bijbetaald aan de
energieleverancier.
3.1 Referentiewoning op warmtelevering
De woning heeft als kenmerk dat hij slecht is geïsoleerd. Er is een aansluiting op hoog temperatuur warmtelevering. De installaties in de woning zijn ook afgestemd op hoge temperatuur warmteafgifte. De opwekking van de energie in het grootschalige warmtenet
is gebaseerd op efficiënte fossiele opwekking.
e
Techniek
− Hogetemperatuurverwarming
− Aansluiting stadsverwarming met warm tapwater apparaat
− Productie warmte door externe efficiënt fossiele installatie
− Beperkte isolatie
Prijscomponenten:
− Aansluitbijdrage voor aansluiting op het net (is al betaald bij de bouw van de woning)
− Vastrecht warmte
− Eventueel vastrecht voor warm tapwater apparaat
− Prijs voor geleverde GJ warmte
− Er is geen energiebundel
3.2 variant NOM “All electric”
De woning is erg goed nageïsoleerd. Er is lagetemperatuurverwarming aangelegd. De
aansluiting met stadsverwarming wordt losgeknipt. Er is alleen een elektriciteitsaansluiting. Op de woning wordt zonne-energie opgewekt. Een warmtepomp met als bron buitenlucht verwarmt water tot bruikbare temperaturen voor verwarming en warm tapwater.
Alternatief is het gebruik van een warmtepomp met gesloten bodembronnen. Die zijn duurder in aanschaf. Zonnepanelen leveren elektriciteit voor het gebouwgebonden en
huishoudelijke elektriciteitsgebruik.
e
Techniek
− Lagetemperatuurverwarming
− “All electric” energievoorziening
− Zeer goed geïsoleerde woning en efficiënt ventilatiesysteem
− Zonnepanelen op het dak van de woning
− Lucht – water warmtepomp voor productie warmte, warm tapwater (en koeling)
Prijscomponenten:
− Investering in isolatie, ventilatie, zonnepanelen, warmtepomp met bron
− Vastrecht elektriciteit
− Er is een energiebundel voor het elektriciteitsgebruik
u
g
m
o
− Jaarlijks onderho d
− Kosten voor financiering investering
− Reservering voor vervangingsinvestering
3.3 variant NOM warmteproductie op de woning
n
s e n
De woning is erg goed na
eïsoleerd. Er is lagetemperatuurverwarming aa
gelegd. De
aansluiting met stadsverwarming blijft maar wordt aangepast. Er wordt lage temperatuur
stadsverwarming toegepast. Technisch gezien kan dit alleen als er meerdere woningen
gelijktijdig deelnemen. Op de woning wordt zonne-energie opgewekt. Er i
een
zonnecollector voor war
te aangelegd. De warmte wordt gebruikt voor ruimteverwarming
en warm tapwater. Een warmtepomp verwarmt het water tot bruikbare t
mperaturen. Via
e
stadsverwarming wordt aanvullend energie geleverd. Energie van de zonneboiler die over
blijft in de zomer wordt teruggeleverd aan het stadsverwarmingsnet. Zon epanelen leveren
elektriciteit voor het gebouwgebonden en huishoudelijke elektriciteitsgebruik.
Techniek
− Lagetemperatuurverwarming
− Aansluiting op lage temperatuur stadsverwarming
− Zeer goed geïsoleerde woning en efficiënt ventilatiesysteem
− Zonnepanelen en zonnecollector op dak van de woning
− Warmtepomp vo
r productie warmte, warm tapwater (en koeling)
Xxxxx Xxxxx Energieadvies - Nul op de meter bij grootschalige warmtelevering.docx 15
Prijscomponenten:
− Investering in isolatie, ventilatie, zonnepanelen, zonnecollector, warmtepomp met bron
− Aansluitbijdrage gewijzigde aansluiting warmtelevering
− Vastrecht elektriciteit
− Er is een energiebundel voor het elektriciteitsgebruik
− Vastrecht warmtelevering
− Er is een energiebundel voor het warmtegebruik
− Jaarlijks onderhoud
− Kosten voor financiering investering
− Reservering voor vervangingsinvestering
e
3.4 variant NOM warmteproductie in de infrastructuur
De woning is erg goed nageïsoleerd. Er is lagetemperatuurverwarming aangelegd. De aansluiting met stadsverwarming blijft maar wordt aangepast. Er wordt lage temperatuur stadsverwarming toegepast. Technisch gezien kan dit alleen als er meerdere woningen gelijktijdig deelnemen of er al lage temperatuur warmtelevering aanwezig is. Centraal wordt duurzame warmte opgewekt, bijvoorbeeld door een zonnewarmteveld. De eigenaar van de woning investeert in duurzaam op gewekte energie buiten de woning in de infrastructuur. De warmte wordt geleverd als lage temperatuur warmte en gebruikt voor ruimteverwarming en warm tapwater. Een warmtepomp verwarmt het water in de woning tot bruikbare temperaturen. Voor de opwekking van elektriciteit voor transportpompen
worden naast de zonnecollectoren ook zonnepanelen geïnstalleerd. Zonnepanelen op de woning leveren elektriciteit voor het gebouwgebonden en huishoudelijke elektriciteitsgebruik.
Techniek
− Lagetemperatuurverwarming
− Aansluiting op lage temperatuur stadsverwarming
− Zeer goed geïsoleerde woning en efficiënt ventilatiesysteem
− Zonnecollectoren centraal op gesteld in de infrastructuur
− Zonnepanelen op dak van de woning
− Warmtepomp in de woning voor productie warmte, warm tapwater (en koeling)
Prijscomponenten:
− Investering in isolatie, ventilatie, zonnepanelen, zonnecollector, warmtepomp met bron
− Aansluitbijdrage gewijzigde aansluiting warmtelevering
− Vastrecht elektriciteit
− Er is een energiebundel voor het elektriciteitsgebruik
− Vastrecht warmtelevering
− Er is een energiebundel voor het warmtegebruik
− Jaarlijks onderhoud
− Reservering voor vervangingsinvestering
− Kosten voor financiering investering e
3.5 Extra voordelen warmtebedrijf bij NOM warmtelevering
- De woningen kunnen blijven aangesloten op het warmtenet
- Investeringen in duurzame energie worden door de woningeigenaren gedaan
- Het netwerk wordt efficiënter door lagere temperaturen
- Energiebesparing geeft een kleinere piek in de energiebehoefte in de winter
- De warmtelevering wordt minder afhankelijk van prijsschommeling van fossiele brandstoffen
- Buffering van warmte in de woning levert minder piekbelasting van de
energiebehoefte
Er zijn een aantal voordelen verbonden aan NOM concepten voor het warmtebedrijf. De voordelen zijn:
e
3.6 Wat is een NOM woning aangesloten op warmte (technisch, financieel, juridisch)
Hoe ziet de business case warmtevariant NOM eruit met productie van duurzame energie op de woning?
In principe is de business case NOM warmte vergelijkbaar met de business case NOM “all electric”. Er worden investeringen gedaan in een energiezuinige woning. Die investeringen zijn gelijk aan die van een “NOM all electric” woning. De energiebesparing is ook gelijk. Dat betekent dat de woonlasten door de energiebesparende maatregelen bij gelijke kosten in de oorspronkelijke situatie evenveel worden verlaagd.
De opwekking van energie op de woning is afwijkend. De bron voor de warmtepomp is bij aansluiting op het warmtenet ofwel zonnewarmte ofwel stadsverwarming. Als er voldoende zonnewarmte is wordt daaraan voorrang gegeven, en wordt die warmte direct gebruikt. In de zomer is er warmte van de zonnecollectoren over. Die warmte wordt teruggeleverd aan het warmtenet. Dat kan alleen als het warmtenet niet te hoge temperaturen op de retour heeft. Te denken valt aan retourtemperaturen niet hoger dan 45° C. Bij voorkeur zelfs lager. Daarvoor moet het warmtenet worden aangepast. Dat kan bij de aansluiting van een complex als geheel. De aanpassing is eenvoudig. Binnen het complex is warmte-uitwisseling tussen woningen mogelijk. Buiten het complex is de temperatuur hoger. De afzet van warmte naar het net buiten het complex is lastiger. Bij een weersafhankelijke regeling is de aanvoertemperatuur buiten het complex minimaal 70° C. De retour is te beïnvloeden door de snelheid van het water te regelen. Die is niet lager dan 40° C á 50° C. In dat geval is er warmte aan het net buiten het complex te leveren.
Hoe ziet de business case warmtevariant NOM er uit met productie van duurzame warmte buiten de woning?
In principe is de business case NOM warmte zoals ook bij NOM warmte op de woning vergelijkbaar met de business case NOM “all electric”.
Bij energieproductie buiten de woning dient de productie (bijvoorbeeld met zonnewarmte) een relatief hoge temperatuur te hebben. Voor de woning zelf is een aanvoertemperatuur van 15° C in principe voldoende. Bij toepassing warmtelevering met zonnewarmte is het
beter de aanvoertemperatuur naar de woningen minimaal 35° C tot 45° C te verhogen. Dan
kan direct warmte worden gebruikt voor ruimteverwarming. Voor warm tapwater wordt dan een warmtepomp met voorraadvat toegepast.
e
Welke verschillen bestaan er tussen een benadering per complex en bij een “serie van één”?
Belangrijkste verschil zit in de teruglevering van energie aan het warmtenet. Bij complexgewijze benadering is het mogelijk om een aanpassing te doen aan het warmtenet. Dat kan door locale verlaging van de temperaturen in het warmtenet. Daardoor is het eenvoudiger om warmte die opgewekt wordt op de woning terug te leveren aan het warmtenet. Als het warmtenet niet kan worden aangepast is het alternatief de toepassing van vacuümbuis collectoren met een hoge temperatuur energieproductie. Dan kan bij temperaturen van 70° C in de zomer gedurende langere tijd warmte worden teruggeleverd aan het warmtenet. Dit is geen optimale situatie.
Bij het toepassen van een serie van één wordt energieproductie buiten de woning lastiger. Er wordt geïnvesteerd in collectieve zonnewarmte buiten de woning. Door hogere temperaturen in het warmtenet moet de zonnewarmte minimaal 10° C hoger zijn dan de retourtemperatuur om via het warmtenet te kunnen worden geleverd. De temperatuur van
de retour is vaak niet lager dan 40° C zodat de temperatuur van geleverde duurzame warmte minimaal 50° C moet zijn.
Bij complexgewijze benadering kan de temperatuur worden verlaagd, en is de levering van collectieve zonnewarmte veel eenvoudiger.
Door het opstellen van een buffer in de woning kan zonnewarmte worden opgeslagen. Daarnaast kan duurzame warmte uit het warmtenet worden opgeslagen in wintermaanden. Daardoor wordt de pieklast van warmtenetten gereduceerd. Dat heeft veel voordelen voor de exploitant van het warmtenet. Dat kan bij een serie van één niet.
Wat zijn de overeenkomsten en verschillen met een “all electric” variant NOM?
Belangrijkste verschil tussen een NOM “all electric” variant en een NOM warmtevariant is de uitwisseling van energie over het net. Er wordt geen elektriciteit maar warmte uitgewisseld. De verliezen bij uitwisseling van warmte over het netwerk zijn groter dan bij elektriciteit (10% tot 25% bij warmtenetten versus 3% bij elektriciteitsnetten). Daarnaast is er transportenergie nodig om de teruggeleverde energie te transporteren naar andere plaatsen waar op dat moment wel energiebehoefte is.
e
4 Contractuele aspecten bij grootschalige warmtelevering
Aan grootschalige warmtelevering ligt altijd een contract tussen gemeente en energieleverancier ten grondslag. Dat contract is geschreven in de vorm van een concessieovereenkomst. In oudere contracten zijn er geen prestatie-eisen opgenomen. Daar gaat het veelal om bescherming van de belangen door het verplichten van aansluiting en afspraken over leidingen in gemeentegrond. Meer recent is dat wel het geval en worden ook prestatie-eisen opgenomen zoals CO2-reductie en worden eisen gesteld aan aansluitbijdrage, vastrecht en warmteprijs. In veel oudere concessieovereenkomsten is de looptijd niet gelimiteerd. In meer recente concessieovereenkomsten wordt vaak 30 jaar als contractperiode opgenomen. Looptijd is vaak afhankelijk van gebruikte grootschalige opwekkingstechniek.
Van belang bij NOM woningen is de verplichting tot aansluiting op het grootschalige warmtenet ofwel de (on)mogelijkheid om duurzame energie op te wekken op de woning en eventueel terug te leveren of op te duurzame wekken in de omgeving van de woning.
- Kun je de woning afsluiten van warmte, en zo ja, onder welke voorwaarden?
- Mag contractueel gezien (duurzame) warmte op de woning worden opgewekt?
- Kan warmte worden teruggeleverd aan het net?
- Overige zaken die voortkomen uit de contracten.
- Wie verleent de concessie voor warmtelevering, en wat houdt die concessie precies
in?
- Kunnen afnemers in een bepaald gebied worden verplicht tot aansluiting, wat zegt het Bouwbesluit hierover? Warmteplan?
e
4.1 Concessie voor warmtelevering
In concessieovereenkomsten komen soms passages voor die de toepassing van opwekinstallaties in woningen die zijn aangesloten op warmte verbieden. Die moeten dan worden doorgelegd via een kettingbeding. Een voorbeeld van zo’n passage is gegeven in de concessieovereenkomst van Essentd:
Energiebedrijf draagt zorg voor de terbeschikkingstelling, het transport en de levering van warmte en koude aan de Klant . Klant verplicht zich de benodigde warmte en koude van Essent te betrekken. Klant zal aldus zelf géén eigen koel- of verwarmingsopwekinstallatie (laten) plaatsen. Uitzonderingen hierop zijn alleen mogelijk na overleg met en goedkeuring door Essent.
Als deze passage niet is doorgelegd in de koopovereenkomst is er geen wettelijke grond meer om dit af te dwingen.
d Concessieovereenkomst warmtelevering Mosae Forum, Maastricht – Essent, 2007
4.2 Kwalitatieve verplichtingen of kettingbeding
In gebieden met grootschalige stadsverwarming is het gebruikelijk een kwalitatieve verplichting of kettingbeding op te nemen in de koopovereenkomst. Daarin wordt aangegeven dat de ontwikkelaar de woning moet aansluiten en aangesloten moet houden op stadsverwarming. Bij verkoop van de woning wordt deze voorwaarde middels een kettingbeding aan de opvolgende eigenaar opgelegd met een boete bij verzuim. De boete bij verzuim van het opleggen van deze voorwaarde via een kettingbeding bedraagt bijvoorbeeld in Tilburg € 1.350 per woning.
Woningen moeten dus aangesloten blijven op het warmtenet. Het is wel de vraag of een in tijdsduur niet gelimiteerde aansluiting op een warmtenet juridisch houdbaar is. De bescherming van het warmtebedrijf voor meer dan 30 jaar is niet redelijk. De investeringen moeten in die periode terugverdiend zijn.
4.3 Aansluit- en leveringsvoorwaarden
In de huidige aansluit en leveringsvoorwaarden van NUON, Eneco, Ennatuurlijk en Warmtebedrijf Purmerend komen die passages niet (meer) voor. Dat betekent dat er geen belemmering hoeft te zijn voor de opwekking van duurzame energie op de eigen woning.
4.4 Bouwbesluit
e
Diverse gemeenten hadden in de Bouwverordening een aansluitplicht opgenomen voor
warmtelevering in gebieden met grootschalige stadsverwarming. Op 1 april 2012 zijn de
voorschriften omtrent het gebruik van gebouwen in de gemeentelijke bouwverordening komen te vervallen als onderdeel van de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012. Deze aansluitplicht is generiek overgenomen in het Bouwbesluit 2012 als volgt:
Artikel 6.10
Een te bouwen bouwwerk met een of meer verblijfsgebieden is aangesloten op het in het warmteplan bedoelde distributienet voor warmte indien:
a) het in het warmteplan geplande aantal aansluitingen op dat distributienet op het moment van het indienen van de aanvraag om vergunning voor het bouwen nog niet is bereikt, en
b) de aansluitafstand:
i. niet groter is dan 40 m, of
ii. groter is dan 40 m en de aansluitkosten niet hoger zijn dan bij een
Gemeenten moeten dus een Warmteplan opstellen om te kunnen beoordelen of een woning aangesloten moet worden op een warmtenet. Veel gemeenten werken op dit moment aan het opstellen van een Warmteplan.
Het Bouwbesluit 2012 kent ook het gelijkwaardigheidsbeginsel. Dit houdt in dat in plaats van aansluiting op een warmtenet ook een gelijkwaardige oplossing mag worden toegepast en daarmee de aansluitplicht niet geldt. In het Warmteplan worden de prestaties van de warmtelevering per gebied weergegeven. Voor een woning of project dat niet wordt aangesloten op het warmtenet dient de gelijkwaardigheid ten opzichte van de prestaties zoals beschreven in het Warmteplan te worden aangetoond.
Nieuwe woningen
Voor nieuwe woningen is NOM dus mogelijk zonder aansluiting op het warmtenet. De gelijkwaardigheid met de prestaties van het warmtenet moeten worden aangetoond. Dat is voor NOM woningen geen probleem.
Bestaande woningen
Het artikel 6.10 uit het Bouwbesluit geldt in principe alleen voor nieuwe woningen, niet voor bestaande woningen. De woningen hebben een aansluiting op het warmtenet.
Vraag is of de verplichting tot aansluiting in stand blijft bij de aanvraag van een Omgevingsvergunning bij de start van een grootschalige renovatie. Geldt dan dat bij een gelijkwaardige oplossing de aansluiting op grootschalige warmtelevering kan vervallen? Dit
is een contractueel aspect waar op dit moment geen jurisprudentie over is.
e
Zakelijke aansluitingen
In enkele gebieden met grootschalige warmtelevering zijn oorspronkelijke blokverwarmingssystemen geïntegreerd. Deze blokverwarmingssystemen zijn meestal in eigendom bij corporaties. In een technische ruimte is de aansluiting voor warmtelevering van de grootschalige warmtelevering naar het blokverwarmingssysteem aangebracht.
Corporatie koopt de warmte in bij het warmtebedrijf en verkoopt de warmte aan de huurders. Er is een B2B contract met beperkte looptijd voor deze aansluitingen. Veel van die contracten hebben een looptijd van 25 jaar en lopen af op het moment dat een ingreep in de woningen relevant is. In Tilburg en Breda lopen diverse B2B contracten af in 2013 en 2014. Dat is een uitgelezen moment om NOM- renovaties te overwegen al dan niet met een vernieuwde aansluiting op warmtelevering.
5 Hoe ziet de business case NOM warmte er financieel uit?
De business case voor NOM Warmte is vergeleken met een traditioneel op warmte aangesloten woning en een NOM “all electric” renovatie.
Het energiegebruik voor de referentiewoning wordt niet aangepakt. De warmtelevering wordt voortgezet. Voor de vergelijking is een woning gekozen van 35 tot 40 jaar oud (1976
– 1979), 108 m2 BVO en is matig geïsoleerd. Er wonen 2 personen. De woning heeft het energielabel D en een warmtegebruik van 45 GJ per jaar.
De woning wordt binnen de NOM aanpak vervolgens energiezuinig gemaakt.
Uitgangspunt is een tarief van € 24,03 voor warmte en een jaarlijks vastrecht van € 254. Het tarief voor meetdiensten is € 24,54. Soms komt daar nog een bijdrage voor een warmtewisselaar bij. Die bijdrage voor de warmtewisselaar staat ter discussie en wordt daarom hier niet meegenomen in de berekening.
De aansluiting op het warmtenet blijft in stand bij de NOM warmte concepten. De aansluiting moet wel worden aangepast. Voor de NOM all electric woning vervalt de aansluiting op het warmtenet.
Er zijn investeringen nodig om van de referentiewoning naar een NOM woning te komen. Allereerst wordt goed nageïsoleerd, het glas vervangen en het ventilatiesysteem wordt vervangen door een vraaggestuurd ventilatiesysteem. Deze bouwkundige maatregelen
kosten € 20.000 per woning.
Daarna wordt de installatie verbeterd. De installatietechnische maatregelen zijn genoemd
in de tabel hieronder. De totale investeringen voor NOM komen daarmee op circa € 38.000 tot € 40.000 per woning. Met die investering is ook de gevel en het dak van de woning
geheel opgeknapt. | ||||
Investeringen (incl BTW) | referentie | NOM all electric | M warmte woning | NOM warmte infra |
aanpassing infra | € 0 | € 0 | € 1.500 | € 2.500 |
bouwkundig | € 0 | € 20.000 | € 20.000 | € 20.000 |
warmteopwekking | € 0 | € 9.000 | € 6.000 | € 6.000 |
zonneboiler | € 0 | € 0 | € 6.000 | € 5.500 |
zonnestroom | € 0 | € 9.496 | € 5.465 | € 5.465 |
investering | € 0 | € 38.496 | € 38.965 | € 39.465 |
e
Investeringen voor NOM woning
De investeringen voor een NOM all electric woning en een NOM warmtewoning wijken niet veel van elkaar af.
jaarlijke energielast (incl BTW) | referentie | NOM all electric | NOM warmte woni | NOM warmte infra |
warmte [GJ] | 45 | 0 | 0 | 0 |
elektriciteit gebouw [kWh] | 906 | 0 | 0 | 0 |
elektriciteit huishouden [kWh] | 2500 | 0 | 0 | 0 |
warmte [GJ] | 0 | 0 | 0 | 0 |
Energiegerelateerde kosten voor referentie en NOM woningen
Met deze gegevens is vervolgens de jaarlijkse woonlast bepaald voor de huurwoning en de koopwoning. Voor de referentie en de drie NOM concepten zijn de woonlasten bepaald en gegeven in de paragraaf 5.1 (koopwoning) en 5.2 (huurwoning).
5.1 Koopwoning
De woonlasten bestaan uit de kosten voor energie (variabele energielast en de warmte), onderhoud en de financiering en afschrijving van de investeringen.
Uitgangspunten voor de berekening zijn:
woonlasten energie (incl BTW) | referentie | NOM all electric | NOM warmte woni | NOM warmte infra |
variabele energielast | € 1.831 | € 0 | € 0 | € 0 |
vastrecht warmte | € 280 | € 0 | € 280 | € 280 |
onderhoud | € 0 | € 50 | € 100 | € 50 |
rentelasten | € 0 | € 716 | € 725 | € 734 |
afschrijving | € 0 | € 809 | € 819 | € 830 |
totaal | € 2.110 | € 1.575 | € 1.924 | € 1.894 |
prijs warmte | € 24,03 | per GJ | |
prijs elektriciteit | € 0,22 | per kWh | |
vastrecht warmte | € 254 | per jaar | |
meetdiensten warmte | € 25 | per jaar | |
rente | 3% | ||
belastingaftrek | 38% | ||
huishoudelijk elektriciteit | 2500 | kWh | |
Uitgangspunten berekening jaarlijkse woonlasten gerelateerd aan energie voor koopwoning De woonlast is berekend met een annuïtaire hypotheek met een looptijd van 30 jaar. |
e
Totale jaarlijkse woonlasten gerelateerd aan energie voor koopwoning
Woonlasten particulier
€ 2.500
€ 2.000
€ 1.500
afschrijving
rentelasten
€ 1.000
€ 500
onderhoud
vastrecht warmte variabele energielast
€ 0
referentie NOM all electric NOM warmte NOM warmte
woning infra
Energiegerelateerde jaarlijkse woonlasten voor rijwoning in gebied met grootschalige warmtelevering.
Deze snelle exercitie levert het beeld dat de NOM warmtewoning financieel voor de bewoners een klein voordeel oplevert. In de loop van de jaren neemt dit voordeel toe bij stijging van de energieprijzen.
In vergelijking met de NOM “all electric” woning is de NOM warmtewoning financieel iets minder gunstiger. De NOM warmte renovaties zijn altijd nog goedkoper dan de referentiesituatie.
In enkele gebieden met grootschalige warmtenetten wordt een vergoeding berekend voor
de huur van de warmtewisselaar. Deze vaste jaarlijkse kosten dienen voor die gebieden opgeteld te worden bij de jaarlast van de NOM warmtewoning. Er is ook geen vergoeding gerekend voor het afsluiten van de woning van warmte. Eventuele vergoeding voor
afsluiting moet bij de investeringen voor de NOM “all electric” worden opgeteld.
e
5.2 Huurwoning bewoner
De woonlasten bestaan uit de kosten voor energie (variabele energielast en de warmte) en de huurverhoging.
Uitgangspunten voor de berekening zijn:
prijs warmte | € 24,03 | per GJ |
prijs elektriciteit | € 0,22 | per kWh |
vastrecht warmte | € 254,00 | per jaar |
meetdiensten warmte | € 24,54 | per jaar |
huurpunten label D | 14 | punten |
huurpunten A++ | 32 | punten |
prijs huurpunt | € 5,00 | per punt per maan |
prijs per m2 | € 1,20 | per m2 per maand |
vloeroppervlak | 108 | m2 |
huishoudelijk elektriciteit | 2500 | kWh |
Uitgangspunten berekening jaarlijkse woonlasten gerelateerd aan energie voor huurwoning
woonlasten energie (incl BTW) | referentie | NOM all electric | NOM warmte woni | NOM warmte infra |
variabele energielast | € 1.831 | € 0 | € 0 | € 0 |
vastrecht warmte | € 280 | € 0 | € 280 | € 280 |
energiebundel | € 0 | € 2.110 | € 1.830 | € 1.830 |
totaal | € 2.110 | € 2.110 | € 2.110 | € 2.110 |
Totale jaarlijkse woonlasten gerelateerd aan energie voor huurwoning
In de onderstaande grafiek zijn de woonlasten voor de huurwoning visueel weergegeven.
Woonlasten huurder
€ 2.500
€ 2.000
€ 1.500
€ 1.000
€ 500
energiebundel
vastrecht warmte variabele energielast
€ 0
referentie NOM all NOM NOM
electric warmte warmte
woning infra
e
Energiegerelateerde jaarlijkse woonlasten voor huurwoning in gebied met grootschalige warmtelevering.
Voor de berekening van de energiebundel is de maximale huurverhoging bepaald volgens de nieuwe methode van de Huurwet, zoals die waarschijnlijk door de Tweede en Eerste
Kamer wordt goedgekeurd. De berekening is gebaseerd op de maximale huurpunten stijging tot 32 huurpunten, plus een huurbedrag van € 1,20 per m2 BVO per maand. Het maximaal in rekening te brengen bedrag wordt afgetopt op de maximale energielast voor de renovatie.
Deze snelle exercitie levert het beeld dat de NOM warmtewoning financieel voor de bewoners gelijk is aan de referentie. In de berekening is uitgangspunt dat de huurverhoging wordt doorberekend met een maximum van de variabele energielast van de referentiewoning. Dat kan lager zijn als de exploitatie voor de corporatie een gunstiger resultaat oplevert. Dat is bepaald in paragraaf 5.3.
In de loop van de jaren ontstaat een financieel voordeel bij stijging van de energieprijzen. Het voordeel voor de NOM “all electric” woning en de NOM warmtewoning is gelijk. De mate waarin een extra voordeel verkregen wordt door lagere huurverhoging hangt af van de mate waarin de verhuurder de investeringen doorberekend in de huur. Hier is het maximum op basis van de stijging van het aantal huurpunten aangegeven.
5.3 Huurwoning woning corporatie
Voor de huurder is met NOM “all electric” en met beide warmtevarianten een positieve business case te maken. Project is alleen uit te voeren als het voor de corporatie ook een goede business case oplevert.
De corporatie doet de investering. Daarbij moet in de periode van 40 jaar ook worden
gerekend op herinvesteringen. In de exploitatieberekening is rekening gehouden met een
herinvestering als volgt:
Bouwkundige maatregelen 50 jaar Warmtepomp 15 jaar
Zonneboiler 20 jaar
Zonnestroom 25 jaar
e
De huurinkomsten zijn € 5 per huurpunt per maand. Voor de referentiesituatie zijn dat 14
huurpunten (energielabel D), en voor de NOM woningen 32 huurpunten. Daarnaast wordt voor de NOM woningen een bedrag van € 1,20 per m2 BVO in rekening gebrachte.
In de berekening is verder rekening gehouden met jaarlijks onderhoud (referentie € 100, NOM all E € 100, NOM warmte woning € 200 en NOM warmte infra € 100), verzekering (0,25%), management (5%) en risico en onvoorzien (5%).
De inflatie is 2,25%. De rente in de berekening is 4% negatief saldo en 1,75% bij positief saldo.
e Nieuwe richtlijnen uit de huurwet zoals die vermoedelijk in de loop van 2014 gaan gelden na goedkeuring door de Eerste en Tweede Kamer.
Netto exploitatieresultaat
€ 100.000
€ 50.000
€ -
€ 50.000-
referentie
NOM_all_electric
NOM_warmte_woning
NOM_warmte_infra
2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060 2065 0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxx voor de referentiewoning en de drie varianten gezien vanuit de exploitatie van de corporatie
De resultaten van de exploitatieberekening zijn onderstaand gegeven.
Resultaat exploitatieberekening corporatie
Het kasstroomresultaat voor de corporatie is positief. Bij alle NOM varianten positiever dan
de referentie. De investeringen zijn lonend. De energiebundel kan lager zijn dan in de berekening bij de huurders aangegeven in paragraaf 5.2.
Uit de berekeningen van het netto kasstroomresultaat blijkt dat de “all electric” woning
met een warmtepomp op buitenlucht het beste scoort in de exploitatie.
Exploitatieresultaat | NCW | IRR | |
Referentie | € 41.400 | € 10.480 | - |
NOM all electric | € 74.100 | € 8.400 | 6,7% |
NOM warmte woning | € 46.100 | € 1.100 | 5,5% |
NOM warmte infra | € 56.400 | € 3.400 | 5,9% |
e
6 Wat zijn de verwachtingen voor de medewerking van het warmtebedrijf?
Er is geen algemene conclusie te trekken over de consequenties van NOM warmte voor de warmtebedrijven. De bereidheid van het warmtebedrijf deel te nemen aan NOM warmte renovaties hangt voor een groot deel af van de individuele situatie per netwerk:
- Is er sprake van een oud net dat bijna afgeschreven is of nieuw net met hoge investeringen
- Is er sprake van een exploitatie waarbij de variabele inkomsten bijdragen aan de financiering van de vaste lasten?
- Leeftijd van de grotere restwarmtebron en transportnetten. Einde levensduur is er een vervangingsinvestering nodig. Die kan worden gecombineerd met NOM warmte
Voor elk warmtenet zal de bereidheid afzonderlijk beoordeeld moeten worden.
energie exploitatie warmtebedrijf
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
variabele inkomsten
vaste inkomsten
variabele kosten vaste kosten
uitgaven inkomsten
Voorbeeld van warmtenet met hoge financieringskosten. Variabele inkomsten dragen bij aan financiering vaste uitgaven.
e
In de figuur is de situatie aangegeven van de exploitatie van een warmtenet met een hoge
investering in bronnen en distributienetten. Rente en afschrijving drukken zwaar op de exploitatie. De energie inkoop is relatief goedkoop. Aan de andere kant zijn de inkomsten in andere verhouding. Relatief weinig vastrecht, en veel variabele lasten.
In een woning met NOM renovatie worden investeringen gedaan in energiebesparing en opwekking duurzame energie. Daardoor vervalt het variabele deel van de energie inkomsten voor het netwerkbedrijf. Aan de andere kant vervallen de variabele uitgaven. Die staan niet in verhouding tot elkaar. In die situatie zijn NOM renovaties voor het netwerkbedrijf verliesleidend. Er zullen andere maatregelen moeten worden getroffen om de balans terug te krijgen. Dat kan bijvoorbeeld door lage temperatuurverwarming en
vermindering leidingverlies, locale buffering van warmte, investeringen in het warmtenet (NOM “warmte infra”) waardoor de vaste inkomsten voor het energiebedrijf stijgen.
6.1 Houding warmtebedrijven voor vernieuwing
De energie exploitatie van het warmtebedrijf is van belang voor de bereidheid om mee te werken aan NOM warmte renovaties in stadsverwarmingsgebied.
In principe zijn warmtebedrijven bereid om experimenten aan te gaan met nieuwe technieken. Zeker bij grootschalige warmtenetten. Dat blijkt onder andere uit de bereidheid van Ennatuurlijk (voorheen ELES) bij een project “Nieuwe generatie warmtelevering Forum Reeshof” in het kader van het Unieke Kansen Programma (UKP) van AgentschapNL.
In een samenwerking van WonenBreburg, ELES en de gemeente Tilburg is voor een complex woningen een nieuw concept voor warmtelevering met toepassing van duurzame energie op het complex van 250 woningen ontwikkeld. Binnen het project wordt een cascade van temperaturen toegepast waardoor binnen het complex lage temperatuur warmtelevering mogelijk wordt. Er wordt duurzame energie op het project opgewekt en via een proef ook teruggeleverd aan het warmtenet. Het warmtebedrijf heeft bijzondere interesse getoond in het project, en het uiteindelijk ook volledig ontworpen en in de exploitatie aangeboden.
e
Dit is een project van 250 woningen binnen een groot gebied met stadsverwarming. Door
het warmtebedrijf is wel beoordeeld of de exploitatie positief uitvalt. Daarop is de aansluitbijdrage bepaald. De aansluitbijdrage was redelijk.
Grootschalige warmtenetten moeten de komende jaren verder worden verduurzaamd. Enkele gemeenten hebben hiervoor al trajecten lopen. De verduurzaming vindt plaats met duurzame energietoepassing. Grootschalige restwarmte wordt niet algemeen als duurzame energie gezien. Een grootschalige restwarmtebron levert een hoog vermogen aan energie. Dat vermogen wordt bepaald door de bedrijfsprocessen en niet verhoogd of verlaagd afhankelijk van de energiebehoefte. De goedkope restwarmte wordt vervangen door duurzame energie. Dat kan de business case beïnvloeden. Daarnaast wordt het managen van de effecten van toepassing van duurzame energie vraag en het aanbod van belang.
Daarover is nog weinig bekend. Een proef kan een bijdrage leveren aan extra inzichten in het managen van vraag en aanbod.
Recent heeft Ennatuurlijk ook aangegeven het warmtenet ook voor andere leveranciers van duurzame warmte open te zettenf. De Amercentrale gaat over 10 tot 15 jaar dicht. In de tussentijd wil Ennatuurlijk de energievoorziening verduurzamen.
f Brabants Dagblad 05-04-2014.
De inschatting is dat de medewerking van warmtebedrijven voor kleinschalige projecten met NOM warmte verkregen kan worden. Voorwaarde is wel dat het gaat om:
- kleinschalige projecten zodat de effecten op de technische inpassing bestudeerd kunnen worden
- projecten met een rendabele exploitatie voor het warmtebedrijf Na gebleken succes kan er opschaling plaatsvinden.
De medewerking voor NOM “all electric” in gebieden met grootschalige warmtelevering wordt lastiger. Afsluiten van de aansluiting kan niet zondermeer. De mogelijkheid bestaat om NOM “all electric” te realiseren waarbij de warmteaansluiting niet wordt afgesloten. Dat is dan de back-up voor de warmtevoorziening. Die is minder duurzaam. Er wordt dan alleen een vastrecht betaald. Dat komt wel bovenop de woonlasten van NOM “all electric”. De vraag is of dat de business case niet onderuit haalt.
e
7 Wat zijn de consequenties van het invoeren van de Warmtewet?
De Warmtewet is in werking getreden op 1 januari 2014. Dat heeft een aantal consequenties voor de prijs van de energie, de betrouwbaarheid van de energielevering, onderbreking van de levering en afsluiting van klanten en de garantie dat de levering wordt overgenomen door een derde partij als het warmtebedrijf een wanprestatie levert of failliet gaat. Daarnaast worden eisen gesteld aan de communicatie naar de klanten.
Belangrijk aspect is de prijs van de warmte. De prijs van warmte is als volgt gereguleerd:
Pmaxw = 254 + 24,03 * Vw
De maximale prijs (Pmaxw) is gelijk aan het vastrecht van € 254 plus € 24,03 (tarief warmte per GJ) * Vw (aantal gebruikte GJ warmte).
Er wordt aanvullend een meettarief in rekening gebracht van maximaal € 24,54.
Daarmee is de prijs gemaximeerd. Een lagere prijs mag altijd. De verdeling van de kosten over vastrecht en variabele kosten mag variëren. Er kan dus een hoger vastrecht worden betaald (energiebundel) voor investeringen die door het warmtebedrijf worden gedaan.
Voor NOM binnen warmtenetten is er geen belemmering.
7.1 Consequenties voor de business case van warmtebedrijf
De totale inkomsten voor het warmtebedrijf zijn met de invoering van de warmtewet gemaximeerd. Veel bedrijven hebben daar nadeel van omdat de huidige maximale tarieven voor de energie en het vastrecht lager zijn dan in het verleden. Daarvoor wordt door enkele warmtebedrijven compensatie gezocht door de invoering van een vastrecht tarief voor de warmtewisselaar in de woning. Warmtebedrijven merken daarom in financiële zin niets of
nauwelijks iets van de invoering van de Warmtewet.
e
7.2 Consequenties voor de business case van corporaties en andere toegelaten
instellingen
Corporaties en toegelaten instellingen zoals verpleeg en verzorgingshuizen kopen warmte in van warmtebedrijven en verkopen die door aan de eindverbruikers. Omdat er na de B2B aansluiting tussen warmtebedrijf en corporatie of zorginstelling en de aflevering bij de eindgebruiker nog energie verloren gaat wordt er door de corporatie of zorginstelling een toeslag op het tarief van het warmtebedrijf geheven. Door het maximeren van de prijs die berekend mag worden aan de eindgebruikers is er bij sommige projecten een verlaging van de toeslag nodig. Dat leidt tot verliezen bij de corporatie of de zorginstellingen.
Ook voor warm tapwatersystemen waarbij het tapwater direct wordt geleverd aan de eindgebruikers is het tarief niet meer in overeenstemming met de kosten voor de opwekking. Door de grote leidingverliezen bij de tapwater levering is het tarief voor de levering lager dan de kosten voor de opwekking.
Beide effecten van de Warmtewet kunnen voor corporaties en zorginstellingen aanleiding zijn om wijzigingen in de levering van energie voor ruimteverwarming en warm tapwater aan te brengen. Dan is NOM renovatie een kans om de kosten voor de productie te verlagen en de leidingverliezen te reduceren.
e
8 Resultaten per stakeholder
In dit hoofdstuk worden in het kort de consequenties van de keuzes voor NOM renovaties in warmtegebieden besproken. In een flow chart worden de keuzes per stakeholder beeldend gemaakt. De volgende stakeholders zijn behandeld in dit hoofdstuk:
- Bouwer
- Gemeente als aandeelhouder
- Gemeente als wetgever / facilitator
- Corporatie
- Particulier
- Huurder
- Netbeheerder – exploitant
Er zijn drie mogelijkheden voor NOM renovaties in gebieden met grootschalige warmteopwekking:
- NOM All electric
- NOM warmte woning
- NOM warmte infra
Elke stakeholder maakt de eigen afweging. Ondersteuning bij het maken van die keuzes is gegeven in de onderstaande stroomschema’s die per stakeholder zijn opgesteld.
e
8.1 Bouwer
Xxxxxxx moeten eerst weten of het contractueel mogelijk is om de woning af te sluiten van het warmtenet. Als dat mogelijk is kunnen ze het concept NOM “all electric” aanbieden.
Daarvan weten ze dat het een haalbaar concept is. Anders wordt NOM warmte afgewogen.
NOM bij warmtelevering voor bouwers
Woning in
gebied met
warmte?
nee
ja
NOM
"all electric"
Afsluiten van
het net mogelijk?
ja
Wil bouwer
aansluiten op warmte?
nee
nee
ja
Warmte op
woningen toegestaan?
ja
Technisch en
financieel mogelijk?
ja
NOM
"warmte woning"
nee
nee
Show stopper:
Geen NOM mogelijk
nee
Is warmte in
infra toegestaan?
ja
Technisch en
financieel mogelijk?
ja
NOM
"warmte infra"
nee
e
Flow chart NOM bouwers
NOM All electric
Deze vorm is bekend voor de bouwers. De business case is financieel rendabel en voor de bouwer en voor de woningeigenaar. Het pakket is technisch uitgewerkt in Stroomversnelling projecten.
NOM warmte woning
Als afsluiting van het warmtenet niet mogelijk is wordt eerst onderzocht of warmteopwekking in of op de woningen toegestaan wordt. Soms wordt dit contractueel verboden. Als warmteopwekking op de woning toegestaan is, wordt de business case warmte op de woning uitgewerkt. Daarbij zijn financiële haalbaarheid en technische inpassing punten van nadere uitwerking. Vooral het terugleveren van warmte aan het warmtenet is een belangrijk punt van uitwerking in samenwerking met de netwerkbeheerder.
Het concept NOM “warmte woning” met maatregelen op en in de woning is niet veel afwijkend van de All electric variant. Afwijking zit erin dat warmte door zonneboilers wordt opgewekt, die in de zomer aan het net wordt geleverd. De zonneboiler is een bekende energetische maatregel.
Er zijn twee technische punten uit te werken:
- Teruglevering van warmte aan het warmtenet
- Boosterwarmtepomp
Teruglevering van warmte aan de woning kan eenvoudig als het warmtenet wordt bedreven op lage temperaturen. De temperatuur van een zonneboiler is in de zomer hoog genoeg om veel warmte terug te leveren. Als er een hoog temperatuur warmtenet ligt is dit lastiger. Er moet maximaal een 70° C aanvoer en 40° C retournet liggen. Op de 40° C is warmte af te zetten. Bij gebruik van een vacuümbuis collector gaat dat eenvoudiger. Die
collector bereikt al snel hoge temperaturen.
Bij een benadering per complex is het eenvoudig een aanpassing te maken aan het warmtenet en de temperatuur te verlagen. Bij een benadering van een “serie van één” kan dat niet. Dan is een lage temperatuur warmtenet bij voorbaat nodig.
Een boosterwarmtepomp is een warmtepomp die warmte van 40° C of 45° C van een lage temperatuur warmtenet op een hoger temperatuurniveau brengt voor de opwekking van warm tapwater. De warmtepompen bestaan wel, er is nog niet veel ervaring mee
opgedaan.
e
NOM warmte infra
Als warmteopwekking op de woning niet haalbaar is of niet mag wordt beoordeeld of warmteopwekking in de warmte infrastructuur mogelijk is. Ook hierbij zijn de financiële en technische haalbaarheid punten van nadere uitwerking. Daarbij wordt ook beoordeeld of het afgeven van een prestatiegarantie door de bouwer verantwoord is.
Bij NOM warmte in de infrastructuur is een intensieve samenwerking tussen de bouwers en het netwerkbedrijf nodig. De uitwerking vergt een goede afstemming van de installaties in de infrastructuur en in de woning. Deze samenwerking valt of staat met de bereidheid van beide partijen om aan die samenwerking gezamenlijk vorm te geven.
Warmte wordt opgewekt door collectieve zonneboilers in de infrastructuur. Ook hier geldt dat dit eenvoudiger is als er een lage temperatuur warmtenet aanwezig is. Dat kan worden bereikt bij een complexgewijze benadering. Bij een “serie van één” lukt dat niet. Dan kan alleen warmte worden ingevoegd als er ergens in het warmtenet lagere temperaturen voorkomen. Ook hier geldt dat dit eenvoudiger kan met vacuümbuis collectoren.
Voor de boosterwarmtepomp geldt hetzelfde als bij de NOM warmte op de woning.
e
8.2 Gemeente als aandeelhouder
Het gemeentelijk beleid in veel steden met grootschalige warmtelevering is gericht op klimaatneutraliteit en klimaatbestendigheid in de toekomst. Vaak met een horizon tussen 2030 en 2050. Het warmtenet kan goed worden gevoed met volledige duurzame energie. Daarvoor is NOM met teruglevering of NOM met warmteopwekking in de infrastructuur een goede optie. Dat helpt bij de doelstelling om klimaatneutraal te worden op de langere termijn.
NOM bij warmtelevering voor gemeente/aandeelhouder
NOM
"all electric"
Woning in
gebied met
warmte?
nee
ja
Afsluiten van
het net mogelijk?
ja
Aansluiting
op warmte gewenst?
nee
nee
negatief
is er effect
op rentabiliteit?
positief
NOM
"warmte woning"
Show stopper:
Geen NOM mogelijk
NOM
"warmte infra"
ja
e
Flow chart NOM renovatie gemeente als aandeelhouder
Enkele gemeenten zitten met financiële belangen in de warmtenetten. Dat is onder andere het geval in Amsterdam (Afvalenergiebedrijf), Rotterdam (restwarmtelevering) en Enschede
/ Hengelo (afvalverwerker Twence). De belangen op financieel gebied zijn hier groot. De
hoge investeringen in leidingen en in de afvalverwerkers kunnen niet worden terugverdiend als op grote schaal duurzame energie in het net wordt gevoed.
Voor gemeenten zonder belangen in de opwekking of infrastructuur is er geen belemmering om NOM in warmtegebieden op grote schaal te promoten. Dat is onder andere het geval in Leeuwarden, Groningen, Tilburg, Breda en Maastricht.
Er is een groot verschil per gemeente. Op kleine schaal toepassen van NOM in grootschalige warmtegebieden kan in elke stad. Op grotere schaal kan dat alleen als de financiële belangen van de gemeenten worden geborgd. Dat is niet het geval in Amsterdam, Rotterdam en Enschede/Hengelo. Daar is NOM op grotere schaal niet wenselijk, anders dan het voorzien in extra aansluitingen van woningen of bedrijven waardoor de rentabiliteit van het net en de opwekking gewaarborgd blijft. Andere mogelijkheid is kleinschalige toepassing en het toewerken naar geleidelijke overname van de aansluiting op restwarmte naar duurzame warmte.
e
8.3 Gemeente als wetgever / facilitator
De gemeente toetst de aansluiting van een woning of gebied aan het eigen beleid. Is het wenselijk is om het gebied aangesloten te laten op warmte of om te bouwen naar een “all electric” gebied. Die toets wordt uitgevoerd aan de hand van de visie over de energievoorziening van de totale gemeente. Gebieden met veel hoogbouw worden daarin xxxxxx xxxxxxxx dan eengezinswoningen in lage woningdichtheid.
NOM bij warmtelevering voor gemeente/facilitator
Woning in
gebied met
warmte?
nee
ja
NOM
"all electric"
Aansluiting
op het net verplicht?
nee
ja
Energie
opwekken op woning
mag wel
NOM
"warmte woning"
mag niet
Show stopper:
Geen NOM mogelijk
mag niet
Energie
opwekke in infra?
mag wel
NOM
"warmte infra"
e
Flow chart gemeente als facilitator
De gemeente is een belangrijke speler in de ontwikkeling van de energie infrastructuur. Zonder de hulp van de gemeente is uitbreiding van warmtenetten niet mogelijk. De gemeente heeft vanuit die positie de mogelijkheid in onderhandeling te gaan over het al dan niet aangesloten houden van woningen op warmte, en het al dan niet toestaan van
NOM renovaties binnen warmtegebieden. Er blijft een afhankelijkheid van de wil van het warmtebedrijf. De relatie tussen gemeente en warmtebedrijf is in elke gemeente anders.
De gemeente is geen echte wetgever. Er zijn twee punten waar de gemeente een rol heeft in de regelgeving:
- Warmteplan
- Concessieverlening
Beide zijn sinds 1 januari 2012 aan elkaar gekoppeld.
In veel concessies is geen limiet op de looptijd van de concessie opgenomen. Dat betekent dat het warmtebedrijf daardoor niet kan worden geprikkeld om een stap verder te zetten in de verduurzaming van het warmtenet.
Vanuit de concessieovereenkomst worden de warmtebedrijven beschermd door de aansluitplicht. Die is vanuit veel concessieovereenkomsten als een kwalitatieve verplichting of kettingbeding opgenomen in de koopovereenkomsten. Soms is daar ook nog een passage opgenomen dat er geen energieopwekking in de woning mag plaatsvinden (o.a.
Maastricht). Vooral die laatste is een show stopper voor NOM all electric en NOM warmte op de woning, en eigenlijk ook voor NOM warmte in de infra.
e
De gemeente kan in overleg met het warmtebedrijf trachten deze regels te verzachten en tot afspraken te komen om NOM warmte mogelijk te maken. Vanuit dat gezamenlijke belang kunnen nieuwe afspraken worden gemaakt.
Sinds 1 januari 2012 moet een gemeente waar nieuwe aansluitingen op het warmtenet komen een Warmteplan opstellen. De aansluiting op een warmtenet is verplicht tot het aantal woningen dat volgens afspraak met het warmtebedrijf nodig is voor een rendabele exploitatie. In het Warmteplan staan ook de prestaties over duurzaamheid nauwkeurig omschreven. Het Bouwbesluit kent het gelijkwaardigheidsbeginsel. Via het gelijkwaardigheidsbeginsel kan aangetoond worden dat de woning met NOM beter is dan een woning die is aangesloten op het warmtenet. Er wordt dan getoetst aan de prestaties uit het Warmteplan. Als de energievoorziening beter is dan die uit het Warmteplan is aansluiting op het warmtenet niet verplicht, en kan een NOM “all electric” woning worden gerealiseerd. Het is onbekend of bij grootschalige renovatie in de aanvraag voor de Omgevingsvergunning de aansluiting op het warmtenet opnieuw wordt getoetst. In dat geval vervalt de aansluitplicht. Hierover is geen jurisprudentie, dus dit is niet zeker.
8.4 Corporatie
Voor de corporatie is de business case van NOM in grootschalige gebieden met warmtelevering rendabel. De huurverhoging die berekend kan worden door stijging van het aantal huurpunten is voldoende groot voor een positief exploitatieresultaat. De totale huurverhoging is ongeveer even groot als de hoogte van de variabele energielast in de referentiesituatie.
NOM bij warmtelevering voor corporaties
Woning in
gebied met
warmte?
nee
ja
NOM
"all electric"
Is er een B2B
contract?
ja
wil de
corporatie warmte?
nee
nee
ja
NOM
"warmte woning"
NOM
"warmte infra"
ja
Warmte op
woningen toegestaan?
ja
nee
70%
deelname bereikt?
Show
stopper: Geen NOM mogelijk
nee
nee
Is warmte in
infra toegestaan?
ja
e
Flow chart corporaties
Voor blokverwarmingssystemen die zijn aangesloten op grootschalige warmtelevering gelden van B2B contracten tussen warmtebedrijf en corporatie. De corporatie verkoopt de energie door. Deze contracten hebben een beperkte looptijd van meestal ca 25 jaar. Dat
betekent dat deze contracten eindig zijn. Veel contracten in Tilburg en Breda lopen nu af. Deze vorm van doorleveren van energie kan voor de corporaties nadelig zijn nu de Warmtewet is ingevoerd. De corporatie koopt warmte in bij het warmtebedrijf. Die warmte wordt doorgeleverd. Daarbij worden alle kosten naar rato van het energiegebruik van de huurders doorberekend. Met de invoering van de warmtewet is er ook een maximaal tarief gesteld aan de doorgeleverde energie. Na inkoop van de energie zijn er nog verliezen van energie door leidingen en dergelijke. Daardoor is de hoeveelheid verkochte energie niet gelijk aan de hoeveelheid ingekochte energie. Er is daarom een opslag boven op het tarief nodig. De inkoopprijs is per contract verschillend. Het kan zijn dat die prijs al zo hoog is dat er geen ruimte meer is voor de benodigde toeslag. Dan leidt de corporatie verlies op het doorleveren. Dit komt in de praktijk bij diverse projecten voor.
Dat is een mooi moment om de afweging te maken voor NOM warmte of NOM all electric.
Er is voor de corporatie geen belemmering om deel te nemen. Bij het aangaan van nieuwe contracten is onderhandelen over het open houden van de optie NOM “all electric” of “warmte” belangrijk.
Enige belemmering kan nog zijn dat er voor complexen geen 70% deelname van de bewoners kan worden verkregen.
e
8.5 Particulier
Om te weten of NOM renovaties in warmtegebieden voor particulieren mogelijk zijn wordt het stroomschema doorlopen. In het stroomschema wordt onderzocht of afsluiting van het warmtenet contractueel mogelijk is, en of opwekking van warmte in of op de woning toegestaan is. Als dan uiteindelijk NOM “warmte woning” of NOM “warmte infra” uitkomst van het doorlopen stroomschema is kan verder onderzoek plaatsvinden en de basishouding van het warmtebedrijf over NOM renovaties in warmtegebieden worden gepolst.
NOM bij warmtelevering voor particulieren
NOM
"all electric"
Woning in
gebied met
warmte?
nee
ja
Afsluiten van
het net mogelijk?
ja
Wil de klant
aansluiten opwarmte ?
nee
nee
Warmte op
woningen toegestaan?
ja
NOM
"warmte woning"
nee
Show stopper:
Geen NOM mogelijk
nee
Is warmte in
infra toegestaan?
ja
NOM
"warmte infra"
ja
e
Flow chart NOM particulier
Allereerst moet worden vastgesteld of NOM renovatie voor particulieren in een warmtegebied mogelijk is.
Voor de particulier is de business case positief. Niet iedereen heeft voldoende geld voor NOM renovaties. Het aantrekken van financiering is mogelijk. Daarvoor zijn enkele mogelijkheden:
- Eigen geld (meestal niet voldoende)
- Verhoging van de hypotheek (niet alle banken doen even makkelijk)
- Financiering via het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF tot maximaal € 25.000)
- Financiering door ESCO
In principe is voor iedereen die niet tot de nek in de schulden zit financiering voor NOM renovaties mogelijk.
Financiering volgens het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) levert soms moeilijkheden op bij het toepassen van maatregelen in vooroorlogse woningen. De hoogte van de kruipruimte is niet altijd onvoldoende om een pakket met Rc = 3,5 m2.K/W aan te brengen. Datzelfde geldt voor de isolatie van wanden. Er is meestal geen spouwmuur in vooroorlogse woningen. Isolatie aan de binnenzijde verkleint de kamer vrij fors. Binnen het NEF is een aanpassing in de eisen bij vooroorlogse woningen nodig voor vloerisolatie en binnengevelisolatie om voor alle woningen te voldoen aan de eisen.
Het energielabel van de woning verbetert door de NOM renovatie. De waarde van de woning stijgt met ca 3% voor woningen met een label A, B of C ten opzichte van hogere energielabels. De woningen worden daarnaast gemiddeld 24 dagen eerder verkocht.
e
8.6 Huurder
Voor de huurder zijn in eerste instantie twee zaken van belang. Mag de woning worden afgesloten van het warmtenet? En kiest corporatie voor NOM renovaties voor aansluiting op het warmtenet. Als dat zo is kan in overleg met de corporatie een traject worden opgestart om NOM renovatie voor woningen in warmtegebieden te realiseren.
NOM bij warmtelevering voor huurders
NOM
"all electric"
ja
Kiest
nee
Woning in
gebied met
warmte?
nee
ja
Afsluiten van
het net mogelijk?
corporatie
warmte?
nee
Werkt
corporatie mee?
ja
NOM
"warmte woning"
nee
Show stopper:
Geen NOM mogelijk
NOM
"warmte infra"
ja
e
Flow chart NOM huurders
Voor de huurder zijn in eerste instantie twee zaken van belang. Mag de woning worden afgesloten van het warmtenet? En kiest corporatie voor NOM renovaties voor aansluiting op het warmtenet. Als dat zo is kan in overleg met de corporatie een traject worden opgestart om NOM renovatie voor woningen in warmtegebieden te realiseren.
De huurder heeft alleen voordelen. De jaarlijkse woonlasten stijgen niet. Die dalen zelfs binnen enkele jaren door de onafhankelijkheid van de energieprijs.
In complexen is het nodig om toestemming van 70% van de huurders te hebben om de renovatie door te voeren. Dat kan een belemmering zijn. De voordelen zij echter zo groot dat hier niet veel weerstand te verwachten is.
e
8.7 Netbeheerder – exploitant
De netbeheerder kan NOM warmte zelf stimuleren. Voor de netbeheerder ook de vraag vanuit de markt van belang.
NOM bij warmtelevering voor warmtebedrijf
Woning in
gebied met
warmte?
nee
ja
NOM
"all electric"
Gaat het om
enkele woningen?
ja
NOM voor
exploitant rendabel
nee
nee
ja
nee
effect op
rentabiliteit?
NOM
"warmte woning"
ja
Show stopper:
Geen NOM mogelijk
nee
proefproject
mogelijk?
NOM
"warmte infra"
ja
e
Flow chart warmtebedrijf
In veel grootschalige warmtegebieden is de netbeheerder ook de exploitant. De gemeenten Rotterdam en Amsterdam hebben ook belangen in het warmtenet. In Den Haag is dat nu nog het geval met corporaties. Daar komt binnenkort waarschijnlijk een einde aan.
Voor de netbeheerder is de business case gebaseerd op het transport van energie. De exploitant wekt warmte op of koopt die in, en verkoopt die aan de eindgebruiker. Voor zover er meerdere eigenaren zijn is dat meestal alleen in de distributie. Bij de afvalwarmtebedrijven is de productie vaak mede in handen van gemeenten.
De business case van grootschalige warmtelevering is vaak gebaseerd op de goedkope inkoop van restwarmte (elektriciteitscentrale, afvalenergiebedrijven). De marge op de levering van die warmte is groot. Dat is ook nodig om dat er vaak lange leidingen (hoge investeringen) liggen naar de restwarmteleveranciers.
Bij grootschalige warmtenetten met grote restwarmtebronnen wordt de business case door NOM woningen slechter. Er zal niet veel animo zijn om op grote schaal NOM renovaties op het net toe te staan. Als de netbeheerder – exploitant geen medewerking verleent is dit een show stopper.
Of NOM woningen op het net rendabel zijn hangt niet alleen af van de huidige kostenstructuur. De kosten structuur kan wijzigen voor NOM woningen. Dan moet de business case voor de particulier of de huurder wel positief blijven.
De grootschalige restwarmtebronnen hebben een beperkte levensduur. Die zullen moeten worden vervangen door andere (duurzame) bronnen. Daarover worden nu onder andere in Tilburg, Breda en Enschede afspraken gemaakt. Het net wordt opengesteld voor duurzame warmtebronnen van andere exploitanten. Dat zal niet in een keer gaan. Langzame overgang van restwarmte naar duurzame warmte is waarschijnlijk. Vooral Ennatuurlijk heeft aangegeven open te staan voor inpassing van duurzame bronnen van externe exploitanten (inclusief energiecoöperaties). Dat biedt perspectief voor NOM in gebieden van Ennatuurlijk.
e
9 Bijlage warmtenetten per gemeente
In de volgende figuren is per gemeente aangegeven waar warmtenetteng zijn aangelegd. Niet alle woningen in die gebieden zijn aangesloten op warmte. Enkele gebieden zijn geheel aangesloten op warmte, andere gebieden zijn bivalent met warmte en elektriciteit, en met gas en elektriciteit.
Groningen Alkmaar Heerhugowaard
` e
Amsterdam Amersfoort
g Bron: Warmteatlas Nederland, AgentschapNL, 2014
Arnhem Nijmegen
Leiden Utrecht e
Bergen op Zoom Tilburg