Convenant Woonruimteverdeling 1999 tussen de gemeente Amsterdam, de hierna te noemen individuele corporaties in Amsterdam en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving, houdende bepalingen...
Convenant Woonruimteverdeling 1999 tussen de gemeente Amsterdam, de hierna te noemen individuele corporaties in Amsterdam en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving, houdende bepalingen met betrekking tot de toewijzing van corporatiewoningen en woningen in een beschermde woonomgeving in Amsterdam
Dit convenant bevat de afspraken tussen de gemeente Amsterdam, de corporaties en de beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving ten aanzien van de toewijzing van corporatiewoningen en woningen in een beschermde woonomgeving voor zover regeling niet plaatsvindt in de huisvestingsverordening.
Nadere werkafspraken die voortvloeien uit dit convenant, zijn neergelegd in een draaiboek.
Ondergetekenden,
1. de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en de woningcorporaties Amsterdamse Woningbouwvereniging De Dageraad, Woonstichting De Key, Woningstichting Ons Belang, Woningstichting Patrimonium, Woningbouwvereniging Het Oosten, Algemene Woningbouw Vereniging, Woningbouwvereniging Eigen Haard, Stichting Het Woningbedrijf Amsterdam, Bouwvereniging Rochdale, Amsterdamse Woningbouwvereniging Ons Huis, Woningbouwvereniging ACOB, PWV Wonen,
Woningstichting Zomers Buiten, Woningcorporatie Nieuw Amsterdam en Woonzorg Nederland te dezer zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, de heer drs G.P. Anderiesen.
(hierna te noemen: de corporaties);
2. de individuele beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving als genoemd in de bijlage bij dit convenant;
3. de gemeente Amsterdam, hierna te noemen Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door de heer drs.
D.B. Stadig, wethouder voor de Volkshuisvesting , daartoe op grond van het bepaalde in art. 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht gemachtigd door de xxxx xx. X. Xxxxxx in zijn hoedanigheid van burgemeester van die gemeente zulks ter uitvoering van het besluit van de gemeenteraad van 9 december 1998, nr. 769
komen overeen:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.
Art. 1
Begripsbepalingen.
In dit convenant wordt verstaan onder:
a cluster: een samenwerkingsverband van corporaties in het kader van de woonruimteverdeling;
b corporatie: een corporatie die gewoon lid is van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties;
c doorstromer:
1° een huishouden dat daadwerkelijk een zelfstandige woning leeg achterlaat in het WGR-gebied (WGR: Wet gemeenschappelijke regelingen), omvattende de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang;
2° overige huishoudens waarover in afwijking van het hiervoor gestelde door partijen is afgesproken dat zij als doorstromer zullen worden beschouwd;
d woonduur:
1° de periode van bewoning van de woning die daadwerkelijk leeg zal worden achtergelaten en wordt berekend op basis van de datum waarop de woning die leeg zal worden achtergelaten, door de woningzoekende is betrokken. De woningzoekende dient dit, zo nodig, zelf aan te tonen door overlegging van huurovereenkomst en/of uittreksel uit het bevolkingsregister;
e starter: een huishouden dat niet tot de doorstromers behoort;
f inschrijfduur: de periode dat een starter staat ingeschreven bij een cluster;
g voorrangskandidaat: een huishouden dat in het bezit is van een voorrangsverklaring zoals bedoeld in Art.
2.4.1. van de Huisvestingsverordening;
h zoekprofiel: een beperking in de soort woningen naar buurt, type, kamertal en huurprijs waarop een huishouden zoals bedoeld onder g mag reageren;
i. woning in een beschermde woonomgeving: woning die behoort tot één van de complexen woningen die voorkomen op de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde lijst zoals bedoeld in artikel 2a.1.1 van de Huisvestingsverordening 1999;
j groot huishouden: een huishouden met drie of meer kinderen
k WIS: het Woningmarkt Informatie Systeem.
Art. 2
Taakverdeling.
Beleidsvoorbereiding vindt in overleg en beleidsvaststelling vindt na overleg met de corporaties en andere betrokken partijen door de Gemeenteraad plaats. Hierbij wordt consensus nagestreefd.
De corporatie wijst al haar ter beschikking komende woningen toe met inachtneming van de in de Huisvestingsverordening 1999 neergelegde normen en in deze overeenkomst neergelegde afspraken en verricht daartoe alle uitvoerende handelingen.
De gemeente beperkt haar praktische bemoeienis wat betreft de verdeling van in bezit van corporaties tot het voordragen van voorrangskandidaten aan de corporaties, de vergunningverlening en de algemene informatie- voorziening.
Zowel op beleidsniveau als op uitvoeringsniveau wordt tussen gemeente en corporaties overlegd over de uitvoering van deze taakverdeling.
Ten aanzien van een goede beleidsinformatievoorziening betreffende de woningmarkt zijn tussen gemeente en clusters afspraken over uitwisseling van gegevens gemaakt. De gemeente stelt jaarlijks, in samenwerking met de federatie en de clusters op basis van deze gegevens een Rapportage woonruimteverdeling op.
De clusters en de gemeente kunnen gezamenlijk besluiten tot nadere evaluatie van het stelsel of nader onderzoek naar bepaalde effecten. Indien nodig kunnen zij afspraken maken over de kostenverdeling.
Art. 3
Informatie.
De gemeente verstrekt algemene informatie inzake de woningmarkt en regels met betrekking tot woonruimteverdeling. De gemeente onderhoudt het Woningmarkt Informatie Systeem (WIS). De corporaties leveren de daartoe benodigde gegevens aan.
De corporaties dragen zorg voor informatievoorziening aan woningzoekenden over inschrijving als woningzoekende, het binnen het cluster geldende woonruimteverdelingssysteem, over vraag en aanbod van woningen binnen het cluster en overige voor woningzoekenden relevante zaken en stemmen daarbij hun dienstverleningsactiviteiten op elkaar af.
Daarnaast zorgen de clusters ervoor dat zij inspelen op de behoefte aan voorlichting en informatie van minder zelfredzame woningzoekenden. Gemeente en clusters maken nadere afspraken over verbetering van actieve voorlichting aan minder zelfredzamen.
Hoofdstuk 2. Verdeling van woonruimte.
Paragraaf 2.1. Algemeen
Art. 4 Aanbieden
De corporaties bieden leegkomende woningen in de woonkrant van het cluster waartoe zij behoren aan. Woningcorporatie Nieuw Amsterdam biedt in ieder geval zijn nieuwbouwwoningen in de aanbodkrant waartoe hij behoort aan. Met de woningen in de bestaande complexen van deze corporatie wordt zoveel mogelijk op de normale wijze geadverteerd.
Art.5
Inschrijving.
Per cluster geldt één aanbiedingssysteem. Starters kunnen zich vanaf de leeftijd van achttien jaar inschrijven bij een of meer clusters. Vanaf dat moment bouwen zij inschrijfduur op. Doorstromers moeten zich bij een cluster inschrijven als zij zich op de woonkrant abonneren. Zij hoeven echter niet vooraf inschrijfduur op te bouwen om meer kans op een woning te maken. Starters en doorstromers kunnen op elk gewenst moment een abonnement op de woonkrant van een cluster nemen en vervolgens reageren op door de cluster aangeboden woningen. Bij de volgordebepaling onder het aantal woningzoekenden dat gereageerd heeft, is bij starters de inschrijftijd en bij doorstromers de woonduur bepalend
Art. 6
Toewijzing.
1. Toewijzing vindt plaats overeenkomstig de regels in de Huisvestingsverordening 1999.
2. Wat betreft de bij toewijzing toe te passen maximuminkomensnormen wordt op de sociale markt door partijen aan de formulering uit art.2.3.1 lid 1 van de Huisvestingsverordening 1999, mede met het oog op het bestrijden van segregatie, de navolgende invulling gegeven:
a. gerekend over de gehele stad mag bij maximaal 25 % van de toewijzingen van alle één-, twee-, drie- en vierkamerwoningen met een huur tot ƒ 675 (die volgens de Huisvestingsverordening 1999 jaarlijks wordt geïndexeerd) het inkomen hoger zijn dan het genoemde inkomen in het Besluit Beheer Sociale Huursector en het Huisvestingsbesluit, tot een maximaal belastbaar inkomen van ƒ 63.000 (dat volgens de Huisvestingsverordening 1999 jaarlijks wordt geïndexeerd), dat wil zeggen scheef worden toegewezen.
b. ook voor de categorie vierkamerwoningen met een huur tot ƒ 675 (die volgens Huisvestingsverordening 1999 jaarlijks wordt geïndexeerd) apart geldt dat maximaal 25 % van de woningen die in deze categorie leegkomen scheef mag worden toegewezen.
x.Xx de stadsdelen, Buitenveldert/Rivierenbuurt en in de binnenstad en in de buurtcombinaties die behoren tot het voormalige stadsdeel Zuid mag niet meer dan 10% scheef worden toegewezen.
3. Wat betreft de bij de toewijzing toe te passen minimuminkomensnormen wordt op de sociale markt door de clusters zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het gemeentelijk fiatteringsbeleid huursubsidie. De clusters leggen de uitvoeringsafspraken nader vast.
4. De toewijzingsresultaten worden gepubliceerd in de woonkrant, zodat de toewijzing voor woningzoekenden controleerbaar is. Daarbij wordt ten minste vermeld, of de woning aan een starter dan wel een doorstromer, voorrangskandidaat of een geïndiceerde voor een woning in een beschermde woonomgeving is toegewezen en hoe lang de starter was ingeschreven dan wel over hoeveel woonduur de doorstromer beschikte.
De wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over toewijzingen aan voorrangskandidaten en geïndiceerden voor een woning in een beschermde woonomgeving, is in het draaiboek nader overeengekomen.
5. De vergunningverlening geschiedt door de Stedelijke Woningdienst Amsterdam na voordracht door het cluster of de beheerder van een woning in een beschermde woonomgeving. Het cluster of de beheerder van een woning in een beschermde woonomgeving toetst het huishoudensinkomen, de huishoudenssamenstelling, of de kandidaat starter of doorstromer is, de regiobinding en de leeftijd. De Stedelijke Woningdienst Amsterdam verkrijgt desgewenst van de clusters of de beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving brondocumenten.
Voor het toetsen op huishoudenssamenstelling, alsmede regiobinding en leeftijd is het wenselijk dat clusters toegang krijgen tot het Register Amsterdam. Omdat echter nog geen oplossing is gevonden voor de juridische bezwaren met betrekking tot privacy, zal de Stedelijke Woningdienst Amsterdam als service controles op de inschrijving in het Register Amsterdam blijven verrichten ten behoeve van een goede toetsing. Dit geldt als corporaties zelf de nodige gegevens niet kunnen achterhalen.
Art. 7
Volgordebepaling.
1. Voor elke corporatie geldt bij toewijzing van huurwoningen die in de woonkrant zijn aangeboden de volgende volgordebepaling:
a huishoudens die vanwege een calamiteit met absolute voorrang gehuisvest moeten worden;
b stadsvernieuwingskandidaten zoals bedoeld in Art. 2.4.1. van de Huisvestingsverordening ; het zoekprofiel bepaalt voor welke woningen de voorrangspositie geldt;
c medische voorrangskandidaten zoals bedoeld in Art. 2.4.1. van de Huisvestingsverordening ( de datum van de voorrangsverklaring is bepalend voor de volgordebepaling); het zoekprofiel bepaalt voor welke woningen de voorrangspositie geldt;
d sociale voorrangskandidaten zoals bedoeld in Art. 2.4.1. van de Huisvestingsverordening ( de datum van de voorrangsverklaring is bepalend voor de volgordebepaling); het zoekprofiel bepaalt voor welke woningen de voorrangspositie geldt;
e stadsvernieuwingsbetrokkene zoals bedoeld in Art. 2.4.1. van de Huisvestingsverordening ; het zoekprofiel bepaalt voor welke woningen de voorrangspositie geldt;
f doorstromers op basis van woonduur;
g starters: ten aanzien van de volgordebealing binnen de categorie starters is de datum van inschrijving bij het cluster bepalend.
2. Indien er meerdere stadsvernieuwingskandidaten gelijktijdig opteren voor dezelfde woning, wordt voorrang gegeven aan de stadsvernieuwingskandidaat die aantoonbaar beschikt over een woonduur van meer dan vijf jaar in het stadsdeel waarin de woonruimte gelegen is, boven stadsvernieuwingskandidaten uit andere stadsdelen. In bijzondere omstandigheden kunnen partijen bij deze overeenkomst in overleg van het hier gestelde afwijken.
3. Maximaal 1% van de leegkomende woningen per cluster mag worden toegewezen aan kandidaten van het cluster, met doorkruising van de in lid 1 bepaalde volgorde bij toewijzing. Ruil en contractoverschrijving tellen mee bij de berekening van de leegkomst. De kandidaten dienen wel te voldoen aan de normen van de Huisvestingsverordening 1999.
Gebruikmaking van deze bepaling is aan de orde in gevallen van ernstige overlast dan wel extreme situaties van sociale of medische aard, waarbij de normale procedure voor voorrangverlening niet geëigend is.
Over deze toewijzingen vindt achteraf verantwoording plaats in de rapportage woonruimteverdeling.
Paragraaf 2.2. Overgangsbepalingen
Art. 8
Oude rechten.
Bij toewijzing van een huurwoning in het bezit van een van de aan dit convenant deelnemende corporaties vervallen alle rechten met betrekking tot woningtoewijzing, voortvloeiend uit de lidmaatschappen waarover huishoudens op dat moment beschikken.
Bij toewijzing van een particuliere huurwoning aan een huishouden dat beschikt over een of meer lidmaatschappen blijven de rechten die daaruit voortkomen, onaangetast.
Paragraaf 2.3. Voorrang
Art. 9
Voorrangskandidaten.
De gemeente stelt vast welke huishoudens tot de categorie voorrangskandidaten horen zoals bedoeld in art.
2.4.1 van de Huisvestingsverordening 1999 en beoordeelt of de voorrangsverklaring weer wordt ingetrokken. Het aantal voorrangskandidaten ( met uitzondering van stadsvernieuwingskandidaten en stadsvernieuwingsbetrokkenen) wordt naar rato van de omvang van het woningbezit verdeeld over de particuliere markt en de clusters.
In overleg tussen de partijen bij deze overeenkomst worden voor voorrangskandidaten zoekprofielen vastgesteld.
Corporaties dragen zorg voor de huisvesting van (eigen) stadsvernieuwingskandidaten en voor de informatieverstrekking aan en begeleiding van stadsvernieuwingsbetrokkenen .
Corporaties verbinden zich hierbij tot het tijdig huisvesten van door de gemeente voorgedragen voorrangskandidaten.
Voorrangskandidaten betalen een bijdrage in de inschrijf- en abonnementskosten. Er zijn, met uitzondering voor de stadsvernieuwingsbetrokkenen, nadere afspraken gemaakt over een bijdrage van de gemeente in de inschrijfkosten.
De SWD draagt zorg voor de begeleiding van voorrangskandidaten van 75 jaar en ouder. Deze begeleiding heeft betrekking op het bespreken van de woonwensen, hulp bij de organisatie van de verhuizing en het, zo nodig, hulp verlenen bij het verkrijgen van incidentele financiële bijdragen voor de verhuizing en periodieke financiële bijdragen (IHS) voor het opbrengen van de huur van de woonruimte.
Nadere afspraken over het meedraaien in het aanbodstelsel en de wijze van bemiddeling en toewijzing zijn in het draaiboek vastgelegd.
Art. 10
Stadsvernieuwingskandidaten en stadsvernieuwingsbetrokkenen.
De gemeente verstrekt aan stadsvernieuwingskandidaten en stadsvernieuwingsbetrokkenen zoals omschreven in art. 2.4.1. lid 1 van de Huisvestingsverordening 1999 een voorrangsverklaring. Corporaties die opdrachtgever zijn van stadsvernieuwings- of herstructureringsprojecten, zijn bevoegd om een voorrangsverklaring aan eigen stadsvernieuwingsurgenten en eigen stadsvernieuwingsbetrokkenen in mandaat te verstrekken.
De corporaties zijn vervolgens verantwoordelijk voor het uitplaatsingsproces, dat wil zeggen: de informatieverstrekking, begeleiding en bemiddeling van alle "eigen" stadsvernieuwingskandidaten. Hieronder worden verstaan alle bewoners die hun woning moeten ontruimen in het kader van stadsvernieuwings- of herstructureringsingrepen bij woningcomplexen waarvan van tevoren duidelijk is dat een bepaalde corporatie daar gaat bouwen. De corporaties zullen er voor zorg dragen dat op de geplande sloopdatum, af te spreken tussen stadsdeel en betrokken corporaties, alle eigen stadsvernieuwingskandidaten zullen zijn bemiddeld.
De stadsvernieuwingskandidaten uit de particuliere markt worden ─ net als andere voorrangskandidaten ─
door de gemeente voorgedragen bij particuliere of sociale verhuurders.
De corporaties zijn tevens verantwoordelijk voor de informatieverstrekking en begeleiding van stadsvernieuwingsbetrokkenen bij de huisvesting in het stadsdeel waar het herstructureringscomplex gelegen is.
Paragraaf 2.4. Bijzondere groepen.
Art. 11
Ouderen en medisch geïndiceerden
Op grond art. 2.3.3. van de Huisvestingsverordening 1999 kunnen corporaties beganegrondwoningen, alsmede woningen op de eerste étage en woningen bereikbaar met lift met voorrang aanbieden aan de volgende huishoudens:
- huishoudens waarvan ten minste één lid ouder dan 60 jaar
- huishoudens die in het bezit zijn van een medische indicatie voor dit type woning of van wie vaststaat dat zij in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten voor een dergelijk type woning.
Corporaties en gemeente maken over het met voorrang aanbieden de volgende afspraken:
1. bij vierkamerwoningen die tot deze categorie behoren met een huurprijs boven de ƒ 675 is de voorrang in ieder geval beperkt tot de groep huishoudens met minimaal 1 kind waarvan één van
de leden voor een dergelijke woning is geïndiceerd.
2. gemeente en clusters maken afspraken over de overwegingen die bepalen of een woning met voorrang wordt aangeboden aan ouderen en medisch geïndiceerden.
3. het aantal woningen dat met voorrang wordt aangeboden moet van voldoende omvang zijn opdat de ouderen en geïndiceerden die voor deze categorie woningen in aanmerking komen voldoende keuzemogelijkheid hebben.
4. gemeente en clusters maken rapportageafspraken over het met voorrang aanbieden van deze categorie woningen.
Art. 12
Grote huishoudens
Ten aanzien van de toewijzing aan grote huishoudens maken gemeente en clusters de volgende afspraken:
1. clusters en gemeente maken jaarlijks afspraken over het aantal te huisvesten grote huishoudens.
2. om aan deze afspraak te kunnen voldoen, mogen corporaties op grond van artikel 2.3.2 lid 3 van de Huisvestingsverordening 1999 grote woningen voor grote huishoudens reserveren of met voorrang aan hen aanbieden. Om te voorkomen dat de huishoudens met twee kinderen worden verdrongen door de grote huishoudens, kunnen de corporaties op grond van datzelfde artikel vierkamerwoningen reserveren voor of met voorrang aanbieden aan huishoudens met twee kinderen.
De clusters leggen de overwegingen die bepalen of een woning met voorrang wordt aangeboden aan dan wel gereserveerd voor huishoudens met twee of huishoudens met drie of meer kinderen, in nadere uitvoeringsafspraken vast.
3. jaarlijks wordt door de clusters gerapporteerd over de onder 1. en 2. genoemde afspraken.
Art. 13
Verblijfsgerechtigden
Afspraken met betrekking tot begeleiding en bemiddeling van verblijfsgerechtigden, zijn vastgelegd in het draaiboek met werkafspraken voor de sociale markt.
Art. 14
Naast de afspraken over de groepen in artikel 11, 12 en 13, kunnen over de toewijzing aan en de begeleiding van nader te bepalen groepen specifieke afspraken worden gemaakt.
Hoofdstuk 3. Verdeling van bijzondere categorieën woningen.
Paragraaf 3.1. Woningen in een beschermde woonomgeving.
Art. 15
Taakverdeling algemeen
De toewijzing van woningen in een beschermde woonomgeving is een taak van de corporaties en beheerders.
De gemeente beperkt haar praktische bemoeienis tot de vergunningverlening, de indicatiestelling voor een woning in een beschermde woonomgeving en de registratie en eventuele begeleiding van geïndiceerden.
Bovendien informeert de gemeente de geïndiceerden over het aanbod van woningen in een beschermde woonomgeving bij de clusters en over de wijze waarop zij voor deze woningen in aanmerking kunnen komen.
Art. 16
Aanbieden
1. De corporaties en beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving bieden de leegkomende woningen in een aparte rubriek aan in de woonkrant van het cluster waartoe zij behoren respectievelijk het cluster waarmee zij een contract hebben gesloten over het adverteren van vrijkomende woningen.
2. Tussen de clusters en de beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving die niet bij een cluster zijn aangesloten, worden afspraken gemaakt over de kosten die gemoeid zijn met het aanbieden van woningen in de woonkranten.
3. Tussen clusters en beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving worden uitgewerkte afspraken over de aanbiedingsprocedure in een draaiboek vastgelegd.
Art. 17
Aanmelding
1. Belangstellende ouderen voor een woning in een beschermde woonomgeving kunnen zich aanmelden bij een of meer clusters. Zij kunnen zich na inschrijving abonneren op de woonkrant en vervolgens reageren op de hierin aangeboden woningen.
2. Tenzij huishoudens met een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving direct worden bemiddeld, schrijven zij zich in en nemen een abonnement op de woonkrant bij het cluster van hun voorkeur en reageren zij op de in de woonkrant aangeboden woningen. Om gebruik te kunnen maken van hun indicatie moeten zij een kopie van hun indicatie mee te sturen met hun inschrijfformulier. Zij betalen inschrijf- en abonnementskosten.
Art. 18
Toewijzing
In afwijking van het gestelde in artikel 6, vijfde lid, van dit convenant geldt dat het huishoudensinkomen, de regiobinding en de leeftijd van huishoudens die behoren tot de categorie kandidaten in het bezit van een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving, niet worden getoetst. De corporatie of beheerder toetst wel de datum van aanvraag voor een indicatie van deze geïndiceerden.
Art. 19
Percentage woningen voor huishoudens met een indicatie
1. De clusters bieden per complex een bepaald percentage van de woningen in een beschermde woonomgeving met voorrang aan huishoudens met een indicatie voor zo’n woning. De hoogte van dit percentage komt overeen met het percentage woningen in een beschermde woonomgeving waarvan Burgemeester en Wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 2a.2.3. lid 1 van de Huisvestingsverordening 1999 hebben vastgesteld dat het per woningcomplex ten hoogste mag worden toegewezen aan huishoudens die beschikken over een door Burgemeester en Wethouders afgegeven positieve indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving;
2. Wanneer Xxxxxxxxxxxx en Wethouders besluiten om het in artikel 2a.2.3 lid 1 van de Huisvestingverordening 1999 bedoelde percentage woningen te verhogen, dan zullen de clusters het in het eerste lid genoemde percentage overeenkomstig verhogen.
Art. 20
Volgordebepaling bij de toewijzing van woningen die met voorrang worden aangeboden aan huishoudens met een indicatie
1. Bij de toewijzing van woningen in een beschermde woonomgeving die op grond van artikel 19 van dit convenant met voorrang worden aangeboden aan huishoudens met een indicatie, wordt de volgende volgordebepaling gehanteerd:
a. stadsvernieuwingskandidaten die in het bezit zijn van een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving;
b. overige kandidaten in het bezit van een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving;
c. ouderen van 75 jaar en ouder;
x. xxxxxxx van 65 tot en met 74 jaar;
e. mensen jonger dan 65 jaar.
2. Binnen de categorie genoemd in het eerste lid onder b zijn de geïndiceerden met voorrang het eerst aan de beurt. Deze krijgen via directe bemiddeling een woning. Vervolgens wordt de volgorde bepaald op grond van de datum van aanvraag van de indicatie, waarbij degene die deze het eerst heeft aangevraagd het eerst aan de beurt is.
3. Binnen de categorieën genoemd in het eerste lid onder c, d en e, wordt de volgorde bepaald zoals beschreven in artikel 7, eerste en tweede lid, van dit convenant.
Art. 21
Volgordebepaling bij de toewijzing van de overige woningen in een beschermde woonomgeving
1. Bij de toewijzing woningen in een beschermde woonomgeving die niet met voorrang worden aangeboden aan huishoudens met een indicatie, wordt de volgende volgordebepaling gehanteerd:
a. ouderen van 75 jaar en ouder;
b. ouderen van 65 tot en met 74 jaar;
c. mensen jonger dan 65 jaar.
2. Binnen de categorieën genoemd in het eerste lid onder a, b en c, wordt de volgorde bepaald zoals beschreven in artikel 7, eerste en tweede lid, van dit convenant.
3. Huishoudens met een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving worden beschouwd als doorstromer, waarbij als woonduur de periode wordt beschouwd vanaf de datum dat deze huishoudens de aanvraag voor de indicatie indienden.
Art. 22
bemiddeling en begeleiding van huishoudens met een indicatie
1. Wanneer een huishouden met een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving een jaar na de toekenning van de indicatie nog geen woning heeft gevonden, bieden de clusters, op voorwaarde dat het huishouden na dat jaar opnieuw een indicatie heeft gekregen, eenmalig een woning aan. De clusters werken hierin met elkaar samen.
2. De Stedelijke Woningdienst beheert het bestand van huishoudens met een indicatie en signaleert welke huishoudens er gedurende het jaar niet in slagen om een woning in een beschermde woonomgeving te betrekken. Vervolgens draagt de Stedelijke Woningdienst zorg voor de begeleiding op maat van deze huishoudens.
3. Aan geïndiceerden met voorrang en aan huishoudens die al bij de indicatiestelling niet zelfredzaam genoeg geacht worden om zelf met behulp van een woonkrant een woning te zoeken, draagt de Stedelijke Woningdienst zorg voor de begeleiding op maat van deze huishoudens en besluit of deze al dan niet via directe bemiddeling door een verhuurder moeten verhuizen naar een woning in een beschermde woonomgeving.
4. De corporaties en beheerders dragen zorg voor de begeleiding van stadsvernieuwingskandidaten met een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving uit hun eigen bezit. Nadere afspraken hierover tussen clusters, beheerders en corporaties worden in een draaiboek vastgelegd.
Art. 23
Rapportage
De Stedelijke Woningdienst zal periodiek rapporteren over de ontwikkeling van de wachttijden van de kandidaten in het bezit van een indicatie door Tot en Met voor een woning in een beschermde woonomgeving.
Art. 24
De overgangsperiode
Bij een aantal complexen woningen in een beschermde woonomgeving staan ouderen ingeschreven op een wachtlijst voor een woning in het betreffende complex.
Een klein aantal ouderen op de wachtlijst is in het bezit van een zogenaamde CAOB-indicatie. Voor de ouderen op de wachtlijsten gelden de volgende overgangsafspraken:
a ouderen in het bezit van een CAOB-indicatie komen als eerste in aanmerking voor de woningen die leegkomen in het complex waarvoor zij op de wachtlijst staan
b de ouderen die zonder indicatie op de wachtlijst staan worden uitgebreid geïnformeerd over hun mogelijkheden binnen de nieuwe toewijzingsregeling. Zij kunnen geen rechten meer ontlenen aan hun plaats op de wachtlijst. Wanneer in individuele gevallen blijkt dat de volgordebepaling op basis van woonduur voor hen tot een onrechtvaardige situatie leidt, dan kan in plaats daarvan, op basis van de hardheidsclausule, de inschrijvingstijd op de wachtlijst geteld worden.
Paragraaf 3.2. Woningen voor gehandicapten.
Art. 25
Woningen die specifiek gebouwd of aangepast zijn voor toewijzing aan gehandicapten (onder andere rolstoeltoegankelijke en FOKUS-woningen) en woningen die met subsidie voor deze groep geschikt gemaakt zijn voor een bedrag van meer dan ƒ 6000,- exclusief BTW worden gereserveerd voor deze specifieke doelgroep;
Paragraaf 3.3. Atelierwoningen.
Art. 26
Atelierwoningen worden gereserveerd voor kunstenaars. Met subsidie gebouwde ateliers en atelierwoningen worden uitsluitend toegewezen aan bepaalde categorieën kunstenaars. De bemiddeling en toewijzing geschieden op voordracht van de Stichting Woon- en Werkruimten voor Kunstenaars;
Paragraaf 3.4 Zelfstandige studentenhuisvesting
Art. 27
Zelfstandige woonruimte voor studenten waaraan het Ministerie van Onderwijs of de Universiteit van Amsterdam een financiële bijdrage hebben geleverd wordt gereserveerd voor studenten. Deze zelfstandige woningen worden uitsluitend aan studenten toegewezen.
Hoofdstuk 4. Verdere bepalingen.
Art. 28
Kosten.
Over de kosten ten aanzien van inschrijving, abonnement, indicatie, vergunning en administratie zijn nadere afspraken gemaakt.
Partijen zullen zich inzetten voor het beperken van het totaal van deze kosten tot op een aanvaardbaar niveau.
Art. 29
Nadere afspraken.
Deze overeenkomst is door partijen verder uitgewerkt in een draaiboek, met inachtneming van de Huisvestingsverordening 1999.
Art. 30
Geschillen.
1. Conflicten tussen partijen bij deze overeenkomst die voortvloeien uit de interpretatie van deze overeenkomst, worden, zo deze niet naar tevredenheid van partijen zijn opgelost in de overlegstructuren, zoals bedoeld in art. 2 van dit convenant, binnen 21 dagen na het laatste overleg voorgelegd aan een geschillen- commissie. Partijen kunnen ieder afzonderlijk een beroep doen op de commissie.
2. De commissie zoals bedoeld in lid 1, dient te bestaan uit drie personen. Een lid wordt benoemd op voorspraak van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, een lid door Burgemeester en Wethouders van Amsterdam en een derde lid op voorspraak van eerder genoemde leden.
3. Binnen veertien dagen na ontvangst van de stukken doet de commissie, gehoord hebbende de partijen, uitspraak naar bevind van zaken. Deze uitspraak is een zwaarwegend advies voor partijen.
4. De leden van de commissie stellen zelf een reglement van orde vast.
5. De commissie doet alleen gevraagd uitspraak.
Art. 31
Inwerkingtreding en beëindiging van de overeenkomst.
De overeenkomst vervangt het Convenant Woonruimteverdeling 1999 (Gemeenteblad 1995, afd. 3, nr. 99) en wordt aangegaan voor één jaar en wordt daarna, zo niet door één van de partijen opgezegd, stilzwijgend verlengd. Er geldt een opzegtermijn van zes maanden.
Art. 32
Tussentijdse wijziging.
Wijziging van deze overeenkomst is te allen tijde mogelijk indien partijen daarover overeenstemming hebben bereikt.
Indien landelijke wet- of regelgeving of regionale afspraken daartoe aanleiding geven, zal deze overeenkomst tussentijds worden aangepast.
Art. 33
Klachtencommissie.
Woningzoekenden kunnen indien zij door een besluit ter uitvoering van deze overeenkomst rechtstreeks in hun belang worden getroffen, hun beklag doen bij de onafhankelijke klachtencommissie ex art. 4 van de Huisvestingswet. Uitspraken van deze commissie strekken de partijen, betrokken bij dit convenant, tot bindend advies.
Aldus overeengekomen 17 december 1998 te Amsterdam.
Gemeente Amsterdam, De Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties
De Wethouder voor de Volkshuisvesting De Directeur
drs. D.B. Stadig drs. G.P. Anderiesen
B. Artikelsgewijze toelichting op het Convenant Woonruimteverdeling 1999
Art. 1
Een aantal begrippen is in dit artikel uitgelegd:
a cluster: er zijn drie clusters van corporaties. Elk van de clusters geeft uitvoering aan hetgeen in dit convenant is bepaald;
b corporatie: het betreft hier een corporatie die de Beleidsovereenkomst Volkshuisvesting Amsterdam 1998 heeft ondertekend en die deel uitmaakt van één van de drie clusters van corporaties.
c doorstromer: bij het begrip doorstromer gaat het om huishoudens/ woningzoekenden die daadwerkelijk een zelfstandige woning in de regio achterlaten ongeacht of het een huur- of koopwoning betreft, dan wel een particuliere of sociale huurwoning. Ook de huurhoogte en het gebied binnen de regio veroorzaken geen onderscheid. Deze definitie wordt door alle drie de clusters gehanteerd.
Bewoners van onzelfstandige G-HAT’s , bewoners van zogenaamde O&W-kamers (studentenkamers) en bewoners van groepswoningen worden niet langer als doorstromer beschouwd. Degenen onder hen die op basis van het Convenant Woonruimteverdeling 1996 woonduur hebben opgebouwd krijgen deze als overgangsrecht mee.
Nieuwe bewoners van dergelijke huisvesting wordt bij het sluiten van het huurcontract de mogelijkheid geboden zich als starter bij een cluster in te schrijven.
d voor leden van corporaties en huishoudens die in het bezit waren van een
urgentieverklaring kan als woonduur ook de opgebouwde lidmaatschapsduur of de opgebouwde urgentieduur gelden als die langer is dan de werkelijke woonduur .
f voor leden van corporaties en huishoudens die in het bezit waren van een
urgentieverklaring kan als inschrijftijd ook de opgebouwde lidmaatschapsduur of de opgebouwde urgentieduur gelden als die langer is dan de werkelijke inschrijfduur als starter.
i met ingang van dit convenant is een apart hoofdstuk met afspraken over de verdeling van woningen in een beschermde woonomgeving.
Art. 2
In dit artikel wordt ingegaan op de taakverdeling tussen de gemeente en de corporaties/clusters. Beleidsvoorbereiding vindt in gezamenlijkheid plaats tussen de gemeente en de corporaties en andere betrokken partijen. Tot deze laatste categorie behoren het Amsterdams Steunpunt Wonen en de stadsdelen. De vaststelling van het beleid vindt uiteindelijk plaats door de gemeente. Uitgangspunt hierbij is dat er gestreefd wordt naar overeenstemming tussen alle partijen. Bij de verdeling van sociale huurwoningen met een huur tot aan de huurprijsgrens uit de Huisvestingsverordening 1999 wordt inschrijving en bemiddeling voor en toewijzing van die woningen overgedragen aan de corporaties. De gemeente draagt zorg voor de intake van voorrangskandidaten.
Art. 3
In de informatieverschaffing is een onderscheid gemaakt naar specifieke informatie met betrekking tot de positie van woningzoekenden en algemene informatie. De clusters dragen zorg voor de informatie met betrekking tot de specifieke positie van woningzoekenden, zoals doorstromers, starters, voorrangskandidaten, alsmede over inschrijving, te verwachten wachttijden en de manier van bemiddeling en toewijzing binnen het cluster. De gemeente draagt zorg voor de informatieverschaffing met betrekking tot de woningmarkt in het algemeen en met betrekking tot de regels van het woonruimteverdelingssysteem.
Gebleken is dat minder zelfredzame groepen behoefte hebben aan meer informatie en voorlichting. De corporaties zullen hieraan tegemoet komen. Gemeente en corporaties zullen zich ook inspannen om deze groepen op een meer actieve manier te benaderen.
Art. 4
In dit artikel wordt aangegeven dat de corporaties leegkomende woningen in de woonkranten aanbieden. Dat geldt niet voor woningen waarvoor kandidaten die buiten het aanbodstelsel om bemiddeld worden in aanmerking komen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij woningen die aan verblijfsgerechtigden worden aangeboden en woningen die onder de 1% norm worden toegewezen.
De nieuwbouwwoningen van woningcorporatie Nieuw Amsterdam worden ook in de woonkranten aangeboden. De bestaande complexen van deze corporatie vielen tot nu toe vanwege de moeilijke verhuurbaarheid buiten de bepalingen van het convenant. Het cluster Archipel zal mogelijkheden zoeken om ook deze woningen in de aanbodkrant aan te bieden. De verhuurbaarheid hoeft daardoor niet in gevaar te komen, omdat bij slecht verhuurbare complexen normversoepeling onverminderd van kracht blijft.
Art.5
Inschrijving als woningzoekende ─ waarbij de datum van inschrijving de kans op een woning bepaalt ─ vindt alleen nog plaats door starters bij één of meer clusters. De datum van inschrijving is bepalend voor de kansen op toewijzing. Hoe langer de inschrijving, hoe groter de kans op een woning. Voor doorstromers geldt de woonduur als criterium bij de volgordebepaling van toewijzing. Hier geldt hoe langer de woonduur, hoe groter de kans op een woning. Voor beide categorieën geldt dat zij in aanmerking kunnen komen voor een woning door te reageren op woningen uit de woonkrant nadat zij een abonnement daarop hebben genomen.
Art.6
Toewijzing vindt vervolgens door de corporatie plaats aan de hand van de bepalingen in de Huisvestingsverordening 1999. Het gaat hierbij om de huur-/inkomens- en bezettingsnormen. In dit convenant is bepaald dat het in het kader van segregatie wenselijk is een gedeelte scheef toe te wijzen. Dit scheef toewijzen mag echter niet meer zijn dan 25% van de groep één-, twee- en driekamerwoningen en maximaal 25% van de vierkamerwoningen met een huur lager dan ƒ 675 (zoals opgenomen in de Huisvestingsverordening 1999). Bovendien mag alleen scheef worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrenzen, die worden gehanteerd bij de primaire doelgroep, tot een maximum van ƒ 63.000 (zoals opgenomen in de Huisvestingsverordening 1999). Dit zijn afspraken die voor de gehele stad gelden, met uitzondering van de buurtcombinaties die behoren tot het voormalige stadsdeel Zuid, de stadsdelen Buitenveldert/Rivierenbuurt en de binnenstad. Voor deze stadsdelen geldt dat maximaal 10% scheef mag worden toegewezen.
De resultaten van de toewijzing dienen te worden gepubliceerd. Het convenant vermeldt een aantal voorwaarden voor publicatie. Daaraan is met ingang van dit convenant ook verantwoording over de toewijzing aan geïndiceerden voor een woning in een beschermde woonomgeving toegevoegd.
De corporaties zoeken bij het stellen van minimuminkomenseisen bij de toewijzing zoveel mogelijk aansluiting bij het gemeentelijk fiatteringsbeleid huursubsidie. De uitvoeringsafspraken worden in een beleidsnotitie van de corporaties vastgelegd.
Ten slotte verleent de gemeente achteraf een vergunning na voordracht door een cluster. Hierbij kan de gemeente, zo nodig, brondocumenten opvragen bij de desbetreffende clusters.
Art. 7
Bij de volgordebepaling is uitgegaan van vijf categorieën, te weten: in eerste instantie degenen die als gevolg van calamiteiten met absolute voorrang gehuisvest moeten worden, daarna de stadsvernieuwingskandidaten, vervolgens de medische voorrangskandidaten, vervolgens de sociale voorrangskandidaten, vervolgens de stadsvernieuwingsbetrokkenen en tot slot de doorstromers en de starters.
Indien meerdere stadsvernieuwingskandidaten gelijktijdig opteren voor een woning, wordt in principe voorrang gegeven aan de kandidaat met de oudste voorrangsverklaring. Indien een kandidaat aantoonbaar langer dan vijf jaar in het stadsdeel woont, krijgt deze onder bepaalde omstandigheden voorrang boven andere stadsvernieuwingskandidaten.
Art. 8
De overgangsperiode voor urgenten loopt op 1 januari 1999 af. Daarna kunnen geen rechten meer ontleend worden aan de urgentieverklaring. Na 1 januari kunnen alleen corporatieleden nog oude rechten verzilveren. In art. 8 wordt aangegeven dat corporatieleden hun opgebouwde rechten nog één keer kunnen verzilveren.
Art. 9
In dit artikel worden de afspraken en taakverdeling rond de bemiddeling van en toewijzing aan voorrangskandidaten globaal vastgelegd. Stadsvernieuwingskandidaten en stadsvernieuwingsbetrokkenen behoren wel tot de voorrangskandidaten, maar worden niet in de verdeling over sociale en particuliere markt meegerekend. Maximaal 3000 woningen per jaar worden toegewezen aan medische en sociale voorrangskandidaten. In het draaiboek zijn deze afspraken nader uitgewerkt. De SWD draagt zorg voor de begeleiding van voorrangskandidaten van 75 jaar en ouder.
Art.10
Volgens de Huisvestingsverordening 1999 worden stadsvernieuwingskandidaten en stadsvernieuwingsbetrokkenen gerekend tot de voorrangskandidaten. Corporaties die opdrachtgever zijn van stadsvernieuwings- en herstructureringsprojecten, zijn bevoegd om een voorrangsverklaring aan stadsvernieuwingskandidaten en stadsvernieuwingsbetrokkene in mandaat te verstrekken. De clusters zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop zij de stadsvernieuwingskandidaten aan een woning helpen en voor de informatieverstrekking en begeleiding van stadsvernieuwingsbetrokkenen, met inachtneming van de in het convenant en de Huisvestingsverordening genoemde voorwaarden. Een deel van de stadsvernieuwingskandidaten van de particuliere markt wordt eveneens voorgedragen bij de clusters.
Art. 11
In dit artikel zijn een aantal afspraken vastgelegd over het met voorrang aanbieden van beganegrondwoningen, woningen op de eerste etage en woningen bereikbaar met lift. Het is een nadere uitwerking van artikel 2.3.3. van de Huisvestingsverordening 1999. Het gaat om globale afspraken die verder in uitvoeringsafspraken moeten worden vastgelegd. In verband met het gebrek aan grote woningen is voor de vierkamerwoningen die tot deze categorie behoren met een huurprijs boven de ƒ 675 de voorrang in ieder geval beperkt tot de groep medisch geïndiceerden met minimaal 1 kind.
Art. 12
In dit artikel zijn de globale afspraken over het reserveren van grote woningen voor of het met voorrang aanbieden van deze woningen aan grote huishoudens vastgelegd. Er worden inspanningsverplichtingen afgesproken over het aantal jaarlijks te huisvesten grote huishoudens. Om die inspanningsverplichtingen te halen, mogen corporaties op grond van artikel 2.3.2. lid 3 van de Huisvestingsverordening 1999 vierkamerwoningen reserveren voor of met voorrang aanbieden aan huishoudens met tenminste twee kinderen, vijfkamerwoningen reserveren of met voorrang aanbieden aan huishoudens met tenminste drie kinderen en zeskamerwoningen reserveren voor of met voorrang aanbieden aan huishoudens met tenminste vijf kinderen. De clusters moeten de overwegingen die bepalen of een woning voor deze huishoudens wordt bestemd in uitvoeringsafspraken vastleggen.
De clusters rapporteren jaarlijks over de inspanningsverplichtingen en over de gereserveerde of met voorrang aangeboden woningen.
Art. 14
In dit artikel is een algemene afspraak opgenomen om aan te geven dat partijen kunnen besluiten ook over andere dan de in artikel l1, 12 en 13 genoemde groepen afspraken te maken.
Paragraaf 3.1.
In paragraaf 3.1. zijn in de artikelen 15 tot en met 24 de afspraken opgenomen over de taakverdeling, toewijzing en volgordebepaling van zogenaamde woningen in een beschermde woonomgeving, en afspraken over eventuele begeleiding van kandidaten voor deze woningen. Behalve de bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties aangesloten verhuurders, zijn deze afspraken ook gemaakt door enkele niet bij de Federatie aangesloten beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving.
Art. 15
In dit artikel wordt ingegaan op de taakverdeling tussen de gemeente en de verhuurders.
Bij de verdeling van de woningen in een beschermde woonomgeving behoren de inschrijving, aanbieding en toewijzing tot de taken van de verhuurders. De gemeente houdt zich bezig met de indicatiestelling voor deze woningen en met de informatievoorziening aan en, indien nodig, begeleiding van geïndiceerden.
Art. 16
Alle woningen in een beschermde woonomgeving worden in een aparte rubriek aangeboden in één van de drie aanbodkranten van de clusters. De niet bij een cluster aangesloten corporaties moeten hiervoor met een cluster een contract sluiten over het aanbieden van hun woningen in de woonkrant. De drie clusters zullen voor het adverteren van woningen door niet aangesloten eigenaren gelijke tarieven hanteren.
Art. 17
In principe zoeken zowel woningzoekenden met als woningzoekenden zonder indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving zelf een woning door te reageren op het aanbod in de woonkranten. Alleen voor bepaalde geïndiceerden met voorrang en niet zelfredzame huishoudens is bemiddeling op maat mogelijk. Deze bemiddeling is nader vormgegeven in artikel 22.
Art. 18
Bij de toewijzing van woningen in een beschermde woonomgeving aan kandidaten met een indicatie, hoeven de verhuurders slechts te toetsen op de datum van de aanvraag van de indicatie.
Art. 19
Volgens de Huisvestingsverordening 1999 mag per complex slechts maximaal een bepaald, door B en W vastgesteld percentage van de woningen in een beschermde woonomgeving worden verhuurd aan huishoudens met een indicatie voor zo’n woning. Om te zorgen dat dit percentage niet wordt overschreden, is afgesproken dat per complex ook slechts ditzelfde percentage van de aangeboden woningen met voorrang wordt aangeboden aan geïndiceerden. Ook niet-geïndiceerden mogen op deze woningen reageren. Dit percentage zal echter worden verhoogd of verlaagd als B en W besluiten om het percentage woningen in een complex dat maximaal mag worden verhuurd aan mensen met een indicatie te verhogen of verlagen.
Art. 20
In dit artikel is de volgordebepaling opgenomen bij toewijzing van dat deel van de woningen dat met voorrang wordt aangeboden aan huishoudens met een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving.
Uiteraard gaan de huishoudens met een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving voor op ouderen zonder indicatie. Binnen de groep geïndiceerden hebben degenen de eerste keus die uitgeplaatst moeten worden uit hun woning. Voor mensen met een indicatie is geen leeftijdscriterium van toepassing. Voor de overige oudere kandidaten speelt leeftijd wel een rol.
Art. 21
In dit artikel is de volgordebepaling opgenomen bij toewijzing van dat deel van de woningen waarvoor huishoudens met een indicatie niet met voorrang in aanmerking komen. Hierbij wordt de volgorde bepaald op grond van het behoren tot bepaalde leeftijdscategorieën. Binnen deze leeftijdscategorieën is de volgordebepaling hetzelfde als die voor gewone huurwoningen.
Hoewel zij geen voorrang krijgen, kunnen ook huishoudens met een indicatie in aanmerking komen voor deze woningen. Wanneer zij reageren op het aanbod worden zij beschouwd als doorstromer, waarbij echter niet hun werkelijke woonduur hun kansen bepaalt, maar waarbij de datum van aanvraag van de indicatie als woonduur wordt beschouwd. Wanneer geïndiceerden hun werkelijke woonduur willen laten gelden voor deze woningen, kunnen zij een tweede abonnement nemen op de woonkrant als niet-geïndiceerde.
Art. 22
In artikel 22 is de taakverdeling vastgelegd rond de bemiddeling en begeleiding van mensen met een indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving. Voor geïndiceerde huishoudens die zich niet goed (blijken te) kunnen redden in het aanbodsysteem draagt de Stedelijke Woningdienst zorg voor begeleiding op maat, die kan variëren van uitleg over het systeem tot hulp bij het invullen van woonbonnen en overleg met verhuurders of clusters over actieve bemiddeling.
Aan mensen van wie de indicatie na een jaar vervallen is, maar die door Tot en Met kort daarna opnieuw geïndiceerd worden, zullen de clusters eenmalig een passende aanbieding doen.
De eigenaren dragen zelf zorg voor de begeleiding van kandidaten die moeten worden uitgeplaatst uit hun eigen verzorgingstehuizen.
Art. 23
Om bij te kunnen sturen is het nodig periodiek te rapporteren over wachttijden.
Art. 24
In artikel 24 is de overgangsregeling voor ouderen die in het bezit zijn van een zogenaamde CAOB-indicatie weergegeven. Deze ouderen blijven als eerste in aanmerking komen voor het complex waarvoor zij de indicatie hebben gekregen. Voor ouderen die zonder indicatie op een wachtlijst staan voor een woning in een bepaald complex gelden de nieuwe afspraken. In die gevallen waarin dat aantoonbaar tot onrechtvaardige situaties leidt, kan op grond van de hardheidsclausule daarop een uitzondering worden gemaakt.
Art. 25
Woningen voor gehandicapten worden voor deze groep gereserveerd.
Art. 26
Atelierwoningen worden gereserveerd voor kunstenaars en toegewezen door de stichting Woon- en Werkruimten voor Kunstenaars.
Art. 27
De Universiteit van Amsterdam wil een financiële bijdrage aan de bouw van zelfstandige woonruimte voor studenten leveren als deze woonruimte ook uitsluitend aan studenten wordt toegewezen. Ook in het verleden is op kleine schaal zelfstandige woonruimte voor studenten met subsidie van het Ministerie van Onderwijs gebouwd. Deze bepaling is opgenomen om het mogelijk te maken deze woningen uitsluitend aan studenten toe te wijzen.
Art. 28
In dit artikel is het streven van de partijen weergegeven om de kosten voor woningzoekenden op een aanvaardbaar niveau te houden.
Art. 31
Dit artikel geeft aan dat het aan de partijen gezamenlijk is te beoordelen, of een wijziging van de bestaande afspraken wenselijk is. Hierbij gelden geen specifieke restricties. Wijziging van rijksregelgeving kan eveneens aanleiding zijn wijzigingen in dit convenant aan te brengen.
Art. 32
Dit artikel geeft aan dat het aan de partijen gezamenlijk is te beoordelen, of een wijziging van de bestaande afspraken wenselijk is. Hierbij gelden geen specifieke restricties. Wijziging van rijksregelgeving kan eveneens aanleiding zijn wijzigingen in dit convenant aan te brengen.
Art. 33
De Huisvestingswet noemt bij gebruikmaking van een convenant bij woonruimteverdeling expliciet een onafhankelijke klachtencommissie als instantie waar bezwaren van woningzoekenden in behandeling dienen te worden genomen.