Gemeente Schouwen- Duiveland
Gemeente Schouwen- Duiveland
Vastgesteld bestemmingsplan
‘Uitbreiding jaarrondpaviljoens Noordzeestrand’
Gemeente Schouwen- Duiveland
Vastgesteld bestemmingsplan
‘Uitbreiding jaarrondpaviljoens Noordzeestrand’
Inhoud
1. toelichting
2. bestemmingsplanregels
3. verbeelding
identificatienummer: NL.IMRO.1676.00012BpGhp-vast
referentie: 00160.006bp17
opdrachtgever: Gemeente Schouwen-Duiveland datum: januari 2011
status: vastgesteld bestemmingsplan
Toelichting
INHOUD
1 Inleiding 9
1.1 Aanleiding 9
1.2 Ligging en plangrenzen 9
1.3 Vigerend bestemmingsplan 9
1.4 Leeswijzer 9
2 Beleidskader 11
2.1 Inleiding 11
2.2 Rijksbeleid 11
2.3 Provinciaal beleid 16
2.4 Regionaal beleid 17
2.5 Gemeentelijk beleid 22
2.6 Conclusie beleid 25
3 Inventarisatie en analyse 27
3.1 Inleiding 27
3.2 Ruimtelijke structuur 27
3.3 Functionele structuur 29
3.4 Planbeschrijving 29
3.5 Instrumentarium 33
4 Milieu en duurzaamheid 35
4.1 Inleiding 35
4.2 Archeologie en cultuurhistorie 35
4.3 Bodem 35
4.4 Water 36
4.5 Ecologie 37
4.6 Bedrijven 40
4.7 Geluid 41
4.8 Luchtkwaliteit 41
4.9 Externe veiligheid 42
4.10 Licht 43
4.11 Energie en duurzaamheid 43
5 Juridische vormgeving 45
5.1 Inleiding 45
5.2 Plansystematiek 45
5.3 Bestemming 46
6 Handhaving 49
6.1 Inleiding 49
6.2 Handhavingsbeleid gemeente 49
6.3 Ontwikkeling gestructureerd toezicht 50
6.4 Uitvoering handhaving 50
7 Economische uitvoerbaarheid 51
8 Maatschappelijke toetsing en overleg 53
8.1 Vooroverleg 53
8.2 Ter inzage legging 53
8.3 Ambtelijke wijzigingen 53
8.4 Zienswijzen 54
Bijlagen
1) Natuurtoets Arcadis augustus 2010 inclusief aanvullende memo december 2010
2) Cafetariamodel strandpaviljoens
3) Marktonderzoek
4) Nota inspraak en overleg
5) Vaststellingsbesluit
C’est la Vie
De Zwaluw Zuid-Zuid-West
Corazon
De Strandtent
Situering projectlocaties op luchtfoto (bron: Google Earth)
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Eind 2008 / begin 2009 zijn bij de gemeente Schouwen-Duiveland vijf aanvragen binnen gekomen van strandpaviljoenhouders met een seizoenspaviljoen om over te gaan op jaarrond openstelling.
In het huidige bestemmingsplan ‘partiële herziening strandpaviljoens’ is reeds voor 8 locaties een jaarrondpaviljoen bestemd. De gevraagde ontwikkeling van 5 extra jaarrondpaviljoens is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. Tevens voldoet het vigerende bestemmingsplan nog niet aan de RO standaarden 2008. Daarom is het noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor deze ontwikkeling.
1.2 Ligging en plangrenzen
De projectlocaties zijn gelegen op het Noordzeestrand langs van de Kop van Schouwen binnen de gemeente Schouwen-Duiveland. Op de afbeelding ‘Zonering Noordzeestrand’ op pagina 28 is de zonering van het Noordzeestrand te zien, alsmede de ligging van de aanwezige strandpaviljoens.
De ontwikkeling betreft de volgende strandpaviljoens:
- C’est la Vie;
- De Zwaluw;
- Zuid-Zuid-West;
- Corazon;
- De Strandtent.
De locaties van de betreffende strandpaviljoens zijn op de luchtfoto weergegeven.
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Momenteel vigeert binnen het plangebied het bestemmingsplan ‘partiële herziening strandpaviljoens’, vastgesteld op 23 februari 2006 en goedgekeurd op 13 juni 2006. De gevraagde ontwikkeling past niet binnen de regeling van het vigerende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan biedt niet de ruimte om 5 extra jaarrondpaviljoens te realiseren.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is onderdeel van het bestemmingsplan ‘Uitbreiding jaarrondpaviljoens Noordzeestrand’. Andere onderdelen van dit bestemmingsplan zijn de bestemmingsplanregels en de verbeelding. De toelichting is opgebouwd volgens de gemeentelijke standaard en bestaat uit de volgende hoofdstukken:
• In hoofdstuk 2 is het relevante ruimtelijke beleid beschreven;
• In hoofdstuk 3 zijn de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied opgenomen alsmede een planbeschrijving van de gewenste ontwikkeling;
• In hoofdstuk 4 komen de relevante milieuaspecten en het aspect duurzaamheid aan bod;
• In hoofdstuk 5 wordt de juridische vormgeving beschreven met een toelichting op de gebruikte bestemmingen;
• In hoofdstuk 6 wordt het handhavingsbeleid beschreven;
• In hoofdstuk 7 is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven;
• In hoofdstuk 8 wordt tot slot beschreven op welke wijze maatschappelijke toetsing en overleg heeft plaatsgevonden.
Bij het bestemmingsplan zijn tevens de uitgevoerde onderzoeken en het cafetariamodel als bijlagen toegevoegd.
2 Beleidskader
2.1 Inleiding
De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door Rijks-, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid samengevat. Een groot deel van dit hoofdstuk is integraal overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ‘partiële herziening strandpaviljoens’.
2.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte
De Nota Ruimte (2006) bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het schept ruimte voor ontwikkeling en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen.
Voor de kust heeft het rijk de volgende doelstelling: waarborging van de veiligheid tegen overstromingen vanuit zee met behoud van de (inter)nationale ruimtelijke waarden waarbij de gebiedsspecifieke identiteit een belangrijke kernkwaliteit is.
In het nationaal ruimtelijk beleid staan voor dit gebied specifiek de volgende opgaven centraal:
- een integraal kustbeheer;
- begrenzing en bescherming van het kustfundament;
- introductie van een strategie voor het beheer van de zandige kust;
- op sterkte hebben en behouden van de zeewering.
De Nota Ruimte gaat ook in op het bouwbeleid in het kustfundament en maakt onderscheid in twee zones: bebouwd gebied en niet-bebouwd gebied. Voor bebouwd gebied geldt het ‘ja, mits’-principe. Voor het niet-bebouwd gebied en het strand geldt het ‘nee, tenzij’-principe voor nieuwe permanente bebouwing. De nadere uitleg van dit beleid is geconcretiseerd in de ‘Beleidslijn kust’ uit september 2007. Met deze beleidslijn trekt het rijk het interim-beleid kustzone 1997 expliciet in.
Het rijk stelt zich voor de kust een dubbele doelstelling. Ten eerste moet de veiligheid tegen overstromingen worden gewaarborgd. Dit gebeurt door behoud en verbetering van het kustfundament (de ‘drager’ van de waterkerende duinen en dijken) en door versterking van acht prioritaire zwakke schakels in de zeewering: de zeevakken Den Helder-Callantsoog, Hondsbossche en Pettemer zeewering, waterkering Noordwijk, waterkering Scheveningen, Hoek van Holland-Kijkduin, Flaauwe Werk, Zuidwest-Walcheren en West-Zeeuws-Vlaanderen. Ten tweede moet het bijzondere karakter van de kust behouden blijven. Grote delen van de kust zijn beschermd als natuur- of waterwingebied. In de kustplaatsen zijn beide doelstellingen van invloed. Door de zeespiegelstijging kan in de toekomst meer ruimte nodig zijn voor versterking van de zeewering. Tegelijk vragen de groeiende bevolking en economie om ruimte.
3e kustnota ‘Traditie, Trends en Toekomst’
De druk op de kust vanaf land en zee neemt toe. Voorts wordt door klimaatverandering een versnelde zeespiegelstijging verwacht. Dit vergt in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen. In de 3e Kustnota ‘Traditie, Trends en Toekomst‘ (Ministerie van Verkeer en
Waterstaat, 2000) staat de ruimtebehoefte vanuit veiligheidsoogpunt centraal, om de mogelijkheid voor noodzakelijke toekomstige maatregelen open te houden. Ten opzichte van de 2e Kustnota Kustbalans (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1995) wordt in de 3e Kustnota een sterkere relatie gelegd tussen kustveiligheid en ruimtegebruik. In feite is deze nota een nadere uitwerking van de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) voor het onderwerp kustveiligheid, want één van de pijlers van NW4 is de versterking van de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.
Voorwaarden aan de locatie voor strandpaviljoens
De jaarrondaanwezigheid van bebouwing op het strand is vanuit veiligheidsoogpunt in principe ongewenst. Daar geldt een "nee, tenzij"-benadering. Voor strandpaviljoens geldt een beperkte uitzondering. Voor brede, nog onbebouwde duingebieden is jaarrondaanwezigheid van strandpaviljoens ongewenst. Jaarrondaanwezigheid van strandpaviljoens is vanuit veiligheid en beperking van de risico’s alleen op die locaties toegestaan waar sprake is van een directe functionele relatie met:
- een kustplaats deels gelegen in de waterkering;
- een kustplaats direct achter de waterkering;
- een recreatieconcentratiepunt in of achter de waterkering.
In deze gebieden kan de afweging vanuit natuurbeleid of andere belangen leiden tot een andere beoordeling van de mogelijkheden van jaarrondaanwezigheid en -exploitatie van strandpaviljoens. Naast de voorwaarden, gericht op veiligheid, kunnen vanuit belangen van ruimtelijke ordening en natuur en landschap aanvullende voorwaarden of beperkingen worden gesteld. Hierbij valt te denken aan voorwaarden met betrekking tot:
- de mate van concentratie van strandpaviljoens;
- de omvang van het zomergebruik;
- de aanwezigheid van een ontsluitingsroute;
- de breedte van de bebouwing vlak achter de zeereep;
- de mate van maatschappelijke inpassing.
Strandpaviljoens en een veerkrachtige kustverdediging kunnen goed samengaan als risicobewust wordt gebouwd en het paviljoen een technisch en economisch korte levensduur heeft. Elke vijf jaar kan de locatie van het paviljoen aangepast worden aan de natuurlijke ontwikkeling van het duin. Nieuwe vergunningen voor jaarrondaanwezigheid en -exploitatie zullen vanuit het oogpunt van het kustbeheer daarom alleen voor beperkte duur worden verleend.
Voorwaarden aan alle strandpaviljoens ten behoeve van het kustbeheer, onafhankelijk van locatie
De 3e Kustnota stelt dat alle paviljoens dienen te voldoen aan de door de beheerder van het strand en de waterkering te stellen voorwaarden. Het modelconvenant van de pilot "Zandvoort" met betrekking tot jaarrondexploitatie vormt hiervoor de basis. Belangrijke voorwaarden zijn:
- op palen (bij jaarrondaanwezigheid);
- verplaatsbaar binnen een week;
- demontabel;
- minimale vloerhoogte, maximale omvang / hoogte afhankelijk van de overschrijdingsfrequentie van de lokale waterstand;
- daadwerkelijke jaarrondexploitatie ten behoeve van de strandrecreatie;
- schade voor rekening van de eigenaar;
- geen recht op extra bescherming en / of suppletie.
Per kustvlak kunnen, afhankelijk van de lokale omstandigheden, aanvullende en licht afwijkende voorwaarden gesteld worden. Jaarrondexploitatie bij kustplaatsen heeft een relatie met de procedure die ten behoeve van het vaststellen van contouren doorlopen dient te worden. Jaarrondaanwezigheid kan pas ingaan nadat de contouren en recreatieconcentratiepunten afdoende planologisch verankerd zijn.
Bij het planologisch mogelijk maken van jaarrondexploitatie moet rekening worden gehouden met het vigerende kustbeleid dat door de provincie in het omgevingsplan is verwoord. Het kustbeleid in het omgevingsplan is gebaseerd op het kustbeleidsplan dat door de provincie, Waterschappen en Rijkswaterstaat in 2004 is vastgesteld.
Bij het opstellen van het kustbeleidsplan en later het omgevingsplan is beleid geformuleerd mede op basis van de 3e kustnota. In de 3e kustnota wordt jaarrondexploitatie van strandpaviljoens gekoppeld aan zgn. recreatieconcentratiepunten. Daar waar een recreatieconcentratiepunt aan de kust gelegen is, is het toegestaan om strandpaviljoens jaarrond te exploiteren.
In Zeeland is echter voor sommige paviljoens al vóór de vaststelling van de 3e kustnota jaarrond exploitatie toegestaan. Bovendien is de kust van Zeeland niet te vergelijken met de Hollandse kust, waar duidelijke recreatieconcentratiepunten aan te wijzen zijn. Voor de Zeeuwse kust is dit veel moeilijker omdat de badplaatsen in Zeeland vaak verder landinwaarts liggen en de omvang een stuk kleiner is. In het provinciaal kustbeleid is daarom onderscheidt gemaakt tussen twee zones in het kustbeheer: zones met een dynamisch beheer en zones met een niet-dynamisch beheer. Jaarrondexplotatie is mogelijk daar waar de kust niet dynamisch beheerd wordt, hier is het toeristisch belang gelijkwaardig aan het natuur belang. In de dynamisch beheerde gebieden is jaarrondexploitatie niet toegestaan. In deze zones is het natuurbelang groter dan het recreatiebelang.
Deze zonering in dynamisch en niet-dynamisch beheerde gebieden kan worden beschouwd als vervanging van de recreatieconcentratiepunten uit de 3e kustnota.
Beleidslijn kust (2007)
De Beleidslijn kust (2007) bestaat uit een Beleidsbrief met een Uitwerking en een toelichting. De Beleidslijn kust bevat onder meer een kader vanuit het waterveiligheidsbelang voor toetsing van ingrepen of activiteiten met een ruimtebeslag. De Beleidslijn kust maakt een onderscheid in:
I. Beleid voor bestaand bebouwd gebied;
II. Beleid voor onbebouwd gebied;
III. Beleid voor semipermanente – jaarrond aanwezige bouwwerken op het strand;
IV. Voorwaarden.
Ad II. Het bevoegd gezag kan medewerking verlenen aan ingrepen, bij: c) Voorzieningen van openbaar belang: Nutsvoorzieningen, voorzieningen voor operationeel beheer door hulpdiensten, natuur, drinkwaterwinning en andere zaken tot nut van het algemeen.
Ad III. Ten aanzien van semi-permanente jaarrond aanwezige bouwwerken op het strand geldt dat deze in beginsel zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan bepaalde zonerings- en uitvoeringsvoorwaarden (‘ja, mits’-benadering). De invulling of aanvulling
van deze voorwaarden is gebieds- en locatieafhankelijk. De uitvoeringvoorwaarden van het rijk voor semi-permanente jaarrond aanwezige bouwwerken vanuit het oogpunt van waterveiligheid zijn:
▪ De geldigheidsduur van de vergunning is tijdelijk, meestal vijf jaar.
▪ De positionering van de paviljoens:
- afstand uit duinvoet of afrastering;
- afstand tot strand- en paalhoofden;
- fundering op (verwijderbare) palen of xxxxxx xxxxxxxx aan te passen.
▪ Bouwvoorschriften voor deze bouwwerken;
- minimale vloerhoogte;
- hoogte van het paviljoen;
- waterkeringstechnische voorwaarden voor de doorvoer van kabels en leidingen;
- verplaatsbaarheid van de bebouwing (verplaatsbaar binnen orde van een week), de bebouwing moet demontabel zijn;
- berekend op uit elkaar kunnen vallen van de bebouwing bij blootstelling aan zware golven.
Ad IV. Naast de uitvoeringsvoorwaarden gelden er vanuit de waterveiligheid algemene voorwaarden zoals:
▪ Geen belemmering voor meegroeien met de zee, kustlijnzorg en waterstaatswerk;
▪ Er is sprake van een zodanige situering, ontwerp en uitvoering van de ingreep dat voldaan wordt aan ‘zacht waar kan en hard waar moet’;
▪ Er is geen sprake van een feitelijke belemmering van het onderhoud, de huidige veiligheid of toekomstige versterking van de primaire waterkering inclusief de ruimte nodig voor 200 jaar zeespiegelstijging;
▪ Indien van toepassing voldoen aan de Keur van het Waterschap.
Net als voor andere buitendijkse activiteiten geldt voor jaarrondaanwezigheid en -exploitatie van strandpaviljoens en andere semi-permanente bouwwerken op het strand dat ze plaatsvinden op eigen risico.
Jaarrond
Op grond van de 3e Kustnota kon het verlenen van vergunning voor het jaarrond aanwezig zijn van strandpaviljoens alleen plaatsvinden op die locaties waar sprake was van een directe functionele relatie met een kustplaats of een recreatieconcentratiepunt en wanneer de mogelijkheid daartoe afdoende planologisch was verankerd.
Deze koppeling met het ruimtelijke ordeningspoor is in de Beleidslijn kust niet meer als voorwaarde opgenomen voor het verlenen van een vergunning op grond van de Waterwet. In dit geval bestaat er vanuit het waterstaatsbelang geen bezwaar tegen het jaarrond laten staan van het strandpaviljoen.
Geldigheidsduur
In de Beleidslijn kust is bepaald dat de geldigheidsduur van de vergunning tijdelijk zal zijn, waarbij uitgegaan wordt van vijf jaar. De grondslag voor deze termijn vloeit voort uit het gegeven dat primaire waterkeringen op grond van de Wet op de waterkering om de vijf jaar
dienen te worden getoetst op veiligheid. Op basis van de uitkomsten van deze vijfjaarlijkse toets zou het kunnen voorkomen dat de primaire waterkering dient te worden aangepast, waarbij de betreffende locatie in het geding zou kunnen komen.
Teneinde vergunninghouder enige mate van zekerheid te kunnen bieden, zal de geldigheidsduur van de vergunning op een langere periode worden gesteld, met dien verstande dat een voorschrift zal worden opgenomen dat na de vijfjaarlijkse toetsing de locatie kan worden herzien.
Bouwvoorschriften
Rijkswaterstaat en het Waterschap hebben afspraken gemaakt over vloerhoogtes van strandpaviljoens in de provincie Zeeland. Voor seizoensgebonden paviljoens bedraagt deze minimaal 2 meter en voor jaarrond minimaal 3 meter boven strandniveau.
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) stelt, na de wetswijziging die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, nieuwe regels inzake de bescherming van natuur en landschap. De wet onderscheidt drie soorten beschermde gebieden (Natura-2000-gebieden), te weten:
a. door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
b. door de minister van LNV aangewezen Beschermde Natuurmonumenten;
c. door Xxxxxxxxxxxx Staten aangewezen Beschermde landschapsgezichten.
De locaties in het onderhavige bestemmingsplan behoren allemaal tot het Natura 2000-gebied Voordelta. Dit gebied is definitief aangewezen. Ook is er voor dit gebied al een in werking zijnd beheerplan.
In dit beheerplan is het bestaand gebruik opgenomen. Voor het bestaand gebruik dat benoemd is in het beheerplan is geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Valt het gebruik niet onder bestaand gebruik, dan zal aangetoond moeten worden dat er geen significante effecten zijn te verwachten bij dat bepaalde gebruik.
In de directe nabijheid ligt verder het natuurbeschermingsgebied de Kop van Schouwen. In een beschermd natuurgebied is het verboden zonder vergunning handelingen te verrichten die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis ervan, voor de dieren of planten daarin of die het natuurgebied ontsieren (artikel 16 Nbwet).
In dit opzicht is de Nbwet voor het bestemmingsplan van belang omdat bij de voorbereiding van het plan onderzocht moet worden of deze wet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Dat zal zich voordoen, wanneer de uitvoering van het bestemmingsplan tot handelingen leidt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Nbwet kan worden verkregen.
De Kop van Schouwen is ook aangemeld als Habitatbeschermingsgebied. Wat betreft het aangemelde Habitatbeschermingsgebied zal gelet op de toekomstige definitieve aanwijzing als Natura 2000-gebied bij de voorbereiding van het bestemmingsplan bezien dienen te worden of de uitvoering van het plan een significante aantasting van de te beschermen habitats en natuurwaarden kan meebrengen.
Gedeputeerde Staten zijn het bevoegd gezag voor de vergunningverlening en handhaving in het kader van de Natuurbeschermingswet voor het merendeel van de activiteiten in en grenzend aan de Natura-2000-gebieden. Activiteiten worden getoetst aan de
aanwijzingsbesluiten, instandhoudingsdoelstellingen en beheersplannen. Voor de Kop van Schouwen is nog geen beheerplan beschikbaar. Voor het Natura 2000-gebied Voordelta, wel.
2.3 Provinciaal beleid
Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 (30 juni 2006)
In het Omgevingsplan Zeeland zijn drie voormalige provinciale plannen (streekplan, milieubeleidsplan en waterhuishoudingsplan) geïntegreerd tot één plan. Het plan bevat de provinciale visie op de ruimtelijke toekomst van Zeeland. Duurzaam ontwikkelen vormt het centrale uitgangspunt. Dit uitgangspunt is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:
▪ Het versterken van de bijzondere Zeeuwse omgevingskwaliteiten;
▪ Het faciliteren van de noodzakelijke en gewenste economische dynamiek;
▪ Het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het vasthouden aan een gematigde bevolkingsgroei.
Voor de natuurgebieden, het strand en de zee is de strategie beschermen aangegeven. Het gaat daarbij om zeer kwetsbare en waardevolle gebieden. In deze gebieden zijn nieuwe projecten, plannen of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van een gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Dit beschermingsregiem sluit aan bij het afwegingskader in de Nota Ruimte voor de Ecologische Hoofdstructuur. Daarnaast geldt voor deze gebieden nationale en internationale wetgeving, zoals de Natuurbeschermingswet. Rond bestaande natuurgebieden geldt een afwegingszone van 100 meter, waarbij de invulling afhankelijk is van de mate van openheid en de verstoringsgevoeligheid van het natuurstreefbeeld.
In het Omgevingsplan Zeeland wordt vermeld dat de Kop van Schouwen provinciaal Belvedère- gebied is. Voor het strand worden de paalhoofden als kenmerkende elementen genoemd. Het strand maakt deel uit van de Voordelta. Hoofddoelstelling voor dit gebied is de veiligstelling van de natuurlijke ontwikkeling in relatie tot de kustbescherming. De ecologische kwaliteiten zijn daarbij richtinggevend voor andere (ruimtelijke) ontwikkelingen. Het gebied is belangrijk als kinderkamer voor vis en als broed-, foerageer- en overwinteringsgebied voor vogels. Op de droogvallende platen rusten zeehonden. Bijna de hele kust wordt intensief gebruikt voor strandrecreatie.
Op de beleidskaart Zonering Deltawateren is aangegeven dat voor het strand de recreatiefunctie primair is en voor het aansluitende deel van de zee de natuurfunctie. Het strand en de duinen maken verder deel uit van de beschermingszone van de waterkering. In de brede duingebieden staat natuurontwikkeling voorop; waar geen natuurlijke processen aan de orde zijn, bestaan ruime mogelijkheden voor recreatie. Op deze locaties is eveneens sprake van jaarrondexploitatie van strandpaviljoens. Het waterschap Zeeuwse Eilanden heeft een zonering in de zandige kust aangebracht, waarbij het beheer van de waterkeringen het ordenend principe is. De zonering maakt onderscheid tussen dynamisch en niet-dynamisch beheer. Intensieve recreatie, zoals paviljoens en strandhuisjes kan plaatsvinden in niet-dynamische kustvakken.
Op de Omgevingsplankaart in het Omgevingsplan Zeeland zijn voor de Kop van Schouwen dezelfde recreatieconcentraties aangegeven als in het Streekplan Zeeland. Uitgangspunt blijft dat concentratie van grootschalige recreatieve ontwikkeling hier plaatsvindt.
Indien ontwikkelingen plaatsvinden binnen een gebied kan verevening aan de orde zijn. Het principe van verevening wil zeggen dat een ‘rode’ ontwikkeling gepaard dient te gaan met een gelijktijdige investering in de omgevingskwaliteiten, publieke voorzieningen of de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij moet het in alle gevallen gaan om een fysiek-ruimtelijke ontwikkeling die aantoonbaar zoveel mogelijk een directe relatie heeft met initiatief of project. Deze relatie kan gelegd worden op individueel initiatiefniveau (bijvoorbeeld bij nieuwe economische dragers), op projectniveau en of op gebiedsniveau (bijvoorbeeld in een gebiedsvisie, gebiedsprogramma).
Er zijn twee hoofdvormen van het vereveningsprincipe:
- verevening door een investering te doen in de omgevingskwaliteit of publieke voorzieningen;
- de ruimte voor ruimte benadering.
Bij het toepassen van het vereveningsprincipe in de vorm van investeringen in publieke voorzieningen is gesteld dat maatwerk mogelijk is, mits er sprake is van een goede argumentatie en onderbouwing. Het Cafetariamodel dat bij uitbreiding van strandpaviljoens van toepassing is, geeft hier invulling aan door de mate van vergroting te koppelen aan de mate van investering in publieke voorzieningen. Het werkelijke uitvoeren en behoud wordt geborgd met een privaatrechtelijke overeenkomst. Er wordt pas aan een vergroting van een strandpaviljoen meegewerkt nadat er een privaatrechterlijke overeenkomst is afgesloten.
2.4 Regionaal beleid
Zeeuws Kustbeleidsplan 2004
Het Zeeuws Kustbeleidsplan is opgesteld door het Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen (ZOW). In het plan wordt het rijksbeleid voor de kust uitgewerkt in een integraal afwegingskader voor de kustzone van Zeeland. Centraal staat de zorg voor de waterkeringen (het veiligheidsbelang). Het Kustbeleidsplan heeft geen formele status. Van belang voor onderhavig bestemmingsplan is dat de kust van de Kop van Xxxxxxxx niet is aangemerkt als zogenaamde ‘zwakke schakel’. In het Kustbeleidsplan wordt ingegaan op het medegebruik van waterkeringen. Binnen de randvoorwaarde dat de veiligheid in het achterland duurzaam gewaarborgd blijft, is er ruimte voor andere vormen van gebruik. Het waterschap Zeeuwse Eilanden maakt onderscheid in delen van de kust die dynamisch beheerd (brede duinen, natuurontwikkeling primair) worden en delen die niet dynamisch beheerd worden. Deze zonering sluit aan op het strandbeleid van de gemeente.
De keuze tussen dynamisch en niet-dynamisch kustbeheer is voor de waterkeringbeheerders maatgevend voor de bebouwingsmogelijkheden en het jaarrond aanwezig zijn van strandpaviljoens. Waar dynamisch kustbeheer plaatsvindt, is elke vorm van bebouwing ongewenst. Bestaande bebouwing mag blijven staan, maar moet wel demontabel zijn en voldoen aan de voorwaarden die de beheerder in zijn ontheffing heeft gesteld. Op stranden zonder dynamisch beheer is nieuwe bebouwing vanuit het waterkeringsbelang toe te staan, zowel seizoensgebonden als jaarrond. Voor bouwen in de kustzone is een vergunning nodig van de waterkeringbeheerder.
Het ‘Zeeuws Kustbeleidsplan 2004’ wordt momenteel herzien. Dit beleid wordt op termijn vervangen door de Zeeuwse Nota Waterkeringen.
Waterkeringbeheerplan 2008-2013 ‘De waterkering veilig gebruikt’
In het Waterkeringbeheerplan heeft het Waterschap het ‘Zeeuws Kustbeleidsplan’ verder uitgewerkt. Het geeft aan hoe het Waterschap in de periode 2008-2013 wil omgaan met de waterkeringen die het beheert. Met het Waterkeringbeheerplan wordt voldaan aan de verplichting die is neergelegd in de Verordening op de waterkeringen Zeeland.
Gelet op het gestelde in de Beleidslijn kust (september 2007), De Nota Ruimte (2006) en de bepalingen van de Waterwet (2009), ziet het Waterschap geen bezwaren tegen het onder voorschriften plaatsen en behouden van strandpaviljoens op het strand, voor zover gelegen binnen de gemeente Schouwen-Duiveland in niet dynamisch beheerde gebieden. Op die locaties waar het Waterschap de primaire waterkering beheerd en geen dynamisch kustbeheer nastreeft, ziet het Waterschap eveneens in het kader van de bescherming kustfundament en kustlijnzorg geen bezwaren voor genoemde jaarrondexploitatie van strandpaviljoens. Voor Xxxxxxxx komt dat er op neer dat het waterschapbeleid toestaat dat alle paviljoens behalve ‘De Strandloper’ jaarrond mogen worden geëxploiteerd.
Uitwerking beleid strandpaviljoens in Zeeland van het Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen (februari 2001)
Het Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen (ZOW) heeft in februari 2001 de notitie ‘Uitwerking beleid strandpaviljoens in Zeeland’ vastgesteld. Deze notitie vormt een regionale uitwerking van het beleid zoals geformuleerd in de 3e Kustnota en biedt aanknopingspunten en acties voor de verdere afstemming, structurering en stroomlijning van de beleidsvoering door de betrokken overheden. De nota is bedoeld als beleidskader voor de partners, waarbij de beleidsuitwerking en implementatie aan de partijen zelf is.
Beleidsdoelen overheden
In de notitie worden de doelen omschreven die de betrokken overheden elk voor zich of gezamenlijk met de beleidsuitwerking voor ogen hebben. Deze doelen bieden een verklaring voor de te stellen criteria en voorwaarden.
Alle overheden: algemeen.
1. Behoud en ontwikkeling (ruimtelijke) "kwaliteiten" van de kust.
2. Overheden zijn uitgesloten van aansprakelijkheid voor storm-, golf- en / of hoogwaterschade en van exploitatieschade als gevolg hiervan.
3. Er is afstemming tussen overheden voor wat betreft de hantering van de beleidsinstrumenten (vergunningafgifte en dergelijke).
Waterschap, rijk, provincie: Waterkeringsbeheer en kustlijnzorg.
4. Geen ongewenste invloed op (huidig en toekomstig) functioneren en beheer van de zandige zeewaterkering.
5. Geen belemmering van natuurlijke processen (ongestoorde duinontwikkeling) en geen (verdere) bolwerkvorming.
Gemeente, provincie: regionaal ruimtelijk en toeristisch-recreatief beleid, milieubeleid (inclusief natuur).
6. Een strandpaviljoen dan wel een verandering (bouwkundig en / of in de exploitatie) daarvan dient een meerwaarde te hebben voor de kwaliteit van het toeristisch-recreatieve product ter plaatse en te passen binnen de (inter)gemeentelijke visie over het
strandgebruik (gericht op differentiatie en mobiliteit conform streekplan en gemeentelijke beleidsnota’s).
7. De aanwezigheid en het gebruik van een strandpaviljoen dient acceptabel te zijn vanuit milieuoverwegingen, en te sporen met de doelstellingen ten aanzien van de LNC-waarden (Landschap, Natuur, Cultuurhistorie).
8. De aanwezigheid van een strandpaviljoen dient expliciet in overeenstemming te zijn met het vigerende bestemmingplan, zodat bij de vaststelling en goedkeuring van dit plan een geautomatiseerde integrale afweging van met name de onder 1, 4, 5, 6 en 7 genoemde aspecten heeft plaatsgevonden.
Criteria en voorwaarden voor alle strandpaviljoens
In de nota wordt verder het volgende gesteld. "In rechtstreekse zin heeft een strandpaviljoenhouder altijd te maken met de waterkeringbeheerder en met de gemeente. De waterkeringbeheerder is de vergunningverlener op grond van de Wet Beheer Rijkswaterkeringswerken (Rijkswaterstaat beheerder) of de Keur (Waterschap beheerder). De waterkeringbeheerder hanteren daarbij de volgende voorwaarden.
- Het paviljoen is demontabel en moet op aanzegging van de beheerder binnen korte tijd (bijvoorbeeld één week) afgebroken en verwijderd kunnen worden. Voorts kan worden geëist dat de bebouwing in delen uiteen moet kunnen vallen (geen monolietconstructies). Een bouwkundig rapport of verwijderingplan kan gevraagd worden.
- Nadere eisen kunnen worden gesteld aan de fundering en in geval van paalfundering aan de paaldiepte en de minimale paalafstand.
- Er kan een minimale en eventueel een maximale afstand tot de (momentane) duinvoet worden voorgeschreven, evenzo een minimale afstand tot de (gemiddelde) hoogwaterlijn, een minimale afstand tussen strandpaviljoens onderling en een minimale afstand tot strand- en paalhoofden en stenen bermen.
- De maximale omvang / hoogte van het paviljoen alsmede de minimaal aan te houden vloerhoogte (onderkant vloerbalken), al dan niet na een suppletie, kan worden aangegeven.
- De aansprakelijkheid voor schade is uitgesloten evenals het recht op (extra) bescherming en / of suppletie bij strandverlaging.
- Het opruimen van alle resten en alle herstelwerk na storm is geheel voor risico van de exploitant.
- Zonder toestemming van de beheerder mag niet aan de duinvoet worden gegraven. Watertechnische voorwaarden kunnen worden gesteld voor de doorvoer van kabels en leidingen en voor de bereikbaarheid.
- In de vergunning wordt aangegeven of de standplaats ook buiten het zomerseizoen mag worden ingenomen (jaarrondpaviljoen)."
Als gemeentelijke instrumenten worden genoemd: de omgevingsvergunning, de huur- of pachtovereenkomst (op grond van de Gebruiksovereenkomst met de Dienst Domeinen), de vergunning(en) op grond van (gemeentelijke) verordeningen zoals de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) of gebaseerd op milieuregelgeving en / of Drank- en Horecawet. Niet al deze instrumenten zijn direct van toepassing op locationele aspecten van een strandpaviljoen of op de toelaatbaarheid van jaarrondexploitatie.
Ook wordt opgemerkt dat "daar waar gebruik gemaakt wordt van meerdere gemeentelijke instrumenten, daartussen een goede afstemming moet plaatsvinden. Er zijn vijf invalshoeken aangedragen voor het formuleren van concrete criteria en voorwaarden op basis van het relevante gemeentelijke beleid:
1. ruimtelijke toets (plaats, afmetingen, planologische afweging met andere belangen, waaronder natuur en landschap);
2. beeldkwaliteittoets (redelijke eisen van welstand, bouwkundige kwaliteit);
3. milieutoets (te stellen voorwaarden aan geluid-, licht- en geurhinder en afvalwaterafvoer);
4. recreatietoets (de toegevoegde recreatieve waarde in relatie tot het gemeentelijke recreatiebeleid);
5. mobiliteitstoets (de ontsluitingsaspecten in relatie tot het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid)."
Ten slotte wordt in de notitie vermeld dat "ook vanuit het natuurbelang en het beheer van natuurterreinen voorwaarden gesteld kunnen worden aan de doorvoer van kabels en leidingen door de duinen en aan overige werkzaamheden in het duingebied. In duingebied dat onder de Natuurbeschermingswet valt, is daarvoor een vergunning nodig die namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt verstrekt.
Extra criteria en voorwaarden voor jaarrondpaviljoens
In de notitie wordt gesteld: "in het algemeen zullen nieuwe jaarrondpaviljoens via de reguliere beleidsinstrumenten van beheerder en gemeente beoordeeld kunnen worden, waarbij enkele extra criteria gelden. Onderstaand worden deze criteria beschreven.
1. Niet op kustvlakken waar aan "dynamiek" en "veerkracht" een grote betekenis is toegekend en uit dien hoofde een flexibel en natuurlijk kust- en waterkeringsbeheer wordt of kan worden gevoerd. De waterkeringsbeheerder kan, eventueel in overleg met de natuurbeheerder van de duinen, aangeven om welke vakken het gaat.
2. Geen overige overtuigende bezwaren tegen aanwezigheid van het paviljoen buiten het zomerseizoen uit hoofde van waterkeringszorg en –beheer; voor jaarrondpaviljoens zal in elk geval een paalfundering worden voorgeschreven.
3. De gemeente toetst of jaarrondexploitatie:
a. op de gewenste locatie een directe functionele relatie heeft met een kustplaats of recreatieconcentratie in of direct achter de waterkering;
b. ook voor het overige past in het recreatieve beleid (kwaliteitsverbetering recreatieve product, differentiatie gebruik stranden, seizoensverlenging);
c. past in het mobiliteitsbeleid (ligging / ontsluiting, parkeer- en stallingvoorzieningen);
d. daadwerkelijk plaatsvindt (bijvoorbeeld af te leiden uit daarop gerichte investeringsplannen).
De gemeente kan aan de hand van een generieke toepassing van de criteria 3a, b en c op voorhand aangeven waar volgens deze criteria (nieuwe) jaarrondpaviljoens mogelijk zouden zijn. Alleen waar dit beeld volledig spoort met de door de waterkeringsbeheerder aan te geven mogelijkheden volgens criterium 1 kunnen nieuwe jaarrondpaviljoens worden toegestaan. Uiteraard kan de toetsing ook plaatsvinden aan de hand van een concrete aanvraag."
Betekenis voor de huidige en toekomstige situatie
Alle bestaande strandpaviljoens
- Alle bestaande strandpaviljoens zijn in beginsel als gegeven "planologisch geregeld en ingepast" (positief bestemd) in het bestemmingsplan ‘Partiële herziening strandpaviljoens’. De gemeenten zoeken naar de voor hen meest geëigende vorm van planologische regeling.
- Toepassing door de waterkeringsbeheerder en gemeente van de criteria en voorwaarden voor alle strandpaviljoens (en indien van toepassing voor jaarrondpaviljoens) kan een aanscherping van vergunningvoorwaarden betekenen.
- Uitbreiding van een bestaand paviljoen is alleen toegestaan na een integrale afweging door de gemeente en een aanpassing van het bestemmingsplan, waarbij uit het overleg met de waterkeringsbeheerder moet blijken of deze vergunning wil verlenen voor de uitbreiding.
- Alle vergunningen van de waterkeringsbeheerder en gemeente (en eventueel nog andere overheden) worden steeds zoveel mogelijk per dezelfde ingangsdatum verleend. Indien vergunningen een bepaalde geldigheidsduur hebben wordt bezien of de periodeduur kan worden gelijkgeschakeld.
De uitwerking Beleid Strandpaviljoens in Zeeland wordt momenteel herzien.
Nota Ontheffingenbeleid Waterkeringen (juli 2003)
In de Nota Ontheffingenbeleid Waterkeringen van het waterschap Zeeuwse Eilanden wordt wat betreft bouwwerken op het strand onderscheid gemaakt in strandhuisjes, strandpaviljoens en overige bouwwerken. Plaatsing van jaarrondpaviljoens is voor het Waterschap mogelijk in gebieden waar geen dynamisch kustbeheer wordt toegepast. Strandpaviljoens en andere bebouwing staan immers de natuurlijke processen in de duinen in de weg en zijn daarmee (in het stormseizoen) ongewenst in dynamisch te beheren gebieden.
Het Waterschap is van mening dat in dynamisch te beheren kustvakken harde constructies en bouwwerken op de stranden moeten worden vermeden. Dat betekent dat in deze gebieden geen nieuwbouw op de stranden zal worden toegestaan, tenzij daarmee een zwaarwegend belang wordt gediend. Op het dynamisch te beheren strand op de Kop van Schouwen bevindt zich één strandpaviljoen. Dit paviljoen heeft een seizoensgebonden ontheffing voor de periode tussen 1 maart en 1 november.
Jaarlijks wordt bekeken of in verband met een aangroeiende duinvoet verplaatsing van de paviljoens nodig zal zijn. De exploitant krijgt daarvan schriftelijk bericht. Indien verplaatsing nodig blijkt, krijgt de exploitant daarvoor uiterlijk één jaar de tijd. Na verplaatsing zal het Waterschap gedurende ten minste vijf jaar niet dwingen opnieuw te verplaatsen, met het oog op de financieel- economische belangen.
Aan strandpaviljoens stelt het Waterschap in de nota in ieder geval de volgende voorwaarden:
- twee tot vijf meter uit de duinvoet;
- strandpaviljoens mogen niet binnen vijf meter ter weerszijden van strand- en paalhoofden en stenen bermen worden geplaatst of uitgebreid;
- onderlinge afstand tussen paviljoens ten minste tweehonderd meter in verband met een ongestoorde ontwikkeling van het duin;
- vloer of bordes minimaal drie meter boven het strand na eventuele suppletie. Wanneer het bouwwerk ’s winters wordt verwijderd, is de minimale hoogte twee meter boven het strand, tenzij een suppletie voor dat strandgedeelte is voorzien;
- slechts een verwijderbare paalfundering is toegestaan;
- het gebouw is demontabel;
- er mag zonder toestemming van het Waterschap niet aan de duinvoet worden gegraven.
Het Waterschap heeft middels een schrijven van 25 maart 2004 aangegeven dat er vanuit watertechnisch oogpunt geen bezwaar is tegen funderingspalen boven het zand in de winterperiode. Indien palen onder het zand moeten worden gebracht, zou juist het graaf- en aanvulwerk de natuurlijke dynamiek kunnen verstoren. Een palenfundering is geen belemmering voor natuurlijke processen ter plaatse van het duinfront. Naar de mening van het
Waterschap kan het verplaatsen van de paalfunderingen zich beperken tot die palen die in de loop der tijd te dicht bij de duinvoet zijn komen te staan.
In verband met de jaarrondaanwezigheid van strandpaviljoens heeft het waterschap Zeeuwse Eilanden in februari 2001 een voorstel neergelegd voor de aanwijzing van kustvlakken met veerkracht. Op die gedeelten waar de duinen zodanig breed zijn dat een toekomstige verzwaring voor een periode van 50 jaar geheel binnen het huidige profiel kan worden opgevangen, vallen de landwaartse begrenzingen van de kern- en beschermingszone samen. Waar dat het geval is kan een dynamisch kustbeheer worden gevoerd. Dat geldt onder meer voor een groot deel van de Kop van Schouwen. In deze delen zijn geen jaarrondpaviljoens gewenst.
Met de inwerkingtreding van de Waterwet (per 22 december 2009) wordt de Nota Ontheffingenbeleid Waterkeringen van het Waterschap geactualiseerd en is de Keur waterschap Xxxxxxx Xxxxxxxx 0000 in werking getreden. In deze Keur is het begrip 'kernzone' vervangen door 'waterstaatswerk' en valt de 'buiten-beschermingszone' binnen de beschermingszone, met als aanduiding 'beschermingszone 50m strook'. Met de inwerkingtreding van de Waterwet is de ontheffing van de Keur vervangen door de watervergunning.
2.5 Gemeentelijk beleid
Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme
De recreatiesector is een belangrijke pijler van de economie van Schouwen-Duiveland. Om deze sector te versterken heeft de gemeente met dit actieprogramma in 2004 de koers uitgezet voor het toeristische beleid voor de periode 2005 tot en met 2015. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
1. kiezen voor recreatie en toerisme
2. kiezen voor behoud van de eigenheid
3. kiezen voor samenhang
4. kiezen voor kwaliteit
5. kiezen voor samenwerking
De notitie is de basis geweest voor de Nota Hoofdlijnen strand (en daaruit voortvloeiende nota’s) en de Strandvisie 2008-2013.
Strandvisie 2008-2013 (3 juli 2008)
In de Strandvisie 2008-2013, de opvolger van de Nota Hoofdlijnen Strand (door de raad vastgesteld op 17 juli 2003), heeft de gemeente Schouwen-Duiveland voor de komende jaren vastgelegd welk verzorgings- en voorzieningenniveau de gemeente nastreeft op en rond het Schouwse Noordzeestrand. De Strandvisie 2008-2013 geeft antwoord op de vraag welk kwaliteitsniveau de gemeente over vijf jaar op en om het Schouwse strand bereikt willen hebben.
Op 10 december 1997 is een gebruikersovereenkomst voor onbepaalde tijd getekend tussen de gemeente Schouwen-Duiveland en de Dienst der Domeinen. Hierin is bepaald dat de gemeente het Noordzeestrand vanaf de gemeentegrens op de Brouwersdam tot de Oosterscheldekering en het strandje bij Ouwerkerk tegen een vergoeding in gebruik krijgt om te exploiteren. Als gebruiker heeft de gemeente het recht onder haar verantwoordelijkheid aan derden tegen vergoeding vergunningen voor afzonderlijke strandinrichtingen te verlenen. Het
waterkeringbeheer van het strand langs de Kop van Schouwen is deels in handen van Rijkswaterstaat en deels in handen van het waterschap Xxxxxxx Xxxxxxxx.
Het strand is één van de peilers onder het toeristisch recreatief product op Schouwen- Duiveland. De kracht van het Schouwse strand ligt in de openheid en diversiteit van het strand. Een open en divers strand zijn twee sterke punten die niet onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan. Door de uitgebreide en specifieke zonering van het strand is de basis voor een divers strand met behoud van het open en natuurlijk karakter reeds gelegd. Grote stukken ongerept strand met natuurbeleving worden afgewisseld met zones voor allerlei (extreme) sporten, zoals kitesurfen en stuntvliegeren. Tevens is er, bijvoorbeeld bij de strandpaviljoens, ruimte om te genieten van luxe en comfort. De openheid moet behouden blijven en voorzieningen dienen daarom geconcentreerd te worden in de nabijheid van de strandovergangen. De gemeente dient er zorg voor te dragen dat elke doelgroep zich thuis voelt en blijft voelen op de Schouwse stranden. De komende jaren is het beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland erop gericht het Schouwse strand completer te maken, met behoud van de eigen identiteit.
Paviljoenhouders bieden een aanzienlijk deel van de openbaar toegankelijke voorzieningen aan. Langs het Schouwse strand staan in totaal 14 strandpaviljoens. Van de 14 strandpaviljoens hebben er momenteel 8 de mogelijkheid jaarrond te blijven staan en exploiteren. De gemeente streeft met het oog op seizoensverlenging naar uitbreiding van het aantal jaarrondpaviljoens en waarborging van de feitelijke jaarrondexploitatie van de paviljoens om het verzorgings- en voorzieningenniveau van de paviljoens naar een hoger niveau te tillen.
2e Wijziging beleidsnota zonering en ontwikkelingskader strand (6 oktober 2009)
In deze nota, voor het laatst gewijzigd in 2009, wordt per strandtype weergegeven welk voorzieningenniveau wordt nagestreefd. Aan de strandzonering wordt een ontwikkelingskader gekoppeld. Per strandopgang wordt bepaald welke activiteiten en ontwikkelingen gewenst zijn. De strandzonering en het ontwikkelingskader vormen de basis voor het zogenaamde cafetariamodel.
Ieder strandpaviljoen heeft een eigen verzorgingsgebied. Dit is het gebied rondom het strandpaviljoen, gemeten 150 meter rechts en 150 meter links, of (voor zover van toepassing) tot aan de helft van de afstand tot het naastgelegen paviljoen, en richting zee tot aan de vloedlijn, steeds gemeten vanuit het hart van het strandpaviljoen. De paviljoenhouder dient dit gebied schoon te houden van achtergelaten afval door de toeristen c.q. badgasten. In de vergunning houden we rekening met het uitgangspunt dat paviljoenhouders het eerste recht hebben om binnen hun verzorgingsgebied activiteiten te ontplooien. Dit eerste recht betreft niet de exploitatie van strandcabines. Indien van het eerste recht geen gebruik wordt gemaakt, is er ruimte voor vergunningverlening aan een derde. We staan vooral een concentratie van voorzieningen en activiteiten bij strandpaviljoens voor.
Op basis van de gebruikersovereenkomst met de Dienst der Domeinen (Staat) is de gemeente bevoegd vergunningen af te geven. Voor de strandpaviljoens worden privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten tussen gemeente en exploitant. In deze overeenkomsten worden de basisvoorzieningen vastgelegd, die een paviljoenhouder dient te realiseren ingevolge het cafetariamodel.
Cafetariamodel (22 november 2005)
Het Cafetariamodel strandpaviljoens is vastgesteld in het kader van de nadere planologische ontwikkeling van strandpaviljoens in het bestemmingsplan ‘Partiële herziening strandpaviljoens’. Hierin zijn de volgende richtlijnen opgesteld ten aanzien van de bouw van strandpaviljoens:
De oppervlakte van strandpaviljoens mag maximaal 450 m2 bedragen. Als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan mag een paviljoen worden vergroot tot maximaal 900 m2. Vergroting van de oppervlakte tot 900 m2 is alleen mogelijk als het voorzieningenniveau op het strand wordt verhoogd. Dit geschiedt aan de hand van een zogenaamd "cafetariamodel". Het cafetariamodel beschrijft welke voorzieningen gerealiseerd kunnen worden en hoeveel vierkante meters compensatie een paviljoenhouder voor realisatie van de betreffende voorzieningen krijgt om zijn paviljoen te vergroten. Aan vergroting van het paviljoen wordt een aantal eisen gesteld. De oppervlakte moet bijvoorbeeld verdeeld worden in binnenruimte, aansluitend terras en terras op strandniveau. Het cafetariamodel beschrijft hoe deze verdeling moet plaatsvinden.
Innoverende en nieuwe voorzieningen blijven mogelijk. Hiervoor is een procedure beschreven. Om de benaming "luxe paviljoen" te verkrijgen geldt een specifieke regeling. Voor de gemeente is het van belang dat voorzieningen daadwerkelijk worden uitgevoerd en behouden blijven. Beschreven is hoe dit wordt bewerkstelligd. In de bijlagen is het cafetariamodel terug te vinden.
Welstandsnotitie strand (1e wijziging vastgesteld op 22 november 2005)
In de Welstandsnotitie strand wordt de beeldkwaliteit van de bebouwde oppervlakten van strandpaviljoens, alsmede overige voorzieningen op het strand, zoals de voorzieningen benoemd in de beleidsnota zonering en ontwikkelingskader strand (hierna: de beleidsnota), bijvoorbeeld strandcabines en dergelijke, maar ook reddingsposten, beschreven.
Burgemeester en wethouders streven voor het strand een hoog beeldkwaliteitsniveau na. Zij willen het open en natuurlijke karakter van het strand van Schouwen-Duiveland behouden. Uitgangspunten in de gewenste beeldkwaliteit van alle voorzieningen, bouwwerken en dergelijke op het strand zijn dan ook:
- openheid;
- natuurlijkheid;
- eenheid;
- transparantie.
Strandpaviljoens en overige voorzieningen moeten strandtype-, strandovergang- en omgevingsgerelateerd zijn. Verder moet de beeldkwaliteit aansluiten bij het voorzieningenniveau en de kwaliteit van het strandproduct. Voor de strandpaviljoens worden eisen geformuleerd met betrekking tot:
- bebouwde oppervlakte en open karakter;
- innovatieve ontwerpen;
- hoogte paviljoen;
- uitstraling en materiaalgebruik;
- oriëntatie;
- harmonie (opstanden op strandniveau);
- overige voorzieningen zoals strandcabines, opslagunits en kinderspeeltuig.
Nota Kamperen (26 februari 2009)
De gemeente bepaalt door middel van de Nota Kamperen de algemene kaders waarbinnen de recreatiesector kan werken aan de ontwikkeling van het toeristisch product. Op termijn moeten op Schouwen-Duiveland kwalitatief hoogwaardige, innoverende en gezonde recreatiebedrijven aanwezig zijn, waar zoveel mogelijk gasten jaarrond veilig en vraaggericht in een gedifferentieerd kwaliteitsproduct kunnen recreëren.
Beleidsplan archeologie (2008)
De gemeente heeft een beleidsplan Archeologie vastgesteld in de raadsvergadering van 28 februari 2008. Dit archeologiebeleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Zo zijn de gekende waarden onderverdeeld in: terrein van zeer hoge archeologische waarde, terrein van hoge archeologische waarde en terrein van archeologische waarde. In de te onderzoeken waarden is een onderscheid gemaakt in onderzoeksgebied A en B. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). In hoofdstuk 4 wordt nader op het aspect archeologie ingegaan.
Vigerend bestemmingsplan
Momenteel vigeert binnen het plangebied het bestemmingsplan ‘partiële herziening strandpaviljoens’, vastgesteld op 23 februari 2006 en goedgekeurd op 13 juni 2006. Dit betreft een 3e herziening op het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied West’, van de voormalige gemeente Westerschouwen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 16 oktober 1972 en goedgekeurd op 30 januari 1974. Het plan is twee maal herzien: in 1976 (vastgesteld 7 maart 1977, goedgekeurd 22 augustus 1977) en in 1987 (vastgesteld 22 februari 1988, goedgekeurd
3 mei 1988).
In de 3e herziening is ten aanzien van de bestaande strandpaviljoens een planologisch- juridische regeling getroffen. Binnen het bestemmingsplan zijn de locaties gelegen binnen de bestemming ‘Strand’. Per strandopgang is hierin onder andere aangegeven hoeveel strandpaviljoens toegestaan zijn en hoeveel jaarrondpaviljoens toegestaan zijn.
Tevens vigeert binnen het plangebied het bestemmingsplan ‘partiële herziening duinvoetregeling strandpaviljoens’, vastgesteld op 25 september 2008 en goedgekeurd op 13 januari 2009. Het doel van deze herziening was het zodanig aanpassen van de voorschriften dat de bestemmingsregeling aansluit op de praktijk van het waterkeringbeheer.
Conclusie
De ontwikkeling past niet binnen de regeling van het vigerende bestemmingsplan. De mogelijkheid tot jaarrond openstelling van de vijf strandpaviljoens is niet mogelijk.
2.6 Conclusie beleid
In het vigerende bestemmingsplan was jaarrondexploitatie van de 5 paviljoens niet mogelijk omdat deze paviljoens niet gelegen waren bij recreatieconcentratiepunten. Met de komst van de ‘Beleidslijn kust’ in 2007 is dit standpunt herzien. Nu is jaarrondexploitatie mogelijk mits het strandpaviljoen gelegen is in een niet-dynamisch beheerd kustvlak. Hier voldoen alle 5 de paviljoens aan. Daarnaast past de gevraagde wijziging in het recreatiebeleid van de gemeente, is er voor de doelgroepen van de paviljoens voldoende parkeergelegenheid en is er met afzonderlijke ondernemingsplannen aangetoond dat jaarrondexploitatie de paviljoens financieel rendabeler maakt.
Zuid-Zuid-West
Corazon
De Zwaluw
C’est la Vie
Foto’s en luchtfoto’s strandpaviljoens Cést la Vie, De Zwaluw, Zuid-Zuid-West, Corazon
3 Inventarisatie en analyse
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zijn achtereenvolgens de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied uiteengezet. Tevens wordt de voorgenomen ontwikkeling kort toegelicht.
3.2 Ruimtelijke structuur
De ontwikkelingslocaties zijn gelegen op het Noordzeestrand in de Kop van Schouwen, nabij vijf strandopgangen. In onderstaande tabel is te zien welk strandpaviljoen bij welke strandopgang gesitueerd is. Gezien de verplaatsing van het strandpaviljoen ‘De Strandtent’ naar de oksel van de Brouwersdam heeft deze een nieuwe strandopgang ‘Scharendijke’. Deze strandopgang is nieuw aangelegd en zal in de nabije toekomst tevens verhard worden.
strandpaviljoen | naam strandopgang |
C’est la Vie | De Punt |
De Zwaluw | Watergat |
Zuid-Zuid-West | Wilhelminahoeve |
Corazon | Nieuweweg / Ellemeet |
De Strandtent | Scharendijke |
Ten aanzien van de plaatsing en afmetingen van de strandpaviljoens gelden de volgende eisen, voortvloeiend uit vigerend beleid en regelgeving:
Flexibele plaatsbepaling
Ten aanzien van de plaatsbepaling van de strandpaviljoens wordt een flexibele plaatsbepaling aangehouden. Om deze reden wordt ook geen gebruik gemaakt van bouwvlakken op de verbeelding. Dit heeft te maken met het uitgangspunt (voortkomende uit de eisen van het Waterschap) dat gemeten dient te worden ten opzichte van de duinvoet. Kenmerk van een hoogtelijn op de grens tussen strand en duinen, en zeker in een situatie waarbij de zandsuppletie plaatsvindt, is dat het geen vast punt in het terrein is. De duinvoet is niet geschikt om in te tekenen op de verbeelding omdat daarmee slechts een momentopname zou worden vastgelegd.
De afstand tussen het paviljoen en de duinvoet is per strandopgang vastgelegd en dient minimaal 5 meter te bedragen. Het is ruimtelijk gezien ongewenst dat bij uitvoering van het bestemmingsplan de strandpaviljoens te ver zeewaarts moeten worden geplaatst. Die situatie stuit ook op grote bezwaren van een aantal paviljoenhouders, in verband met de risico's en kosten van zeewater onder de paviljoens. Bovendien is in het algemeen het verder zeewaarts verplaatsen van de paviljoens met het oog op de waterkeringsbelangen ook niet noodzakelijk.
Vanwege de dynamiek van de duinen is het niet ondenkbaar dat op enig moment herbouw op een iets andere plaats noodzakelijk is. Tijdens de winter kunnen er veranderingen in het terrein zijn opgetreden in de duinvoet waardoor het gebouw op een andere plaats dient te worden opgebouwd. Dit vraagt om een flexibele bestemmingsregeling. Om deze redenen is gekozen voor een ‘verbaal’ bouwvlak dat binnen de bestemmingsgrenzen moet vallen.
De Strandtent
Foto en luchtfoto met nieuwe locatie strandpaviljoen “De Strandtent”
Zonering Noordzeestrand – gemeente Schouwen-Duiveland
Afstanden tot de strandopgang
Gezien het uitgangspunt van een flexibele plaatsbepaling is het nodig de toegestane afstand tussen strandopgang en paviljoen vast te leggen. Met het oog op de beleving van het strand mag het paviljoen niet het zicht vanaf de opgang op de zee belemmeren. Anderzijds dient er een duidelijke visuele relatie te bestaan tussen paviljoen en strandopgang. Als minimumafstand is in de vigerende regeling 25 meter tussen paviljoen en het hart van de strandopgang gehanteerd. De meeste strandpaviljoens staan op ongeveer die afstand. Als maximumafstand is 133,50 meter gehanteerd.
Omvang strandpaviljoens
Voor de omvang van de strandpaviljoens is in beginsel een totale maximale oppervlaktemaat van 450 m2 voor gebouw, gebouwd terras en strandterras (terras op strandniveau) toegestaan, waarbij voor elk van de genoemde onderdelen maximale maten en verhoudingen gelden. Via het cafetariasysteem mag een paviljoen onder voorwaarden (waarbij kwaliteitsverbetering van het (openbare) voorzieningenniveau in aansluiting op het strandtype belangrijk criterium is) worden uitgebreid tot maximaal 900 m2 (totaal gebouw, gebouwd terras en strandterras).
Binnen de oppervlaktematen van de strandpaviljoens mag maximaal 15 m2 gebruikt worden ten behoeve van opslag (ten behoeve van het paviljoen en / of verhuur van strandattributen). De specifieke opslagvoorzieningen die aanwezig waren bij de voormalige locatie van De Strandtent ten behoeve van een surfschool zijn op de nieuwe locatie niet meer toegestaan gezien deze activiteiten hier niet meer plaatsvinden. In combinatie met een strandpaviljoen mag de oppervlakte ten behoeve van openbare voorzieningen op het strand maximaal 100 m2 bedragen (tot een maximum van 25% van de oppervlakte van het paviljoen). Deze voorzieningen dienen binnen een afstand van 150 meter van een paviljoen te worden opgericht.
3.3 Functionele structuur
De vijf strandpaviljoens zijn reeds op de beoogde locaties in gebruik als seizoenspaviljoen. De ontwikkeling betreft geen verandering van het gebruik van de locaties. Wél betreft de ontwikkeling een wijziging van de duur van het gebruik van de locaties. In paragraaf 3.4 en hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden van dit gebruik getoetst aan enkele ruimtelijke en milieuhygiënische aspecten.
3.4 Planbeschrijving
De ontwikkeling betreft de jaarrondopenstelling van vijf bestaande strandpaviljoens. Vier van deze paviljoens zullen op dezelfde locatie gehandhaafd blijven. Éen paviljoen (De Strandtent) is recentelijk middels een wijzigingsbevoegdheid verplaatst van de strandopgang Brouwersdam II naar een nieuwe strandopgang ‘Scharendijke’ in de oksel van de Brouwersdam. Er is al een zandpad aanwezig, dat op korte termijn verhard wordt. De overige ontstane paden worden dan afgesloten.
Het uitgangspunt van de ontwikkeling is dus dat uitsluitend bij de genoemde strandopgangen en bestaande seizoensstrandpaviljoens planologische mogelijkheden geboden zullen worden voor een jaarrondopenstelling. Het totaal van 14 strandpaviljoens wordt niet uitgebreid. De juridisch planologische regeling voor deze seizoenspaviljoens en andere aanwezige seizoens- en / of jaarrondpaviljoens is in het vigerende bestemmingsplan ‘partiële herziening strandpaviljoens’ reeds getoetst en opgenomen. In het vigerende plan is per strandopgang aan de hand van vijf
aspecten getoetst of de vestiging van een seizoenspaviljoen kan worden toegestaan. Deze aspecten betreffen:
- toerisme en recreatie;
- natuur;
- waterkeringbelang;
- bereikbaarheid en ontsluiting;
- archeologie.
De jaarrond aanwezigheid van strandpaviljoens heeft andere ruimtelijke effecten dan de aanwezigheid van seizoenspaviljoens. Daarbij is van belang dat de recreatieve druk op het strand in de winter geringer is dan in het zomerseizoen en dat aan de bebouwing andere eisen worden gesteld in verband met het stormseizoen en het permanente karakter van de bebouwing. Ten behoeve van de jaarrondopenstelling van vijf extra paviljoens is een nieuwe toetsing noodzakelijk. Een toetsing aan de aspecten natuur en archeologie wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 4.
Toerisme en recreatie
Het jaarrond exploiteren van strandpaviljoens draagt bij aan de vanuit het toeristisch-recreatieve beleid gewenste seizoensverlenging. Het strandbezoek in het winterseizoen wordt aantrekkelijker doordat er ook in de winter horecamogelijkheden op het strand ontstaan, met uitzicht op de zee. Dat betekent dat ook de recreatieve gebruiks- en belevingsmogelijkheden van het strand en de kust worden vergroot (kwaliteitsverbetering). Bovendien zullen ondernemers extra (moeten) investeren in de jaarrondpaviljoens om aan de voorwaarden te kunnen voldoen (onder andere beeldkwaliteit). Tot slot geldt dat voor een toeristisch-recreatieve gemeente als Schouwen-Duiveland differentiatie van en aanvulling op het toeristisch product aan de kust meerwaarde in economisch opzicht betekent.
Daarbij moet vanuit het strandbeleid evenwel rekening worden gehouden met de doelstelling van kwaliteitsverbetering door differentiatie. Dit betekent dat de verschillende strandopgangen en de daarop aansluitende stranden ontwikkeld worden met eigen recreatieve accenten.
Om de toeristisch-recreatieve functie in goede banen te leiden is, afhankelijk van de ligging van de stranden ten opzichte van ontsluitingswegen, natuurgebieden, dorpskernen en dagrecreatieconcentraties, over het strandgebied een zonering gelegd (zie figuur strandzonering). Gekoppeld aan deze zonering is in de 2e wijziging Beleidsnota Zonering en ontwikkelingskader strand aangegeven welk voorzieningenniveau ten behoeve van de recreatieve functie op welke stranden wordt nagestreefd.
Bij de elf opgangen waar momenteel al seizoens- en jaarrondpaviljoens zijn toegelaten, zijn in beginsel seizoenspaviljoens gewenst en toelaatbaar. Op natuurstranden zijn geen strandpaviljoens aanwezig en evenmin gewenst. In algemene zin heeft het toestaan van jaarrondpaviljoens uit toeristisch-recreatief oogpunt een duidelijke meerwaarde vergeleken met de aanwezigheid van seizoenspaviljoens. Hiervoor zijn drie redenen:
- seizoensverlenging;
- productdifferentiatie;
- kwaliteitsverbetering.
De openstelling en exploitatie van vijf extra jaarrondpaviljoens strookt met de door de gemeente Schouwen-Duiveland uitgesproken wens om seizoensverlenging in de toeristisch-recreatieve
sector te bewerkstelligen. Belangrijk bij de overweging tot jaarrondopenstelling is dat dit voor de betreffende strandpaviljoens bedrijfseconomisch haalbaar is. Maar vooral belangrijk is welke invloed deze verruiming in het bestemmingsplan heeft op het toerisme op Schouwen-Duiveland. Ten behoeve van de jaarrond openstelling is door Online marktonderzoek in september 2009 een marktonderzoek uitgevoerd (zie bijlagen). Tevens hebben de vijf strandpaviljoenhouders ieder afzonderlijk een ondernemingsplan ingediend.
Uit het marktonderzoek en de ondernemingsplannen wordt geconcludeerd dat de jaarrondopenstelling voor verschillende doelgroepen aantrekkelijk is (o.a. wintergasten in bungalowparken, campings en hotels, natuurliefhebbers en sportieve recreanten en particulieren of bedrijven ten behoeve van kleinschalige bijeenkomsten).
De exploitatiebegrotingen tonen aan dat jaarrond exploitatie de strandpaviljoens (op de lange termijn) financieel gezonder maakt. Voor de respondenten van het onderzoek zijn strandpaviljoens een belangrijk ingrediënt van de totale mix van zaken die een dagje uit en een vakantie compleet maken (slechts 20% geeft aan nooit naar een strandpaviljoen te gaan). De meeste respondenten vinden het belangrijk dat strandpaviljoens geopend zijn in de winter.
Gelet op het voorgaande kan vanuit het oogpunt van toerisme en recreatie worden ingestemd met het jaarrond aanwezig zijn en exploiteren van de vijf strandpaviljoens op de genoemde locaties.
Waterkeringsbelang
Dit bestemmingsplan betreft vijf locaties. Vier locaties zijn gelegen in het beheergebied van het waterschap Xxxxxxx Xxxxxxxx. Eén locatie, De Strandtent, is gelegen in het beheergebied van Rijkswaterstaat. Het waterschap Zeeuwse Eilanden heeft op basis van het veerkrachtbeleid een onderscheid gemaakt naar kustdelen waar een dynamisch kustbeheer kan worden gevoerd en delen waar dit niet mogelijk is.
Bij dynamisch kustbeheer wordt de ligging van de waterkering (het strand en de duinen) mede door natuurlijke processen beïnvloed. Met het oog op deze natuurlijke processen zijn jaarrondpaviljoens in kustdelen waar sprake is van dynamisch kustbeheer niet gewenst. Kustgedeelten waarvoor dynamisch kustbeheer geldt, zijn aangegeven op de figuur ‘overzicht kustdelen dynamisch kustbeheer’ op pagina 32.
Op die locaties waar het Waterschap de primaire waterkering beheerd en geen dynamisch kustbeheer nastreeft, zien zij in het kader van de bescherming kustfundament en kustlijnzorg geen bezwaren voor genoemde jaarrondexploitatie strandpaviljoens.
De locatie van De Strandtent voldoet aan de in de beleidslijn gestelde voorwaarden met betrekking tot veiligheid en beperking van risico’s. Vanuit het waterstaatsbelang bestaat derhalve op dit punt geen bezwaar tegen het verlenen van een vergunning mits voldaan wordt aan in de Watervergunning gestelde voorschriften.
Bereikbaarheid en ontsluiting
Voor de bereikbaarheid en ontsluiting van de strandpaviljoens vormt ligging van de strandopgangen ten opzichte van de parkeermogelijkheden een belangrijk criterium. De aanwezige parkeervoorzieningen zijn goed bereikbaar per auto. Bij een bereikbare relatie tussen de strandopgangen en de aanwezige parkeervoorzieningen is uitgegaan van een maximale bereikbaarheidsstraal van 350 meter. Deze maat wordt als een aanvaardbare
Dynamisch kustbeheer Geen dynamisch kustbeheer
Overzicht kustdelen dynamisch kustbeheer
loopafstand van parkeerplaats tot strand gezien. De opgang van De Punt en Brouwersdam I voldoen aan de eisen gesteld aan bereikbaarheid en ontsluiting en zijn daarmee in beginsel geschikt voor jaarrondpaviljoens. De bereikbaarheid wordt beoordeeld vanuit zowel bereikbaarheid voor toeristen als voor inwoners van de gemeente.
Gesteld kan worden dat de strandpaviljoens C’est la Vie en Corazon voldoen aan de gestelde eisen. Gezien de ligging en toekomstige verharding van de nieuwe strandopgang Scharendijke (nabij Brouwersdam I) heeft ook deze strandopgang een goede bereikbaarheid en ontsluiting. De strandpaviljoens De Zwaluw en Zuid-Zuid-West beschikken niet over een parkeerplaats binnen een straal van 350 meter. Uit hun ondernemingsplan blijkt echter dat zij zich richten op andere doelgroepen waarbij andere vormen van bereikbaarheid (fiets, te voet) ook erg belangrijk zijn. Bij het strandpaviljoen De Zwaluw is aan de binnenzijde van de strandovergang een grote fietsenstalling aanwezig waar door veel recreanten gebruik van wordt gemaakt. Bij het strandpaviljoen Zuid-Zuid-West zorgen de ligging van het paviljoen en de relatie met de Zeeuwse Stromen voor een goede bereikbaarheid van deze doelgroepen. Bij beide strandpaviljoens behoren ook campinggasten uit de omliggende bungalows en campings tot een deel van de doelgroep. De strandpaviljoens kennen een goede bereikbaarheid voor deze gasten.
Toetsing van de locaties van de vijf paviljoens leidt tot de conclusie dat de paviljoens voldoende bereikbaar en ontsloten zijn en dat vanuit dit oogpunt vijf extra jaarrondpaviljoens derhalve toelaatbaar zijn.
3.5 Instrumentarium
Planologische regeling van de jaarrondpaviljoens is noodzakelijk teneinde vanuit de ruimtelijke ordening het oprichten van strandpaviljoens te kunnen reguleren. Bovendien is planologische regeling noodzakelijk om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen. Naast het ruimtelijke ordeningsspoor is andere sectorale regelgeving van toepassing op de strandpaviljoens. Zo is behalve omgevingsvergunning ontheffing nodig van het Waterschap voor bouwen in de zeewering, is een vergunning in het kader van de Drank- en Horecawet en een exploitatievergunning nodig, dient voldaan te worden aan de milieuregelgeving en is een vergunning in het kader van de Waterwet nodig. Bij uitbreiding van de oppervlakte van het paviljoen is wellicht een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig. Ten slotte is in aanvulling op deze publiekrechtelijke regelgeving een privaatrechtelijke overeenkomst tussen exploitant en gemeente gewenst. Van groot belang is dat de verschillende sporen niet strijdig met elkaar zijn, maar elkaar aanvullen.
In de voorliggende herziening van het bestemmingsplan wordt de jaarrond openstelling van vijf strandpaviljoens planologisch mogelijk gemaakt. Daarbij dient echter gewaarborgd te zijn dat verplaatsing van de jaarrondpaviljoens op grond van de Keur van het Waterschap en de Waterwet met het oog op het waterkeringsbelang mogelijk is. Aangezien het Waterschap en Rijkswaterstaat daartoe eigen rechtsmiddelen hebben, dient planologisch te worden geregeld dat de paviljoens binnen bepaalde marges kunnen worden verplaatst, indien dat op grond van de Keur of de Waterwet noodzakelijk is. Voorts is het bestemmingsplan het juridische kader om het gebruik en de hoogte- en oppervlaktematen van terrassen, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vast te leggen.
De aanpalende regelgeving is reeds deels opgenomen in de overige delen van deze toelichting (hoofdstuk 2 en 4). In deze paragraaf wordt hier niet nader uitgebreid op ingegaan. Toetsing aan deze regelgeving zal voor realisatie van de jaarrondpaviljoens plaatsvinden. Het gebruik van deze verschillende instrumenten zal zoveel mogelijk op elkaar afgestemd en gekoppeld dienen plaats te vinden.
4 Milieu en duurzaamheid
4.1 Inleiding
Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbaar en duurzaam gebied dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed werk- en leefklimaat worden ontwikkeld. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied, alsmede de duurzaamheid van de ontwikkeling nader toegelicht.
Ten behoeve van het opstellen van de planologisch-juridische regeling van de seizoens- en jaarrondpaviljoens in het vigerende bestemmingsplan “partiële herziening strandpaviljoens” zijn de paviljoens reeds aan de milieuhygiënische aspecten getoetst.
4.2 Archeologie en cultuurhistorie
Cultuurhistorie
Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie kan gesteld worden dat zich binnen het plangebied of in de directe omgeving geen structuren of panden bevinden die cultuurhistorisch waardevol worden geacht. Om die reden vormt cultuurhistorie geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.
Archeologie
Door de gemeente Schouwen-Duiveland is op 28 februari 2008 het archeologiebeleid vastgesteld. Dit nieuwe archeologie beleid is gedetailleerder dan het provinciale beleid. Uit de beleidskaart van dit gemeentelijk beleid komt naar voren dat vier strandpaviljoens gelegen zijn in onderzoeksgebied A. ‘De Strandtent’ is gelegen in een gebied waar lage archeologische verwachting geldt. In dit geval is archeologisch onderzoek niet vereist.
De ontwikkeling betreft voorts het gebruik van vijf bestaande strandpaviljoens als jaarrondpaviljoens. Om deze redenen vormt archeologie geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Ten behoeve van het strandpaviljoen C’est la Vie is ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. (mei 2005). Tijdens het uitgevoerde veldonderzoek zijn geen (duidelijke) aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische resten.
Wel is gezien de bescherming ten aanzien van toekomstige bouw- en graafwerkzaamheden waar nodig een dubbelbestemming in de regels van het plan opgenomen. Hiermee worden eventuele aanwezige waardevolle elementen beschermd.
4.3 Bodem
Op grond van artikel 8 van de Woningwet (Ww) en artikel 2.4 onderdeel d van de Regeling omgevingsrecht (Mor) dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd door een persoon of een instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit. Echter, de jaarrondpaviljoens worden of zijn op palen geplaatst en worden daarom beschouwd als
zijnde een bouwwerk wat de grond niet raakt. Voor deze bouwwerken is het uitvoeren van een bodemonderzoek op grond van artikel 8 lid 3 van de Woningwet niet verplicht.
Strandpaviljoens zijn naast bouwwerken als bedoeld in de Woningwet ook inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Ze vallen qua milieuvoorschriften onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). In het Activiteitenbesluit is geregeld dat indien in een inrichting een bodembedreigende activiteit wordt verricht, binnen 3 maanden na oprichting van de inrichting, een rapport met de resultaten van een onderzoek naar de bodemkwaliteit aan het college van de gemeente wordt toegestuurd. Dit betreft het zogenaamde “nulsituatie-bodemonderzoek”. Voor zover middels meldingen bekend gemaakt, vinden er in de huidige strandpaviljoens geen bodembedreigende activiteiten zoals genoemd in de Nederlandse Richtlijn bodembescherming plaats. Zodoende wordt gesteld dat in het kader van het Activiteitenbesluit ook geen bodemonderzoek noodzakelijk is. De gemeente controleert en ziet toe op het verrichten van uitsluitend die activiteiten die gemeld zijn. Verder signaleren zij ook wanneer een ondernemer een verandering moet melden.
Het college heeft de bevoegdheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften met betrekking tot het uitvoeren van een bodemonderzoek bij een verandering van de inrichting, indien gelet op de aard of de mate waarin de inrichting verandert, het nodig is de bodemkwaliteit vast te leggen. Dit met het oog op een mogelijke aantasting of verontreiniging van de bodem die kan of is ontstaan door een bodembedreigende activiteit. Dus indien blijkt dat binnen strandpaviljoens wel degelijk bodembedreigende activiteiten worden uitgevoerd, kan het college alsnog gebruik maken van zijn bevoegdheid tot eisen van een bodemonderzoek middels het stellen van maatwerkvoorschriften.
4.4 Water
Sinds 1 november 2003 is het wettelijk verplicht om bij de voorbereiding van ruimtelijke ontwikkelingen het wateraspect mee te nemen in de vorm van een watertoets. De wettelijke basis ligt in artikel 12 uit het Besluit op de ruimtelijke ordening, welke stelt dat in de ruimtelijke onderbouwing een waterparagraaf dient te worden opgenomen. In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
De Waterschappen in Nederland richten zich op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Nagestreefd wordt het vergroten van de belevingswaarde van stedelijk water, natuurvriendelijke inrichtingen en de duurzaamheid van watersystemen. De waterbeheerders werken daarom samen met gemeenten, die de regie hebben over de ruimtelijke ordening en het beheer van de openbare ruimte, om deze doelstellingen te halen. Het waterschap Zeeuwse Eilanden en Rijkswaterstaat zijn verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en –kwaliteit in het onderhavige gebied. De bestaande riolering in de omgeving van het plangebied is in beheer en eigendom van de gemeente Schouwen-Duiveland.
Toetsing
De strandpaviljoens Zuid-Zuid-West, Corazon, C’est la Vie en De Zwaluw liggen binnen de door het Waterschap vastgelegde kernzone waarbinnen zonder ontheffing van het waterschap niet gebouwd mag worden. De strandpaviljoens zijn gelegen in niet-dynamisch beheerde kustgebieden. Volgens het beleid van het waterschap mogen paviljoens hier jaarrond geëxploiteerd worden.
Strandpaviljoen De Strandtent ligt buiten het beheersgebied van het waterschap. Rijkswaterstaat is daarvoor het bevoegd gezag. Ook dit paviljoen kan gezien de ligging in een niet-dynamisch beheerd kustgebied, jaarrond geëxploiteerd worden.
Er wordt niet gebouwd in een infiltratiegebied of gebied voor drinkwatervoorziening. Verdroging is niet aan de orde. Er is geen extra waterberging nodig omdat de jaarrondpaviljoens hoger komen te liggen ten opzichte van het strandniveau dan de bestaande seizoenspaviljoens. De paviljoens (met uitzondering van paviljoen De Strandtent) hebben voor het afvalwater een eigen pompput met persleiding naar de gemeentelijke riolering. Er is geen sprake van een toename van afvalwater per tijdseenheid.
Voor de afvoer/riolering maakt paviljoen De Strandtent gebruik van een septictank. De inhoud van de tank wordt door een bedrijf opgehaald en afgevoerd. Aansluiten op riolering is in dit geval niet verplicht (dichtstbijzijnde aansluitpunt riolering ligt op 300 m afstand). Ook bij jaarrondexploitatie stemt Rijkswaterstaat in met deze werkwijze. De andere vier paviljoens hebben een rioolaansluiting.
De watervoorziening is niet in het geding. Bij realisatie van de jaarrondpaviljoens wordt mogelijk gekozen voor hergebruik van het afstromend regenwater voor de toiletten. Er zijn geen overstorten die uitkomen op het oppervlaktewater in het plangebied. In verband met gescheiden houden van regenwater en afvalwater, waarbij dat laatste wordt afgevoerd middels een pompput met persleiding naar de gemeentelijke riolering of sceptictank, is er geen volksgezondheidsprobleem.
De ontwikkeling omvat geen maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen kunnen veroorzaken. Grondwateroverlast is in het plangebied en de directe omgeving niet aanwezig. Het hemelwater wordt niet aangesloten op de riolering conform de door het Waterschap gehanteerde afkoppelbeslisboom. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit. De nabij gelegen waterschapswegen zullen door de jaarrond openstelling niet overmatig worden gebruikt.
Ten aanzien van het materiaalgebruik dienen geen uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zachte PVC te worden toegepast. Dit om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen.
4.5 Ecologie
De bescherming van de Nederlandse natuur is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en faunawet (soortenbescherming).
De Natuurbeschermingswet 1998 stelt dat activiteiten (zoals ruimtelijke ontwikkelingen, die van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied), door Gedeputeerde Staten beoordeeld moeten worden alvorens een vergunning voor de activiteit kan worden verleend. Indien er in de directe nabijheid van het beschermde gebied een activiteit gaat plaatsvinden die een externe werking heeft op het natuurgebied dient ook een Nb-wet vergunning aangevraagd te worden.
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten en is op 1 april 2002 in werking getreden. Een aantal zeldzame en/of kwetsbare plant- en diersoorten wordt door de
Flora- en faunawet beschermd. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van de in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een omgevingsvergunning voor handelen met gevolgen voor beschermde soorten. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I).
Toetsing
In 2006 heeft adviesbureau RBOI een Habitattoets en Flora- en faunawettoets uitgevoerd voor een aantal bestaande en te ontwikkelen seizoenspaviljoens, jaarronde paviljoens, seizoensreddingsposten en seizoensstrandcabines. In dit onderzoek zijn voor de strandpaviljoens de effecten van de opening in het zomerseizoen in de huidige situatie onderzocht en de effecten van ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk de uitbreiding naar maximaal 900 m2 en realisatie van aanvullende voorzieningen. Voor de drie bestaande, hierboven genoemde, reddingsposten zijn de effecten van de aanwezigheid in het zomerseizoen in de huidige situatie onderzocht.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling heeft Arcadis een natuurtoets uitgevoerd (definitief rapport d.d. 18 augustus 2010). De Habitattoets en Flora- en faunawettoets van RBOI vormen het vertrekpunt van deze natuurtoets. De conclusies uit het voorgaande onderzoek zijn overgenomen in voorliggend rapport en uitgebreid met een toetsing van de effecten van de jaarronde opening van de vijf strandpaviljoens, oftewel de effecten van de uitbreidingsperiode: november-februari. Het natuuronderzoek betreft een toetsing aan de Flora- en faunawet en aan de gebiedenbescherming (Natura 2000 en EHS).
Voor het natuuronderzoek is een bureaustudie en veldonderzoek uitgevoerd. Het veldbezoek heeft plaatsgevonden op 27 juli 2010, waarbij een habitatgeschiktheidsbeoordeling is uitgevoerd. Een habitatgeschiktheidsbeoordeling is een veldonderzoek waarbij op grond van fysieke kenmerken van het terrein een indicatie verkregen wordt van het (mogelijk) voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Het veldonderzoek vormt samen met de beschikbare gegevens van het Natuurloket, beschikbare literatuur en het eerder uitgevoerde onderzoek de basis van dit natuuronderzoek.
Conclusie soortenbescherming
De jaarronde opening van de strandpaviljoens kan leiden tot verstoring van overwinterende vogels die gebruik maken van het strand en omgeving als rust- en foerageergebied. Verstoring kan optreden door licht, geluid en beweging (m.n. bij toepassing van de 12 dagen regeling). Het Verklikkerstrand vormt een belangrijk leefgebied voor overwinterende vogels.
Door de grote afstand tot de zeehondenligplaatsen worden op gewone en grijze zeehond geen effecten verwacht. Wel kan verstoring van algemene kleine zoogdieren en foeragerende vleermuizen (verlichting) optreden. Negatieve effecten kunnen grotendeels voorkomen worden onder de volgende voorwaarden:
▪ naleving van de vastgestelde regelingen met betrekking tot sluitingstijden, geluidsniveaus, afscherming van verlichting en de 12 dagen regeling;
▪ verdere beperking van geluid- en lichtverstoring door toepassing van geluid- en lichtbeperkende maatregelen.
▪ vanuit de algemene zorgplicht continu letten op de aanwezigheid van beschermde soorten en indien nodig passende maatregelen nemen.
Door naleving van deze voorwaarden treden geen negatieve effecten op zwaarder beschermde soorten op. Het aanvragen van een omgevingsvergunning in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.
Conclusie gebiedsbescherming
Natura 2000
Er treden geen negatieve effecten op de kwalificerende natuurwaarden van de Natura 2000- gebieden Kop van Schouwen, Grevelingen en Oosterschelde op. Rond strandpaviljoen De zwaluw kunnen negatieve effecten optreden op kwalificerende niet-broedvogels en zeehonden uit het Natura 2000-gebied Voordelta als gevolg van verstoring door geluid en licht, met name bij het langer openblijven van het paviljoen en overschrijden van de maximale geluidsniveaus. Significant negatieve effecten worden niet verwacht, doordat maximaal 12 keer per jaar van de geluid- en lichtbeperkende maatregelen en de openingstijden afgeweken mag worden en voldoende geschikte tijdelijke uitwijkmogelijkheden bestaan voor gevoelige soorten in de nabije omgeving. Voor de jaarronde opening van dit paviljoen kan een vergunning verleend worden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Voor de overige strandpaviljoens en reddingsposten is het aanvragen van een vergunning niet noodzakelijk.
EHS
De jaarronde opening van de strandpaviljoens leidt niet tot negatieve effecten als gevolg van ruimtebeslag, barrièrewerking, veranderingen in de waterhuishouding en verontreiniging. Rond strandpaviljoen De Zwaluw kunnen wezenlijke waarden en kenmerken worden aangetast als gevolg van verstoring door geluid en licht, met name tijdens toepassing van de 12 dagen regeling. De effecten leiden niet tot wezenlijke aantasting van de waarden en kenmerken van de EHS. Doordat is aangetoond dat er geen sprake is van significante effecten is er volgens het ruimtelijk beleid voor de EHS geen sprake van een compensatieverplichting.
Conclusie cumulatie
Er is geen sprake van cumulatie van effecten, doordat de effecten van strandpaviljoen De zwaluw met name ’s avonds plaatsvinden. Overige activiteiten vinden gedurende de dag en veelal ook gedurende het zomerseizoen plaats en/of hebben invloed op de voedselbeschikbaarheid. De effecten zijn individueel van belang, maar cumulatie is niet aan de orde.
Op termijn kunnen cumulatieve effecten ontstaan doordat als gevolg van autonome ontwikkelingen het areaal geschikt leefgebied voor vogels langs de Noordzeekust afneemt, waardoor het Verklikkerstrand een nog belangrijkere rol gaat spelen. Aanbevolen wordt om een duidelijke zonering te hanteren tussen recreatie- en natuurstranden, zodat altijd rustige zones overblijven waar vogels ongestoord kunnen foerageren.
Memo ‘Aanvullende kwantificering effecten vogels ten aanzien van openstelling reddingsposten en strandpaviljoens Schouwen-Duiveland’
Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen heeft ARCADIS een notitie opgesteld waarin de kwantificering van vogels verder is uitgewerkt (‘Aanvullende kwantificering effecten vogels ten aanzien van openstelling reddingsposten en strandpaviljoens Schouwen-Duiveland’). Deze notitie is samen met de opgestelde natuurtoets opgenomen in bijlage 1. Uit de memo volgen de volgende conclusies.
Effecten op de Natura 2000-gebeiden Grevelingen, Kop van Schouwen en Oosterschelde zijn uitgesloten (ARCADIS, 2010). De memo geeft een kwantificering van de effecten op kwalificerende vogelsoorten als gevolg van het voornemen tot jaarrond openstelling van de strandpaviljoens en reddingsposten. Effecten op kwalificerende vogels van de Voordelta zijn op voorhand mogelijk significant, omdat voor veel vogels de instandhoudingsdoelstellingen niet gehaald worden. Vandaar dat een toetsing noodzakelijk is. Hoewel het voornemen leidt tot effecten, zijn deze zeer gering en zeker niet significant:
▪ Een eventuele afname van de drieteenstrandloper en scholekster leidt niet tot significante effecten, omdat de seizoensgemiddelden voor deze soorten boven de instandhoudingsdoelstellingen liggen. Dit is niet het geval voor de steenloper, waarvoor het seizoensgemiddelde nog onder de instandhoudingsdoelstelling zit. De effecten leiden echter niet tot daadwerkelijke afname van kwalificerende vogelsoorten in het Natura 2000- gebied (zie volgende punten);
▪ In de huidige situatie vindt in de winter recreatie plaats op het strand. Dit leidt tot relatief lage aantallen kwalificerende vogelsoorten. De toekomstige situatie verstoort niet meer vogels;
▪ Indien vogels de recreatie als verstorend ervaren, bestaan voor de kleine aantallen vogels voldoende uitwijkmogelijkheden langs de stranden van Schouwen en mogelijk ook de Brouwersdam, Roggenplaat of Xxxxxxx Xxxx, ook bij uitvoering van zandsuppleties. Er zijn ook voldoende uitwijkmogelijkheden als het Verklikkerstrand niet meer tot de uitwijkmogelijkheden behoort door toekomstige ontwikkelingen;
▪ Het voornemen van openstelling leidt niet tot een afname van kwalificerende vogels in het Natura 2000-gebied en daarmee belemmert het voornemen het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen niet. Significante effecten zijn uitgesloten.
4.6 Bedrijven
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkómen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen: milieuzonering. Tot milieuhinder worden diverse vormen van hinder gerekend, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Voor bedrijven wordt een systematiek gehanteerd van milieucategorieën als indicatie voor de milieuhinder.
Per 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) van kracht geworden. Het Activiteitenbesluit vervangt de algemene milieuvoorschriften die gesteld werden bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De strandpaviljoens moeten sinds 1 januari 2008 dus voldoen aan de nieuwe voorschriften. In het vigerende plan zijn de strandpaviljoens getoetst aan de voorschriften uit het Besluit horeca- sport- en recreatie inrichtingen milieubeheer. Van belang zijn de aspecten
geluid, geur, verlichting en relatie met natuurgebieden. De invoering van het nieuwe Besluit heeft verder geen gevolgen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Toetsing
Op circa 125 meter van C’est la Vie ligt een woning aan Xxxxxxx 0 xx Xxxxx-Xxxxxxxxx. Gezien de afstand en de ligging (niet direct langs de toegangsweg van het strandpaviljoen) kan aangenomen worden dat de eigenaar van deze woning geen milieurelevante hinder van het plan zal ondervinden. Op deze woning na zijn in de omgeving van de ontwikkelingslocaties geen bedrijven of woningen gelegen.
De hindercontouren van de strandpaviljoens of van omliggende functies vormen derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Ten aanzien van het aspect geur zijn tevens geen bijzonderheden of belemmeringen te noemen.
4.7 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) moet voor het oprichten van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, etc.), die binnen een onderzoekszone liggen een toets aan de geluidsnormen plaatsvinden. Er dient te worden gekeken naar vier bronnen van geluid, namelijk: wegverkeerslawaai, spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai.
Toetsing
Onderhavige ontwikkeling betreft een verlenging van de gebruiksmogelijkheden van bestaande strandpaviljoens tot jaarrond openstelling. De strandpaviljoenhouders dienen te voldoen aan de voorschriften uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim, Activiteitenbesluit). Wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling, gezien de toevoer van bezoekers buiten het zomerseizoen in ieder geval lager zal zijn dan in het hoofdseizoen. Het verkeerslawaai strekt zich wel uit over een groter gedeelte van het jaar. Dit levert geen problemen op voor de omgeving ten aanzien van het aspect geluid.
4.8 Luchtkwaliteit
De ‘Wet luchtkwaliteit’ is (in het kader van de Wet milieubeheer) op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit is het gevolg van de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit. De EU richtlijn en de Wet luchtkwaliteit zijn opgesteld om mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging.
Conform de Wet Milieubeheer dient voor elke bevoegdheid die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, aannemelijk te worden gemaakt dat voldaan kan worden aan de in de Wet opgenomen grenswaarden. Hierbij is van belang inzicht te krijgen in hoeverre de luchtkwaliteit verslechtert als gevolg van een ontwikkeling. Voortvloeiend uit de Wet milieubeheer is het Besluit niet in betekenende mate (Besluit NIBM) van kracht geworden. Het begrip “niet in betekenende mate” betekent in concreto dat een project of activiteit, waarvoor een besluit wordt genomen, niet meer dan 3% van de grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie mag bijdragen. In het Besluit NIBM zijn nadere categorieën aangewezen waarvoor geldt, dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze categorieën zijn aangewezen in de Regeling niet in betekenende mate.
Toetsing
De ontwikkeling betreft de jaarrond openstelling van bestaande strandpaviljoens. In een eerder stadium is getoetst aan de normen uit het Blk 2005. De normstelling in de Wet luchtkwaliteit is daarbij wat betreft de maatgevende parameters (fijn stof en stikstofdioxide) ongewijzigd gebleven. Omdat reeds werd voldaan aan de normen uit het Xxx 0000 heeft deze nieuwe wetgeving geen gevolgen voor de uitvoerbaarheid van deze bestemmingsplanherziening. De verkeersaantrekkende werking van de wijziging is minimaal. Derhalve zijn er geen belemmeringen op het gebied van luchtkwaliteit voor de voorgenomen jaarrondpaviljoens.
4.9 Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. In dit kader zijn het Registratiebesluit externe veiligheid en Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang.
Registratiebesluit externe veiligheid
Het Registratiebesluit externe veiligheid regelt voor het bevoegd gezag en voor beheerders van infrastructuur de verplichting tot registratie van risicovolle situaties met gevaarlijke stoffen, met name (zeer) toxische, explosieve of brandbare (of een combinatie van) stoffen. Het gaat hierbij om situaties waarbij gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, verwerkt, opgeslagen of getransporteerd, waardoor een mogelijk risico voor de omgeving kan ontstaan, die in een algemeen toegankelijk centraal register zijn opgenomen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten de inrichting. Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken en lpg-tankstations. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met het aspect externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. In het Bevi zijn de normen vastgelegd voor het aspect externe veiligheid met betrekking tot gevaarlijke stoffen. Deze normen zijn uitgedrukt in een groepsrisico (GR) en een plaatsgebonden risico (PR). Afstand dient gecreëerd te worden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen.
Toetsing
Uit de milieuaspectenscan van de gemeente blijkt dat de strandpaviljoenhouders voor het stoken en koelen veelal gebruik maken van propaangas. De propaantanks liggen buiten het plangebied. Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid geen negatieve invloed heeft op de omzetting van seizoen naar jaarrondexploitatie.
De brandweer is gevraagd om een advies te geven ten aanzien van de aspecten externe veiligheid, bereikbaarheid en bluswatervoorziening voor de jaarrond openstelling van de vijf strandpaviljoens. Uit een advies d.d. 4 december 2009 kan geconcludeerd worden dat de brandweer geen bezwaar heeft tegen het jaarrond openstellen van de paviljoens, die nu nog seizoenspaviljoens zijn. De bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn niet anders dan in de omstandigheden tijdens het seizoen. Daarnaast zullen toekomstige richtlijnen en voorzieningen de situatie zeker niet verslechteren.
4.10 Licht
De gemeenteraad van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft op 25 juni ‘09 de module Licht & Duisternis, een onderdeel van het milieubeleidsplan, vastgesteld. Met behulp van deze module wil de gemeente de kwaliteit duisternis borgen en lichthinder voorkomen. Onnodige verlichting moet zoveel mogelijk worden gemeden. Daarnaast is extra verlichting plaatsen in het natuurgebied Kop van Schouwen in het kader van de Natuurbeschermingswet niet toegestaan. Hier zal geen vergunning voor worden afgegeven. Verlichting op het terras van het strandpaviljoen is wel toegestaan. Er mag ook daar echter beperkt uitstraling van licht buiten de inrichting plaatsvinden.
In de winterperiode is het eerder op de dag donker en zal er door de strandpaviljoenhouders dus ook meer van verlichting gebruik gemaakt worden. Er moet in ieder geval voorkomen worden dat de verlichting onnodig sterk is en dat deze effecten heeft op de instandhoudingdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Voordelta. Buitenverlichting bij de strandpaviljoens is slechts beperkt toegestaan. Verlichting op het terras van de strandpaviljoens is slechts bedoeld als sfeerverlichting voor de terrasbezoekers. Het dient een gedempt licht te zijn dat niet of nauwelijks uitschijnt naar het strand. Het beleid van de gemeente Schouwen- Duiveland is er op gericht om de milieukwaliteit donkerte zoveel als mogelijk te borgen.
4.11 Energie en duurzaamheid
Gesteld kan worden dat de strandpaviljoens zullen voldoen aan de eisen voor wat betreft duurzaam bouwen. Volledigheidshalve wordt verwezen naar het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. De maatregelen die hiervoor worden genomen zorgen voor een duurzame energiehuishouding. De voorkeurvolgorde voor maatregelen is volgens de ‘trias energetica’:
1) beperken energieverbruik;
2) toepassen duurzame energiebronnen;
3) efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen.
Bij de ontwikkeling dient dit streefbeeld het uitgangspunt te zijn.
Het college van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de module Energie & Klimaat vastgesteld. Eén van de doelstellingen in deze module is de bouw van energiezuinige woningen en utiliteitsbouw. Nieuwbouw moet een EPC hebben van 10% lager dan de huidige norm die op het moment van de bouwaanvraag geldt.
5 Juridische vormgeving
5.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de aanwezige en toekomstige waarden en karakteristieken van het plangebied. De voorgenomen ontwikkelingen dienen - voor zover ruimtelijk relevant en mogelijk - juridisch vertaald te worden. Het aangewezen planologische instrument hiervoor is het bestemmingsplan. In navolgende paragrafen komt de juridische planbeschrijving aan bod, waarbij allereerst de hoofdopzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en daarna de inleidende regels en de bestemmingsregels aan bod komen.
5.2 Plansystematiek
Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels en een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In Nederland zijn regels afgesproken over de naamgeving, de opbouw van de planregels en hoe deze worden verbeeld. Dit wordt de zogenoemde Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) genoemd. Dit alles om alle bestemmingsplannen in Nederland beter te kunnen vergelijken en ze ook digitaal uitwisselbaar te maken. Per 1 januari 2010 is deze digitalisering verplicht. Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld volgens deze landelijke richtlijnen en standaarden.
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:
− Inleidende regels;
− Bestemmingsregels;
− Algemene regels;
− Overgangs- en slotregels.
Deze volgorde is gebaseerd op de indeling zoals deze is voorgeschreven in de SVBP.
In hoofdstuk 1 ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Daarnaast staat in dit hoofdstuk de wijze van meten, die aangeeft hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
In het volgende hoofdstuk ('Bestemmingsregels') wordt ingegaan op de bestemmingen en hun gebruik.
Daarna volgt het hoofdstuk ('Algemene regels') waar wordt ingegaan op de algemene regels, zoals algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en procedureregels die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn.
Hoofdstuk 4 ('Overgangs- en slotregels') gaat in op het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bouwwerken en de citeertitel van het plan, zoals die overgenomen moeten worden uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
5.3 Bestemming
5.3.1 Recreatie - Strand
Voor de stranden en strandpaviljoens op de Kop van Schouwen is een aparte bestemming opgenomen: ‘Recreatie – Strand’. Het strand heeft een belangrijke dagrecreatieve functie. Gelet echter op de belangrijke ecologische functie en het feit dat het strand deel uitmaakt van het Natura-2000 gebied Voordelta is gekozen voor een specifieke regeling, waarin alle relevante belangen (inclusief waterkering) in onderlinge samenhang kunnen worden geregeld.
Op het strand mag een beperkt aantal bouwwerken worden gebouwd. Voor dagrecreatieve voorzieningen, zoals strandpaviljoens en (bijbehorende) opslagvoorzieningen zijn specifieke aanduidingen opgenomen. Daarbuiten zijn geen gebouwen toegestaan. Per strandopgang is het aantal strandpaviljoens aangegeven. Een strandpaviljoen is gedefinieerd als een horecabedrijf primair gericht op de dagrecreatie op het strand. Daarbij is een koppeling gelegd met de Staat van Horeca-activiteiten. Een strandpaviljoen mag bestaan uit één gebouw met aansluitend één onoverdekt (gebouwd) terras (beide op palen) en één terras op het strandniveau (strandterras). Onderhavig plan regelt hierbij de jaarrond openstelling van vijf bestaande strandpaviljoens.
De oppervlakte van een strandpaviljoen dient ten minste 225 m2 te bedragen, waarbij de oppervlakte van het gebouw ten minste 75 m2 moet zijn. Hiermee wordt voorkomen dat er te kleine en daarmee onaantrekkelijke paviljoens ontstaan. De oppervlakte mag ten hoogste 450 m2 bedragen, waarbij de oppervlaktes van het gebouw en het gebouwde terras ten hoogste 300 m2 respectievelijk 150 m2 mogen bedragen. Om de strandpaviljoens te kunnen vergroten tot een oppervlak van ten hoogste 900 m² is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Ten aanzien van de omvang van het bouwvlak is de gemeentelijke regeling gehanteerd die eveneens in het vigerende bestemmingsplan is toegepast.
Schematische weergave begrenzing bouwvlakken strandpaviljoens
Met aanduidingen is de maximale hoogte van de paviljoens geregeld. De hoogte wordt gemeten vanaf de bovenkant van de vloer. In verband met zandsuppletie en veiligheid bij hoogwater, is de vloerhoogte van strandpaviljoens (onderzijde vloer) in overleg met Waterschap en Rijkswaterstaat vastgelegd. Beneden deze vloer zijn geen gebouwen toegestaan. Alleen de paalfundering zonder wanden is toegestaan. Om te voorkomen dat de ruimte onder de paviljoens dichtslibt, mag de ruimte niet worden gebruikt als opslagruimte of voor andere doeleinden.
Naast de objectieve bouwregels dient te worden voldaan aan welstandseisen, onder meer ten aanzien van situering en oriëntatie, bouwvorm, kleur en materiaalgebruik.
Strandgerelateerde detailhandel bij een strandpaviljoen is toegestaan voor zover het verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25 m2. Hiervan kan bij een omgevingsvergunning afgeweken worden tot maximaal 50 m2.
5.3.2 Waarde – Archeologie – 6
Ter plaatse van een aantal strandpaviljoens is overeenkomstig het facetbestemmingsplan ‘Archeologie; de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie – 6’ opgenomen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de aan de gronden toegekende enkelvoudige bestemming. De bestemming is secundair ten opzicht van de aan de gronden toegekende dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’. In de bestemmingsregeling zijn onder andere regels ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden enerzijds en het slopen anderzijds opgenomen.
5.3.2 Waterstaat – Waterkering
Ter plaatse van de strandpaviljoens zijn de gronden tevens bestemd ten behoeve van de waterkering. Op alle gronden is derhalve de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ opgenomen. Deze bestemming is primair ten opzichte van de aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemming en dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie - 6’. In de bestemmingsregeling is onder andere een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden opgenomen.
6 Handhaving
6.1 Inleiding
Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Regels die zijn gebaseerd op inzichten die zijn verlopen hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.
De term handhaving wordt vaak eng uitgelegd als uitsluitend het toepassen van sancties achteraf, zoals bestuursdwang en dwangsom. Dit wordt de repressieve vorm van handhaving genoemd. Handhaving bestaat ook uit het stellen van normen, het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.
Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.
6.2 Handhavingsbeleid gemeente
Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland bestaat de uitdrukkelijke wens om concreet werk te maken van de handhaving en te komen tot een beleidsmatige aanpak. Tot nu toe wordt handhaving niet binnen een structuur toegepast, maar wordt er veelal ingespeeld op incidenten en excessen en wordt er gereageerd naar aanleiding van klachten. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij van te voren door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder omgevingsvergunning, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is en het optreden daar waar sprake is van grove afwijking van reeds verleende omgevingsvergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de
overtreder. Het actualiseren van bestemmingsplannen is op zich zelf reeds een vorm van handhaving. Zoals hiervoor al is aangegeven is handhaving namelijk niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken van heldere en hanteerbare regels en het inzicht daarin verschaffen, zodat mensen het vanzelfsprekend achten zich aan de gestelde norm te houden.
Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde 'oude' gevallen. Bij de opstelling van bestemmingsplannen dient nagegaan te worden welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden. In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan, zal daarom uitdrukkelijk hierbij stil gestaan moeten worden en zal zo nodig wraking van de illegale situatie plaats moeten vinden, zodat in principe handhaving mogelijk blijft.
6.3 Ontwikkeling gestructureerd toezicht
De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het piepsysteem en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Schouwen-Duiveland is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Een plan van aanpak daartoe is opgesteld.
6.4 Uitvoering handhaving
Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving wordt vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. In die zin biedt de aankondiging dat een overtreding van het bestemmingsplan tevens een overtreding is op grond van de Wet Economische Delicten, perspectief. De uitvoering en voortgang van de handhaving kan jaarlijks vastgelegd worden in een verslag, dat bestuurlijk dient te worden vastgesteld.
7 Economische uitvoerbaarheid
Omdat het plan particuliere initiatieven betreft zijn er voor de gemeente Schouwen-Duiveland geen financieel-economische consequenties aan verbonden.
De uitvoeringsrisico’s liggen bij de ontwikkelaars. Eventueel benodigde onderzoeken ten behoeve van het bestemmingsplan zijn afgerond. Tevens is door de strandpaviljoenhouders een marktonderzoek uitgevoerd en zijn ondernemingsplannen opgezet. Hieruit blijkt dat er vraag is vanuit de markt naar jaarrondexploitatie van strandpaviljoens aan het Noordzeestrand. Tevens blijkt hieruit dat voor de strandpaviljoenhouders jaarrondexploitatie (op den duur) financieel rendabeler is.
Xxxxxx xx 0 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xx xx xxxxxxxx Xxxxxxxx-Xxxxxxxxx is een exploitatieovereenkomst afgesloten voor het initiatief ‘Uitbreiding jaarrondpaviljoens Noordzeestrand’. De gemeente Schouwen-Duiveland is met de 5 strandpaviljoenhouders overeengekomen dat de kosten voor het in procedure brengen van het bestemmingsplan en de eventuele planschadekosten voor hun rekening komen.
De financieel-economische haalbaarheid is hiermee voldoende verzekerd en er kan daarom worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
8 Maatschappelijke toetsing en overleg
8.1 Vooroverleg
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van het bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeente, met Rijks- en Provinciale diensten etc.
Het voorontwerp bestemmingsplan ’Uitbreiding jaarrondpaviljoens Noordzeestrand’ wordt ten behoeve van het vooroverleg aangeboden aan:
1. VROM - inspectie;
2. Rijkswaterstaat;
3. Kamer van Koophandel;
4. Provincie Zeeland;
5. Waterschap Xxxxxxx Xxxxxxxx;
6. Veiligheidsregio Zeeland;
7. Natuur- en Vogelwacht;
8. Recron;
9. Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland;
10. Zeeuwse Milieu Federatie.
Tijdens het vooroverleg hebben 7 vooroverlegpartners een reactie gegeven op het voorontwerp bestemmingsplan. De overlegreacties hebben geleid tot diverse aanpassingen aan de toelichting, regels en verbeelding van het bestemmingsplan. Tevens is een aanvullende natuurtoets uitgevoerd die in plaats van de voorgaande habitat- en flora en faunatoets is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan en is opgenomen als bijlage 1. De samenvatting en beantwoording van deze reacties is terug te vinden in de Nota van inspraak en overleg in bijlage 4.
8.2 Ter inzage legging
Het voorontwerp bestemmingsplan is tevens ter inzage gelegd, in overeenstemming met de gemeentelijke inspraakverordening. Tijdens de ter inzage legging zijn 2 inspraakreacties binnen gekomen. De inspraakreacties hebben niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. De samenvatting en beantwoording van deze reacties is terug te vinden in de Nota van inspraak en overleg in bijlage 4.
8.3 Ambtelijke wijzigingen
Aanvullend op de wijzigingen voortvloeiend uit de ingekomen overleg- en inspraakreacties zijn een aantal tekstuele aanpassingen en een aantal ambtelijke wijzigingen doorgevoerd. De inhoudelijke wijzigingen zijn als volgt:
Plantoelichting
- op pagina 20 laatste alinea en pagina 23 in alinea over Cafetariamodel is in plaats van 3e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied West, het bestemmingsplan Partiële herziening strandpaviljoens opgenomen;
- in de tekst in de paragraaf bereikbaarheid en ontsluiting op pagina 31/32 is op alle strandopgangen ingegaan. Omdat dit bestemmingsplan slechts een paar strandopgangen betreft, is de tekst zodanig aangepast dat alleen de strandopgangen waar dit bestemmingsplan op ziet zijn benoemd;
- bij het kaartje op pagina 32 ontbreekt de betekenis van de gekleurde lijnen daarom is de betekenis van de rode (dynamisch beheer) en groene lijn (geen dynamisch beheer) toegevoegd;
- in paragraaf 5.3.1 is een verduidelijkende schematische weergave van de omvangsbepaling van de bouwvlakken opgenomen vanuit het vigerend bestemmingsplan.
Regels
- in artikel 3.1.1 b werd verwezen naar openbaar toegankelijke voorzieningen de definitie hiervan ontbreekt, daarom is in artikel 1 de definitie van openbaar toegankelijke voorzieningen toegevoegd;
- in artikel 3.2.2 e en f werd verwezen naar het hart van de strandopgang de definitie hiervan ontbreekt, daarom is in artikel 2 de definitie van het hart van de strandopgang toegevoegd;
- in artikel 3.2.2 e is de tekst ‘op de kaart aangegeven’ verwijderd;
- artikel 3.5.f en g, gaan niet over gebruik maar over maatvoeringen en zijn daarom verplaatst naar artikel 3.2.2.
Verbeelding
Bij een aantal strandpaviljoens was de verkeerde lijn als duinvoet aangehouden. Dit is aangepast op basis van de ligging van de duinvoet op de GBKN en recente luchtfoto’s.
8.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Uitbreiding jaarrondpaviljoens Noordzeestrand’ heeft van 27 augustus 2010 tot en met 7 oktober 2010 ter inzage gelegen in het gemeentehuis en was digitaal raadpleegbaar via xxx.xxxxxxxx-xxxxxxxxx.xx. Gedurende deze periode heeft eenieder bij de gemeenteraad schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar kunnen maken op voornoemd bestemmingsplan. Tijdens deze periode zijn twee ontvankelijke zienswijzen ontvangen.
De reacties op de zienswijzen zijn weergegeven in bijlage 5 ‘Vaststellingsbesluit’ met hierin het vaststellingsbesluit, de ‘Notitie behandeling zienswijzen en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Uitbreiding jaarrondpaviljoens Noordzeestrand’ en het raadsvoorstel, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen. Het verslag van de hoorzitting is tevens in deze bijlage toegevoegd.