DEEL II : VERZEKERING VAN DE SCHADE AAN DE RECRECAR
DEEL II : VERZEKERING VAN DE SCHADE AAN DE RECRECAR
De algemene voorwaarden van Deel I zijn van toepassing, voor zover er in onderstaande bepalingen niet uitdrukkelijk van afgeweken wordt.
GEMEENSCHAPPELIJKE VOORWAARDEN
VERZEKERINGSGEBIED
De verzekering is geldig voor alle landen gevalideerd op het Internationaal Motorrijtuigverzekeringsbewijs (groene kaart) van het omschreven voertuig.
DEFINITIES
1. De verzekerden
Onder verzekerden verstaat men:
- de verzekeringsnemer, de eigenaar en iedere gemachtigde houder
of bestuurder van het verzekerd voertuig;
- de personen die bij hem inwonen.
Nochtans zijn alleen de eigenaar (of een door hem aangeduide persoon) of, bij zijn ontstentenis, zijn rechthebbenden, bevoegd om enige schade-eis in te dienen of om enige schadevergoeding krachtens deze verzekering te ontvangen.
2. De maatschappij
Onder maatschappij verstaat men:
De verzekeraar(s) die de bijzondere voorwaarden ondertekent(en). Wanneer de bijzondere voorwaarden ondertekend zijn door een algemene agent, handelend in naam en voor rekening van de verzekeraar(s), vertegenwoordigt de algemene agent die verzekeraar(s), zonder persoonlijk gehouden te zijn door de overeenkomst.
Al de in de overeenkomst voorziene kennisgevingen, mededelingen en aangiftes aan en/of door de maatschappij zijn in dit geval gericht aan of door de algemene agent. Tussen de verzekeraars onderling is er geen solidariteit.
3. De derden
4. Het verzekerd voertuig
Onder verzekerd voertuig verstaat men uitsluitend:
a) het omschreven voertuig met inbegrip van zijn opties, inrichten en toebehoren. De opties zijn de elementen die de constructeur in zijn catalogus opgeeft ten een toeslag op de prijs van hst standaardmodel.
De inrichtingen en het toebehoren zijn elementen die niet in het standaardmodel zijn voorzien en die niet in de catalogus van de constructeur vermeld zijn, en die bij de levering of later in het voertuig worden ingebouwd of eraan toegevoegd. Wanneer men ze niet kan overbrengen, zijn het inrichtingen. Kan men ze overdragen, dan betreft het toebehoren.
b) het motorrijtuig van dezelfde categorie als het omschreven voertuig dat toebehoort aan een derde en bestuurd wordt door de verzekeringsnemer of door een persoon die bij hem inwoont wanneer dit voertuig gedurende een periode van 30 dagen het omschreven voertuig vervangt dat, om welke reden ook, definitief of tijdelijk onbruikbaar zou zijn. Deze periode begint op de dag waarop het omschreven voertuig onbruikbaar wordt en kan op verzoek aan de maatschappij worden verlengd.
Deze uitbreiding voor het vervangingsvoertuig heeft een aanvullend karakter en wordt pas toegestaan na voorafgaand akkoord van de maatschappij.
5. Verzekeringsvormen
Onder derden verstaat men:
Alle personen andere dan de verzekerden.
a) volledige casco: het voertuig is voor alle waarborgen verzekerd; brand, diefstal, glasschade, natuurkrachten en dieren, materiële schade
b) gedeeltelijke casco: het voertuig is verzekerd tegen brand, diefstal, glasschade, natuurkrachten en dieren.
6. Vrijstelling
Het in de bijzondere voorwaarden vermeld gedeelte van de schade dat steeds ten laste van de verzekeringsnemer blijft.
HOOFDSTUK I. TE VERZEKEREN WAARDE
Artikel 1.1 Verzekerde waarde
De te verzekeren waarde, die door de eigenaar van het omschreven voertuig wordt opgegeven, moet overeenstemmen met het totaal van onderstaande waarden, zonder vermindering noch korting en zonder B.T.W.:
1° De cataloguswaarde zonder opties, d.w.z. de officiële verkoopprijs in België van het voertuig, door de constructeur of importeur vastgesteld bij de officiële eerste ingebruikneming die op het inschrijvingsbewijs is vermeld.
2° De cataloguswaarden van de opties en de waarde van de inrichtingen het toebehoren, inclusief de werkelijk betaalde kosten voor het monteren ervan, zelfs indien ze gratis aangeboden werden.
Het door de maatschappij erkende antidiefstalsysteem wordt altijd gratis verzekerd.
Artikel 1.2 Evenredigheidsregel
Indien de verzekerde waarde ontoereikend is, past de maatschappij de evenredigheidsregel toe, d.w.z. dat ze elke vergoeding uitkeert naar de verhouding tussen de werkelijk aangegeven waarde en diegene die men had moeten aangeven volgens artikel 1.1.
Nochtans zal de evenredigheidsregel niet toegepast worden indien de onderverzekering van de waarde voortspruit uit een onderschatting van de inrichtingen en het toebehoren die niet op de aankoopfactuur van de voertuig vermeld zijn en voor zover die onderschatting geen 5% van de cataloguswaarde overschrijdt.
Wanneer de evenredigheidsregel gerechtvaardigd is, wordt deze toegepast voordat de eventuele vrijstelling wordt afgetrokken.
HOOFDSTUK II. SCHADELOOSSTELLING
Artikel 2.1 Vaststelling van totaal verlies
Het voertuig wordt als totaal verloren beschouwd wanneer:
- het niet meer hersteld kan worden;
- de herstellingskosten de overeengekomen waarde of de werkelijke waarde (naar gelang de van toepassing zijnde wijze van schadeloosstelling), na aftrek van de waarde van het wrak, bereiken.
Er wordt rekening gehouden met de niet recupereerbare B.T.W. die de maatschappij ten laste neemt. De verzekerde heeft evenwel het recht om te opteren voor een totaal verlies van zodra de herstellingskosten, excl. B.T.W. 2/3 bedragen van de cataloguswaarde, inclusief opties, exclusief korting en exclusief BTW, van zijn motorrijtuig;
- bij diefstal het voertuig niet teruggevonden is binnen de 30 dagen vanaf de aangifte van het schadegeval.
Artikel 2.2 Vergoeding van herstelbare schade
Wanneer de schade herstelbaar wordt geacht, betaalt de maatschappij de herstelkosten op grond van het door haar expert aanvaarde bedrag. Echter, indien om dringende redenen herstellingen of de vervanging van stukken zich opdringen, mag de verzekerde laten overgaan tot uitvoering van deze werkzaamheden zonder hieromtrent de maatschappij voorafgaandelijk te contacteren, op voorwaarde dat deze werkzaamheden 1.250,00 Euro (exclusief B.T.W.) niet overschrijden en dat ze het voorwerp uitmaken van een gedetailleerde, genummerde en gedateerde factuur.
Tevens mag de verzekerde overgaan tot het laten uitvoeren van de herstellingen overeenkomstig het bestek, indien de maatschappij niet gereageerd heeft binnen de acht dagen te rekenen van de dag van aangetekende verzending van het bestek.
Deze bepalingen doen geen afbreuk aan de toepassing van de eventueel in rekening te brengen vrijstellingen.
Artikel 2.3 Vergoeding van totaal verlies
Wanneer het voertuig als totaal verloren wordt beschouwd, betaalt de maatschappij:
De overeengekomen waarde, eventueel verminderd met elke vroegere niet herstelde schade, onder aftrek van de waarde van het wrak. De vergoeding zal echter geschieden op basis van de werkelijke waarde wanneer die hoger is dan de overeengekomen waarde.
Artikel 2.4 Vergoeding in werkelijke waarde
De vergoeding geschiedt steeds naar de werkelijke waarde voor:
a) het voertuig dat ouder is dan 5 jaar;
b) het vervangingsvoertuig hernomen in de definitie 4 punt b). Voor deze voertuigen mag de vergoeding nooit hoger liggen dan deze verschuldigd voor het omschreven voertuig.
Artikel 2.5 Werkelijke waarde
De werkelijke waarde is de waarde vlak voor het schadegeval, door expertise vastgesteld.
Bij diefstal, indien de vergoeding gebeurt overeenkomstig de werkelijke waarde zal het voertuig, behoudens tegenbewijs, geacht worden
1.500 km te hebben afgelegd per begonnen maand, van datum tot datum, sedert de eerste officiële ingebruikneming.
Artikel 2.6 Overeengekomen waarde
De overeengekomen waarde stemt overeen met de cataloguswaarde van het voertuig, opties inbegrepen, verhoogd met de waarde van de inrichtingen en verminderd met een afschrijvingspercentage.
Dit afschrijvingspercentage wordt als volgt berekend: 0% gedurende de eerste 24 maanden te rekenen vanaf de datum van de eerste inschrijving van het voertuig;
Vanaf de 25ste maand 16,50% + vanaf de 26ste maand bijkomend 0,5% per begonnen maand – van datum tot datum – te rekenen vanaf de 13e maand sedert de eerste inschrijving van het voertuig.
Een directiewagen die met een handelaars- of proefrittenplaat heeft gereden, wordt geacht 6 maanden oud te zijn op het ogenblik dat de eerste eigenaar hem koopt.
Artikel 2.7 Betaling van de belastingen
Wanneer de schade herstelbaar is, worden de herstellingskosten verhoogd met de B.T.W.
Bij totaal verlies, wordt het bedrag vastgesteld op basis van de artikelen 2.3 en 2.4 verhoogd met de
B.T.W. naar verhouding van de werkelijke of overeengekomen waarde van het voertuig, zijn opties, inrichtingen en toebehoren, zoals hiervoor berekend en zelfs indien het voertuig niet, of vervangen wordt door een voertuig van mindere waarde.
Voor wat betreft het vervangingsvoertuig zoals bepaald in definitie 4 b), worden dezelfde regels toegepast.
HOOFDSTUK III. EXTRA PRESTATIES
Artikel 3.1 Bijkomende vergoedingen
Voor een gedekt schadegeval betaalt de maatschappij bovenop voormelde vergoedingen, eveneens de volgende vergoedingen:
A. tot beloop van 1.250,00 Euro, exclusief B.T.W., het geheel van volgende kosten, indien ze met een genummerde en gedateerde factuur zijn verantwoord en voor zover het voertuig niet meer rijvaardig is:
- kosten voor het vervoeren van het beschadigde voertuig naar de
dichtstbijzijnde verdeler of hersteller;
- kosten van voorlopige stalling;
- kosten voor het demonteren met het oog op de kostenraming;
- kosten van repatriëring indien is bewezen dat een in het
xxxxxxxxxx beschadigd voertuig niet op eigen krachten naar België
kan worden teruggebracht;
- de kosten aangerekend door het organisme van voertuigkeuring
wanneer het voertuig, overeenkomstig de Belgische wetgeving,
na herstelling dient aangeboden te worden voor een technische
keuring.
B. de douanerechten indien het onmogelijk of te duur is om een voertuig in staat van totaal verlies, dat zich in het buitenland bevindt, binnen te wettelijke termijn weder in te voeren.
HOOFDSTUK IV. ALGEMENE UITSLUITINGEN
Artikel 4.1 Uitsluitingen
Is van de verzekering uitgesloten, de schade:
a) overkomen ten gevolge van een oorlog of burgeroorlog en van elke gewelddaad van collectieve oorsprong, al of niet gepaard gaand met rebellie tegen de overheid, tenzij de verzekerde bewijst dat er geen oorzakelijk verband is tussen die gebeurtenissen en de geleden schade;
b) veroorzaakt of verzwaard door gebeurtenissen van atomische of radio-actieve oorsprong;
c) overkomen wanneer het voertuig is verhuurd of opgeëist;
d) veroorzaakt aan de aanhangwagen (caravan en camping-car inbegrepen);
e) toegebracht aan draagbare toestellen;
f) overkomen wanneer het voertuig, waarop de reglementering inzake de technische controle van toepassing is, niet of niet meer is voorzien van een geldig schouwingsbewijs, behalve tijdens het normale traject om zich naar de schouwing te begeven of, na de afgifte van het schouwingsbewijs met de vermelding ‘verboden tot het verkeer’, om zich van het keuringsstation naar zijn woonplaats en/of naar de hersteller te begeven en om zich vervolgens, na de herstelling, bij de automobiel inspectie aan te melden; deze uitsluiting wordt evenwel niet toegepast indien de verzekerde bewijst dat er geen oorzakelijk verband is tussen de staat van het voertuig en de geleden schade;
g) overkomen wanneer het voertuig wordt bestuurd door een verzekerde die niet voldoet aan de voorwaarden opgelegd door de Belgische wet en reglementering om dit voertuig te besturen; deze uitsluiting doet evenwel geen afbreuk aan diegene die in punt i) wordt opgegeven;
h) overkomen wanneer het voertuig deelneemt aan een snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsrit of –wedstrijd, of tijdens het trainen of proefrijden op de weg met het oog op die competities of ritten. Tijdens de deelname aan toeristische zoektochten blijven onze waarborgen gelden;
i) opzettelijk veroorzaakt door de verzekerde of ten gevolge van een van de volgende zware fouten;
- het besturen in staat van dronkenschap of soortgelijke toestand ingevolge het gebruik van andere producten dan alcoholische dranken;
- zelfmoord of zelfmoordpoging;
- het besturen van een voertuig dat niet beantwoordt aan de wettelijke voorschriften betreffende de minimale diepte van de groeven van de banden.
Deze uitsluiting is niet van toepassing indien de verzekerde bewijst dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de fout en het schadegeval.
De waarborgen blijft evenwel aan de eigenaar toegestaan, wanneer is vastgesteld dat de feiten omschreven in punten f) tot i) van dit artikel:
- in strijd met zijn onderrichtingen of buiten zijn weten zijn geschied,
- en dat ze toe te schrijven zijn aan een andere verzekerde dan hemzelf of dan een persoon die gewoonlijk deel uitmaakt van zijn gezin.
In dit geval heeft de maatschappij een recht van verhaal op de schuldige verzekerde.
Artikel 4.2 Onrechtstreekse schade
In geen geval hoeft de maatschappij een vergoeding te betalen voor waardevermindering, vermindering van prestatievermogen of genotsderving van het voertuig.
HOOFDSTUK V EXPERTISE
Artikel 5.1 Bepaling van de schade
Het bedrag van de vergoeding wordt in gemeen overleg tussen de eigenaar en de maatschappij of haar vertegenwoordiger vastgesteld.
Artikel 5.2 Onenigheid omtrent de omvang van de schade
Bij onenigheid wordt de schade op tegenspraak vastgesteld door twee deskundigen aangesteld en behoorlijk gemandateerd, de ene door de begunstigde, de andere door de maatschappij. Indien geen overeenkomst wordt bereikt, kiezen beide deskundigen een derde deskundige. De drie deskundigen beslissen gemeenschappelijk. Wanneer echter geen meerderheid aanwezig is, is het advies van de derde deskundige doorslaggevend.
Stelt één van de partijen haar deskundige niet aan of worden de twee deskundigen het niet eens over de keuze van de derde deskundige, dan wordt hij, op verzoek van de meest gerede partij, aangesteld door de voorzitter van de Burgerlijke rechtbank van de woonplaats van verzekerde.
Elke partij draagt de kosten en het ereloon van haar deskundige.
De kosten en het ereloon van de derde deskundige worden bij helften verdeeld. De deskundigen zijn vrijgesteld van elke gerechtelijke formaliteit.
VOORWAARDEN EIGEN AAN ELKE WAARBORG
HOOFDSTUK VI WAARBORG BRAND
Artikel 6.1 Doel van de waarborg
De maatschappij vergoedt de schade aan het voertuig veroorzaakt door vuur, brand, ontploffing of bliksem.
Bij uitbreiding neemt de maatschappij de redelijk uitgegeven blussingskosten voor haar rekening.
Artikel 6.2 Vrijstelling
De waarborg wordt zonder vrijstelling toegestaan. Artikel 6.3 Niet verzekerde gevallen
Is van de waarborg uitgesloten:
a) de schade veroorzaakt door licht ontvlambare of ontplofbare voorwerpen of stoffen, in het verzekerd voertuig of in de aanhangwagen vervoerd.
Deze uitsluiting geldt echter niet voor de brandstof van het voertuig, benzineblikken voor noodgevallen, alsmede voor de goederen die voor privé doeleinden worden vervoerd (gasflessen, onderhoudsproducten,
…);
b) de schade voortvloeiend uit een kortsluiting zonder ontwikkeling van vlammen;
c) de schade veroorzaakt door vuur, brand, ontploffing of bliksem op het ogenblik dat het omschreven voertuig voorwerp is van een diefstal of verkeersongeval. Dergelijke schade zal vergoed worden in het kader van de waarborgen Diefstal en Materiële schade.
HOOFDSTUK VII WAARBORG DIEFSTAL
Artikel 7.1 Doel van de waarborg
De maatschappij vergoedt de schade – verdwijning, vernieling of beschadiging – veroorzaakt aan het verzekerde voertuig ten gevolge van diefstal (verduistering, oplichting en misbruik van vertrouwen inbegrepen) of poging tot diefstal.
In geval van verduistering, oplichting en misbruik van vertrouwen is de dekking enkel verworven voor zover dit misdrijf zich heeft voorgedaan in een land van het Europees continent dat vermeld is op de groene kaart.
De maatschappij neemt de vervangingskosten van de sloten of de kosten verbonden aan de wijziging van de code ten laste, wanneer de sleutel(s) of de antidiefstalbediening(en) werden gestolen.
Artikel 7.2 Vrijstelling
De waarborg wordt zonder vrijstelling toegestaan, tenzij anders bedongen in de bijzondere polisvoorwaarden.
Artikel 7.3 Verplichtingen van de verzekerden De verzekerden verbinden er zich toe:
- indien het voertuig is uitgerust met een door de maatschappij erkend alarmsysteem, dit te allen tijde in een perfecte werkingstoestand te behouden;
- telkens als het voertuig onbeheerd wordt achtergelaten en zich niet in een individuele met slot afgegrendelde garage die in directe verbinding staat met de woning van de verzekerde bevindt, het hoger vermelde alarmsysteem steeds in werking te stellen, de deuren en koffer te vergrendelen, de ramen en het dak af te sluiten en geen enkele contactsleutel of antidiefstalbediening in, op of in de onmiddellijke nabijheid van het voertuig achter te laten;
- in geval van totale diefstal van het omschreven voertuig, alle bij de aankoop verstrekte sleutels, alsmede alle antidiefstalbedieningen te overhandigen aan de maatschappij.
Artikel 7.4 Niet verzekerde gevallen
De waarborg diefstal zal geen uitwerking kennen:
- indien de verzekerden één van de in artikel 7.3 aangegane verbintenissen niet zijn nagekomen,
- indien de diefstal wordt gepleegd door, of met de medeplichtigheid van de eigenaar of een persoon die bij hem inwoont,
- indien de diefstal wordt gepleegd door of met de medeplichtigheid van de bewaarders of bestuurders van het voertuig dat het voorwerp uitmaakt van een leasing- of huurovereenkomst hetzij ter beschikking werd gesteld door een hersteller als tijdelijk vervangingsvoertuig.
Nochtans, indien de bestuurder van het voertuig zich genoodzaakt ziet zijn voertuig achter te laten terwijl dit open blijft of indien de sleutel is afgegeven aan een persoon die het voertuig tijdelijk onder zijn hoede heeft, blijft de waarborg toegestaan.
Artikel 7.5 Neerleggen van klacht bij de overheid
Geen enkele schadeaangifte is ontvankelijk, indien binnen 24 uur nadat de verzekerde kennis heeft gekregen van de diefstal of poging tot diefstal, geen klacht is ingediend bij de bevoegde politieoverheid.
Indien het voertuig in het buitenland is gestolen en indien het niet is teruggevonden bij de terugkeer van de verzekerde in België moet deze bovendien de Belgische overheid onmiddellijk verwittigen.
Artikel 7.6 Termijn en regeling van de vergoeding
Indien het voertuig is gestolen, maar binnen 30 dagen na de schadeaangifte wordt teruggevonden, is de eigenaar verplicht het terug te nemen, behalve indien het in staat van totaal verlies verkeert (de eventuele reparatiekosten komen voor rekening van de maatschappij).
Indien het voertuig niet binnen die termijn wordt teruggevonden, betaalt de maatschappij de vergoeding.
Indien het voertuig later wordt teruggevonden, mag de maatschappij het voor eigen profijt verhandelen. Nochtans heeft de eigenaar het recht – binnen 15 dagen nadat het voertuig is teruggevonden – het terug te nemen, tegen terugstorting van de vergoeding (de eventuele reparatiekosten komen voor rekening van de maatschappij).
HOOFDSTUK VIII WAARBORG GLASSCHADE
Artikel 8.1 Doel van de waarborg
De maatschappij vergoedt het breken van de voor-, zij- en achterruiten, of van diegene die in het dak van het verzekerde voertuig zijn ingebouwd.
Artikel 8.2 Vrijstelling
De vrijstelling bedraagt 125,00 Eur. De waarborg wordt echter zonder vrijstelling toegestaan indien de herstelling of vervanging gebeurt door een erkende hersteller.
Artikel 8.3 Niet verzekerde gevallen
Is van de waarborg uitgesloten de schade die zich heeft voorgedaan bij totaal verlies van het verzekerde voertuig. De glasschade zal al dan vergoed worden in het kader van de waarborg X “Materiële schade”.
HOOFDSTUK IX WAARBORG NATUURKRACHTEN EN DIEREN
Artikel 9.1 Doel van de waarborg
De maatschappij vergoedt de schade aan het verzekerd voertuig veroorzaakt:
- door de natuurkrachten, d.w.z. de rechtstreekse gevolgen onder meer van instorting van rotsen, steenval, verschuiving of verzakking van een belangrijke massa van de grond, lawine, druk of val van een sneeuw- of ijsmassa, storm met een windsnelheid van minstens 80 km/u, hagel, overstroming, aardbeving, vulkaanuitbarsting;
- door onverwacht contact met een dier. Artikel 9.2 Vrijstelling
De waarborg wordt zonder vrijstelling toegestaan.
HOOFDSTUK X WAARBORG MATERIELE SCHADE
Artikel 10.1 Doel van de waarborg
De maatschappij vergoedt de schade aan het verzekerd voertuig veroorzaakt:
- door een ongeval, met inbegrip van het ongeval dat zich voordoet tijdens het vervoer van het voertuig en tijdens de operaties van het laden en lossen ervan;
- door daden van vandalisme, kwaadwilligheid of grappenmakerij van derden.
Artikel 10.2 Wijze van vergoeding
Behalve in geval van schade veroorzaakt door natuurkrachten, onverwacht contact met dieren of door glasschade, geschiedt de vergoeding onder aftrek van de vrijstelling die in de bijzondere voorwaarden is vastgesteld.
Artikel 10.3 Niet verzekerde gevallen
Is van de waarborg uitgesloten de schade:
- tengevolge van slijtage of manifest slecht onderhoud;
- veroorzaakt door de vervoerde voorwerpen, door het laden en lossen van die voorwerpen, alsmede door de overbelasting van het voertuig;
- aan de banden, tenzij andere schade aan het voertuig wordt veroorzaakt door hetzelfde schadegeval.
ADMINISTRATIEVE VOORWAARDEN
Hoofdstuk XI ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 11.1 Aanvang van de waarborg
De waarborg begint op de datum vermeld in de Bijzondere Voorwaarden, maar niet voor de eerste premie is betaald.
Artikel 11.2 Opzegging
De verzekering van de schade aan de voertuigen mag onafhankelijk van de andere verzekeringen begrepen in dit contract worden opgezegd.
Ze kan opgezegd worden zowel door de maatschappij als door de verzekeringsnemer na iedere aangifte van een schadegeval, maar uiterlijk één maand na de uitbetaling of de weigering tot uitbetaling van de schadevergoeding.
In dit geval wordt de opzegging van kracht drie maanden na de dag van de betekening van kracht. Artikel 29 alinea 3 van Deel I is eveneens van toepassing.
De oorzaak van de vernietiging of van de nietigheid, met betrekking tot een van de prestaties, belast het contract in zijn geheel niet.
Indien de maatschappij de waarborg met betrekking tot een van de prestaties opzegt, dan mag de verzekeringsnemer de gehele overeenkomst opzeggen.
Artikel 11.3 Subrogatie
Wanneer de maatschappij een vergoeding heeft betaald – en binnen de grenzen van haar uitgaven – treedt ze op in alle rechten en vorderingen van de verzekerden tegen de aansprakelijke derden.
Bijgevolg mogen de verzekerden geen afstand van verhaal aanvaarden zonder de voorafgaande toestemming van de maatschappij.
Behoudens kwaadwilligheid, heeft de maatschappij geen enkel verhaal op de descendenten, ascendenten, de samenwonende echtgenoot en de verwanten in rechte lijn van de verzekerde, ook niet op de personen die bij hem inwonen, zijn gasten en de leden van zijn huispersoneel.
Nochtans, kan de maatschappij een verhaal uitoefenen op deze personen indien hun verantwoordelijkheid effectief gedekt is door een verzekeringscontract.